Atlasiet eksperimentālās funkcijas, kuras vēlaties izmēģināt!

Šis dokuments ir izvilkums no tīmekļa vietnes EUR-Lex.

Dokuments 21999D0812(01)

    Besluit nr. 2/99 van het Gemengd Comité ingesteld bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Republiek Turkije betreffende de handel in producten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing is van 8 juli 1999 tot wijziging van protocol nr. 1 van de overeenkomst

    PB L 212 van 12.8.1999., 21./30. lpp. (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dokumenta juridiskais statuss Vairs nav spēkā, Datums, līdz kuram ir spēkā: 01/03/2009; stilzwijgende opheffing door 22009D0403

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1999/561/oj

    21999D0812(01)

    Besluit nr. 2/99 van het Gemengd Comité ingesteld bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Republiek Turkije betreffende de handel in producten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing is van 8 juli 1999 tot wijziging van protocol nr. 1 van de overeenkomst

    Publicatieblad Nr. L 212 van 12/08/1999 blz. 0021 - 0030


    BESLUIT Nr. 2/99 VAN HET GEMENGD COMITÉ INGESTELD BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL EN DE REPUBLIEK TURKIJE BETREFFENDE DE HANDEL IN PRODUCTEN WAAROP HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL VAN TOEPASSING IS

    van 8 juli 1999

    tot wijziging van protocol nr. 1 van de overeenkomst

    (1999/561/EGKS)

    HET GEMENGD COMITÉ,

    Gelet op de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Republiek Turkije betreffende de handel in producten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing is, inzonderheid op artikel 6 en protocol nr. 1,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    De artikelen 1 tot en met 34 van protocol nr. 1 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Republiek Turkije betreffende de handel in producten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing is, worden vervangen door de hierbijgevoegde tekst.

    Artikel 2

    Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn aanneming.

    Het is van toepassing vanaf 1 januari 1999.

    Artikel 3

    Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Gedaan te Brussel, 8 juli 1999.

    Voor het Gemengd Comité

    De voorzitter

    Salvatore SALERNO

    BIJLAGE

    PROTOCOL Nr. 1

    Oorsprongsregels

    INHOUDSOPGAVE

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    TITEL I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Definities

    Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

    a) "vervaardiging": elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;

    b) "materiaal": alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;

    c) "product": het verkregen product, zelfs indien dit bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;

    d) "goederen": zowel materialen als producten;

    e) "douanewaarde": de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);

    f) "prijs af fabriek": de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Turkije in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voorzover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;

    g) "waarde van de materialen": de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor deze materialen in de Gemeenschap of Turkije is betaald;

    h) "waarde van de materialen van oorsprong": de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;

    i) "toegevoegde waarde": de prijs af fabriek minus de douanewaarde van alle verwerkte producten van oorsprong uit de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, dan wel, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de producten in de Gemeenschap of in Turkije wordt betaald;

    j) "hoofdstukken" en "posten": de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol "het geharmoniseerd systeem" of "GS" genoemd;

    k) "ingedeeld": de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;

    l) "zending": producten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, een enkele factuur.

    m) "gebieden": ook de territoriale wateren.

    TITEL II

    DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG"

    Artikel 2

    Algemene voorwaarden

    1. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten geacht van oorsprong te zijn uit de Gemeenschap:

    a) geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5 van dit protocol;

    b) in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die niet geheel en al in de Gemeenschap zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6 van dit protocol.

    2. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten geacht van oorsprong te zijn uit Turkije:

    a) geheel en al in Turkije verkregen producten, in de zin van artikel 5 van dit protocol;

    b) in Turkije verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die niet geheel en al in Turkije zijn verkregen, mits deze materialen in Turkije een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6 van dit protocol.

    Artikel 3

    Cumulatie in de Gemeenschap

    1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 1, worden producten als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij aldaar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de Gemeenschap, Turkije, Bulgarije, Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Roemenië, Litouwen, Letland, Estland, Slovenië, IJsland, Noorwegen of Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein)(1) overeenkomstig het bepaalde in het protocol betreffende de oorsprongsregels dat als bijlage aan de overeenkomsten tussen de Gemeenschap en elk van deze landen is gehecht, op voorwaarde dat deze materialen in de Gemeenschap meer ingrijpende bewerkingen hebben ondergaan dan die waarin artikel 7 van dit protocol voorziet. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen in de Gemeenschap "toereikende be- of verwerkingen" hebben ondergaan.

