Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31979R0357

Verordening (EEG) nr. 357/79 van de Raad van 5 februari 1979 betreffende de statistische enquêtes naar de wijnbouwoppervlakten

PB L 54 van 5.3.1979, p. 124–129 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (EL, ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2011; opgeheven door 32011R1337

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1979/357/oj

31979R0357

Verordening (EEG) nr. 357/79 van de Raad van 5 februari 1979 betreffende de statistische enquêtes naar de wijnbouwoppervlakten

Publicatieblad Nr. L 054 van 05/03/1979 blz. 0124 - 0129
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 10 blz. 0188
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 24 blz. 0225
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 10 blz. 0188
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 16 blz. 0025
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 16 blz. 0025


++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 357/79 VAN DE RAAD

van 5 februari 1979

betreffende de statistische enquêtes naar de wijnbouwoppervlakten

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 43 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

Overwegende dat de Commissie om de haar uit hoofde van het Verdrag en de communautaire bepalingen inzake de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt opgedragen taken te kunnen vervullen , dient te beschikken over nauwkeurige en recente gegevens inzake het produktiepotentieel van het wijnbouwareaal in de Gemeenschap en het verloop van de produktie en van het aanbod op de markt op middellange termijn ;

Overwegende dat ingevolge artikel 1 van Verordening nr . 24 houdende de geleidelijke totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt ( 3 ) de Lid-Staten uiterlijk op 31 december 1964 een wijnbouwkadaster moesten instellen dat vervolgens zal worden bijgehouden ;

Overwegende dat in Verordening nr . 26/64/EEG van de Commissie van 28 februari 1964 houdende aanvullende bepalingen met betrekking tot de instelling , de exploitatie en de bijwerking van het wijnbouwkadaster ( 4 ) , laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 1456/76 ( 5 ) , wordt bepaald dat de in artikel 3 , lid 1 , van eerstgenoemde verordening vastgestelde volledige herziening van het communautaire wijnbouwkadaster om de tien jaar en voor de eerste maal in 1979 zal moeten plaatsvinden ;

Overwegende dat een kadaster in de eigenlijke zin van het woord een aanzienlijke hoeveelheid administratief werk vergt in verband met de opstelling , exploitatie en voortdurende bijwerking van een lijst of register met informaties over de eigenaren van de grond en alle wijnbouwpercelen , met de gegevens ter nadere aanduiding ervan ; dat wijnbouwkadasters in de eigenlijke zin van het woord slechts door enkele Lid-Staten zijn ingesteld , die bovendien slechts voor een gedeeltelijke en onregelmatige bijwerking hebben kunnen zorgen ; dat door enkele Lid-Staten gehouden enquêtes naar de wijnbouwoppervlakten op verschillende referentiejaren betrekking hadden ; dat een nauwkeurige , uniforme en gelijktijdige waarneming van het produktievermogen en het aanbod op de wijnmarkt van de Gemeenschap via deze nationale enquêtes en kadasters bijgevolg niet mogelijk is ;

Overwegende dat het voor een juiste beoordeling van de toestand en de ontwikkeling van de wijnmarkt in de Gemeenschap van belang is om eens in de tien jaar bij de wijnbouwbedrijven statistische basisenquêtes naar de totale wijnbouwoppervlakte te houden en tussen de basisenquêtes betrekkelijk eenvoudige , tussentijdse statistische enquêtes te houden die uitsluitend betrekking hebben op de met wijndruivenrassen beplante wijnbouwoppervlakten ;

Overwegende dat het om economische en technische redenen aanbeveling verdient om de op de koude grond geteelde wijnstokken in de Lid-Staten , waarvan de totale wijnbouwoppervlakte minder dan 500 ha bedraagt , de onder glas geteelde wijnstokken alsmede de wijngaarden met een te verwaarlozen oppervlakte waarvan de produktie in haar geheel voor eigen gebruik van de wijnbouwers is bestemd , gezien hun geringe belang voor de wijnmarkt van de Gemeenschap , van het enquêtegebied uit te , sluiten ;

