EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 22001D0112(02)

Besluit nr. 1/2000 van de Gemengde Commissie EG-EVA "Gemeenschappelijk Douanevervoer" van 20 december 2000 tot wijziging van de Overeenkomst van 20 mei 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer

PB L 9 van 12.1.2001, p. 1–107 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2001/10(1)/oj

22001D0112(02)

Besluit nr. 1/2000 van de Gemengde Commissie EG-EVA "Gemeenschappelijk Douanevervoer" van 20 december 2000 tot wijziging van de Overeenkomst van 20 mei 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer

Publicatieblad Nr. L 009 van 12/01/2001 blz. 0001 - 0107


Besluit nr. 1/2000 van de Gemengde Commissie EG-EVA "Gemeenschappelijk Douanevervoer"

van 20 december 2000

tot wijziging van de Overeenkomst van 20 mei 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer

(2001/10/EG)

DE GEMENGDE COMMISSIE,

Gelet op de Overeenkomst van 20 mei 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer(1), inzonderheid op artikel 15, lid 3, onder a), b) en c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De regeling gemeenschappelijk douanevervoer heeft voornamelijk ten doel het handelsverkeer tussen de Overeenkomstsluitende Partijen te vereenvoudigen; zowel de bedrijven als de douanediensten hebben er belang bij dat de regels voor het gemeenschappelijk douanevervoer worden verduidelijkt en vereenvoudigd.

(2) De problemen die zich de laatste jaren in het kader van de regeling douanevervoer hebben voorgedaan hebben tot aanzienlijke verliezen voor de begrotingen van de Overeenkomstsluitende Partijen geleid en vormden een bedreiging voor het Europese bedrijfsleven.

(3) De regeling douanevervoer moet derhalve gemoderniseerd worden om beter aan de eisen van het bedrijfsleven te voldoen, terwijl ook de openbare belangen van de Overeenkomstsluitende Partijen op doeltreffende wijze dienen te worden beschermd.

(4) Er dient een duidelijk onderscheid te worden gemaakt tussen een standaardprocedure die op alle bedrijven van toepassing is en vereenvoudigde procedures waarvoor uitsluitend bedrijven in aanmerking komen die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Derhalve moet een evenwichtige, op de risicoanalyse gebaseerde werkwijze worden gevonden die betrouwbare bedrijven bevoordeelt doordat deze, op grond van een bijzondere vergunning, van vereenvoudigde procedures gebruik kunnen maken, waarbij het beginsel van de vrije toegang tot de basisdouanevervoerprocedure evenwel moet worden gehandhaafd.

(5) De regels voor de zekerheidstelling in het gemeenschappelijk douanevervoer, en met name de verschillende soorten zekerheidstelling en de gevallen waarin ontheffing van zekerheidstelling kan worden verleend, dienen duidelijker omschreven te worden. Zekerheidstelling en de bepaling van het bedrag van de zekerheid moeten zowel gebaseerd zijn op de betrouwbaarheid van het bedrijf als op de risico's die de goederen met zich brengen, om ervoor te zorgen dat de financiële belangen van de Overeenkomstsluitende Partijen daadwerkelijk worden beschermd zonder dat de gebruikers van de regeling onevenredig worden belast.

(6) Om de inkomsten van de Overeenkomstsluitende Partijen zeker te stellen en om fraude in het kader van het douanevervoer te voorkomen, dient bij gebruik van de doorlopende zekerheid een systeem van geleidelijke maatregelen te worden ingesteld, waarbij in eerste instantie, wanneer het frauderisico hoog is en inkomsten verloren dreigen te gaan, een tijdelijk verbod kan worden ingesteld op het gebruik van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag. Het moet daarentegen, in buitengewone kritieke omstandigheden, die met name het gevolg kunnen zijn van de activiteiten van internationale misdaadorganisaties, ook mogelijk zijn het gebruik van de doorlopende zekerheid tijdelijk te verbieden. De lasten voor de bedrijven, wanneer zekerheid per aangifte wordt geëist in plaats van een doorlopende zekerheid, moeten door het toestaan van vereenvoudigingen zoveel mogelijk worden verlicht. Bij de toepassing van deze geleidelijke maatregelen moet echter rekening worden gehouden met de bijzondere situatie van bedrijven die aan bepaalde criteria voldoen.

(7) Omschreven moet worden op welke wijze de bevoegde autoriteiten de regeling zuiveren, rekening houdend met de plaats, het tijdstip en de voorwaarden waarop deze regeling wordt beëindigd, ten einde de verplichtingen van de gebruiker van de regeling duidelijker af te bakenen en zeker te stellen dat deze gebruiker volledig verantwoordelijk is wanneer de beëindiging van de regeling niet kan worden vastgesteld. Tenslotte moeten de douanevervoerprocedures veiliger en doelmatiger worden gemaakt en de zuivering door middel van operationele maatregelen en wettelijke bepalingen moet worden verbeterd zodat de bevoegde autoriteiten de regeling zo snel mogelijk kunnen zuiveren.

(8) Het administratieve beheer en de controle van de procedures van het gemeenschappelijk douanevervoer kunnen, in afwachting van een volledig geautomatiseerd douanevervoersysteem, verbeterd worden door in de wetgeving een aantal bepalingen op te nemen waarin de toe te passen procedures en de in acht te nemen termijnen duidelijk zijn omschreven, zodat de gebruikers van het douanevervoer van een dienstverlening van kwaliteit verzekerd zijn.

(9) De huidige voorschriften inzake het gemeenschappelijk douanevervoer moeten worden aangevuld om de invordering van een eventuele douaneschuld te vereenvoudigen. Daarom moet nader worden omschreven hoe deze schuld ontstaat, wie deze moet betalen en welke autoriteit deze dient in te vorderen.

(10) De bepalingen die betrekking hebben op de werking van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer door middel van geautomatiseerde procedures, die bij de Besluiten nr. 1/99(2) en nr. 2/99(3) werden ingevoerd, moeten aan de nieuwe structuur van de aanhangsels worden aangepast.

(11) Er moet rekening worden gehouden met het feit dat de ecu op 1 januari 1999 door de euro is vervangen.

(12) Om redenen van presentatie en ter vereenvoudiging van het lezen van de tekst, en gezien het grote aantal wijzigingen dat in de aanhangsels I, II en III van de Overeenkomst is aangebracht, het dienstig werd geacht de tekst van deze Aanhangsels door een nieuwe tekst te vervangen.

(13) De tekst van de overeenkomst moet, overeenkomstig artikel 15, lid 3, onder c), van de Overeenkomst, door middel van een besluit van de Gemengde Commissie worden aangepast aan de in de aanhangsels aangebrachte wijzigingen,

BESLUIT:

Artikel 1

De overeenkomst van 20 mei 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer wordt als volgt gewijzigd:

1. in artikel 6 wordt "aanhangsel II" vervangen door "aanhangsel I";

2. in artikel 7, lid 2, eerste zin, wordt "documenten T1 of T2 af te geven" vervangen door "T1- of T2-aangiften te aanvaarden";

3. in artikel 7, lid 3, wordt "op één enkel vervoermiddel in de zin van artikel 12, lid 2, van aanhangsel I" vervangen door "op één enkel vervoermiddel";

4. in artikel 8 wordt "onder geleide van een document T1 of T2" vervangen door "onder de T1- of T2-regeling";

5. in artikel 9, lid 4, wordt "afgegeven documenten T2" vervangen door "aanvaarde T2-aangifte" en "het overeenkomstige document T2" vervangen door "de overeenkomstige T2-aangifte";

6. in artikel 10 wordt lid 3 geschrapt;

7. in artikel 12, lid 1, wordt "documenten T1 of T2" vervangen door "T1- of T2-aangifte";

8. in artikel 12, lid 2, wordt de verwijzing naar "titel X, hoofdstuk I, van aanhangsel II" vervangen door de verwijzing naar "titel III, hoofdstuk VIII, van aanhangsel I";

9. in artikel 12, lid 3, wordt "het document T1 of T2" vervangen door "de T1- of T2-aangifte";

10. in artikel 13, lid 3, onder a), wordt "document T1, T2" vervangen door "T1-, T2-regeling";

11. in artikel 13, lid 3, onder b), wordt "document T2" vervangen door "T2-regeling";

12. in artikel 15, lid 3, wordt punt b) geschrapt.

Artikel 2

De tekst van aanhangsel I wordt vervangen door de tekst in bijlage A bij dit besluit.

Artikel 3

De tekst van aanhangsel II wordt vervangen door de tekst in bijlage B bij dit besluit.

Artikel 4

De tekst van aanhangsel III, met uitzondering van de bijlagen I tot en met IV, wordt vervangen door de tekst in bijlage C bij dit besluit.

Artikel 5

1. Bijlage I van aanhangsel III wordt bijlage A1 van aanhangsel III, zoals bij dit besluit gewijzigd, met als titel "Model van het formulier voor aangiften voor douanevervoer".

2. Bijlage II van aanhangsel III wordt bijlage A2 van aanhangsel III, zoals bij dit besluit gewijzigd, met als titel "Model van het alternatieve formulier voor aangiften voor douanevervoer".

3. Bijlage III van aanhangsel III wordt bijlage A3 van aanhangsel III, zoals bij dit besluit gewijzigd, met als titel "Model van het aanvullende formulier voor aangiften voor douanevervoer te gebruiken met het formulier waarvan het model in bijlage A1 is opgenomen".

4. Bijlage IV van aanhangsel III wordt bijlage A4 van aanhangsel III, zoals bij dit besluit gewijzigd, met als titel "Model van het aanvullende formulier voor aangiften voor douanevervoer te gebruiken met het formulier waarvan het model in bijlage A2 is opgenomen".

Artikel 6

Aanhangsel IV wordt als volgt gewijzigd:

1. artikel 3, onder a), komt als volgt te luiden:

"a) alle vorderingen uit hoofde van een in artikel 3, onder l), van aanhangsel I bedoelde schuld die opeisbaar zijn in verband met een vervoer onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer dat na de inwerkingtreding van onderhavig aanhangsel is begonnen;";

2. artikel 7, lid 2, onder c), wordt vervangen door de volgende tekst:

"c) indien het bedrag van de schuld meer is dan 1500 euro. De tegenwaarde in nationale munt van de in dit aanhangsel bedoelde bedragen in euro wordt berekend overeenkomstig artikel 22 van aanhangsel II.".

Artikel 7

1. Dit besluit treedt in werking op de dag dat het wordt aangenomen.

2. Het is van toepassing vanaf 1 juli 2001.

Vanaf 1 januari 2001 kunnen de in bijlage I bij aanhangsel I genoemde goederen uitsluitend met gebruikmaking van een doorlopende zekerheid onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden geplaatst, indien vergunning werd verleend om van deze doorlopende zekerheid gebruik te maken overeenkomstig de artikelen 48 tot en met 61 van aanhangsel I.

Artikel 71 van aanhangsel I en lid 7, onder b), van dit artikel zijn vanaf 1 januari 2001 van toepassing.

3. De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing op goederen die vóór de datum van toepassing van dit besluit onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer zijn geplaatst.

4. De verwijzingen naar aanhangsels bij de overeenkomst in hun aan dit besluit voorafgaande versie, worden geacht te zijn gedaan naar de aanhangsels in de versie die bij dit besluit werd vastgesteld.

5. Artikel 4, lid 1, tweede zin, en lid 2, van Besluit nr. 1/99 van de Gemengde Commissie worden ingetrokken.

6. Artikel 30, lid 1, van aanhangsel I, zoals bij dit besluit gewijzigd, is van toepassing op de kantoren van vertrek uiterlijk vanaf het tijdstip waarop zij hoofdstuk VII van titel II van aanhangsel I toepassen.

7. De volgende bepalingen zijn van toepassing op titel III van aanhangsel I, zoals bij dit besluit gewijzigd:

a) vergunningen die nog geldig zijn op de dag dat dit besluit in werking treedt, mogen tot 31 december 2001 van toepassing blijven;

b) vergunningen waarbij de status van toegelaten afzender wordt toegekend moeten overeenstemmen met artikel 71 van aanhangsel I, zodra het betrokken kantoor van vertrek hoofdstuk VII van titel II van aanhangsel I toepast. Vergunningen die voor 31 maart 1999 geldig waren moeten echter vanaf een datum die door de bevoegde autoriteiten wordt vastgesteld en uiterlijk op 31 maart 2004 met artikel 71 van aanhangsel I in overeenstemming worden gebracht;

c) de in artikel 48, lid 1, onder g), i) en iii), van aanhangsel I omschreven vereenvoudigingen zullen van een vergunning afhankelijk zijn vanaf een door de Gemengde Commissie vast te stellen datum en op de door deze Commissie vast te stellen voorwaarden.

8. De formulieren die op de datum van toepassing van onderhavig besluit nog voorradig zijn en die niet op alle punten met de modellen in aanhangsel III bij de overeenkomst, zoals bij dit besluit gewijzigd, overeenstemmen, mogen, met de nodige aanpassingen, nog worden gebruikt tot de voorraden zijn uitgeput, doch uiterlijk tot en met 31 december 2002.

Onder de in de voorgaande alinea omschreven voorwaarden mag het formulier "TC 32 - bewijs van zekerheidstelling voor een vast bedrag" als bewijs van zekerheidstelling per aangifte in de zin van artikel 14, lid 2, van aanhangsel I worden gebruikt in plaats van het formulier in bijlage B3 van aanhangsel III. In dit geval moeten de woorden "voor een vast bedrag" op de voorzijde van het formulier worden doorgehaald en worden vervangen door de woorden "per aangifte".

9. Voor 1 januari 2003 evalueert de Gemengde Commissie, op grond van een verslag dat de Commissie in overleg met representatieve organisaties van de betrokken economische sectoren heeft opgesteld, de maatregel met betrekking tot de vermelding van de GS-code en geeft zij, in voorkomend geval, aan in welke omstandigheden en op welke voorwaarden het gebruik van deze code en, in voorkomend geval, van andere gegevens betreffende de onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen tot een zo groot mogelijk aantal transacties onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer kan worden uitgebreid. Bij deze evaluatie wordt met name rekening gehouden met het nieuwe geautomatiseerde douanevervoersysteem.

Gedaan te Brussel, 20 december 2000.

Voor de Gemengde Commissie

de Voorzitter

Michel Vanden Abeele

(1) PB L 226 van 13.8.1987, blz. 2.

(2) PB L 65 van 12.3.1999, blz. 50.

(3) PB L 119 van 7.5.1999, blz. 53.

BIJLAGE A

Aanhangsel I

REGELINGEN VOOR GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER

TITEL I

ALGEMEEN

Artikel 1

1. Dit aanhangsel bevat bepalingen ter uitvoering van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer overeenkomstig artikel 1, lid 3, van de Overeenkomst.

2. Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen van dit aanhangsel van toepassing op het vervoer onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer, ongeacht het feit of dit onder de T1- of de T2-regeling geschiedt.

3. In bijlage I zijn de goederen met verhoogd frauderisico opgenomen. Wanneer in een bepaling van deze overeenkomst naar deze bijlage wordt verwezen, zijn de maatregelen met betrekking tot de daarin opgenomen goederen alleen van toepassing wanneer de hoeveelheid van deze goederen de overeenkomstige minimumhoeveelheid overschrijdt. Bijlage I wordt minstens ieder jaar herzien.

HOOFDSTUK I

Toepassingsgebied van de regeling en definities

Toepassingsgebied van de regeling

Artikel 2

1. De regeling gemeenschappelijk douanevervoer is niet van toepassing op postzendingen (met inbegrip van postpakketten).

2. Een Overeenkomstsluitende Partij kan besluiten de regeling gemeenschappelijk douanevervoer niet op het vervoer per pijpleiding toe te passen. Dit besluit wordt aan de Commissie medegedeeld die de andere landen daarvan in kennis stelt.

Definities

Artikel 3

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a) "bevoegde autoriteiten": de douaneautoriteit of elke andere autoriteit die met de uitvoering van deze Overeenkomst is belast;

b) "aangifte voor douanevervoer": de handeling waarbij een persoon op de voorgeschreven wijze te kennen geeft dat hij goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer wil plaatsen;

c) "exemplaren van de aangifte voor douanevervoer": de exemplaren van het document/de documenten dat/die voor het opstellen van de aangifte voor douanevervoer zijn gebruikt;

d) "T2-regeling": de in artikel 2 van de Overeenkomst bedoelde T2-regeling die op de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer met de aantekening "T2" of "T2F" wordt aangeduid;

e) "aangever": de persoon die, eventueel door tussenkomst van een gemachtigde vertegenwoordiger, goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer plaatst;

f) "kantoor van vertrek": het douanekantoor waar de goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden geplaatst;

g) "kantoor van doorgang": - het douanekantoor van binnenkomst van een andere Overeenkomstsluitende Partij dan de Overeenkomstsluitende Partij van vertrek; of

- het douanekantoor van uitgang van een Overeenkomstsluitende Partij wanneer onder de regeling douanevervoer geplaatste goederen het douanegebied van die Overeenkomstsluitende Partij verlaten via een grens tussen die Overeenkomstsluitende Partij en een derde land;

h) "kantoor van bestemming": het douanekantoor waar de onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen en de aangiften moeten worden aangeboden om de regeling te beëindigen;

i) "kantoor van zekerheidstelling": het door de bevoegde autoriteiten van elk land aangewezen kantoor waar door de borg zekerheid wordt gesteld;

j) "borg": een derde natuurlijke persoon of rechtspersoon die zich er schriftelijk toe verbindt, binnen de grenzen van het bedrag van de zekerheid, met de aangever hoofdelijk aansprakelijk te zijn voor de betaling van de eventuele schuld;

k) "GS-code": nummercode die verwijst naar een post of postonderverdeling van de bij de overeenkomst van 14 juni 1983 vastgestelde nomenclatuur van het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en codering van goederen;

l) "schuld": de rechten bij in- of uitvoer en de andere heffingen op onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen;

m) "schuldenaar": de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de schuld moet betalen;

n) "Commissie": de Commissie van de Europese Gemeenschappen;

o) "vrijgave van goederen": het door de bevoegde autoriteiten ter beschikking stellen van goederen voor een van de doeleinden waarin de regeling gemeenschappelijk douanevervoer voorziet;

p) "in een Overeenkomstsluitende Partij gevestigde persoon": - de natuurlijke persoon die daar zijn gewone verblijfplaats heeft;

- de rechtspersoon of de vereniging van personen die daar haar statutaire of maatschappelijke zetel, centrale administratie of vaste vestiging heeft;

q) "geautomatiseerde gegevensverwerkingstechnieken": - de uitwisseling van genormaliseerde EDI-berichten met de bevoegde autoriteiten, of

- het inbrengen van gegevens die nodig zijn voor het vervullen van de formaliteiten in de gegevensverwerkende systemen van de bevoegde autoriteiten;

r) "EDI" (Electronic Data Interchange): het op elektronische wijze doorzenden van gestructureerde gegevens volgens erkende berichtnormen tussen twee gegevensverwerkende systemen;

s) "genormaliseerd bericht": een vooraf vastgestelde en erkende structuur voor de elektronische doorzending van gegevens;

t) "persoonsgegevens": gegevens over een geïdentificeerde of te identificeren natuurlijke persoon of rechtspersoon.

HOOFDSTUK II

Verplichtingen van de aangever

Artikel 4

1. De aangever is verplicht:

a) de goederen ongeschonden en de vereiste documenten binnen de gestelde termijn bij het kantoor van bestemming aan te brengen, met inachtneming van de door de bevoegde autoriteiten genomen identificatiemaatregelen;

b) de andere voorschriften inzake het gemeenschappelijk douanevervoer in acht te nemen;

c) de met toezicht belaste bevoegde autoriteiten, op hun verzoek en binnen de eventueel gestelde termijnen, alle nodige documenten en gegevens te verstrekken, op welke drager deze zich ook mogen bevinden, en de nodige bijstand te verlenen.

2. Onverminderd de in lid 1 genoemde verplichtingen van de aangever, is een vervoerder of een ontvanger van goederen die de goederen aanvaardt in de wetenschap dat deze onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer zijn geplaatst, eveneens verplicht de ongeschonden goederen en de vereiste documenten binnen de gestelde termijn bij het kantoor van bestemming aan te bieden, met inachtneming van de door de bevoegde autoriteiten getroffen identificatiemaatregelen.

HOOFDSTUK III

Zekerheidstelling

Verplichting tot zekerheidstelling

Artikel 5

1. De aangever stelt zekerheid om de betaling van de schuld die ten aanzien van de betrokken goederen kan ontstaan te waarborgen.

2. De zekerheid is:

a) een voor een enkele aangifte voor gemeenschappelijk douanevervoer gestelde zekerheid (zekerheid per aangifte); of

b) een zekerheid die, uit hoofde van een vereenvoudigingsmaatregel in de zin van artikel 48, op meerdere aangiften voor gemeenschappelijk douanevervoer betrekking heeft (doorlopende zekerheid).

Zekerheidstelling

Artikel 6

1. Zekerheid wordt gesteld:

a) hetzij door een storting van contant geld bij een kantoor van vertrek;

b) hetzij door borgstelling bij een kantoor van zekerheidstelling.

2. De bevoegde autoriteiten kunnen weigeren de voorgestelde wijze van zekerheidstelling te aanvaarden wanneer deze onverenigbaar is met de goede werking van de regeling.

3. De storting van contant geld geschiedt in de valuta van het land van vertrek of door de overhandiging van elk ander betaalmiddel dat de bevoegde autoriteiten van dat land aanvaarden.

De zekerheidstelling door middel van een storting van contant geld of van een gelijkwaardig betaalmiddel geschiedt overeenkomstig de voorschriften van het land van vertrek.

4. De borg moet gevestigd zijn in de Overeenkomstsluitende Partij waar de zekerheid wordt gesteld en daar door de bevoegde autoriteiten zijn erkend. De borg moet in elke bij het betrokken gemeenschappelijk douanevervoer betrokken Overeenkomstsluitende Partij woonplaats kiezen of een gemachtigde aanstellen. Indien de Gemeenschap een van deze Overeenkomstsluitende Partijen is, moet de borg in elke lidstaat van de Gemeenschap woonplaats kiezen of een gemachtigde aanstellen.

De bevoegde autoriteiten weigeren de voorgestelde borg te erkennen, indien deze naar hun oordeel niet alle waarborgen biedt dat het totale bedrag van de eventuele schuld, tot het bedrag van de borgstelling, binnen de gestelde termijn zal worden betaald.

Ontheffing van zekerheidstelling

Artikel 7

1. Behoudens in eventueel nader te bepalen gevallen, dient geen zekerheid te worden gesteld voor:

a) het vervoer door de lucht;

b) het vervoer van goederen over de Rijn en de Rijnvaartwegen;

c) het vervoer per pijpleiding;

d) het vervoer onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer overeenkomstig artikel 48, lid 1, onder g) i).

2. Elk land kan ontheffing van zekerheidstelling verlenen voor het goederenvervoer over andere dan de in lid 1, onder b), genoemde waterwegen op zijn grondgebied. Het doet de gegevens over de maatregelen die het in dit verband neemt toekomen aan de Commissie, die de andere landen daarvan in kennis stelt.

HOOFDSTUK IV

Diverse bepalingen

Juridische status van de documenten en vaststellingen

Artikel 8

1. De door de bevoegde autoriteiten van een land op regelmatige wijze afgegeven documenten en de door deze autoriteiten getroffen of aanvaarde maatregelen hebben in de andere landen dezelfde rechtsgevolgen als de op regelmatige wijze afgegeven documenten die de bevoegde autoriteiten van elk van die andere landen hebben afgegeven en als de maatregelen die deze bevoegde autoriteiten hebben getroffen of aanvaard.

2. De vaststellingen van de bevoegde autoriteiten van een land bij controles in het kader van het gemeenschappelijk douanevervoer hebben in andere landen dezelfde bewijskracht als de vaststellingen van de bevoegde autoriteiten van elk van die andere landen.

Lijst van voor het gemeenschappelijk douanevervoer bevoegde douanekantoren

Artikel 9

Elk land deelt de Commissie, op de vastgestelde wijze, mede welke kantoren voor gemeenschappelijk douanevervoer bevoegd zijn, onder opgave van het kantoornummer, de bevoegdheden en de openingsuren van deze kantoren. Wijzigingen worden aan de Commissie medegedeeld.

De Commissie stelt de andere landen hiervan in kennis.

Inbreuken en strafmaatregelen

Artikel 10

De landen nemen de nodige maatregelen om inbreuken en onregelmatigheden tegen te gaan en deze op doeltreffende wijze te bestraffen.

Formaliteiten met informatieverwerkende technieken

Artikel 11

De bevoegde autoriteiten kunnen, op door hen te stellen voorwaarden en met inachtneming van de beginselen van de douanewetgeving, bepalen dat formaliteiten met behulp van gegevensverwerkende technieken worden vervuld.

TITEL II

WERKING VAN DE REGELING

HOOFDSTUK I

Zekerheidstelling per aangifte

Wijze waarop de zekerheid per aangifte wordt gesteld

Artikel 12

1. De zekerheid per aangifte dient het gehele bedrag van de schuld die kan ontstaan te dekken. Dit bedrag wordt berekend aan de hand van de hoogste rechten en heffingen die in het land van vertrek op de betrokken goederen van toepassing zijn. De bedragen waarmee rekening moet worden gehouden bij de berekening van de zekerheid per aangifte mogen niet lager zijn dan een minimumbedrag, wanneer een dergelijk bedrag in de vijfde kolom van bijlage I is vermeld.

2. De zekerheidstelling per aangifte door middel van het storten van een bedrag in contant geld is in alle Overeenkomstsluitende Partijen geldig. Dit bedrag wordt terugbetaald wanneer de regeling is gezuiverd.

3. De zekerheidstelling per aangifte door middel van borgstelling kan berusten op het gebruik van in alle Overeenkomstsluitende Partijen geldige bewijzen van zekerheidstelling per aangifte voor een bedrag van 7000 EUR die door de borg worden afgegeven aan personen die als aangever zullen optreden.

De aansprakelijkheid van de borg is beperkt tot 7000 EUR per bewijs van zekerheidstelling.

Zekerheidstelling per aangifte door middel van borgstelling

Artikel 13

1. De zekerheidstelling per aangifte door middel van borgstelling geschiedt door middel van een akte van borgtocht waarvan het model in bijlage B1 van aanhangsel III is opgenomen.

Wanneer het kantoor van vertrek niet hetzelfde kantoor is als het kantoor van zekerheidstelling, behoudt dit laatste kantoor een kopie van de akte waarbij het de verbintenis van de borg heeft aanvaard. Het origineel wordt door de aangever aangeboden bij het kantoor van vertrek waar het wordt bewaard. Indien nodig kan dit kantoor om de vertaling vragen in de officiële taal of een van de officiële talen van het betrokken land.

2. Wanneer dit volgens de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of de gebruiken is vereist, kan elk land de in lid 1 bedoelde akte van borgtocht in een andere vorm doen opstellen, mits deze dezelfde gevolgen heeft als de als model gegeven akte.

Zekerheidstelling per aangifte door middel van bewijzen van zekerheidstelling

Artikel 14

1. In het in artikel 12, lid 3, bedoelde geval geschiedt de zekerheidstelling per aangifte door middel van een akte van borgtocht waarvan het model in bijlage B2 van aanhangsel III is opgenomen.

Artikel 13, lid 2, is van overeenkomstige toepassing.

2. Het bewijs van zekerheidstelling per aangifte wordt overeenkomstig aanhangsel III opgesteld. De borg vermeldt op het bewijs de uiterste datum waarop het kan worden gebruikt en die niet later mag zijn dan een jaar na afgifte.

3. De borg kan bewijzen van zekerheidstelling per aangifte afgeven die niet geldig zijn voor gemeenschappelijk douanevervoer dat betrekking heeft op de in bijlage I vermelde goederen.

De borg brengt daartoe op elk door hem afgegeven bewijs van zekerheidstelling per aangifte diagonaal een van de volgende vermeldingen aan:

- ES: Validez limitada

- DA: Begrænset gyldighed

- DE: Beschränkte Geltung

- EL: Περιορισμένη ισχύς

- EN: Limited validity

- FR: Validité limitée

- IT: Validità limitata

- NL: Beperkte geldigheid

- PT: Validade limitada

- FI: Voimassa rajoitetusti

- SV: Begränsad giltighet

- CS: Omezená platnost

- HU: Korlátozott érvényü

- IS: Takmarkað gildissvið

- NO: Begrenset gyldighet

- PL: Ograniczona waznosc

- SK: Obmedzená platnost'.

4. De aangever geeft bij het kantoor van vertrek het aantal bewijzen van zekerheidstelling per aangifte af dat overeenstemt met het veelvoud van 7000 EUR dat vereist is om het totaalbedrag van de schuld te dekken die kan ontstaan. Deze bewijzen worden door het kantoor van vertrek bewaard.

Intrekking en opzegging van de akte van borgtocht

Artikel 15

1. Wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden die golden op het tijdstip waarop het kantoor van zekerheidstelling de beschikking heeft genomen de verbintenis van de borg te aanvaarden, trekt dit kantoor deze beschikking tot aanvaarding van de verbintenis in.

De borg kan zijn verbintenis te allen tijde opzeggen.

2. De intrekking of opzegging gaat in op de zestiende dag volgende op de dag van kennisgeving aan de borg respectievelijk het kantoor van zekerheidstelling.

Vanaf de datum van ingang van de intrekking of opzegging kunnen de eerder afgegeven bewijzen van zekerheidstelling per aangifte niet meer worden gebruikt om goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te plaatsen.

3. De intrekking of de opzegging en de datum daarvan worden terstond door het land waaronder het kantoor van zekerheidstelling ressorteert aan de Commissie medegedeeld. De Commissie stelt de andere landen hiervan in kennis.

HOOFDSTUK II

Vervoermiddelen en aangiften

Ladingsvoorwaarden

Artikel 16

1. Met eenzelfde aangifte voor douanevervoer mogen slechts goederen worden aangegeven die in of op één enkel vervoermiddel zijn of worden geladen en die van een zelfde kantoor van vertrek naar een zelfde kantoor van bestemming zullen worden vervoerd.

Voor de toepassing van dit artikel worden de onderstaande vervoermiddelen als één enkel vervoermiddel beschouwd, mits zij met goederen zijn of worden beladen die samen moeten worden vervoerd:

a) een voertuig voor wegverkeer met een of meer aanhangwagens of opleggers;

b) twee of meer aan elkaar gekoppelde spoorwagons;

c) twee of meer schepen die één geheel vormen;

d) containers geladen op één enkel vervoermiddel in de zin van dit artikel.

2. Voor het laden van goederen bij verschillende kantoren van vertrek en voor het lossen van goederen bij verschillende kantoren van bestemming kan een enkel voertuig worden gebruikt.

Schriftelijke aangifte voor douanevervoer

Artikel 17

1. Voor alle goederen die onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden vervoerd wordt een aangifte voor douanevervoer opgesteld op een formulier dat met een van de modellen in aanhangsel III overeenstemt.

2. Het formulier voor de aangifte voor douanevervoer kan zo nodig worden aangevuld met een of meer aanvullende formulieren die overeenstemmen met een van de modellen in aanhangsel III en die dan deel uitmaken van de aangifte.

3. Ladingslijsten die overeenkomstig het model in aanhangsel III zijn opgesteld kunnen in plaats van aanvullende formulieren worden gebruikt als beschrijvend gedeelte van de aangiften voor douanevervoer waarvan zij dan deel uitmaken.

4. De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde formulieren worden ingevuld volgens de aanwijzingen in aanhangsel III. Zij worden gedrukt en ingevuld in een van de officiële talen van de Overeenkomstsluitende Partijen die door de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek wordt aanvaard. Zo nodig kunnen de bevoegde autoriteiten van het bij het gemeenschappelijk douanevervoer betrokken land de vertaling eisen in de officiële taal of in een van de officiële talen van dat land.

5. Wanneer gebruik van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer in het land van vertrek volgt op een andere douanebestemming, wordt op de aangifte voor douanevervoer naar die andere bestemming of naar de desbetreffende douanedocumenten verwezen. Het kantoor van vertrek kan eisen dat deze documenten worden overgelegd.

6. Het vervoersdocument vergezelt de aangifte voor douanevervoer.

Het kantoor van vertrek kan besluiten dat dit document bij het vervullen van de douaneformaliteiten niet behoeft te worden voorgelegd, mits het te zijner beschikking wordt gehouden.

Aangiften voor douanevervoer met behulp van andere middelen

Artikel 18

1. De aangifte voor douanevervoer die met behulp van genormaliseerde EDI-berichten wordt gedaan stemt overeen met de structuur en de aanwijzingen in aanhangsel III.

2. Wanneer de aangifte voor douanevervoer wordt gedaan door het inbrengen van de gegevens die voor het vervullen van de formaliteiten zijn vereist in het gegevensverwerkende systeem van de bevoegde autoriteiten, worden de in aanhangsel III bedoelde gegevens van de schriftelijke aangifte vervangen door de toezending aan de hiertoe aangewezen bevoegde autoriteiten van gecodeerde gegevens of gegevens in een door de bevoegde autoriteiten vastgestelde andere vorm en die overeenstemmen met de gegevens die voor schriftelijke aangiften zijn vereist zodat deze door de computer verwerkt kunnen worden.

3. De bevoegde autoriteiten kunnen, op door hen vast te stellen voorwaarden en met inachtneming van de beginselen van de douanewetgeving, toestaan dat een ladinglijst wordt gebruikt als beschrijvend gedeelte van de aangifte voor douanevervoer die met behulp van geautomatiseerde gegevensverwerkingstechnieken wordt ingediend.

4. De bevoegde autoriteiten kunnen, op door hen vast te stellen voorwaarden en met inachtneming van de beginselen van de douanewetgeving, toestaan dat de aangifte voor douanevervoer of bepaalde elementen van deze aangifte in de vorm van een diskette of magneetband of met behulp van soortgelijke middelen voor de uitwisseling van gegevens, eventueel in gecodeerde vorm, wordt ingediend.

Gemengde zendingen

Artikel 19

Voor zendingen die zowel goederen omvatten die onder de T1-regeling als goederen die onder de T2-regeling moeten worden vervoerd, kan de aangifte voor douanevervoer die van het teken T is voorzien, worden aangevuld:

a) met aanvullende formulieren waarop "T1bis", "T2bis" of "T2Fbis" wordt vermeld;

b) met ladingslijsten waarop "T1", "T2" of "T2F" wordt vermeld.