    2. Indien de in de Gemeenschap verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in lid 1 genoemde landen. Is dit niet het geval dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land waar de meeste waarde is toegevoegd aan de bij de vervaardiging in de Gemeenschap gebruikte materialen van oorsprong.

    3. Producten van oorsprong uit een van de in lid 1 genoemde landen die in de Gemeenschap geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.

    4. De in dit artikel bedoelde cumulatieregels zijn uitsluitend van toepassing op materialen en producten die de oorsprong hebben verkregen krachtens oorsprongsregels welke identiek zijn met die van dit protocol.

    De Gemeenschap zal Turkije door tussenkomst van de Europese Commissie nadere bijzonderheden verstrekken van de overeenkomsten en de daarin opgenomen oorsprongsregels die met de andere in lid 1 genoemde landen worden toegepast. De Europese Commissie maakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen de datum bekend met ingang waarvan de in lid 1 genoemde landen die aan de gestelde voorwaarden voldoen de in dit artikel bedoelde cumulatie mogen toepassen.

    Artikel 4

    Cumulatie in Turkije

    1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 2, worden producten als van oorsprong uit Turkije beschouwd indien zij zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Turkije, de Gemeenschap, Bulgarije, Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Roemenië, Litouwen, Letland, Estland, Slovenië, IJsland, Noorwegen of Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein)(2) overeenkomstig het bepaalde in het protocol betreffende de oorsprongsregels dat als bijlage aan de overeenkomsten tussen Turkije en elk van deze landen is gehecht, op voorwaarde dat deze materialen in Turkije meer ingrijpende bewerkingen hebben ondergaan dan die waarin artikel 7 van dit protocol voorziet. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen in dit land "toereikende be- of verwerkingen" hebben ondergaan.

    2. Indien de in Turkije verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong uit Turkije beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in lid 1 genoemde landen. Is dit niet het geval dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land waar de meeste waarde is toegevoegd aan de bij de vervaardiging in Turkije gebruikte materialen van oorsprong.

    3. Producten van oorsprong uit een van de in lid 1 genoemde landen die in Turkije geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.

    4. De in dit artikel bedoelde cumulatieregels zijn uitsluitend van toepassing op materialen en producten die de oorsprong hebben verkregen krachtens oorsprongsregels welke identiek zijn met die van dit protocol.

    Turkije zal de Gemeenschap door tussenkomst van de Europese Commissie nadere bijzonderheden verstrekken van de overeenkomsten en de daarin opgenomen oorsprongsregels die met de andere in lid 1 genoemde landen worden toegepast. De Europese Commissie maakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen de datum bekend met ingang waarvan de in lid 1 genoemde landen die aan de gestelde voorwaarden voldoen de in dit artikel bedoelde cumulatie mogen toepassen.

    Artikel 5

    Geheel en al verkregen producten

    1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in Turkije verkregen worden beschouwd:

    a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen mineralen;

    b) aldaar verzamelde gebruikte voorwerpen die enkel geschikt zijn voor het terugwinnen van grondstoffen;

    c) afval afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;

    d) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a), b) en c) bedoelde producten zijn vervaardigd.

    Artikel 6

    Toereikende bewerking of verwerking

    1. Niet geheel en al verkregen producten worden geacht een toereikende bewerking of verwerking in de zin van artikel 2 te hebben ondergaan, indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.

    In deze lijst is voor alle onder de overeenkomst vallende producten aangegeven welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan en deze voorwaarden zijn uitsluitend op de genoemde materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging van dit product zijn gebruikt.

    2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt:

    a) wanneer de totale waarde van deze materialen niet meer dan 10 procent van de prijs af fabriek van het product bedraagt;

    b) wanneer in de lijst een of meer percentages zijn vermeld voor de maximumwaarde van de materialen die niet van oorsprong zijn, deze percentages door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.

    3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 7.

