This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02014R0809-20220718
Commission Implementing Regulation (EU) No 809/2014 of 17 July 2014 laying down rules for the application of Regulation (EU) No 1306/2013 of the European Parliament and of the Council with regard to the integrated administration and control system, rural development measures and cross compliance
Consolidated text: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden
02014R0809 — NL — 18.07.2022 — 010.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 809/2014 VAN DE COMMISSIE van 17 juli 2014 (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 69) |
Gewijzigd bij:
Gerectificeerd bij:
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 809/2014 VAN DE COMMISSIE
van 17 juli 2014
tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Toepassingsgebied
De onderhavige verordening bevat uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 op de volgende gebieden:
de kennisgevingen die door de lidstaten aan de Commissie moeten worden gedaan overeenkomstig hun verplichtingen om de financiële belangen van de Unie te beschermen;
door de lidstaten uit te voeren administratieve controles en controles ter plaatse met betrekking tot de naleving van de subsidiabiliteitscriteria, de verbintenissen en andere verplichtingen;
het minimumniveau van de controles ter plaatse en de verplichting om dat niveau te verhogen of de mogelijkheid om het te verlagen;
de rapportage over de verrichte controles en verificaties en de resultaten daarvan;
de autoriteiten die voor het verrichten van de nalevingscontroles verantwoordelijk zijn, en de inhoud van dergelijke controles;
de specifieke controlemaatregelen en methoden voor de bepaling van het tetrahydrocannabinolgehalte van hennep;
het opzetten en toepassen van een systeem voor de verificatie van erkende brancheorganisaties in het kader van de gewasspecifieke betaling voor katoen;
gevallen waarin steunaanvragen en betalingsaanvragen of andere kennisgevingen, aanvragen of verzoeken na de indiening ervan kunnen worden gecorrigeerd en aangepast;
de toepassing en berekening van de gedeeltelijke of volledige intrekking van betalingen;
terugvordering van onverschuldigde betalingen, sancties, ten onrechte toegewezen betalingsrechten en de toepassing van rente;
de toepassing en de berekening van de administratieve sancties;
het als van gering belang aanmerken van een niet-naleving;
steunaanvragen en betalingsaanvragen en aanvragen voor betalingsrechten, waaronder de uiterste datum voor de indiening van aanvragen, de eisen ten aanzien van de minimale informatie die in de aanvraag moet worden opgenomen, bepalingen inzake de wijziging of de intrekking van steunaanvragen, de vrijstelling van de verplichting om steunaanvragen in te dienen, en bepalingen die de lidstaten de mogelijkheid bieden om vereenvoudigde procedures toe te passen;
de uitvoering van controles op de nakoming van verplichtingen en op de juistheid en volledigheid van de informatie in de steunaanvraag of betalingsaanvraag, waaronder voorschriften betreffende de meettoleranties voor de controles ter plaatse;
technische specificaties die nodig zijn voor de uniforme toepassing van titel V, hoofdstuk II, van Verordening (EU) nr. 1306/2013;
de overdracht van bedrijven;
de betaling van voorschotten;
de uitvoering van controles op de naleving van de verplichtingen inzake randvoorwaarden, met onder meer het in aanmerking nemen van de deelname van landbouwers aan het bedrijfsadviseringssysteem en de deelname van landbouwers aan een certificeringssysteem;
de berekening en toepassing van administratieve sancties in het kader van de randvoorwaarden, met inbegrip van sancties ten aanzien van begunstigden die uit een groep personen bestaan.
Artikel 2
Uitwisseling van informatie over steunaanvragen, bijstandsaanvragen, betalingsaanvragen en andere aangiften
Artikel 3
Intrekking van steunaanvragen, bijstandsaanvragen, betalingsaanvragen en andere aangiften
Wanneer een lidstaat gebruikmaakt van de bij artikel 21, lid 3, geboden mogelijkheden, kan hij bepalen dat de melding aan het geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren van een dier dat het bedrijf heeft verlaten, een schriftelijke intrekking kan vervangen.
Artikel 4
Correcties en aanpassingen van kennelijke fouten
Steunaanvragen, bijstandsaanvragen of betalingsaanvragen en eventuele door de begunstigde verstrekte bewijsstukken mogen te allen tijde na de indiening ervan worden gecorrigeerd en aangepast in geval van kennelijke fouten die door de bevoegde autoriteit worden erkend op basis van een algemene beoordeling van het specifieke geval en mits de begunstigde te goeder trouw heeft gehandeld.
De bevoegde autoriteit mag kennelijke fouten slechts erkennen indien deze gemakkelijk kunnen worden geconstateerd bij een administratieve controle van de informatie in de in de eerste alinea bedoelde documenten.
Artikel 5
Toepassing van verlagingen, weigeringen, intrekkingen en sancties
Indien een geval van niet-naleving waarvoor overeenkomstig titel IV, hoofdstuk II, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie ( 1 ) sancties moeten worden toegepast ook onderworpen is aan intrekkingen of sancties overeenkomstig titel II, hoofdstukken III en IV, of overeenkomstig titel III van die verordening:
worden de verlagingen, weigeringen, intrekkingen en sancties waarin is voorzien in titel II, hoofdstukken III en IV, of titel III van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 toegepast ten aanzien van de regelingen inzake rechtstreekse betalingen of de onder het geïntegreerd systeem vallende plattelandsontwikkelingsmaatregelen;
worden de sancties waarin is voorzien in titel IV, hoofdstuk II, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 toegepast op het totale bedrag van de overeenkomstig artikel 92 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 aan de betrokken begunstigde te verlenen betalingen waarvoor de onder a) bedoelde verlagingen, weigeringen, intrekkingen of sancties niet gelden.
De in de eerste alinea bedoelde verlagingen, weigeringen, intrekkingen en sancties worden toegepast overeenkomstig artikel 6 van de onderhavige verordening, onverminderd aanvullende sancties uit hoofde van andere bepalingen van uniaal of nationaal recht.
Artikel 6
Volgorde van verlagingen, weigeringen, intrekkingen en sancties ten aanzien van elke regeling inzake rechtstreekse betalingen of plattelandsontwikkelingsmaatregel
Voor elke in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 vermelde regeling en voor elke onder het geïntegreerd systeem vallende plattelandsontwikkelingsmaatregel zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, tweede alinea, punt 6, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 worden de verlagingen, intrekkingen en sancties, indien van toepassing, in de volgende volgorde berekend:
de in titel II, hoofdstuk IV, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde verlagingen en sancties, met uitzondering van de in artikel 16 van die verordening bedoelde sancties, worden toegepast op elk geval van niet-naleving;
het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van punt a), dient als basis voor de berekening van de in titel III van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde weigeringen;
het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van punt b) dient als basis voor de berekening van verlagingen die overeenkomstig de artikelen 13 en 14 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 moeten worden toegepast in geval van te late indiening;
het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van punt c) dient als basis voor de berekening van verlagingen die overeenkomstig artikel 16 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 moeten worden toegepast in geval van niet-aangifte van landbouwpercelen;
het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van punt d), dient als basis voor de berekening van de in titel III van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde intrekkingen;
het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van punt e), dient als basis voor de toepassing van:
de in artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bedoelde lineaire verlaging;
de in artikel 51, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bedoelde lineaire verlaging;
de in artikel 65, lid 2, onder c), van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bedoelde lineaire verlaging;
de in artikel 65, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bedoelde lineaire verlaging;
de lineaire verlaging die moet worden toegepast ingeval de overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 te verrichten betalingen het overeenkomstig artikel 42, lid 2, van die verordening vastgestelde nationale maximum overschrijden.
Het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van lid 2, onder f), dient als basis voor de toepassing van:
de in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bedoelde verlaging van betalingen;
het overeenkomstig artikel 7, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 vastgestelde percentage van de lineaire verlaging;
het in artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bedoelde aanpassingspercentage.
Artikel 7
Terugvordering van onverschuldigde betalingen
Het toe te passen rentetarief wordt berekend overeenkomstig het nationale recht, maar mag niet lager zijn dan het rentetarief dat geldt bij de terugvordering van bedragen op grond van nationale bepalingen.
Heeft de fout evenwel betrekking op feitelijke elementen die relevant zijn voor de berekening van de betrokken betaling, dan geldt de eerste alinea slechts indien het terugvorderingsbesluit niet binnen twaalf maanden na de betaling is meegedeeld.
Artikel 8
Overdracht van bedrijven
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
a) |
„overdracht van een bedrijf” : de verkoop, verhuring of welke soortgelijke transactie ook van de betrokken productie-eenheden; |
b) |
„cedent” : de begunstigde wiens bedrijf wordt overgedragen aan een andere begunstigde; |
c) |
„overnemer” : de begunstigde aan wie het bedrijf wordt overgedragen. |
De door de cedent aangevraagde steun of betaling wordt toegekend aan de overnemer mits:
de overnemer binnen een door de lidstaten te bepalen termijn de bevoegde autoriteit van de overdracht in kennis stelt en om betaling van de steun en/of bijstand verzoekt;
de overnemer alle door de bevoegde autoriteit verlangde bewijzen levert;
ten aanzien van het overgedragen bedrijf aan alle voorwaarden voor toekenning van de steun en/of bijstand wordt voldaan.
Zodra de overnemer overeenkomstig lid 3, onder a), de bevoegde autoriteit van de overdracht in kennis heeft gesteld en om betaling van de steun en/of bijstand heeft verzocht:
gaan alle rechten en verplichtingen van de cedent die voortvloeien uit de juridische band die als gevolg van de steunaanvraag, bijstandsaanvraag of betalingsaanvraag tussen de cedent en de bevoegde autoriteit is ontstaan, over op de overnemer;
worden alle voor de toekenning van de steun en/of bijstand vereiste handelingen die de cedent vóór de overdracht heeft verricht en alle aangiften die de cedent vóór de overdracht heeft gedaan, aan de overnemer toegeschreven voor de toepassing van de betrokken voorschriften van de Unie;
wordt het overgedragen bedrijf in voorkomend geval voor het betrokken aanvraagjaar als een afzonderlijk bedrijf beschouwd.
De lidstaten kunnen, waar dat passend is, besluiten de steun en/of bijstand aan de cedent toe te kennen. In dat geval:
wordt geen steun of bijstand toegekend aan de overnemer;
zorgen de lidstaten voor een overeenkomstige toepassing van de leden 2, 3 en 4.
Artikel 9
Kennisgevingen
Voor alle regelingen inzake rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsmaatregelen, en regelingen voor technische bijstand en steun voor de wijnsector als bedoeld in de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 stellen de lidstaten de Commissie, uiterlijk op 15 juli van elk jaar, in kennis van de controlegegevens en controlestatistieken over het voorgaande kalenderjaar, en met name, van het volgende:
gegevens over individuele begunstigden met betrekking tot steunaanvragen en betalingsaanvragen, arealen en dieren die zijn aangegeven en/of waarvoor steun en/of bijstand is aangevraagd, resultaten van de administratieve controles, controles ter plaatse en controles achteraf;
indien van toepassing, de resultaten van de controles met betrekking tot de randvoorwaarden, met inbegrip van de toepasselijke verlagingen en uitsluitingen.
Deze kennisgeving geschiedt langs elektronische weg op basis van de door de Commissie ter beschikking gestelde technische specificaties voor het doorsturen van de controlegegevens en controlestatistieken.
▼M10 —————
TITEL II
GEÏNTEGREERD BEHEERS- EN CONTROLESYSTEEM
HOOFDSTUK I
Algemene voorschriften
Artikel 10
Voorschotten voor rechtstreekse betalingen
Wanneer een lidstaat voorschotten voor rechtstreekse betalingen betaalt overeenkomstig artikel 75 van Verordening (EU) nr. 1306/2013, wordt het aanpassingspercentage in het kader van de financiële discipline als bedoeld in artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 niet in aanmerking genomen bij de berekening van deze voorschotten.
Bij de saldobetalingen die met ingang van 1 december aan de begunstigden worden verricht, wordt rekening gehouden met het aanpassingspercentage in het kader van de financiële discipline dat voor het desbetreffende aanvraagjaar van toepassing is op het totale bedrag aan rechtstreekse betalingen voor dat jaar.
HOOFDSTUK II
Steunaanvragen en betalingsaanvragen
Artikel 11
Vereenvoudiging van procedures
Tenzij in de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1307/2013, Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 of de onderhavige verordening anders is bepaald, kunnen de lidstaten toestaan of verlangen dat enigerlei mededelingen overeenkomstig de onderhavige verordening van de begunstigde aan de autoriteiten en omgekeerd worden gedaan met behulp van elektronische middelen, op voorwaarde dat dit niet tot discriminatie tussen begunstigden leidt en passende maatregelen worden genomen om met name te waarborgen dat:
de begunstigde ondubbelzinnig wordt geïdentificeerd;
de begunstigde aan alle in het kader van de betrokken regeling inzake rechtstreekse betalingen of de betrokken plattelandsontwikkelingsmaatregel gestelde eisen voldoet;
de verzonden gegevens betrouwbaar zijn met het oog op een goed beheer van de betrokken regeling inzake rechtstreekse betalingen of de betrokken plattelandsontwikkelingsmaatregel. Wanneer wordt gebruikgemaakt van de gegevens in het in artikel 2, lid 1, tweede alinea, punt 9, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 gedefinieerde geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren, biedt dat gegevensbestand de mate van zekerheid en implementatie die voor een goed beheer van de betrokken regeling inzake rechtstreekse betalingen of de betrokken plattelandsontwikkelingsmaatregel nodig is;
indien begeleidende documenten niet langs elektronische weg kunnen worden verzonden, die documenten door de bevoegde autoriteiten worden ontvangen binnen dezelfde termijnen als die voor verzending zonder elektronische middelen.