Gebruik van de T1-regeling als standaardregeling

Artikel 20

Wanneer het teken T1, T2 of T2F in het rechter deelvak van vak 1 van de aangifte voor douanevervoer ontbreekt of wanneer, in geval van zendingen die zowel onder de T1-regeling als onder de T2-regeling geplaatste goederen omvatten, niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 19, wordt ervan uitgegaan dat de betrokken goederen onder de T1-regeling zijn geplaatst.

Ondertekening van de aangifte voor douanevervoer en verbintenis van de aangever

Artikel 21

De aangifte voor douanevervoer wordt door de aangever ondertekend die zich hierdoor aansprakelijk stelt voor:

a) de juistheid van de gegevens in de aangifte voor douanevervoer;

b) de echtheid van de bijgevoegde documenten;

en

c) de nakoming van alle verplichtingen die aan de plaatsing van de betrokken goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer zijn verbonden.

HOOFDSTUK III

Formaliteiten bij het kantoor van vertrek

Indiening van de aangifte voor douanevervoer

Artikel 22

De aangifte voor douanevervoer wordt bij het bevoegde kantoor ingediend tijdens de openingsuren van dit kantoor. Dit kantoor kan op verzoek en op kosten van de aangever echter toestaan dat de aangifte voor douanevervoer buiten de openingsuren wordt aangeboden.

Het kantoor van vertrek kan op verzoek en op kosten van de aangever eveneens toestaan dat de aangifte voor douanevervoer op een andere plaats wordt aangeboden.

Route

Artikel 23

1. De onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen moeten volgens een economisch verantwoorde route naar het kantoor van bestemming worden vervoerd.

2. Onverminderd artikel 64 stelt het kantoor van vertrek voor de bijlage I vermelde goederen of wanneer de bevoegde autoriteiten of de aangever dit nodig achten, een verplicht te volgen route vast, en vermeldt in vak 44 van de aangifte voor douanevervoer ten minste de landen via welke de goederen moeten worden vervoerd, rekening houdend met de gegevens die de aangever heeft verstrekt.

Aanvaarding en registratie van de aangifte voor douanevervoer

Artikel 24

De aangifte voor douanevervoer wordt door het kantoor van vertrek aanvaard en geregistreerd, mits:

a) zij alle gegevens bevat die voor de toepassing van deze Overeenkomst noodzakelijk zijn;

b) zij van alle vereiste documenten vergezeld gaat;

en

c) de goederen waarop zij betrekking heeft bij de douane zijn aangebracht.

Verbetering van de aangifte voor douanevervoer

Artikel 25

1. De aangever mag, op zijn verzoek, een of meer gegevens van de aangifte voor douanevervoer verbeteren nadat deze door de bevoegde autoriteiten is aanvaard. De rectificatie kan niet als gevolg hebben dat de aangifte voor douanevervoer op andere goederen betrekking heeft dan oorspronkelijk het geval was.

2. Er kan echter geen verbetering meer worden aangebracht, wanneer het verzoek daartoe wordt ingediend nadat de bevoegde autoriteiten:

a) de aangever van hun voornemen in kennis hebben gesteld de goederen aan een onderzoek te onderwerpen;

b) hebben vastgesteld dat de vermelde gegevens niet juist zijn;

c) de goederen hebben vrijgegeven.

Termijn voor de aanbieding ter bestemming

Artikel 26

1. Het kantoor van vertrek stelt de uiterste datum vast waarop de goederen bij het kantoor van bestemming moeten worden aangeboden, rekening houdend met de te volgen reisweg en alle voorschriften inzake vervoer en andere relevante voorschriften en, eventueel, de door de aangever verstrekte gegevens.

2. De aldus door het kantoor van vertrek vastgestelde termijn is bindend voor de bevoegde autoriteiten van de landen over het grondgebied waarvan de goederen tijdens het gemeenschappelijk douanevervoer worden vervoerd en kan door deze autoriteiten niet worden gewijzigd.

3. Wanneer de goederen na afloop van de door het kantoor van vertrek vastgestelde termijn bij het kantoor van bestemming worden aangeboden en de overschrijding van de termijn te wijten is aan omstandigheden buiten de wil van de vervoerder of de aangever en dit ten genoegen van het kantoor van bestemming kan worden aangetoond, wordt de aangever geacht de voorgeschreven termijn in acht te hebben genomen.

Controle van de aangifte en onderzoek van de goederen

Artikel 27

1. Om de aanvaarde aangiften voor douanevervoer te controleren, kunnen de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek, op basis van een risicoanalyse of door middel van steekproeven, overgaan tot:

a) een controle van de aangifte voor douanevervoer en van de daarbij gevoegde documenten;

b) een onderzoek van de goederen en, eventueel, het nemen van monsters om deze te laten analyseren of grondig te onderzoeken.

2. De goederen worden onderzocht op de daarvoor bestemde plaatsen en tijdstippen. De bevoegde autoriteiten kunnen, op verzoek en op kosten van de aangever, de goederen echter op andere plaatsen of tijdstippen onderzoeken.

Identificatiemaatregelen

Artikel 28

1. Het kantoor van vertrek neemt de identificatiemaatregelen die het noodzakelijk acht.

2. Onverminderd artikel 11, lid 4, van de Overeenkomst mogen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te plaatsen goederen niet worden vrijgegeven wanneer de verzegeling niet overeenkomstig artikel 11, lid 2 of lid 3, van de Overeenkomst kan geschieden.

3. Wanneer de verzegeling per laadruimte geschiedt, gaan de bevoegde autoriteiten na of de vervoermiddelen voor verzegeling zijn goedgekeurd dan wel, indien dit niet het geval is, of de vervoermiddelen verzegeld kunnen worden.

4. Voertuigen voor het wegverkeer, aanhangwagens, opleggers of containers die voor het vervoer van goederen onder douaneverzegeling zijn goedgekeurd overeenkomstig de bepalingen van een internationale overeenkomst waarbij de Europese Gemeenschap of haar lidstaten en de EVA-landen partij zijn worden geacht overeenkomstig andere bepalingen, in de zin van artikel 11, lid 2, onder a), van de Overeenkomst, te zijn goedgekeurd.

5. De verzegeling moet aan de in bijlage II omschreven eisen voldoen.

6. De verzegeling kan zonder toestemming van de bevoegde autoriteiten niet worden verbroken.

7. De goederen worden geacht aan de hand van hun omschrijving te kunnen worden geïdentificeerd in de zin van artikel 11, lid 4, van de Overeenkomst, wanneer deze omschrijving zodanig nauwkeurig is dat hoeveelheid en aard van de goederen gemakkelijk kunnen worden nagegaan.

Bij toepassing van artikel 11, lid 4, van de overeenkomst brengt het kantoor van vertrek in vak D "Controle door het kantoor van vertrek" van de aangifte voor douanevervoer, naast de rubriek "Aangebrachte verzegeling" een van de volgende vermeldingen aan:

- ES: Dispensa

- DA: Fritaget

- DE: Befreiung

- EL: Απαλλαγή

- EN: Waiver

- FR: Dispense

- IT: Dispensa

- NL: Vrijstelling

- PT: Dispensa

- FI: Vapautettu

- SV: Befrielse

- CS: Osvobození

- HU: Mentesség

- IS: Undanþegið

- NO: Fritak

- PL: Zwolniony

- SK: Oslobodenie.

Aantekeningen op de aangifte voor douanevervoer en vrijgave van de goederen

Artikel 29

1. Het kantoor van vertrek voorziet de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer van aantekeningen, afhankelijk van de resultaten van de controle.

Indien de resultaten van de controle met de aangifte overeenstemmen, geeft het kantoor van vertrek de goederen vrij en vermeldt het de datum van de controle op de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer.

2. Onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen worden vervoerd onder geleide van de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer die door het kantoor van vertrek aan de aangever ter beschikking worden gesteld.

Begeleidingsdocument voor douanevervoer

Artikel 30

1. Wanneer de aangifte voor douanevervoer bij het kantoor van vertrek met behulp van gegevensverwerkende systemen wordt behandeld, worden de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer vervangen door het begeleidingsdocument voor douanevervoer waarvan het model in aanhangsel III is opgenomen.

2. Het document ten geleide van het douanevervoer wordt eventueel aangevuld door een lijst van artikelen of door een ladingslijst die deel uitmaakt van dit document en dat overeenstemt met een van de in aanhangsel III opgenomen modellen.

3. In het in lid 1 bedoelde geval bewaart het kantoor van vertrek de aangifte voor douanevervoer en geeft het de goederen vrij door afgifte van het begeleidingsdocument voor douanevervoer aan de aangever.

4. Indien daartoe vergunning is verleend kan het begeleidingsdocument voor douanevervoer worden opgesteld met behulp van het gegevensverwerkende systeem van de aangever.

5. Wanneer in deze overeenkomst verwezen wordt naar exemplaren van de aangifte voor douanevervoer die zich tijdens het vervoer bij de goederen bevinden, zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het begeleidingsdocument voor douanevervoer.

HOOFDSTUK IV

Formaliteiten tijdens het vervoer

Aanbieding van de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer

Artikel 31

De exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer en de andere documenten die zich tijdens het vervoer bij de goederen bevinden worden op elk verzoek van de bevoegde autoriteiten aanbieden.

Kantoor van doorgang

Artikel 32

1. De zending, alsmede de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer worden bij elk kantoor van doorgang aangeboden.

2. De vervoerder levert bij elk kantoor van doorgang een kennisgeving van doorgang in, die gesteld is op een formulier dat met het model in aanhangsel III overeenstemt. Deze kennisgeving wordt door dit kantoor bewaard.

3. De kantoren van doorgang controleren de goederen indien zij dit noodzakelijk achten.

4. Wanneer het vervoer plaatsvindt via een ander kantoor van doorgang dan het op de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer vermelde kantoor, dan zendt dit andere kantoor de kennisgeving van doorgang zo spoedig mogelijk toe aan het oorspronkelijk voorziene kantoor van doorgang.

5. De leden 1 tot en met 4 zijn niet van toepassing op het goederenvervoer per spoor.

Voorvallen tijdens het vervoer

Artikel 33

1. De vervoerder is in de volgende gevallen verplicht de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer van aantekeningen te voorzien en deze, tezamen met de zending, voor aftekening aan te bieden bij de bevoegde autoriteiten van het land op het grondgebied waarvan het vervoermiddel zich bevindt:

a) bij wijziging van de verplicht te volgen reisweg, wanneer artikel 23, lid 2, van toepassing is;

b) bij verbreking van de verzegeling tijdens het vervoer door een oorzaak buiten de wil van de vervoerder;

c) bij overlading van de goederen op een ander vervoermiddel; deze overlading dient onder toezicht van de bevoegde autoriteiten te geschieden, doch deze kunnen toestaan dat de goederen buiten hun toezicht worden overgeladen;

d) bij dreigend gevaar, waardoor het noodzakelijk wordt de goederen onmiddellijk, geheel of gedeeltelijk, te lossen;

e) indien zich voorvallen of ongevallen voordoen waardoor de aangever of de vervoerder hun verplichtingen niet zouden kunnen nakomen.

2. Indien de bevoegde autoriteiten, eventueel na het nemen van de nodige maatregelen, van oordeel zijn dat het gemeenschappelijk douanevervoer normaal kan worden voortgezet, tekenen zij de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer af.

HOOFDSTUK V

Formaliteiten bij het kantoor van bestemming

Aanbieding bij het kantoor van bestemming

Artikel 34

1. De goederen en de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer worden tijdens de openingsuren bij het kantoor van bestemming aangeboden. Dit kantoor kan evenwel, op verzoek en op kosten van de betrokkene, toestaan dat de aanbieding op een ander tijdstip plaatsvindt. Dit kantoor kan, op verzoek en op kosten van de betrokkene, eveneens toestaan dat de goederen en de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer op een andere plaats worden aangeboden.

2. Het kantoor van bestemming registreert de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer en vermeldt daarop de datum van aankomst en de resultaten van de verrichte controle.

3. Op verzoek van de aangever viseert het kantoor van bestemming, ten bewijze van het feit dat de regeling overeenkomstig artikel 39, lid 2, is beëindigd, een extra exemplaar 5 of een kopie van exemplaar 5 van de aangifte voor douanevervoer dat van een van de volgende vermeldingen is voorzien:

- ES: Prueba alternativa

- DA: Alternativt bevis

- DE: Alternativnachweis

- EL: Εναλλακτική απόδειξη

- EN: Alternative proof

- FR: Preuve alternative

- IT: Prova alternativa

- NL: Alternatief bewijs

- PT: Prova alternativa

- FI: Vaihtoehtoinen todiste

- SV: Alternativt bevis

- CS: Alternativní dukaz

- HU: Alternatív igazolás

- IS: Önnur sönnun

- NO: Alternativt bevis

- PL: Alternatywny dowód

- SK: Alternatívny dôkaz.

4. Het gemeenschappelijk douanevervoer kan bij een ander kantoor worden beëindigd dan het kantoor dat in de aangifte voor douanevervoer is vermeld. Dit andere kantoor wordt dan het kantoor van bestemming.

Indien het nieuwe kantoor van bestemming onder een andere Overeenkomstsluitende Partij ressorteert dan het oorspronkelijk voorziene kantoor, vermeldt het nieuwe kantoor van bestemming in het vak "I. Controle door het kantoor van bestemming" van exemplaar 5 van de aangifte voor douanevervoer, naast de gebruikelijke vermeldingen, een van de volgende vermeldingen:

- ES: Diferencias: mercancías presentadas en la oficina ... (nombre y país)

- DA: Forskelle: det sted, hvor varerne blev frembudt ... (navn og land)

- DE: Unstimmigkeiten: Stelle, bei der die Gestellung erfolgte ... (Name und Land)

- EL: Διαφορές: εμπορεύματα προσκομισθέντα στο τελωνείο ... (Όνομα και χώρα)

- EN: Differences: office where goods were presented ... (name and country)

- FR: Différences: marchandises présentées au bureau ... (nom et pays)

- IT: Differenze: ufficio al quale sono state presentate le merci ... (nome e paese)

- NL: Verschillen: kantoor waar de goederen zijn aangebracht ... (naam en land)

- PT: Diferenças: mercadorias apresentadas na estância ... (nome e país)

- FI: Muutos: toimipaikka, jossa tavarat esitetty ... (nimi ja maa)

- SV: Avvikelse: tullkontor där varorna anmäldes ... (namn och land)

- CS: Nesrovnalosti: úad, kterému bylo zbozí dodáno ... (název a zemi)

- HU: Eltérések: Hivatal, ahol az áruk bemutatása megtörtént ... (név és ország)

- IS: Breying: tollstjoraskriftstofa øar sem vôrum var framvisad ... (Nafn og land)

- NO: Forskjell: det tollsted hvor varene ble fremlagt ... (navn og land)

- PL: Niezgodnooeci: urzad w którym przedstawiono towar ... (nazwa i kraj)

- SK: Nezrovnalosti: ùrad, ktorému bol tovar dodaný ... (názov a krajina).

5. Indien lid 4, tweede alinea, van toepassing is en de aangifte voor douanevervoer van een van de volgende vermeldingen is voorzien blijven de goederen onder toezicht van het nieuwe kantoor van bestemming. Dit staat niet toe dat de goederen een andere bestemming volgen dan de Overeenkomstsluitende Partij waaronder het kantoor van vertrek ressorteert zonder de uitdrukkelijke toestemming van dit kantoor:

- ES: Salida de ... sometida a restricciones

- DA: Udførsel fra ... undergivet restriktioner

- DE: Ausgang aus ... Beschränkungen unterworfen

- EL: Έξοδος από ... υποκείμενη σε περιορισμούς

- EN: Export from ... subject to restriction

- FR: Sortie de ... soumise à des restrictions

- IT: Uscita dalla (dall') ... soggetta a restrizioni

- NL: Verlaten van ... aan beperkingen onderworpen

- PT: Saída da ... sujeita a restrições

- FI: Vienti ... rajoitusten alaista

- SV: Utförsel från ... underkastad restriktioner

- CS: Vývoz z ... podléhá omezením

- HU: Indult ... korlátozások alá esik

- IS: Utflutningur fra ... haour takmörkunum

- NO: Utførsel fra ... underlagt restriksjoner

- PL: Wywóz z ... podlega ograniczeniom

- SK: Vývoz z ... podlieha obmedzeniam

- ES: Salida de ... sujeta a pago de derechos

- DA: Udførsel fra ... betinget af afgiftsbetaling

- DE: Ausgang aus ... Abgabenerhebung unterworfen

- EL: Έξοδος από ... υποκείμενη σε επιβαρύνσεις

- EN: Export from ... subject to duty

- FR: Sortie de ... soumise à imposition

- IT: Uscita dalla (dall') ... soggetta a tassazione

- NL: Verlaten van ... aan belastingheffing onderworpen

- PT: Saída da ... sujeita a pagamento de imposições

- FI: Vienti ... maksujen alaista

- SV: Utförsel från ... underkastad avgifter

- CS: Vývoz z ... podléhá clu, daním a poplatkum

- HU: Indult ... vám-, adóköteles

- IS: Gjaldskyldur utflutningur fra ...

- NO: Utførsel fra ... belagt med avgifter

- PL: Wywóz z ... podlega oplatom

- SK: Vývoz z ... podlieha platbám.

6. In de in voorgaande alinea bedoelde vermelding moet, al naar gelang van het geval, in de desbetreffende taal worden ingevuld "de Gemeenschap", "Hongarije", "Noorwegen", "Polen", "Slowakije", "Tsjechië", "IJsland" of "Zwitserland".

Ontvangstbewijs

Artikel 35

1. Het kantoor van bestemming geeft een ontvangstbewijs af op verzoek van degene die de exemplaren 4 en 5 van een aangifte voor douanevervoer aanbiedt.

2. Het ontvangstbewijs wordt gesteld op een formulier waarvan het model in aanhangsel III opgenomen. Het ontvangstbewijs kan eventueel ook worden gesteld op het model op de achterzijde, onderaan, van exemplaar 5 van de aangifte voor douanevervoer.

3. Het ontvangstbewijs moet vooraf door de belanghebbende worden ingevuld. Het mag andere gegevens betreffende de zending bevatten, buiten het voor het kantoor van bestemming vermelde vak. Het ontvangstbewijs kan niet dienen als bewijs dat de regeling in de zin van artikel 39, lid 2, is beëindigd.

Terugzending van exemplaar 5

Artikel 36

De bevoegde autoriteiten van het land van bestemming zenden exemplaar 5 van de aangifte voor douanevervoer terstond en in ieder geval binnen een maand na de beëindiging van de regeling terug aan de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek.

Centralisatiekantoor

Artikel 37

Elk land stelt de Commissie in kennis van de oprichting van centralisatiekantoren waar de verzending en de ontvangst van documenten zijn gecentraliseerd. Het deelt de Commissie tevens mede voor welke documenten de centralisatiekantoren bevoegd zijn en welke andere bevoegdheden deze kantoren eventueel hebben. De Commissie stelt de andere landen hiervan in kennis.

HOOFDSTUK VI

Controle op de beëindiging van de regeling

Beëindiging en zuivering van de regeling

Artikel 38

1. De regeling gemeenschappelijk douanevervoer eindigt en de verplichtingen van de aangever zijn nagekomen wanneer de onder de regeling geplaatste goederen samen met de vereiste documenten, overeenkomstig de bepalingen van de regeling, werden aangebracht op het kantoor van bestemming.

2. De bevoegde autoriteiten zuiveren de regeling gemeenschappelijk douanevervoer wanneer zij, op grond van een vergelijking van de gegevens van het kantoor van vertrek met die van het kantoor van bestemming kunnen vaststellen dat de regeling naar behoren is beëindigd.

Kennisgeving aan de aangever en alternatieve bewijzen van de beëindiging van de regeling

Artikel 39

1. Indien exemplaar 5 van de aangifte voor douanevervoer niet binnen twee maanden na aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer bij de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek is teruggekeerd, delen deze autoriteiten dit mede aan de aangever met het verzoek het bewijs te leveren dat de regeling werd beëindigd.

2. Het in lid 1 bedoelde bewijs kan worden geleverd door overlegging van een door de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming gewaarmerkt document dat naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten voldoende gegevens bevat ter identificatie van de betrokken goederen en waaruit blijkt dat deze bij het kantoor van bestemming of, bij toepassing van artikel 72, bij de toegelaten geadresseerde werden aangebracht.

3. De regeling gemeenschappelijk douanevervoer wordt eveneens als beëindigd beschouwd wanneer de aangever een douanedocument of een kopie of fotokopie van dit document overlegt dat naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten voldoende gegevens ter identificatie van de betrokken goederen bevat en waaruit blijkt dat deze in een derde land een douanebestemming hebben gekregen. De kopie of fotokopie van het document moet door de instantie die het originele document heeft gewaarmerkt, door een officiële instantie van het betrokken derde land of door een officiële instantie van een van de landen voor conform zijn gewaarmerkt.

Nasporingsprocedure

Artikel 40

1. Wanneer de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek vier maanden na de aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer niet over het bewijs beschikken dat de regeling werd beëindigd, leiden zij terstond een nasporingsprocedure in om alle gegevens te verzamelen die voor de zuivering van de regeling noodzakelijk zijn of, indien dit niet mogelijk is:

- de voorwaarden vast te stellen waaronder de schuld is ontstaan;

- vast te stellen wie de schuldenaar is;

- vast te stellen welke autoriteiten voor de invordering bevoegd zijn.

Deze procedure wordt terstond ingeleid indien de bevoegde autoriteiten in een vroeg stadium vernemen dat de regeling niet werd beëindigd of indien zij dit vermoeden.

2. De nasporingsprocedure wordt eveneens ingeleid indien achteraf blijkt dat het bewijs van de beëindiging van de regeling vervalst is en zulks nodig is om het in lid 1 beoogde doel te bereiken.

3. Om een nasporingsprocedure in te leiden, richten de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek een verzoek met alle nodige gegevens aan de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming.

4. De bevoegde autoriteiten van het land van bestemming en, in voorkomend geval, de kantoren van doorgang die bij de nasporingsprocedure zijn betrokken, geven terstond gevolg aan het verzoek.

5. Wanneer bij de nasporingsprocedure blijkt dat de regeling correct is beëindigd, delen de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek dit onmiddellijk mede aan de aangever en, in voorkomend geval, aan de bevoegde autoriteiten die overeenkomstig artikel 117 met de invordering zijn begonnen.

Controle achteraf

Artikel 41

1. De bevoegde autoriteiten kunnen de bij hen binnengekomen exemplaren 5 van de aangiften voor douanevervoer achteraf controleren ten einde de echtheid of de juistheid van de vermeldingen en de stempels na te gaan. Deze controles worden in geval van twijfel verricht of indien fraude wordt vermoed. Zij kunnen eveneens op basis van een risicoanalyse of bij wijze van steekproef worden verricht.

2. Een controle achteraf kan eveneens betrekking hebben op documenten, formulieren, vergunningen of gegevens die verband houden met de regeling gemeenschappelijk douanevervoer.

3. De bevoegde autoriteiten die een verzoek om een controle achteraf ontvangen, beantwoorden dit onmiddellijk.

4. Wanneer de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek om een controle achteraf van exemplaar 5 van een aangifte voor douanevervoer verzoeken omdat zij twijfels hebben of fraude vermoeden, worden de voorwaarden van artikel 38, lid 2, niet geacht te zijn vervuld zolang de echtheid of de juistheid van de gegevens waarover het verzoek om controle achteraf is ingediend, niet is bevestigd.

HOOFDSTUK VII

Aanvullende bepalingen over het gebruik van geautomatiseerde gegevensverwerkende systemen en netwerken voor het uitwisselen van gegevens over het douanevervoer tussen de bevoegde autoriteiten

Toepassingsgebied

Artikel 42

1. Onverminderd bijzondere omstandigheden en de bepalingen inzake de regeling gemeenschappelijk douanevervoer die, in voorkomend geval, van overeenkomstige toepassing zijn, geschiedt de in dit hoofdstuk omschreven uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde autoriteiten met behulp van geautomatiseerde, gegevensverwerkende technieken en netwerken.

2. Voor de in lid 1 bedoelde uitwisseling van gegevens gebruiken alle Overeenkomstsluitende Partijen het "Common Communications Network/Common System Interface" (CCN/CSI) van de Gemeenschap. De financiële bijdrage van de EVA-landen en aanverwante zaken worden in onderling overleg tussen de Gemeenschap en elk EVA-land vastgesteld.

3. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de in artikel 48, lid 1, onder g), bedoelde vereenvoudigde procedures die voor bepaalde wijzen van vervoer gelden.

Beveiliging

Artikel 43

1. De voorwaarden voor het vervullen van formaliteiten met behulp van geautomatiseerde gegevensverwerkingstechnieken omvatten onder meer maatregelen ter controle van de bron van de gegevens alsmede de bescherming van gegevens tegen onopzettelijke of onrechtmatige vernietiging, onopzettelijk verlies en ongeoorloofde wijziging of toegang.

2. Naast de in lid 1 genoemde beveiligingsbehoeften, stellen de bevoegde autoriteiten vast welke beveiligingsmiddelen worden ingezet en op welke wijze deze worden onderhouden ter waarborging van een doelmatige, betrouwbare en veilige werking van het volledige systeem voor douanevervoer.

3. Om bovengenoemd beveiligingsniveau te waarborgen wordt elke invoering, wijziging of schrapping van gegevens geregistreerd met opgave van het doel en het exacte tijdstip van deze bewerking en de persoon die deze heeft verricht. Voorts worden de oorspronkelijke gegevens of alle gegevens die een bewerking hebben ondergaan ten minste drie jaar bewaard vanaf het einde van het kalenderjaar waarop deze gegevens betrekking hebben of voor een langere periode indien andere bepalingen hierin voorzien.

4. De beveiliging wordt regelmatig door de bevoegde autoriteiten gecontroleerd.

5. De betrokken bevoegde autoriteiten delen vermoedens van inbreuken op de beveiliging aan elkaar mede.

Bescherming van persoonsgegevens

Artikel 44

1. De Overeenkomstsluitende Partijen gebruiken de persoonsgegevens die bij de toepassing van deze overeenkomst worden uitgewisseld uitsluitend voor de doeleinden van deze overeenkomst en voor andere douanebestemmingen die op de regeling gemeenschappelijk douanevervoer volgen. Dit betekent echter niet dat deze gegevens niet mogen worden gebruikt in het kader van gerechtelijke onderzoeken en vervolgingen in verband met een gebruik van de regeling douanevervoer. In dit geval wordt de bevoegde autoriteit die de gegevens heeft verstrekt terstond van een dergelijk gebruik in kennis gesteld.

2. De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich ertoe de nodige maatregelen te nemen om de persoonsgegevens die in het kader van deze overeenkomst zijn uitgewisseld een bescherming te bieden die ten minste gelijkwaardig is met die welke wordt geboden op grond van de beginselen van de overeenkomst van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens.

3. Elke Overeenkomstsluitende Partij neemt de nodige maatregelen om door middel van doelmatige controles de inachtneming van dit artikel te garanderen.

Voorafgaand bericht van aankomst (Anticipated Arrival Record)

Artikel 45

Het kantoor van vertrek stelt het opgegeven kantoor van bestemming, bij de vrijgave van de goederen, door middel van een "voorafgaand bericht van aankomst" in kennis van een vervoer onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer. Dit bericht wordt opgesteld aan de hand van de, eventueel gewijzigde, gegevens van de aangifte voor douanevervoer en vervolledigd overeenkomstig de voorschriften. De structuur en de kenmerken van dit bericht worden in onderling overleg tussen de Overeenkomstsluitende Partijen vastgesteld.

Bericht van aankomst en controle van de resultaten

Artikel 46

1. Het kantoor van bestemming bewaart het begeleidingsdocument voor het douanevervoer en stelt het kantoor van vertrek, op de dag van de aanbieding van de goederen bij het kantoor van bestemming, door middel van een "bericht van aankomst", in kennis van de aankomst van de goederen. Dit bericht kan niet worden gebruikt als bewijs dat de regeling in de zin van artikel 39, lid 2, is beëindigd.

2. Tenzij dit door bijzondere omstandigheden, die verklaard dienen te worden, niet mogelijk is, zendt het kantoor van bestemming het bericht "resultaten van de controle" uiterlijk op de werkdag volgende op de aanbieding van de goederen naar het kantoor van bestemming.

3. De structuur en de kenmerken van dit bericht worden in onderling overleg tussen de Overeenkomstsluitende Partijen vastgesteld.

Controles aan de hand van het voorafgaand bericht van aankomst

Artikel 47

Het onderzoek van de goederen geschiedt met name aan de hand van het "voorafgaand bericht van aankomst" dat het kantoor van vertrek heeft toegezonden.

TITEL III

VEREENVOUDIGINGEN

HOOFDSTUK I

Algemeen

Toepassingsgebied

Artikel 48

1. Op verzoek van de aangever of van de geadresseerde kunnen de bevoegde autoriteiten de volgende vereenvoudigingen toestaan:

a) het gebruik van een doorlopende zekerheid of ontheffing van zekerheidstelling;

b) het gebruik van bijzondere ladingslijsten;

c) het gebruik van verzegelingen van een bijzonder model;

d) de vrijstelling van de verplichting een bepaalde route te volgen;

e) de status van toegelaten afzender;

f) de status van toegelaten geadresseerde;

g) de toepassing van vereenvoudigde procedures voor bijzondere wijzen van vervoer:

i) per spoor of door middel van grote containers,

ii) door de lucht,

iii) per pijpleiding;

h) andere vereenvoudigde procedures op grond van artikel 6 van de Overeenkomst.

2. Tenzij in dit Aanhangsel of in de vergunning anders is bepaald, zijn de in lid 1, onder a), b) en g), vermelde vereenvoudigingen, wanneer zij worden toegestaan, in alle landen van toepassing. Wanneer de onder c), d) en e) vermelde vereenvoudigingen worden toegestaan, zijn zij uitsluitend van toepassing op gemeenschappelijk douanevervoer dat aanvangt in het land waar zij werden toegestaan. Wanneer de onder f) vermelde vereenvoudiging wordt toegestaan, is zij uitsluitend van toepassing in het land waar zij werd toegestaan.

Algemene voorwaarden voor de afgifte van vergunningen

Artikel 49

1. De in artikel 48, lid 1, bedoelde vergunning wordt slechts verleend aan personen die:

a) in een Overeenkomstsluitende Partij zijn gevestigd; de vergunning voor het gebruik van de doorlopende zekerheid kan echter slechts worden verleend aan personen die gevestigd zijn in het land waar de zekerheid wordt gesteld;

b) regelmatig van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer gebruik maken, of van wie het de bevoegde autoriteiten bekend is dat zij de uit de regeling voortvloeiende verplichtingen kunnen nakomen of, in geval van de in artikel 48, lid 1, onder f), bedoelde vereenvoudiging, regelmatig onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen ontvangen; en

c) zich niet schuldig hebben gemaakt aan ernstige of herhaalde inbreuken op de douane- of de belastingwetgeving.

2. Met het oog op een correct beheer van de vereenvoudigingen, wordt de vergunning slechts verleend:

a) indien de bevoegde autoriteiten het gebruik van de regeling kunnen controleren zonder dat zij daarvoor administratieve maatregelen moeten treffen die niet in verhouding staan tot de behoeften van de betrokkenen,

b) en indien de personen een administratie voeren aan de hand waarvan de bevoegde autoriteiten een doeltreffende controle kunnen verrichten.

Inhoud van het aanvraagformulier

Artikel 50

1. De aanvraag om een vergunning voor gebruikmaking van vereenvoudigingen, hierna "de aanvraag" genoemd, wordt schriftelijk ingediend. De aanvraag wordt gedateerd en ondertekend.

2. De aanvraag moet alle gegevens bevatten om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen te beoordelen of aan de voorwaarden voor het verlenen van de aangevraagde vereenvoudigingen is voldaan.

Verantwoordelijkheid van de aanvrager

Artikel 51

De persoon die om het gebruik van vereenvoudigingen verzoekt is, overeenkomstig de in de Overeenkomstsluitende Partijen geldende bepalingen en onverminderd de mogelijke toepassing van strafbepalingen, verantwoordelijk voor:

a) de juistheid van de verstrekte gegevens,

b) de echtheid van de bijgevoegde documenten.

Bevoegde autoriteiten

Artikel 52

1. De aanvraag wordt ingediend bij de bevoegde autoriteiten van het land waarin de aanvrager is gevestigd.

2. De vergunning wordt afgegeven of de aanvraag wordt afgewezen overeenkomstig de bepalingen die in de Overeenkomstsluitende Partijen van toepassing zijn.

3. De genomen beschikking tot afwijzing van de aanvraag wordt schriftelijk vastgelegd. Zij moet met redenen zijn omkleed.

Inhoud van de vergunning

Artikel 53

1. Het gedateerde en ondertekende origineel van de vergunning en een of meer kopieën worden aan de houder verstrekt.

2. In de vergunning zijn de voorwaarden vermeld waaronder van de vereenvoudigingen gebruik kan worden gemaakt en de wijze waarop de vereenvoudigingen worden toegepast en gecontroleerd. Zij treedt in werking vanaf de datum van afgifte.

3. In geval van de in artikel 48, lid 1, onder c), d) en g), bedoelde vereenvoudigingen wordt de vergunning op elk verzoek van het kantoor van vertrek overgelegd.

Intrekking en wijziging

Artikel 54

1. De vergunninghouder dient de bevoegde autoriteiten in kennis te stellen van alle voorvallen die zich na het verlenen van de vergunning voordoen en die op de voortzetting of de inhoud van de vergunning van invloed kunnen zijn.

2. De vergunning wordt door de bevoegde autoriteiten ingetrokken of gewijzigd wanneer:

a) aan een of meer voor de afgifte gestelde voorwaarden niet of niet meer is voldaan;

b) een voorval na de toekenning van de vergunning op de voortzetting of de inhoud van de vergunning van invloed is;

c) de vergunninghouder een van de verplichtingen die hem uit hoofde van de vergunning zijn opgelegd, niet meer nakomt.

3. De beschikking tot wijziging of intrekking van de vergunning wordt met redenen omkleed aan de vergunninghouder medegedeeld.

