EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016PC0053

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot instelling van een mechanisme voor informatie-uitwisseling met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten tussen lidstaten en derde landen op energiegebied en tot intrekking van Besluit nr. 994/2012/EU

COM/2016/053 final - 2016/031 (COD)

Brussel, 16.2.2016

COM(2016) 53 final

2016/0031(COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot instelling van een mechanisme voor informatie-uitwisseling met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten tussen lidstaten en derde landen op energiegebied en tot intrekking van Besluit nr. 994/2012/EU

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2016) 27 final}
{SWD(2016) 28 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In de Strategie voor de energie-unie (COM(2015) 80) is het volgende opgemerkt: "Een belangrijk element bij het waarborgen van de energie- en in het bijzonder de gasvoorzieningszekerheid is de volledige inachtneming van het EU-recht wanneer overeenkomsten voor het afnemen van energie uit derde landen worden gesloten". In diezelfde geest heeft de Europese Raad in zijn conclusies van 19 maart 2015 eveneens ervoor gepleit "dat alle overeenkomsten betreffende het aankopen van gas bij externe leveranciers volledig in overeenstemming zijn met het EU-recht, met name door de transparantie van die overeenkomsten en de verenigbaarheid met de EU-bepalingen inzake energiezekerheid te versterken".

Een mechanisme voor informatie-uitwisseling met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten op energiegebied (hierna "IGO's" genoemd) tussen lidstaten en derde landen is vastgesteld bij een besluit van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012, dat op 17 november 2012 in werking is getreden (hierna het "IGO-besluit" genoemd) 1 . Het belangrijkste kenmerk van dit mechanisme is dat de Commissie nalevingscontroles van de intergouvernementele overeenkomst verricht nadat een lidstaat en een derde land een dergelijke overeenkomst hebben gesloten.

Sinds 2012 heeft de Commissie aanzienlijke ervaring opgedaan met de uitvoering van dit mechanisme. In het algemeen, zoals blijkt uit de analyse in de effectbeoordeling van de herziening van het IGO-besluit en in het verslag aan het Europees Parlement en aan de Raad over de toepassing van het IGO-besluit, is de beoordeling van de Commissie dat het huidige systeem weliswaar nuttig is voor het ontvangen van informatie over bestaande IGO's en voor het identificeren van problemen die deze opleveren in termen van de verenigbaarheid ervan met het EU-recht, maar dat het niet volstaat om dergelijke problemen op te lossen. Zoals vermeld in de strategie voor de energie-unie blijkt met name: " uit de praktijk [...] dat heronderhandeling van dergelijke overeenkomsten zeer moeilijk is. De posities van de ondertekenende partijen zijn reeds ingenomen, en dat zorgt voor politieke druk om aan geen enkel aspect van de overeenkomst nog te raken".

Daarom zou betrokkenheid van de Commissie voordat een lidstaat en een derde land dergelijke overeenkomsten sluiten, een essentiële toegevoegde waarde bieden bij het oplossen van mogelijke conflicten tussen verplichtingen van de lidstaten op grond van internationaal verdragsrecht en het recht van de Unie.

In dit verband heeft de herziening van het IGO-besluit twee hoofddoelstellingen:

1) ervoor zorgen dat IGO's aan de EU-wetgeving voldoen om de goede werking van de interne markt te garanderen en de energiezekerheid in de EU te verbeteren; en

2) zorgen voor meer transparantie van IGO's om de kostenefficiëntie van de energievoorziening van de EU en de solidariteit tussen de lidstaten te vergroten.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Dit voorstel is in overeenstemming met een aantal maatregelen op EU-niveau ter verbetering van de werking van de Europese energiemarkt en ter vergroting van de energiezekerheid van de EU.

De herziening van het huidige IGO-besluit maakt deel uit van de in februari 2015 goedgekeurde strategie voor de energie-unie, waarin het algemene kader en de governancestructuur voor een hernieuwd EU-energiebeleid zijn vastgesteld.

De strategie voor de energie-unie voorziet in het bijbehorende actieplan in een aantal maatregelen ter verhoging van de energiezekerheid van de EU. Dit voorstel moet derhalve worden gezien in de context van andere initiatieven, zoals de herziening van de verordening betreffende de veiligstelling van de gaslevering 2 . Het IGO-besluit hangt nauw samen met de verordening betreffende de veiligstelling van de gaslevering, maar de werkingssfeer van het mechanisme voor informatie-uitwisseling dat ermee wordt vastgesteld, is ruimer. In het IGO-besluit worden IGO’s gedefinieerd als „juridisch bindende overeenkomsten tussen één of meer lidstaten en één of meer derde landen die een effect hebben op de werking of het functioneren van de interne energiemarkt of op de energievoorzieningszekerheid in de Unie”. Het IGO-besluit is derhalve van toepassing op alle IGO's op het gebied van de levering van energieproducten en de daaraan gerelateerde infrastructuur, en met name aardgas, olie en elektriciteit. Alleen IGO's betreffende vraagstukken die onder het Euratomverdrag vallen, vallen er niet onder. Voor die IGO's is in artikel 103 van het Euratom-Verdrag voorzien in een specifieke voorafgaande procedure.

Commerciële overeenkomsten tussen commerciële entiteiten vallen niet onder toepassingsgebied van het IGO-besluit 3 . Dit voorstel breidt het toepassingsgebied van het IGO-besluit niet uit tot commerciële contracten die verband houden met IGO's, aangezien, zoals vermeld in de strategie voor de energie-unie, deze kwestie, wat de commerciële gasleveringscontracten betreft, onder het voorstel voor een herziening van de verordening betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gaslevering valt.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Het voorstel levert niet alleen een bijdrage aan het energiebeleid van de EU. Door ervoor te zorgen dat IGO's aan de EU-wetgeving voldoen, draagt het tevens bij tot beleid op andere gebieden van EU-recht, zoals interne markt, mededinging en overheidsopdrachten.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De bovengenoemde doelstellingen van dit besluit zijn in overeenstemming met de volgende doelstellingen van het EU-Verdrag:

de continuïteit van de energievoorziening in de Unie waarborgen (artikel 194, lid 1, onder b, VWEU);

een goed functionerende interne energiemarkt tot stand brengen, in een geest van solidariteit tussen de lidstaten (artikel 3, lid 3, VEU; artikel 194, lid 1, VWEU).