Overwegende dat gedetailleerde gegevens ter beschikking dienen te staan over de aanwending van de wijnbouwoppervlakte voor de produktie van wijndruiven , tafeldruiven en vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken , alsmede over de spreiding van de verschillende wijnstokrassen en de leeftijd van de wijnstokken ; dat het aanbeveling verdient om de voor de produktie van v.q.p.r.d . en van tafelwijn bestemde wijnbouwppervlakten afzonderlijk in de enquête op te nemen , aangezien met name overtollige produktie van tafelwijn tot ernstige moeilijkheden in de wijnbouweconomie van sommige producerende landen kan leiden ;

Overwegende dat het voor een voortdurende waarneming van het verloop van het wijnproduktievermogen aanbeveling verdient om door middel van tussentijdse enquêtes jaarlijks een onderzoek in te stellen naar de ten gevolge van rooiingen , aanplant of herbeplantingen in de met wijndruivensoorten beplante oppervlakte opgetreden veranderingen ;

Overwegende dat de resultaten van de basisenquêtes en van de tussentijdse enquêtes zo snel mogelijk aan de Commissie moeten worden doorgegeven ;

Overwegende dat ook het cijfermateriaal dat voortvloeit uit de toepassing van andere communautaire bepalingen die maatregelen ter sanering van de wijnproduktie in de Gemeenschap omvatten , in aanmerking dient te worden genomen ;

Overwegende dat het , gezien de geschiktheid van steekproefenquêtemethodes om tegen redelijke kosten nauwkeurige gegevens over grote wijnbouwoppervlakten te verkrijgen , aanbeveling verdient de betrokken Lid-Staten de keuze te laten tussen volledige of steekproefenquêtes onder vermelding van de statistische betrouwbaarheidscriteria ;

Overwegende dat voor de raming van de wijnproduktie in de Gemeenschap jaargegevens over de opbrengsten per hectare en het gemiddelde natuurlijke alcoholgehalte van verse druiven , druivemost of wijn ter beschikking moeten staan ; dat in verband met de zeer uiteenlopende opbrengsten van de oppervlakten een indeling van de met wijndruivenrassen beplante wijnbouwoppervlakten naar opbrengstklasse vereist is ;

Overwegende dat de Commissie verslagen moet indienen aan de hand waarvan de Raad kan nagaan in hoeverre de uitgevoerde enquêtes en gedane mededelingen beantwoorden aan de doelstellingen van de onderhavige verordening ; dat zij zo nodig een aanpassing van de methodes moet voorstellen ;

Overwegende dat het van belang is bij de toepassing van de onderhavige verordening voor een optimale samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie te zorgen ; dat de uitvoeringsbepalingen van deze verordening moeten worden vastgesteld na raadpleging van het bij Besluit 72/279/EEG ( 6 ) ingestelde Permanent Comité voor de landbouwstatistiek ;

Overwegende dat het dienstig is de door het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek te volgen procedure vast te stellen ;

Overwegende dat de statistische enquêtes een gerede aanpassing van het produktievermogen aan de vraag vergemakkelijken ; dat deze aanpassing de steeds toenemende kosten voor het beheer van de wijnmarkt aanzienlijk kan verlagen ; dat het bijgevolg wenselijk is een regeling te treffen voor een financiële verantwoordelijkheid van de Gemeenschap voor de door de betrokken Lid-Staten gemaakte kosten in het kader van de in de onderhavige verordening genoemde eerste basisenquête ;

Overwegende dat het bijgevolg voor de uitvoering van dit systeem van de in deze verordening genoemde enquêtes nodig is bepaalde communautaire bepalingen , die in de wijnbouwsector van toepassing zijn , te wijzigen ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . De Lid-Staten op het grondgebied waarvan de totale oppervlakte van de op koude grond geteelde wijnstokken 500 ha of meer bedraagt , zullen de volgende enquêtes houden :

- om de tien jaar basisenquêtes naar de bebouwde wijnbouwoppervlakte ; de eerste basisenquête vindt plaats in 1979 of uiterlijk voor 1 april 1980 en heeft betrekking op de toestand na de rooiingen en aanplantingen van het wijnoogstjaar 1978/1979 ;

- jaarlijks , met ingang van het tweede op de basisenquêtes volgende jaar , tussentijdse enquêtes die betrekking hebben op de in de met wijndruivenrassen beplante wijnbouwoppervlakte opgetreden veranderingen ; de eerste tussentijdse enquête wordt in 1981 gehouden en heeft betrekking op de in de loop van de wijnoogstjaren 1979/1980 en 1980/1981 opgetreden veranderingen .