4. De intrekking of de wijziging van de vergunning gaat in op de datum waarop zij wordt medegedeeld. In uitzonderlijke gevallen en voor zover de rechtmatige belangen van de vergunninghouder zulks vereisen, kunnen de bevoegde autoriteiten bepalen dat de intrekking of wijziging later ingaat. De datum van ingang is in de beschikking vermeld.

Bewaring van de dossiers door de bevoegde autoriteiten

Artikel 55

1. De bevoegde autoriteiten bewaren de aanvragen en de daarbij gevoegde stukken alsmede een kopie van de afgegeven vergunningen.

2. Wanneer een aanvraag wordt afgewezen of een vergunning ingetrokken, worden de aanvraag en, al naar gelang het geval, de beschikking tot afwijzing van de aanvraag of tot intrekking van de vergunning en de daarbij gevoegde stukken gedurende ten minste drie jaar bewaard vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de aanvraag is afgewezen of de vergunning is ingetrokken.

HOOFDSTUK II

Doorlopende zekerheidstelling en ontheffing van zekerheidstelling

Referentiebedrag

Artikel 56

1. De aangever maakt gebruik van de doorlopende zekerheid of van de ontheffing van zekerheidstelling binnen de grenzen van een referentiebedrag.

2. Het referentiebedrag stemt overeen met het bedrag van de schuld die kan ontstaan ten aanzien van door de aangever in een periode van ten minste een week onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen.

Het kantoor van zekerheidstelling stelt het referentiebedrag vast in samenwerking met de betrokkene:

a) op grond van de gegevens over het goederenvervoer in het verleden en van een raming van de omvang van het te verrichten gemeenschappelijk douanevervoer, die met name blijken uit de handelsadministratie en de boekhouding van de betrokkene;

en

b) rekening houdend met het hoogste bedrag aan belastingen dat in het land van het kantoor van zekerheidstelling op de goederen verschuldigd is.

3. Het kantoor van zekerheidstelling onderzoekt jaarlijks het referentiebedrag, waarbij met name rekening wordt gehouden met de inlichtingen die bij het kantoor of de kantoren van vertrek zijn verkregen en past zo nodig dit bedrag aan.

4. De aangever ziet erop toe dat de eventueel opeisbare bedragen, rekening houdend met het vervoer waarvoor de regeling niet is beëindigd, het referentiebedrag niet overschrijden.

Wanneer het referentiebedrag onvoldoende is om het vervoer onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te dekken, moet de aangever dit aan het kantoor van zekerheidstelling melden.

Bedrag van de doorlopende zekerheid en ontheffing van zekerheidstelling

Artikel 57

1. Het door de doorlopende zekerheid te dekken bedrag is gelijk aan het in artikel 56 bedoelde referentiebedrag.

2. Personen van wie de financiële situatie naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten gezond is en die aan de in de leden 3 en 4 omschreven voorwaarden inzake betrouwbaarheid voldoen, kunnen toestemming verkrijgen doorlopende zekerheid te stellen voor een verminderd bedrag of ontheffing van zekerheidstelling.

3. Het bedrag van de doorlopende zekerheid kan worden verminderd:

a) tot 50 % van het referentiebedrag wanneer de aangever aantoont dat hij voldoende ervaring heeft met het gebruik van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer;

b) tot 30 % van het referentiebedrag wanneer de aangever aantoont dat hij voldoende ervaring heeft met het gebruik van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer en dat hij een hoog niveau van samenwerking met de bevoegde autoriteiten heeft bereikt.

4. Ontheffing van zekerheidstelling kan worden verleend wanneer de aangever aantoont dat hij voldoende ervaring heeft met het gebruik van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer, een hoog niveau van samenwerking met de bevoegde autoriteiten heeft bereikt, controle heeft over het vervoer en financieel voldoende draagkrachtig is om aan zijn verplichtingen te voldoen.

5. Voor de toepassing van de leden 3 en 4 houden de landen rekening met de bepalingen van bijlage III.

Bijzondere bepalingen inzake goederen met een verhoogd risico

Artikel 58

1. Voor de in bijlage I bedoelde goederen moet de aangever, om van de doorlopende zekerheid gebruik te kunnen maken, niet alleen aantonen dat hij aan de voorwaarden van artikel 49 voldoet, maar bovendien dat zijn financiële situatie gezond is, dat hij voldoende ervaring heeft met het gebruik van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer en dat hij, hetzij een hoog niveau van samenwerking met de bevoegde autoriteiten heeft bereikt, hetzij controle heeft over het vervoer.

2. Voor deze goederen kan het bedrag van de doorlopende zekerheid worden verminderd:

a) tot 50 % van het referentiebedrag wanneer de aangever aantoont dat hij een hoog niveau van samenwerking met de bevoegde autoriteiten heeft bereikt en dat hij controle heeft over het vervoer;

b) tot 30 % van het referentiebedrag wanneer de aangever aantoont dat hij een hoog niveau van samenwerking met de bevoegde autoriteiten heeft bereikt, dat hij controle heeft over het vervoer en dat hij financieel voldoende draagkrachtig is om aan zijn verplichtingen te voldoen.

3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 houden de landen rekening met de bepalingen van bijlage III.

4. De ontheffing van zekerheidstelling is niet van toepassing op gemeenschappelijk douanevervoer dat betrekking heeft op de in bijlage I genoemde goederen.

5. Rekening houdend met de beginselen die van toepassing zijn op het gebruik van de doorlopende zekerheid en de vermindering van het bedrag van de zekerheid, kan het gebruik van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag, bij wijze van uitzondering in bijzondere omstandigheden tijdelijk worden verboden.

6. Rekening houdend met de beginselen die van toepassing zijn op het gebruik van de doorlopende zekerheid en de vermindering van het bedrag van de zekerheid, kan het gebruik van de doorlopende zekerheid tijdelijk worden verboden ten aanzien van goederen waarmee in het kader van de doorlopende zekerheid op grote schaal blijkt te zijn gefraudeerd.

7. De voorwaarden voor de toepassing van de leden 5 en 6 zijn in bijlage IV omschreven.

Akte van borgtocht

Artikel 59

1. De doorlopende zekerheid wordt door een borg gesteld.

2. De doorlopende zekerheid wordt door middel van een akte van borgtocht gesteld waarvan het model in bijlage B4 van aanhangsel III is opgenomen.

Artikel 13, lid 2, is van overeenkomstige toepassing.

Certificaten van doorlopende zekerheidstelling of van ontheffing van zekerheidstelling

Artikel 60

1. Op grond van de vergunning geven de bevoegde autoriteiten een of meer overeenkomstig aanhangsel III opgestelde certificaten van doorlopende zekerheidstelling of van ontheffing van zekerheidstelling, hierna "certificaten" genoemd, aan de aangever af, aan de hand waarvan deze kan aantonen dat een doorlopende zekerheid werd gesteld of dat ontheffing van zekerheidstelling werd verleend.

2. Het certificaat moet bij het kantoor van vertrek worden aangeboden. Op de aangifte voor douanevervoer moet naar het certificaat worden verwezen.

3. De geldigheidsduur van een certificaat bedraagt ten hoogste twee jaar. Het kantoor van zekerheidstelling kan de geldigheidsduur echter eenmaal voor een nieuwe termijn van niet meer dan twee jaar verlengen.

Intrekking en opzegging

Artikel 61

1. Artikel 15, lid 1 en lid 2, eerste alinea, zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking en opzegging van de doorlopende zekerheid.

2. Vanaf de datum van ingang van de intrekking van de vergunning tot gebruikmaking van een doorlopende zekerheid of van de ontheffing van zekerheidstelling door de bevoegde autoriteiten of van de intrekking van de beschikking waarbij het kantoor van zekerheidstelling de verbintenis van de borg heeft aanvaard of van de opzegging van de verbintenis door de borg, kunnen de eerder afgegeven certificaten niet meer worden gebruikt om goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te plaatsen en moeten deze terstond door de aangever bij het kantoor van zekerheidstelling worden ingeleverd.

3. Elk land deelt de Commissie de gegevens mede ter identificatie van de nog geldige certificaten die niet zijn ingeleverd. De Commissie stelt de andere lidstaten hiervan in kennis.

4. Lid 3 is eveneens van toepassing op certificaten die als gestolen, verloren of vervalst zijn aangemeld.

HOOFDSTUK III

Bijzondere ladingslijsten

Artikel 62

1. De bevoegde autoriteiten kunnen toestaan dat de aangever lijsten die niet aan alle voorwaarden van aanhangsel III voldoen als ladingslijsten gebruikt.

Het gebruik van dergelijke lijsten kan slechts worden toegestaan wanneer:

a) zij zijn opgesteld door ondernemingen waarvan de administratie op een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking berust;

b) zij zo zijn ontworpen en ingevuld dat zij zonder moeilijkheden door de bevoegde autoriteiten kunnen worden gebruikt, en

c) hierop, voor elk artikel, de gegevens zijn vermeld die overeenkomstig bijlage A11 van aanhangsel III zijn vereist.

2. Het kan eveneens worden toegestaan dat ten behoeve van de verzendings-/uitvoerformaliteiten opgestelde lijsten waarin de goederen zijn omschreven als de in lid 1 bedoelde ladingslijsten worden gebruikt, ook indien deze lijsten zijn opgesteld door ondernemingen waarvan de administratie niet op een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking berust.

3. Ondernemingen waarvan de administratie op een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking berust en die op grond van de leden 1 en 2 reeds werden toegestaan lijsten van een bijzonder model te gebruiken, mogen eveneens worden toegestaan deze lijsten te gebruiken voor gemeenschappelijk douanevervoer dat slechts op een enkel soort goederen betrekking heeft, indien deze vereenvoudiging in verband met de door de betrokken ondernemingen gebruikte computerprogramma's noodzakelijk is.

HOOFDSTUK IV

Gebruik van verzegelingen van een bijzonder model

Artikel 63

1. De bevoegde autoriteiten kunnen toestaan dat de aangever voor vervoermiddelen of colli verzegelingen van een bijzonder model gebruikt, mits de bevoegde autoriteiten hebben erkend dat deze verzegelingen de in bijlage II vermelde kenmerken bezitten.

2. De aangever vermeldt in vak "D. Controle door het kantoor van vertrek" van de aangifte voor douanevervoer, naast de vermelding "Aangebrachte verzegeling", de aard, het aantal en identificatiemerken van de gebruikte verzegelingen aan.

Hij brengt de verzegelingen uiterlijk bij vrijgave van de goederen aan.

HOOFDSTUK V

Vrijstelling van voorgeschreven route

Artikel 64

1. De bevoegde autoriteiten kunnen een aangever die de nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten te allen tijde kunnen nagaan waar de zending zich bevindt van de verplichting vrijstellen een bepaalde route te volgen.

2. Degene aan wie deze vrijstelling is verleend, brengt in vak 44 van de aangifte voor douanevervoer een van de volgende vermeldingen aan:

- ES: Dispensa de itinerario obligatorio

- DA: Fritaget for bindende transportrute

- DE: Befreiung von der verbindlichen Beförderungsroute

- EL: Απαλλαγή από την υποχρέωση τήρησης συγκεκριμένης διαδρομής

- EN: Prescribed itinerary waived

- FR: Dispense d'itinéraire contraignant

- IT: Dispensa dall'itinerario vincolante

- NL: Geen verplichte route

- PT: Dispensa de itinerário vinculativo

- FI: Vapautettu sitovan kuljetusreitin noudattamisesta

- SV: Befrielse från bindande färdväg

- CS: Osvobození od stanovené trasy

- HU: Eloírt útvonal alóli mentesség

- IS: Undanþága frá bindandi flutningsleið

- NO: Fritak for bindende reiserute

- PL: Zwolniony z wiazacej trasy przewozu

- SK: Oslobodenie od predpísanej trasy.

HOOFDSTUK VI

Status van toegelaten afzender

Toegelaten afzender

Artikel 65

De status van toegelaten afzender kan worden toegekend aan personen die gemeenschappelijk douanevervoer willen verrichten zonder de goederen noch de bijbehorende aangifte voor douanevervoer bij het kantoor van vertrek aan te bieden.

Deze vereenvoudiging wordt uitsluitend toegestaan aan personen die gebruik maken van een doorlopende zekerheid of aan wie ontheffing van zekerheidstelling is verleend.

Inhoud van de vergunning

Artikel 66

In de vergunning wordt met name vermeld:

a) welk(e) kanto(o)r(en) van vertrek voor het te verrichten gemeenschappelijk douanevervoer bevoegd is (zijn);

b) binnen welke termijn en op welke wijze de toegelaten afzender het kantoor van vertrek over het te verrichten gemeenschappelijk douanevervoer inlicht, zodat dit kantoor vóór het vertrek van de goederen eventueel een controle kan verrichten;

c) welke identificatiemaatregelen genomen moeten worden. De bevoegde autoriteiten kunnen te dien einde voorschrijven dat de vervoermiddelen of de colli van verzegelingen van een bijzonder model worden voorzien waarvan de bevoegde autoriteiten hebben erkend dat zij de in bijlage II omschreven kenmerken hebben en die door de toegelaten afzender worden aangebracht;

d) voor welke soort goederen of voor welk soort vervoer de vergunning niet geldt.

Voorafgaande waarmerking en formaliteiten bij vertrek

Artikel 67

1. In de vergunning wordt bepaald dat vak "C. Kantoor van vertrek" van de aangifteformulieren voor douanevervoer:

a) vooraf wordt voorzien van de stempel van het kantoor van vertrek en de handtekening van een ambtenaar van dit kantoor; of

b) door de toegelaten afzender wordt voorzien van de afdruk van een speciale, door de bevoegde autoriteiten aanvaarde metalen stempel die met het model in bijlage C1 van aanhangsel III overeenstemt. Deze stempelafdruk mag door daartoe gemachtigde drukkerijen ook op de formulieren worden voorgedrukt.

De toegelaten afzender vermeldt in dit vak de datum van verzending van de goederen en geeft de aangifte voor douanevervoer een nummer volgens de aanwijzingen in de vergunning.

2. De bevoegde autoriteiten kunnen het gebruik voorschrijven van formulieren die ter identificatie van een speciaal teken zijn voorzien.

Bewaring van de stempel

Artikel 68

1. De toegelaten afzender moet alle maatregelen treffen om de speciale stempel of de formulieren die met de afdruk van de stempel van het kantoor van vertrek of van de speciale stempel zijn voorzien, veilig te bewaren.

Hij stelt de bevoegde autoriteiten in kennis van de veiligheidsmaatregelen die hij op grond van de voorgaande alinea heeft genomen.

2. Bij misbruik van formulieren, door ongeacht welke persoon, die vooraf van de stempelafdruk van het kantoor van vertrek zijn voorzien of waarop de afdruk van de speciale stempel is aangebracht, is de toegelaten afzender, onverminderd eventuele strafrechtelijke vervolging, aansprakelijk voor de betaling van de rechten en andere heffingen die in een bepaald land verschuldigd zijn uit hoofde van de goederen die onder geleide van die formulieren werden vervoerd, tenzij hij ten genoegen van de bevoegde autoriteiten die hem de vergunning hebben verleend, aantoont dat hij de in lid 1 bedoelde maatregelen heeft genomen.

Te vermelden gegevens

Artikel 69

1. Uiterlijk bij verzending van de goederen vermeldt de toegelaten afzender in voorkomend geval in vak 44 van de aangifte voor douanevervoer de overeenkomstig artikel 23, lid 2, voorgeschreven route, en in vak "D. Controle door het kantoor van vertrek", de termijn waarbinnen de goederen overeenkomstig artikel 26 aan het kantoor van bestemming moeten worden aangebracht alsmede de genomen identificatiemaatregelen. Bovendien wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- ES: Expedidor autorizado

- DA: Godkendt afsender

- DE: Zugelassener Versender

- EL: Εγκεκριμένος αποστολέας

- EN: Authorised consignor

- FR: Expéditeur agréé

- IT: Speditore autorizzato

- NL: Toegelaten afzender

- PT: Expedidor autorizado

- FI: Valtuutettu lähettäjä

- SV: Godkänd avsändare

- CS: Schválený odesílatel

- HU: Engedélyezett feladó

- IS: Viðurkenndur sendandi

- NO: Autorisert avsender

- PL: Upowazniony nadawca

- SK: Schválený odosielatel'..

2. Wanneer de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek bij het vertrek van een zending een controle instellen, viseren zij het vak "D. Controle door het kantoor van vertrek" van de aangifte voor douanevervoer.

3. Na de verzending van de goederen wordt exemplaar 1 van de aangifte voor douanevervoer onmiddellijk naar het kantoor van vertrek gezonden. De bevoegde autoriteiten kunnen in de vergunning voorschrijven dat exemplaar 1 naar de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek wordt gezonden zodra de aangifte voor douanevervoer is opgemaakt. De andere exemplaren blijven overeenkomstig artikel 29 bij de goederen.

Vrijstelling van ondertekening

Artikel 70

1. De toegelaten afzender kan worden vrijgesteld van de verplichting de aangiften voor douanevervoer die van de in bijlage C1 van aanhangsel III omschreven stempelafdruk zijn voorzien en die met behulp van een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking zijn opgemaakt, te ondertekenen. Deze vrijstelling kan eerst worden verleend nadat de toegelaten afzender de bevoegde autoriteiten een schriftelijke verklaring heeft doen toekomen dat hij als aangever optreedt voor het gemeenschappelijk douanevervoer met gebruikmaking van aangiften voor douanevervoer die van dit speciale stempel zijn voorzien.

2. Op de overeenkomstig lid 1 opgemaakte aangiften voor douanevervoer wordt in het voor de handtekening van de aangever bestemde vak een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- ES: Dispensa de firma

- DA: Fritaget for underskrift

- DE: Freistellung von der Unterschriftsleistung

- EL: Δεν απαιτείται υπογραφή

- EN: Signature waived

- FR: Dispense de signature

- IT: Dispensa dalla firma

- NL: Van ondertekening vrijgesteld

- PT: Dispensada a assinatura

- FI: Vapautettu allekirjoituksesta

- SV: Befriad från underskrift

- CS: Osvobození od podpisu

- HU: Aláírás alóli mentesség

- IS: Undanbegid undirskrift

- NO: Fritatt for underskrift

- PL: Zwolniony ze skadania podpisu

- SK: Oslobodenie od podpisu.

Toegelaten afzender bij toepassing van titel II, hoofdstuk VII

Artikel 71

1. Wanneer de aangifte voor douanevervoer bij een kantoor van vertrek wordt ingediend dat titel II, hoofdstuk VII, toepast, kan een persoon de status van toegelaten afzender worden toegekend, wanneer hij zowel aan de voorwaarden van de artikelen 49 en 65 voldoet, als wanneer hij zijn aangifte voor douanevervoer en zijn communicatie met de bevoegde autoriteiten met behulp van geautomatiseerde gegevensverwerkingstechnieken verricht.

2. De toegelaten afzender dient de aangifte voor douanevervoer bij het kantoor van vertrek in voordat de goederen worden vrijgegeven.

3. In de vergunning wordt met name vermeld binnen welke termijn de toegelaten afzender de aangifte voor douanevervoer indient zodat de bevoegde autoriteiten de goederen eventueel kunnen controleren voordat zij worden vrijgegeven.

HOOFDSTUK VII

Status van toegelaten geadresseerde

Toegelaten geadresseerde

Artikel 72

1. Een persoon die in zijn bedrijfsruimte of op andere aangewezen plaatsen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen in ontvangst wenst te nemen, zonder dat de goederen noch de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer aan het kantoor van bestemming worden aangeboden, kan de status van "toegelaten geadresseerde" worden toegekend.

2. De aangever heeft aan zijn verplichtingen ingevolge artikel 4, lid 1, onder a), voldaan en de regeling gemeenschappelijk douanevervoer is beëindigd, zodra de bij de zending gevoegde exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer en de goederen in ongewijzigde staat binnen de gestelde termijn en met inachtneming van de voorgeschreven identificatiemaatregelen door de toegelaten geadresseerde in diens bedrijfsruimte of in de in de vergunning aangewezen plaats in ontvangst zijn genomen.

3. De toegelaten geadresseerde geeft voor elke zending die onder de in lid 2 bedoelde omstandigheden bij hem wordt afgeleverd, op verzoek van de vervoerder het in artikel 35 bedoelde ontvangstbewijs af dat van overeenkomstige toepassing is.

Inhoud van de vergunning

Artikel 73

1. In de vergunning wordt met name vermeld:

a) welk(e) kanto(o)r(en) van bestemming bevoegd is (zijn) voor de goederen die de toegelaten geadresseerde ontvangt;

b) binnen welke termijn en op welke wijze de toegelaten geadresseerde het kantoor van bestemming van de aankomst der goederen in kennis stelt, zodat dit kantoor bij aankomst van de goederen eventueel een controle kan verrichten;

c) welke categorieën goederen of welke soorten vervoer zijn uitgesloten.

2. De bevoegde autoriteiten vermelden in de vergunning of de toegelaten geadresseerde zonder tussenkomst van het kantoor van bestemming over de goederen mag beschikken zodra deze aankomen.

Verplichtingen

Artikel 74

1. Bij aankomst van de goederen in zijn bedrijfsruimte of op de in de vergunning aangewezen plaats moet de toegelaten geadresseerde:

a) het kantoor van bestemming onmiddellijk, op de in de vergunning voorgeschreven wijze, van eventuele overschotten, tekorten, verwisselingen of andere onregelmatigheden, zoals geschonden verzegelingen, in kennis stellen;

b) het kantoor van bestemming onmiddellijk de bij de goederen behorende exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer toezenden, onder opgave van de datum van aankomst en de staat van de eventueel aangebrachte verzegelingen.

2. Het kantoor van bestemming brengt op de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer de bij artikel 34 voorgeschreven vermeldingen aan.

HOOFDSTUK VIII

Bijzondere vereenvoudigde procedures voor het vervoer per spoor of met behulp van grote containers

AFDELING 1

ALGEMENE BEPALINGEN VOOR HET VERVOER PER SPOOR

Toepassingsgebied

Artikel 75

De formaliteiten in verband met de regeling gemeenschappelijk douanevervoer kunnen overeenkomstig de artikelen 76 tot en met 87, 103 en 104 worden vereenvoudigd voor goederen die per spoor worden vervoerd onder geleide van een "internationale vrachtbrief CIM en expresgoed", hierna "vrachtbrief CIM" genoemd.

Rechtskracht van het gebruikte document

Artikel 76

De vrachtbrief CIM geldt als aangifte voor douanevervoer.

Controle van de administratie

Artikel 77

De spoorwegmaatschappij van elk land houdt de boekhouding in haar centrale administratie(s) ter inzage van de bevoegde autoriteiten van haar land, zodat deze de nodige controles kunnen verrichten.

Aangever

Artikel 78

1. De spoorwegmaatschappij die goederen ten vervoer aanneemt die vergezeld gaan van een vrachtbrief CIM die als aangifte voor gemeenschappelijk douanevervoer dienst doet, wordt voor dit vervoer als aangever aangemerkt.

2. De spoorwegmaatschappij van het land over het grondgebied waarvan goederen de Overeenkomstsluitende Partijen binnenkomen, geldt als aangever voor het vervoer van de goederen die door de spoorwegen van een derde land ten vervoer zijn aangenomen.

Etiket

Artikel 79

De spoorwegmaatschappijen dragen er zorg voor dat zendingen die onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden vervoerd, gekenmerkt worden door middel van etiketten met een pictogram waarvan het model in bijlage C2 van aanhangsel III is opgenomen.

De etiketten worden aangebracht op de vrachtbrief CIM, alsmede op de wagon, indien het een wagonlading betreft, of op het collo of de colli in andere gevallen.

Het in de eerste alinea bedoelde etiket kan worden vervangen door een groen stempel dat het pictogram weergeeft waarvan het model in bijlage C2 van aanhangsel III is opgenomen.

Wijziging van de vervoersovereenkomst

Artikel 80

In geval van wijziging van de vervoersovereenkomst teneinde:

- een vervoer binnen in plaats van buiten een Overeenkomstsluitende Partij te beëindigen;

- een vervoer buiten in plaats van binnen een Overeenkomstsluitende Partij te beëindigen,

mogen de spoorwegmaatschappijen de gewijzigde overeenkomst slechts met voorafgaande toestemming van het kantoor van vertrek ten uitvoer brengen.

In alle andere gevallen mogen de spoorwegmaatschappijen de gewijzigde overeenkomst ten uitvoer brengen; zij stellen het kantoor van vertrek onverwijld van de wijziging in kennis.

HET VERVOER VAN GOEDEREN TUSSEN DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN

Gebruik van de vrachtbrief CIM

Artikel 81

1. Wanneer een vervoer onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer binnen de Overeenkomstsluitende Partijen begint en dient te eindigen, wordt de vrachtbrief CIM bij het kantoor van vertrek overgelegd.

2. Wanneer goederen over het grondgebied van een of meer EVA-landen van de ene naar de andere plaats binnen de Gemeenschap worden vervoerd, vermeldt het kantoor van vertrek in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren 1, 2 en 3 van de vrachtbrief CIM op duidelijk zichtbare wijze:

- "T1", indien de goederen met toepassing van de T1-regeling worden vervoerd;

- "T2" of "T2F", al naar gelang van het geval, indien de goederen met toepassing van de T2-regeling worden vervoerd in die gevallen waarin het volgens de communautaire wetgeving verplicht is deze aantekening aan te brengen.

Het teken "T2" of "T2F" wordt met het stempel van het kantoor van vertrek gewaarmerkt.

3. Wanneer goederen vanuit de Gemeenschap naar een EVA-land worden vervoerd, brengt het kantoor van vertrek in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren 1, 2 en 3 van de vrachtbrief CIM, op duidelijk zichtbare wijze het teken "T1" aan, indien de goederen met toepassing van de T1-regeling worden vervoerd.

4. Behalve in de in de leden 2 en 3 bedoelde gevallen worden goederen die over het grondgebied van een of meer EVA-landen van de ene naar de andere plaats binnen de Gemeenschap worden vervoerd, alsmede goederen die vanaf een plaats in de Gemeenschap naar een EVA-land worden vervoerd, op de door elke lidstaat van de Gemeenschap vast te stellen wijze, voor het gehele traject tussen het station van vertrek en het station van bestemming, onder de T2-regeling geplaatst zonder dat het nodig is de voor die goederen opgestelde vrachtbrief CIM bij het kantoor van vertrek in te dienen.

Wanneer goederen over het grondgebied van een of meer EVA-landen van de ene naar de andere plaats in de Gemeenschap worden vervoerd, behoeven de in artikel 79 bedoelde etiketten niet te worden aangebracht.

5. Goederen waarvan het vervoer in een EVA-land begint, worden geacht met toepassing van de T1-regeling te worden vervoerd. Worden de goederen evenwel, overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder b), van de Overeenkomst, met toepassing van de T2-regeling vervoerd, dan vermeldt het kantoor van vertrek dit op exemplaar 3 van de bijbehorende vrachtbrief CIM; te dien einde wordt het teken "T2" of "T2F", al naar gelang van het geval, het stempel van het kantoor van vertrek en de handtekening van de bevoegde ambtenaar in het voor de douane bestemde vak aangebracht. Wanneer de goederen met toepassing van de T1-regeling worden vervoerd, behoeft het teken "T1" niet op het document te worden aangebracht.

6. Alle exemplaren van de vrachtbrief CIM worden aan de belanghebbende teruggegeven.

7. Elk EVA-land kan bepalen dat goederen die zich onder de T1-regeling bevinden met toepassing van de T1-regeling worden vervoerd, zonder dat de vrachtbrief CIM aan het kantoor van vertrek behoeft te worden overgelegd.

8. Voor de in de leden 2, 3 en 5 bedoelde goederen vervult het kantoor waaronder het station van bestemming ressorteert, de functie van kantoor van bestemming. Indien de goederen echter in een tussenstation in het vrije verkeer worden gebracht of onder een andere regeling worden geplaatst, vervult het kantoor waaronder dit station ressorteert de functie van kantoor van bestemming. Voor de goederen die over het grondgebied van een of meer EVA-landen van de ene naar de andere plaats in de Gemeenschap, worden vervoerd, onder de in lid 4 bedoelde voorwaarden, behoeven bij het kantoor van bestemming geen formaliteiten te worden vervuld.

Identificatiemaatregelen

Artikel 82

Rekening houdend met de door de spoorwegmaatschappijen toegepaste identificatiemaatregelen, worden de vervoermiddelen of de colli in het algemeen niet door het kantoor van vertrek verzegeld.

Gebruik van de onderscheiden exemplaren van de vrachtbrief CIM

Artikel 83

1. Behoudens het geval waar de goederen vervoerd worden van de ene plaats naar de andere in de Gemeenschap, over het grondgebied van een of meerdere EVA-landen, levert de spoorwegmaatschappij van het land waaronder het kantoor van bestemming ressorteert, bij dit kantoor de exemplaren 2 en 3 van de vrachtbrief CIM in.

2. Het kantoor van bestemming doet exemplaar 2, na visering, terstond aan de spoorwegmaatschappij toekomen en behoudt exemplaar 3.

HET VERVOER VAN GOEDEREN NAAR OF VANUIT DERDE LANDEN

Vervoer naar derde landen

Artikel 84

1. Wanneer een vervoer binnen de Overeenkomstsluitende Partijen begint en buiten de overeenkomstsluitende partijen zal eindigen, zijn de artikelen 81 en 82 van toepassing

2. Het douanekantoor waaronder het grensstation ressorteert via hetwelk het vervoer het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen verlaat, wordt als kantoor van bestemming aangemerkt.

3. Bij het kantoor van bestemming behoeft geen enkele formaliteit te worden vervuld.

Vervoer vanuit derde landen

Artikel 85

1. Wanneer een vervoer buiten de Overeenkomstsluitende Partijen begint en binnen de Overeenkomstsluitende Partijen zal eindigen, wordt het douanekantoor waaronder het grensstation ressorteert via hetwelk het vervoer de Gemeenschap binnenkomt, als kantoor van vertrek aangemerkt.

Bij het kantoor van vertrek behoeven geen formaliteiten te worden vervuld.

2. Het kantoor waaronder het station van bestemming ressorteert, wordt als kantoor van bestemming aangemerkt. Wanneer de goederen echter op een tussenstation in het vrije verkeer worden gebracht of onder een andere douaneregeling worden geplaatst, wordt het kantoor waaronder dit station ressorteert, als kantoor van bestemming aangemerkt.

De bij artikel 83 voorgeschreven formaliteiten worden bij het kantoor van bestemming vervuld.

Doorvoer over het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen

Artikel 86

1. Wanneer een vervoer buiten de Overeenkomstsluitende Partijen begint en zal eindigen, worden als kantoor van vertrek en als kantoor van bestemming aangemerkt de in artikel 85, lid 1, respectievelijk artikel 84, lid 2, bedoelde kantoren.

2. Bij het kantoor van vertrek en bij het kantoor van bestemming behoeven geen formaliteiten te worden vervuld.

Douanestatus van de goederen

Artikel 87

Het vervoer als bedoeld in artikel 85, lid 1, of in artikel 86, lid 1, wordt geacht met toepassing van de T1-regeling plaats te vinden, tenzij het communautaire karakter van de goederen overeenkomstig aanhangsel II wordt aangetoond.

AFDELING 2

VERVOER MET BEHULP VAN GROTE CONTAINERS

Toepassingsgebied

Artikel 88

De formaliteiten voor het gemeenschappelijk douanevervoer worden vereenvoudigd, overeenkomstig de artikelen 89 tot en met 104, voor goederenvervoer dat spoorwegmaatschappijen door middel van vervoerondernemingen met behulp van grote containers verrichten onder geleide van een overdrachtsformulier, in dit aanhangsel "overdrachtsformulier TR" genoemd. Dit vervoer omvat, in voorkomend geval, mede het vervoer van deze goederen door de vervoeronderneming op andere wijze dan per spoor in het land van verzending tot aan het station van vertrek in dit land en in het land van bestemming vanaf het station van bestemming in dit land alsmede het vervoer over zee tussen deze beide stations.

Definities

Artikel 89

Voor de toepassing van de artikelen 88 tot en met 104 wordt verstaan onder:

1. "vervoeronderneming": een onderneming die de spoorwegmaatschappijen hebben opgericht in de vorm van een vennootschap, waarvan zij de vennoten zijn en die tot doel heeft goederen in grote containers onder geleide van overdrachtsformulieren te vervoeren;

2. "grote container": een vervoermiddel

- dat een duurzaam karakter heeft,

- dat speciaal ontworpen is om het vervoer van goederen met verschillende soorten vervoermiddelen te vergemakkelijken zonder dat de goederen moeten worden overgeladen,

- dat ontworpen is om gemakkelijk te worden vastgezet en/of geladen en gelost,

- dat op doeltreffende wijze kan worden verzegeld wanneer verzegeling overeenkomstig artikel 97 noodzakelijk is,

- waarvan de oppervlakte begrensd door de vier onderste buitenhoeken ten minste 7 m2 bedraagt;

3. "overdrachtsformulier TR": het document waarin de vervoerovereenkomst is vastgelegd op grond waarvan de vervoeronderneming belast is met het internationale vervoer van een of meer grote containers van een afzender naar een geadresseerde. Het overdrachtsformulier TR is in de rechterbovenhoek van een volgnummer voorzien, dat uit acht cijfers bestaat, voorafgegaan door de letters "TR".

Het overdrachtsformulier TR bestaat uit de volgende exemplaren, in volgorde van nummering:

nr. 1: exemplaar voor de algemene directie van de vervoeronderneming;

nr. 2: exemplaar voor de nationale vertegenwoordiger van de vervoeronderneming in het station van bestemming;

nr. 3A: exemplaar voor de douane;

nr. 3B: exemplaar voor de geadresseerde;

nr. 4: exemplaar voor de algemene directie van de vervoeronderneming;

nr. 5: exemplaar voor de nationale vertegenwoordiger van de vervoeronderneming in het station van vertrek;

nr. 6: exemplaar voor de afzender.

Met uitzondering van exemplaar nr. 3A is elk exemplaar van het overdrachtsformulier TR aan de rechterzijde voorzien van een groene band die ongeveer 4 cm breed is;

4. "lijst van grote containers", hierna "lijst" genoemd: het document dat bij een overdrachtsformulier TR is gevoegd en waarvan het deel uitmaakt en dat dient ten geleide van verscheidene grote containers die van een zelfde station van vertrek naar een zelfde station van bestemming worden verzonden, waarbij de douaneformaliteiten in deze stations worden vervuld.