Artikel 194 VWEU is derhalve de rechtsgrondslag voor het voorgestelde herziene IGO-besluit, zoals het geval was voor het huidige IGO-besluit dat op 25 oktober 2012 door het Europees Parlement en de Raad werd goedgekeurd.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Noodzaak van EU-actie: De juridische basis voor de herziening van het IGO-besluit is artikel 194 VWEU. Het IGO-besluit van 2012 is op deze grondslag vastgesteld, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. De invoering van een verplichte voorafgaande controle door de Commissie zou het IGO-besluit echter veranderen. Deze wijziging zou een verschuiving betekenen van de taken van de lidstaten naar de EU. Zoals hierboven uiteengezet, leert de ervaring dat de beoordeling door de lidstaten niet voldoende uitgebreid en toereikend is om te garanderen dat IGO's aan het recht van de Unie voldoen, hetgeen rechtsonzekerheid schept. De betrokkenheid vooraf van de Commissie zou een essentiële meerwaarde opleveren voor het oplossen van problemen (met name conflicten tussen verplichtingen van de lidstaten in de internationale verdragen en EU-wetgeving).

Meerwaarde voor de EU: De geleidelijke integratie van de energie -infrastructuur en -markten, de gemeenschappelijke afhankelijkheid van externe leveranciers, de noodzaak om voor solidariteit te zorgen in tijden van crisis, dat alles impliceert dat fundamentele politieke besluiten over energie niet uitsluitend op nationaal niveau mogen worden getroffen zonder betrokkenheid van de buurlanden en de EU. Het IGO-besluit staat op het kruispunt van de externe dimensie (aangezien het gaat om overeenkomsten met derde landen) en de interne markt (aangezien niet-conforme bepalingen zoals bestemmingsclausules negatieve gevolgen hebben voor het vrije verkeer van energieproducten binnen de interne markt). Versterking van de samenwerking en de transparantie op EU-niveau in het kader van dit voorstel heeft derhalve een duidelijke toegevoegde waarde.

Evenredigheid

De doelstellingen van dit voorstel zijn:

1) ervoor zorgen dat IGO's aan de Uniewetgeving voldoen om de goede werking van de interne markt te garanderen en de energiezekerheid in de EU te verbeteren; en

2) zorgen voor meer transparantie van IGO's om de kostenefficiëntie van de energievoorziening van de EU en de solidariteit tussen de lidstaten te vergroten.

Om deze doelstellingen te bereiken, wordt een mix van facultatieve standaardclausules en een evaluatie vooraf van intergouvernementele overeenkomsten vóór de ondertekening voorgesteld. Zoals in de effectbeoordeling voor de herziening van het IGO-besluit wordt uiteengezet, zou het behoud van het bestaande systeem niet efficiënt zijn. Met name is tot dusverre geen van de door de Commissie als problematisch aangemerkte IGO’s beëindigd.

Zo ook wordt in de effectbeoordeling geconcludeerd dat de optie "ontwikkeling van verplichte standaardclausules" de lidstaten zou kunnen helpen bij het vermijden van onverenigbaarheid met de wetgeving van de Unie, maar dat de sterk uiteenlopende situaties en bedrijfsmodellen die binnen de werkingssfeer van het IGO-besluit vallen, het onmogelijk maken om standaardclausules te ontwikkelen die nauwkeurig genoeg zijn om rechtszekerheid te bieden en een grondige beoordeling vooraf van de definitieve ontwerptekst te vervangen. Bovendien slagen de lidstaten er, afhankelijk van de onderhandelingspositie van het derde land, wellicht niet in bepaalde standaardclausules in een IGO op te nemen.

In de effectbeoordeling is daarom geconcludeerd dat de verplichte controle vooraf de minst strenge aanpak is om niet-conforme IGO’s te voorkomen.

Keuze van het instrument

De bestaande wetgeving op het betrokken gebied is het IGO-besluit. Dit voorstel is gericht op versterking en verbetering van de maatregelen en procedures van het bestaande besluit. Daarom was het passend om te kiezen voor een besluit als instrument. Gezien de omvang en de werkingssfeer van de nieuwe elementen, wordt in het ontwerpbesluit voorgesteld het huidige Besluit nr. 994/2012/EU in te trekken en te vervangen, in plaats van de huidige bepalingen te wijzigen.

3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Dit voorstel bouwt voort op de ervaring die de Commissie heeft opgedaan met de uitvoering van het IGO-besluit, sinds dat op 17 november 2012 in werking is getreden, en dat is geanalyseerd in het evaluatieverslag dat als bijlage bij de effectbeoordeling van de herziening van het IGO-besluit is gevoegd, alsmede in het verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van het huidige IGO-besluit.

In die verslagen is, wat de doeltreffendheid van het IGO-besluit betreft, geconcludeerd dat de bestaande bepalingen daarvan (met name het feit dat de daarin vastgestelde verenigbaarheidscontrole achteraf plaatsvindt), niet hebben geleid tot de omvorming van gesloten IGO's die niet aan de voorschriften voldeden en geen rechtstreeks effect hadden op de onderhandelingen van de lidstaten met derde landen. Met name is nooit enig ontwerp van een IGO op vrijwillige basis voor voorafgaande controle aan de Commissie voorgelegd. Daarom wordt het IGO-besluit in zijn huidige vorm als ondoeltreffend beschouwd.

In die verslagen wordt tevens geconcludeerd dat de kosten die verband houden met het huidige IGO-besluit, worden gerechtvaardigd door de voordelen die het biedt, aangezien het de werking van de interne energiemarkt waarborgt en bijdraagt tot de voorzieningszekerheid. Het IGO-besluit zou echter efficiënter kunnen zijn als de verenigbaarheidscontrole vooraf werd gedaan (in plaats van achteraf, zoals thans het geval is). Dit zou de rechtszekerheid sterk verbeteren en kostenbesparend zijn voor zowel de lidstaten als de Commissie.