2 . Het wijnoogstjaar is op grond van artikel 5 , lid 4 , van Verordening ( EEG ) nr . 337/79 vastgesteld .

Artikel 2

1 . De basisenquêtes bestrijken alle bedrijven met een bebouwde wijnbouwoppervlakte die normaal bestemd is voor de produktie van voor de verkoop bestemde druiven , druivemost , wijn of vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken .

2 . Bij de basisenquêtes moeten voor ieder in lid 1 bedoeld bedrijf de volgende gegevens worden genoteerd :

A . Gebruikte landbouwoppervlakte

B . Bebouwde wijnbouwoppervlakte

De bebouwde wijnbouwoppervlakte moet volgens het normale gebruik van de produktie worden ingedeeld in :

a ) oppervlakte beplant met wijndruivenrassen , onderverdeeld in :

- v.q.p.r.d .

- andere wijnen

- waaronder wijn die verplicht is bestemd voor de bereiding van bepaalde soorten gedistilleerd van wijn met oorsprongsbenaming ;

b ) oppervlakte beplant met tafeldruivenrassen ;

c ) oppervlakte beplant met nog niet geënte onderstokken ;

d ) oppervlakte uitsluitend bestemd voor de produktie van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken onderverdeeld in :

- kwekerijen

- wijngaarden met moederplanten die onderstokken opleveren .

De rassen die gelijktijdig als wijndruivenras en als tafeldruivenras worden gerangschikt , worden genoteerd naar gelang van het voornaamste gebruik in de betrokken geografische eenheden .

3 . Bij de basisenquêtes dienen voor de met wijndruivenrassen beplante oppervlakte de volgende kenmerken te worden genoteerd :

A . Wijnstokrassen

In de betrokken Lid-Staten dienen voor iedere in artikel 4 , lid 3 , bedoelde geografische eenheid de wijnstokrassen die samen minstens 70 % van de totale met wijndruiven beplante oppervlakte vertegenwoordigen en in ieder geval de rassen die 3 % of meer van deze oppervlakte bestrijken , afzonderlijk te worden genoteerd . De andere rassen kunnen worden ingedeeld onder vermelding van de kleur van de bessen .

B . Leeftijd van de wijnstokken

De leeftijd moet worden vastgesteld uitgaande van het wijnoogstjaar waarin de aanplant op het perceel of de enting ter plaatse heeft plaatsgevonden . De leeftijdsgroepen moeten voor iedere betrokken Lid-Staat en volgens de in artikel 8 vermelde procedure worden vastgesteld .

4 . Deze verordening laat onverlet de bepalingen van de Lid-Staten welke voorzien in enquêtes naar de wijnbouwoppervlakten , waarvoor behalve de in lid 2 en lid 3 bedoelde inlichtingen ook andere gegevens moeten worden verstrekt , met name doordat er grotere categorieën zijn vastgesteld dan die welke in lid 1 worden genoemd , of door een meer gedetailleerde specificatie van de samenstelling van de wijnbouwoppervlakten en de betrokken bedrijven . Deze andere resultaten moeten eveneens aan de Commissie worden doorgegeven .

Artikel 3

1 . De betrokken Lid-Staten stellen de Commissie voor 30 september van het daaraan voorafgaande jaar aan de hand van een gedetailleerde beschrijving op de hoogte van de methoden die zullen worden gebruikt voor de basisenquêtes , en zo nodig van het steekproefschema .

2 . De betrokken Lid-Staten nemen de nodige maatregelen ter beperking en zo nodig ter raming van de waarnemingsfouten voor de totale beplante wijnbouwoppervlakte van ieder in artikel 2 , lid 2 B , genoemd gebruik van de produktie .