De lijst wordt in hetzelfde aantal exemplaren opgesteld als er overeenkomstige overdrachtsformulieren TR zijn.

Het aantal lijsten wordt vermeld in het daarvoor bestemde vak in de rechterbovenhoek van het overdrachtsformulier TR.

Tevens moet in de rechterbovenhoek van elke lijst het volgnummer van het overeenkomstige overdrachtsformulier TR worden vermeld.

Rechtskracht van het gebruikte document

Artikel 90

Het door de vervoeronderneming gebruikte overdrachtsformulier TR geldt als aangifte voor douanevervoer.

Controle van de administratie - Te verstrekken informatie

Artikel 91

1. In elk land houdt de vervoeronderneming, via haar nationale vertegenwoordiger(s), haar centrale administratie of de centrale administratie van haar nationale vertegenwoordiger(s), ter inzage van de bevoegde autoriteiten, zodat deze een controle kunnen verrichten.

2. De vervoeronderneming of haar nationale vertegenwoordiger(s) deelt/delen de bevoegde autoriteiten op hun verzoek zo spoedig mogelijk alle documenten, boekhoudkundige bescheiden of inlichtingen mede betreffende zendingen die reeds vervoerd of nog onderweg zijn en waarvan deze autoriteiten kennis willen nemen.

3. Wanneer, overeenkomstig artikel 90, de overdrachtsformulieren TR als aangifte voor douanevervoer dienst doen, deelt/delen de vervoeronderneming of haar nationale vertegenwoordiger(s):

a) de kantoren van bestemming mede wanneer exemplaar 1 van het overdrachtsformulier TR bij haar zonder visum van de douane binnenkomt;

b) de kantoren van vertrek mede wanneer exemplaar 1 van het overdrachtsformulier TR niet bij haar is teruggekomen, waardoor niet kon worden vastgesteld of de zending op regelmatige wijze bij het kantoor van bestemming werd aangeboden dan wel, bij toepassing van artikel 101, of de zending de overeenkomstsluitende partijen op weg naar een derde land heeft verlaten.

Aangever

Artikel 92

1. Voor het in artikel 88 bedoelde vervoer dat door de vervoeronderneming in een land wordt aanvaard, geldt de spoorwegmaatschappij van dat land als aangever.

2. Voor het in artikel 88 bedoelde vervoer dat door de vervoeronderneming in een derde land wordt aanvaard, geldt de spoorwegmaatschappij van het land over het grondgebied waarvan het vervoer de Gemeenschap binnenkomt, als aangever.

Douaneformaliteiten tijdens het andere vervoer dan per spoor

Artikel 93

Indien douaneformaliteiten dienen te worden vervuld op het traject tot aan het station van vertrek of vanaf het station van bestemming dat anders dan per spoor wordt afgelegd, mag het overdrachtsformulier TR slechts op één grote container betrekking hebben.

Etiket

Artikel 94

De vervoeronderneming draagt er zorg voor dat op zendingen die met toepassing van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden vervoerd, etiketten worden aangebracht die van het pictogram zijn voorzien waarvan het model in bijlage C2 van aanhangsel III is opgenomen. De etiketten worden aangebracht op het overdrachtsformulier TR, alsmede op de grote container, respectievelijk containers.

Het in de eerste alinea bedoelde etiket kan worden vervangen door een groen stempel dat het in bijlage C2 van aanhangsel III opgenomen pictogram weergeeft.

Wijziging van de vervoerovereenkomst

Artikel 95

Bij wijziging van de vervoerovereenkomst als gevolg waarvan:

- een vervoer binnen in plaats van buiten een Overeenkomstsluitende Partij eindigt,

- een vervoer buiten in plaats van binnen een Overeenkomstsluitende Partij eindigt,

mag de vervoeronderneming de gewijzigde overeenkomst slechts met voorafgaande toestemming van het kantoor van vertrek ten uitvoer brengen.

In alle andere gevallen mag de vervoeronderneming de gewijzigde overeenkomst ten uitvoer brengen; zij stelt het kantoor van vertrek onmiddellijk van de wijziging in kennis.

HET VERVOER VAN GOEDEREN TUSSEN DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN

Overdrachtsformulier TR en lijsten

Artikel 96

1. Wanneer een vervoer waarop de regeling gemeenschappelijk douanevervoer van toepassing is, binnen de Overeenkomstsluitende Partijen begint en zal eindigen, wordt het overdrachtsformulier TR bij het kantoor van vertrek aangeboden.

2. Bij vervoer van de ene en naar de andere plaats in de Gemeenschap over het grondgebied van een of meer EVA-landen, vermeldt het kantoor van vertrek in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren 1, 2, 3A en 3B van het overdrachtsformulier TR, op duidelijke wijze:

- "T1", indien de goederen met toepassing van de T1-regeling worden vervoerd;

- "T2" of "T2F", naar gelang van het geval, indien de goederen met toepassing van de T2-regeling worden vervoerd en dit volgens de communautaire wetgeving is vereist.

Het teken "T2" of "T2F" wordt gewaarmerkt door het stempel van het kantoor van vertrek.

3. Wanneer goederen vanuit de Gemeenschap naar een EVA-land worden vervoerd, vermeldt het kantoor van vertrek in het voor de douane bestemde vak op de exemplaren 1, 2, 3A en 3B van het overdrachtsformulier TR op duidelijke wijze "T1", indien de goederen met toepassing van de T1-regeling worden vervoerd.

4. Behalve de in de leden 2 en 3 bedoelde gevallen, worden goederen die over het grondgebied van een of meer EVA-landen van de ene naar de andere plaats in de Gemeenschap worden vervoerd, evenals goederen die vanaf een plaats in de Gemeenschap naar een EVA-land worden vervoerd, op de door elke lidstaat van de Gemeenschap vast te stellen wijze voor het gehele af te leggen traject onder de T2-regeling geplaatst, zonder dat het overdrachtsformulier TR dat op deze goederen betrekking heeft bij het kantoor van vertrek behoeft te worden ingediend. Voor goederen die over het grondgebied van een of meerdere EVA-landen van de ene naar de andere plaats in de Gemeenschap worden vervoerd, behoeven de in artikel 94 bedoelde etiketten niet te worden aangebracht.

5. Goederen waarvan het vervoer in een EVA-land begint, worden geacht met toepassing van de T1-regeling te worden vervoerd. Worden de goederen evenwel, overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder b), van de Overeenkomst, met toepassing van de T2-regeling vervoerd, dan wordt dit door het kantoor van vertrek op exemplaar 3A van het bijbehorende overdrachtsformulier TR vermeld; te dien einde brengt het kantoor van vertrek in het voor de douane bestemde vak van exemplaar 3A van het overdrachtsformulier TR het teken "T2" of "T2F" aan, al naar gelang van het geval, alsmede het visum van het kantoor van vertrek en de handtekening van de bevoegde ambtenaar. Wanneer de goederen met toepassing van de T1-regeling worden vervoerd, behoeft het teken "T1" niet op het document te worden aangebracht.

6. Wanneer een overdrachtsformulier TR zowel betrekking heeft op containers die goederen bevatten welke met toepassing van de T1-regeling worden vervoerd als op containers die goederen bevatten welke met toepassing van de T2-regeling worden vervoerd, maakt het kantoor van vertrek, in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren 2, 3A en 3B van het overdrachtsformulier TR, afzonderlijk melding van de container(s), naar gelang van het soort goederen dat zij bevatten, en brengt, naast de vermelding van de container(s) het teken "T1" respectievelijk "T2" of "TF2" al naar gelang van het geval aan.

7. Wanneer, in het in lid 3 bedoelde geval, gebruik wordt gemaakt van lijsten van grote containers, worden per categorie container afzonderlijke lijsten opgesteld. De containers worden in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren 1, 2, 3A en 3B van het overdrachtsformulier TR aangeduid met het (de) volgnummer(s) van de lijst(en) van grote containers. De afkorting "T1" wordt naast het (de) volgnummer(s) van de lijst(en) aangebracht, al naar gelang van het geval.

8. Alle exemplaren van het overdrachtsformulier TR worden aan de belanghebbende teruggegeven.

9. Elk EVA-land kan bepalen dat goederen die zich onder de T1-regeling bevinden met toepassing van de T1-regeling worden vervoerd zonder dat het overdrachtsformulier TR aan het kantoor van vertrek behoeft te worden overgelegd.

10. Het overdrachtsformulier TR voor de in de leden 2, 3 en 5 bedoelde goederen wordt aan het kantoor van bestemming overgelegd waar de goederen voor het vrije verkeer of voor een andere regeling worden aangegeven.

Voor goederen die over het grondgebied van een of meerdere EVA-landen van de ene naar de andere plaats in de Gemeenschap worden vervoerd, onder de in lid 4 bedoelde voorwaarden, behoeven bij het kantoor van bestemming geen formaliteiten te worden vervuld.

Identificatiemaatregelen

Artikel 97

De identificatie van de goederen geschiedt overeenkomstig de bepalingen van artikel 11 van de Overeenkomst. Het kantoor van vertrek gaat in de regel niet over tot verzegeling van grote containers wanneer de spoorwegmaatschappijen reeds identificatiemaatregelen nemen. Wanneer de containers worden verzegeld, wordt dit in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren 3A en 3B van het overdrachtsformulier TR vermeld.

Gebruik van de onderscheiden exemplaren van het overdrachtsformulier TR

Artikel 98

1. Behalve wanneer goederen over het grondgebied van een of meerdere EVA-landen van de ene naar de andere plaats in de Gemeenschap worden vervoerd, levert de vervoeronderneming de exemplaren 1, 2 en 3A van het overdrachtsformulier TR bij het kantoor van bestemming in.

2. Het kantoor van bestemming doet de exemplaren 1 en 2 na visering terstond aan de vervoeronderneming toekomen en behoudt exemplaar 3A.

HET VERVOER VAN GOEDEREN NAAR EN VANUIT DERDE LANDEN

Vervoer naar derde landen

Artikel 99

1. Artikel 96, leden 1 tot en met 9, en artikel 97 zijn van toepassing wanneer een vervoer op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen begint en buiten het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen zal eindigen.

2. Het douanekantoor waaronder het grensstation ressorteert via hetwelk het vervoer het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen verlaat, wordt aangemerkt als kantoor van bestemming.

3. Bij het kantoor van bestemming behoeven geen formaliteiten te worden vervuld.

Vervoer vanuit derde landen

Artikel 100

1. Wanneer een vervoer buiten het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen begint en op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen zal eindigen, wordt het douanekantoor waaronder het grensstation ressorteert via hetwelk het vervoer de Gemeenschap binnenkomt, als kantoor van vertrek aangemerkt. Bij het kantoor van vertrek behoeven geen formaliteiten te worden vervuld.

2. Het kantoor waar de goederen worden aangebracht, wordt als kantoor van bestemming aangemerkt. De bij artikel 98 voorgeschreven formaliteiten worden bij het kantoor van bestemming vervuld.

Doorvoer over het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen

Artikel 101

1. Wanneer een vervoer buiten het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen begint en zal eindigen, worden als kantoor van vertrek en als kantoor van bestemming aangemerkt de respectievelijk in artikel 100, lid 1, en artikel 99, lid 2, bedoelde kantoren.

2. Bij het kantoor van vertrek en bij het kantoor van bestemming behoeven geen formaliteiten te worden vervuld.

Douanestatus van de goederen

Artikel 102

Het vervoer als bedoeld in artikel 100, lid 1, of artikel 101, lid 1, wordt geacht met toepassing van de T1-regeling plaats te vinden, tenzij het communautaire karakter van de goederen overeenkomstig titel II wordt aangetoond.

AFDELING 3

ANDERE BEPALINGEN

Ladingslijsten

Artikel 103

1. Artikel 17, lid 3, en artikel 62 zijn van toepassing op de ladingslijsten die eventueel bij de vrachtbrief CIM of het overdrachtsformulier TR worden gevoegd. Het aantal lijsten wordt aangetekend in het voor de vermelding van de bijlagen bestemde vak van de vrachtbrief CIM of het overdrachtsformulier TR.

Voorts wordt op de ladingslijst het nummer vermeld van de wagon waarop de vrachtbrief CIM betrekking heeft of, in voorkomend geval, het nummer van de container die de goederen bevat.

2. Voor vervoer dat op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen begint en dat zowel betrekking heeft op goederen die met toepassing van de T1-regeling als op goederen die met toepassing van de T2-regeling worden vervoerd, worden afzonderlijke ladingslijsten opgesteld. Voor het vervoer met grote containers onder geleide van overdrachtsformulieren TR worden afzonderlijke ladingslijsten opgesteld voor elke grote container die goederen van beide categorieën bevat.

De volgnummers van de ladingslijsten die betrekking hebben op elk van de twee categorieën goederen worden vermeld in het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak van de vrachtbrief CIM of het overdrachtsformulier TR.

3. In de gevallen als bedoeld in de leden 1 en 2, en met het oog op de toepassing van de in de artikelen 75 tot en met 104 bedoelde procedures maken de bij de vrachtbrief CIM of het overdrachtsformulier TR gevoegde ladingslijsten daarvan deel uit en hebben zij dezelfde rechtsgevolgen.

Op het origineel van deze ladingslijsten wordt het visum van het station van verzending aangebracht.

AFDELING 4

TOEPASSINGSGEBIED VAN DE NORMALE EN DE VEREENVOUDIGDE PROCEDURES - GECOMBINEERD RAIL/WEGVERVOER

Artikel 104

1. De bepalingen van de artikelen 75 tot en met 103 vormen geen beletsel voor de toepassing van de in titel II omschreven procedures, met dien verstande dat de artikelen 77 en 79 of 91 en 94 niettemin van toepassing zijn.

2. In het in lid 1 bedoelde geval wordt bij het opstellen van de vrachtbrief CIM of het overdrachtsformulier TR, in het voor de vermelding van de bijlagen bestemde vak op duidelijke wijze verwezen naar de gebruikte aangifte(n) voor douanevervoer, onder vermelding van de soort, het kantoor van afgifte, de datum en het nummer van geldigmaking van elk gebruikt document.

Bovendien moet op exemplaar 2 van de vrachtbrief CIM of op de exemplaren 1 en 2 van het overdrachtsformulier TR het visum voorkomen van de spoorwegmaatschappij waaronder het laatste bij het gemeenschappelijk douanevervoer betrokken station ressorteert. Deze spoorwegmaatschappij brengt haar visum aan na te hebben nagegaan dat het vervoer van de goederen geschiedt onder geleide van het document, respectievelijk de documenten, voor douanevervoer waarnaar wordt verwezen.

Wanneer het in lid 1 en in de eerste alinea van dit lid bedoelde gemeenschappelijk douanevervoer in een EVA-land eindigt, kan dit land bepalen dat exemplaar 2 van de vrachtbrief CIM of de exemplaren 1 en 2 van het overdrachtsformulier TR aan het douanekantoor worden overgelegd waaronder het laatste bij het gemeenschappelijk douanevervoer betrokken station ressorteert. Dit douanekantoor brengt hierop zijn visum aan na te hebben nagegaan dat het vervoer van de goederen plaatsvindt onder geleide van het document respectievelijk de documenten voor douanevervoer waarnaar wordt verwezen.

3. Wanneer, overeenkomstig de artikelen 88 tot en met 102, gemeenschappelijk douanevervoer onder geleide van een overdrachtsformulier TR plaatsvindt, valt de in het kader van dit vervoer gebruikte vrachtbrief CIM buiten het toepassingsgebied van de artikelen 75 tot en met 87 en 104, leden 1 en 2. Op de vrachtbrief CIM wordt in het voor de vermelding van de bijlagen bestemde vak op duidelijke wijze naar het overdrachtsformulier TR verwezen, meer bepaald door de vermelding "overdrachtsformulier TR", gevolgd door het volgnummer, aan te brengen.

4. Wordt een zending voor gecombineerd rail/wegvervoer onder geleide van een of meer aangiften voor douanevervoer volgens de in titel II omschreven procedure door de spoorwegen in een spoorwegterminal aanvaard en op wagons vervoerd, dan nemen de spoorwegmaatschappijen de aansprakelijkheid op zich voor de betaling van de rechten en andere heffingen in geval van overtredingen of onregelmatigheden tijdens het spoorwegtraject, indien er geen geldige zekerheid is gesteld in het land waar de overtreding of de onregelmatigheid geacht wordt te zijn begaan en voor zover het niet mogelijk is deze bedragen van de aangever in te vorderen.

Toegelaten afzender en geadresseerde

Artikel 105

1. Wanneer de ontheffing van de verplichting om de aangifte voor douanevervoer bij het kantoor van vertrek aan te bieden betrekking heeft op goederen die bestemd zijn om overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 75 tot en met 104 onder geleide van een vrachtbrief CIM of een overdrachtsformulier TR te worden verzonden, nemen de bevoegde autoriteiten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat, naargelang het geval, het teken "T1", "T2" of "T2F" op de exemplaren 1, 2 en 3 van de vrachtbrief CIM of op de exemplaren 1, 2, 3A en 3B van het overdrachtsformulier TR wordt aangebracht.

2. Wanneer goederen die overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 75 tot en met 104 worden vervoerd, voor een toegelaten geadresseerde zijn bestemd, kunnen de bevoegde autoriteiten voorschrijven dat, in afwijking van artikel 72, lid 2, en artikel 74, lid 1, onder b), de exemplaren 2 en 3 van de vrachtbrief CIM, of de exemplaren 1, 2 en 3A van het overdrachtsformulier TR rechtstreeks door de spoorwegmaatschappij of de vervoeronderneming bij het kantoor van bestemming worden ingeleverd.

(er zijn geen artikelen 106 tot en met 110)

HOOFDSTUK IX

Bijzondere vereenvoudigde procedures voor het vervoer door de lucht

Vereenvoudigde procedure (niveau 1)

Artikel 111

1. Een luchtvaartmaatschappij kan toestemming verkrijgen het luchtvaartmanifest als aangifte voor douanevervoer te gebruiken, mits de inhoud van dit manifest overeenstemt met het model in aanhangsel 3 van bijlage 9 bij het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart (vereenvoudigde procedure - niveau 1).

De vorm van het manifest, evenals de luchthavens van vertrek en van bestemming van het gemeenschappelijk douanevervoer, worden in de vergunning vermeld. De luchtvaartmaatschappij doet een voor eensluidend gewaarmerkte kopie van de vergunning toekomen aan de bevoegde autoriteiten van elke betrokken luchthaven.

2. Wanneer de zending zowel goederen omvat die met toepassing van de T1-regeling als goederen die met toepassing van de T2-regeling worden vervoerd, worden deze goederen op afzonderlijke manifesten vermeld.

3. Het manifest draagt een door de luchtvaartmaatschappij gedateerde en ondertekende vermelding, namelijk

- "T1", indien de goederen onder de T1-regeling worden vervoerd,

- "T2" of "T2F", indien de goederen onder de T2-regeling worden vervoerd. Een manifest mag slechts van een van deze beide tekens worden voorzien.

4. In het manifest worden voorts de volgende gegevens vermeld:

- de naam van de luchtvaartmaatschappij die de goederen vervoert,

- het vluchtnummer,

- de datum van de vlucht,

- de naam van de luchthaven van lading (luchthaven van vertrek) en lossing (luchthaven van bestemming),

en voor elke in het manifest vermelde zending:

- het nummer van de luchtvrachtbrief,

- het aantal colli,

- een omschrijving van de goederen volgens de gebruikelijke handelsbenaming, alsmede de noodzakelijke gegevens om de goederen te kunnen identificeren,

- de brutomassa.

Bij groupagevervoer wordt de omschrijving vervangen door de vermelding "consolidation", eventueel in afgekorte vorm. In dit geval moeten de luchtvrachtbrieven die betrekking hebben volgens de in het manifest vermelde goederen de gebruikelijke handelsbenaming bevatten, alsmede de noodzakelijke gegevens om de goederen te kunnen identificeren.

5. Het manifest wordt ten minste in tweevoud ter visering voorgelegd aan de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van vertrek, die een exemplaar ervan behouden.

Deze autoriteiten kunnen eisen dat alle luchtvrachtbrieven die op de in de manifesten vermelde goederen betrekking hebben, ter controle worden overgelegd.

6. Een exemplaar van het manifest wordt aan de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van bestemming overgelegd, die dit exemplaar behouden.

De bevoegde autoriteiten van de luchthaven van bestemming kunnen eisen dat de manifesten en de luchtvrachtbrieven die op alle in die luchthaven geloste goederen betrekking hebben, ter controle worden overgelegd.

7. De bevoegde autoriteiten van elke luchthaven van bestemming doen de bevoegde autoriteiten van elke luchthaven van vertrek maandelijks, na waarmerking, de door de luchtvaartmaatschappijen opgestelde lijst van de manifesten toekomen die hen in de loop van de voorgaande maand werden voorgelegd.

Elk manifest wordt op deze lijst omschreven door vermelding van:

- het referentienummer van het manifest,

- het teken dat aangeeft dat het manifest, wordt gebruikt als aangifte voor douanevervoer, overeenkomstig lid 3,

- de naam (eventueel afgekort) van de luchtvaartmaatschappij die de goederen heeft vervoerd,

- het vluchtnummer,

- de datum van de vlucht.

Eveneens kan worden toegestaan dat de luchtvaartmaatschappijen deze gegevens zelf doorzenden.

Indien onregelmatigheden worden vastgesteld ten opzichte van de gegevens van de in deze lijst opgenomen manifesten, delen de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van bestemming dit mede aan de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van vertrek en aan de autoriteit die de vergunning heeft afgegeven, onder verwijzing naar onder andere de luchtvrachtbrieven die tot de vaststelling van onregelmatigheden aanleiding hebben gegeven.

Vereenvoudigde procedure (niveau 2)

Artikel 112

1. Een luchtvaartmaatschappij kan toestemming verkrijgen om manifesten die met behulp van een systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens worden doorgezonden als aangifte voor douanevervoer te gebruiken, indien zij een beduidend aantal vluchten tussen de landen uitvoert (vereenvoudigde procedure - niveau 2).

In afwijking van artikel 49, lid 1, onder a), behoeven de luchtvaartmaatschappijen niet in een Overeenkomstsluitende Partij te zijn gevestigd, mits zij daar over een regionaal kantoor beschikken.

2. Zodra zij een aanvraag om een vergunning hebben ontvangen, delen de bevoegde autoriteiten dit mede aan de andere landen op het grondgebied waarvan luchthavens van vertrek en van bestemming zijn gelegen die door een systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens met elkaar zijn verbonden.

Indien binnen zestig dagen na de datum van de mededeling geen bezwaren zijn ontvangen, verlenen de bevoegde autoriteiten de vergunning.

Deze vergunning is geldig in alle betrokken landen en is uitsluitend van toepassing op het gemeenschappelijk douanevervoer tussen de in de vergunning genoemde luchthavens.

3. De vereenvoudiging wordt als volgt toegepast:

a) het op de luchthaven van vertrek opgestelde manifest wordt met behulp van het systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens naar de luchthaven van bestemming gezonden;

b) de luchtvaartmaatschappij vermeldt op het manifest:

- "T1", indien de goederen onder de T1-regeling worden vervoerd;

- "T2" of "TF", indien de goederen onder de T2-regeling worden vervoerd;

- "TD" voor goederen die reeds onder een regeling voor douanevervoer zijn geplaatst. In dit geval brengt de luchtvaartmaatschappij het teken "TD" eveneens aan op het desbetreffende luchtvrachtbrief en vermeldt zij de gevolgde procedure, het referentienummer en de datum en het kantoor van afgifte van de aangifte voor douanevervoer;

- "C" (gelijk aan "T2L") of "F" (gelijk aan "T2LF"), al naar gelang van het geval, voor communautaire goederen die niet onder een douanevervoerregeling zijn geplaatst;

- "X" voor uit te voeren communautaire goederen die niet onder een douanevervoerregeling zijn geplaatst;

naast de betrokken artikelen van het manifest.

Het manifest dient eveneens de in artikel 111, lid 4, bedoelde gegevens te bevatten;

c) de regeling gemeenschappelijk douanevervoer wordt als beëindigd beschouwd zodra de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van bestemming kunnen beschikken over het manifest dat met behulp van het systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens is verzonden en de goederen bij hen zijn aangebracht;

d) een afdruk van het met behulp van het systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens doorgezonden manifest wordt op verzoek voorgelegd aan de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van vertrek en van bestemming;

e) in de administratie van de luchtvaartmaatschappij moeten ten minste de onder b) genoemde gegevens zijn opgenomen;

f) de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van vertrek controleren de administratie van de luchtvaartmaatschappij op basis van een risico-analyse;

g) de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van bestemming controleren de administratie van de luchtvaartmaatschappij op basis van een risico-analyse; zo nodig zenden zij de gegevens over de ontvangen manifesten met behulp van het systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens ter controle aan de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van vertrek.

4. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk VI van titel II en van titel IV:

- stelt de luchtvaartmaatschappij de bevoegde autoriteiten van overtredingen en onregelmatigheden in kennis;

- delen de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van bestemming overtredingen en onregelmatigheden zo spoedig mogelijk mede aan de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van vertrek en aan de autoriteit die de vergunning heeft afgegeven.

HOOFDSTUK X

Bijzondere vereenvoudigde procedures voor het vervoer per pijpleiding

Artikel 113

1. Wanneer de regeling gemeenschappelijk douanevervoer wordt toegepast voor het vervoer van goederen per pijpleiding, worden de in het kader van deze regeling te vervullen formaliteiten overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 aangepast.

2. De door middel van pijpleidingen vervoerde goederen worden geacht onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te zijn geplaatst:

- op het tijdstip waarop zij het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij per pijpleiding binnenkomen;

- op het tijdstip waarop zij in de pijpleiding worden gebracht, wanneer het goederen betreft die zich reeds in het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij bevinden.

In voorkomend geval wordt het communautaire karakter van deze goederen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van aanhangsel II.

3. Voor de in lid 2 bedoelde goederen wordt de exploitant van de pijpleiding die in het land is gevestigd over het grondgebied waarvan de goederen het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij binnenkomen of de exploitant van de pijpleiding die in het land is gevestigd waar het vervoer begint, als aangever aangemerkt.

4. Voor de toepassing van artikel 4, lid 2, wordt de exploitant van de pijpleiding die is gevestigd in een land over het grondgebied waarvan de goederen per pijpleiding worden vervoerd, geacht de vervoerder te zijn.

5. Onverminderd lid 8 wordt de regeling gemeenschappelijk douanevervoer beëindigd op het tijdstip waarop de per pijpleiding vervoerde goederen de installaties of het distributienetwerk van de geadresseerde bereiken en in diens boekhouding zijn opgenomen.

6. Wanneer goederen die overeenkomstig lid 2 onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer zijn geplaatst per pijpleiding tussen twee Overeenkomstsluitende Partijen worden vervoerd, tijdens het traject door het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij worden vervoerd waar de regeling gemeenschappelijk douanevervoer niet voor het vervoer per pijpleiding wordt toegepast, wordt deze regeling gedurende het vervoer over dit grondgebied geschorst.

7. Wanneer goederen per pijpleiding worden verzonden vanuit een overeenkomstsluitende partij waar de regeling gemeenschappelijk douanevervoer voor dit soort vervoer niet wordt toegepast naar een overeenkomstsluitende partij waar deze regeling voor dit soort vervoer wel wordt toegepast, wordt deze regeling geacht aan te vangen op het tijdstip waarop de goederen het grondgebied van deze laatste overeenkomstsluitende partij binnenkomen.

8. Wanneer goederen per pijpleiding worden verzonden vanuit een overeenkomstsluitende partij waar de regeling gemeenschappelijk douanevervoer voor dit soort vervoer wordt toegepast naar een overeenkomstsluitende partij waar deze regeling voor dit soort goederen niet wordt toegepast, wordt deze regeling geacht te worden beëindigd op het tijdstip waarop de goederen het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij verlaten waar deze regeling wordt toegepast.

9. De bij het vervoer betrokken ondernemingen voeren een administratie en houden deze ter inzage van de bevoegde autoriteiten zodat deze alle controles kunnen verrichten die zij in het kader van het in dit artikel bedoelde gemeenschappelijk douanevervoer nodig achten.

TITEL IV

Schuld en invordering

Ontstaan van de schuld

Artikel 114

1. Een schuld in de zin van artikel 3, onder l), ontstaat:

a) door de onttrekking van goederen aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer; of

b) indien de goederen niet aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer zijn onttrokken, door het niet nakomen van een van de verplichtingen die uit het gebruik van deze regeling voortvloeien of het niet voldoen aan een van de voorwaarden om goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te mogen plaatsen.

Er ontstaat geen schuld indien de tekortkomingen geen werkelijke gevolgen hebben gehad voor de werking van de regeling, mits:

i) zij geen poging vormen de goederen aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te onttrekken;

ii) zij niet het gevolg zijn van de kennelijke nalatigheid van de betrokkene;

iii) alle noodzakelijke formaliteiten worden vervuld om de situatie van de goederen achteraf te regulariseren.

De Overeenkomstsluitende Partijen kunnen de situaties omschrijven waarin de tweede alinea van toepassing kan worden geacht.

2. De schuld ontstaat:

a) op het tijdstip waarop de goederen aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden onttrokken,

of

b) op het tijdstip waarop de verplichting, waarvan de niet-nakoming de schuld doet ontstaan, niet meer wordt nagekomen, hetzij op het tijdstip waarop de goederen onder de regeling worden geplaatst wanneer later blijkt dat aan een van de voorwaarden voor de plaatsing onder de regeling niet is voldaan.

3. Geen schuld wordt geacht te zijn ontstaan ten aanzien van onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen wanneer de belanghebbende het bewijs levert dat de in lid 1, eerste alinea, onder b), bedoelde niet-nakoming van de uit de regeling gemeenschappelijk douanevervoer voortvloeiende verplichtingen het gevolg is van de volledige vernietiging of het onherroepelijk verlies van de betrokken goederen door een oorzaak die uit de aard van die goederen voortvloeit, die het gevolg is van toeval of overmacht, of de toestemming van de bevoegde autoriteiten.

Goederen zijn onherroepelijk verloren gegaan wanneer zij niet meer kunnen worden gebruikt.

Identificatie van de schuldenaar

Artikel 115

1. In het in artikel 114, lid 1, onder a), bedoelde geval zijn de schuldenaars:

a) de persoon die de goederen aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer onttrekt;

b) de personen die aan deze onttrekking hebben deelgenomen terwijl zij wisten, of redelijkerwijze hadden moeten weten, dat de goederen aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer waren onttrokken;

c) de personen die de betrokken goederen hebben verworven of onder zich hebben gehad en die, op het ogenblik waarop zij deze goederen verwierven of ontvingen, wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat deze aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer waren onttrokken.

d) alsmede de aangever.

2. In het in artikel 114, lid 1, onder b), bedoelde geval is de schuldenaar de persoon die, al naar gelang van het geval, de verplichtingen moet nakomen die uit de plaatsing van de goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer voortvloeien of die de aan de plaatsing van de goederen onder de regeling verbonden voorwaarden in acht moet nemen.

3. Indien verschillende schuldenaars dezelfde schuld moeten betalen, zijn zij hoofdelijk gehouden tot de betaling van die schuld.

Plaats waar de schuld is ontstaan

Artikel 116

1. De schuld ontstaat:

a) op de plaats waar de feiten zich voordoen die tot het ontstaan van de schuld hebben geleid;

b) of, indien deze plaats niet kan worden vastgesteld, op de plaats waar de bevoegde autoriteiten constateren dat de goederen zich in een situatie bevinden die tot het ontstaan van een schuld heeft geleid;

c) of, indien deze plaats binnen tien maanden na aanvaarding van aangifte voor douanevervoer niet door toepassing van het bepaalde onder a) en b) kan worden vastgesteld, in het land waaronder het laatste kantoor van binnenkomst waarbij een kennisgeving van doorgang is ingeleverd ressorteert of in het land waaronder het kantoor van vertrek ressorteert.

2. De in artikel 117, lid 1, bedoelde bevoegde autoriteiten zijn die van het land waar de schuld is ontstaan of waar de schuld overeenkomstig dit artikel geacht wordt te zijn ontstaan.

Actie ten aanzien van de schuldenaar

Artikel 117

1. De bevoegde autoriteiten beginnen met de invorderingsprocedure zodra zij in staat zijn:

a) het bedrag van de schuld te berekenen; en

b) te bepalen wie de schuldenaar is.

2. Te dien einde en onder voorbehoud van verjaring delen deze autoriteiten het bedrag van de schuld aan de schuldenaar mede onder de voorwaarden en binnen de termijnen die in de Overeenkomstsluitende Partijen van kracht zijn.

3. Elk bedrag van de schuld dat in de in lid 2 bedoelde kennisgeving is vermeld, moet door de schuldenaar worden betaald onder de voorwaarden en binnen de termijnen die in de Overeenkomstsluitende Partijen van kracht zijn.

4. Wanneer na de aanvang van de invorderingsprocedure de autoriteiten die overeenkomstig artikel 116 bevoegd zijn (verzoekende autoriteiten) het bewijs verkrijgen, door welk middel dan ook, dat de plaats waar de feiten zich hebben voorgedaan die tot het ontstaan van de schuld hebben geleid in een andere Overeenkomstsluitende Partij is gelegen, zenden zij de ter zake dienende documenten, waaronder gewaarmerkte kopieën van de bewijsstukken, terstond aan de autoriteiten die voor die plaats bevoegd zijn (aangezochte autoriteiten).

De aangezochte autoriteiten zenden een ontvangstbevestiging waarin zij verklaren of zij voor de invordering bevoegd zijn. Indien zij niet binnen drie maanden antwoorden, hervatten de verzoekende autoriteiten terstond de invorderingsprocedure.

5. Indien de aangezochte autoriteiten bevoegd zijn, leiden zij, in voorkomend geval na de in het vorig lid genoemde periode van drie maanden en mits de onmiddellijke inlichting van de verzoekende autoriteiten, een nieuwe procedure tot invordering van de schuld in.

Een niet-voltooide invorderingsprocedure die is ingeleid door de verzoekende autoriteiten wordt geschorst, zodra de aangezochte autoriteiten hun mededelen dat zij tot invordering overgaan.