    Artikel 7

    Ontoereikende bewerking of verwerking

    1. Behoudens het bepaalde in lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan:

    a) behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren (luchten, uitspreiden, drogen, koelen, in water zetten waaraan zout, zwaveldioxide of andere producten zijn toegevoegd, verwijderen van beschadigde gedeelten en soortgelijke behandelingen);

    b) eenvoudige behandelingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen), wassen, verven en snijden;

    c) i) veranderen van verpakkingen, splitsen en samenvoegen van colli;

    ii) eenvoudig verpakken in flessen, zakken, etuis, dozen of blikken, bevestigen op kaartjes of plankjes enz., en alle andere handelingen in verband met de opmaak;

    d) aanbrengen van merken, etiketten of soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op hun verpakkingen;

    e) eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten, indien een of meer bestanddelen van het mengsel niet voldoen aan de voorwaarden van dit protocol om als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Turkije te worden beschouwd;

    f) eenvoudig samenvoegen van delen tot een volledig product;

    g) twee of meer van de onder a) tot en met f) vermelde behandelingen tezamen.

    2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Turkije heeft ondergaan tezamen genomen.

    Artikel 8

    Determinerende eenheid

    1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerd systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.

    Hieruit volgt dat:

    a) wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerd systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;

    b) wanneer een zending uit een aantal eendere producten bestaat die onder dezelfde post van het geharmoniseerd systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk moet worden genomen.

    2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.

    Artikel 9

    Neutrale elementen

    Om te bepalen of een product van oorsprong is, behoeft de oorsprong van eventueel bij de vervaardiging daarvan gebruikte:

    a) energie en brandstof;

    b) fabrieksuitrusting;

    c) machines en werktuigen;

    d) goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen,

    niet te worden nagegaan.

    TITEL III

    TERRITORIALE VOORWAARDEN

    Artikel 10

    Territorialiteitsbeginsel

    1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden voor het verkrijgen van de oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Turkije zijn voldaan, behoudens het bepaalde in de artikelen 3 en 4, en in lid 3 van dit artikel.

    2. Behoudens het bepaalde in de artikelen 3 en 4 worden producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Turkije naar een ander land werden uitgevoerd en vervolgens terugkeren, als niet van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

    a) de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen; en

    b) de goederen tijdens de periode dat ze zich in dit land bevonden of waren uitgevoerd geen andere dan de voor hun bewaring in goede staat noodzakelijke be- of verwerkingen hebben ondergaan.

    3. Een buiten de Gemeenschap of Turkije verrichte be- of verwerking van uit de Gemeenschap of Turkije uitgevoerde en later wederingevoerde materialen belet niet dat deze het karakter van product van oorsprong verkrijgen overeenkomstig het bepaalde in titel II indien:

    a) de genoemde materialen geheel en al in de Gemeenschap of Turkije zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar een meer ingrijpende be- of verwerking dan de in artikel 7 vermelde ontoereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan; en

    b) ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

    i) de wederingevoerde goederen door de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen zijn verkregen; en

    ii) de totale buiten de Gemeenschap of Turkije overeenkomstig het bepaalde in dit artikel toegevoegde waarde niet meer dan 10 % bedraagt van de prijs af fabriek van het eindproduct waarvoor de status van product van oorsprong wordt gevraagd.

    4. Voor de toepassing van lid 3 is het bepaalde in titel II betreffende het verkrijgen van de status van product van oorsprong niet van toepassing op buiten de Gemeenschap of Turkije verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel, in de lijst van bijlage II, voor de vaststelling van het karakter van product van oorsprong van het betrokken eindproduct een regel is opgenomen die een maximumwaarde voor alle niet van oorsprong zijnde verwerkte materialen vaststelt, mogen de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die op het grondgebied van de betrokken partij wordt verwerkt en de totale buiten de Gemeenschap of Turkije overeenkomstig dit artikel toegevoegde waarde het vermelde percentage niet overschrijden.

    5. Voor de toepassing van het bepaalde in de leden 3 en 4 wordt onder "totale toegevoegde waarde" verstaan alle buiten de Gemeenschap of Turkije gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de aldaar toegevoegde materialen.

    6. Het bepaalde in de leden 3 en 4 is niet van toepassing op producten die niet aan de in de lijst van bijlage II genoemde voorwaarden voldoen of die enkel kunnen worden aangemerkt als producten die een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan indien de in artikel 6, lid 2, vastgestelde waarden toegepast worden.

    7. Buiten de Gemeenschap of Turkije verrichte be- of verwerkingen als bedoeld in dit artikel dienen in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling plaats te vinden.