Voorts wordt uit deze verslagen duidelijk dat IGO's een belangrijke rol zullen blijven spelen in de energiesector van de EU. Het IGO-besluit is derhalve relevant, maar het moet worden aangepast aan de veranderende aard van de energievoorziening en de aanvoerroutes. In die verslagen wordt ook benadrukt dat het IGO-besluit een duidelijke toegevoegde waarde voor de EU heeft, omdat het de samenwerking en transparantie op EU-niveau versterkt en bijdraagt tot de energievoorzieningszekerheid en de werking van de interne energiemarkt.

In die verslagen wordt kortom geconcludeerd dat de procedures van het huidige IGO-besluit niet volledig passend zijn, waarbij de belangrijkste procedurele kwestie in dit verband het feit is dat de verenigbaarheidcontrole in het huidige systeem achteraf plaatsvindt als gevolg van de harde interinstitutionele onderhandelingen bij de totstandkoming van het IGO-besluit in 2012.

Dit voorstel komt tegemoet aan de vastgestelde gebreken.

Raadplegingen van belanghebbenden

Van 28 juli tot 22 oktober 2015 vond een openbare raadpleging plaats. De Commissie heeft ongeveer 25 reacties van belanghebbenden ontvangen, waaronder de lidstaten en verschillende organisaties (van regulatoren en het bedrijfsleven), en het aantal reacties op de raadpleging kan als bevredigend worden beschouwd.

Alle respondenten onderstreepten het belang van IGO's voor de energievoorzieningszekerheid en van de goede werking van de interne energiemarkt. Over de noodzaak om het systeem dat door het huidige IGO-besluit is opgezet, te versterken, en hoe dit het beste zou kunnen gebeuren, waren de meningen van de respondenten verdeeld.

Een volledig verslag van de resultaten van de openbare raadpleging is opgenomen in de bijlage bij de effectbeoordeling van de herziening van het IGO-besluit, en de niet-vertrouwelijke antwoorden zijn gepubliceerd op de website van de Commissie 4 .

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Informatie over de uitvoering van het IGO-besluit is gedeeltelijk vertrouwelijk, als gevolg van enkele bepalingen van het IGO-besluit zelf (artikel 4 — Vertrouwelijkheid) of als gevolg van bepaalde uitzonderingen van Verordening (EG) nr. 1049/2001/EG inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie 5 (artikel 4, lid 1, onder a), derde streepje: bescherming van de internationale betrekkingen; artikel 4, lid 5: verzoek van een lidstaat tot het niet openbaar maken van een uit deze lidstaat afkomstig document zonder zijn voorafgaande toestemming; of artikel 4, lid 2, tweede streepje: bescherming van gerechtelijke procedures en juridisch advies). Onder meer om deze redenen van vertrouwelijkheid is besloten geen externe studie over de uitvoering van het huidige IGO-besluit te laten uitvoeren.

Effectbeoordeling

Alle voorgestelde maatregelen werden ondersteund door de effectbeoordeling. Het positieve advies van de raad voor regelgevingstoetsing werd afgegeven op 4 december 2015.

In totaal zijn tijdens de effectbeoordeling vijf beleidsopties onderzocht:

Optie 1: Referentiescenario: Het IGO-besluit blijft ongewijzigd, maar het inbreukbeleid wordt versterkt

Optie 2: In de IGO's op te nemen standaardclausules, die niet in strijd zijn met het EU-recht/de EU-richtsnoeren

Optie 3: Verplichte beoordeling vooraf van IGO's door de Commissie

Optie 4: Verplichte deelname van de Commissie als waarnemer aan onderhandelingen over IGO's

Optie 5: De Commissie onderhandelt over EU-overeenkomsten op het gebied van energie

De conclusie van de effectbeoordeling was dat optie 3 de meest effectieve, efficiënte en evenredige optie is.

Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

Het voorstel zal leiden tot een beperkte stijging van de administratieve lasten.

Grondrechten

Niet van toepassing.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Artikel 8 van het IGO-besluit bevat een evaluatieclausule. In dit artikel is bepaald dat de Commissie vóór 1 januari 2016 en daarna om de drie jaar een verslag moet opstellen.

Naast het evaluatieverslag in de bijlage bij de effectbeoordeling van de herziening van het IGO-besluit, gaat dit voorstel voor een herziening van het IGO-besluit vergezeld van een eerste verslag aan het Europees Parlement en de Raad.

Wat de toekomst betreft, is de Commissie van plan tegen 1 januari 2020 een volgende rapport uit te brengen, zoals bepaald in artikel 8 van het IGO-besluit.

Tot slot zal de Commissie, als hoedster van de Verdragen, indien nodig de procedure van artikel 258 van het Verdrag inleiden wanneer een lidstaat nalaat zijn verplichtingen betreffende de tenuitvoerlegging en de toepassing van het recht van de Unie na te leven.

Toelichtende stukken (voor richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Het nieuwe besluit bevat de volgende elementen:

1.Verplichtingen tot kennisgeving met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten:

verplichting van de lidstaat om de Commissie in kennis te stellen van zijn voornemen om onderhandelingen te openen met derde landen over de sluiting van nieuwe internationale overeenkomsten of de wijziging van bestaande overeenkomsten;

nadat kennis is gegeven van de onderhandelingen moet de Commissie op de hoogte worden gehouden;

wanneer de lidstaat de Commissie in kennis stelt van de onderhandelingen, kunnen de diensten van de Commissie de lidstaat adviseren hoe zij onverenigbaarheid van de intergouvernementele overeenkomst met het recht van de Unie of met beleidsstandpunten die in de conclusies van de Raad of de Europese Raad zijn vastgesteld, kan voorkomen;

verplichting van de lidstaat om de Commissie in kennis te stellen van een ontwerp van intergouvernementele overeenkomst of van een ontwerpwijziging met alle bijbehorende documenten, zodra bij de onderhandelingen met de partijen overeenstemming is bereikt over alle belangrijke elementen voor de beoordeling vooraf door de Commissie;

verplichting van de lidstaat om de Commissie in kennis te stellen van een intergouvernementele overeenkomst of een wijziging met alle bijbehorende documenten na ratificatie;

verplichting van de lidstaat om de Commissie in kennis te stellen van alle bestaande intergouvernementele overeenkomsten of wijzigingen daarvan met alle bijbehorende documenten;

overeenkomsten tussen ondernemingen vallen niet onder de verplichtingen tot kennisgeving, maar kunnen op vrijwillige basis worden gemeld;

verplichting van de Commissie om de informatie en documenten die zij heeft ontvangen met andere lidstaten te delen, voor zover de bepalingen inzake vertrouwelijkheid dit toelaten.