Zodra de aangezochte autoriteiten het bewijs leveren dat zij de schuld hebben ingevorderd, betalen de verzoekende autoriteiten de reeds ingevorderde sommen terug of beëindigen zij de invordering.

Actie ten aanzien van de borg

Artikel 118

1. Onder voorbehoud van lid 3, is de borg aansprakelijk zolang het bedrag van de schuld kan worden opgeëist.

2. Wanneer de regeling niet is gezuiverd, moeten de autoriteiten die overeenkomstig artikel 116 bevoegd zijn:

- de borg, binnen twaalf maanden na aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer, in kennis stellen van de niet-zuivering van de regeling;

- de borg, binnen drie jaar na aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer, ervan in kennis stellen dat hij verplicht is of kan worden de bedragen, waarvoor hij in verband met het betrokken gemeenschappelijk douanevervoer aansprakelijk is, te betalen. In deze kennisgeving moeten het nummer en de datum van de aangifte voor douanevervoer, de naam van het kantoor van vertrek, de naam van de aangever en de mogelijk opeisbare bedragen worden vermeld.

3. De borg is van zijn verplichtingen ontslagen wanneer de ene of de andere van de in lid 2 genoemde kennisgevingen hem niet binnen de voorgeschreven termijnen zijn gedaan.

4. Wanneer de ene of de andere kennisgeving is verzonden, wordt de borg in kennis gesteld van de invordering van de schuld of van de zuivering van de regeling.

Uitwisseling van informatie en samenwerking bij de invordering

Artikel 119

Onverminderd artikel 13 bis van de Overeenkomst verlenen de landen elkaar bijstand om vast te stellen welke autoriteiten overeenkomstig artikel 116 voor de invordering bevoegd zijn.

Deze autoriteiten stellen het kantoor van vertrek en het kantoor van zekerheidstelling in kennis van alle gevallen waarin een schuld is ontstaan in verband met door het kantoor van vertrek aanvaarde aangiften voor douanevervoer en van alle maatregelen die worden genomen om de verschuldigde bedragen bij de schuldenaar in te vorderen.

BIJLAGE I

GOEDEREN MET VERHOOGD FRAUDERISICO

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

KENMERKEN VAN VERZEGELINGEN

De in artikel 28 van Aanhangsel I bedoelde verzegelingen dienen ten minste de volgende essentiële kenmerken te bezitten en aan de volgende technische specificaties te voldoen:

a) De verzegelingen dienen de volgende essentiële kenmerken te bezitten:

1) Ze moeten stevig en duurzaam zijn.

2) Ze moeten op eenvoudige wijze gecontroleerd en geïdentificeerd kunnen worden.

3) Ze mogen niet verwijderd of losgemaakt kunnen worden zonder te worden verbroken, zonder dat dit met het blote oog waarneembare sporen achterlaat.

4) Ze mogen slechts voor eenmalig gebruik geschikt zijn of, wanneer het gaat om verzegelingen die bestemd zijn om meermaals te worden gebruikt, zij moeten zo zijn ontworpen dat elk gebruik duidelijk blijkt.

5) Zij moeten van identificatiekenmerken zijn voorzien.

b) Technische specificaties:

1) De vorm en afmetingen van de verzegelingen kunnen variëren, naar gelang het type, maar alle identificatiekenmerken moeten duidelijk leesbaar zijn.

2) De identificatiekenmerken van de verzegelingen mogen niet vervalst kunnen worden en moeten moeilijk zijn na te maken.

3) Het gebruikte materiaal dient zo stevig te zijn dat het niet mogelijk is het per ongeluk te breken of ongemerkt opnieuw te gebruiken.

BIJLAGE III

DE IN DE ARTIKELEN 57 EN 58 BEDOELDE VOORWAARDEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IV

TOEPASSING VAN ARTIKEL 58, LID 7

Tijdelijk verbod op het gebruik van de doorlopende zekerheid of van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag

1. Situaties waarin het gebruik van de doorlopende zekerheid of van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag tijdelijk kan worden verboden

1.1. Tijdelijk verbod op het gebruik van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag

Onder "bijzondere omstandigheden" in de zin van artikel 58, lid 5, wordt een situatie verstaan waarin in een beduidend aantal gevallen waarbij meerdere aangevers zijn betrokken en waardoor de goede werking van de regeling in gevaar is gebracht, is vastgesteld dat, ondanks de eventuele toepassing van de artikelen 54 of 61, de betaling binnen de gestelde termijn van de schulden die door de onttrekking van de in bijlage I genoemde goederen aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer zijn ontstaan niet langer door de in artikel 58, lid 2, bedoelde doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag kan worden gewaarborgd.

1.2. Tijdelijk verbod op het gebruik van de doorlopende zekerheid

Onder "fraude op grote schaal" in de zin van artikel 58, lid 6, wordt een situatie verstaan waarin is vastgesteld dat, ondanks de eventuele toepassing van de artikelen 54 of 61 of eventueel van artikel 58, lid 5, de betaling binnen de gestelde termijn van de schulden die door de onttrekking van de in bijlage I genoemde goederen aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer zijn ontstaan niet langer door de in artikel 58, lid 1, bedoelde doorlopende zekerheid kan worden gewaarborgd, gezien de hoeveelheden waarin deze goederen aan de regeling zijn onttrokken en de omstandigheden waarin dit is gebeurd, met name wanneer zij het gevolg zijn van de activiteiten van internationale misdaadorganisaties.

2. Besluitvormingsprocedure om het gebruik van de doorlopende zekerheid en het gebruik van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag tijdelijk te verbieden.

2.1. Het besluit van de Gemengde Commissie om het gebruik van de doorlopende zekerheid en het gebruik van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag overeenkomstig artikel 58, lid 5 of lid 6, tijdelijk te verbieden (hierna "het besluit" genoemd) wordt volgens de hieronder beschreven procedure genomen.

2.2. Het besluit kan op verzoek van een of meer overeenkomstsluitende partijen worden genomen.

2.3. Wanneer een dergelijk verzoek is gedaan, delen de overeenkomstsluitende partijen elkaar de door hen vastgestelde feiten mede en onderzoeken zij of aan de voorwaarden van de punten 1.1 of 1.2 is voldaan.

2.4. Indien de overeenkomstsluitende partijen van oordeel zijn dat aan die voorwaarden is voldaan, wordt een ontwerp-besluit aan de Gemengde Commissie voorgelegd die het via de in punt 2.5 omschreven schriftelijke procedure kan goedkeuren.

2.5. Het secretariaat-generaal van de Commissie doet de andere overeenkomstsluitende partijen dan de Gemeenschap een ontwerp-besluit toekomen.

Het besluit wordt goedgekeurd indien binnen dertig dagen na verzending geen van de overeenkomstsluitende partij hiertegen schriftelijk bezwaar maakt bij het secretariaat-generaal van de Commissie. Het secretariaat-generaal van de Commissie deelt de goedkeuring van het besluit aan de overeenkomstsluitende partijen mede.

Indien een of meer overeenkomstsluitende partijen binnen de gestelde termijn tegen het ontwerp bezwaar maken, deelt het secretariaat-generaal van de Commissie dit mede aan de andere overeenkomstsluitende partijen.

2.6. Elke overeenkomstsluitende partij draagt zorg voor de bekendmaking van het besluit.

2.7. Het besluit is twaalf maanden geldig. De Gemengde Commissie kan de geldigheidsduur van het besluit evenwel verlengen of het besluit intrekken na een nieuw onderzoek door de overeenkomstsluitende partijen.

2.8. Bij het douanevervoer van goederen waarop een verbod tot gebruikmaking van de doorlopende zekerheid van toepassing is, zijn de volgende maatregelen van toepassing:

- een van de volgende vermeldingen, waarvan de afmetingen ten minste 100 mm × 10 mm moeten bedragen, wordt in rode hoofdletters diagonaal op de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer aangebracht:

- ES: GARANTÍA GLOBAL PROHIBIDA

- DA: FORBUD MOD SAMLET KAUTION

- DE: GESAMTBÜRGSCHAFT UNTERSAGT

- EL: ΑΠΑΓΟΡΕΥΕΤΑΙ Η ΣΥΝΟΛΙΚΗ ΕΓΓΥΗΣΗ

- EN: COMPREHENSIVE GUARANTEE PROHIBITED

- FR: GARANTIE GLOBALE INTERDITE

- IT: GARANZIA GLOBALE VIETATA

- NL: DOORLOPENDE ZEKERHEID VERBODEN

- PT: GARANTIA GLOBAL PROIBIDA

- FI: YLEISVAKUUDEN KÄYTTÖ KIELLETTY

- SV: SAMLAD SÄKERHET FÖRBJUDEN

- CS: ZÁKAZ GLOBÁLNÍ ZÁRUKY

- HU: ÖSSZKEZESSÉG TILALMA

- IS: ALLSHERJARTRYGGING BÖNNU

- NO: FORBUD MOT BRUK AV UNIVERSALGARANTI

- PL: ZAKAZ KORZYSTANIA Z GWARANCJI GENERALNEJ

- SK: ZÁKAZ CELKOVEJ ZÁRUKY

- in afwijking van artikel 36 moet exemplaar 5 van een aangifte voor douanevervoer die van deze vermelding is voorzien uiterlijk op de werkdag volgende op de dag waarop de zending en de vereiste exemplaren van de aangifte bij het kantoor van bestemming zijn aangeboden door dit kantoor worden teruggezonden. Wanneer een dergelijke zending bij een toegelaten geadresseerde in de zin van artikel 72 is aangeboden, moet hij exemplaar 5 uiterlijk op de werkdag volgende op de dag waarop hij de zending in ontvangst heeft genomen bij het kantoor van bestemming waaronder hij ressorteert inleveren.

3. Maatregelen ter verlichting van de financiële gevolgen van het verbod op het gebruik van de doorlopende zekerheid

De houders van een vergunning tot gebruikmaking van een doorlopende zekerheid kunnen, wanneer het gebruik van die vergunning voor de in bijlage I bedoelde goederen tijdelijk is verboden, op verzoek toestemming verkrijgen om gebruik te maken van een zekerheid per aangifte, waarop de volgende bijzondere voorwaarden van toepassing zijn:

- voor de zekerheid per aangifte moet een bijzondere akte van borgtocht worden opgesteld waarin naar deze bijlage wordt verwezen en die slechts betrekking heeft op de in de vergunning genoemde goederen;

- deze zekerheid per aangifte kan slechts bij het in de akte van borgtocht vermelde kantoor van vertrek worden gebruikt;

- zij kan voor verschillende, gelijktijdige of achtereenvolgende douanevervoertransacties worden gebruikt, mits het totaalbedrag waarvoor de regeling niet is gezuiverd het bedrag van de zekerheid per aangifte niet overschrijdt;

- wanneer een door deze zekerheid per aangifte gedekte transactie gemeenschappelijk douanevervoer wordt gezuiverd, wordt het desbetreffende bedrag vrijgegeven en kan dit vervolgens, binnen de grenzen van het bedrag van de zekerheid, ter dekking van een andere transactie worden gebruikt.

4. Uitzonderingen op het tijdelijke verbod op het gebruik van de doorlopende zekerheid of van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag

4.1. De aangever kan evenwel toestemming verkrijgen toch gebruik te mogen maken van de doorlopende zekerheid of van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag wanneer hij goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer plaatst waarop het verbod van toepassing is, indien hij kan aantonen dat voor de betrokken goederen in het kader van door hem verricht gemeenschappelijk douanevervoer geen schuld is ontstaan in de twee jaar voorafgaand aan het verbod of, wanneer de tijdens deze periode wel een schuld is ontstaan, indien hij kan aantonen deze door de schuldenaar of borg binnen de gestelde termijn volledig is voldaan.

Om gebruik te kunnen maken van de tijdelijk verboden doorlopende zekerheid moet de aangever bovendien voldoen aan de voorwaarden van artikel 58, lid 2, onder b).

4.2. De artikelen 50 tot en met 55 zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvragen en de vergunningen voor de in punt 4.1 bedoelde uitzonderingen.

4.3. Wanneer de bevoegde autoriteiten de uitzonderingen toestaan brengen zij in vak 8 van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling een van de volgende vermeldingen aan:

- ES: UTILIZACIÓN NO LIMITADA

- DA: UBEGRÆNSET ANVENDELSE

- DE: UNBESCHRÄNKTE VERWENDUNG

- EL: ΑΠΕΡΙΟΡΙΣΤΗ ΧΡΗΣΗ

- EN: UNRESTRICTED USE

- FR: UTILISATION NON LIMITÉE

- IT: UTILIZZAZIONE NON LIMITATA

- NL: GEBRUIK ONBEPERKT

- PT: UTILIZAÇÃO ILIMITADA

- FI: KÄYTTÖÄ EI RAJOITETTU

- SV: OBEGRÄNSAD ANVÄNDNING

- CS: NEOMEZENÉ POUZITI

- HU: KORLÁTOZÁS ALÁ NEM ESO HASZNÁLAT

- IS: ÓTAKMÖRKU NOTKUN

- NO: UBEGRENSET BRUK

- PL: NIEOGRANICZONA WAZNOSC

- SK: NEOBMEDZENÉ POUZITIE

BIJLAGE B

Aanhangsel II

COMMUNAUTAIR KARAKTER VAN GOEDEREN EN BEPALINGEN BETREFFENDE DE EURO

Artikel 1

De uitvoeringsbepalingen van de Overeenkomst en van aanhangsel I bij de Overeenkomst betreffende het communautaire karakter van goederen en het gebruik van de euro zijn in dit aanhangsel opgenomen.

TITEL I

COMMUNAUTAIR KARAKTER VAN GOEDEREN

HOOFDSTUK I

Toepassingsgebied

Artikel 2

1. Het communautaire karakter van goederen kan uitsluitend overeenkomstig deze titel worden aangetoond wanneer deze goederen rechtstreeks van een overeenkomstsluitende partij naar een andere overeenkomstsluitende partij worden vervoerd.

Worden beschouwd rechtstreeks van een overeenkomstsluitende partij naar een andere overeenkomstsluitende partij te worden vervoerd:

a) goederen die niet over het grondgebied van een derde land worden vervoerd;

b) goederen die over het grondgebied van een of meer derde landen worden vervoerd, mits het vervoer door deze landen onder geleide van één enkel vervoerdocument geschiedt dat in een overeenkomstsluitende partij is opgemaakt.

2. Deze titel is niet van toepassing op goederen:

a) die bestemd zijn uit de overeenkomstsluitende partijen te worden uitgevoerd;

of

b) die met toepassing van de regeling voor het internationale vervoer van goederen onder geleide van een TIR-carnet worden vervoerd, tenzij:

- de goederen bestemd zijn op het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij te worden gelost en tezamen worden vervoerd met goederen die bestemd zijn in een derde land te worden gelost,

of

- de goederen over het grondgebied van een derde land van de ene naar de andere overeenkomstsluitende partij worden vervoerd.

3. Deze titel is van toepassing op postzendingen (met inbegrip van postpakketten) die van een postkantoor in een overeenkomstsluitende partij naar een postkantoor in een andere overeenkomstsluitende partij worden verzonden.

HOOFDSTUK II

Bewijs van het communautaire karakter

Bevoegd kantoor

Artikel 3

In dit hoofdstuk wordt onder "bevoegd kantoor" de bevoegde autoriteiten verstaan die het bewijs van het communautaire karakter van de goederen kunnen afgeven.

Algemeen

Artikel 4

1. Het bewijs van het communautaire karakter van goederen die niet onder de T2-regeling worden vervoerd kan op een in dit hoofdstuk genoemde wijze worden geleverd.

2. Indien aan de voorwaarden voor de afgifte wordt voldaan, kan het document ten bewijze van het communautaire karakter van de goederen achteraf worden afgegeven. In dit geval wordt een van de volgende vermeldingen in het rood op dit document aangebracht:

- ES: Expedido a posteriori

- DA: Udstedt efterfølgende

- DE: Nachträglich ausgestellt

- EL: Εκδοθέν εκ των υστέρων

- EN: Issued retroactively

- FR: Delivré a posteriori

- IT: Rilasciato a posteriori

- NL: Achteraf afgegeven

- PT: Emitido a posteriori

- FI: Annettu jälkikäteen

- SV: Utfärdat i efterhand

- CS: Vystaveno dodatecne

- HU: Utólag kiállítva

- IS: Útgefið eftir à

- NO: Utstedt i etterhånd

- PL: Wystawiony z moca wsteczna

- SK: Vyhotovené dodatocne.

AFDELING 1

DOCUMENT T2L

Definitie

Artikel 5

1. Het bewijs van het communautaire karakter van de goederen wordt, onder de hierna genoemde voorwaarden, geleverd door overlegging van een document T2L.

2. Onder document T2L wordt elk document verstaan dat van het teken "T2L" of "T2LF" is voorzien.

Te gebruiken formulier

Artikel 6

1. Het document T2L wordt gesteld op een formulier dat met een van de modellen in Aanhangsel III overeenstemt.

2. Dit formulier wordt zo nodig aangevuld met een of meer aanvullende formulieren die overeenstemmen met de modellen in aanhangsel III en die dan integrerend deel uitmaken van het document T2L.

3. Ladingslijsten die overeenkomstig het model in aanhangsel III zijn opgesteld kunnen in plaats van aanvullende formulieren als beschrijvend deel van het document T2L worden gebruikt en maken dan integrerend deel uit van dit document.

4. De in lid 1, 2 en 3 bedoelde formulieren worden overeenkomstig de aanwijzingen in Aanhangsel III ingevuld. Zij worden gedrukt en ingevuld in een van de officiële talen van de overeenkomstsluitende partijen die door de bevoegde autoriteiten wordt aanvaard.

Bijzondere ladingslijsten

Artikel 7

1. De bevoegde autoriteiten kunnen een ieder die aan de voorwaarden van artikel 49 van Aanhangsel I voldoet vergunning verlenen lijsten die niet aan alle voorwaarden van Aanhangsel III voldoen als ladingslijsten te gebruiken.

2. Artikel 62, lid 1, tweede alinea, en de leden 2 en 3, van Aanhangsel I, zijn van overeenkomstige toepassing.

Het opmaken van het document T2L

Artikel 8

1. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 19 wordt het document T2L in één exemplaar opgemaakt.

2. Het document T2L en, in voorkomend geval, het/de aanvullend(e) document(en), of de gebruikte ladingslijst(en) worden op verzoek van de belanghebbende door het bevoegde kantoor geviseerd. Het visum bevat de hierna volgende gegevens die, voor zover mogelijk, in vak "C. Kantoor van vertrek" van deze documenten worden vermeld:

a) wat het document T2L betreft: de naam en het stempel van het bevoegde kantoor, de handtekening van een ambtenaar van dit kantoor, de datum van visering en, hetzij een registratienummer, hetzij het nummer van de aangifte tot verzending of ten uitvoer indien een dergelijke aangifte noodzakelijk is;

b) wat het aanvullend formulier of de ladingslijst betreft: het nummer dat voorkomt op het document T2L. Dit nummer wordt aangebracht hetzij met een stempel waarin de naam van het bevoegde kantoor voorkomt, hetzij met de hand. In dit laatste geval wordt bij het nummer het officiële dienststempel van dit kantoor geplaatst.

Deze documenten worden de belanghebbende teruggegeven zodra de formaliteiten met betrekking tot de verzending van de goederen naar het land van bestemming zijn vervuld.

AFDELING 2

HANDELSDOCUMENTEN

Factuur en vervoerdocument

Artikel 9

1. Het communautaire karakter van goederen wordt, op de hierna uiteengezette voorwaarden, aangetoond door de overlegging van de factuur of van het vervoerdocument die/dat op deze goederen betrekking heeft.

2. Op factuur of het vervoerdocument als bedoeld in lid 1 komen ten minste de volgende gegevens voor: naam en het volledige adres van de afzender/exporteur of van de belanghebbende, indien deze laatste niet de afzender/exporteur is, alsmede het aantal, de soort, de merken en nummers van de colli, de omschrijving van de goederen, de brutomassa in kilogram en, in voorkomend geval, de nummers van de containers.

De belanghebbende brengt op de factuur of op het vervoerdocument duidelijk zichtbaar het teken "T2L" of "T2LF" en zijn handtekening aan.

3. Indien de formaliteiten door middel van een openbaar of particulier systeem voor de automatische gegevensverwerking worden vervuld, geven de bevoegde autoriteiten de belanghebbenden op verzoek toestemming de in lid 2 bedoelde handtekening te vervangen door een andere identificatiemethode die eventueel op het gebruik van codes berust en die dezelfde rechtsgevolgen als de handtekening heeft.

Deze toestemming wordt slechts verleend indien aan de door de bevoegde autoriteit opgelegde technische en administratieve voorwaarden wordt voldaan.

4. De factuur of het transportbescheid, door de betrokkene naar behoren ingevuld en ondertekend, wordt op diens verzoek door het bevoegde kantoor geviseerd. Dit visum omvat de naam en het stempel van het bevoegde kantoor, de handtekening van een ambtenaar van dit kantoor, de datum van visering en hetzij een registratienummer, hetzij het nummer van de aangifte tot verzending of ten uitvoer indien een dergelijke aangifte noodzakelijk is.

5. Dit artikel is slechts van toepassing indien de factuur of het vervoerdocument uitsluitend op communautaire goederen betrekking heeft.

6. Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt de factuur of het vervoerdocument die/dat aan de voorwaarden bedoeld in de leden 2 tot en met 5 voldoet, gelijkgesteld met het document T2L.

7. Voor de toepassing van artikel 9, lid 4, van de Overeenkomst kan het douanekantoor van een EVA-land, op het grondgebied waarvan de goederen onder geleide van een met een document T2L gelijkgesteld(e) factuur of vervoerdocument zijn binnengekomen, bij het document T2 of T2L dat het voor deze goederen afgeeft, een voor eensluidend gewaarmerkte kopie of fotokopie van die factuur of dat vervoerdocument voegen.

Scheepvaartmanifest

Artikel 10

1. Het communautaire karakter van de goederen wordt, op de hieronder omschreven wijze, aangetoond aan de hand van het op die goederen betrekking hebbende scheepvaartmanifest.

2. Dit manifest dient ten minste de volgende gegevens te bevatten:

a) naam en volledig adres van de scheepvaartmaatschappij;

b) naam van het schip;

c) plaats en datum van lading van de goederen;

d) plaats van lossing van de goederen.

Voorts bevat het manifest voor elke zending:

a) een verwijzing naar het cognossement of naar een ander handelsdocument;

b) aantal, aard, merktekens en nummers van de colli;

c) de gebruikelijke handelsbenaming van de goederen in voldoende nauwkeurige termen om de goederen te kunnen identificeren;

d) de brutomassa in kilogram;

e) in voorkomend geval, de nummers van de containers;

f) de volgende tekens betreffende de douanestatus van de goederen:

- "C" (gelijk aan "T2L") of "F" (gelijk aan "T2LF") voor goederen waarvan het communautaire karakter kan worden aangetoond,

- "N" voor alle andere goederen.

3. Het door de scheepvaartmaatschappij ingevulde en ondertekende manifest wordt op haar verzoek door de bevoegde autoriteiten geviseerd. Dit visum bevat naam en stempel van het bevoegde kantoor, de handtekening van een ambtenaar van dit kantoor en de datum van visering.

Een enkel manifest

Artikel 11

Wanneer de in de artikelen 112 van Aanhangsel I omschreven vereenvoudigde procedure voor gemeenschappelijk douanevervoer wordt gebruikt, wordt het bewijs van het communautaire karakter van de goederen geleverd door, op het manifest, naast de betrokken artikelen, "C" (gelijk aan T2L) of "F" (gelijk aan "T2LF") te vermelden.

AFDELING 3

ANDERE BEWIJSSTUKKEN

Vervoer onder geleide van TIR- of ATA-carnets

Artikel 12

(1) Wanneer goederen onder geleide van een TIR-carnet worden vervoerd, in een van de in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde gevallen, of onder geleide van een ATA-carnet, mag de aangever, als bewijs van het communautaire karakter van de goederen en onder voorbehoud van artikel 2, op duidelijk zichtbare wijze het teken "T2L" of "T2LF" en zijn handtekening aanbrengen in het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak van alle betrokken stroken van het gebruikte carnet, alvorens het ter visering aan het kantoor van vertrek over te leggen. Het teken "T2L" of "T2LF" moet op alle stroken waarop het is aangebracht, worden gewaarmerkt door het stempel van het kantoor van vertrek en de handtekening van de bevoegde ambtenaar.

2. Wanneer het TIR- of ATA-carnet zowel op communautaire goederen als op niet-communautaire goederen betrekking heeft, worden deze twee categorieën goederen afzonderlijk vermeld en wordt het teken "T2L" of "T2LF" zo aangebracht dat het duidelijk is dat het uitsluitend op de communautaire goederen betrekking heeft.

Reizigersbagage

Artikel 13

Indien het communautaire karakter dient te worden vastgesteld van goederen die door reizigers worden medegevoerd of die zich in hun bagage bevinden, worden die goederen, mits zij niet voor commerciële doeleinden zijn bestemd, geacht communautaire goederen te zijn:

a) wanneer zij als communautaire goederen worden aangegeven en er omtrent de juistheid van deze aangifte geen twijfel bestaat;

b) in de overige gevallen, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.

AFDELING 4

BEWIJS VAN HET COMMUNAUTAIRE KARAKTER VAN GOEDEREN DOOR DE TOEGELATEN AFZENDER

Toegelaten afzender

Artikel 14

1. De bevoegde autoriteiten van elk land kunnen elke persoon, hierna "toegelaten afzender" genoemd, die aan de voorwaarden van artikel 49 van Aanhangsel I voldoet en die het communautaire karakter van goederen overeenkomstig artikel 6 door middel van een document T2L wenst aan te tonen of door middel van een van de in de artikelen 9 tot en met 11 bedoelde documenten, hierna "handelsdocumenten" genoemd, toestemming verlenen deze documenten te gebruiken zonder dat deze ter visering aan het bevoegde kantoor behoeven te worden overgelegd.

2. De artikelen 50 tot en met 55 van Aanhangsel I zijn van overeenkomstige toepassing op de in lid 1 bedoelde vergunning.

Inhoud van de vergunning

Artikel 15

In de door de bevoegde autoriteiten te verlenen vergunning wordt met name vermeld:

a) welk kantoor belast is met voorafgaande waarmerking overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder a), van de formulieren waarop de betreffende documenten worden gesteld;

b) de wijze waarop de toegelaten afzender het gebruik van de genoemde formulieren moet rechtvaardigen;

c) op welke categorieën goederen of op welk vervoer de vergunning niet van toepassing is;

d) de termijn waarbinnen en de voorwaarden waarop de toegelaten afzender het bevoegde kantoor van de verzending van goederen in kennis stelt zodat dit, vóór het vertrek van de goederen, eventueel een controle kan verrichten.

Voorafgaande waarmerking en formaliteiten bij vertrek

Artikel 16

1. In de vergunning wordt bepaald dat de voorzijde van de betreffende handelsdocumenten of vak "C. Kantoor van vertrek", aan de voorzijde van de formulieren die voor het opstellen van het document T2L en, in voorkomend geval, van het (de) aanvullende document(en) worden gebruikt:

a) vooraf van het stempel van het in artikel 15, lid 1, onder a), bedoelde kantoor en van de handtekening van een ambtenaar van dit kantoor wordt voorzien;

of

b) door de toegelaten afzender wordt voorzien van de afdruk van de speciale, door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde metalen stempel die met het in bijlage C1 van Aanhangsel III opgenomen model overeenstemt. Dit stempel mag ook, door een hiertoe gemachtigde drukkerij, op de formulieren worden voorgedrukt.

Artikel 68 van Aanhangsel I is van overeenkomstige toepassing.

2. De toegelaten afzender is verplicht het formulier, uiterlijk bij verzending van de goederen, in te vullen en te ondertekenen. Bovendien vermeldt hij in vak "D. Controle door het kantoor van vertrek" van het document T2L, of op een duidelijk zichtbare plaats op het gebruikte handelsdocument, de naam van het bevoegde kantoor en de datum waarop het document is opgesteld en brengt hij daar een van de volgende vermeldingen aan:

- ES: Expedido autorizado

- DA: Godkendt afsender

- DE: Zugelassener Versender

- EL: Εγκεκριμένος αποστολέας

- EN: Authorised consignor

- FR: Expéditeur agréé

- IT: Speditore autorizzato

- NL: Toegelaten afzender

- PT: Expedidor autorizado

- FI: Valtuutettu lähettäjä

- SV: Godkänd avsändare

- CS: Schválený odesílatel

- HU: Engedélyezett feladó

- IS: Viðurkenndur sendandi

- NO: Autorisert avsender

- PL: Upowazniony nadawca

- SK: Schválený odosielatel'.

Vrijstelling van ondertekening

Artikel 17

1. De toegelaten afzender kan toestemming verkrijgen zijn handtekening niet aan te brengen op de documenten T2L of de handelsdocumenten die voorzien zijn van het speciale stempel als bedoeld in bijlage C1 van Aanhangsel III en die met behulp van een geïntegreerd systeem voor elektronische of automatische gegevensverwerking zijn opgesteld. Deze toestemming kan eerst worden gegeven nadat de toegelaten afzender deze autoriteiten een schriftelijke verklaring heeft doen toekomen dat hij aansprakelijk is voor de rechtsgevolgen van de afgifte van alle documenten T2L of alle handelsdocumenten die van het speciale stempel zijn voorzien.

2. Op de documenten T2L of de handelsdocumenten als in lid 1 bedoeld, wordt in plaats van de handtekening van de toegelaten afzender één van de volgende vermeldingen aangebracht:

- ES: Dispensa de firma

- DA: Fritaget for underskrift

- DE: Freistellung von der Unterschriftsleistung

- EL: Δεν απαιτείται υπογραφή

- EN: Signature waived

- FR: Dispense de signature

- IT: Dispensa dalla firma

- NL: Van ondertekening vrijgesteld

- PT: Dispensada a assinatura

- FI: Vapautettu allekirjoituksesta

- SV: Befriad från underskrift

- CS: Osvobození od podpisu

- HU: Aláírás alóli mentesség

- IS: Undanbegið undirskrift

- NO: Fritatt for underskrift

- PL: Zwolniony ze skadania podpisu

- SK: Oslobodenie od podpisu.

Achteraf opgesteld scheepvaartmanifest

Artikel 18

1. De bevoegde autoriteiten van de landen kunnen toestaan dat scheepvaartmaatschappijen het manifest aan de hand waarvan het communautaire karakter van goederen wordt aangetoond later opstellen, doch uiterlijk op de dag na het vertrek van het vaartuig en, in ieder geval, voor de aankomst van het vaartuig in de haven van bestemming.

2. De in lid 1 bedoelde vergunning wordt uitsluitend verleend aan internationale scheepvaartmaatschappijen die:

a) aan de voorwaarden van artikel 49 van Aanhangsel I voldoen; in afwijking van artikel 49, lid 1, onder a), behoeven de scheepvaartmaatschappijen niet in een overeenkomstsluitende partij te zijn gevestigd, mits zij daar een regionaal kantoor hebben;

en

b) systemen voor de elektronische uitwisseling van gegevens gebruiken om gegevens door te zenden tussen de haven van vertrek en van bestemming op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen;

en

c) regelmatig tussen de landen heen en weer varen volgens erkende routes.

3. Zodra zij het verzoek hebben ontvangen, geven de bevoegde autoriteiten van het land waar de scheepvaarmaatschappij is gevestigd dit door aan de andere landen op het grondgebied waarvan de voorziene havens van vertrek en van bestemming zijn gelegen.

Indien binnen zestig dagen na deze kennisgeving hiertegen geen bezwaar is gemaakt, staan de bevoegde autoriteiten toe dat gebruik wordt gemaakt van de in lid 4 omschreven vereenvoudigde procedure.

Deze vergunning is geldig in de betrokken landen en is slechts van toepassing op douanevervoer tussen de in de vergunning genoemde havens.

4. De vereenvoudiging wordt als volgt toegepast:

a) het manifest van de haven van vertrek wordt met behulp van een systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens naar de haven van bestemming gezonden;

b) de scheepvaartmaatschappij vermeldt op het manifest de in artikel 10, lid 2, bedoelde gegevens;

c) een afdruk van het met behulp van een systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens doorgezonden manifest wordt de bevoegde autoriteiten van de haven van vertrek op verzoek aangeboden, uiterlijk op de werkdag volgende op de dag van vertrek van het vaartuig, doch in ieder geval voor de aankomst van het vaartuig in de haven van bestemming;

d) een afdruk van het met behulp van een systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens doorgezonden manifest wordt aan de bevoegde autoriteiten van de haven van bestemming voorgelegd;

e) de bevoegde autoriteiten van de haven van vertrek controleren de administratie van de scheepvaartmaatschappij met behulp van de risico-analyse;

f) de bevoegde autoriteiten van de haven van bestemming controleren de administratie van de scheepvaartmaatschappij met behulp van de risico-analyse en geven de gegevens van de manifesten zo nodig voor controle door aan de bevoegde autoriteiten van de haven van vertrek.

5. Onverminderd Titel IV van Aanhangsel I:

- deelt de scheepvaartmaatschappij overtredingen en onregelmatigheden mede aan de bevoegde autoriteiten;

- delen de bevoegde autoriteiten van de haven van bestemming overtredingen en onregelmatigheden zo spoedig mogelijk mede aan de bevoegde autoriteiten van de haven van vertrek en aan de autoriteit die de vergunning heeft afgegeven.

Verplichte kopie

Artikel 19

De toegelaten afzender is verplicht een kopie te maken van elk document T2L of van elk overeenkomstig deze afdeling afgegeven handelsdocument. De bevoegde autoriteiten bepalen op welke wijze deze kopie ter controle wordt overgelegd en voor ten minste twee jaar wordt bewaard.

Controles bij de toegelaten afzender

Artikel 20

De bevoegde autoriteiten kunnen bij de toegelaten afzenders elke controle verrichten die zij nuttig achten. De toegelaten afzenders zijn verplicht medewerking te verlenen en alle nodige inlichtingen te verstrekken.