De lidstaten kunnen besluiten deze voorafgaande controles op regionaal niveau uit te voeren, mits het systeem dat gebruikmaakt van het geospatiale steunaanvraagformulier, op regionaal niveau is opgezet.
De artikelen 2, 3, 4, 9, 11, 13, 15 en 16, artikel 17, lid 1 en leden 3 tot en met 9, en de artikelen 21, 24, 25, 27, 28, 29, 35, 38, 39, 40, 42, 43 en 45 van deze verordening en de artikelen 4, 12 en 13 van Verordening (EU) nr. 640/2014 zijn van overeenkomstige toepassing op de bijzondere vereisten die voor de collectieve aanvraag zijn vastgesteld.
Voor collectieven nemen de lidstaten een beschrijving van de administratieve regelingen op in het plattelandsontwikkelingsprogramma.
Artikel 12
Algemene bepalingen met betrekking tot de verzamelaanvraag en de indiening van bijstandsaanvragen in het kader van plattelandsontwikkelingsmaatregelen
Artikel 13
Uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag, steunaanvragen of betalingsaanvragen
Bij de vaststelling van de uiterste datums houden de lidstaten er rekening mee hoeveel tijd het kost voordat alle betrokken gegevens voor een behoorlijk administratief en financieel beheer van de steun en/of bijstand beschikbaar zijn, en zorgen zij ervoor dat doeltreffende controles kunnen worden geprogrammeerd.
Artikel 14
Inhoud van de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag
De verzamelaanvraag of betalingsaanvraag bevat alle informatie die nodig is om te bepalen of aanspraak op de steun en/of bijstand kan worden gemaakt, en met name:
de identiteit van de begunstigde;
details van de regelingen inzake rechtstreekse betalingen en/of de plattelandsontwikkelingsmaatregelen in kwestie;
ten behoeve van de basisbetalingsregeling, de identificatie van de betalingsrechten volgens het in artikel 7 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde identificatie- en registratiesysteem;
de voor de ondubbelzinnige identificatie van alle landbouwpercelen van het bedrijf benodigde gegevens, de oppervlakte van deze percelen, uitgedrukt in hectaren tot twee cijfers achter de komma, de ligging ervan en, indien nodig, nadere specificaties inzake het gebruik van de landbouwpercelen;
in voorkomend geval, de gegevens die de ondubbelzinnige identificatie mogelijk maken van niet-landbouwgrond waarvoor bijstand in het kader van plattelandsontwikkelingsmaatregelen wordt aangevraagd;
in voorkomend geval, de bewijsstukken die nodig zijn om te bepalen of aanspraak op de steun en/of bijstand uit hoofde van de betrokken regeling en/of maatregel kan worden gemaakt;
een verklaring van de begunstigde dat hij kennis heeft genomen van de voorwaarden die voor de betrokken regelingen inzake rechtstreekse betalingen en/of de betrokken plattelandsontwikkelingsmaatregelen gelden;
in voorkomend geval, een vermelding van de begunstigde dat hij valt onder de in artikel 9, lid 2, eerste en tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bedoelde lijst van niet-landbouwbedrijven of -activiteiten.
▼M8 —————
Artikel 14 bis
Collectieve aanvragen
De collectieve aanvraag bevat alle informatie die nodig is om te bepalen of aanspraak op de bijstand kan worden gemaakt, met uitzondering van informatie over verbintenissen die vallen onder de agromilieu- en klimaatacties als bedoeld in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013. De collectieve aanvraag bevat met name:
de identiteit van het collectief;
de unieke identificatie van elk bij het collectief aangesloten lid;
een verwijzing naar de door het collectief ingediende bijstandsaanvraag;
nadere gegevens over de betrokken agromilieu- en klimaatacties;
de voor de ondubbelzinnige identificatie van alle landbouwpercelen van het bedrijf benodigde gegevens, de oppervlakte van deze percelen, uitgedrukt in hectaren tot twee cijfers na de komma, de ligging ervan en, indien nodig, nadere specificaties inzake het gebruik van de landbouwpercelen;
indien van toepassing, de gegevens die de ondubbelzinnige identificatie mogelijk maken van niet-landbouwgrond waarvoor bijstand in het kader van plattelandsontwikkelingsmaatregelen wordt aangevraagd;
indien van toepassing, de bewijsstukken die nodig zijn om te bepalen of aanspraak op bijstand uit hoofde van de betrokken maatregel kan worden gemaakt;
een verklaring van het collectief waarin de aangesloten leden aangeven dat zij kennis hebben genomen van de voorwaarden die voor de betrokken plattelandsontwikkelingsmaatregelen gelden en van de financiële gevolgen in geval van niet-naleving.
Indien de door het collectief ingediende bijstandsaanvraag de in de punten b), d) en h), van de eerste alinea bedoelde informatie bevat, mag die informatie worden vervangen door een verwijzing naar die bijstandsaanvraag.
Indien de collectieve aanvraag overeenkomstig lid 4 de nadere gegevens over de onder de agromilieu- en klimaatacties vallende verbintenissen bevat, hoeven de verbintenissen niet te worden gemeld overeenkomstig de eerste alinea van dit lid, behalve als er een wijziging optreedt in de aard, het tijdstip of de locatie van de verbintenis.
Artikel 15
Wijzigingen van de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag
Na de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag kunnen individuele landbouwpercelen of individuele betalingsrechten worden toegevoegd of gecorrigeerd in de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag, mits aan de eisen in het kader van de regelingen inzake rechtstreekse betalingen of de plattelandsontwikkelingsmaatregelen in kwestie is voldaan.
Onder dezelfde voorwaarden zijn wijzigingen in het gebruik van de regeling inzake rechtstreekse betalingen of de plattelandsontwikkelingsmaatregel mogelijk bij individuele landbouwpercelen en bij betalingsrechten die al in de verzamelaanvraag zijn aangegeven.
Wanneer de in de eerste en de tweede alinea bedoelde wijzigingen gevolgen hebben voor in te dienen ondersteunende stukken of contracten, kunnen dergelijke stukken of contracten dienovereenkomstig worden gewijzigd.
►M10 Overeenkomstig lid 1 aangebrachte wijzigingen worden uiterlijk op de door de lidstaat vastgestelde uiterste datum meegedeeld aan de bevoegde autoriteit. ◄
►M10 ————— ◄ Deze datum mag evenwel niet vroeger zijn dan 15 kalenderdagen na de overeenkomstig artikel 13, lid 1, vastgestelde uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag.
In afwijking van de eerste en de tweede alinea kunnen de lidstaten de begunstigde toestaan om in naar behoren gemotiveerde gevallen de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag op een latere datum te wijzigen wat betreft het gebruik van de landbouwpercelen die zijn aangegeven in het kader van de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken overeenkomstig titel III, hoofdstuk 3, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 of de betaling in het kader van de Natura 2000-richtlijn en de kaderrichtlijn water overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, mits de begunstigde daardoor niet in een gunstigere positie komt te verkeren wat de naleving van de verplichtingen op basis van de initiële aanvraag betreft. In dat geval kunnen de lidstaten besluiten een uiterste datum vast te stellen voor de mededeling van deze wijzigingen aan de bevoegde autoriteit.
Deze mededelingen vinden schriftelijk of via het geospatiale steunaanvraagformulier plaats.
Wijzigingen naar aanleiding van de voorafgaande controles overeenkomstig lid 1 bis worden aan de bevoegde autoriteit meegedeeld uiterlijk negen kalenderdagen na de uiterste datum voor de kennisgeving van de resultaten van de in artikel 11, lid 4, bedoelde voorafgaande controles aan de begunstigde.
Deze mededelingen vinden schriftelijk of via het geospatiale steunaanvraagformulier plaats.
Wijzigingen naar aanleiding van de mededeling van de voorlopige resultaten op perceelniveau als bedoeld in artikel 40 bis, lid 1, onder d), die overeenkomstig lid 1 ter zijn aangebracht, worden uiterlijk op de datum die de bevoegde autoriteit op het niveau van de steunregeling of bijstandsmaatregel of soort concrete actie heeft vastgesteld, aan die bevoegde autoriteit meegedeeld. De datum is ten minste 15 kalenderdagen vóór de datum waarop de betaling van de eerste tranche of de voorschotten moet worden gedaan overeenkomstig artikel 75 van Verordening (EU) nr. 1306/2013.
Deze mededelingen vinden schriftelijk of via het geospatiale steunaanvraagformulier plaats.
Indien de bevoegde autoriteit de begunstigde reeds in kennis heeft gesteld van een geval van niet-naleving in de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag of indien zij de begunstigde heeft geïnformeerd over haar voornemen een controle ter plaatse te verrichten, of indien een controle ter plaatse een niet-naleving aan het licht heeft gebracht, zijn wijzigingen als bedoeld in lid 1 niet toegestaan voor de landbouwpercelen waarop de niet-naleving betrekking heeft.
Voor de toepassing van de eerste alinea wordt de verplichting van artikel 40 bis, lid 1, onder d), niet beschouwd als een kennisgeving aan de begunstigde van het voornemen van een bevoegde autoriteit om een controle ter plaatse te verrichten.
Artikel 16
Correctie van de vooraf opgestelde formulieren
Bij de indiening van het formulier van de verzamelaanvraag, steunaanvraag en/of betalingsaanvraag corrigeert de begunstigde het in artikel 72, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde vooraf opgestelde formulier indien zich een wijziging, met name een overdracht van betalingsrechten overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) nr. 1307/2013, heeft voorgedaan, of indien bepaalde informatie op het vooraf opgestelde formulier onjuist is.
Artikel 17
Specifieke eisen met betrekking tot steunaanvragen voor areaalgebonden steunregelingen en betalingsaanvragen voor areaalgebonden bijstandsmaatregelen
Lid 1 is:
met ingang van het aanvraagjaar 2016 van toepassing op een aantal begunstigden dat overeenkomt met het aantal dat nodig is om ten minste 25 % van de totale oppervlakte te dekken die het voorgaande jaar voor de basisbetalingsregeling of de regeling inzake een enkele areaalbetaling is vastgesteld;
met ingang van het aanvraagjaar 2017 van toepassing op een aantal begunstigden dat overeenkomt met het aantal dat nodig is om ten minste 75 % van de totale oppervlakte te dekken die het voorgaande jaar voor de basisbetalingsregeling of de regeling inzake een enkele areaalbetaling is vastgesteld;
met ingang van het aanvraagjaar 2018 van toepassing op alle begunstigden.
Wanneer de begunstigde niet in staat is om de steunaanvraag en/of betalingsaanvraag in te dienen aan de hand van het geospatiale steunaanvraagformulier, verstrekt de bevoegde autoriteit de begungstigde:
hetzij de vereiste technische bijstand;
hetzij de vooraf opgestelde formulieren en het bijbehorende grafische materiaal op papier. In dit geval brengt de bevoegde autoriteit de van de begunstigde ontvangen informatie over in het geospatiale steunaanvraagformulier.
Het overeenkomstig artikel 72, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 aan de begunstigde verstrekte grafische materiaal geeft de grenzen en de unieke identificatie van de referentiepercelen als bedoeld in artikel 5, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 en de grenzen van de landbouwpercelen die in het voorgaande jaar zijn vastgesteld aan teneinde de begunstigde in staat te stellen de omvang en ligging van elk landbouwperceel correct aan te geven. Met ingang van het aanvraagjaar 2016 geeft het ook het type, de omvang en de ligging van de in het voorgaande jaar vastgestelde ecologische aandachtsgebieden aan.
Hiertoe kan de begunstigde de reeds in het vooraf opgestelde formulier verstrekte informatie bevestigen. Wanneer de informatie over de oppervlakte, de ligging of de grens van het landbouwperceel of, in voorkomend geval, de omvang en ligging van de ecologische aandachtsgebieden onjuist of onvolledig is, corrigeert de begunstigde het vooraf opgestelde formulier of brengt hij er wijzigingen in aan.
Op basis van de door de begunstigden in het vooraf opgestelde formulier verstrekte correcties of aanvullingen beoordeelt de bevoegde autoriteit of een bijwerking van het corresponderende referentieperceel nodig is, gelet op artikel 5, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014.
Wanneer de begunstigde gelijkwaardige praktijken verricht middels nationale of regionale milieucertificeringsregelingen overeenkomstig artikel 43, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 1307/2013, zijn de leden 4 en 5 van het onderhavige artikel van overeenkomstige toepassing op het vooraf opgestelde formulier en de verklaring van de begunstigde.
Bij de regionale of collectieve tenuitvoerlegging overeenkomstig artikel 46, leden 5 en 6, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 en voor het deel van de verplichtingen inzake ecologische aandachtsgebieden waaraan de begunstigden individueel moeten voldoen, wordt door de aan die regionale of collectieve tenuitvoerlegging deelnemende begunstigden, voor elk landbouwperceel, het type, de omvang en de ligging van het ecologisch aandachtsgebied ondubbelzinnig geïdentificeerd en opgegeven overeenkomstig artikel 5 van het onderhavige artikel. In hun steunaanvraag of betalingsaanvraag verwijzen de begunstigden naar de verklaring van een regionale of collectieve tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 18 van de onderhavige verordening.