2.Beoordeling door de Commissie:

verplichting van de Commissie om binnen zes weken een evaluatie vooraf uit te voeren van het ontwerp van intergouvernementele overeenkomst of van een ontwerpwijziging, en de lidstaten in kennis te stellen van eventuele twijfels die zij heeft ten aanzien van de verenigbaarheid met het recht van de Unie, in het bijzonder met de wetgeving inzake de interne energiemarkt en het mededingingsrecht van de Unie;

verplichting van de Commissie om de lidstaat binnen 12 weken na de datum van kennisgeving in kennis te stellen van haar standpunt over de verenigbaarheid van de intergouvernementele overeenkomst of van de wijziging daarvan met het recht van de Unie;

de lidstaat sluit de voorgestelde intergouvernementele overeenkomst of de wijziging daarvan pas wanneer de Commissie de lidstaat in kennis heeft gesteld van haar eventuele twijfels en haar advies. Bij het sluiten van de voorgestelde overeenkomst of de wijziging, houdt de lidstaat zoveel mogelijk rekening met het advies van de Commissie;

verplichting van de Commissie om een evaluatie achteraf uit te voeren van bestaande intergouvernementele overeenkomsten of wijzigingen daarvan en om de lidstaten binnen negen maanden na de kennisgeving daarover te informeren in geval van twijfel ten aanzien van de verenigbaarheid van deze overeenkomsten met het recht van de Unie.

3.Verplichtingen tot kennisgeving en evaluatie door de Commissie met betrekking tot niet-bindende instrumenten:

verplichting van de lidstaat om de Commissie alle bestaande en toekomstige niet-bindende instrumenten met alle bijbehorende documenten mee te delen;

de Commissie kan een beoordeling achteraf van ingediende niet-bindende instrumenten uitvoeren en de lidstaat ervan in kennis stellen indien zij van mening is dat de maatregelen ter uitvoering van het niet-bindende instrument in strijd kunnen zijn met het recht van de Unie;

verplichting van de Commissie om documenten die zij heeft ontvangen met andere lidstaten te delen, voor zover de bepalingen inzake vertrouwelijkheid dit toelaten.

2016/0031 (COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot instelling van een mechanisme voor informatie-uitwisseling met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten tussen lidstaten en derde landen op energiegebied en tot intrekking van Besluit nr. 994/2012/EU

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 194, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 6 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,  7

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Voor de goede werking van de interne energiemarkt is het nodig dat de energie die in de Unie wordt ingevoerd, volledig onderworpen is aan de regels voor de interne energiemarkt. Een interne energiemarkt die niet correct functioneert, plaatst de Unie in een kwetsbare en onvoordelige positie wat betreft energievoorzieningszekerheid, en doet afbreuk aan de potentiële voordelen van die markt voor de consumenten en het bedrijfsleven in Europa.

(2)Het doel van de strategie voor de energie-unie, die de Commissie op 25 februari 2015 heeft goedgekeurd 8 , is de consumenten betrouwbare, duurzame, concurrerende en betaalbare energie te bieden. Preciezer gezegd, de strategie voor de energie-unie benadrukt dat volledige inachtneming van het recht van de Unie bij het sluiten van overeenkomsten voor het afnemen van energie uit derde landen, een belangrijk onderdeel vormt voor het waarborgen van de energiezekerheid, voortbouwend op de reeds uitgevoerde analyse in de Europese strategie voor energiezekerheid van mei 2014 9 . In dezelfde geest heeft de Europese Raad in zijn conclusies van 19 maart 2015 er tevens toe opgeroepen dat alle overeenkomsten betreffende het aankopen van gas bij externe leveranciers volledig in overeenstemming zijn met het recht van de Unie, met name door de transparantie van die overeenkomsten en de verenigbaarheid met de bepalingen van de Unie inzake energiezekerheid te versterken.

(3)Besluit nr. 994/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad 10 was nuttig voor het vergaren van informatie over bestaande intergouvernementele overeenkomsten en voor het identificeren van problemen die deze opleveren in termen van de verenigbaarheid ervan met het recht van de Unie.

(4)Besluit nr. 994/2012/EU bleek echter niet doeltreffend te zijn om te garanderen dat intergouvernementele overeenkomsten aan het recht van de Unie voldoen. Dat besluit berustte voornamelijk op de beoordeling door de Commissie van intergouvernementele overeenkomsten nadat die door de lidstaten met een derde land waren gesloten. Uit de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van Besluit nr. 994/2012/EU is gebleken dat een dergelijke beoordeling achteraf de mogelijkheden om te garanderen dat intergouvernementele overeenkomsten aan het recht van de Unie voldoen, niet ten volle benut. Met name bevatten intergouvernementele overeenkomsten vaak geen passende beëindigings- of aanpassingsbepalingen op grond waarvan de lidstaten de intergouvernementele overeenkomst binnen een redelijke termijn met het recht van de Unie in overeenstemming kunnen brengen. Bovendien zijn de posities van de ondertekenende partijen reeds ingenomen, en dat zorgt voor politieke druk om aan geen enkel aspect van de overeenkomst nog te raken.

(5)Om te voorkomen dat niet wordt voldaan aan het recht van de Unie en om de transparantie te vergroten, moeten de lidstaten de Commissie zo spoedig mogelijk in kennis stellen van hun voornemen om onderhandelingen te openen met het oog op nieuwe intergouvernementele overeenkomsten of wijzigingen van bestaande intergouvernementele overeenkomsten. De Commissie moet regelmatig worden geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen. Lidstaten moeten de mogelijkheid hebben de Commissie uit te nodigen om als waarnemer aan de onderhandelingen deel te nemen.