HOOFDSTUK III

Wederzijdse bijstand

Artikel 21

De bevoegde autoriteiten van de landen verlenen elkaar bijstand bij de controle op de echtheid en de juistheid van de documenten en de regelmatigheid van de middelen die, overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk, worden aangewend om het communautaire karakter van goederen aan te tonen.

TITEL II

BEPALINGEN BETREFFENDE DE EURO

Artikel 22

1. De tegenwaarde in nationale valuta's van de in deze overeenkomst in euro uitgedrukte bedragen wordt berekend tegen de koers die op de eerste werkdag van de maand oktober van kracht is en wordt met ingang van 1 januari van het daarop volgende jaar toegepast.

Indien deze koers voor een bepaalde nationale valuta niet beschikbaar is, wordt voor deze valuta de koers toegepast van de eerste dag waarop, na de eerste werkdag van oktober, een koers is bekendgemaakt. Indien na de eerste werkdag van oktober geen koers is bekendgemaakt, wordt de laatste gepubliceerde koers vóór deze datum genomen.

2. De voor de toepassing van lid 1 in aanmerking te nemen tegenwaarde van de euro is die welke van toepassing was op de datum van geldigmaking van de aangifte voor douanevervoer die door het bewijs of de bewijzen van zekerheidstelling per aangifte, overeenkomstig artikel 14, lid 4, van Aanhangsel I is gedekt.

BIJLAGE C

AANHANGSEL III

AANGIFTEN VOOR DOUANEVERVOER EN ANDERE DOCUMENTEN

Artikel 1

Dit aanhangsel bevat de bepalingen, formulieren en modellen die nodig zijn voor het opstellen van de aangiften en van de andere documenten die overeenkomstig de Aanhangsels I en II in het kader van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden gebruikt.

TITEL I

FORMULIEREN OM DE AANGIFTEN VOOR DOUANEVERVOER OP TE STELLEN EN OM HET COMMUNAUTAIRE KARAKTER VAN GOEDEREN AAN TE TONEN

Artikel 2

1. De formulieren waarop de aangiften voor douanevervoer of de documenten ten bewijze van het communautaire karakter van goederen worden gesteld, stemmen overeen met de modellen in de bijlagen A1 tot en met A4 bij dit Aanhangsel.

2. De gegevens worden op de formulieren doorgeschreven door middel van een zelfkopiërend procédé:

a) voor de bijlagen A1 en A3, op de in bijlage A5 opgenomen exemplaren;

b) voor de bijlagen A2 en A4, op de in bijlage A6 opgenomen exemplaren.

3. De formulieren worden ingevuld en gebruikt:

a) als aangiften voor douanevervoer overeenkomstig de toelichting in bijlage A7;

b) als document ten bewijze van het communautaire karakter van goederen overeenkomstig de toelichting in bijlage A8.

In beide gevallen dient, in voorkomend geval, van de in bijlage A9 weergegeven codes gebruik te worden gemaakt.

Artikel 3

1. De formulieren worden gedrukt op zelfkopiërend papier dat zodanig is gelijmd dat het goed te beschrijven is en dat ten minste 40 gram per m2 weegt. Dit papier moet zo ondoorzichtig zijn dat de gegevens op de ene zijde de gegevens op de andere zijde niet minder leesbaar maken en het moet zo stevig zijn dat het bij normaal gebruik niet scheurt of kreukt. Alle exemplaren van dit formulier zijn wit. De vakken 1 (met uitzondering van het middenvak), 2, 3, 4, 5, 6, 8, 15, 17, 18, 19, 21, 25, 27, 31, 32, 33 (wat het linker deelvak betreft), 35, 38, 40, 44, 50, 51, 52, 53, 55 en 56 van de exemplaren voor douanevervoer (1, 4 en 5) hebben echter een groene ondergrond. De formulieren worden gedrukt met groene inkt.

2. De verschillende exemplaren van de formulieren wordt op de volgende wijze met kleuren gemerkt:

a) op de formulieren die met de modellen in de bijlagen A1 en A3 overeenstemmen:

- wordt aan de rechterzijde van de exemplaren 1, 2, 3 en 5 een rode, groene, gele respectievelijk blauwe ononderbroken kantlijn aangebracht;

- wordt aan de rechterzijde van de exemplaren 4, 6, 7 en 8 een blauwe, rode, groene respectievelijk gele onderbroken kantlijn aangebracht;

b) op de formulieren die met de modellen in de bijlagen A2 en A4 overeenstemmen wordt aan de rechterzijde van de exemplaren 1/6, 2/7, 3/8 en 4/5 een ononderbroken rode, groene, gele respectievelijk blauwe kantlijn aangebracht en rechts daarvan weer een onderbroken rode, groene, gele respectievelijk blauwe kantlijn.

Deze kantlijnen zijn ongeveer 3 mm breed. De onderbroken lijn bestaat uit vierkantjes waarvan de zijden ongeveer 3 mm lang zijn en die door tussenruimtes van ongeveer 3 mm van elkaar zijn gescheiden.

3. Het formaat van de formulieren is 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan.

4. De overeenkomstsluitende partijen kunnen eisen dat de formulieren worden voorzien van de naam en het adres van de drukker of van een teken aan de hand waarvan deze kan worden geïdentificeerd.

5. In de linkerbovenhoek van het formulier kunnen de overeenkomstsluitende partijen een teken laten drukken ter identificatie van de betrokken overeenkomstsluitende partij. Zij kunnen eveneens de woorden "GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER" in plaats van de woorden "COMMUNAUTAIR DOUANEVERVOER" laten drukken. De aangiften die van een dergelijk teken of van een dergelijke vermelding zijn voorzien, dienen te worden aanvaard wanneer zij in een andere overeenkomstsluitende partij worden ingediend.

Artikel 4

1. Wanneer de formaliteiten met behulp van openbare of particuliere systemen voor automatische gegevensverwerking worden vervuld, staan de bevoegde autoriteiten de belanghebbenden op hun verzoek toe om de eigenhandige ondertekening te vervangen door een andere identificatietechniek die op het gebruik van codes kan berusten en dezelfde rechtsgevolgen heeft als de eigenhandige ondertekening. Deze faciliteit wordt slechts verleend indien de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde technische en administratieve voorwaarden zijn vervuld.

2. Wanneer de formaliteiten met behulp van openbare of particuliere systemen voor automatische gegevensverwerking worden vervuld die tevens de aangiften vervaardigen, kunnen de bevoegde autoriteiten bepalen dat de aldus vervaardigde aangiften rechtstreeks door deze systemen worden gewaarmerkt en niet door middel van het stempel van het douanekantoor en de handtekening van de bevoegde ambtenaar.

TITEL II

ANDERE FORMULIEREN DAN HET ENIG DOCUMENT

Ladingslijsten

Artikel 5

1. Het voor het opstellen van ladingslijsten te gebruiken formulier stemt overeen met het model in bijlage A10. Het wordt ingevuld met inachtneming van de toelichting in bijlage A11.

2. Het voor dit formulier te gebruiken papier is zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is, heeft een gewicht van ten minste 40 g per m2 en is zo stevig dat het bij normaal gebruik niet scheurt of kreukt. De kleur van het papier kan door de betrokkenen zelf worden gekozen.

3. Het formaat van het formulier is 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan.

Kennisgevingen van doorgang

Artikel 6

1. Het voor het opstellen van kennisgevingen van doorgang te gebruiken formulier stemt overeen met het model in bijlage A12.

2. Het voor dit formulier te gebruiken papier is zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is, heeft een gewicht van ten minste 40 g per m2 en is zo stevig dat het bij normaal gebruik niet scheurt of kreukt. De kleur van het papier is wit.

3. Het formaat van het formulier is 210 × 148 mm.

Ontvangstbewijzen

Artikel 7

1. Het voor het opstellen van ontvangstbewijzen te gebruiken formulier stemt overeen met het model in bijlage A13.

2. Het voor dit formulier te gebruiken papier is zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is, heeft een gewicht van ten minste 40 g per m2 en is zo stevig dat het bij normaal gebruik niet scheurt of kreukt. De kleur van het papier is wit.

3. Het formaat van het formulier is 148 × 105 mm.

Bewijzen van zekerheidstelling per aangifte

Artikel 8

1. Het voor het opstellen van bewijzen van zekerheidstelling per aangifte te gebruiken formulier stemt overeen met het model in bijlage B3.

2. Het voor dit formulier te gebruiken papier is zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is, heeft een gewicht van ten minste 55 g per m2 en is voorzien van een rood geguillocheerde ondergrond die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt. De kleur van het papier is wit.

3. Het formaat van het formulier is 148 × 105 mm.

4. Het formulier van het bewijs van zekerheidstelling per aangifte moet van een volgnummer en van de naam en het adres van de drukker zijn voorzien of van een teken aan de hand waarvan deze kan worden geïdentificeerd.

Certificaat van doorlopende zekerheidstelling of van ontheffing van zekerheidstelling

Artikel 9

1. De voor het opstellen van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling en van ontheffing van zekerheidstelling (hierna "het certificaat" genoemd) te gebruiken formulieren stemmen overeen met het model in de bijlagen B5 en B6. Zij worden ingevuld met inachtneming van de toelichting in bijlage B7.

2. Het voor de certificaten te gebruiken papier is wit, houtvrij en weegt ten minste 100 g per m2. Het is aan de voor- en achterzijde van een geguillocheerde ondergrond voorzien die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt. Deze ondergrond is:

- groen voor certificaten van zekerheidstelling;

- licht blauw voor certificaten van ontheffing van zekerheidstelling.

3. Het formaat van de certificaten is 210 × 148 mm.

4. De overeenkomstsluitende partijen dienen de formulieren voor de certificaten te drukken of te laten drukken. Elk certificaat dient van een volgnummer te zijn voorzien.

Gemeenschappelijke bepalingen bij titel II

Artikel 10

1. Het formulier moet met de schrijfmachine of door middel van een mechanografisch of gelijksoortig procédé worden ingevuld. De in de artikelen 5, 6 en 7 bedoelde formulieren kunnen eveneens met de hand worden ingevuld, mits dit op duidelijk leesbare wijze met inkt en in blokletters geschiedt.

2. Het formulier moet in een van de officiële talen van de overeenkomstsluitende partijen worden ingevuld die door de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek wordt aanvaard. Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op de bewijzen van zekerheidstelling per aangifte.

3. De bevoegde autoriteiten van een ander land waar het formulier moet worden voorgelegd kunnen zo nodig om een vertaling verzoeken in de officiële taal of een van de officiële talen van dat land.

4. Voor het certificaat van doorlopende zekerheidstelling of van ontheffing van zekerheidstelling wordt de te gebruiken taal bepaald door de bevoegde autoriteiten van het land waaronder het kantoor van zekerheidstelling ressorteert.

5. Op de formulieren mogen geen raderingen of overschrijvingen voorkomen. Eventuele wijzigingen worden aangebracht door de onjuiste gegevens door te halen en, in voorkomend geval, de gewenste gegevens toe te voegen. Iedere aldus aangebrachte wijziging dient te worden goedgekeurd door diegene die deze heeft aangebracht en door de bevoegde autoriteiten uitdrukkelijk te worden geviseerd.

6. Een overeenkomstsluitende partij kan, mits de andere overeenkomstsluitende partijen hiertoe vooraf toestemming verlenen en voor zover dit geen afbreuk doet aan de correcte toepassing van de overeenkomst, bijzondere maatregelen nemen om de fraudebestendigheid van de in deze titel genoemde formulieren te verbeteren.

TITEL III

AANGIFTE VOOR DOUANEVERVOER EN FORMULIEREN VOOR DE ELEKTRONISCHE TOEZENDING VAN GEGEVENS

Aangifte voor douanevervoer

Artikel 11

De aangifte voor douanevervoer als bedoeld in artikel 18, lid 1, van Aanhangsel I heeft de in bijlage D1 weergegeven structuur en wordt volgens de aanwijzingen in die bijlage opgesteld. De te gebruiken codes zijn die welke in bijlage D2 zijn opgenomen.

Begeleidingsdocument

Artikel 12

Het begeleidingsdocument stemt overeen met het model en de aanwijzingen in bijlage D3. Het wordt opgesteld en gebruikt overeenkomstig de toelichting in bijlage D4.

Lijst van artikelen

Artikel 13

De lijst van artikelen stemt overeen met het model en de aanwijzingen in bijlage D5. Zij wordt opgesteld en gebruikt overeenkomstig de toelichting in bijlage D6.

BIJLAGE A5

EXEMPLAREN VAN DE IN DE BIJLAGEN A1 en A3 OPGENOMEN FORMULIEREN WAAROP DE GEGEVENS VIA EEN ZELFKOPIËREND PROCÉDÉ MOETEN WORDEN DOORGESCHREVEN

(vanaf exemplaar nr. 1)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE A 6

EXEMPLAREN VAN DE IN DE BIJLAGEN A2 EN A4 OPGENOMEN FORMULIEREN WAAROP DE GEGEVENS VIA EEN ZELFKOPIËREND PROCÉDÉ MOETEN WORDEN DOORGESCHREVEN

(vanaf exemplaar nr. 1/6)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE A7

AANWIJZINGEN BIJ HET OPSTELLEN VAN AANGIFTEN VOOR DOUANEVERVOER

TITEL I

ALGEMENE OPMERKINGEN

A. Algemene opmaak

Tenzij in de overeenkomst anders is bepaald, dienen de in de bijlagen A1 tot en met A4 van dit Aanhangsel bedoelde formulieren te worden gebruikt om goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te plaatsen.

Van de in de bijlagen A1 en A3 bij dit Aanhangsel bedoelde formulieren worden uitsluitend de exemplaren 1, 4 en 5 gebruikt:

- exemplaar 1 wordt door de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek bewaard,

- exemplaar 4 blijft tijdens het vervoer bij de goederen en wordt door de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming bewaard,

- exemplaar 5 blijft tijdens het vervoer bij de goederen en is in het kader van het gemeenschappelijk douanevervoer het terugzendingsexemplaar.

De in de bijlagen A2 en A4 van dit Aanhangsel bedoelde formulieren kunnen eveneens worden gebruikt, met name wanneer de aangiften met een systeem van automatische gegevensverwerking worden behandeld. In dergelijk geval is het dienstig twee sets documenten te gebruiken die elk ten minste de exemplaren 1/6 en 4/5 bevatten. De eerste set stemt, wat de erin te vermelden gegevens betreft, overeen met de vorengenoemde exemplaren 1 en 4 en de tweede set met exemplaar 5.

In dit geval moet voor elke gebruikte set de nummers van de desbetreffende exemplaren worden aangegeven door de nummers van de niet-gebruikte exemplaren in de kantlijn te schrappen.

Elk van deze sets is zodanig samengesteld dat de gegevens die op het eerste exemplaar worden vermeld ingevolge de chemische behandeling die het papier heeft ondergaan op de andere exemplaren worden doorgeschreven.

Bovendien kunnen gebruikers de sets formulieren die zij wensen te gebruiken zelf laten drukken, voor zover de formulieren met het officiële model overeenstemmen.

De aangifte voor douanevervoer wordt in een enkel exemplaar bij het kantoor van vertrek ingediend wanneer dit kantoor de aangifte met behulp van gegevensverwerkingssystemen behandelt.

B. Te vermelden gegevens

De formulieren bevatten alle gegevens die door de verschillende landen kunnen worden geëist. Sommige vakken moeten steeds worden ingevuld, terwijl andere slechts worden ingevuld wanneer dit wordt geëist door het land waar de formaliteiten worden vervuld. In dit verband wordt verwezen naar het deel van deze toelichting dat op het gebruik van de onderscheiden vakken betrekking heeft. Ten hoogste moeten de volgende vakken worden ingevuld:

- vakken 1 (met uitzondering van het tweede deelvak), 2, 3, 4, 5, 6, 8, 15, 17, 18, 19, 21, 25, 27, 31, 32, 33 (eerste deelvak), 35, 38, 40, 44, 50, 51, 52, 53, 55, 56 (vakken met een groene ondergrond).

C. Het invullen van de formulieren

De formulieren dienen met de schrijfmachine of door middel van een mechanografisch of gelijksoortig procédé te worden ingevuld. Zij mogen eveneens op leesbare wijze met de hand, met inkt en in blokletters worden ingevuld. Om het invullen met de schrijfmachine te vergemakkelijken, dient het formulier op zodanige wijze in de schrijfmachine te worden ingebracht dat de eerste letter van het in vak 2 te vermelden gegeven in het daarvoor bestemde positievakje in de linkerbovenhoek wordt geplaatst.

Op de formulieren mogen geen raderingen of overschrijvingen voorkomen. Onder voorbehoud van artikel 25 van Aanhangsel I worden eventuele wijzigingen aangebracht door de onjuiste gegevens door te halen en, in voorkomend geval, de gewenste gegevens toe te voegen. Iedere aldus aangebrachte wijziging dient te worden goedgekeurd door diegene die deze heeft aangebracht en moet uitdrukkelijk door de bevoegde autoriteiten worden geviseerd. Deze kunnen, indien nodig, eisen dat een nieuwe aangifte wordt ingediend.

Voorts mogen de formulieren, in plaats van op één van de hiervoor bedoelde wijzen, met behulp van een reproductietechniek worden ingevuld. Zij mogen eveneens met behulp van deze techniek worden vervaardigd en ingevuld, mits het bepaalde met betrekking tot de modellen, het papier, het formaat van de formulieren, de te gebruiken taal, de leesbaarheid, het verbod op raderingen en overschrijvingen en de voorschriften inzake het aanbrengen van wijzigingen strikt in acht wordt genomen.

Slechts de van een volgnummer voorziene vakken dienen, in voorkomend geval, door de aangever te worden ingevuld. De overige, met een hoofdletter gemerkte vakken, zijn uitsluitend voor de douanediensten bestemd.

Het exemplaar dat door het kantoor van vertrek wordt bewaard moet voorzien zijn van de handtekening van de aangever.

Indien het verplicht is extra kopieën van de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer op te stellen (met name op grond van artikel 12, lid 1, van de overeenkomst of artikel 34, lid 3, van Aanhangsel I), kan de aangever zo nodig aanvullende exemplaren of fotokopieën van die exemplaren gebruiken.

Deze aanvullende exemplaren of fotokopieën moeten onder dezelfde voorwaarden door de aangever worden ondertekend, aan de bevoegde autoriteiten worden aangeboden en door deze geviseerd als het enig document zelf. Onverminderd de bijzondere gegevens die moeten worden vermeld, moet op deze aanvullende exemplaren of fotokopieën worden aangegeven dat het om kopieën gaat. Deze worden door de bevoegde autoriteiten aanvaard alsof zij de originele documenten waren, mits deze autoriteiten van oordeel zijn dat de kwaliteit en leesbaarheid voldoende is.

TITEL II

TOELICHTING OP DE VAKKEN

I. Formaliteiten in het land van vertrek

Vak 1: Aangifte

In het derde deelvak dienen de onderstaande gegevens te worden vermeld:

1. voor goederen die onder de T2-regeling worden vervoerd:

T2 of T2F

2. voor goederen die onder de T1-regeling worden vervoerd:

T1

3. voor de in artikel 19 van Aanhangsel I bedoelde goederen:

T

In dit geval dient de onbenutte ruimte achter de letter T te worden doorgehaald.

Vak 2: Afzender/exporteur

Facultatief vak voor de overeenkomstsluitende partijen.

Vermelding van de naam en voornaam of handelsnaam en het volledig adres van de betrokkene. Wat het identificatienummer betreft, kan de toelichting door de overeenkomstsluitende partijen worden aangevuld (identificatienummer dat door de bevoegde autoriteiten om fiscale, statistische of andere redenen aan de betrokkene is toegekend).

Bij groupagevervoer kunnen de overeenkomstsluitende partijen toestaan dat dit vak van een van de volgende vermeldingen wordt voorzien:

- ES: Varios

- DA: Diverse

- DE: Verschiedene

- EL: Διάφορα

- EN: Various

- FR: Divers

- IT: Vari

- NL: Diverse

- PT: Diversos

- FI: Useita

- SV: Flera

- CS: Ruzní

- HU: Többféle

- IS: Ýmis

- NO: Diverse

- PL: Rózne

- SK: Rôzni

en dat de lijst van afzenders bij de aangifte voor douanevervoer wordt gevoegd.

Vak 3: Formulieren

Vermelding van het volgnummer van de set in het totale aantal gebruikte sets formulieren en aanvullende formulieren. Bij voorbeeld: bij gebruik van één formulier en twee aanvullende formulieren wordt op het formulier het nummer 1/3, op het eerste aanvullende formulier het nummer 2/3 en op het tweede aanvullende formulier het nummer 3/3 vermeld.

Wanneer de aangifte slechts op één artikel betrekking heeft (dat wil zeggen wanneer één enkel vak "Omschrijving van de goederen" wordt ingevuld), dient in vak 3 niets te worden vermeld. In vak 5 dient dan slechts het cijfer 1 te worden vermeld.

Wanneer in plaats van een set van acht exemplaren twee sets van vier exemplaren worden gebruikt, worden deze beide sets geacht slechts één set te vormen.

Vak 4: Aantal ladingslijsten

Vermelding in cijfers van het aantal eventueel bijgevoegde ladingslijsten of het aantal door de bevoegde autoriteiten toegelaten lijsten van commerciële aard waarin de goederen zijn omschreven.

Vak 5: Artikelen

Vermelding van het totaal aantal artikelen dat op de aangifte voor douanevervoer voorkomt.

Vak 6: Totaal colli

Voor de Overeenkomstsluitende Partijen een facultatief vak. Vermeld het totaal aantal colli waaruit de betrokken zending bestaat.

Vak 8: Geadresseerde

Vermelding van de naam en voornaam of handelsnaam en het volledige adres van de persoon of het bedrijf aan wie/waaraan de goederen zullen worden afgeleverd. Bij groupagevervoer kunnen de overeenkomstsluitende partijen toestaan dat in dit vak een van de voor vak 2 voorziene vermeldingen wordt aangebracht en dat de lijst van geadresseerden bij de aangifte voor douanevervoer wordt gevoegd.

De overeenkomstsluitende partijen kunnen toestaan dat dit vak niet wordt ingevuld wanneer de geadresseerde buiten het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen is gevestigd.

Het identificatienummer behoeft in dit stadium niet te worden vermeld.

Vak 15: Land van verzending/uitvoer

Vermelding van de naam van het land waaruit de goederen worden verzonden/uitgevoerd.

Vak 17: Land van bestemming

Vermelding van de naam van het betrokken land.

Vak 18: Identiteit en nationaliteit van het vervoermiddel bij vertrek

Vermelding van de identiteit, bij voorbeeld het (de) registratienummer(s) of de naam van het (de) vervoermiddel(en) (vrachtwagen, vaartuig, wagon, vliegtuig) waarop of waarin de goederen zijn geladen wanneer zij bij het kantoor van vertrek worden aangebracht, gevolgd door de code die de nationaliteit van dit vervoermiddel weergeeft (of van het vervoermiddel waarmee het geheel wordt voortbewogen indien er meer dan één vervoermiddel is). Bij voorbeeld, indien een trekkend voertuig en een aanhangwagen met verschillend registratienummer worden gebruikt, zowel het registratienummer van het trekkend voertuig als dat van de aanhangwagen vermelden, alsmede de nationaliteit van het trekkend voertuig.

Bij vervoer door middel van vaste transportinrichtingen worden registratienummer en nationaliteit niet vermeld. Bij vervoer per spoor wordt de nationaliteit niet vermeld.

In andere gevallen is de nationaliteit een facultatief gegeven voor de overeenkomstsluitende partijen.

Vak 19: Container(s) (Ctr)

Dit vak is facultatief voor de Overeenkomstsluitende Partijen.

Vermelding in de daartoe vastgestelde codes van de gegevens over de vermoedelijke situatie bij het overschrijden van de grens van de overeenkomstsluitende partij waaronder het kantoor van vertrek ressorteert zoals deze bij plaatsing van de goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer bekend is.

Vak 21: Identiteit en nationaliteit van het grensoverschrijdende actieve vervoermiddel

Voor de overeenkomstsluitende partijen een facultatief vak wat de identiteit betreft.

Verplicht vak wat de nationaliteit betreft.

Voor vervoer per spoor of door middel van vaste transportinrichtingen worden nationaliteit en registratienummer evenwel niet vermeld.

Vermelding van de aard (vrachtwagen, vaartuig, wagon, vliegtuig), gevolgd door de identiteit, bij voorbeeld het registratienummer of de naam van het actieve vervoermiddel (dat wil zeggen het vervoermiddel dat voor de voortbeweging zorgt) dat vermoedelijk bij het overschrijden van de grens van de overeenkomstsluitende partij waaronder het kantoor van vertrek ressorteert zal worden gebruikt, gevolgd door de code van de nationaliteit van dit actieve vervoermiddel zoals deze bij de plaatsing van de goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer bekend is.

Bij gecombineerd vervoer of indien meer dan één vervoermiddel wordt gebruikt, is het voertuig dat het geheel voortbeweegt het actieve vervoermiddel (voorbeeld: bij een vrachtwagen op een schip is het schip het actieve vervoermiddel, bij trekker en aanhangwagen is het de trekker).

Vak 25: Vervoerwijze aan de grens

Dit vak is facultatief voor de overeenkomstsluitende partijen.

Vermelding, in code, van de vervoerwijze van het actieve vervoermiddel waarmee de goederen het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij waaronder het kantoor van vertrek ressorteert, vermoedelijk zullen verlaten.

Vak 27: Plaats van lading

Voor de overeenkomstsluitende partijen een facultatief vak.

Vermelding, eventueel in code, van de plaats, zoals bij plaatsing van de goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer bekend, waar de goederen op of in het actieve vervoermiddel worden geladen waarmee zij de grens van de overeenkomstsluitende partij waaronder het kantoor van vertrek ressorteert, zullen overschrijden.

Vak 31: Colli en omschrijving van de goederen - Merken en nummers - Container(s) nr(s). - Aantal en soort

Vermelding van merken, nummers, aantal en soort van de colli. Wanneer het onverpakte goederen betreft, wordt, al naar gelang van het geval, het aantal aangegeven goederen vermeld of wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht:

- ES: A granel

- DA: Bulk

- DE: Lose

- EL: Χύμα

- EN: Bulk

- FR: Vrac

- IT: Alla rinfusa

- NL: Los gestort

- PT: A granel

- FI: Irtotavaraa

- SV: Bulk

- CS: Volne lozeno

- HU: Ömlesztett

- IS: Vara í lausu

- NO: Bulk

- PL: Luzem

- SK: Vol'ne.

Vermelding in alle gevallen van de gebruikelijke handelsbenaming in voldoende nauwkeurige termen om de goederen te kunnen identificeren. Indien vak 33 "Goederencode" moet worden ingevuld, moet de benaming voldoende nauwkeurig zijn om de goederen te kunnen indelen. Dit vak dient tevens de gegevens te bevatten die uit hoofde van bijzondere voorschriften (bijv. accijnzen) zijn vereist. Indien containers worden gebruikt, moeten in dit vak tevens de identificatiemerken van de containers worden vermeld.

Vak 32: Artikelnummer

Vermelding van het volgnummer van het betrokken artikel ten opzichte van het totale aantal artikelen dat met de gebruikte formulieren is aangegeven als in vak 5 vermeld.

Wanneer de aangifte slechts op één enkel artikel betrekking heeft, kunnen de overeenkomstsluitende partijen bepalen dat dit vak niet behoeft te worden ingevuld; in vak 5 wordt in dit geval het cijfer 1 ingevuld.

Vak 33: Goederencode

Dit vak moet worden ingevuld wanneer:

- de aangifte voor douanevervoer, door dezelfde persoon, gelijktijdig met of in vervolg op een douaneaangifte wordt opgesteld waarop de goederencode is vermeld,

of

- wanneer de aangifte voor douanevervoer betrekking heeft op goederen die in bijlage I van Aanhangsel I zijn vermeld.

Vermelding van de code waaronder de betrokken goederen zijn ingedeeld.

Dit vak moet ook worden ingevuld op T2- en T2F-aangiften die in een EVA-land zijn opgesteld, doch uitsluitend indien op de voorafgaande aangifte voor douanevervoer de goederencode is vermeld.

Vermelding van de code die op de exemplaren van die aangifte voorkomt.

In de andere gevallen is invulling van dit vak facultatief.

Vak 35: Brutomassa

Vermelding, in kilogram, van de brutomassa van de goederen die in het overeenkomstige vak 31 zijn omschreven. De brutomassa is de massa van de goederen en van de verpakkingen, tezamen genomen, met uitzondering van containers en ander transportmaterieel.

Wanneer de aangifte op verschillende soorten goederen betrekking heeft, behoeft de totale brutomassa slechts in het eerste vak 35 te worden vermeld en behoeven de andere vakken 35 niet te worden ingevuld.

Vak 38: Nettomassa

Dit vak is facultatief voor de overeenkomstsluitende partijen. Vermelding, in kilogram, van de nettomassa van de goederen die in het overeenkomstige vak 31 zijn omschreven. De nettomassa is de massa van de goederen zelf, zonder verpakking.

Vak 40: Summiere aangifte/voorafgaand document

Verwijzing naar de voorafgaande douanebestemming of de desbetreffende documenten. Bij meer dan een verwijzing kunnen de overeenkomstsluitende partijen een van de volgende vermeldingen laten plaatsen:

- ES: Varios

- DA: Diverse

- DE: Verschiedene

- EL: Διάφορα

- EN: Various

- FR: Divers

- IT: Vari

- NL: Diverse

- PT: Diversos

- FI: Useita

- SV: Flera

- CS: Ruzné

- HU: Többféle

- IS: Ýmis

- NO: Diverse

- PL: Rózne

- SK: Rôzne

en toestaan dat de lijst van verwijzingen bij de aangifte voor douanevervoer wordt gevoegd.

Vak 44: Bijzondere vermeldingen, voorgelegde stukken, certificaten en vergunningen

Vermelding van de gegevens die zijn vereist uit hoofde van bijzondere voorschriften van het land van verzending/uitvoer en van de referentienummers van de documenten die ter staving van de aangifte zijn overgelegd (bijvoorbeeld: registratienummers van controle-exemplaren T5, nummers van uitvoervergunningen, gegevens over de veterinaire en fytosanitaire voorschriften, het nummer van het cognossement enz.). Het deelvak "Code B.V" behoeft niet te worden ingevuld.

Vak 50: Aangever en gevolmachtigde, plaats, datum en handtekening

Vermelding van naam en voornaam of handelsnaam en het volledige adres van de aangever alsmede, in voorkomend geval, het identificatienummer dat hem door de bevoegde autoriteiten is toegekend. Vermelding, in voorkomend geval, van naam en voornaam, of handelsnaam, van de gevolmachtigde die voor de aangever ondertekent.

Onder voorbehoud van eventuele bijzondere bepalingen over het gebruik van computers, moet op het door het kantoor van vertrek te bewaren exemplaar het origineel van de handtekening van de belanghebbende voorkomen. Wanneer deze een rechtspersoon is, moet onder de handtekening de naam, voornaam en functie van de ondertekenaar worden vermeld.

Vak 51: Voorziene kantoren (en landen) van doorgang

Vermelding van het voorziene kantoor van binnenkomst in elke overeenkomstsluitende partij, over het grondgebied waarvan de goederen zullen worden vervoerd of, indien het vervoer over een ander grondgebied dan dat van de overeenkomstsluitende partijen zal plaatsvinden, van het kantoor van uitgang via hetwelk de goederen het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen zullen verlaten. De kantoren van doorgang zijn vermeld in de lijst van kantoren die bevoegd zijn voor gemeenschappelijk douanevervoer. Na de naam van het kantoor, vermelding van de code van het betrokken land.

Vak 52: Zekerheid

Vermelding, in de daartoe vastgestelde codes, van de soort zekerheid of dat ontheffing van zekerheidstelling is verleend en vervolgens, voor zover nodig, het nummer van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling of van ontheffing van zekerheidstelling of het nummer van het bewijs van zekerheidstelling per aangifte en, eventueel, het kantoor van zekerheidstelling.

Indien de doorlopende zekerheid, de ontheffing van zekerheidstelling of de zekerheid per aangifte door middel van borgstelling niet voor alle overeenkomstsluitende partijen geldig is, dient na "zekerheid niet geldig voor" de betrokken overeenkomstsluitende partij(en) in de daartoe vastgestelde codes te worden vermeld.

Vak 53: Kantoor (en land) van bestemming

Vermelding van het kantoor waar de goederen moeten worden aangebracht om het douanevervoer te beëindigen. De kantoren van bestemming zijn vermeld in de lijst van kantoren die bevoegd zijn voor gemeenschappelijk douanevervoer.

Na de naam van het kantoor de code van het betrokken land vermelden.

II. Formaliteiten tijdens het vervoer

Het is mogelijk dat tussen het tijdstip waarop de goederen het kantoor van vertrek verlaten en het tijdstip waarop zij bij het kantoor van bestemming aankomen, bepaalde gegevens dienen te worden vermeld op de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer die tijdens het vervoer bij de goederen blijven. Deze gegevens hebben betrekking op het vervoer en dienen naarmate het vervoer wordt afgewikkeld, door de vervoerder die verantwoordelijk is voor het vervoermiddel waarop of waarin de goederen zijn geladen, op die exemplaren te worden vermeld. Deze gegevens mogen, mits op duidelijk leesbare wijze, met de hand worden aangebracht, met inkt en in blokletters.

De volgende gevallen kunnen zich voordoen:

- Overlading: vak 55 invullen

Vak 55: Overlading

De eerste drie regels van dit vak dienen door de vervoerder te worden ingevuld wanneer de goederen tijdens het vervoer op of in een ander vervoermiddel of container worden overgeladen.

De vervoerder kan de goederen eerst overladen nadat hij hiervoor toestemming heeft verkregen van de bevoegde autoriteiten van het land waar de overlading plaats vindt.

Wanneer deze van oordeel zijn dat het gemeenschappelijk douanevervoer op de normale wijze kan worden voortgezet, viseren zij, na eventueel de nodige maatregelen te hebben genomen, de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer.

- Andere voorvallen: vak 56 invullen

Vak 56: Andere voorvallen tijdens het vervoer

Vak in te vullen overeenkomstig de voorschriften inzake douanevervoer.

