EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02001R0789-20050101

Consolidated text: Verordening (EG) nr. 789/2001 van de Raad van 24 april 2001 tot verlening van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad met betrekking tot bepaalde gedetailleerde voorschriften en praktische procedures voor de behandeling van visumaanvragen

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/789/2005-01-01

2001R0789 — NL — 01.01.2005 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EG) Nr. 789/2001 VAN DE RAAD

van 24 april 2001

tot verlening van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad met betrekking tot bepaalde gedetailleerde voorschriften en praktische procedures voor de behandeling van visumaanvragen

(PB L 116, 26.4.2001, p.2)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

BESLUIT VAN DE RAAD van 22 december 2004

  L 396

45

31.12.2004




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 789/2001 VAN DE RAAD

van 24 april 2001

tot verlening van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad met betrekking tot bepaalde gedetailleerde voorschriften en praktische procedures voor de behandeling van visumaanvragen



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punten 2 en 3,

Gelet op het initiatief van de Republiek Finland ( 1 ),

Gelet op het advies van het Europees Parlement ( 2 ),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Gemeenschappelijke Visuminstructie aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten (GVI) zoals vermeld onder kenmerk SCH/Com-ex (99) 13 in bijlage A bij Besluit 1999/435/EG van de Raad van 20 mei 1999 ( 3 ), is opgesteld met het oog op de uitvoering van de bepalingen van titel II, hoofdstuk 3, van de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, hierna „de overeenkomst” te noemen.

(2)

Bepaalde in de GVI en de bijlagen daarbij opgenomen gedetailleerde voorschriften en praktische procedures voor de behandeling van visumaanvragen bij de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking bedoeld in artikel 1 van het Schengenprotocol, hierna „protocol” te noemen, moeten worden aangenomen en regelmatig worden gewijzigd c.q. bijgewerkt in het licht van de operationele behoeften van de terzake bevoegde consulaire autoriteiten.

(3)

Voorts is op grond van bijlage 11 van de GVI een handboek inzake documenten waarin een visum kan worden aangebracht, opgesteld dat onder kenmerk SCH/Com-ex (98) 56 en SCH/Com-ex (99) 14 in bijlage A bij Besluit 1999/435/EG is opgenomen. De bepalingen van dit handboek moeten worden aangenomen en regelmatig worden gewijzigd c.q. bijgewerkt in het licht van de operationele behoeften van bovengenoemde autoriteiten.

(4)

Verder is een handboek betreffende de afgifte van Schengenvisa in derde landen waar niet alle Schengenstaten vertegenwoordigd zijn, opgesteld (document SCH/II (95) 16, 19e herz.), dat onder kenmerk SCH/Com-ex (99) 13 in bijlage A bij Besluit 1999/435/EG is opgenomen. De bepalingen van dit handboek moeten eveneens worden aangenomen en regelmatig worden gewijzigd c.q. bijgewerkt.

(5)

Tot slot is, overeenkomstig Besluit 2000/645/EG van de Raad van 17 oktober 2000 ( 4 ), document SCH/II-Vision (99) 5 („Schengen-raadplegingsnetwerk (Bestek)”) waarin onder andere de beginselen worden vastgelegd die gelden voor de toepassing van de geautomatiseerde procedure voor raadpleging, ter fine van visumafgifte, van de centrale autoriteiten als bedoeld in artikel 17, lid 2, van de Overeenkomst, aan Besluit SCH/Com-ex (94) 15 herz. van het Uitvoerend Comité gehecht. De bepalingen van het document „Schengen-raadplegingsnetwerk (Bestek)” moeten tevens worden aangenomen en regelmatig worden gewijzigd c.q. bijgewerkt.

(6)

Verscheidene bepalingen van titel II, hoofdstuk 3, van de Overeenkomst, met name artikel 17, en verscheidene voorschriften van de GVI voorzien in uitvoeringsbesluiten van het Uitvoerend Comité, dat is ingesteld door de Schengenovereenkomsten die voor 1 mei 1999 zijn aangenomen en waarvoor de Raad krachtens artikel 2 van het protocol in de plaats is getreden. Krachtens artikel 1 van het protocol vindt de samenwerking met betrekking tot het Schengenacquis plaats binnen het institutionele en juridische kader van de Europese Unie en met inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

(7)

Het is bijgevolg passend om in een communautair besluit de procedure voor de aanneming van bedoelde uitvoeringsbesluiten vast te stellen.

(8)

Aangezien de lidstaten een grotere rol spelen in de ontwikkeling van het visumbeleid — een politiek gevoelig beleidsterrein, met name wanneer het gaat om politieke relaties met derde landen — behoudt de Raad zich het recht voor om gedurende de overgangsperiode van vijf jaar genoemd in artikel 67, lid 1, van het Verdrag, de bovengenoemde gedetailleerde voorschriften en praktische procedures met eenparigheid van stemmen aan te nemen, te wijzigen of bij te werken, in afwachting van een toetsing door de Raad van de voorwaarden waaronder dergelijke uitvoeringsbevoegdheden na afloop van de genoemde overgangsperiode aan de Commissie zullen worden verleend.

