This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62014FJ0011
Dupré/EDEO
Dupré/EDEO
ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE
(Tweede kamer)
18 mei 2015
Bruno Dupré
tegen
Europese Dienst voor extern optreden (EDEO)
„Openbare dienst — Personeel van EDEO — Tijdelijk functionaris — Artikel 98 van het Statuut — Artikel 2, onder e), RAP — Aanstellingsovereenkomst — Indeling — Exceptie van onwettigheid van de kennisgeving van vacature — Post van de rang AD 5 die openstaat voor het personeel van nationale diplomatieke diensten en ambtenaren van de rang AD 5-AD 14 — Beginsel van overeenstemming tussen de rang en het ambt — Arrest bij verstek”
Betreft:
Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Dupré vraagt om nietigverklaring van zijn op 1 april 2013 ondertekende aanstellingsovereenkomst als tijdelijk functionaris bij de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), voor zover hij daarbij is ingedeeld in de rang AD 5, en om vergoeding van de schade die hij zou hebben geleden.
Beslissing:
Het beroep wordt verworpen. Elke partij draagt haar eigen kosten.
Samenvatting
Ambtenaren – Tijdelijk functionarissen – Aanwerving – Indeling in rang – Overeenstemming tussen de rang en het ambt – Aanstelling in een post die eerder door een ambtenaar van een hogere rang was bezet – Omstandigheid die zich niet verzet tegen de aanwerving in een lagere rang – Aanstelling als tijdelijk functionaris van een personeelslid van de nationale diplomatieke dienst van een lidstaat – Inaanmerkingneming van de functie die eerder als gedetacheerd nationaal deskundige is uitgeoefend – Uitgesloten
[Ambtenarenstatuut, art. 5, 32 en 98, lid 1; Regeling andere personeelsleden, art. 2, onder e), 15, lid 1, en 50 ter; besluit 2010/427 van de Raad]
Ambtenaren – Aanwerving – Indeling in rang – Invoering van een nieuwe loopbaanstructuur bij verordening nr. 723/2004 – Overeenstemming tussen de rang en het ambt – Uitsluitend schending wanneer een functie wordt uitgeoefend die duidelijk onder de betrokken rang en het ambt ligt
(Ambtenarenstatuut, art. 7 en bijlage I, punt A)
Ambtenaren – Aanwerving – Indeling in rang – Aanstelling als tijdelijk functionaris van een personeelslid van de nationale diplomatieke dienst van een lidstaat – Indeling in de rang van de kennisgeving van vacature zonder rekening te houden met de diensttijd – Verschil in behandeling in vergelijking met ambtenaren in vaste dienst die recht op behoud van hun rang hebben – Geen discriminatie
[Handvest van de grondrechten, art. 21, lid 1; Ambtenarenstatuut, art. 1 quinquies; Regeling andere personeelsleden, art. 2, onder e) en 50 ter; besluit 2010/427 van de Raad, art. 6, lid 7]
De regel van overeenstemming tussen de rang en het ambt impliceert dat de door de ambtenaar of functionaris uitgeoefende functie wordt vergeleken met zijn rang in de hiërarchie, rekening houdend met de aard, het belang en de omvang van die functie.
De omstandigheid dat een ambtenaar of functionaris wordt aangesteld in een post die eerder door een ambtenaar van een hogere rang werd vervuld kan geen afbreuk doen aan de wettigheid van een indelingsbesluit, waarbij hij volgens de kennisgeving van vacature waarnaar hij heeft gesolliciteerd wordt ingedeeld in de basisrang van de functiegroep AD.
Wat de indeling in rang betreft bij de aanstelling als tijdelijk functionaris door een orgaan van de Unie van een gedetacheerd personeelslid van de nationale diplomatieke dienst van een lidstaat, kan de functie die de betrokkene eerder als gedetacheerd nationaal deskundige bij hetzelfde orgaan verrichtte niet in aanmerking worden genomen voor een vergelijking met de functie die bij de post als tijdelijk functionaris behoort, aangezien de betrokkene als gedetacheerd nationaal deskundige geen aanspraak kon maken op een indeling in rang krachtens het Statuut.