Wanneer de goederen in of op een oplegger of aanhangwagen zijn geladen en het trekkende voertuig wordt tijdens het vervoer gewijzigd (zonder dat de goederen worden behandeld of overgeladen), dienen in dit vak tevens het registratienummer en de nationaliteit van het nieuwe trekkende voertuig te worden vermeld. In dergelijke gevallen is visering door de bevoegde autoriteiten niet vereist.

TITEL III

OPMERKINGEN OVER DE AANVULLENDE FORMULIEREN

A. Aanvullende formulieren mogen slechts worden gebruikt wanneer de aangifte verscheidene artikelen omvat (zie vak 5). Zij moeten tezamen met een in bijlage A 1 of A2 bedoeld formulier worden overgelegd.

B. De opmerkingen in de titels I en II zijn eveneens van toepassing op de aanvullende formulieren.

Evenwel:

- moet in het derde deelvak van vak 1 "T1 bis", "T2 bis" of "T2F" bis worden vermeld, al naar gelang de regeling gemeenschappelijk douanevervoer die op de betrokken goederen van toepassing is,

- zijn de vakken 2 en 8 van het in bijlage A3 bedoelde aanvullend formulier en vak 2/8 van het in bijlage A4 bedoelde aanvullend formulier facultatief voor de overeenkomstsluitende partijen en behoeven zij slechts de naam en het eventuele identificatienummer van de betrokkene te bevatten.

C. Bij gebruik van aanvullende formulieren:

- moeten de niet-ingevulde vakken "Colli en omschrijving van de goederen" van het aanvullend formulier worden doorgehaald zodat het niet mogelijk is daar later iets toe te voegen,

- moeten de vakken 32 "Artikelnummer", 33 "Goederencode", 35 "Brutomassa (kg)", 38 "Nettomassa (kg)" en 44 "Bijzondere vermeldingen/Voorgelegde stukken/Certificaten en vergunningen" op de aangifte voor douanevervoer of het document T2L worden doorgehaald en behoeven de merken, nummers, aantal en soort van de colli en de omschrijving van de goederen niet te worden ingevuld in vak 31 "Colli en omschrijving van de goederen". In dit vak 31 wordt het volgnummer en de afkorting van de verschillende aanvullende formulieren van de aangifte voor douanevervoer of van het document T2L ingevuld.

BIJLAGE A8

AANWIJZINGEN BIJ HET OPSTELLEN VAN DOCUMENTEN TEN BEWIJZE VAN HET COMMUNAUTAIR KARAKTER VAN GOEDEREN

A. Algemene bepalingen

1. Wanneer het volgens de overeenkomst noodzakelijk is het communautaire karakter van goederen aan te tonen, wordt gebruik gemaakt van een formulier dat overeenstemt met exemplaar 4 van het model in Bijlage A1 van dit aanhangsel of met exemplaar 4/5 van het model in Bijlage A2 van dit aanhangsel. Dit formulier wordt zonodig aangevuld met een of meer formulieren die overeenstemmen met exemplaar 4 of met exemplaar 4/5 van het model in respectievelijk de bijlagen A3 en A4 van dit aanhangsel.

2. Slechts de in het bovenste gedeelte van het formulier onder de rubriek "Belangrijke opmerking" voorkomende vakken dienen door de belanghebbende te worden ingevuld.

3. De formulieren dienen te worden ingevuld, hetzij met de schrijfmachine, hetzij door middel van een mechanografisch of soortgelijk procédé. Zij mogen eveneens op duidelijk leesbare wijze met de hand, met inkt en in blokletters worden ingevuld.

4. De formulieren mogen geen raderingen of overschrijvingen bevatten. Eventuele wijzigingen dienen te worden aangebracht door doorhaling van de onjuiste en, in voorkomend geval, toevoeging van de gewenste gegevens. Elke wijziging dient te worden goedgekeurd door degene die haar heeft aangebracht en dient door de bevoegde douaneautoriteiten te worden geviseerd. Deze kunnen zonodig eisen dat een nieuwe aangifte wordt ingediend.

5. De niet gebruikte ruimten in de door de belanghebbende ingevulde vakken dienen te worden doorgehaald, zodat daar later niets aan kan worden toegevoegd.

B. Toelichting op de vakken

Vak 1: Aangifte

In het derde deelvak "T2L" of "T2L F" vermelden.

Wanneer aanvullende documenten worden gebruikt, dient in het derde deelvak van vak 1 van het gebruikte formulier of de gebruikte formulieren "T2L bis" of "T2LF bis" te worden vermeld.

Vak 2: Afzender/exporteur

Facultatief vak voor de overeenkomstsluitende partijen. Vermelding van de naam en voornaam of handelsnaam en het volledige adres van de betrokkene. Wat het identificatienummer betreft, kan de toelichting door de betrokken landen worden aangevuld (identificatienummer dat door de bevoegde autoriteiten om fiscale, statistische of andere redenen aan de betrokkene is toegekend). Bij groupagevervoer kunnen de overeenkomstsluitende partijen toestaan dat dit vak van een van de volgende vermeldingen wordt voorzien:

- ES: Varios

- DA: Diverse

- DE: Verschiedene

- EL: Διάφορα

- EN: Various

- FR: Divers

- IT: Vari

- NL: Diverse

- PT: Diversos

- FI: Useita

- SV: Flera

- CS: Ruzní

- HU: Többféle

- IS: Ýmis

- NO: Diverse

- PL: Rózne

- SK: Rôzni

en dat de lijst van afzenders bij de aangifte wordt gevoegd.

Vak 3: Formulieren

Vermelding van het volgnummer van het formulier ten opzichte van het totale aantal gebruikte formulieren.

Voorbeelden: Wanneer het document T2L op één enkel formulier wordt opgesteld, het nummer 1/1 vermelden; wanneer het document T2L een aanvullend document T2L bis bevat, op het document T2L het nummer 1/2 en op het aanvullend document het nummer 2/2 vermelden. Wanneer het document T2L twee aanvullende documenten T2L bis bevat, op het document T2L het nummer 1/3, op het eerste document T2L bis het nummer 2/3 en op het tweede document T2L bis het nummer 3/3 vermelden.

Vak 4: Ladingslijsten

Vermelding van het aantal bijgevoegde ladingslijsten.

Vak 5: Artikelen

Vermelding van het totaal aantal artikelen dat op het T2L-document voorkomt.

Vak 14: Aangever/vertegenwoordiger

Vermelding van de naam of de handelsnaam en het volledige adres van de betrokkene overeenkomstig de geldende bepalingen. Indien de belanghebbende tevens de in vak 2 vermelde afzender is, moet een van de volgende vermeldingen worden aangebracht:

- ES: Expedidor

- DA: Afsender

- DE: Versender

- EL: Αποστολέας

- EN: Consignor

- FR: Expéditeur

- IT: Speditore

- NL: Afzender

- PT: Expedidor

- FI: Lähettäjä

- SV: Avsändare

- CS: Odesílatel

- HU: Feladó

- IS: Sendandi

- NO: Avsender

- PL: Nadawca

- SK: Odosielatel'.

Wat het identificatienummer betreft, kan de toelichting door de betrokken landen worden aangevuld (identificatienummer dat door de bevoegde autoriteiten om fiscale, statistische of andere redenen aan de belanghebbende is toegekend).

Vak 31: Merken en nummers - Aantal en soort der colli - Omschrijving van de goederen - Nummer van de container

Vermelding van merken, nummers, aantal en soort van de colli. Wanneer het onverpakte goederen betreft, wordt, al naar gelang van het geval, het aantal aangegeven goederen vermeld of wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht:

- ES: A granel

- DA: Bulk

- DE: Lose

- EL: Χύμα

- EN: Bulk

- FR: Vrac

- IT: Alla rinfusa

- NL: Los gestort

- PT: A granel

- FI: Irtotavaraa

- SV: Bulk

- CS: Volne lozeno

- HU: Ömlesztett

- IS: Vara í lausu

- NO: Bulk

- PL: Luzem

- SK: Vol'ne.

Vermelding, in alle gevallen, van de gebruikelijke handelsbenaming in voldoende nauwkeurige termen om de goederen te kunnen identificeren. Indien vak 33 "Goederencode" moet worden ingevuld, moet de benaming voldoende nauwkeurig zijn om de goederen te kunnen indelen. Dit vak dient tevens de gegevens te bevatten die uit hoofde van bijzondere voorschriften (bijv. accijnzen) zijn vereist. Indien containers worden gebruikt, moeten in dit vak tevens de identificatiemerken van de containers worden vermeld.

Vak 32: Artikelnummer

Vermelding van het volgnummer van het betrokken artikel ten opzichte van het totale aantal artikelen (zie vak 5) dat op het T2L-document en de bijgevoegde aanvullende formulieren of ladingslijsten voorkomt.

Wanneer het T2L-document slechts op een artikel betrekking heeft, kunnen de overeenkomstsluitende partijen bepalen dat dit vak niet behoeft te worden ingevuld. In dit geval moet in vak 5 het cijfer 1 worden ingevuld.

Vak 33: Goederencode

Dit vak behoeft op in een EVA-land opgestelde T2L-documenten slechts te worden ingevuld indien de goederencode op de voorgaande aangifte voor douanevervoer of het voorgaande document voorkomt.

Vak 35: Brutomassa

Vermelding, in kilogram, van de brutomassa van de goederen die in het overeenkomstige vak 31 zijn omschreven. De brutomassa is de massa van de goederen en van de verpakkingen, tezamen genomen, met uitzondering van containers en ander transportmaterieel.

Wanneer het T2L-document op verschillende soorten goederen betrekking heeft, behoeft de totale brutomassa slechts in het eerste vak 35 te worden vermeld en behoeven de andere vakken 35 niet te worden ingevuld.

Vak 38: Nettomassa

In een EVA-land dient dit vak slechts te worden ingevuld indien de nettomassa op de voorgaande aangifte voor douanevervoer of het voorgaande document voorkomt. Vermelding, in kilogram, van de nettomassa van de goederen die in het overeenkomstige vak 31 zijn omschreven. De nettomassa is de massa van de goederen zelf, zonder verpakking.

Vak 40: Summiere aangifte/voorafgaand document

Vermelding van de aard, het nummer, de datum en het kantoor van afgifte van de voorgaande aangifte of het voorgaande document aan de hand waarvan het T2L-document is opgesteld.

Vak 44: Bijzondere vermeldingen/voorgelegde stukken/certificaten en vergunningen

In een EVA-land moet dit vak slechts worden ingevuld indien dit vak op de voorgaande aangifte voor douanevervoer of het voorgaande document was ingevuld. Deze gegevens moeten op het T2L-document worden overgenomen.

Vak 54: Plaats en datum, handtekening en naam van de aangever of zijn vertegenwoordiger

Behoudens eventuele bijzondere bepalingen over het gebruik van computers, dient het T2L-document van het origineel van de handtekening van de betrokkene te worden voorzien, gevolgd door diens naam en voornamen. Wanneer de betrokkene een rechtspersoon is, moet de ondertekenaar na zijn handtekening zijn naam en hoedanigheid vermelden.

BIJLAGE A9

CODES TE GEBRUIKEN BIJ HET OPSTELLEN VAN AANGIFTEN VOOR DOUANEVERVOER EN DOCUMENTEN TEN BEWIJZE VAN HET COMMUNAUTAIRE KARAKTER VAN GOEDEREN

Vak 19: Container

De volgende codes zijn van toepassing:

0: niet in containers vervoerde goederen

1: in containers vervoerde goederen

Vak 25: Vervoerwijze aan de grens

De lijst van vastgestelde codes is hieronder opgenomen:

Codes van de vervoerwijzen, post- en andere zendingen

A. Code van één cijfer (verplicht)

B. Code van twee cijfers (tweede cijfer facultatief voor de overeenkomstsluitende partijen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vak 27: Plaats van lading/lossing

Codes vast te stellen door de overeenkomstsluitende partijen.

Vak 33: Goederencode

Eerste deelvak

Vermelding van de uit ten minste zes cijfers bestaande code van het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en codering van goederen waaronder de goederen zijn ingedeeld. In de Gemeenschap moet echter de achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur worden ingevuld indien dit volgens de wetgeving van de Gemeenschap is vereist.

Andere deelvakken

Vermelding van eventuele andere bijzondere codes van de overeenkomstsluitende partijen (onmiddellijk na het eerste deelvak).

Vak 51: Voorziene kantoren (en landen) van doorgang

Vermelding van het land

De landencode is de ISO alpha - 2 lettercode (ISO 3166).

De lijst van de codes die van toepassing zijn is de volgende:

België: BE

Denemarken: DK

Duitsland: DE

Griekenland: GR

Spanje: ES

Frankrijk: FR

Ierland: IE

Italië: IT

Luxemburg: LU

Nederland: NL

Oostenrijk: AT

Portugal: PT

Finland: FI

Zweden: SE

Verenigd Koninkrijk: GB

Hongarije: HU

IJsland: IS

Noorwegen: NO

Polen: PL

Slowakije: SK

Zwitserland: CH

Tsjechië: CZ

Vak 52: Zekerheid

Vermelding van de soort zekerheid

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vermelding van de landen

De codes voor vak 51 zijn van toepassing.

Vak 53: Kantoor (en land) van bestemming

De codes voor vak 51 zijn van toepassing.

BIJLAGE A10

>PIC FILE= "L_2001009NL.005502.EPS">

BIJLAGE A11

TOELICHTING BIJ DE LADINGSLIJST

TITEL I

ALGEMENE OPMERKINGEN

1. Definitie

De in artikel 5 van Aanhangsel III bedoelde ladingslijst is een document dat de in deze bijlage omschreven kenmerken bezit.

2. Vorm van de ladingslijsten

2.1. Alleen de voorzijde van het formulier kan als ladingslijst worden gebruikt.

2.2. De ladingslijsten bestaan uit:

a) het opschrift "ladingslijst"

b) een vak van 70 × 55 mm dat verdeeld is in een bovenvak van 70 × 15 mm en een ondervak van 70 × 40 mm;

c) uit kolommen die, achtereenvolgens, de volgende titel dragen:

- volgnummer

- merken, nummers, aantal en soort der colli, omschrijving der goederen

- land van verzending/uitvoer

- brutomassa (kg)

- voor de douane bestemd

De betrokkenen kunnen de breedte van deze kolommen aan hun behoeften aanpassen. De kolom "voor de douane bestemd" moet echter ten minste 30 mm breed zijn. De betrokkenen kunnen de andere ruimten dan de onder a), b) en c) genoemde ruimten vrij benutten.

2.3. Onmiddellijk onder de laatst vermelde gegevens dient een horizontale lijn te worden getrokken en dient de niet-benutte ruimte te worden doorgehaald om te voorkomen dat hier later nog gegevens worden toegevoegd.

TITEL II

IN DE VERSCHILLENDE RUBRIEKEN TE VERMELDEN GEGEVENS

1. Vak

1.1. Bovenste deelvak

Wanneer de ladingslijst bij een aangifte voor douanevervoer wordt gevoegd, vermeldt de aangever in het bovenste deelvak "T1", "T2" of "T2F".

Wanneer de ladingslijst bij een T2L-document wordt gevoegd, vermeldt de betrokkene in het bovenste deelvak "T2L" of "T2LF".

1.2. Onderste deelvak

In dit deelvak moeten de gegevens voorkomen die zijn vermeld in punt 4 van de hierna volgende Titel III.

2. Kolommen

2.1. Volgnummer

Voor ieder artikel dat op de ladingslijst voorkomt moet een volgnummer worden vermeld.

2.2. Merken, nummers, aantal en soort der colli, omschrijving der goederen

Wanneer de ladingslijst bij een aangifte voor douanevervoer wordt gevoegd, worden in deze kolom de gegevens vermeld die overeenkomstig de bijlagen A7 en A9 zijn vereist. Te vermelden zijn de gegevens die op de aangifte voor douanevervoer voorkomen in vak 31 "Colli en omschrijving van de goederen", vak 44 "Bijzondere vermeldingen/Voorgelegde stukken/Certificaten en vergunningen", en eventueel in vak 33 "Goederencode" en vak 38 "Nettomassa".

Wanneer de ladingslijst bij een T2L-document wordt gevoegd, worden de gegevens vermeld die overeenkomstig de bijlagen A8 en A9 zijn vereist.

2.3. Land van verzending/uitvoer

Vermelding van de naam van het land waaruit de goederen worden verzonden/uitgevoerd.

Deze kolom behoeft niet te worden ingevuld wanneer de ladingslijst bij een T2L-document wordt gevoegd.

2.4. Brutomassa (kg)

Vermelding van de gegevens van vak 35 van het enig document (zie de bijlagen A7 en A8).

TITEL III

GEBRUIK VAN DE LADINGSLIJSTEN

1. Het is niet mogelijk bij eenzelfde aangifte voor douanevervoer zowel aanvullende formulieren als ladingslijsten te voegen.

2. Bij het gebruik van ladingslijsten moeten vak 15 "Land van verzending/uitvoer", vak 32 "Artikelnr.", vak 33 "Goederencode", vak 35 "Brutomassa" (kg), vak 38 "Nettomassa (kg)" en, eventueel, vak 44 "Bijzondere vermeldingen/Voorgelegde stukken/Certificaten en vergunningen" van het formulier van de aangifte voor douanevervoer worden doorgehaald en kan vak 31 "Colli en omschrijving van de goederen" niet worden ingevuld wat merken, nummers, aantal en soort der colli en omschrijving der goederen betreft. In vak 31 "Colli en omschrijving van de goederen" van de aangifte voor douanevervoer wordt verwezen naar het volgnummer en de afkorting van de verschillende ladingslijsten.

3. De ladingslijst moet in evenveel exemplaren worden voorgelegd als het formulier waarop het betrekking heeft.

De ladingslijst wordt in een enkel exemplaar bij het kantoor van vertrek ingediend wanneer de aangifte voor douanevervoer door dit kantoor met behulp van gegevensverwerkende systemen wordt behandeld en de gegevens van de ladingslijst door dit kantoor in het systeem worden ingevoerd; in de andere gevallen moet de ladingslijst ten minste in drievoud worden voorgelegd.

4. Bij de registratie van de aangifte voor douanevervoer wordt de ladingslijst van hetzelfde registratienummer voorzien als het formulier waarop het betrekking heeft. Dit nummer moet met een stempel worden aangebracht waarin de naam van het kantoor van vertrek voorkomt, of moet met de hand worden aangebracht. In het laatste geval moet bij het nummer het stempel van het kantoor van vertrek worden geplaatst.

De ondertekening door een ambtenaar van het kantoor van vertrek is facultatief.

5. Wanneer verscheidene ladingslijsten bij een zelfde formulier worden gevoegd dat in het kader van de T1- of T2-regeling wordt gebruikt, moet de aangever deze van volgnummers voorzien. Het aantal bijgevoegde ladingslijsten wordt in vak 4 "Ladingslijsten" van dit formulier vermeld.

6. De leden 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing wanneer de ladingslijst bij een T2L-document wordt gevoegd.

BIJLAGE A12

>PIC FILE= "L_2001009NL.005902.EPS">

BIJLAGE A13

>PIC FILE= "L_2001009NL.006102.EPS">

BIJLAGE B1

COMMUNAUTAIR OF GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER

>PIC FILE= "L_2001009NL.006302.EPS">

>PIC FILE= "L_2001009NL.006401.EPS">

BIJLAGE B2

COMMUNAUTAIR OF GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER

>PIC FILE= "L_2001009NL.006502.EPS">

>PIC FILE= "L_2001009NL.006601.EPS">

BIJLAGE B3

>PIC FILE= "L_2001009NL.006702.EPS">

BIJLAGE B4

COMMUNAUTAIR OF GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER

>PIC FILE= "L_2001009NL.006802.EPS">

>PIC FILE= "L_2001009NL.006901.EPS">

BIJLAGE B5

>PIC FILE= "L_2001009NL.007002.EPS">

BIJLAGE B6

>PIC FILE= "L_2001009NL.007102.EPS">

BIJLAGE B7

TOELICHTING BIJ HET CERTIFICAAT VAN DOORLOPENDE ZEKERHEIDSTELLING EN VAN ONTHEFFING VAN ZEKERHEIDSTELLING

1. Op de voorzijde te vermelden gegevens

Na afgifte kunnen geen gegevens meer worden gewijzigd, toegevoegd of geschrapt in de vakken 1 tot en met 8 van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling en in de vakken 1 tot en met 7 van het certificaat van ontheffing van zekerheidstelling.

1.1. Code "valuta"

De landen vullen in vak 6 van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling en in vak 5 van het certificaat van ontheffing van zekerheidstelling de drielettercode van de ISO (ISO 4217) van de gebruikte valuta in.

1.2. Bijzondere vermeldingen

1.2.1 Wanneer de doorlopende zekerheid niet geldt voor de in bijlage I van Aanhangsel I genoemde goederen, moet in vak 8 een van de volgende vermeldingen worden aangebracht:

- ES: Validez limitada

- DA: Begrænset gyldighed

- DE: Beschränkte Geltung

- EL: Περιορισμένη ισχύς

- EN: Limited validity

- FR: Validité limitée

- IT: Validità limitata

- NL: Beperkte geldigheid

- PT: Validade limitada

- FI: Voimassa rajoitetusti

- SV: Begränsad giltighet

- CS: Omezená platnost

- HU: Korlátozott érvényu

- IS: Takmarkað gildissvið

- NO: Begrenset gyldighet

- PL: Ograniczona waznosc

- SK: Obmedzená platnost'

1.2.2. Wanneer de aangever zich ertoe verbonden heeft de aangifte voor douanevervoer slechts bij één kantoor van vertrek in te dienen, wordt de naam van dit kantoor in hoofdletters in vak 8 van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling vermeld of in vak 7 van het certificaat van ontheffing van zekerheidstelling.

1.3. Aantekeningen op de certificaten bij verlenging van de geldigheid

Verlenging van de geldigheid wordt aangetekend in vak 9 van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling of in vak 8 van het certificaat van ontheffing van zekerheidstelling.

2. Op de achterzijde te vermelden gegevens - Personen die gemachtigd zijn de aangiften voor douanevervoer te ondertekenen

2.1. Bij afgifte van het certificaat of op enig ander tijdstip tijdens de geldigheidsduur van dit certificaat vermeldt de aangever, onder zijn verantwoordelijkheid, op de achterzijde van het certificaat welke personen hij heeft gemachtigd om de aangiften voor douanevervoer te ondertekenen. Elke vermelding bevat de naam en voornaam van de gemachtigde en een voorbeeld van diens handtekening, en wordt door de aangever ondertekend. De aangever kan de vakken die hij niet wenst te gebruiken doorhalen.

2.2. De aangever kan de naam van een gemachtigde op de achterzijde van het certificaat steeds doorhalen.

2.3. Elke persoon die vermeld is op de achterzijde van een certificaat dat bij een kantoor van vertrek wordt aangeboden wordt als de gemachtigde van de aangever beschouwd.

3. Gebruik van het certificaat ondanks het verbod op het gebruik van de doorlopende zekerheid

De modaliteiten en vermeldingen zijn opgenomen in punt 4 van Bijlage IV van Aanhangsel I.

BIJLAGE C1

SPECIAAL STEMPEL

>PIC FILE= "L_2001009NL.007402.TIF">

1. Wapen, teken of letters waarmee het land gewoonlijk wordt aangeduid

2. Kantoor van vertrek

3. Nummer van de aangifte

4. Datum

5. Toegelaten afzender

6. Vergunning

BIJLAGE C2

ETIKET

(douanevervoer per spoor)

>PIC FILE= "L_2001009NL.007404.TIF">

Kleuren: zwart op groen

BIJLAGE D1

TOELICHTING BETREFFENDE AANGIFTE VOOR DOUANEVERVOER DOOR MIDDEL VAN UITWISSELING VAN EDI-STANDAARDBERICHTEN - EDI-AANGIFTE VOOR DOUANEVERVOER

TITEL I

ALGEMEEN

De EDI-aangifte voor douanevervoer wordt gebaseerd op de gegevens die zijn ingevuld in de vakken van het enig document als vastgesteld in de bijlagen A7 en A9, in voorkomend geval gecombineerd met of vervangen door een code.

Deze bijlage bevat uitsluitend de bijzondere basiseisen die van toepassing zijn wanneer de formaliteiten worden vervuld door middel van de uitwisseling van EDI-standaardberichten. Voorts zijn de aanvullende codes in bijlage D2 van toepassing. Bijlagen A7 en A9 gelden voor EDI-aangiften voor douanevervoer, tenzij deze bijlage of bijlage D2 anders bepaalt.

Om het correcte functioneren van het systeem te waarborgen, dienen de gedetailleerde structuur en inhoud van de EDI-aangifte voor douanevervoer te voldoen aan de technische specificaties die de bevoegde autoriteiten aan de aangever mededelen. Deze specificaties zijn gebaseerd op de voorschriften in deze bijlage.

Deze bijlage beschrijft de structuur van de informatie-uitwisseling. De aangifte voor douanevervoer wordt ingedeeld in gegevensgroepen, die gegevenskenmerken bevatten. De kenmerken worden zodanig gegroepeerd dat ze samenhangende logische blokken vormen binnen het bericht. Een gegevensgroepindentatie geeft aan dat de gegevensgroep afhangt van een gegevensgroep met een lagere indentatie.

Indien aanwezig wordt het nummer van het vak op het enig document vermeld.

Met "aantal" in de uitleg bij een datagroep wordt bedoeld het aantal malen dat die datagroep in de aangifte voor het douanevervoer mag voorkomen.

"Type/lengte" in de uitleg bij een kenmerk geeft de vereisten aan voor gegevenstype en gegevenslengte. Voor het gegevenstype worden de volgende codes gebruikt:

a alfabetisch

n numeriek

an alfanumeriek

Het cijfer na de code geeft de toegelaten gegevenslengte aan. Hierbij geldt het volgende:

De facultatieve twee punten voor de lengte-indicator betekenen dat de gegevens geen vaste lengte hebben, maar dat het maximale aantal karakters wordt aangegeven door de lengte-indicator. Een komma in de gegevenslengte betekent dat het kenmerk decimalen kan bevatten, waarbij het cijfer voor de komma de totale lengte van het kenmerk aangeeft en het cijfer na de komma het maximaal aantal cijfers na de decimale punt.

TITEL II

STRUCTUUR VAN DE EDI-AANGIFTE VOOR DOUANEVERVOER

A. Overzicht gegevensgroepen

DOUANEVERVOER

HANDELAAR afzender

HANDELAAR geadresseerde

GOEDERENITEM

- HANDELAAR afzender

- HANDELAAR geadresseerde

- CONTAINERS

- SGI-CODES

- COLLI

- VOORAFGAANDE ADMINISTRATIEVE VERWIJZINGEN

- OVERGELEGDE DOCUMENTEN/CERTIFICATEN

- BIJZONDERE VERMELDINGEN

DOUANEKANTOOR van vertrek

HANDELAAR aangever

VERTEGENWOORDIGER

DOUANEKANTOOR van doorgang

DOUANEKANTOOR van bestemming

HANDELAAR toegelaten geadresseerde

CONTROLERESULTAAT

VERZEGELINGSINFORMATIE

- VERZEGELINGSIDENTITEIT

ZEKERHEIDSTELLING

- VERWIJZING NAAR ZEKERHEIDSTELLING

- GELDIGHEIDSBEPERKING EG

- GELDIGHEIDSBEPERKING NIET-EG

B. Gegevens EDI-aangifte douanevervoer

DOUANEVERVOER

Aantal: 1

Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.

LRN

Type/lengte: an ..22

Het lokale referentienummer (LRN) moet worden gebruikt. Dit nummer is nationaal gedefinieerd en wordt door de gebruiker toegewezen, in overeenstemming met de bevoegde autoriteiten, voor het identificeren van een aangifte.

Aangiftetype (vak 1)

Type/lengte: an ..5

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Aantal ladingslijsten (vak 4)

Type/lengte: n ..5

Dit kenmerk moet worden gebruikt als er ladingslijsten aanwezig zijn. Voor ladingslijsten gelden de volgende regels:

- het verplichte kenmerk "Land van verzending" van de gegevensgroep "DOUANEVERVOER" wordt ingesteld op "--";

- de gegevensgroep "GOEDERENITEM" komt slechts éénmaal voor, evenals indien nodig de subgegevensgroepen "VOORAFGAANDE ADMINISTRATIEVE VERWIJZINGEN", "OVERGELEGDE DOCUMENTEN/CERTIFICATEN" en "BIJZONDERE VERMELDINGEN". Andere subgegevensgroepen van "GOEDERENITEM" worden niet gebruikt;

- het kenmerk "Omschrijving" bevat verwijzingen naar de bijgevoegde ladingslijsten, "Omschrijving LNG" bevat de voor deze verwijzingen gebruikte taalcode (LNG). De inhoud van de verwijzingen kan zijn:

- voor "Aangiftetype" = "T1": "Zie ladingslijst(en)",

- voor "Aangiftetype" = "T2": "Zie ladingslijst(en)",

- voor "Aangiftetype" = "T2F": "Zie ladingslijst(en)",

- voor "Aangiftetype" = "T-":

- "T1: Zie ladingslijst(en) van ... tot en met ...",

- "T2: Zie ladingslijst(en) van ... tot en met ...",

- "T2F: Zie ladingslijst(en) van ... tot en met ...",

- het kenmerk "Artikelnummer" wordt ingesteld op "--";

- de andere kenmerken van de gegevensgroep "GOEDERENITEM" worden niet gebruikt.

Totale aantal artikelen (vak 5)

Type/lengte: n ..5

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Totale aantal colli (vak 6)

Type/lengte: n ..7

Dit kenmerk moet worden gebruikt als het kenmerk "Aantal ladingslijsten" wordt gebruikt. In andere gevallen is het gebruik facultatief. Het totale aantal colli is gelijk aan de som van alle "Totaal colli" + alle "Aantal stuks" + de waarde "1" voor elke aangegeven "bulk".

Land van verzending (vak 15a)

Type/lengte: a2

Dit kenmerk moet worden gebruikt als slechts één land van verzending wordt aangegeven. De landcodes in bijlage D2 moeten worden gebruikt. In dit geval kan het kenmerk "Land van verzending" van de gegevensgroep "GOEDERENITEM" niet worden gebruikt. Indien meer dan één land van verzending wordt aangegeven, kan dit kenmerk van de gegevensgroep "DOUANEVERVOER" niet worden gebruikt. In dat geval moet het kenmerk "Land van verzending" van de gegevensgroep "GOEDERENITEM" worden gebruikt.

Land van bestemming (vak 17a)

Type/lengte: a2

Dit kenmerk moet worden gebruikt als slechts één land van bestemming wordt aangegeven. De landcodes in bijlage D2 moeten worden gebruikt. In dat geval kan het kenmerk "Land van bestemming" van de gegevensgroep "GOEDERENITEM" niet worden gebruikt. Indien meer dan één land van bestemming wordt aangegeven, kan dit kenmerk van de gegevensgroep "DOUANEVERVOER" niet worden gebruikt. In dat geval moet het kenmerk "Land van bestemming" van de gegevensgroep "GOEDERENITEM" worden gebruikt.

Identiteit bij vertrek (vak 18)

Type/lengte: an ..27

Dit kenmerk moet worden gebruikt overeenkomstig bijlage A7.

Identiteit bij vertrek LNG

Type/lengte: a2

Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten om de taal (LNG) aan te geven de in bijlage D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt.

Nationaliteit bij vertrek (vak 18)

Type/lengte: a2

De landcodes in bijlage D2 moeten worden gebruikt overeenkomstig bijlage A7.

Container (vak 19)

Type/lengte: n1

De te gebruiken codes zijn:

0: nee

1: ja

Nationaliteit bij grensoverschrijding (vak 21)

Type/lengte: a2

De landcodes in bijlage D2 moeten worden gebruikt overeenkomstig bijlage A7.

Identiteit bij grensoverschrijding (vak 21)

Type/lengte: an ..27

Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief overeenkomstig bijlage A7.

Identiteit bij grensoverschrijding LNG

Type/lengte: a2

Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten om de taal (LNG) aan te geven de in bijlage D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt.

Type vervoer grensoverschrijding (vak 21)

Type/lengte: n ..2

Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief overeenkomstig bijlage A7.

Vervoerwijze aan de grens (vak 25)

Type/lengte: n ..2

Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief overeenkomstig bijlage A7.

Binnenlandse vervoerwijze (vak 26)

Type/lengte: n ..2

Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief. Voor het gebruik geldt de toelichting bij vak 25 in bijlage A9.

Ladingsplaats (vak 27)

Type/lengte: an ..17

Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief.

Code erkende lokatie (vak 30)

Type/lengte: an ..17

Dit kenmerk kan niet worden gebruikt als de gegevensgroep "CONTROLERESULTAAT" wordt gebruikt. Als deze gegevensgroep niet wordt gebruikt, is dit kenmerk facultatief. Bij gebruik van dit kenmerk moet de plaats waar de goederen kunnen worden onderzocht exact in gecodeerde vorm worden opgegeven. De kenmerken "Erkende lokatie van goederen"/"Code erkende lokatie", "Toegelaten lokatie van goederen" en "Door de douane aangewezen plaats" kunnen niet tegelijk worden gebruikt.

Erkende lokatie van goederen (vak 30)

Type/lengte: an ..35

Dit kenmerk kan niet worden gebruikt als de gegevensgroep "CONTROLERESULTAAT" wordt gebruikt. Als deze gegevensgroep niet wordt gebruikt, is dit kenmerk facultatief. Bij gebruik van dit kenmerk moet de plaats waar de goederen kunnen worden onderzocht exact worden opgegeven. De kenmerken "Erkende lokatie van goederen"/"Code erkende lokatie", "Toegelaten lokatie van goederen" en "Door de douane aangewezen plaats" kunnen niet tegelijk worden gebruikt.

Erkende lokatie van goederen LNG

Type/lengte: a2

Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten om de taal (LNG) aan te geven de in bijlage D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt.

Toegelaten lokatie van goederen (vak 30)

Type/lengte: an ..17

Dit kenmerk is facultatief als de gegevensgroep "CONTROLERESULTAAT" wordt gebruikt. Bij gebruik van dit kenmerk moet de plaats waar de goederen kunnen worden onderzocht exact worden opgegeven. Als de gegevensgroep "CONTROLERESULTAAT" niet wordt gebruikt, kan dit kenmerk niet worden gebruikt. De kenmerken "Erkende lokatie van goederen"/"Code erkende lokatie", "Toegelaten lokatie van goederen" en "Door de douane aangewezen plaats" kunnen niet tegelijk worden gebruikt.