(9)

Een aantal van die voorschriften en procedures moeten vertrouwelijk behandeld worden, ter vermijding van het risico van misbruik.

(10)

Evenzo moet er een procedure worden vastgesteld om de leden van de Raad en de Commissie onverwijld in kennis te stellen van alle wijzigingen in het handboek inzake documenten waarin een visum kan worden aangebracht, in het handboek betreffende de afgifte van Schengenvisa in derde landen waar niet alle Schengenstaten vertegenwoordigd zijn, in de bijlagen 6 en 9 van het document „Schengen-raadplegingsnetwerk (Bestek)”, alsmede in die bijlagen van de GVI die geheel of gedeeltelijk bestaan uit overzichten met feitelijke informatie die door elke lidstaat volgens de door hem toegepaste voorschriften moet worden verstrekt, en waarvan de aanneming, wijziging of bijwerking derhalve niet bij besluit van de Raad hoeft plaats te vinden.

(11)

Die onderdelen van de GVI en de bijlagen daarvan die niet hoeven te worden gewijzigd volgens een van de procedures van deze verordening, worden gewijzigd volgens de bepalingen van titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, leden 2 en 3, en artikel 67.

(12)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van dit instrument en is het instrument niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien dit instrument een akte vormt die ertoe strekt het Schengenacquis te ontwikkelen overeenkomstig het bepaalde in titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, is artikel 5 van voornoemd protocol van toepassing,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING AANGENOMEN:



Artikel 1

1.  De Raad, ►M1  handelend met gekwalificeerde meerderheid van stemmen ◄ , op initiatief van een van zijn leden of op voorstel van de Commissie, wijzigt, indien nodig, de delen II, III, V, VI, VII en VIII van de GVI, alsmede bijlage 2 (uitgezonderd overzicht B en de visumvereisten voor de in overzicht A vermelde landen waarvoor geen voorafgaande raadpleging hoeft plaats te vinden), de delen I en III van bijlage 3, alsmede de bijlagen 6, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 daarbij.

2.  De Raad, ►M1  handelend met gekwalificeerde meerderheid van stemmen ◄ , op initiatief van een van zijn leden of op voorstel van de Commissie, wijzigt, indien nodig, de inleiding en de delen I, II en III van het document „Schengen-raadplegingsnetwerk (Bestek)”, alsmede de bijlagen 2, 2A, 3, 4, 5, 7 en 8 daarbij.

3.  Voorzover dergelijke wijzigingen betrekking hebben op vertrouwelijke voorschriften en procedures, wordt de daarin vervatte informatie alleen medegedeeld aan door de lidstaten aangewezen autoriteiten en aan personen die door een lidstaat of door een instelling van de Europese Gemeenschappen, dan wel anderszins naar behoren gemachtigd zijn om van dergelijke informatie kennis te nemen.

Artikel 2

1.  Iedere lidstaat stelt de secretaris-generaal van de Raad in kennis van de wijzigingen die hij wenst aan te brengen in deel III van bijlage 1, overzicht A van bijlage 2 (met uitzondering van de visumvereisten voor de in dat overzicht vermelde landen waarvoor voorafgaande raadpleging dient plaats te vinden) en overzicht B van bijlage 2, deel II van bijlage 3, en de bijlagen 4, 5, 7 en 9 van de GVI, in het handboek inzake documenten waarin een visum kan worden aangebracht, alsmede in het handboek betreffende de afgifte van Schengenvisa in derde staten waar niet alle Schengenstaten vertegenwoordigd zijn en in de bijlagen 6 en 9 van het document „Schengen-raadplegingsnetwerk (Bestek)”.

2.  Indien een lidstaat een wijziging wenst aan te brengen in bijlage 4, 5B, 5C, 7 of 9, van de GVI legt deze eerst een wijzigingsvoorstel voor aan de andere lidstaten, zodat deze in de gelegenheid gesteld worden om daarop commentaar te leveren.

3.  Krachtens de leden 1 en 2 aangebrachte wijzigingen worden geacht van kracht te worden op de datum waarop de secretaris-generaal de leden van de Raad en de Commissie in kennis stelt van deze wijzigingen.

Artikel 3

Het secretariaat-generaal van de Raad is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de herziene versies van de GVI met bijlagen, van het handboek inzake documenten waarin een visum kan worden aangebracht, van het handboek betreffende de afgifte van Schengenvisa in derde staten waar niet alle Schengenstaten vertegenwoordigd zijn alsmede van het document „Schengen-raadplegingsnetwerk (Bestek)”, teneinde daarin wijzigingen aan te brengen die krachtens het bepaalde in de artikelen 1 en 2 van deze verordening worden aangebracht. Die versies worden voorzover nodig door het secretariaat-generaal aan de lidstaten toegezonden.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag waarop zij wordt aangenomen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.



( 1 ) PB C 164 van 14.6.2000, blz. 7.

( 2 ) Advies bekendgemaakt op 13 maart 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

( 3 ) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 1.

( 4 ) PB L 272 van 25.10.2000, blz. 24.

Top