    Artikel 11

    Rechtstreeks vervoer

    1. De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Turkije of over het grondgebied van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen zijn vervoerd. Producten die één enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voorzover ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.

    2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer:

    a) een enkel vervoersdocument ter dekking van het vervoer vanaf het land van uitvoer door het land van doorvoer, of

    b) een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat, waarin:

    i) de producten nauwkeurig zijn omschreven,

    ii) de data zijn vermeld waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder opgave van de naam van de gebruikte schepen, of van de andere gebruikte vervoermiddelen; en

    iii) een verklaring betreffende de voorwaarden waarop de producten in het land van doorvoer verbleven;

    c) hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.

    Artikel 12

    Tentoonstellingen

    1. De overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een niet in de artikelen 3 en 4 genoemd land zijn verzonden en die na de tentoonstelling worden verkocht en vervolgens in de Gemeenschap of in Turkije worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

    a) een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Turkije naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;

    b) deze exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of Turkije;

    c) de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling zijn verzonden in de staat waarin zij naar de tentoonstelling zijn gezonden; en

    d) de producten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.

    2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd ten aanzien van de aard van de producten en de voorwaarden waarop zij werden tentoongesteld.

    3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht blijven.

    TITEL IV

    TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN

    Artikel 13

    Verbod op teruggave of vrijstelling van rechten

    1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Turkije of een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarvoor overeenkomstig de bepalingen van titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Turkije niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.

    2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor algehele of gedeeltelijke terugbetaling, kwijtschelding of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Turkije van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging worden gebruikt, wanneer een dergelijke terugbetaling, kwijtschelding of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de uit genoemde materialen verkregen producten worden uitgevoerd, doch niet indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.

    3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient op verzoek van de douaneautoriteiten steeds bereid te zijn alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave van rechten is verkregen voor de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, inderdaad zijn betaald.

    4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, wanneer die verpakking niet van oorsprong is.

    5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is.

    6. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan Turkije een regeling treffen voor de teruggave of de kwijtschelding van douanerechten en heffingen van gelijke werking die geldt voor materialen die bij de vervaardiging van producten van oorsprong worden gebruikt, op voorwaarde dat een douanerecht van minstens 5 %, of een lager recht dat in Turkije van toepassing is, wordt gehandhaafd.

    De bepalingen van dit lid zijn van toepassing tot en met 31 december 2000 en kunnen in overleg tussen de partijen worden herzien.

    TITEL V

    BEWIJS VAN DE OORSPRONG

    Artikel 14

    Algemene voorwaarden

    Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Turkije worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Turkije die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van:

    a) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen; of

    b) in de in artikel 19, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur, waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, op een factuur, pakbon of ander handelsdocument en waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden (hierna "factuurverklaring" genoemd).

    Artikel 15

    Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

    1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer afgegeven op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

    2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het EUR.1-certificaat als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage III opgenomen. Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is gesteld, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.

    3. De exporteur die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoekt, dient op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds bereid te zijn de nodige documenten over te leggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

    4. Het EUR.1-certificaat wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Europese Gemeenschap of van Turkije indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Turkije of uit een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen en indien aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

    5. De met de afgifte van EUR.1-certificaten belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten inderdaad van oorsprong zijn en of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de boeken van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Deze douaneautoriteiten zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zo is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.

    6. De datum van afgifte van het EUR.1-certificaat wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.

    7. Een EUR.1-certificaat wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.

    Artikel 16

    Afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat

    1. In afwijking van artikel 15, lid 7, kan een EUR.1-certificaat bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien

    a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd; of

    b) ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het EUR.1-certificaat wel was afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.

    2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het EUR.1-certificaat betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.

    3. De douaneautoriteiten kunnen eerst tot afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat overgaan na te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.

    4. Op een achteraf afgegeven EUR.1-certificaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht: "EXPEDIDO A POSTERIORI", /"UDSTEDT EFTERFØLGENDE", /"NACHTRÄGLICH AUSGESTELLT", /"ΕΚΔΟΘΕΝ ΕΚ ΤΩΝ ΥΣΤΕΡΩΝ", /"ISSUED RETROSPECTIVELY", /"DÉLIVRÉ A POSTERIORI", /"RILASCIATO A POSTERIORI", /"AFGEGEVEN A POSTERIORI", /"EMITIDO A POSTERIORI", /"ANNETTU JÄLKIKÄTEEN", /"UTFÄRDAT I EFTERHAND", /"SONRADAN VERILMISTIR".