Door de douane aangewezen plaats (vak 30)

Type/lengte: an ..17

Dit kenmerk kan niet worden gebruikt als de gegevensgroep "CONTROLERESULTAAT" wordt gebruikt. Als deze gegevensgroep niet wordt gebruikt, is dit kenmerk facultatief. Bij gebruik van dit kenmerk moet de plaats waar de goederen kunnen worden onderzocht exact worden opgegeven. De kenmerken "Erkende lokatie van goederen"/"Code erkende lokatie", "Toegelaten lokatie van goederen" en "Door de douane aangewezen plaats" kunnen niet tegelijk worden gebruikt.

Totale brutomassa (vak 35)

Type/lengte: n ..11,3

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Taalcode NCTS-geleidedocument

Type/lengte: a2

Om de taal van het begeleidingsdocument voor douanevervoer (NCTS-geleidedocument) aan te geven worden de in bijlage D2 bedoelde taalcodes gebruikt.

Dialoogtaalindicator bij vertrek

Type/lengte: a2

Het gebruik van de in bijlage D2 bedoelde taalcodes is facultatief. Als dit kenmerk niet wordt gebruikt, wordt door het systeem de standaardtaal van het kantoor van vertrek gebruikt.

Aangiftedatum (vak 50)

Type/lengte: n8

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Aangifteplaats (vak 50)

Type/lengte: an ..35

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Aangifteplaats LNG

Type/lengte: a2

Om de taal (LNG) van het overeenkomstige vrije tekstveld aan te geven worden de in bijlage D2 bedoelde taalcodes gebruikt.

HANDELAAR afzender (vak 2)

Aantal: 1

Deze gegevensgroep wordt gebruikt wanneer slechts één afzender wordt aangegeven. In dat geval kan de gegevensgroep "HANDELAAR afzender" van de gegevensgroep "GOEDERENITEM" niet worden gebruikt.

Naam (vak 2)

Type/lengte: an ..35

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Straat en nummer (vak 2)

Type/lengte: an ..35

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Land (vak 2)

Type/lengte: a2

De landcodes in bijlage D2 moeten worden gebruikt.

Postcode (vak 2)

Type/lengte: an ..9

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Stad (vak 2)

Type/lengte: an ..35

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

NAD LNG

Type/lengte: a2

Om de taal van naam en adres (NAD LNG) aan te geven worden de in bijlage D2 bedoelde taalcodes gebruikt.

TIN (vak 2)

Type/lengte: an ..17

Het gebruik van dit kenmerk voor de invoering van het Trader Identification Number (TIN) (identificatienummer handelaar) is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief.

HANDELAAR geadresseerde (vak 8)

Aantal: 1

Deze gegevensgroep moet worden gebruikt wanneer slechts één geadresseerde wordt aangegeven, en het kenmerk "Land van bestemming" van de gegevensgroep "DOUANEVERVOER" een "land" bevat als in de overeenkomst gedefinieerd. In dat geval kan de gegevensgroep "HANDELAAR geadresseerde" van de gegevensgroep "GOEDERENITEM" niet worden gebruikt.

Naam (vak 8)

Type/lengte: an ..35

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Straat en nummer (vak 8)

Type/lengte: an ..35

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Land (vak 8)

Type/lengte: a2

De landcodes in bijlage D2 moeten worden gebruikt.

Postcode (vak 8)

Type/lengte: an ..9

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Stad (vak 8)

Type/lengte: an ..35

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

NAD LNG

Type/lengte: a2

Om de taal van naam en adres (NAD LNG) aan te geven worden de in bijlage D2 bedoelde taalcodes gebruikt.

TIN (vak 8)

Type/lengte: an ..17

Het gebruik van dit kenmerk voor de invoering van het Trader Identification Number (TIN) (identificatienummer handelaar) is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief.

GOEDERENITEM

Aantal: 999

Deze gegevensgroep moet worden gebruikt. Voor ladingslijsten gelden de volgende regels:

- het verplichte kenmerk "Land van verzending" van de gegevensgroep "DOUANEVERVOER" wordt ingesteld op "--";

- de gegevensgroep "GOEDERENITEM" komt slechts éénmaal voor, evenals indien nodig de subgegevensgroepen "VOORAFGAANDE ADMINISTRATIEVE VERWIJZINGEN", "OVERGELEGDE DOCUMENTEN/CERTIFICATEN" en "BIJZONDERE VERMELDINGEN". Andere subgegevensgroepen van "GOEDERENITEM" worden niet gebruikt;

- het kenmerk "Omschrijving" bevat verwijzingen naar de bijgevoegde ladingslijsten, "Omschrijving LNG" bevat de voor deze verwijzingen gebruikte taalcode (LNG). De inhoud van de verwijzingen kan zijn:

- voor "Aangiftetype" = "T1": "Zie ladingslijst(en)";

- voor "Aangiftetype" = "T2": "Zie ladingslijst(en)";

- voor "Aangiftetype" = "T2F": "Zie ladingslijst(en)";

- voor "Aangiftetype" = "T-":

- "T1: Zie ladingslijst(en) van ... tot en met ...",

- "T2: Zie ladingslijst(en) van ... tot en met ...",

- "T2F: Zie ladingslijst(en) van ... tot en met ...",

- het kenmerk "Artikelnummer" wordt ingesteld op "--";

- de andere kenmerken van de gegevensgroep "GOEDERENITEM" worden niet gebruikt.

Aangiftetype (ex vak 1)

Type/lengte: an ..5

Dit kenmerk moet worden gebruikt als voor het kenmerk "Aangiftetype" van de gegevensgroep "DOUANEVERVOER" de code "T-" is gebruikt. In andere gevallen kan dit kenmerk niet worden gebruikt.

Land van verzending (ex vak 15a)

Type/lengte: a2

Dit kenmerk moet worden gebruikt als meer dan één land van verzending wordt aangegeven. De landcodes in bijlage D2 moeten worden gebruikt. Het kenmerk "Land van verzending" van de gegevensgroep "DOUANEVERVOER" kan niet worden gebruikt. Indien slechts één land van verzending wordt aangegeven, moet het overeenkomstige kenmerk van de gegevensgroep "DOUANEVERVOER" worden gebruikt.

Land van bestemming (ex vak 17a)

Type/lengte: a2

Dit kenmerk moet worden gebruikt als meer dan één land van bestemming wordt aangegeven. De landcodes in bijlage D2 moeten worden gebruikt. Het kenmerk "Land van bestemming" van de gegevensgroep "DOUANEVERVOER" kan niet worden gebruikt. Indien slechts één land van bestemming wordt aangegeven, moet het overeenkomstige kenmerk van de gegevensgroep "DOUANEVERVOER" worden gebruikt.

Omschrijving (vak 31)

Type/lengte: an ..140

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Omschrijving LNG

Type/lengte: a2

Om de taal (LNG) van het overeenkomstige vrije tekstveld aan te geven worden de in bijlage D2 bedoelde taalcodes gebruikt.

Artikelnummer (vak 32)

Type/lengte: n ..5

Dit kenmerk moet ook worden gebruikt als voor het kenmerk "Totale aantal artikelen" van de gegevensgroep "DOUANEVERVOER" het cijfer "1" is gebruikt. In dat geval wordt het cijfer "1" voor dit kenmerk gebruikt. Elk artikelnummer is uniek in de gehele aangifte.

Goederencode (vak 33)

Type/lengte: n ..8

Voor dit kenmerk moeten ten minste 4 en ten hoogste 8 cijfers worden gebruikt, overeenkomstig bijlage A7.

Brutomassa (vak 35)

Type/lengte: n ..11,3

Dit kenmerk is facultatief wanneer goederen van verschillend type, waarvoor slechts één aangifte is opgesteld, op zodanige wijze tezamen zijn verpakt, dat de brutomassa van elk afzonderlijk type goederen niet kan worden vastgesteld.

Nettomassa (vak 38)

Type/lengte: n ..11,3

Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief.

HANDELAAR afzender (ex vak 2)

Aantal: 1

De gegevensgroep "HANDELAAR afzender" kan niet worden gebruikt wanneer slechts één afzender wordt aangegeven. In dat geval wordt de gegevensgroep "HANDELAAR afzender" op het niveau "DOUANEVERVOER" gebruikt.

Naam (ex vak 2)

Type/lengte: an ..35

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Straat en nummer (ex vak 2)

Type/lengte: an ..35

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Land (ex vak 2)

Type/lengte: a2

De landcodes in bijlage D2 moeten worden gebruikt.

Postcode (ex vak 2)

Type/lengte: an ..9

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Stad (ex vak 2)

Type/lengte: an ..35

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

NAD LNG

Type/lengte: a2

Om de taal van naam en adres (NAD LNG) aan te geven worden de in bijlage D2 bedoelde taalcodes gebruikt.

TIN (ex vak 2)

Type/lengte: an ..17

Het gebruik van dit kenmerk voor de invoering van het Trader Identification Number (TIN) (identificatienummer handelaar) is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief.

HANDELAAR geadresseerde (ex vak 8)

Aantal: 1

Deze gegevensgroep moet worden gebruikt wanneer slechts één geadresseerde wordt aangegeven, en het kenmerk "Land van bestemming" van de gegevensgroep "GOEDERENITEM" een "land" bevat als in de overeenkomst gedefinieerd. Wanneer slechts één geadresseerde wordt aangegeven, kan de gegevensgroep "HANDELAAR geadresseerde" van de gegevensgroep "GOEDERENITEM" niet worden gebruikt.

Naam (ex vak 8)

Type/lengte: an ..35

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Straat en nummer (ex vak 8)

Type/lengte: an ..35

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Land (ex vak 8)

Type/lengte: a2

De landcodes in bijlage D2 moeten worden gebruikt.

Postcode (ex vak 8)

Type/lengte: an ..9

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Stad (ex vak 8)

Type/lengte: an ..35

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

NAD LNG

Type/lengte: a2

Om de taal van naam en adres (NAD LNG) aan te geven worden de in bijlage D2 bedoelde taalcodes gebruikt.

TIN (ex vak 8)

Type/lengte: an ..17

Het gebruik van dit kenmerk voor de invoering van het Trader Identification Number (TIN) (identificatienummer handelaar) is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief.

CONTAINERS (vak 31)

Aantal: 99

Deze gegevensgroep moet worden gebruikt wanneer het kenmerk "Container" van de gegevensgroep "DOUANEVERVOER" de code "1" bevat.

Containernummers (vak 31)

Type/lengte: an ..11

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

SGI-CODES (vak 31)

Aantal: 9

Deze gegevensgroep moet worden gebruikt voor het invoegen van de identificatie goederen met verhoogd risico (Sensitive Goods Identification) (SGI) wanneer de aangifte voor douanevervoer goederen bevat die vermeld zijn in bijlage I bij aanhangsel I.

Code goederen met verhoogd risico (vak 31)

Type/lengte: n ..2

De code in bijlage D2 moet worden gebruikt wanneer de goederencode op zich niet voldoende is om een goed van bijlage I bij aanhangsel I uniek te identificeren.

Risicohoeveelheid (vak 31)

Type/lengte: n ..11,3

Deze gegevensgroep moet worden gebruikt wanneer de aangifte voor douanevervoer goederen bevat die vermeld zijn in bijlage I bij aanhangsel I.

COLLI (vak 31)

Aantal: 99

Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.

Merken en nummers der colli (vak 31)

Type/lengte: an ..42

Dit kenmerk moet worden gebruikt wanneer het kenmerk "Soort colli" andere in bijlage D2 vermelde codes bevat dan de codes voor bulk (VQ, VG, VL, VY, VR of VO) of voor "onverpakt" (NE). Het gebruik is facultatief wanneer het kenmerk "Soort colli" een van de genoemde codes bevat.

Merken en nummers der colli LNG

Type/lengte: a2

Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten om de taal (LNG) aan te geven de in bijlage D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt.

Soort colli (vak 31)

Type/lengte: a2

De verpakkingscodes in bijlage D2 moeten worden gebruikt.

Aantal colli (vak 31)

Type/lengte: n ..5

Dit kenmerk moet worden gebruikt wanneer het kenmerk "Soort colli" andere in bijlage D2 vermelde verpakkingscodes bevat dan de codes voor bulk (VQ, VG, VL, VY, VR of VO) of voor "onverpakt" (NE). Dit kenmerk mag niet worden gebruikt wanneer het kenmerk "Soort colli" een van de genoemde codes bevat.

Aantal stuks (vak 31)

Type/lengte: n ..5

Dit kenmerk moet worden gebruikt wanneer het kenmerk "Soort colli" de in bijlage D2 vermelde code voor "onverpakt" bevat (NE). In andere gevallen kan dit kenmerk niet worden gebruikt.

VOORAFGAANDE ADMINISTRATIEVE VERWIJZINGEN (vak 40)

Aantal: 9

Deze gegevensgroep moet worden gebruikt wanneer het kenmerk "Aangiftetype" van de gegevensgroepen "DOUANEVERVOER" of "GOEDERENITEM" de code "T1" of "T2" bevat, en het land van het kantoor van vertrek een EVA-staat is als bedoeld in de Overeenkomst.

Voorafgaand documenttype (vak 40)

Type/lengte: an ..6

Wanneer de gegevensgroep wordt gebruikt, moet ten minste één van de in bijlage D2 onder "Code voorafgaand document" vermelde codes worden gebruikt.

Voorafgaande verwijzing naar document (vak 40)

Type/lengte: an ..20

De referentie van het voorafgaande document moet worden gebruikt.

Voorafgaande verwijzing naar document LNG

Type/lengte: a2

Om de taal (LNG) van het overeenkomstige vrije tekstveld aan te geven worden de in bijlage D2 bedoelde taalcodes gebruikt.

Aanvullende informatie (vak 40)

Type/lengte: an ..26

Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief.

Aanvullende informatie LNG

Type/lengte: a2

Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten om de taal (LNG) aan te geven de in bijlage D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt.

OVERGELEGDE DOCUMENTEN/CERTIFICATEN (vak 44)

Aantal: 99

Het gebruik van deze gegevensgroep is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief. Wanneer de gegevensgroep wordt gebruikt, moet ten minste één van de volgende kenmerken worden gebruikt.

Documenttype (vak 44)

Type/lengte: an ..3

De in bijlage D2 vermelde codes moeten worden gebruikt.

Verwijzing naar document (vak 44)

Type/lengte: an ..20

Verwijzing naar document LNG

Type/lengte: a2

Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten om de taal (LNG) aan te geven de in bijlage D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt.

Aanvullende informatie (vak 44)

Type/lengte: an ..26

Aanvullende informatie LNG

Type/lengte: a2

Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten om de taal (LNG) aan te geven de in bijlage D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt.

BIJZONDERE VERMELDINGEN (vak 44)

Aantal: 99

Het gebruik van deze gegevensgroep is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief. Als deze gegevensgroep wordt gebruikt, is het gebruik van het kenmerk "Aanvullende-informatie-id" of het kenmerk "Tekst" verplicht.

Aanvullende-informatie-id (vak 44)

Type/lengte: an ..3

Voor de identificatie (id) van de aanvullende informatie worden de in bijlage D2 vermelde codes gebruikt.

Export uit EG (vak 44)

Type/lengte: n1

Het gebruik van het kenmerk "Export uit EG" of "Export uit land" is verplicht, als het kenmerk "Aanvullende-informatie-id" de code "DG0" of "DG1" bevat. Beide kenmerken kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt. In andere gevallen kan dit kenmerk niet worden gebruikt. Bij gebruik van dit kenmerk worden de volgende codes gebruikt:

0: nee

1: ja

Export uit land (vak 44)

Type/lengte: a2

Het gebruik van het kenmerk "Export uit EG" of "Export uit land" is verplicht, als het kenmerk "Aanvullende-informatie-id" de code "DG0" of "DG1" bevat. Beide kenmerken kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt. In andere gevallen kan dit kenmerk niet worden gebruikt. Bij gebruik van dit kenmerk moeten de in bijlage D2 bedoelde landcodes worden gebruikt.

Tekst (vak 44)

Type/lengte: an ..70

Tekst LNG

Type/lengte: a2

Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten om de taal (LNG) aan te geven de in bijlage D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt.

DOUANEKANTOOR van vertrek (vak C)

Aantal: 1

Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.

Identificatienummer (vak C)

Type/lengte: an8

De in bijlage D2 vermelde codes moeten worden gebruikt.

HANDELAAR aangever (vak 50)

Aantal: 1

Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.

TIN (vak 50)

Type/lengte: an ..17

Als de gegevensgroep "CONTROLERESULTAAT" de code A3 bevat, moet dit kenmerk worden gebruikt voor het Trader Identification Number (TIN) (identificatienummer handelaar).

Naam (vak 50)

Type/lengte: an ..35

Gebruik van dit kenmerk is verplicht wanneer het kenmerk "TIN" wordt gebruikt en het systeem de andere kenmerken van deze gegevensgroep nog niet kent.

Straat en nummer (vak 50)

Type/lengte: an ..35

Gebruik van dit kenmerk is verplicht wanneer het kenmerk "TIN" wordt gebruikt en het systeem de andere kenmerken van deze gegevensgroep nog niet kent.

Land (vak 50)

Type/lengte: a2

Gebruik van de landcodes bedoeld in bijlage D2 is verplicht wanneer het kenmerk "TIN" wordt gebruikt en het systeem de andere kenmerken van deze gegevensgroep nog niet kent.

Postcode (vak 50)

Type/lengte: an ..9

Gebruik van dit kenmerk is verplicht wanneer het kenmerk "TIN" wordt gebruikt en het systeem de andere kenmerken van deze gegevensgroep nog niet kent.

Stad (vak 50)

Type/lengte: an ..35

Gebruik van dit kenmerk is verplicht wanneer het kenmerk "TIN" wordt gebruikt en het systeem de andere kenmerken van deze gegevensgroep nog niet kent.

NAD LNG

Type/lengte: a2

Als de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt, moeten om de taal van naam en adres (NAD LNG) aan te geven de in bijlage D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt.

VERTEGENWOORDIGER (vak 50)

Aantal: 1

Deze gegevensgroep wordt gebruikt wanneer de aangever zich door een gemachtigde laat vertegenwoordigen.

Naam (vak 50)

Type/lengte: an ..35

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Bevoegdheid van de vertegenwoordiger(vak 50)

Type/lengte: a ..35

Gebruik van dit kenmerk is facultatief.

Bevoegdheid van de vertegenwoordiger LNG

Type/lengte: a2

Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten om de taal (LNG) aan te geven de in bijlage D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt.

DOUANEKANTOOR van doorgang (vak 51)

Aantal: 9

Deze gegevensgroep moet ten minste éénmaal worden gebruikt als voor vertrek en bestemming verschillende overeenkomstsluitende partijen worden aangegeven.

Identificatienummer (vak 51)

Type/lengte: an8

De in bijlage D2 vermelde codes moeten worden gebruikt.

DOUANEKANTOOR van bestemming (vak 53)

Aantal: 1

Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.

Identificatienummer (vak 53)

Type/lengte: an8

De in bijlage D2 vermelde codes moeten worden gebruikt.

HANDELAAR toegelaten geadresseerde (vak 53)

Aantal: 1

Deze gegevensgroep kan worden gebruikt om aan te geven dat de goederen zullen worden afgeleverd aan een toegelaten geadresseerde.

TIN toegelaten geadresseerde (vak 53)

Type/lengte: an ..17

Dit kenmerk wordt gebruikt om het Trader Identification Number (TIN) (identificatienummer handelaar) aan te geven.

CONTROLERESULTAAT (vak D)

Aantal: 1

Deze gegevensgroep wordt gebruikt wanneer de aangifte wordt ingediend door een toegelaten afzender.

Code controleresultaat (vak D)

Type/lengte: an2

De code A3 moet worden gebruikt.

Uiterste datum (vak D)

Type/lengte: n8

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

VERZEGELINGSINFORMATIE (vak D)

Aantal: 1

Deze gegevensgroep wordt gebruikt wanneer een toegelaten afzender een aangifte indient waarvoor zijn vergunning verzegeling verplicht stelt, of indien een aangever toestemming is verleend tot het gebruik van zegels van een speciaal type.

Verzegelingsnummer (vak D)

Type/lengte: n ..4

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

- VERZEGELINGSIDENTITEIT (vak D)

Aantal: 99

Deze gegevensgroep moet wordt gebruikt.

Verzegelingsidentiteit (vak D)

Type/lengte: an ..20

Dit kenmerk moet worden gebruikt.

Verzegelingsidentiteit LNG

Type/lengte: a2

De in bijlage D2 bedoelde taalcodes (LNG) moeten worden gebruikt.

ZEKERHEIDSTELLING

Aantal: 9

Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.

Soort zekerheidstelling (vak 52)

Type/lengte: n1

De in bijlage A9 vermelde codes moeten worden gebruikt.

- VERWIJZING NAAR ZEKERHEIDSTELLING

Aantal: 99

Deze gegevensgroep wordt gebruikt als het kenmerk "Type zekerheidstelling" de code "0", "1", "4" of "9" bevat.

GRN (vak 52)

Type/lengte: an24

Dit kenmerk wordt gebruikt voor het Guarantee Reference Number (GRN) (referentienummer zekerheidstelling) als het kenmerk "Type zekerheidstelling" de code "0", "1", "4" of "9" bevat. In dit geval kan het kenmerk "Andere referentie zekerheidstelling" niet worden gebruikt.

Andere referentie zekerheidstelling (vak 52)

Type/lengte: an ..35

Dit kenmerk moet worden gebruikt als het kenmerk "Type zekerheidstelling" een andere code dan "0", "1", "4" of "9" bevat. In dit geval kan het kenmerk "GRN" niet worden gebruikt.

Toegangscode

Type/lengte: an4

Deze informatie is voor de landen facultatief. Wordt dit kenmerk gebruikt, dan wordt de informatie gebruikt als het kenmerk "Type zekerheidstelling" de code "0", "1", "4" of "9" bevat.

- GELDIGHEIDSBEPERKING EG

Aantal: 1

Niet geldig voor EU (vak 52)

Type/lengte: n1

De te gebruiken codes zijn:

0: nee

1: ja

- GELDIGHEIDSBEPERKING NIET-EG

Aantal: 99

Niet geldig voor andere contractsluitende partijen (vak 52)

Type/lengte: a2

De landcodes in bijlage D2 worden gebruikt om de overeenkomstsluitende partij aan te geven. De codes voor lidstaten van de Europese Gemeenschap kunnen niet worden gebruikt.

BIJLAGE D2

AANVULLENDE CODES VOOR HET GEAUTOMATISEERDE SYSTEEM VOOR DOUANEVERVOER

1. LANDCODES (CNT)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De landcode ISO Alpha-2 als omschreven in ISO - 3166 van 1 januari 1996 is van toepassing.

2. TAALCODES

De codering ISO Alpha-2 als omschreven in ISO - 639:1988 is van toepassing.

3. GOEDERENCODES (COM)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De zes cijfers van het Geharmoniseerd Systeem (HS6) moeten worden ingevuld. Voor nationaal gebruik mag de goederencode tot acht cijfers worden uitgebreid.

4. CODE VOOR GOEDEREN MET VERHOOGD RISICO

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze code wordt gebruikt ter uitbreiding van de HS6-code (zie bijlage I bij aanhangsel I), indien goederen met verhoogd risico door middel van de HS6-code niet voldoende kunnen worden geïdentificeerd.

5. VERPAKKINGSCODES

(UN/ECE Aanbeveling 21/Rev. 1 - augustus 1994)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6. CODE VOORAFGAAND DOCUMENT

De volgende codes zijn van toepassing:

T2= Enig Document betreffende gemeenschappelijk douanevervoer voor communautaire goederen

T2F= Enig Document betreffende gemeenschappelijk douanevervoer voor communautaire goederen die afkomstig zijn uit of bestemd zijn voor een gedeelte van het douanegebied van de Gemeenschap waar de communautaire regeling voor belasting over de toegevoegde waarde niet van toepassing is

T2CIM= Goederen met communautair karakter vervoerd onder geleide van een vrachtbrief CIM of een overdrachtformulier TR

T2TIR= Goederen met communautair karakter vervoerd onder geleide van een carnet TIR

T2ATA= Goederen met communautair karakter, vervoerd onder geleide van een carnet ATA

T2L= Enig Document waarmee het communautaire karakter van goederen wordt aangetoond

T2LF= Enig Document waarmee het communautaire karakter van goederen wordt aangetoond in het goederenverkeer tussen gedeelten van het douanegebied van de Gemeenschap waar de regeling van de Gemeenschap voor belasting over de toegevoegde waarde van toepassing is en gedeelten waar die regeling niet van toepassing is

7. CODES OVERGELEGDE DOCUMENTEN/CERTIFICATEN

(numerieke codes afkomstig uit UN Directories for Electronic Data Interchange for Administration, Commerce and Transport, versie 1997B: lijst voor data element 1001, Document/message name, coded)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

8. CODES AANVULLENDE INFORMATIE/SPECIALE INDICATIE

De volgende codes zijn van toepassing:

DG0= Export uit een EVA-land onderworpen aan beperkingen of export uit EG onderworpen aan beperkingen.

DG1= Export uit een EVA-land onderworpen aan heffingen of export uit EG onderworpen aan heffingen.

DG2= Uitvoer.

Voor nationale systemen kunnen aanvullende speciale indicatiecodes worden opgesteld.

9. IDENTIFICATIENUMMER DOUANEKANTOOR (COR)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Veld 1: Zie uitleg hierboven.

Veld 2: In dit veld moet vrij een alfanumerieke code van zes tekens in worden gevuld. Aan de hand van deze zes tekens kunnen de nationale douaneautoriteiten indien nodig een hiërarchie van douanekantoren bepalen.

BIJLAGE D3

SPECIMEN VAN HET BEGELEIDINGSDOCUMENT VOOR DOUANEVERVOER

>PIC FILE= "L_2001009NL.009502.EPS">

>PIC FILE= "L_2001009NL.009701.EPS">

BIJLAGE D4

TOELICHTING EN NADERE GEGEVENS BETREFFENDE HET BEGELEIDINGSDOCUMENT VOOR DOUANEVERVOER

A. Toelichting bij het invullen van het begeleidingsdocument voor douanevervoer

De afgedrukte versie van het begeleidingsdocument voor douanevervoer wordt gebaseerd op de gegevens die zijn vermeld op de aangifte voor douanevervoer, eventueel gewijzigd door de aangever en/of geverifieerd door het douanekantoor van vertrek, en aangevuld met:

1. Identificatienummer voor verzending (movement reference number of MRN).

Dit gegeven is een alfanumerieke code van 18 tekens volgens het volgende voorbeeld:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Veld 1 en 2: zie uitleg hierboven.

Veld 3: code voor de douanevervoertransactie. De wijze waarop het veld wordt gebruikt, valt onder de verantwoordelijkheid van de nationale douaneautoriteiten, maar elke verzending die gedurende één jaar in het betreffende land is afgehandeld, dient een uniek nummer te krijgen. Nationale douaneautoriteiten die het identificatienummer van het douanekantoor in het MRN willen opnemen, kunnen de eerste zes tekens gebruiken om het nationale nummer van het douanekantoor in te voegen.

Veld 4: in dit veld moet een waarde worden ingevuld die een controlecijfer voor het gehele MRN is. Aan de hand van dit veld kunnen fouten bij het registreren van het gehele MRN worden opgespoord.

2. Vak 3:

- eerste onderverdeling: serienummer van het huidige gedrukte blad

- tweede onderverdeling: totaal aantal gedrukte bladen (inclusief lijst van artikelen)

- niet gebruiken als er slechts één goederenitem is

3. In de ruimte rechts van vak 8:

Naam en adres van het douanekantoor waarnaar het terugzendingsexemplaar van het begeleidingsdocument voor douanevervoer moet worden teruggestuurd.

4. Vak C:

- naam van het kantoor van vertrek

- identificatienummer van het kantoor van vertrek

- datum van aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer

- naam en vergunningsnummer van de toegelaten afzender (indien van toepassing)

5. Vak D:

- controleresultaten

- de vermelding "Verplichte route", indien nodig.

Het begeleidingsdocument voor douanevervoer mag niet worden gewijzigd en aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht tenzij in de overeenkomst anders is bepaald.

B. Toelichting bij het afdrukken

Voor het afdrukken van het begeleidingsdocument voor douanevervoer bestaan de volgende mogelijkheden:

1. Het aangegeven kantoor van bestemming is verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer, en er worden geen ladingslijsten gebruikt:

- alleen exemplaar A (begeleidingsdocument) afdrukken.

2. Het aangegeven kantoor van bestemming is verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer, en er wordt gebruik gemaakt van ladingslijsten:

- exemplaar A (begeleidingsdocument) afdrukken en

- document B (terugzendingsexemplaar) afdrukken.

3. Het aangegeven kantoor van bestemming is niet verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (ongeacht of er gebruik wordt gemaakt van ladingslijsten):

- exemplaar A (begeleidingsdocument) afdrukken en

- document B (terugzendingsexemplaar) afdrukken.

C. Toelichting bij de terugzending van de controleresultaten door het kantoor van bestemming

Voor de terugzending van de controleresultaten door het kantoor van bestemming bestaan de volgende mogelijkheden:

1. Het daadwerkelijke kantoor van bestemming is het aangegeven kantoor, en het is verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer:

- de controleresultaten worden langs elektronische weg naar het kantoor van vertrek verzonden, indien geen gebruik wordt gemaakt van ladingslijsten

- de controleresultaten worden naar het kantoor van vertrek verzonden met gebruikmaking van terugzendingsexemplaar B van het begeleidingsdocument voor douanevervoer (samen met de ladingslijsten), indien gebruik wordt gemaakt van ladingslijsten.

2. Het daadwerkelijke kantoor van bestemming is het aangegeven kantoor, en het is niet verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer:

- de controleresultaten worden naar het kantoor van vertrek verzonden met gebruikmaking van terugzendingsexemplaar B van het geleidedocument voor douanevervoer (samen met ladingslijsten of de lijst van artikelen, indien van toepassing), ongeacht of ladingslijsten worden gebruikt.

3. Het aangegeven kantoor van bestemming is verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer, maar het daadwerkelijke kantoor van bestemming is niet aangesloten op het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (wijziging van het kantoor van bestemming):

- de controleresultaten worden naar het kantoor van vertrek verzonden met gebruikmaking van een fotokopie van het begeleidingsdocument voor douanevervoer, exemplaar A (inclusief de lijst van artikelen, indien aanwezig), indien geen gebruik wordt gemaakt van ladingslijsten

- de controleresultaten worden naar het kantoor van vertrek verzonden met gebruikmaking van terugzendingsexemplaar B van het begeleidingsdocument voor douanevervoer (inclusief de ladingslijsten), indien ladingslijsten worden gebruikt.

4. Het aangegeven kantoor van bestemming is niet aangesloten op het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer, maar het daadwerkelijke kantoor van bestemming is wel aangesloten op het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (wijziging van het kantoor van bestemming):

- de controleresultaten worden langs elektronische weg naar het kantoor van vertrek verzonden, indien geen gebruik wordt gemaakt van ladingslijsten

- de controleresultaten worden naar het kantoor van vertrek verzonden met gebruikmaking van terugzendingsexemplaar B van het begeleidingsdocument voor douanevervoer (samen met de ladingslijsten), indien gebruik wordt gemaakt van ladingslijsten.

D. Toelichting bij het gebruik van ladingslijsten

Wanneer gebruik wordt gemaakt van ladingslijsten, worden exemplaar A en B van het begeleidingsdocument voor douanevervoer door het systeem afgedrukt. In dit geval worden de volgende gegevens ingevuld:

1. Totaal aantal ladingslijsten (vak 4) in plaats van het totale aantal lijsten van artikelen (vak 3)

2. In het vak "Omschrijving" (vak 31) wordt slechts het volgende ingevuld:

- in geval van T1-, T2- of T2F-goederen: "Zie ladingslijst(en)"

- in geval van T1-, T2- en T2F-goederen:

- T1-goederen: "zie ladingslijsten ... tot en met ..."

- T2-goederen: "zie ladingslijsten ... tot en met ..."

- T2F-goederen: "zie ladingslijsten ... tot en met ..."

3. Het vak "Bijzondere vermeldingen" moet eveneens worden afgedrukt.

4. Alle overige informatie die betrekking heeft op goederenitemniveau wordt opgenomen op de desbetreffende ladingslijsten bij het begeleidingsdocument voor douanevervoer.

BIJLAGE D5

SPECIMEN VAN DE LIJST VAN ARTIKELEN

>PIC FILE= "L_2001009NL.010302.EPS">

>PIC FILE= "L_2001009NL.010501.EPS">

BIJLAGE D6

TOELICHTING EN IN TE VULLEN GEGEVENS VOOR DE LIJST VAN ARTIKELEN

Wanneer een verzending uit meer dan één artikel bestaat, moet blad A van de lijst van artikelen altijd door het computersysteem worden afgedrukt en aan exemplaar A van het begeleidingsdocument voor douanevervoer worden gehecht.

Wanneer beide exemplaren van het begeleidingsdocument voor douanevervoer (A en B) worden afgedrukt, moet tevens blad B van de lijst van artikelen worden afgedrukt en aan exemplaar B van het begeleidingsdocument voor douanevervoer worden gehecht.

De hoogte van de vakken van de lijst van artikelen kan worden aangepast.

De gegevens dienen als volgt te worden afgedrukt:

1. In het identificatievak (linkerbovenhoek):

a) "Lijst van artikelen"

b) "Blad A" resp. "Blad B"

c) Volgnummer van het blad en het totale aantal bladen (inclusief het begeleidingsdocument voor douanevervoer)

2. KvVer: naam van het kantoor van vertrek

3. Datum: datum van aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer

4. MRN: identificatienummer voor verzending ("movement reference number") als omschreven in bijlage D4

5. De vakken voor de gegevens betreffende de artikelen moeten als volgt worden afgedrukt:

a) Artikelnummer: volgnummer van het betrokken artikel

b) Regeling: indien de status voor alle goederen van de aangifte dezelfde is, wordt het vak niet ingevuld

c) In het geval van een gemengde zending wordt de daadwerkelijke regeling (T1, T2 of T2F) ingevuld

d) De overige vakken worden ingevuld als omschreven in bijlage A7, waar nodig gecodeerd.

Top