(6)Tijdens de onderhandelingen moet de Commissie de mogelijkheid hebben om te adviseren over de manier waarop onverenigbaarheid met het recht van de Unie kan worden voorkomen. Met name zou de Commissie samen met de lidstaten facultatieve standaardclausules of richtsnoeren kunnen ontwikkelen. De Commissie moet de mogelijkheid hebben om de aandacht te vestigen op de beleidsdoelstellingen van het energiebeleid van de Unie en het beginsel van de solidariteit tussen de lidstaten, alsmede op de beleidsstandpunten die in de conclusies van de Raad of de Europese Raad zijn vastgesteld.

(7)Om te garanderen dat aan het recht van de Unie wordt voldaan, moeten de lidstaten het ontwerp van intergouvernementele overeenkomst (vooraf) aan de Commissie meedelen, voordat het voor de partijen juridisch bindend wordt. In een geest van samenwerking moet de Commissie de lidstaat helpen bij het identificeren van problemen ten aanzien van de vraag of het ontwerp van intergouvernementele overeenkomst dan wel de ontwerpwijziging aan het recht van de Unie voldoet. De betrokken lidstaat zou dan beter zijn voorbereid om een overeenkomst te sluiten die voldoet aan het recht van de Unie. De Commissie dient over voldoende tijd te beschikken voor een dergelijke beoordeling om te zorgen voor een zo groot mogelijke rechtszekerheid zonder onnodige vertragingen. Om ten volle te kunnen profiteren van de steun van de Commissie moeten de lidstaten afzien van het sluiten van een intergouvernementele overeenkomst totdat de Commissie de lidstaat op de hoogte heeft gebracht van haar beoordeling. De lidstaten moeten het nodige doen om een passende oplossing te vinden om de vastgestelde onverenigbaarheid op te heffen.

(8)In het licht van de strategie voor de energie-unie, blijft transparantie met betrekking tot eerdere en toekomstige intergouvernementele overeenkomsten van het allergrootste belang. De lidstaten moeten derhalve aan de Commissie kennis blijven geven van alle bestaande en toekomstige intergouvernementele overeenkomsten, ongeacht of zij in werking zijn getreden of voorlopig worden toegepast in de zin van artikel 25 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht, en van alle nieuwe intergouvernementele overeenkomsten.

(9)De Commissie moet nagaan of intergouvernementele overeenkomsten die in werking zijn getreden of voorlopig worden toegepast vóór de inwerkingtreding van dit besluit verenigbaar zijn met het recht van de Unie, en de lidstaten hiervan in kennis stellen. In geval van onverenigbaarheid moeten de lidstaten het nodige doen om een passende oplossing te vinden om de vastgestelde onverenigbaarheid op te heffen.

(10)Dit besluit dient alleen van toepassing te zijn op intergouvernementele overeenkomsten die een effect hebben op de interne energiemarkt of op de energievoorzieningszekerheid in de Unie. In geval van twijfel moeten de lidstaten de Commissie raadplegen. In beginsel hebben overeenkomsten die niet langer van kracht zijn of niet meer worden toegepast, geen effect op de interne energiemarkt of op de energievoorzieningszekerheid in de Unie; zij vallen derhalve niet onder dit besluit.

(11)De lidstaten brengen niet alleen door het sluiten van intergouvernementele overeenkomsten betrekkingen met derde landen tot stand, maar ook door middel van niet-bindende instrumenten. Ook al betreft het juridisch niet-bindende instrumenten, toch kunnen zij worden gebruikt om een gedetailleerd kader voor de energie-infrastructuur en de energievoorziening vast te stellen. In dit verband kunnen niet-bindende instrumenten voor de interne energiemarkt soortgelijke gevolgen hebben als intergouvernementele overeenkomsten, aangezien de invoering ervan zou kunnen leiden tot een schending van het recht van de Unie. Om voor meer transparantie te zorgen met betrekking tot alle maatregelen die door de lidstaten worden toegepast en die een effect kunnen hebben op de interne energiemarkt en de energiezekerheid, moeten de lidstaten de Commissie derhalve achteraf ook in kennis stellen van de betrokken niet-bindende instrumenten. De Commissie moet de ingediende niet-bindende instrumenten beoordelen en, in voorkomend geval, de lidstaat daarvan in kennis stellen.

(12)Intergouvernementele overeenkomsten of niet-bindende instrumenten die in hun geheel moeten worden gemeld bij de Commissie op grond van andere wetgeving van de Unie, of die betrekking hebben op aangelegenheden zoals die in het kader van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, vallen niet onder dit besluit.

(13)Dit besluit mag geen verplichtingen scheppen ten aanzien van overeenkomsten tussen ondernemingen. De lidstaten mogen de Commissie evenwel op vrijwillige basis in kennis stellen van dergelijke overeenkomsten die uitdrukkelijk worden genoemd in intergouvernementele overeenkomsten of niet-bindende instrumenten.

(14)De Commissie moet informatie die zij heeft ontvangen in beveiligde elektronische vorm ter beschikking van alle andere lidstaten stellen. De Commissie moet verzoeken van lidstaten eerbiedigen om bij haar ingediende informatie vertrouwelijk te behandelen. Verzoeken om vertrouwelijke behandeling mogen echter niet de toegang van de Commissie zelf tot vertrouwelijke informatie beperken, aangezien de Commissie voor haar eigen beoordelingen volledige informatie nodig heeft. De Commissie dient ervoor verantwoordelijk te zijn dat de inachtneming van de vertrouwelijkheidsclausule wordt gewaarborgd. Verzoeken om vertrouwelijke behandeling dienen het recht op toegang tot documenten dat is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad 11 , onverlet te laten.

(15)Indien een lidstaat een intergouvernementele overeenkomst als vertrouwelijk beschouwt, verstrekt hij de Commissie een samenvatting die aan de overige lidstaten kan worden toegezonden.

(16)Een permanente uitwisseling van informatie met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten op communautair niveau moet de ontwikkeling van beste praktijken mogelijk maken. Op basis van deze beste praktijken moet de Commissie, zo nodig in samenwerking met de Europese Dienst voor extern optreden, wat het externe beleid van de Unie betreft, facultatieve standaardclausules opstellen voor gebruik in intergouvernementele overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen. Het gebruik van deze standaardclausules is bedoeld om te voorkomen dat intergouvernementele overeenkomsten strijdig zijn met het recht van de Unie, in het bijzonder de wetgeving inzake de interne energiemarkt en de mededingingswetgeving, of strijdig zijn met door de Unie gesloten internationale overeenkomsten. Het gebruik ervan moet facultatief zijn, en de inhoud moet aan elke bijzondere situatie aangepast kunnen worden.