3 . De basisenquêtes kunnen plaatsvinden in de vorm van een algemene telling of van een steekproef met aselecte trekking . Ten aanzien van de resultaten van de basisenquêtes door middel van een aselecte steekproef nemen de Lid-Staten de nodige maatregelen opdat de steekproeffout niet groter dan 1 % zal zijn bij een betrouwbaarheidscoëfficiënt van 68 % voor de in artikel 2 , lid 2 B , vermelde kenmerken in de betrokken geografische eenheden . De steekproeven moeten bedrijven van alle afmetingen bevatten .

Artikel 4

1 . De betrokken Lid-Staten geven de resultaten van de basisenquête zo spoedig mogelijk aan de Commissie door , en wel uiterlijk 15 maanden na de uitvoering van de enquêtes bij de bedrijven .

2 . De resultaten van de basisenquêtes moeten worden verstrekt per geografische eenheid , overeenkomstig het volgens de in artikel 8 genoemde procedure vast te stellen tabellenschema .

3 . De in lid 2 van dit artikel , alsmede in artikel 2 , lid 2 B en 3 A , en artikel 3 , lid 3 , bedoelde geografische eenheden zijn :

- voor de Bondsrepubliek Duitsland : de wijngebieden bepaald overeenkomstig artikel 3 van Verordening ( EEG ) nr . 338/79 van de Raad van 5 februari 1979 houdende vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen ( 7 ) ;

- voor Frankrijk : de in de bijlage vermelde departementen of groepen departementen ;

- voor Italië : de provincies ;

- voor de overige betrokken Lid-Staten : hun gehele nationale grondgebied .

4 . De Lid-Staten die de resultaten van de basisenquêtes via de computer verwerken , dienen deze resultaten door te geven in een voor de machine leesbare vorm , vast te stellen volgens de in artikel 8 genoemde procedure .

Artikel 5

1 . De tussentijdse enquêtes hebben betrekking op de met wijndruivenrassen beplante oppervlakte van de in artikel 2 , lid 1 , genoemde bedrijven , en bestrijken de in de loop van het afgelopen wijnoogstjaar in deze oppervlakte opgetreden veranderingen ; de eerste op de basisenquêtes volgende , tussentijdse enquêtes bestrijken echter de tijdens twee wijnoogstjaren opgetreden veranderingen .

2 . Bij de tussentijdse enquêtes moeten de volgende wijnbouwoppervlakten worden opgetekend :

- die waar tot rooung is overgegaan of waar men de teelt heeft opgegeven

- die welke zijn aangeplant of herbeplant

van de oppervlakten die normaal worden gebruikt voor de produktie van :

- v.q.p.r.d .

- andere wijnen

- waaronder wijn die verplicht is bestemd voor de bereiding van bepaalde soorten gedistilleerd van wijn met oorsprongsbenaming

naargelang van de wijnstokrassen en in ieder geval naargelang van de in artikel 6 , lid 2 , genoemde opbrengstklassen . De bij de toepassing van andere communautaire bepalingen verkregen gegevens inzake de rooung en aanplant van wijnstokken moeten in aanmerking worden genomen .

3 . De tussentijdse enquêtes kunnen worden gehouden in de vorm van een algemene telling of van een aselecte steekproef . Ten aanzien van de resultaten van de door middel van een steekproef uitgevoerde tussentijdse enquêtes dienen de Lid-Staten de nodige maatregelen te nemen opdat de steekproeffout niet groter zal zijn dan 3 % , bij een betrouwbaarheidscoëfficiënt van 68 % , voor de totale beplante wijnbouwoppervlakte die normaal bestemd is voor de produktie van wijndruiven in de betrokken geografische eenheden .

4 . De betrokken Lid-Staten stellen de Commissie voor 30 juni 1980 door middel van een gedetailleerde beschrijving op de hoogte van de methodes die voor de tussentijdse enquêtes zullen worden gebruikt ; iedere wijziging in de methodes dient vooraf te worden medegedeeld .

5 . De betrokken Lid-Staten stellen de Commissie voor 1 mei van het op de betrokken wijnoogstjaren volgende jaar op de hoogte van de resultaten van de tussentijdse enquêtes . Deze resultaten moeten worden onderverdeeld naar de in artikel 4 , lid 3 , genoemde geografische eenheden overeenkomstig een tabellenschema dat volgens de in artikel 8 genoemde procedure moet worden vastgesteld .