Voor overeenkomstig artikel 32, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 voor de productie van hennep gebruikte arealen bevat de verzamelaanvraag:
alle informatie die nodig is voor de identificatie van de met hennep ingezaaide percelen, met een opgave van de gebruikte henneprassen;
een opgave van de gebruikte hoeveelheden zaaizaad (kilogram per hectare);
de overeenkomstig Richtlijn 2002/57/EG van de Raad ( 5 ), en met name artikel 12 daarvan, op de verpakking van het zaaizaad gebruikte officiële etiketten of andere door de betrokken lidstaat als gelijkwaardig erkende documenten of, in het geval van instandhoudingsrassen die overeenkomstig Richtlijn 2008/62/EG van de Commissie ( 6 ) zijn gecertificeerd, de op de verpakking van het zaaizaad van instandhoudingsrassen gebruikte etiketten van de leverancier of de gedrukte of gestempelde tekst, als bedoeld in artikel 18 van die richtlijn, samen met de resultaten van de overeenkomstig artikel 12, lid 1, van die richtlijn uitgevoerde tests.
In afwijking van punt c) van de eerste alinea worden de etiketten, indien de inzaai na de uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag plaatsvindt, uiterlijk op 30 juni ingediend. Voor hennep die als vanggewas wordt geteeld, worden de etiketten evenwel uiterlijk ingediend op een door de lidstaten vast te stellen datum die niet later mag vallen dan 1 september. In het geval dat de etiketten ook bij andere nationale autoriteiten moeten worden ingediend, kunnen de lidstaten bepalen dat die etiketten aan de begunstigde worden teruggegeven nadat zij overeenkomstig dat punt zijn ingediend. Op de teruggegeven etiketten wordt vermeld dat zij voor een aanvraag zijn gebruikt.
Voor de gewasspecifieke betaling voor katoen als bedoeld in titel IV, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bevat de verzamelaanvraag:
de naam van het ras van het gebruikte katoenzaad;
in voorkomend geval, de naam en het adres van de erkende brancheorganisatie waarvan de begunstigde lid is.
Artikel 18
Verklaring van een regionale of collectieve tenuitvoerlegging
Voor elke regionale of collectieve tenuitvoerlegging overeenkomstig artikel 46, lid 5 of lid 6, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 wordt een verklaring van een regionale of collectieve tenuitvoerlegging ingediend ter aanvulling van de steunaanvraag of betalingsaanvraag van elke deelnemende begunstigde.
De verklaring bevat alle nodige aanvullende informatie om de nakoming van de verplichtingen met betrekking tot de regionale of collectieve tenuitvoerlegging overeenkomstig artikel 46, lid 5 of lid 6, van die verordening te verifiëren, en met name:
de unieke identificatie van elke deelnemende begunstigde;
het minimumpercentage waaraan elke deelnemende begunstigde individueel moet voldoen als bedoeld in artikel 46, lid 6, tweede alinea, van die verordening;
de totale oppervlakte van de aaneengesloten structuren van aangrenzende ecologische aandachtsgebieden als bedoeld in artikel 46, lid 5, van die verordening of van het gemeenschappelijke ecologische aandachtsgebied als bedoeld in artikel 46, lid 6, van die verordening, ten aanzien waarvan verplichtingen collectief worden nagekomen;
vooraf vastgesteld grafisch materiaal met de grenzen en de unieke identificatie van de referentiepercelen om de aaneengesloten structuren van aangrenzende ecologische aandachtsgebieden of het gemeenschappelijke ecologisch aandachtsgebied ondubbelzinnig te identificeren en de grenzen ervan aan te geven.
In het geval van regionale tenuitvoerlegging kan, mits het in artikel 46, lid 6, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 bedoelde uitgewerkte plan alle in de tweede alinea van dit artikel genoemde informatie bevat, de in de eerste alinea bedoelde verklaring worden vervangen door een verwijzing naar het plan.
In het geval van een collectieve tenuitvoerlegging wordt de in de eerste alinea bedoelde verklaring aangevuld met de in artikel 47, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 bedoelde schriftelijke overeenkomst.
Artikel 19
Aanvragen met betrekking tot deelname aan en terugtrekking uit de regeling voor kleine landbouwers
De lidstaten kunnen besluiten dat de in de eerste alinea bedoelde aanvraag samen met of als onderdeel van de verzamelaanvraag moet worden ingediend.
De in de in lid 2 bedoelde aanvraagprocedure te gebruiken vooraf opgestelde formulieren berusten op de informatie die wordt verstrekt in de voor het aanvraagjaar 2015 ingediende verzamelaanvraag en bevatten met name:
alle aanvullende informatie die nodig is om te voldoen aan artikel 64 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 en, in voorkomend geval, alle aanvullende informatie die nodig is om te bevestigen dat de begunstigde nog steeds voldoet aan artikel 9 van die verordening;
een verklaring van de begunstigde dat hij op de hoogte is van de in artikel 64 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 vastgestelde bijzondere voorwaarden met betrekking tot de regeling voor kleine landbouwers.
Wanneer lidstaten opteren voor de in artikel 63, lid 2, eerste alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 1307/2013 vastgestelde betalingsmethode zonder de derde alinea daarvan toe te passen, worden de vooraf opgestelde formulieren, in afwijking van de eerste alinea van dit lid, verstrekt overeenkomstig afdeling 1 van dit hoofdstuk.
Artikel 20
Specifieke bepalingen inzake steunaanvragen
Een begunstigde die geen steun aanvraagt in het kader van een areaalgebonden steunregeling, maar steun aanvraagt in het kader van een andere in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 genoemde regeling of in het kader van een steunregeling in de wijnsector overeenkomstig de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 geeft, in het geval dat hij beschikt over landbouwgrond, de betrokken arealen aan in zijn steunaanvraagformulier overeenkomstig artikel 17 van de onderhavige verordening.
Een begunstigde voor wie alleen verplichtingen in het kader van de randvoorwaarden gelden als bedoeld in de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 geeft in zijn steunaanvraagformulier de arealen aan waarover hij beschikt voor elk kalenderjaar waarin die verplichtingen gelden.
De lidstaten kunnen de begunstigden evenwel van de in de eerste en de tweede alinea bedoelde verplichting vrijstellen indien de betrokken informatie aan de bevoegde autoriteiten beschikbaar wordt gesteld in het kader van andere beheers- en controlesystemen die compatibiliteit met het geïntegreerd systeem als bedoeld in artikel 61 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 waarborgen.
Artikel 21
Eisen met betrekking tot de steunaanvraag voor vee en betalingsaanvragen in het kader van diergebonden bijstandsmaatregelen
Een steunaanvraag voor vee als bedoeld in artikel 2, lid 1, tweede alinea, punt 15, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 of een betalingsaanvraag in het kader van diergebonden bijstandsmaatregelen als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, tweede alinea, punt 14, van die verordening bevat alle informatie die nodig is om te bepalen of aanspraak op de steun en/of bijstand kan worden gemaakt, en met name:
de identiteit van de begunstigde;
een verwijzing naar de verzamelaanvraag indien deze reeds is ingediend;
het aantal dieren van elk type waarvoor een steunaanvraag voor vee of een betalingsaanvraag wordt ingediend en, voor runderen, hun identificatiecode;
in voorkomend geval, de verbintenis van de begunstigde om de onder c) bedoelde dieren gedurende een door de lidstaat vastgestelde periode op zijn bedrijf te houden en een opgave van de plaats of plaatsen waar deze dieren zullen worden aangehouden, en van de betrokken periode;
in voorkomend geval, de bewijsstukken die nodig zijn om te bepalen of aanspraak op de steun of bijstand uit hoofde van de betrokken regeling of maatregel kan worden gemaakt;
een verklaring van de begunstigde dat hij kennis heeft genomen van de voorwaarden die voor de betrokken steun en/of bijstand gelden.
De in de eerste alinea bedoelde procedures kunnen bestaan in een systeem waarbij een begunstigde steun en/of bijstand kan aanvragen voor alle dieren die op een door de lidstaat te bepalen datum of gedurende een door de lidstaat te bepalen periode op basis van de in het geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren opgenomen gegevens voor steun en/of bijstand in aanmerking komen.
In dat geval nemen de lidstaten de nodige maatregelen om te waarborgen dat:
de in de tweede alinea bedoelde datum of periode duidelijk zijn aangegeven en aan de begunstigde zijn meegedeeld, overeenkomstig de voor de betrokken steunregelingen en/of bijstandsmaatregel geldende voorschriften;
het de begunstigde bekend is dat alle potentieel subsidiabele dieren die niet correct geïdentificeerd of geregistreerd overeenkomstig de identificatie- en registratieregeling voor dieren blijken te zijn, worden beschouwd als niet-geconstateerd overeenkomstig artikel 31 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014, tenzij zij onder specifieke voorschriften van artikel 30, lid 4, van die verordening vallen.
De in de eerste alinea bedoelde procedures kunnen bestaan in een systeem waarbij een begunstigde bijstand aanvraagt voor alle dieren die op een door de lidstaat te bepalen datum of tijdens een door de lidstaat te bepalen periode voor bijstand in aanmerking komen op basis van de gegevens van de slachtverklaringen of andere bewijsstukken.
In dat geval nemen de lidstaten de nodige maatregelen om te waarborgen dat de in de tweede alinea bedoelde datum of periode duidelijk is aangegeven en aan de begunstigde is meegedeeld, overeenkomstig de voor de betrokken bijstandsmaatregel geldende voorschriften.
Artikel 22
Toewijzing of verhoging van de waarde van betalingsrechten
Estland, Letland, Litouwen, Finland en Zweden mogen echter een latere datum vaststellen die niet later is dan 15 juni van het betrokken kalenderjaar.
Artikel 23
Intrekking van ten onrechte toegewezen betalingsrechten
Wanneer de in de eerste alinea bedoelde fout door de bevoegde autoriteit of door een andere autoriteit is gemaakt en de fout niet redelijkerwijs door de begunstigde had kunnen worden ontdekt, wordt de waarde van de resterende betalingsrechten welke aan die begunstigde zijn toegewezen, dienovereenkomstig aangepast.
Wanneer de begunstigde aan wie te veel betalingsrechten zijn toegekend inmiddels betalingsrechten aan andere begunstigden heeft overgedragen, geldt de in de eerste alinea bedoelde verplichting ook voor overnemers naar evenredigheid van het aantal betalingsrechten dat aan hen is overgdragen, indien de begunstigde aan wie de betalingsrechten aanvankelijk waren toegewezen niet over voldoende betalingsrechten beschikt om het aantal onterecht toegewezen betalingsrechten te compenseren.
Deze aanpassing vindt ook plaats voor betalingsrechten die inmiddels aan andere begunstigden zijn overgedragen.
De waarde van de verlaging vervalt aan de in artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bedoelde nationale reserve of regionale reserves.
Onverschuldigde bedragen die zijn betaald voor de aanvraagjaren vóór de aanpassingen worden teruggevorderd overeenkomstig artikel 7 van de onderhavige verordening. Bij het vaststellen van dergelijke onverschuldigde bedragen wordt rekening gehouden met het effect van de in het onderhavige artikel bedoelde aanpassingen op het aantal en, in voorkomend geval, de waarde van de betalingsrechten voor alle betrokken jaren.
TITEL III
CONTROLES
HOOFDSTUK I
Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 24
Algemene beginselen
De in de onderhavige verordening vastgestelde administratieve controles en controles ter plaatse worden zo uitgevoerd dat een doeltreffende verificatie het volgende wordt gewaarborgd:
de juistheid en volledigheid van de in de steunaanvraag, bijstandsaanvraag, betalingsaanvraag of andere verklaring verstrekte informatie;
de naleving van alle subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen voor de betrokken steunregeling en/of bijstandsmaatregel, de voorwaarden voor de verlening van steun en/of bijstand of van een vrijstelling van verplichtingen;
de in het kader van de randvoorwaarden relevante eisen en normen.
Artikel 25
Aankondiging van controles ter plaatse
Controles ter plaatse mogen worden aangekondigd op voorwaarde dat het doel of de doeltreffendheid ervan daardoor niet in het gedrang komt. De periode tussen aankondiging en controle wordt strikt beperkt tot het noodzakelijke minimum en bedraagt niet meer dan 14 dagen.
Voor controles ter plaatse met betrekking tot steunaanvragen voor vee of betalingsaanvragen in het kader van diergebonden bijstandsmaatregelen of met betrekking tot overeenkomstig artikel 14 bis, lid 5, gemelde verbintenissen bedraagt de periode tussen de aankondiging en de controle evenwel, behalve in deugdelijk gemotiveerde gevallen, niet meer dan 48 uur. Voorts gelden in het geval dat de regelgeving inzake de besluiten en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden, voorschrijft dat controles ter plaatse onaangekondigd moeten worden uitgevoerd, die voorschriften ook in het geval van controles ter plaatse op de naleving van de randvoorwaarden.
Artikel 26
Tijdstip van de controles ter plaatse
De controles ter plaatse inzake overeenkomstig artikel 14 bis, lid 5, gemelde verbintenissen worden verricht binnen de termijnen die een doeltreffende verificatie van de gemelde verbintenis garanderen.