(cf. punten 54, 57 en 58)
Referentie:Gerecht voor ambtenarenzaken: arresten Michail/Commissie, F‑100/09, EU:F:2011:132, punt 65, en BV/Commissie, F‑133/11, EU:F:2013:199, punten 64‑67
Na de wijziging van het Statuut op 1 mei 2004 bestaat er in het Statuut, met uitzondering van de rangen AD 15 en AD 16, die zijn voorbehouden aan ambten van directeur en/of directeur-generaal, geen overeenstemming tussen de uitgeoefende functie en een bepaalde rang, maar kunnen de rang en de functie worden losgekoppeld, met als gevolg dat de ambtenaren van de functiegroep AD een lineaire loopbaan hebben, die van de rang AD 5 middels bevordering tot de rang AD 14 kan lopen.
Identieke of soortgelijke functies kunnen dus worden uitgeoefend door ambtenaren of tijdelijk functionarissen van verschillende rangen, hetgeen blijkt uit bijlage I, punt A, bij het Statuut, dat voor het merendeel van de daarin genoemde functies bepaalt dat deze kunnen worden uitgeoefend door ambtenaren van verschillende rangen. De regel van overeenstemming tussen de rang en het ambt wordt dus alleen geschonden indien de functies in hun geheel bezien duidelijk lager liggen dan die welke overeenkomen met de rang en het ambt van de betrokken ambtenaar of functionaris.
(cf. punten 60, 62, en 77)
Referentie:Gerecht voor ambtenarenzaken: arresten Bouillez e.a./Raad, F‑53/08, EU:F:2010:37, punt 54, en Z/Hof van Justitie, F‑88/09 en F‑48/10, EU:F:2012:171, punt 138, waartegen hogere voorziening is ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie, zaak T‑88/13 P
Er is sprake van schending van het beginsel van gelijke behandeling wanneer twee groepen personen waarvan de feitelijke en de rechtssituatie niet wezenlijk verschillen, verschillend worden behandeld of wanneer verschillende situaties op dezelfde wijze worden behandeld.
Er is geen sprake van schending van het beginsel van gelijke behandeling wanneer in een door een orgaan van de Unie bekendgemaakte kennisgeving van vacature wordt bepaald dat, ten eerste, indien de post wordt vervuld door een ambtenaar, hij zijn rang behoudt en, ten tweede, wanneer daarin wordt voorzien door de detachering van een personeelslid van de diplomatieke diensten van een lidstaat, de indeling als tijdelijk functionaris plaatsvindt in de rang AD 5, hetgeen tot gevolg heeft dat laatstgenoemde zich niet kan beroepen op zijn diensttijd, aangezien de ambtenaren van de Unie en de personeelsleden van de nationale diplomatieke diensten van de lidstaten die zijn gedetacheerd bij een instelling of een orgaan van de Unie zich, wat het kader betreft waarin hun loopbaan wordt geacht zich te ontwikkelen en zelfs wat de wijze betreft waarop hun administratie van herkomst hun diensttijd beoordeelt, niet in een identieke of soortgelijke situatie bevinden.
Ambtenaren van de functiegroep AD hebben als zodanig immers recht op het voortzetten van hun loopbaan binnen de instellingen van de Unie, met name door het uitoefenen van creërende en onderzoeksfuncties, van de rang AD 5 tot de rang AD 14.