6 . De Lid-Staten die de resultaten van deze enquêtes via de computer verwerken , dienen de in lid 5 genoemde resultaten door te geven in een voor de machine leesbare vorm , vast te stellen volgens de in artikel 8 genoemde procedure .

Artikel 6

1 . De betrokken Lid-Staten stellen de Commissie voor ieder wijnoogstjaar op de hoogte van de gemiddelde opbrengsten per ha in hl/ha druivemost of wijn of in 100 kg/ha druiven , verkregen met ingang van het wijnoogstjaar 1979/1980 op de met wijndruivenrassen beplante oppervlakten , met een indeling naar de in lid 2 genoemde opbrengstklassen .

2 . De betrokken Lid-Staten verdelen de in de basisenquêtes opgetekende met wijndruivenrassen beplante oppervlakte in volgens de in artikel 8 genoemde procedure vastgestelde opbrengstklassen op basis van de in lid 1 genoemde gemiddelde opbrengsten per ha .

3 . De betrokken Lid-Staten ramen het te verwachten verloop van de gemiddelde opbrengsten per ha over vijf wijnoogstjaren voor iedere in lid 2 genoemde opbrengstklasse , rekening houdend met de agronomische en economische ontwikkelingen .

4 . De in de leden 1 , 2 en 3 genoemde gegevens moeten worden ingedeeld naar de in artikel 4 , lid 3 , genoemde geografische eenheden , en wel afzonderlijk voor de wijnbouwoppervlakten beplant met wijndruivenrassen die normaal zijn bestemd voor de produktie van :

- v.q.p.r.d .

- andere wijnen

- waaronder wijnen die verplicht zijn bestemd voor de bereiding van bepaalde soorten gedistilleerd van wijn met oorsprongsbenaming .

5 . De betrokken Lid-Staten delen de Commissie voor ieder wijnoogstjaar - per geografische eenheid verdeeld - ramingen mee van het gemiddelde natuurlijke alcoholgehalte in volumeprocenten of in * Oechsle van verse druiven of druivemost of wijn die met ingang van het wijnoogstjaar 1979/1980 is verkregen op oppervlakten beplant met wijndruivenrassen die normaliter zijn bestemd voor de produktie

- van v.q.p.r.d .

- van andere wijnen

- waaronder wijnen die verplicht zijn bestemd voor de bereiding van bepaalde soorten gedistilleerd van wijn met oorsprongsbenaming .

6 . De in lid 1 en lid 5 genoemde jaargegevens moeten voor 1 april van het op ieder wijnoogstjaar volgende jaar worden doorgegeven . De informaties over de in lid 2 genoemde opbrengstklassen moeten binnen de in artikel 4 , lid 1 , genoemde termijn worden overgelegd . De in lid 3 genoemde ramingen van het verloop van de gemiddelde opbrengsten per hectare moeten worden overgelegd :

- voor het eerst , voor 1 oktober 1981 ;

- vervolgens , om de vijf jaar voor 1 april .

7 . De in dit artikel genoemde gegevens moeten overeenkomstig een volgens de in artikel 8 genoemde procedure vast te stellen tabellenprogramma aan de Commissie worden overgelegd .

Artikel 7

1 . De Commissie bestudeert in het kader van het overleg en de voortdurende samenwerking met de Lid-Staten :

a ) de verstrekte resultaten ;

b ) de door de enquêtes en het vergaren van de mede te delen gegevens gerezen technische problemen , en met name de communautaire opvattingen omtrent aanplantingen/herbeplantingen en die betreffende het " opgeven van de wijnbouw " ;

c ) de waarde van de resultaten van de enquêtes en de mededelingen .

2 . De Commissie legt de Raad binnen de termijn van een jaar na de mededeling van de resultaten door de betrokken Lid-Staten , deze resultaten en een verslag voor over de bij de basisenquête opgedane ervaringen .

3 . De Commissie draagt zorg voor de publikatie van de resultaten van de tussentijdse enquêtes en van de in artikel 6 genoemde jaargegevens in het kader van de jaarverslagen bedoeld in artikel 31 , lid 4 , van Verordening ( EEG ) nr . 337/79 .