De duur van de controles ter plaatse wordt strikt beperkt tot het noodzakelijke minimum.
Wannneer extra bezoeken in verband met als ecologisch aandachtsgebied aangegeven braakliggend land, akkerranden, bufferstroken, stroken subsidiabele hectaren langs bosranden, vanggewassen en/of plantendek vereist zijn, heeft 50 % van het aantal extra bezoeken betrekking op dezelfde, op basis van een risicoanalyse geselecteerde begunstigde, en de resterende 50 % op andere aanvullend geselecteerde begunstigden. Die andere begunstigden worden aselect gekozen uit alle begunstigden die braakliggend land, akkerranden, bufferstroken, stroken subsidiabele hectaren langs bosranden, vanggewassen en/of plantendek als ecologisch aandachtsgebied hebben aangegeven en zulke bezoeken kunnen worden beperkt tot de oppervlakten die als braakliggend land, akkerranden, bufferstroken, stroken subsidiabele hectaren langs bosranden, vanggewassen en/of plantendek zijn aangegeven.
Wanneer extra bezoeken vereist zijn, is artikel 25 van toepassing op elk extra bezoek.
Artikel 27
Uitwisseling van controleresultaten
In voorkomend geval houden administratieve controles en controles ter plaatse inzake subsidiabiliteit rekening met door andere instanties, diensten en organisaties gemelde vermoedelijke gevallen van niet-naleving.
De lidstaten zorgen ervoor dat alle relevante bevindingen die worden gedaan in het kader van de controles op de naleving van de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen in het kader van de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 genoemde regelingen, de eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden, en/of de bijstand in het kader van onder het geïntegreerd systeem vallende plattelandsontwikkelingsmaatregelen worden uitgewisseld met de betrokken bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de toekenning van de corresponderende betaling. De lidstaten zorgen er ook voor dat de in artikel 38 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 bedoelde openbare of particuliere certificeringsinstanties de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de toekenning van de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken, in kennis stellen van elke bevinding die relevant is voor een correcte toekenning van een dergelijke betaling aan begunstigden die ervoor hebben geopteerd hun verplichtingen in het kader van de gelijkwaardigheid door certificering na te komen.
Wanneer de administratieve controles of controles ter plaatse met betrekking tot de onder het geïntegreerd systeem vallende plattelandsontwikkelingsmaatregelen betrekking hebben op gelijkwaardige praktijken als bedoeld in artikel 43, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1307/2013,worden de resultaten van die controles uitgewisseld met het oog op de follow-up ervan in verband met de toekenning van de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken.
HOOFDSTUK II
Administratieve controles binnen het geïntegreerd systeem
Artikel 28
Administratieve controles
De in artikel 74 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde administratieve controles, met inbegrip van kruiscontroles, maken de opsporing van niet-nalevingen, in het bijzonder de geautomatiseerde opsporing daarvan met behulp van computermiddelen, mogelijk. De controles omvatten alle elementen waarvoor het mogelijk en passend is deze met administratieve controles te controleren. Zij waarborgen dat:
aan de subsidiabiliteitscriteria, de verbintenissen en andere verplichtingen in het kader van de steunregeling of bijstandsmaatregel is voldaan;
er geen sprake is dubbele financiering middels andere regelingen van de Unie;
de steunaanvraag of betalingsaanvraag volledig is en binnen de relevante termijn is ingediend en, in voorkomend geval, dat er bewijsstukken zijn ingediend waaruit blijkt dat er aanspraak op steun en/of bijstand kan worden gemaakt;
in voorkomend geval, langetermijnverbintenissen worden nagekomen.
Artikel 29
Kruiscontroles
In voorkomend geval, omvatten de administratieve controles kruiscontroles:
op de aangegeven betalingsrechten, respectievelijk de aangegeven landbouwpercelen om te voorkomen dat dezelfde steun of bijstand meer dan eenmaal voor hetzelfde kalenderjaar of aanvraagjaar wordt toegekend en dat steun die in het kader van de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 en bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad ( 7 ) genoemde areaalgebonden steunregelingen wordt verleend, ten onrechte wordt gecumuleerd met bijstand die wordt verleend in het kader van areaalgebonden bijstandsmaatregelen als gedefinieerd in artikel 2, tweede alinea, punt 21, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014.
met betrekking tot de betalingsrechten om na te gaan of deze bestaan en of is voldaan aan de voorwaarden om voor de betrokken steun in aanmerking te komen;
door de in de verzamelaanvraag en/of betalingsaanvraag aangegeven landbouwpercelen te vergelijken met de informatie in het systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen per referentieperceel overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 om na te gaan of de arealen als zodanig in aanmerking komen voor de regeling inzake rechtstreekse betalingen en/of de plattelandsontwikkelingsmaatregel;
door de betalingsrechten te vergelijken met de geconstateerde oppervlakte om na te gaan of de betalingsrechten gepaard gaan met ten minste een gelijk aantal subsidiabele hectaren als omschreven in artikel 32, leden 2 tot en met 6, van Verordening (EU) nr. 1307/2013;
met gebruikmaking van het systeem voor de identificatie en registratie van dieren om na te gaan of is voldaan aan de voorwaarden om voor de betrokken steun en/of bijstand in aanmerking te komen, en om te voorkomen dat dezelfde steun en/of bijstand meer dan eenmaal voor hetzelfde kalenderjaar of aanvraagjaar wordt toegekend;
door de verklaring van de begunstigde in de verzamelaanvraag dat hij lid is van een erkende brancheorganisatie, te vergelijken met de in artikel 17, lid 8, van de onderhavige verordening bedoelde informatie en de door de betrokken erkende brancheorganisaties verstrekte informatie teneinde na te gaan of is voldaan aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in artikel 60, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bepaalde verhoging van de steun;
om de naleving van de criteria voor de erkenning van brancheorganisaties en de lijst van hun leden ten minste om de vijf jaar te controleren.
Voor de toepassing van de eerste alinea, onder c), worden, wanneer het geïntegreerd systeem voorziet in geospatiale steunaanvraagformulieren, de kruiscontroles verricht als een ruimtelijke intersectie van de aangegeven gedigitaliseerde oppervlakte met het systeem voor de identificatie van landbouwpercelen. Voorts worden kruiscontroles verricht om dubbele aangifte van dezelfde oppervlakte te voorkomen.
Gegevens uit aanvragen of over aanvragers die niet ontvankelijk blijken of niet voor betaling in aanmerking blijken te komen als bedoeld in artikel 34, lid 1, worden gebruikt voor de toepassing van de punten a), c) en e), van de eerste alinea van dit lid.
HOOFDSTUK III
Controles ter plaatse in het kader van het geïntegreerd systeem
Artikel 30
Controlepercentage voor andere areaalgebonden steunregelingen dan de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken
Voor andere areaalgebonden steunregelingen dan de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken overeenkomstig titel III, hoofdstuk 3, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 (hierna „de vergroeningsbetaling” genoemd) betreft de steekproef voor controles ter plaatse die elk jaar worden uitgevoerd ten minste:
5 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de basisbetalingsregeling of de regeling inzake een enkele areaalbetaling overeenkomstig titel III, hoofdstuk 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013. De lidstaten zorgen ervoor dat de steekproef voor controles ten minste 5 % van alle begunstigden bevat die voornamelijk landbouwarealen aangeven die bestaan uit op natuurlijke wijze in een voor begrazing of teelt geschikte staat gehouden arealen, als bedoeld in artikel 10, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014;
5 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de herverdelingsbetaling overeenkomstig titel III, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 1307/2013;
5 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen overeenkomstig titel III, hoofdstuk 4, van Verordening (EU) nr. 1307/2013;
5 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de betaling voor jonge landbouwers overeenkomstig titel III, hoofdstuk 5, van Verordening (EU) nr. 1307/2013;
5 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor areaalgebonden betalingen in het kader van vrijwillige gekoppelde steun overeenkomstig titel IV, hoofdstuk 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013;
5 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de betaling in het kader van de regeling voor kleine landbouwers overeenkomstig titel V van Verordening (EU) nr. 1307/2013;
30 % van de arealen aangegeven voor de productie van hennep overeenkomstig artikel 32, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1307/2013;
5 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de gewasspecifieke betaling voor katoen overeenkomstig titel IV, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 1307/2013.
Artikel 31
Controlepercentage voor de vergroeningsbetaling
Voor de vergroeningsbetaling betreft de steekproef voor de controles ter plaatse die elk jaar worden uitgevoerd:
5 % van alle begunstigden die de klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken (hierna „de vergroeningspraktijken” genoemd) in acht moeten nemen en die geen deel uitmaken van de onder b) en c), bedoelde te controleren populaties (hierna „de voor vergroening te controleren populaties” genoemd). Deze steekproef omvat tegelijk ten minste 5 % van alle begunstigden met gebieden met ecologisch kwetsbaar blijvend grasland in zones als bedoeld in Richtlijn 92/43/EEG van de Raad ( 8 ) of Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 9 ) en andere kwetsbare gebieden als bedoeld in artikel 45, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013;
3 % van:
hetzij alle voor de vergroeningsbetaling in aanmerking komende begunstigden die zowel van de verplichtingen inzake gewasdiversificatie als van de verplichtingen inzake ecologische aandachtsgebieden zijn vrijgesteld doordat zij de in artikel 44 en 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 genoemde drempelwaarden niet halen, en die niet aan de in artikel 45 van die verordening bedoelde verplichtingen onderworpen zijn;
hetzij, in de jaren waarin artikel 44 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 niet van toepassing is in een lidstaat, de voor de vergroeningsbetaling in aanmerking komende begunstigden die zowel van de verplichtingen inzake gewasdiversificatie als van de verplichtingen inzake ecologische aandachtsgebieden zijn vrijgesteld doordat zij de in artikel 44 en 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 genoemde drempelwaarden niet halen, en die niet aan de in artikel 45, lid 1, van die verordening bedoelde verbintenissen onderworpen zijn;
5 % van alle begunstigden die de vergroeningspraktijken in acht moeten nemen en gebruikmaken van nationale of regionale certificeringsregelingen als bedoeld in artikel 43, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 1307/2013;
5 % van alle begunstigden die deelnemen aan een regionale tenuitvoerlegging overeenkomstig artikel 46, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1307/2013;
5 % van de collectieve tenuitvoerlegging overeenkomstig artikel 46, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1307/2013;
100 % van de aaneengesloten structuren van aangrenzende ecologische aandachtsgebieden als bedoeld in artikel 46, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014;
100 % van de percelen waarvoor een verplichting tot heromzetting van land in blijvend grasland overeenkomstig artikel 42 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 geldt;
20 % van de begunstigden die verplicht zijn tot heromzetting van land in blijvend grasland overeenkomstig artikel 44, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014.
De eerste alinea is echter niet van toepassing wanneer het beheers- en controlesysteem waarborgt dat alle ecologische aandachtsgebieden vóór betaling worden geïdentificeerd en, in voorkomend geval, worden opgenomen in het systeem voor de identificatie van landbouwpercelen overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder c), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014.
Artikel 32
Controlepercentage voor plattelandsontwikkelingsmaatregelen
Die steekproef vertegenwoordigt ook ten minste 5 % van de begunstigden van artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 die gelijkwaardige praktijken als bedoeld in artikel 43, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 toepassen.
Indien een lidstaat gebruikmaakt van de optie om een collectieve aanvraag in te dienen, betreft de steekproef voor de controles ter plaatse die elk jaar worden uitgevoerd, in afwijking van de leden 1 en 2, ten minste:
5 % van alle collectieven die een collectieve aanvraag indienen; deze steekproef omvat tegelijk ten minste 5 % van de totale oppervlakte die in de collectieve aanvraag overeenkomstig artikel 14 bis, lid 3, is aangegeven, en
5 % van de overeenkomstig artikel 14 bis, lid 5, gemelde verbintenissen.
De eerste alinea is van toepassing op bijstand die in het kader van artikel 28, lid 6, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 wordt verleend na het vijfde jaar van de betaling voor de betrokken verbintenis.
Indien een lidstaat gebruikmaakt van de optie om een collectieve aanvraag in te dienen, is dit lid niet van toepassing op collectieven.
Artikel 33
Controlepercentage voor steunregelingen voor dieren
Indien het geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren echter niet de mate van zekerheid en implementatie biedt die nodig is voor een goed beheer van de betrokken steunregeling, dan wordt dit percentage voor de betrokken steunregeling verhoogd tot 10 %.
De geselecteerde steekproef voor controles betreft ten minste 5 % van alle dieren waarvoor steun wordt aangevraagd per steunregeling.
Artikel 33 bis
Percentage aanvullende controles voor controles ter plaatse met het oog op de follow-up van begunstigden als bedoeld in artikel 19 bis, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014
De lidstaten kunnen besluiten om begunstigden van wie de verlaagde administratieve sanctie zou overeenstemmen met de bedragen waarvoor de lidstaten overeenkomstig artikel 54, lid 3, eerste alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kunnen besluiten de terugvordering niet voort te zetten, uit te sluiten van deze follow-upcontroles ter plaatse.