(17)De verbeterde wederzijdse kennis van bestaande en nieuwe intergouvernementele overeenkomsten en van niet-bindende instrumenten moet betere coördinatie op het gebied van energieaangelegenheden tussen de lidstaten, en tussen de lidstaten en de Commissie mogelijk maken. Door een dergelijke verbeterde coördinatie kunnen de lidstaten ten volle profiteren van het politieke en economische gewicht van de Unie en kan de Commissie oplossingen voorstellen voor eventuele problemen op het gebied van intergouvernementele overeenkomsten.

(18)De Commissie dient de coördinatie tussen de lidstaten te vergemakkelijken en te stimuleren om de algehele strategische rol van de Unie te versterken door een sterke en effectief gecoördineerde benadering ten aanzien van producerende, doorvoer- en afnemerlanden.

(19)Aangezien de doelstelling van dit besluit, namelijk de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten op energiegebied, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar, gelet op de effecten van dit besluit, dat in alle lidstaten toepasselijk is, beter op het niveau van de Unie kan worden bereikt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(20)De bepalingen van dit besluit laten de toepassing van de regels van de Unie inzake inbreuken, overheidssteun en mededinging onverlet. Met name heeft de Commissie op grond van artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) het recht een inbreukprocedure in te leiden wanneer zij van oordeel is dat een lidstaat een krachtens het VWEU op hem rustende verplichting niet is nagekomen.

(21)In 2020 dient de Commissie te beoordelen of dit besluit doeltreffend genoeg is om te garanderen dat intergouvernementele overeenkomsten aan het recht van de Unie voldoen en te zorgen voor een hoge mate van coördinatie tussen de lidstaten met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten op het gebied van energie.

(22)Besluit nr. 994/2012/EU moet worden ingetrokken.

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.Bij dit besluit wordt een mechanisme vastgesteld voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten op het gebied van energie, zoals bepaald in artikel 2, teneinde de werking van de interne energiemarkt te optimaliseren.

2.Dit besluit is niet van toepassing op intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten die reeds volledig onderworpen zijn aan andere kennisgevingsprocedures krachtens het recht van de Unie.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

1."intergouvernementele overeenkomst": een juridisch bindende overeenkomst tussen één of meer lidstaten en één of meer derde landen die een effect heeft op de werking of het functioneren van de interne energiemarkt of op de energievoorzieningszekerheid in de Unie; indien een dergelijke juridisch bindende overeenkomst echter ook betrekking heeft op andere aangelegenheden, worden uitsluitend de bepalingen die energie betreffen, inclusief de algemene bepalingen die op die energiegerelateerde bepalingen betrekking hebben, geacht een "intergouvernementele overeenkomst" te vormen;

2."bestaande intergouvernementele overeenkomst": een intergouvernementele overeenkomst die in werking is getreden of voorlopig wordt toegepast vóór de inwerkingtreding van dit besluit;

3."niet-bindend instrument": een juridisch niet-bindende regeling tussen één of meer lidstaten en één of meer derde landen, zoals een memorandum van overeenstemming, een gezamenlijke verklaring, een gezamenlijke ministersverklaring, een gemeenschappelijk optreden of een gemeenschappelijke gedragscode, waarin interpretaties van het recht van de Unie zijn opgenomen en de voorwaarden voor energievoorziening (zoals hoeveelheden en prijzen) of de ontwikkeling van energie-infrastructuur zijn vastgesteld;

4."bestaand niet-bindend instrument": een juridisch niet-bindend instrument dat is ondertekend of anderszins overeengekomen vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 3

Verplichtingen tot kennisgeving met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten

1.Indien een lidstaat voornemens is onderhandelingen te beginnen met een derde land om een bestaande intergouvernementele overeenkomst te wijzigen of een nieuwe intergouvernementele overeenkomst te sluiten, stelt de lidstaat de Commissie op het vroegst mogelijke moment voorafgaand aan de geplande opening van de formele onderhandelingen schriftelijk van dit voornemen in kennis.

Indien de betrokken lidstaat de Commissie een dergelijke kennisgeving met betrekking tot onderhandelingen doet, houdt hij de Commissie regelmatig op de hoogte van de voortgang van de onderhandelingen.

2.Zodra de partijen een akkoord hebben bereikt over alle belangrijke elementen van het ontwerp van een intergouvernementele overeenkomst of van een wijziging van een bestaande intergouvernementele overeenkomst, maar vóór de afsluiting van de formele onderhandelingen, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van de ontwerpovereenkomst of de ontwerpwijziging, en van de eventuele bijlagen daarbij, voor de beoordeling vooraf overeenkomstig artikel 5.

Wanneer het ontwerp van intergouvernementele overeenkomst of van wijziging van een bestaande intergouvernementele overeenkomst uitdrukkelijk naar andere teksten verwijst, doet de betrokken lidstaat de Commissie ook deze andere teksten toekomen, voor zover deze onderdelen bevatten die een effect hebben op de werking van de interne energiemarkt of op de energievoorzieningszekerheid in de Unie.

3.Zodra een intergouvernementele overeenkomst of een wijziging van een intergouvernementele overeenkomst is geratificeerd, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van die intergouvernementele overeenkomst of van die wijziging, met inbegrip van eventuele bijlagen daarbij.

Wanneer de geratificeerde intergouvernementele overeenkomst of wijziging van een bestaande intergouvernementele overeenkomst uitdrukkelijk naar andere teksten verwijst, doet de betrokken lidstaat de Commissie ook deze andere teksten toekomen, voor zover ze onderdelen bevatten die een effect kunnen hebben op de werking van de interne energiemarkt of op de energievoorzieningszekerheid in de Unie.

4.De verplichting om de Commissie overeenkomstig de leden 2 en 3 in kennis te stellen, is niet van toepassing op overeenkomsten tussen ondernemingen.