Artikel 8

1 . Wanneer de in dit artikel omschreven procedure toepassing vindt , wordt de zaak aan het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek , hierna te noemen " het Comité " , voorgelegd door de voorzitter van het Comité , hetzij op diens initiatief , hetzij op verzoek van een vertegenwoordiger van een Lid-Staat .

2 . De vertegenwoordiger van de Commissie dient bij het Comité een ontwerp in van de te nemen maatregelen . Het Comité brengt hierover advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naargelang van de urgentie van het vraagstuk in kwestie . Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van eenenveertig stemmen , waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden onderworpen aan de in artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag genoemde weging . De voorzitter neemt niet aan de stemming deel .

3 . a ) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer deze in overeenstemming zijn met het advies van het Comité .

b ) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité , of wanneer geen advies wordt uitgebracht , dient de Commissie onverwijld een voorstel in bij de Raad betreffende de te nemen maatregelen . De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid .

c ) Indien de Raad na afloop van een termijn van drie maanden , te rekenen vanaf de indiening bij de Raad , geen besluit heeft genomen , worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld .

Artikel 9

De kosten voor de basisenquête naar de toestand na het oogstjaar 1978/1979 zullen worden gedekt door een forfaitair bedrag dat op de begroting van de Europese Gemeenschappen zal worden vastgesteld .

Artikel 10

1 . Verordening ( EEG ) nr . 978/78 van de Raad van 10 mei 1978 betreffende de statistische enquêtes naar de wijnbouwoppervlakten ( 8 ) , wordt ingetrokken .

2 . Verwijzingen naar de krachtens lid 1 ingetrokken verordening moeten worden gelezen als verwijzingen naar de onderhavige verordening .

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op 2 april 1979 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 5 februari 1979 .

Voor de Raad

De Voorzitter

P . MEHAIGNERIE

( 1 ) PB nr . C 276 van 20 . 11 . 1978 , blz . 1 .

( 2 ) PB nr . C 296 van 11 . 12 . 1978 , blz . 58 .

( 3 ) PB nr . 30 van 20 . 4 . 1962 , blz . 989/62 .

( 4 ) PB nr . 48 van 19 . 3 . 1964 , blz . 753/64 .

( 5 ) PB nr . L 163 van 24 . 6 . 1976 , blz . 13 .

( 6 ) PB nr . L 179 van 7 . 8 . 1972 , blz . 1 .

( 7 ) Zie blz . 48 van dit Publikatieblad .

( 8 ) PB nr . L 128 van 17 . 5 . 1978 , blz . 1 .

BIJLAGE

Lijst van departementen of groepen departementen als bedoeld in artikel 4 , lid 3

FRANKRIJK

1 . Aude

2 . Gard

3 . Herault

4 . Lozere

5 . Pyrénees-Orientales

6 . Var

7 . Vaucluse

8 . Bouches-du-Rhône

9 . Gironde

10 . Gers

11 . Charente

12 . Charente-Maritime

13 . Ardeche

14 . Aisne

15 . Seine-et-Marne

16 . Ardennes , Aube , Marne , Haute-Marne

17 . Cher , Eure-et-Loir , Indre , Indre-et-Loir , Loir-et-Cher , Loiret

18 . Côte-d'Or , Nièvre , Saône-et-Loire , Yonne

19 . Meurthe-et-Moselle , Meuse , Moselle , Vosges

20 . Bas-Rhin , Haut-Rhin

21 . Doubs , Jura , Haute-Saône , Territoire-de-Belfort

22 . Loire-Atlantique , Maine-et-Loire , Sarthe , Vendée

23 . Deux-Sèvres , Vienne

24 . Dordogne , Landes , Lot-et-Garonne , Pyrénées-Atlantiques

25 . Artège , Aveyron , Haute-Garonne , Lot , Hautes-Pyrénées , Tarn , Tarn-et-Garonne

26 . Corrèze , Haute-Vienne

27 . Ain , Drôme , Isère , Loire , Rhône , Savoie , Haute-Savoie

28 . Cantal , Allier , Haute-Loire , Puy-d * Dôme

29 . Alpes-de-Haute-Provence , Hautes-Alpes , Alpes-Maritimes

30 . Corse-du-Sud , Haute-Corse

Top