Artikel 34
Selectie van de steekproef voor controles
Voor de toepassing van de artikelen 30 en 31 waarborgt de steekproefselectie dat:
tussen 1 % en 1,25 % van de controlepopulatie als bedoeld in artikel 30, onder a) tot en met f), en onder h), en in artikel 31, lid 1, onder a), c), d), en e), op aselecte wijze wordt gekozen;
tussen 0,6 % en 0,75 % van de controlepopulatie als bedoeld in artikel 31, lid 1, onder b), op aselecte wijze wordt gekozen;
tussen 4 % en 5 % van de controlepopulatie als bedoeld in artikel 31, lid 1, onder h), op aselecte wijze wordt gekozen;
het resterende aantal begunstigden in de steekproef voor controles als bedoeld in artikel 31, lid 1, onder a) tot en met e), en onder h), op basis van een risicoanalyse wordt gekozen.
Voor de toepassing van artikel 31 waarborgen de lidstaten de representativiteit van de steekproef voor controles met betrekking tot de verschillende praktijken.
De extra begunstigden bij wie controles ter plaatse moeten worden verricht voor de toepassing van artikel 31, lid 3, eerste alinea, worden geselecteerd op basis van een risicoanalyse.
Wanneer de bevoegde autoriteit besluit gebruik te maken van de in artikel 40 bis, lid 4, of in artikel 70 bis, lid 3, geboden mogelijkheid, wordt in de in de tweede alinea, onder d), bedoelde risicoanalyse rekening gehouden met de bevindingen die bij de controles door monitoring in het voorgaande aanvraagjaar aan het licht zijn gekomen.
Voor de toepassing van de artikelen 32 en 33 mag het aselecte gedeelte van de steekproef ook de begunstigden omvatten die reeds op aselecte wijze zijn gekozen overeenkomstig lid 2, onder a), b) en c), of de aanvullende begunstigden die op aselecte wijze zijn gekozen overeenkomstig artikel 26, lid 4, tweede alinea, of allebei. Het aantal dergelijke begunstigden in de steekproef voor controles mag niet hoger liggen dan hun aandeel in de te controleren populatie.
Voor de toepassing van artikel 32 kunnen de lidstaten op grond van de risicoanalyse specifieke plattelandsontwikkelingsmaatregelen selecteren die voor de begunstigden gelden.
De controle ter plaatse betreffende de geselecteerde begunstigden mag worden beperkt tot de steunregeling of plattelandsontwikkelingsmaatregelen waarvoor zij zijn gekozen indien de minimumpercentages te verrichten controles van andere steunregelingen of bijstandsmaatregelen waarvoor zij een aanvraag hebben ingediend al in acht zijn genomen.
Elk jaar wordt de doeltreffendheid van de risicoanalyse beoordeeld en de risicoanalyse zelf bijgewerkt door:
de relevantie van elke risicofactor te bepalen;
de resultaten van de op de risicoanalyse gebaseerde steekproef en die van de op aselecte wijze gekozen steekproef met elkaar te vergelijken wat betreft het verschil tussen de aangegeven oppervlakte en de geconstateerde oppervlakte; of door de resultaten van de op risicoanalyse gebaseerde steekproef en die van de op aselecte wijze gekozen steekproef met elkaar te vergelijken wat betreft het verschil tussen het aangegeven aantal dieren en het geconstateerde aantal dieren;
rekening te houden met de specifieke situatie en, in voorkomend geval, de ontwikkeling van de relevantie van de risicofactoren in de lidstaat;
rekening te houden met de aard van de niet-naleving die aanleiding geeft tot een verhoging van het te controleren percentage overeenkomstig artikel 35.
Artikel 35
Verhoging van het te controleren percentage
Indien controles ter plaatse een belangrijke niet-naleving in het kader van een bepaalde steunregeling of bijstandsmaatregel in een regio of deel van een regio aan het licht brengen, verhoogt de bevoegde autoriteit het percentage begunstigden bij wie het volgende jaar een controle ter plaatse moet worden verricht, op passende wijze.
Artikel 36
Verlaging van het te controleren percentage
De eerste alinea is enkel van toepassing indien er voor alle begunstigden een systeem van ruimtelijke intersectie van alle steunaanvragen met het systeem voor de identificatie van landbouwpercelen wordt toegepast overeenkomstig artikel 17, lid 2.
Voor het aanvraagjaar 2015 bedraagt het foutenpercentage in de aselecte steekproef die ter plaatse is gecontroleerd, niet meer dan 2 % in de twee voorgaande begrotingsjaren. Dat foutenpercentage wordt door de lidstaat overeenkomstig de op het niveau van de Unie opgestelde methodologie gecertificeerd.
Voor het aanvraagjaar 2016 bedraagt het foutenpercentage in de aselecte steekproef die ter plaatse is gecontroleerd, niet meer dan 2 % in het voorgaande begrotingsjaar. Dat foutenpercentage wordt door de lidstaat gecertificeerd overeenkomstig de nieuwe methodologie die op het niveau van de Unie is opgesteld, rekening houdend met artikel 7, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie ( 11 ).
De eerste alinea is enkel van toepassing indien de lidstaten een systematische actualisering van het systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen verrichten en binnen een periode van ten hoogste drie jaar alle begunstigden in het gehele door dit systeem bestreken gebied controleren, waarbij de actualisering per jaar betrekking heeft op ten minste 25 % van de in het systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen geregistreerde subsidiabele hectaren. Dat minimale dekkingspercentage geldt evenwel niet voor lidstaten met minder dan 150 000 in het systeem voor de identificatie van landbouwpercelen geregistreerde subsidiabele hectaren.
In de drie jaar voorafgaande aan de toepassing van de eerste alinea hebben de lidstaten het betrokken systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen volledig geactualiseerd.
De voor de actualisering gebruikte orthobeelden zijn op de datum van het gebruik ervan voor de actualisering van het systeem voor de identificatie van landbouwpercelen niet ouder dan 15 maanden.
De kwaliteit van het systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen, zoals deze in de twee jaren vóór de toepassing van de eerste alinea is gebleken uit de overeenkomstig artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 verrichte beoordeling, is zodanig dat doeltreffend kan worden nagegaan of aan de voorwaarden voor de steunverlening wordt voldaan.
Het in de eerste alinea bedoelde besluit mag op nationaal of op regionaal niveau worden genomen. Voor de toepassing van deze alinea omvat een regio het gehele door een of meer autonome systemen voor de identificatie van de landbouwpercelen bestreken gebied.
De derde en de vierde alinea van lid 2 zijn van overeenkomstige toepassing.
De eerste alinea is echter niet van toepassing op begunstigden die gelijkwaardige praktijken toepassen als bedoeld in artikel 43, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, noch op overeenkomstig artikel 32, lid 2 bis, van de onderhavige verordening geselecteerde collectieven en verbintenissen.
In dat geval stelt de lidstaat de Commissie in kennis van zijn nadere regels en voorwaarden met betrekking tot zijn systeem van voorafgaande vergunningen in het jaar vóór de toepassing van het verlaagde te controleren percentage. Elke wijziging van die nadere regels of voorwaarden wordt onverwijld aan de Commissie meegedeeld.
Artikel 37
Onderdelen van de controles ter plaatse
Met betrekking tot de controle van de in artikel 21, lid 1, onder a), en de artikelen 30 en 34 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde plattelandsontwikkelingsmaatregelen betreffen de controles ter plaatse ook alle niet-landbouwgrond waarvoor bijstand wordt aangevraagd.
Op basis van de controleresultaten beoordeelt de bevoegde autoriteit of een bijwerking van de corresponderende referentiepercelen nodig is, gelet op artikel 5, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014.
Voor begunstigden die rechtstreekse betalingen in het kader van de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 genoemde regelingen aanvragen en van wie de landbouwarealen voornamelijk bestaan uit op natuurlijke wijze in een voor begrazing of teelt geschikte staat gehouden arealen, omvat de controle ter plaatse ook een verificatie van de op die arealen verrichte minimumactiviteit als bedoeld in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013.
Wanneer de controle ter plaatse betrekking heeft op een regionale tenuitvoerlegging overeenkomstig artikel 46, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, omvat deze ook een oppervlaktemeting en een verificatie van de inachtneming van de verplichtingen die door de lidstaten aan de begunstigden of groepen begunstigden zijn opgelegd.
Wanneer een controle ter plaatse betrekking heeft op een collectieve tenuitvoerlegging overeenkomstig artikel 46, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 betreft, omvat deze:
een verificatie van de naleving van de overeenkomstig artikel 47, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 vastgestelde criteria om als bedrijven in elkaars onmiddellijke nabijheid te worden beschouwd;
een oppervlaktemeting en een verificatie van de naleving van de criteria voor de aaneengesloten ecologische aandachtsgebieden;
in voorkomend geval, de door de lidstaat aan de begunstigden of groepen van begunstigden opgelegde aanvullende verplichtingen;
de naleving van de individuele vergroeningsverplichtingen door de aan de collectieve tenuitvoerlegging deelnemende begunstigde.
Voor overeenkomstig artikel 32, lid 2 bis, onder b), geselecteerde verbintenissen omvatten de controles ter plaatse een verificatie van de naleving van de gemelde verbintenissen.
Artikel 38
Oppervlaktemeting
De daadwerkelijke oppervlaktemeting van het landbouwperceel in het kader van een controle ter plaatse mag worden beperkt tot een aselecte steekproef van ten minste 50 % van de landbouwpercelen waarvoor een steunaanvraag of betalingsaanvraag is ingediend in het kader van de areaalgebonden steunregelingen of plattelandsontwikkelingsmaatregelen. Wanneer bij deze steekproefcontrole een niet-naleving aan het licht komt, worden alle landbouwpercelen gemeten of worden de conclusies van de steekproef geëxtrapoleerd.
Voor elk landbouwperceel is de maximumtolerantie in absolute waarde niet groter dan 1,0 ha.
Voor de in artikel 21, lid 1, onder a), en de artikelen 30 en 34 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde maatregelen mogen de lidstaten echter, voor zover het om bosgebied gaat, passende toleranties vaststellen, die in geen geval groter zijn dan tweemaal de in de eerste alinea van dit lid vastgestelde tolerantie.
Artikel 39
Verificatie van de subsidiabiliteitsvoorwaarden
De verificatie inzake de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen voor de landbouwpercelen als onderdeel van een controle ter plaatse mag worden beperkt tot een aselecte steekproef van ten minste 50 % van de landbouwpercelen waarvoor een steunaanvraag of betalingsaanvraag is ingediend in het kader van de areaalgebonden steunregelingen of plattelandsontwikkelingsmaatregelen.
Wanneer bij plattelandsontwikkelingsmaatregelen bepaalde subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen of andere verplichtingen voor de landbouwpercelen niet op adequate wijze kunnen worden gecontroleerd indien de controles beperkt blijven tot een aselecte steekproef overeenkomstig de eerste alinea, wordt evenwel een aanvullende op een risicoanalyse gebaseerde steekproef getrokken die een controle op deze criteria, verbintenissen of verplichtingen mogelijk maakt.
Wanneer de aselecte steekproef of de op een op een risicoanalyse gebaseerde steekproef een niet-naleving aan het licht brengt, worden alle landbouwpercelen aan een verificatie inzake de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen onderworpen of worden de conclusies van de steekproef geëxtrapoleerd.
Of de landbouwpercelen voor steun in aanmerking komen, wordt geverifieerd met behulp van passende middelen, met inbegrip van bewijsmateriaal dat de begunstigde op verzoek van de bevoegde autoriteit verstrekt. Die verificatie omvat in voorkomend geval ook een verificatie van het gewas. Daartoe worden zo nodig aanvullende bewijzen verlangd.
Artikel 40
Controles door middel van teledetectie
Wanneer een lidstaat controles ter plaatse door middel van teledetectie verricht, doet de bevoegde autoriteit het volgende:
zij verricht een foto-interpretatie van orthobeelden (satelliet- of luchtfotografie) van alle landbouwpercelen per steunaanvraag en/of betalingsaanvraag die moeten worden gecontroleerd met het doel de soorten grondbedekking, en in voorkomend geval de soort gewas, te herkennen en de oppervlakte te meten;
zij verricht een fysieke veldinspectie van alle landbouwpercelen waarvoor op basis van foto-interpretatie of ander door de bevoegde autoriteit gevraagd relevant bewijsmateriaal niet ten genoegen van de bevoegde autoriteit kan worden geconcludeerd dat de aangifte juist is;
zij verricht alle controles die nodig zijn om de naleving van de subsidiabiliteitscriteria, de verbintenissen en andere verplichtingen te verifiëren die verband houden met de landbouwpercelen;
zij neemt alternatieve maatregelen voor de oppervlaktemeting overeenkomstig artikel 38, lid 1, van percelen waarvoor geen beeldmateriaal beschikbaar is.
Artikel 40 bis
Controles door monitoring
De bevoegde autoriteiten mogen controles door monitoring verrichten. Wanneer zij daarvoor kiezen:
zetten zij een procedure van regelmatige en systematische observatie, tracking en beoordeling van alle subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen op die kunnen worden gemonitord door gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of andere gegevens van ten minste equivalente waarde, over een tijdsperiode die het mogelijk maakt te concluderen of de gevraagde steun of bijstand subsidiabel is;
verrichten zij, indien nodig, en om te concluderen of de aangevraagde steun of bijstand subsidiabel is, passende follow-upactiviteiten;
verrichten zij controles voor 5 % van de begunstigden voor wie subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen gelden die niet kunnen worden gemonitord door gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of andere gegevens van ten minste equivalente waarde, en die relevant zijn om te concluderen of de steun of bijstand subsidiabel is. Tussen 1 % en 1,25 % van de begunstigden wordt op aselecte wijze gekozen. De overige begunstigden worden geselecteerd op basis van een risicoanalyse;
informeren zij de begunstigden over het besluit om controles door monitoring te verrichten, en zetten zij passende instrumenten op om met de begunstigden te communiceren over ten minste de voorlopige resultaten op perceelniveau van de overeenkomstig punt a) van deze alinea opgezette procedure, over waarschuwingen en over bewijsmateriaal dat voor de toepassing van de punten b) en c) is gevraagd. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat tijdig met de begunstigden wordt gecommuniceerd, teneinde hen te ondersteunen bij de naleving van de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen en de begunstigden in staat te stellen de situatie aan te pakken of te verhelpen voordat de conclusies in het in artikel 41 bedoelde controleverslag worden getrokken.