    5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen'" van het EUR.l-certificaat.

    Artikel 17

    Afgifte van een duplicaat van een EUR.1-certificaat

    1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een EUR.1-certificaat, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.

    2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht: "DUPLICADO", /"DUPLIKAT", /"DUPLIKAT", /"ΑΝΤΙΓΡΑΦΟ", /"DUPLICATE", /"DUPLICATA", /"DUPLICATO", /"DUPLICAAT", /"SEGUNDA VIA", /"KAKSOISKAPPALE", /"DUPLIKAT", /"IKINCI NUSHADIR".

    3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het duplicaat van het EUR.1-certificaat.

    4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke EUR.1-certificaat geldt vanaf die datum.

    Artikel 18

    Afgifte van een EUR.1-certificaat aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong

    Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of Turkije onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Turkije door een of meer EUR.1-certificaten worden vervangen. Dit certificaat of deze certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.

    Artikel 19

    Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring

    1. De in artikel 14, lid 1, onder b), genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door:

    a) een toegelaten exporteur in de zin van artikel 20; of

    b) een willekeurige exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6000 EUR bedraagt.

    2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten als van oorsprong uit de Gemeenschap, Turkije of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.

    3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds bereid zijn de nodige documenten over te leggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

    4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen taalversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De factuurverklaring mag ook met de hand, met inkt en in blokletters worden geschreven.

    5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 20 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.

    6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop ze betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop ze betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden.

    Artikel 20

    Toegelaten exporteur

    1. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur die veelvuldig producten verzendt waarop de overeenkomst van toepassing is vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douaneautoriteiten de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.

    2. De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van de door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.

    3. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe dat in de factuurverklaringen wordt vermeld.

    4. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.

    5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning steeds intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet langer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt.

    Artikel 21

    Geldigheid van het bewijs van de oorsprong

    1. Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer. Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.

    2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.

    3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.

    Artikel 22

    Overlegging van het bewijs van de oorsprong

    Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen een vertaling van dit certificaat verlangen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze overeenkomst voldoen.

    Artikel 23

    Bewijsstukken

    De in artikel 15, lid 3, en artikel 19, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een EUR.1-certificaat of een factuurverklaring worden gedekt producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, Turkije of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:

    a) een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de be- of verwerkingen die deze heeft verricht om de producten te verkrijgen;

    b) in de Gemeenschap of in Turkije afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;

    c) in de Gemeenschap of in Turkije afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de Gemeenschap of in Turkije blijkt;

    d) EUR.1-certificaten of factuurverklaringen waaruit blijkt dat de gebruikte materialen van oorsprong zijn en die overeenkomstig dit protocol in de Gemeenschap, in Turkije of in een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen zijn afgegeven of opgesteld overeenkomstig regels van oorsprong die identiek zijn met de bepalingen van dit protocol.

    Artikel 24

    Bewaring van oorsprongsbewijzen en andere bewijsstukken

    1. De exporteur die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoekt, bewaart de in artikel 15, lid 3, bedoelde bewijsstukken gedurende een periode van ten minste drie jaar.

    2. De exporteur die een factuurverklaring heeft opgesteld, bewaart een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 19, lid 3, bedoelde documenten gedurende een periode van ten minste drie jaar.

    3. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een EUR.1-certificaat afgeven bewaren het in artikel 15, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende een periode van ten minste drie jaar.

    4. De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de EUR.1-certificaten en factuurverklaringen die bij hen werden ingediend gedurende een periode van ten minste drie jaar.

    Artikel 25

    Verschillen en vormfouten

    1. Worden geringe verschillen vastgesteld tussen de gegevens in het bewijs van oorsprong en de gegevens in de documenten die in verband met de formaliteiten bij invoer bij het douanekantoor worden ingediend, dan is het bewijs van oorsprong daardoor niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.

    2. Kennelijke vormfouten zoals typefouten in het bewijs van oorsprong maken dit document niet ongeldig indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

    Artikel 26

    In euro uitgedrukte bedragen

    1. Het land van uitvoer stelt de tegenwaarde vast in zijn nationale valuta van de in euro uitgedrukte bedragen en deelt deze via de Europese Commissie aan de landen van invoer mede.