5.Alle kennisgevingen overeenkomstig de leden 1 tot en met 3, artikel 6, leden 1 en 2, en artikel 7, leden 1 en 2, worden ingediend via een webapplicatie die door de Commissie ter beschikking wordt gesteld. De in artikel 5, leden 1 en 2, en artikel 6, lid 3, bedoelde termijnen beginnen op de datum waarop het volledige kennisgevingsdossier in de applicatie is geregistreerd.

Artikel 4

Bijstand door de Commissie

1.Indien een lidstaat de Commissie overeenkomstig artikel 3, lid 1, in kennis stelt van onderhandelingen, kan de Commissie de betrokken lidstaat adviseren over de wijze waarop onverenigbaarheid van de intergouvernementele overeenkomst of van de wijziging van een bestaande intergouvernementele overeenkomst met het recht van de Unie kan worden vermeden. Die lidstaat kan de Commissie ook verzoeken om bijstand tijdens die onderhandelingen.

2.Op verzoek van de betrokken lidstaat of op verzoek van de Commissie en met de schriftelijke toestemming van de betrokken lidstaat kan de Commissie als waarnemer bij de onderhandelingen aanwezig zijn.

3.Wanneer de Commissie als waarnemer deelneemt, kan zij de betrokken lidstaat adviseren over de wijze waarop onverenigbaarheid van de intergouvernementele overeenkomst of de wijziging waarover wordt onderhandeld met het recht van de Unie kan worden vermeden.

Artikel 5

Beoordeling door de Commissie

1.De Commissie deelt de betrokken lidstaat binnen zes weken na de datum van kennisgeving van het volledige ontwerp van intergouvernementele overeenkomst of van de ontwerpwijziging, met inbegrip van de bijlagen daarbij, overeenkomstig artikel 3, lid 2, mee of zij twijfels heeft betreffende de verenigbaarheid van de overeenkomst of de wijziging met het recht van de Unie, met name het recht van de Unie op het gebied van de interne energiemarkt en mededinging. De Commissie wordt geacht geen twijfels te hebben indien zij binnen die termijn niet reageert.

2.Indien de Commissie de betrokken lidstaat overeenkomstig lid 1 meedeelt dat zij twijfels heeft, brengt zij de betrokken lidstaat binnen twaalf weken na de datum van de in lid 1 bedoelde kennisgeving (de onderzoekstermijn) advies uit over de verenigbaarheid met het recht van de Unie, met name op het gebied van de interne energiemarkt en de mededinging, van het ontwerp van intergouvernementele overeenkomst of de ontwerpwijziging. De Commissie wordt geacht geen bezwaren te hebben gemaakt, indien zij binnen die termijn geen advies uitbrengt.

3.Indien de betrokken lidstaat daarmee instemt, kunnen de in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen worden verlengd. De in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen worden in overleg met de Commissie ingekort als de omstandigheden dat vereisen.

4.De lidstaat zal een ontwerp van intergouvernementele overeenkomst of de ontwerpwijziging van een bestaande intergouvernementele overeenkomst niet ondertekenen, ratificeren of ermee instemmen totdat de Commissie de lidstaat haar twijfels overeenkomstig lid 1 heeft meegedeeld, of, indien van toepassing, haar advies overeenkomstig lid 2 heeft uitgebracht, of, wanneer een antwoord of advies van de Commissie uitblijft, totdat de termijnen als bedoeld in lid 1 of, indien van toepassing, lid 2, zijn verstreken.

Bij de ondertekening of ratificering van of de instemming met een intergouvernementele overeenkomst of een wijziging, houdt de betrokken lidstaat zoveel mogelijk rekening met het in lid 2 bedoelde advies van de Commissie.

Artikel 6

Verplichtingen tot kennisgeving en evaluatie door de Commissie met betrekking tot bestaande intergouvernementele overeenkomsten

1.Uiterlijk [3 maanden na de inwerkingtreding van dit besluit] stellen de lidstaten de Commissie in kennis van alle bestaande intergouvernementele overeenkomsten, met inbegrip van de bijlagen daarbij en de amendementen daarop.

Wanneer de bestaande intergouvernementele overeenkomst uitdrukkelijk naar andere teksten verwijst, doet de betrokken lidstaat de Commissie ook deze andere teksten toekomen, voor zover deze onderdelen bevatten die een effect kunnen hebben op de werking van de interne energiemarkt of op de energievoorzieningszekerheid in de Unie.

De verplichting om de Commissie overeenkomstig dit lid in kennis te stellen, is niet van toepassing op overeenkomsten tussen ondernemingen.

2.Voor de toepassing van dit besluit worden bestaande intergouvernementele overeenkomsten waarvan op de datum van inwerkingtreding van dit besluit reeds aan de Commissie kennis was gegeven op grond van artikel 3, lid 1 of lid 5, van Besluit nr. 994/2012/EU, of artikel 13, lid 6, onder a), van Verordening (EU) nr. 994/2010, geacht te zijn gemeld voor de doeleinden van lid 1 van dit artikel, mits die melding voldoet aan de vereisten van dat lid.

3.De Commissie beoordeelt intergouvernementele overeenkomsten waarvan overeenkomstig lid 1 of lid 2 kennis is gegeven. Indien de Commissie na haar eerste beoordeling twijfels heeft wat betreft de verenigbaarheid van die overeenkomsten met het recht van de Unie, met name op het gebied van de interne energiemarkt en de mededinging, brengt de Commissie de betrokken lidstaten hiervan binnen negen maanden na kennisgeving van die overeenkomsten op de hoogte.

Artikel 7

Verplichtingen tot kennisgeving en evaluatie door de Commissie met betrekking tot niet-bindende instrumenten

1.Zodra een niet-bindend instrument of een wijziging van een niet-bindend instrument wordt vastgesteld, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van dat niet-bindende instrument of van die wijziging, met inbegrip van de bijbehorende bijlagen.

Wanneer het niet-bindende instrument of de wijziging van het niet-bindende instrument uitdrukkelijk naar andere teksten verwijst, doet de betrokken lidstaat de Commissie ook deze andere teksten toekomen, voor zover deze onderdelen bevatten die een effect kunnen hebben op de werking van de interne energiemarkt of op de energievoorzieningszekerheid in de Unie.