Voor de toepassing van de punten b) en c) van de eerste alinea worden fysieke veldinspecties verricht wanneer relevant bewijsmateriaal, met inbegrip van bewijsmateriaal dat de begunstigde op verzoek van de bevoegde autoriteit verstrekt, het niet mogelijk maakt te concluderen of de gevraagde steun of bijstand subsidiabel is. Fysieke veldinspecties mogen worden beperkt tot controles inzake de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen die van belang zijn om te kunnen concluderen of de gevraagde steun of bijstand subsidiabel is. Deze fysieke inspecties omvatten alleen oppervlaktemetingen indien deze nodig zijn om te kunnen concluderen of aan deze subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen of andere verplichtingen is voldaan.
Voor de toepassing van punt c) van de eerste alinea kunnen controles inzake de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen die niet kunnen worden gemonitord op basis van gegevens van de Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of andere gegevens van ten minste equivalente waarde worden beperkt tot een steekproef van ten minste 50 % van de door een begunstigde aangegeven landbouwpercelen. De bevoegde autoriteit kan deze steekproef op aselecte wijze of op basis van andere criteria trekken. Wanneer de steekproef uit landbouwpercelen aselect wordt getrokken en de controles een niet-naleving aan het licht brengen, extrapoleert de bevoegde autoriteit de conclusies van de steekproef of controleert zij alle landbouwpercelen. Wanneer de steekproef op basis van andere criteria wordt getrokken en de controles een niet-naleving aan het licht brengen, controleert de bevoegde autoriteit alle landbouwpercelen.
Wanneer de bevoegde autoriteit controles door monitoring overeenkomstig lid 1 verricht, kan aantonen te beschikken over doeltreffende operationele procedures die voldoen aan de vereisten van de artikelen 7, 17 en 29 van deze verordening en de kwaliteit van het systeem voor de identificatie van landbouwpercelen zoals beoordeeld overeenkomstig artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 heeft bewezen:
zijn de artikelen 25, 26, 30, 31, 32, 34, 35, 36, artikel 37, leden 2, 3 en 4, en de artikelen 38 en 40 van deze verordening niet van toepassing;
vindt de overeenkomstig artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 verrichte controle op het gehalte aan tetrahydrocannabinol van geteelde hennep plaats voor 30 % van het areaal of voor 20 % van het areaal indien de lidstaat een systeem van voorafgaande goedkeuring heeft.
De bevoegde autoriteit kan besluiten controles door monitoring uit te voeren ten aanzien van begunstigden van een steunregeling of steunmaatregel op volgens objectieve en niet-discriminerende criteria geselecteerde arealen. De bevoegde autoriteit breidt die gebieden in elk achtereenvolgend jaar aanzienlijk uit.
Indien de bevoegde autoriteit besluit de controles overeenkomstig de eerste of tweede alinea te verrichten, zijn de leden 1 en 2 enkel van toepassing op de onder controles door monitoring vallende begunstigden.
Artikel 40 ter
Kennisgevingen
De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 februari van elk kalenderjaar in kennis van hun besluit om te kiezen voor controles door monitoring in dat kalenderjaar en vermelden alle regelingen of maatregelen of soorten concrete acties en alle arealen waarop de controles door monitoring betrekking zullen hebben.
De Commissie verstrekt uiterlijk op 1 november van elk kalenderjaar een model voor de indiening van de kennisgevingen met de elementen die in die kennisgeving moeten worden opgenomen.
Artikel 41
Controleverslag
Over elke controle ter plaatse die in het kader van deze afdeling wordt verricht, wordt een controleverslag opgesteld dat het mogelijk maakt de verrichte controle nader te onderzoeken en conclusies over de naleving van de subsidiabiliteitscriteria, de normen en andere verplichtingen te trekken. Dit verslag bevat met name de volgende informatie:
de gecontroleerde steunregelingen of bijstandsmaatregelen en de gecontroleerde steunaanvragen of betalingsaanvragen;
de aanwezige personen;
de gecontroleerde landbouwpercelen, de gemeten landbouwpercelen, in voorkomend geval, met vermelding van het meetresultaat per perceel, en de gebruikte meettechnieken;
in voorkomend geval, de resultaten van de meting van niet-landbouwgrond waarvoor steun in het kader van plattelandsontwikkelingsmaatregelen is aangevraagd en de gebruikte meetmethoden;
of de begunstigde vooraf op de hoogte is gebracht van de controle en, zo ja, hoelang van tevoren;
gegevens over eventuele specifieke controles die in het kader van afzonderlijke steunregelingen of bijstandsmaatregelen moeten worden verricht;
gegevens over eventuele andere verrichte controles;
gegevens over elke geconstateerde niet-naleving waarvoor wederzijdse kennisgeving met betrekking tot andere steunregelingen, bijstandsmaatregelen en/of de randvoorwaarden vereist kan zijn;
gegevens over elke geconstateerde niet-naleving waarvoor een follow-up in de daaropvolgende jaren vereist kan zijn.
Wanneer controles door monitoring worden verricht overeenkomstig artikel 40 bis, zijn de punten b) tot en met e) van de eerste alinea niet van toepassing. In het controleverslag worden de resultaten van de controles door monitoring op perceelniveau vermeld.
In afwijking van de eerste alinea kan de lidstaat, wanneer hij gebruikmaakt van de optie om collectieve aanvragen in te dienen, besluiten het collectief niet in de gelegenheid te stellen het controleverslag te ondertekenen indien bij de controle geen niet-naleving aan het licht is gekomen. Indien als gevolg van dergelijke controles een niet-naleving wordt ontdekt, wordt gelegenheid tot ondertekening van het verslag gegeven voordat de bevoegde autoriteit uit de bevindingen conclusies trekt over de eventueel daaruit voortvloeiende verlagingen, weigeringen, intrekkingen of sancties.
De lidstaten kunnen besluiten om de begunstigde in het geval van een controle ter plaatse door middel van teledetectie als bedoeld in artikel 40, of door middel van monitoring als bedoeld in artikel 40 bis, niet in de gelegenheid te stellen om het controleverslag te ondertekenen, indien de controle door teledetectie of door monitoring geen niet-naleving aan het licht heeft gebracht. Indien als gevolg van een dergelijke controle of door monitoring een niet-naleving aan het licht komt, wordt gelegenheid tot ondertekening van het verslag gegeven voordat de bevoegde autoriteit uit de bevindingen haar conclusies trekt over de eventueel daaruit voortvloeiende verlagingen, weigeringen, intrekkingen of administratieve sancties. In geval van controles door monitoring wordt deze verplichting geacht te zijn vervuld indien de begunstigden via de overeenkomstig artikel 40 bis, lid 1, onder d), opgezette instrumenten voor de communicatie met begunstigden in kennis worden gesteld van niet-nalevingen en de begunstigden de gelegenheid krijgen de niet-nalevingen aan te vechten voordat de bevoegde autoriteit uit de bevindingen haar conclusies trekt over de eventueel daaruit voortvloeiende verlagingen, weigeringen, intrekkingen of administratieve sancties.
Artikel 42
Controles ter plaatse
Wanneer een lidstaat overeenkomstig artikel 21, lid 1, onder d), een periode heeft vastgesteld, wordt voor de respectieve steunregeling voor dieren of diergebonden bijstandsmaatregel ten minste 50 % van het in artikel 32, 33 of 35 vastgestelde minimumpercentage controles ter plaatse gespreid over die periode. Indien geen aanhoudperiode wordt toegepast, de aanhoudperiode niet vooraf kan worden vastgesteld of de aanhoudperiode aanvangt vooraleer een steun- of betalingsaanvraag is ingediend, worden alle in de artikelen 32, 33 en 35 bedoelde controles ter plaatse evenwel gespreid over de periode waarin een dier in aanmerking kan komen voor de betaling of de bijstand.
Wanneer de lidstaat gebruikmaakt van de bij artikel 21, lid 3, geboden mogelijkheid worden ook de potentieel subsidiabele dieren als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, tweede alinea, punt 17), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 gecontroleerd.
De controles ter plaatse omvatten met name een controle om na te gaan of het aantal op het bedrijf aanwezige dieren waarvoor steunaanvragen en/of betalingsaanvragen zijn ingediend en, indien van toepassing, het aantal potentieel subsidiabele dieren overeenstemmen met het aantal in de registers ingeschreven dieren en met het aantal dieren dat aan het geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren is gemeld.
De controles ter plaatse omvatten ook controles:
op de juistheid en coherentie van de inschrijvingen in het register en van de meldingen aan het geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren op basis van een steekproef van bewijsstukken zoals aankoop- en verkoopfacturen, slachtverklaringen, veterinaire certificaten en, in voorkomend geval, dierpaspoorten of verplaatsingsdocumenten, ten aanzien van de dieren waarvoor steunaanvragen of betalingsaanvragen zijn ingediend in de zes maanden vóór de controle ter plaatse; worden echter anomalieën ontdekt, dan wordt de controle uitgebreid tot de periode van twaalf maanden vóór de controle ter plaatse;
om na te gaan of alle op het bedrijf aanwezige runderen of schapen/geiten met oormerken zijn geïdentificeerd en, in voorkomend geval vergezeld gaan van dierpaspoorten of verplaatsingsdocumenten en of zij zijn ingeschreven in het register en naar behoren zijn gemeld aan het geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren.
De in de eerste alinea, onder b), bedoelde controles mogen op basis van een aselecte steekproef worden verricht. Wanneer deze steekproefcontrole een niet-naleving aan het licht brengt, worden alle dieren gecontroleerd of worden de conclusies van de steekproef geëxtrapoleerd.
Artikel 43
Controleverslag over steunregelingen voor dieren en diergebonden bijstandsmaatregelen
Over elke controle ter plaatse die in het kader van deze afdeling wordt verricht, wordt een controleverslag opgesteld dat een nader onderzoek van de verrichte controles mogelijk maakt. Dit verslag bevat met name de volgende informatie:
de gecontroleerde steunregelingen voor dieren en/of diergebonden bijstandsmaatregelen en de gecontroleerde steunaanvragen voor vee en/of betalingsaanvragen;
de aanwezige personen;
het getelde aantal dieren van elke soort en, in voorkomend geval, de nummers van de oormerken, de gecontroleerde inschrijvingen in het register en in de geautomatiseerde gegevensbestanden voor dieren en de gecontroleerde bewijsstukken evenals het resultaat van de controles en, in voorkomend geval, de bijzondere opmerkingen betreffende individuele dieren en/of hun identificatiecode;
of de begunstigde van het voorgenomen bezoek in kennis is gesteld en, zo ja, hoelang van tevoren. Met name wanneer de in artikel 25 bedoelde limiet van 48 uur wordt overschreden, wordt de reden daarvoor in het controleverslag vermeld;
gegevens over eventuele specifieke controles die in het kader van steunregelingen voor dieren en/of diergebonden bijstandsmaatregelen moeten worden verricht;
gegevens over eventuele andere te verrichten controles.
HOOFDSTUK IV
Specifieke regels
Artikel 44
Regels inzake controleresultaten met betrekking tot regionale of collectieve ecologische aandachtsgebieden
In het geval van regionale of collectieve tenuitvoerlegging overeenkomstig artikel 46, lid 5 of lid 6, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, wordt de geconstateerde oppervlakte van de gemeenschappelijke aaneengesloten ecologische aandachtsgebieden aan elke deelnemer toegewezen in verhouding tot zijn aandeel in de gemeenschappelijke ecologische aandachtsgebieden op basis van zijn verklaring uit hoofde van artikel 18 van deze verordening.
Voor de toepassing van artikel 26 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 op elke deelnemer aan een regionale of collectieve tenuitvoerlegging, is het geconstateerde ecologische aandachtsgebied de som van het toegewezen aandeel van de gemeenschappelijke ecologische aandachtsgebieden dat is vastgesteld als bedoeld in de eerste alinea van dit artikel en de met betrekking tot de individuele verplichting geconstateerde ecologische aandachtsgebieden.
▼M3 —————
TITEL IV
NIET-AREAALGEBONDEN EN NIET-DIERGEBONDEN PLATTELANDSONTWIKKELINGSMAATREGELEN
HOOFDSTUK I
Inleidende bepaling
Artikel 46
Toepassingsgebied
Deze titel is van toepassing op uitgaven in het kader van de maatregelen als bedoeld in de artikelen 14 tot en met 20, artikel 21, lid 1, met uitzondering van de jaarlijkse premies uit hoofde van de punten a) en b), artikel 27, artikel 28, lid 9, de artikelen 35, 36, 39 ter en 39 quater, en artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, artikel 35, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en artikel 20, artikel 36, punt a), vi), artikel 36, punt b), ii), vi) en vii), artikel 36, punt b), i) en iii), voor zover het de aanlegkosten betreft, en de artikelen 52 en 63 van Verordening (EG) nr. 1698/2005.