Uit artikel 50 ter van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden blijkt daarentegen dat personeelsleden van de nationale diplomatieke diensten van de lidstaten, zelfs al worden zij op grond van artikel 2, onder e), van die Regeling aangesteld als tijdelijk functionaris, worden geacht hun loopbaan later voort te zetten bij hun administratie van herkomst, aangezien zij door een instelling of agentschap van de Unie alleen kunnen worden aangeworven voor een periode van maximaal vier jaar, welke één keer voor een tweede periode van maximaal vier jaar kan worden verlengd, met de uitzonderlijke mogelijkheid van nog een verlenging van de overeenkomst voor twee jaar, hetgeen een maximale detachering van tien jaar inhoudt met een garantie van de lidstaten van onmiddellijk herstel in hun ambt na afloop van hun periode van tewerkstelling bij de instelling of het agentschap van de Unie.
(cf. punten 69 en 73‑76)
Referentie:Gerecht van eerste aanleg: arrest Afari/ECB, T‑11/03, EU:T:2004:77, punt 65 en aldaar aangehaalde rechtspraak
Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest Schönberger/Parlement, F‑7/08, EU:F:2009:10, punt 45 en aldaar aangehaalde rechtspraak
Samenvatting (ambtenarenzaken)
Samenvatting
1. Ambtenaren – Tijdelijk functionarissen – Aanwerving – Indeling in rang – Overeenstemming tussen de rang en het ambt – Aanstelling in een post die eerder door een ambtenaar van een hogere rang was bezet – Omstandigheid die zich niet verzet tegen de aanwerving in een lagere rang – Aanstelling als tijdelijk functionaris van een personeelslid van de nationale diplomatieke dienst van een lidstaat – Inaanmerkingneming van de functie die eerder als gedetacheerd nationaal deskundige is uitgeoefend – Uitgesloten
[Ambtenarenstatuut, art. 5, 32 en 98, lid 1; Regeling andere personeelsleden, art. 2, onder e), 15, lid 1, en 50 ter; besluit 2010/427 van de Raad]
2. Ambtenaren – Aanwerving – Indeling in rang – Invoering van een nieuwe loopbaanstructuur bij verordening nr. 723/2004 – Overeenstemming tussen de rang en het ambt – Uitsluitend schending wanneer een functie wordt uitgeoefend die duidelijk onder de betrokken rang en het ambt ligt
(Ambtenarenstatuut, art. 7 en bijlage I, punt A)
3. Ambtenaren – Aanwerving – Indeling in rang – Aanstelling als tijdelijk functionaris van een personeelslid van de nationale diplomatieke dienst van een lidstaat – Indeling in de rang van de kennisgeving van vacature zonder rekening te houden met de diensttijd – Verschil in behandeling in vergelijking met ambtenaren in vaste dienst die recht op behoud van hun rang hebben – Geen discriminatie
[Handvest van de grondrechten, art. 21, lid 1; Ambtenarenstatuut, art. 1 quinquies; Regeling andere personeelsleden, art. 2, onder e) en 50 ter; besluit 2010/427 van de Raad, art. 6, lid 7]
1. De regel van overeenstemming tussen de rang en het ambt impliceert dat de door de ambtenaar of functionaris uitgeoefende functie wordt vergeleken met zijn rang in de hiërarchie, rekening houdend met de aard, het belang en de omvang van die functie.
De omstandigheid dat een ambtenaar of functionaris wordt aangesteld in een post die eerder door een ambtenaar van een hogere rang werd vervuld kan geen afbreuk doen aan de wettigheid van een indelingsbesluit, waarbij hij volgens de kennisgeving van vacature waarnaar hij heeft gesolliciteerd wordt ingedeeld in de basisrang van de functiegroep AD.
Wat de indeling in rang betreft bij de aanstelling als tijdelijk functionaris door een orgaan van de Unie van een gedetacheerd personeelslid van de nationale diplomatieke dienst van een lidstaat, kan de functie die de betrokkene eerder als gedetacheerd nationaal deskundige bij hetzelfde orgaan verrichtte niet in aanmerking worden genomen voor een vergelijking met de functie die bij de post als tijdelijk functionaris behoort, aangezien de betrokkene als gedetacheerd nationaal deskundige geen aanspraak kon maken op een indeling in rang krachtens het Statuut.