2.Uiterlijk [3 maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking] stellen de lidstaten de Commissie in kennis van alle bestaande niet-bindende instrumenten, met inbegrip van de bijlagen daarbij en de amendementen daarop.

Wanneer het bestaande niet-bindende instrument uitdrukkelijk naar andere teksten verwijst, doet de betrokken lidstaat de Commissie ook deze andere teksten toekomen, voor zover deze onderdelen bevatten die een effect kunnen hebben op de werking van de interne energiemarkt of op de energievoorzieningszekerheid in de Unie.

3.De verplichting om de Commissie overeenkomstig de leden 1 en 2 in kennis te stellen, is niet van toepassing op overeenkomsten tussen ondernemingen.

4.Indien de Commissie na haar eerste beoordeling van mening is dat de maatregelen ter uitvoering van de niet-bindende instrumenten waarvan zij op grond van de leden 1 en 2 in kennis is gesteld, strijdig zouden kunnen zijn met het recht van de Unie, met name op het gebied van de interne energiemarkt en het mededingingsrecht, kan de Commissie de betrokken lidstaat daarvan op de hoogte brengen.

Artikel 8

Transparantie en vertrouwelijkheid

1.Wanneer een lidstaat informatie verstrekt aan de Commissie op grond van artikel 3, leden 1 tot en met 3, artikel 6, lid 1, en artikel 7, leden 1 en 2, mag hij aangeven of er een gedeelte van de informatie, van commerciële of andere aard, waarvan de bekendmaking schade zou toebrengen aan de activiteiten van de betrokken partijen, als vertrouwelijk moet worden beschouwd en of de verstrekte informatie gedeeld kan worden met andere lidstaten.

De lidstaten geven dit met betrekking tot de in artikel 6, lid 2, bedoelde bestaande overeenkomsten uiterlijk [3 maanden na de inwerkingtreding van dit besluit] aan.

2.Indien een lidstaat de informatie niet overeenkomstig lid 1 als vertrouwelijk heeft aangemerkt, stelt de Commissie deze informatie in beveiligde elektronische vorm ter beschikking van alle andere lidstaten.

3.Wanneer een lidstaat een bestaande intergouvernementele overeenkomst, een wijziging van een bestaande intergouvernementele overeenkomst, een nieuwe intergouvernementele overeenkomst, een bestaand niet-bindend instrument, een wijziging van een bestaand niet-bindend instrument of een nieuw niet-bindend instrument overeenkomstig lid 1 als vertrouwelijk heeft aangemerkt, stelt die lidstaat een samenvatting van de verstrekte informatie beschikbaar.

Die samenvatting bevat ten minste de volgende informatie betreffende de intergouvernementele overeenkomst, het niet-bindende instrument of de wijziging in kwestie:

(a)het onderwerp;

(b)het doel en de werkingssfeer;

(c)de duur;

(d)de partijen;

(e)informatie over de hoofdpunten.

Dit lid is niet van toepassing op informatie die overeenkomstig artikel 3, leden 1 en 2, is verstrekt.

4.De Commissie stelt de in lid 3 bedoelde samenvatting in elektronische vorm ter beschikking van alle andere lidstaten.

5.Verzoeken om vertrouwelijke behandeling in het kader van dit artikel houden geen beperking in van de toegang van de Commissie zelf tot vertrouwelijke informatie. De Commissie garandeert dat de toegang tot vertrouwelijke informatie strikt beperkt blijft tot de Commissiediensten die absoluut over deze informatie moeten kunnen beschikken.

Artikel 9

Coördinatie tussen de lidstaten

De Commissie vergemakkelijkt en stimuleert de coördinatie tussen de lidstaten met het oog op:

(a)het beoordelen van ontwikkelingen met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten, en het nastreven van consistentie en coherentie in de externe betrekkingen van de Unie op energiegebied met de producerende, doorvoer- en afnemerlanden;

(b)het identificeren van gemeenschappelijke problemen in verband met intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten, en het overwegen van passende maatregelen en zo nodig het aandragen van oplossingen voor deze problemen;

(c)het ontwikkelen, op basis van beste praktijken en in overleg met de lidstaten, van facultatieve standaardclausules waarmee, indien zij worden toegepast, toekomstige intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten aanmerkelijk beter voldoen aan het recht van de Unie;

(d)het ondersteunen, waar nodig, van de ontwikkeling van multilaterale intergouvernementele overeenkomsten of niet-bindende instrumenten met meerdere lidstaten of de Unie als geheel.

Artikel 10

Rapportage en toetsingen

1.Uiterlijk op 1 januari 2020 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een verslag in over de toepassing van dit besluit.

2.In het verslag wordt in het bijzonder beoordeeld in hoeverre dit besluit bevordert dat intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten voldoen aan het recht van de Unie, en zorgt voor een hoge mate van coördinatie tussen de lidstaten met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten. Het verslag omvat verder een beoordeling betreffende de invloed die dit besluit heeft op de onderhandelingen van de lidstaten met derde landen en betreffende de vraag of de werkingssfeer van dit besluit en de in dit besluit vastgestelde procedures passend zijn.

Artikel 11

Intrekking

Besluit nr. 994/2012/EU wordt ingetrokken.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 13

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1) Besluit nr. 994/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een mechanisme voor informatie-uitwisseling met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen op energiegebied.
(2) Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gaslevering en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (ref. XXX).
(3) In overweging 7 van het IGO-besluit wordt benadrukt dat dat besluit geen verplichtingen schept ten aanzien van overeenkomsten tussen commerciële entiteiten. Deze overweging maakt ook duidelijk dat de lidstaten op vrijwillige basis bij de Commissie overeenkomsten kunnen melden die uitdrukkelijk in IGO's worden genoemd.
(4) https://ec.europa.eu/energy/en/consultations/consultation-review-intergovernmental-agreements-decision  
(5) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.
(6) PB C van , blz. .
(7) PB C van , blz. .
(8) COM(2015) 80 final.
(9) COM(2014) 330 final.
(10) PB L 299 van 27.10.2012, blz. 13.
(11) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 48).
Top