HOOFDSTUK II
Controles
Artikel 47
Bijstandsaanvragen, betalingsaanvragen en andere verklaringen
Artikel 48
Administratieve controles
De administratieve controles van bijstandsaanvragen waarborgen dat de concrete actie voldoet aan de toepasselijke verplichtingen die zijn vastgesteld in uniaal of nationaal recht of in het plattelandsontwikkelingsprogramma, met inbegrip van die inzake overheidsopdrachten, staatssteun en andere toepasselijke dwingende normen en eisen. De controles omvatten met name een verificatie van:
de subsidiabiliteit van de begunstigde;
de subsidiabiliteitscriteria, de verbintenissen en andere verplichtingen van de concrete actie waarvoor steun is aangevraagd;
de naleving van de selectiecriteria, wanneer dergelijke criteria van toepassing zijn;
de subsidiabiliteit van de kosten van de concrete actie, met inbegrip van de inachtneming van de kostencategorie of de rekenmethode die moet worden gebruikt als de concrete actie of een deel ervan onder artikel 67, lid 1, onder b), c) en d), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 valt;
voor de in artikel 67, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde kosten, met uitsluiting van bijdragen in natura en afschrijvingskosten, de redelijkheid van de ingediende kosten. De kosten worden geëvalueerd met behulp van een geschikt evaluatiesysteem op basis van elementen zoals referentiekosten, een vergelijking van verschillende offertes of een evaluatiecomité. Voor concrete acties met een bijstandpercentage van ten hoogste 30 % of voor concrete acties waarvoor bijstand wordt verleend op grond van artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, kan de verificatie van de redelijkheid van de kosten plaatsvinden bij de administratieve controles van de betalingsaanvragen. Voor concrete acties met subsidiabele kosten van ten hoogste 5 000 EUR kan de redelijkheid van de kosten worden vastgesteld aan de hand van een ontwerpbegroting die vooraf door de beheersautoriteit is goedgekeurd.
De administratieve controles van betalingsaanvragen omvatten met name, en voor zover dat voor de betrokken aanvraag dienstig is, een verificatie van:
de voltooide concrete actie vergeleken met de concrete actie waarvoor de bijstandsaanvraag was ingewilligd;
de gemaakte kosten en verrichte betalingen, behalve wanneer een vorm of methode wordt toegepast als bedoeld in artikel 67, lid 1, onder b), c) of d), van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
De bevoegde autoriteit kan echter om gegronde redenen besluiten om van een dergelijk bezoek af te zien, bijvoorbeeld omdat:
de concrete actie al is opgenomen in de steekproef voor een overeenkomstig artikel 49 te verrichten controle ter plaatse;
de bevoegde autoriteit de concrete actie in kwestie als een kleine investering beschouwt;
de bevoegde autoriteit de kans dat niet aan de bijstandsvoorwaarden is voldaan of dat de investering niet is gedaan, gering acht.
Het in de tweede alinea bedoelde besluit en de motivering ervan worden geregistreerd.
Artikel 49
Controles ter plaatse
Artikel 50
Controlepercentage en steekproeftrekking voor controles ter plaatse
Wanneer voor een ter plaatse gecontroleerde concrete actie voorschotten of tussentijdse betalingen zijn ontvangen, worden die betalingen meegeteld in de ter plaatse gecontroleerde uitgaven als bedoeld in de eerste alinea.
Met betrekking tot de financiële instrumenten worden alleen betalingen aan de eindontvangers waarvoor een controle ter plaatse is verricht, meegeteld in de ter plaatse gecontroleerde uitgaven als bedoeld in de eerste alinea.
Betalingsaanvragen die na de administratieve controles niet subsidiabel zijn bevonden, worden niet meegeteld voor het bereiken van het in lid 1 bedoelde minimumniveau.
Bij de trekking van de in het kader van lid 1 te controleren steekproef van goedgekeurde concrete acties wordt met name rekening gehouden met:
de noodzaak een passende variatie naar soort en omvang van de concrete acties te controleren;
de eventueel bij nationale of uniale controles geconstateerde risicofactoren;
de bijdrage van de soort concrete actie aan het foutenrisico bij de uitvoering van het plattelandsontwikkelingsprogramma;
de noodzaak van een evenwichtige spreiding over de maatregelen en soorten concrete acties;
de noodzaak om tussen 30 % en 40 % van de uitgaven op aselecte wijze te kiezen.
De lidstaten kunnen de eerste alinea enkel toepassen indien is voldaan aan de algemene voorwaarden voor het verlagen van het overeenkomstig artikel 62, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 door de Commissie vastgestelde minimumniveau van de controles ter plaatse.
Wanneer niet meer aan een van de in de tweede alinea bedoelde voorwaarden wordt voldaan, trekken de lidstaten onmiddellijk hun besluit om het minimumniveau van de controles ter plaatse te beperken in. Zij passen het in lid 1 bedoelde minimumniveau van de controles ter plaatse toe met ingang van het volgende kalenderjaar.
Artikel 51
Inhoud van de controles ter plaatse
Dit omvat een verificatie of de door de begunstigde ingediende betalingsaanvragen worden onderbouwd door boekhoudkundige of andere stukken, waarbij de juistheid van de gegevens in de betalingsaanvraag ook, indien nodig, aan de hand van gegevens of commerciële documenten die in het bezit zijn van derden wordt gecontroleerd.
Artikel 52
Controles achteraf
Artikel 53
Controleverslag
Over elke controle ter plaatse die in het kader van deze afdeling wordt verricht, wordt een controleverslag opgesteld dat een nader onderzoek van de verrichte controles mogelijk maakt. Dit verslag bevat met name de volgende informatie:
de gecontroleerde maatregelen, aanvragen of betalingsaanvragen;
de aanwezige personen;
of de begunstigde van het voorgenomen bezoek in kennis is gesteld en, zo ja, hoelang van tevoren;
de resultaten van de controles en eventuele bijzondere waarnemingen;
eventuele verdere te verrichten controles.
▼M4 —————
Artikel 60
Leader
In geval van de in de eerste alinea bedoelde delegatie voeren de bevoegde autoriteiten regelmatige controles van de plaatselijke groepen uit, met inbegrip van boekhoudkundige controles en het steekproefsgewijs nogmaals uitvoeren van administratieve controles.
Ook verrichten de bevoegde autoriteiten de in artikel 49 van deze verordening bedoelde controles ter plaatse. Ten aanzien van de steekproef voor controles voor uitgaven in verband met Leader geldt ten minste het in artikel 50 van deze verordening bedoelde percentage.
Artikel 61
Rentesubsidies en subsidies voor garantievergoedingen
Artikel 62
Technische bijstand op initiatief van de lidstaten
Ten aanzien van de op grond van artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 gedane uitgaven zijn de artikelen 48 tot en met 51 en artikel 53 van de onderhavige verordening van overeenkomstige toepassing.
In artikel 48 bedoelde administratieve controles en in artikel 49 bedoelde controles ter plaatse worden uitgevoerd door een entiteit die functioneel onafhankelijk is van de entiteit die de betaling van de technische bijstand autoriseert.
HOOFDSTUK III
Onverschuldigde betalingen en administratieve sancties
Artikel 63
Gedeeltelijke of volledige intrekking van de bijstand en administratieve sancties
De bevoegde autoriteit onderzoekt de van de begunstigde ontvangen betalingsaanvraag en bepaalt de subsidiabele bedragen. Zij bepaalt:
welk bedrag op basis van de betalingsaanvraag en het bijstandsbesluit aan de begunstigde moet worden betaald;
welk bedrag na een onderzoek naar de subsidiabiliteit van de uitgaven in de betalingsaanvraag aan de begunstigde moet worden betaald.
Indien het overeenkomstig de tweede alinea, onder a), bepaalde bedrag meer dan 10 % hoger is dan het overeenkomstig die alinea, onder b), bepaalde bedrag, wordt op het overeenkomstig b) bepaalde bedrag een administratieve sanctie toegepast. Het bedrag van de sanctie is gelijk aan het verschil tussen die twee bedragen maar gaat niet verder dan de volledige intrekking van de bijstand.
Er worden echter geen sancties toegepast indien de begunstigde ten genoegen van de bevoegde autoriteit kan aantonen geen schuld te hebben aan de opneming van het niet-subsidiabele bedrag in de aanvraag of indien de bevoegde autoriteit anderszins van oordeel is dat de betrokken begunstigde geen schuld treft.
TITEL V
CONTROLESYSTEEM EN ADMINISTRATIEVE SANCTIES MET BETREKKING TOT DE RANDVOORWAARDEN
HOOFDSTUK I
Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 64
Definities
Voor de toepassing van de technische specificaties die nodig zijn voor de toepassing van het controlesysteem en administratieve sancties met betrekking tot de randvoorwaarden, wordt verstaan onder:
a) |
„gespecialiseerde controle-instanties” : de nationale bevoegde controleautoriteiten als bedoeld in artikel 67 van de onderhavige verordening, die verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van de naleving van de in artikel 93 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde regels; |
b) |
„besluit” : elk van de afzonderlijke richtlijnen en verordeningen die zijn vermeld in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1306/2013; |
c) |
„jaar van de constatering van de niet-naleving” : het kalenderjaar waarin de administratieve controle of controle ter plaatse is verricht; |
d) |
„terreinen van de randvoorwaarden” : elk van de drie verschillende terreinen als bedoeld in artikel 93, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en de instandhouding van blijvend grasland als bedoeld in artikel 93, lid 3, van die verordening. |
HOOFDSTUK II
Controle
Artikel 65
Controlesysteem voor de randvoorwaarden
De lidstaten zetten een systeem op dat doeltreffende controle op de inachtneming van de randvoorwaarden garandeert. Dat systeem voorziet met name in:
wanneer de bevoegde autoriteit niet het betaalorgaan is, het doorgeven van de nodige informatie over de in artikel 92 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde begunstigden, door het betaalorgaan aan de gespecialiseerde controle-instanties en/of, voor zover van toepassing, via de coördinerende autoriteit;
de methoden die moeten worden toegepast om de steekproeven voor controles te selecteren;
aanwijzingen omtrent de aard en omvang van de te verrichten controles;
controleverslagen waarin met name melding van elke ontdekte niet-naleving wordt gemaakt en de ernst, de omvang, het permanente karakter en de herhaling daarvan worden beoordeeld;
wanneer de bevoegde controleautoriteit niet het betaalorgaan is, het doorgeven van de controleverslagen door de gespecialiseerde controle-instanties aan het betaalorgaan of aan de coördinerende autoriteit of aan beide;
de toepassing van het stelsel van verlagingen en uitsluitingen door het betaalorgaan.
Artikel 66
Uitbetaling van de steun in verband met controles op de naleving van de randvoorwaarden
Met betrekking tot controles op de naleving van de randvoorwaarden wordt, wanneer zulke controles niet kunnen worden afgerond vóór de in artikel 92 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde betalingen en jaarlijkse premies door de betrokken begunstigde zijn ontvangen, het verschuldigde bedrag dat door de begunstigde moet worden betaald als gevolg van een administratieve sanctie, teruggevorderd overeenkomstig artikel 7 van deze verordening of door verrekening.
Artikel 67
Verantwoordelijkheid van de bevoegde controleautoriteit
De verantwoordelijkheden van de bevoegde controleautoriteiten zijn als volgt:
de gespecialiseerde controle-instanties zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de controles op de naleving van de betrokken eisen en normen;
de betaalorganen zijn verantwoordelijk voor de vaststelling van administratieve sancties in individuele gevallen overeenkomstig titel IV, hoofdstuk II, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 en hoofdstuk III van deze titel.
Artikel 68
Minimumpercentage controles
In afwijking van de eerste alinea kan in het geval van groepen personen als bedoeld in de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, elk individueel lid van dergelijke groepen voor de berekening van de in de eerste alinea vastgestelde steekproef voor controles worden beschouwd als een begunstigde.
Het in de eerste alinea bedoelde minimumpercentage controles mag worden bereikt op het niveau van elke bevoegde controleautoriteit of op het niveau van elk besluit, elke norm of elke groep besluiten of normen. Wanneer de controles niet door het betaalorgaan worden uitgevoerd, mag dat minimumpercentage evenwel worden bereikt op het niveau van elk betaalorgaan.
Indien in de voor het besluit of de normen geldende regelgeving reeds een minimumpercentage controles is vastgesteld, wordt in de betrokken gevallen dat percentage toegepast in plaats van het in de eerste alinea bedoelde minimumpercentage. Als andere mogelijkheid kunnen de lidstaten besluiten dat niet-nalevingen die bij controles ter plaatse op grond van de voor de besluiten en normen geldende regelgeving buiten de in de eerste alinea bedoelde steekproef worden ontdekt, worden gemeld aan de bevoegde controleautoriteit die verantwoordelijk is voor het betrokken besluit of de betrokken norm, en worden onderworpen aan een vervolgactie door die autoriteit. De bepalingen van dit hoofdstuk en van titel III, hoofdstukken I, II en III, zijn van toepassing.