    2. Indien deze bedragen hoger zijn dan de overeenkomstige door het land van invoer vastgestelde bedragen, worden ze door laatstgenoemd land aanvaard indien de producten gefactureerd zijn in de valuta van het land van uitvoer. Indien de producten gefactureerd zijn in de valuta van een andere lidstaat van de Gemeenschap, van Turkije of van een ander in de artikelen 3 en 4 genoemd land, aanvaardt het land van invoer het door het betrokken land medegedeelde bedrag.

    3. De tegenwaarde van de euro in een nationale valuta is gelijk aan de tegenwaarde van de euro in die nationale valuta op de eerste werkdag van oktober 1996.

    4. De in euro uitgedrukte bedragen en de tegenwaarde daarvan in de nationale valuta van de lidstaten van de Gemeenschap en Turkije worden op verzoek van de Gemeenschap of Turkije door het Gemengd Comité herzien. Bij deze herziening ziet het Comité erop toe dat de bedragen in geen enkele nationale valuta zullen dalen. Voorts zal het Comité onderzoeken of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.

    TITEL VI

    REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

    Artikel 27

    Wederzijdse bijstand

    1. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Turkije doen elkaar, via de Europese Commissie, afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van EUR.1-certificaten, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en van de factuurverklaringen.

    2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Turkije elkaar, via de bevoegde douane-instanties, bijstand bij de controle op de echtheid van de EUR.1-certificaten en de factuurverklaringen en op de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

    Artikel 28

    Controle van de oorsprongsbewijzen

    1. De bewijzen van oorsprong worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd en wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.

    2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het EUR.1-certificaat, de factuur, indien deze werd voorgelegd, en de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, eventueel onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.

    3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Deze zijn in dit verband gerechtigd bewijsmateriaal op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij dienstig achten.

    4. Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doen zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

    5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Turkije of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

    6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.

    Artikel 29

    Regeling van geschillen

    Geschillen ten aanzien van de in artikel 28 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden tussen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Gemengd Comité voorgelegd.

    In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.

    Artikel 30

    Sancties

    Tegen een ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel producten onder de preferentiële regeling te doen vallen, worden sancties getroffen.

    Artikel 31

    Vrije zones

    1. De Gemeenschap en Turkije nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van de oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.

    2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 dienen de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Turkije die onder dekking van een bewijs van de oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw EUR.1-certificaat af te geven mits deze be- of verwerking met de bepalingen van dit protocol overeenstemt.

    TITEL VII

    CEUTA EN MELILLA

    Artikel 32

    Toepassing van het protocol

    1. De in artikel 2 gebruikte term "Gemeenschap" heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.

    2. Producten van oorsprong uit Turkije die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van protocol nr. 2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Turkije past op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla die onder de overeenkomst vallen dezelfde douaneregeling toe als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.

    3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Mellilla, is dit protocol van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 33.

    Artikel 33

    Bijzondere voorwaarden

    1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, worden beschouwd als:

    1. producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:

    a) geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;

    b) in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voorzover:

    i) deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6 van dit protocol, of voorzover

    ii) deze producten van oorsprong zijn uit Turkije of de Gemeenschap in de zin van dit protocol en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid l, bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen;

    2. Producten van oorsprong uit Turkije:

    a) geheel en al in Turkije verkregen producten;

    b) in Turkije verkregen producten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voorzover:

    i) deze producten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6 van dit protocol, of voorzover

    ii) deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de Gemeenschap in de zin van dit protocol en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid 1, omschreven ontoereikende be- of verwerkingen.

    2. Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd.

    3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt "Turkije" en "Ceuta en Melilla" in vak 2 van het EUR.1-certificaat of op de factuurverklaring. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt de oorsprong bovendien in vak 4 van het EUR.1-certificaat of op de factuurverklaring vermeld.

    4. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla.

    TITEL VIII

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 34

    Wijzigingen op het protocol

    Het Gemengd Comité kan besluiten de bepalingen van dit protocol te wijzigen.

    (1) Het vorstendom Liechtenstein heeft een douane-unie met Zwitserland en is partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

    (2) Het vorstendom Liechtenstein heeft een douane-unie met Zwitserland en is partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

    Augša