Wat de verplichtingen in het kader van de randvoorwaarden in verband met Richtlijn 96/22/EG betreft, wordt met de toepassing van een specifiek steekproefniveau van de monitoringplannen geacht te zijn voldaan aan het vereiste van het in de eerste alinea bedoelde minimumpercentage.
In afwijking van lid 1 mag de lidstaat, om het in dat lid bedoelde minimumpercentage controles op het niveau van elk besluit, elke norm of elke groep besluiten of normen te bereiken:
gebruikmaken van de resultaten van controles ter plaatse die uit hoofde van de voor deze besluiten en normen geldende regelgeving bij de geselecteerde begunstigden worden verricht, of
geselecteerde begunstigden vervangen door begunstigden die ter plaatse worden gecontroleerd uit hoofde van de voor deze besluiten en normen geldende regelgeving, mits deze begunstigden begunstigden als bedoeld in artikel 92 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zijn.
In dergelijke gevallen omvatten de controles ter plaatse alle randvoorwaardenaspecten van de desbetreffende besluiten of normen. Voorts zorgt de lidstaat ervoor dat deze controles ter plaatse ten minste even effectief zijn als die van de bevoegde controleautoriteiten.
Artikel 69
Selectie van de steekproef voor controles
Bij de risicoanalyse mag rekening worden gehouden met één van of allebei de volgende omstandigheden:
de deelneming door de begunstigde aan het krachtens artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 opgezette bedrijfsadviseringssysteem;
de deelneming door de begunstigde aan een certificeringssysteem indien het betrokken systeem relevant is voor de betrokken eisen en normen.
Een lidstaat mag op basis van een risicoanalyse besluiten om begunstigden die deelnemen aan een in de tweede alinea, onder b), bedoeld certificeringssysteem, uit te sluiten van de op een risicoanalyse gebaseerde steekproef voor controles. Als het certificeringssysteem slechts een deel van de eisen en normen omvat die de begunstigde in het kader van de randvoorwaarden moet naleven, worden op de eisen en normen die niet onder het certificeringssysteem vallen, passende risicofactoren toegepast.
Als uit de analyse van de controleresultaten blijkt dat de eisen of normen in een in de tweede alinea, onder b), bedoeld certificeringssysteem met een significante regelmaat niet worden nageleefd, dan worden de risicofactoren voor de betrokken eisen of normen opnieuw beoordeeld.
In afwijking van artikel 68, lid 1, mag een afzonderlijke steekproef van minimaal 1 % ter plaatse te controleren begunstigden worden geselecteerd uit elk van de volgende populaties begunstigden die overeenkomstig artikel 92 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 aan de verplichtingen inzake randvoorwaarden onderworpen zijn:
begunstigden die rechtstreekse betalingen ontvangen in het kader van Verordening (EU) nr. 1307/2013;
begunstigden die steun in de wijnsector ontvangen in het kader van de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 1308/2013;
begunstigden die de jaarlijkse premies ontvangen in het kader van artikel 21, lid 1, onder a) en b), en de artikelen 28 tot en met 31, 33 en 34 van Verordening (EU) nr. 1305/2013.
Artikel 70
Constatering van de naleving van de eisen en normen
Artikel 70 bis
Controles door monitoring
De bevoegde autoriteiten mogen controles door monitoring verrichten. Wanneer zij daarvoor kiezen:
zetten zij een procedure van regelmatige en systematische observatie, tracking en beoordeling inzake alle eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden, op die kunnen worden gemonitord op basis van gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of andere gegevens van ten minste equivalente waarde, over een tijdsperiode die het mogelijk maakt te concluderen of aan de eisen en normen is voldaan;
verrichten zij, indien nodig, en om te kunnen concluderen of er voldaan is aan de eisen en normen, passende follow-upactiviteiten;
verrichten zij controles bij 1 % van de begunstigden voor wie eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden gelden die niet kunnen worden gemonitord op basis van gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of andere gegevens van ten minste equivalente waarde, en die van belang zijn om te kunnen concluderen of aan de eisen en normen is voldaan. Van de 1 % van de begunstigden wordt 20 à 25 % op aselecte wijze gekozen. De overige begunstigden worden geselecteerd op basis van een risicoanalyse;
informeren zij de begunstigden over het besluit om controles door monitoring te verrichten, en zetten zij passende instrumenten op om met de begunstigden te communiceren over ten minste de voorlopige resultaten op perceelniveau van de overeenkomstig punt a) van deze alinea opgezette procedure, over waarschuwingen en over bewijsmateriaal dat voor de toepassing van de punten b) en c) is gevraagd. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat tijdig met de begunstigden wordt gecommuniceerd, teneinde hen bij de naleving van de eisen en normen te ondersteunen en de begunstigden, onverminderd het systeem voor vroegtijdige waarschuwing van artikel 99, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, in staat te stellen om voordat de conclusies in het in artikel 72 bedoelde controleverslag worden getrokken, doch uiterlijk één maand na de mededeling van de voorlopige resultaten de situatie aan te pakken of te verhelpen.
Voor de toepassing van de punten b) en c) worden fysieke veldinspecties verricht wanneer relevant bewijsmateriaal, met inbegrip van bewijsmateriaal dat de begunstigde op verzoek van de bevoegde autoriteit verstrekt, het niet mogelijk maakt te concluderen of er is voldaan aan de door monitoring gecontroleerde eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden. Fysieke inspecties in het veld kunnen worden beperkt tot controles inzake eisen en normen die van belang zijn om te kunnen concluderen of er is voldaan aan de door monitoring gecontroleerde eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden.
Artikel 70 ter
Kennisgevingen
De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 februari van het kalenderjaar waarin zij starten met controles door monitoring, in kennis van hun besluit om te kiezen voor controles door monitoring overeenkomstig artikel 70 bis.
Artikel 71
Onderdelen van de controles ter plaatse
Onverminderd de eerste alinea geldt dat, indien het minimumpercentage controles overeenkomstig artikel 68, lid 1, derde alinea, wordt bereikt op het niveau van elk besluit, elke norm of elke groep besluiten of normen, de geselecteerde begunstigden worden gecontroleerd ten aanzien van hun naleving van het betrokken besluit, de betrokken norm of de betrokken groep besluiten of normen.
Wanneer een groep van personen als bedoeld in de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 wordt geselecteerd in de in artikel 68, lid 1, van deze verordening bedoelde steekproef, waarborgt de bevoegde controleautoriteit dat alle leden van de groep worden gecontroleerd ten aanzien van hun naleving van de eisen of normen die onder hun verantwoordelijkheid vallen.
In het algemeen wordt elke voor een controle ter plaatse geselecteerde begunstige gecontroleerd op een tijdstip waarop de naleving van het merendeel van de eisen en normen waarvoor hij is geselecteerd, kan worden gecontroleerd. De lidstaten garanderen evenwel dat gedurende het jaar een passende mate van controle voor alle eisen en normen wordt gerealiseerd.
De eerste alinea doet geen afbreuk aan de berekening en de toepassing van de administratieve sanctie als bedoeld in titel IV, hoofdstuk II, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 en in hoofdstuk III van deze titel. Indien de in de eerste alinea bedoelde steekproefsgewijze controle een niet-naleving aan het licht brengt, wordt de steekproef van landbouwpercelen die feitelijk worden geïnspecteerd, uitgebreid.
Voorts kan, indien dat in de voor het besluit of de normen geldende regelgeving zo is bepaald, de feitelijke inspectie inzake de naleving van de eisen en normen als onderdeel van een controle ter plaatse worden beperkt tot een representatieve steekproef uit de te controleren objecten. De lidstaten zorgen er echter voor dat de controles worden uitgevoerd voor alle eisen en normen waarvan de naleving op het tijdstip van het bezoek kan worden gecontroleerd.
De indicatoren houden rechtstreeks verband met de eisen of normen die zij vertegenwoordigen, en hebben betrekking op alle elementen die bij een controle inzake die eisen of normen moeten worden gecontroleerd.
Artikel 72
Controleverslag
Het verslag bestaat uit de volgende gedeelten:
een algemeen gedeelte dat met name de volgende informatie bevat:
de voor de controle ter plaatse geselecteerde begunstigde;
de aanwezige personen;
een vermelding of de begunstigde vooraf op de hoogte is gebracht van het bezoek en, zo ja, hoelang van tevoren;
een gedeelte waarin de voor elk van de besluiten en normen verrichte controles afzonderlijk worden behandeld en dat met name de volgende informatie bevat:
de eisen en normen waarop de controle ter plaatse betrekking had;
de aard en omvang van de verrichte controles;
de bevindingen;
de besluiten en normen ten aanzien waarvan niet-nalevingen zijn vastgesteld;
een evaluatiegedeelte waarin het belang van de niet-naleving voor elk besluit en/of elke norm in kwestie overeenkomstig artikel 99, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 wordt beoordeeld aan de hand van de criteria „ernst”, „omvang”, „permanent karakter” en „herhaling”, met vermelding van factoren die tot een opwaartse of neerwaartse bijstelling van de toe te passen verlaging zouden moeten leiden.
Indien de bepalingen inzake de betrokken eis of norm speelruimte laten om verder geen werk van de vastgestelde niet-naleving te maken, of wanneer bijstand wordt verleend uit hoofde van artikel 17, leden 5 en 6, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, wordt daar in het verslag melding van gemaakt.
In geval van controles door monitoring overeenkomstig artikel 70 bis zijn de punten a), ii, en a), iii), van de tweede alinea van dit lid niet van toepassing. In het controleverslag worden de resultaten van de controles door monitoring op perceelniveau vermeld.
Tenzij de begunstigde onmiddellijk een corrigerende actie heeft ondernomen waarmee een einde wordt gemaakt aan de geconstateerde niet-naleving in de zin van artikel 99, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, wordt het feit dat een corrigerende actie moet worden ondernomen, ter kennis van de begunstigde gebracht binnen de termijn zoals vastgesteld in de eerste alinea van dit lid.
Tenzij de begunstigde onmiddellijk een corrigerende actie heeft ondernomen waarmee een einde wordt gemaakt aan de geconstateerde niet-naleving in de zin van artikel 97, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, wordt de betrokken begunstigde uiterlijk binnen een maand na het besluit om geen administratieve sanctie als bedoeld in dat lid toe te passen, ervan in kennis gesteld dat overeenkomstig artikel 97, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 een corrigerende actie moet worden ondernomen.
Indien de bevoegde controleautoriteit niet het betaalorgaan is, worden het controleverslag en, op verzoek, de desbetreffende bewijsstukken, binnen een maand na de voltooiing ervan toegezonden aan of ter beschikking gesteld van het betaalorgaan of de coördinerende autoriteit.
Wanneer het verslag geen bevindingen bevat, kan een lidstaat echter besluiten dat het verslag niet wordt verzonden, mits het binnen een maand na de voltooiing ervan voor het betaalorgaan of de coördinerende autoriteit rechtstreeks toegankelijk wordt gemaakt.
HOOFDSTUK III
Berekening en toepassing van administratieve sancties
Artikel 73
Algemene beginselen
De administratieve sanctie wordt toegepast op het totale bedrag van de in artikel 92 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde betalingen die aan deze begunstigde zijn toegekend of moeten worden toegekend:
voor steunaanvragen of betalingsaanvragen die hij in het jaar van de constatering van de niet-naleving heeft ingediend of zal indienen; en/of
voor aanvragen voor steunregelingen in de wijnsector in het kader van de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
Wat de eerste alinea, onder b), betreft, wordt het relevante bedrag gedeeld door 3 voor herstructurering en omschakeling.
Artikel 74
Berekening en toepassing van administratieve sancties in geval van nalatigheid
De daaruit voortvloeiende verlagingspercentages worden bij elkaar opgeteld. De maximale verlaging is evenwel niet hoger dan 5 % van het in artikel 73, lid 4, van deze verordening bedoelde totale bedrag.
Artikel 75
Berekening en toepassing van administratieve sancties in geval van opzettelijke niet-naleving
Is er sprake van een qua omvang, ernst of permanent karakter extreme opzettelijke niet-naleving, dan wordt niet alleen de overeenkomstig artikel 40 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 opgelegde en berekende sanctie toegepast, maar wordt de begunstigde in het volgende kalenderjaar ook uitgesloten van alle in artikel 92 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde betalingen.
TITEL VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 76
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing op steunaanvragen, bijstandsaanvragen en betalingsaanvragen betreffende de aanvraagjaren of premieperioden die ingaan op of na 1 januari 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
▼M3 —————
( 1 ) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden (PB L 181 van 20.6.2014, blz. 48).
( 2 ) Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad (PB L 78 van 20.3.2013, blz. 23).
( 3 ) Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende vaststelling van specifieke maatregelen voor de landbouw ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (PB L 78 van 20.3.2013, blz. 41).
( 4 ) Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).
( 5 ) Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74).
( 6 ) Richtlijn 2008/62/EG van de Commissie van 20 juni 2008 tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor de toelating van landrassen en rassen in de landbouw die zich op natuurlijke wijze hebben aangepast aan de lokale en regionale omstandigheden en die door genetische erosie worden bedreigd, en voor het in de handel brengen van zaaizaad en pootaardappelen van die landrassen en rassen (PB L 162 van 21.6.2008, blz. 13).
( 7 ) Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16).
( 8 ) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
( 9 ) Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).
( 10 ) Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1).
( 11 ) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie van 6 augustus 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 59).
( 12 ) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie van 3 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (PB L 138 van 13.5.2014, blz. 5).