(cf. punten 54, 57 en 58)
Referentie:
Gerecht voor ambtenarenzaken: arresten Michail/Commissie, F‑100/09, EU:F:2011:132, punt 65, en BV/Commissie, F‑133/11, EU:F:2013:199, punten 64‑67
2. Na de wijziging van het Statuut op 1 mei 2004 bestaat er in het Statuut, met uitzondering van de rangen AD 15 en AD 16, die zijn voorbehouden aan ambten van directeur en/of directeur-generaal, geen overeenstemming tussen de uitgeoefende functie en een bepaalde rang, maar kunnen de rang en de functie worden losgekoppeld, met als gevolg dat de ambtenaren van de functiegroep AD een lineaire loopbaan hebben, die van de rang AD 5 middels bevordering tot de rang AD 14 kan lopen.
Identieke of soortgelijke functies kunnen dus worden uitgeoefend door ambtenaren of tijdelijk functionarissen van verschillende rangen, hetgeen blijkt uit bijlage I, punt A, bij het Statuut, dat voor het merendeel van de daarin genoemde functies bepaalt dat deze kunnen worden uitgeoefend door ambtenaren van verschillende rangen. De regel van overeenstemming tussen de rang en het ambt wordt dus alleen geschonden indien de functies in hun geheel bezien duidelijk lager liggen dan die welke overeenkomen met de rang en het ambt van de betrokken ambtenaar of functionaris.
(cf. punten 60, 62, en 77)
Referentie:
Gerecht voor ambtenarenzaken: arresten Bouillez e.a./Raad, F‑53/08, EU:F:2010:37, punt 54, en Z/Hof van Justitie, F‑88/09 en F‑48/10, EU:F:2012:171, punt 138, waartegen hogere voorziening is ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie, zaak T‑88/13 P
3. Er is sprake van schending van het beginsel van gelijke behandeling wanneer twee groepen personen waarvan de feitelijke en de rechtssituatie niet wezenlijk verschillen, verschillend worden behandeld of wanneer verschillende situaties op dezelfde wijze worden behandeld.
Er is geen sprake van schending van het beginsel van gelijke behandeling wanneer in een door een orgaan van de Unie bekendgemaakte kennisgeving van vacature wordt bepaald dat, ten eerste, indien de post wordt vervuld door een ambtenaar, hij zijn rang behoudt en, ten tweede, wanneer daarin wordt voorzien door de detachering van een personeelslid van de diplomatieke diensten van een lidstaat, de indeling als tijdelijk functionaris plaatsvindt in de rang AD 5, hetgeen tot gevolg heeft dat laatstgenoemde zich niet kan beroepen op zijn diensttijd, aangezien de ambtenaren van de Unie en de personeelsleden van de nationale diplomatieke diensten van de lidstaten die zijn gedetacheerd bij een instelling of een orgaan van de Unie zich, wat het kader betreft waarin hun loopbaan wordt geacht zich te ontwikkelen en zelfs wat de wijze betreft waarop hun administratie van herkomst hun diensttijd beoordeelt, niet in een identieke of soortgelijke situatie bevinden.
Ambtenaren van de functiegroep AD hebben als zodanig immers recht op het voortzetten van hun loopbaan binnen de instellingen van de Unie, met name door het uitoefenen van creërende en onderzoeksfuncties, van de rang AD 5 tot de rang AD 14.
Uit artikel 50 ter van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden blijkt daarentegen dat personeelsleden van de nationale diplomatieke diensten van de lidstaten, zelfs al worden zij op grond van artikel 2, onder e), van die Regeling aangesteld als tijdelijk functionaris, worden geacht hun loopbaan later voort te zetten bij hun administratie van herkomst, aangezien zij door een instelling of agentschap van de Unie alleen kunnen worden aangeworven voor een periode van maximaal vier jaar, welke één keer voor een tweede periode van maximaal vier jaar kan worden verlengd, met de uitzonderlijke mogelijkheid van nog een verlenging van de overeenkomst voor twee jaar, hetgeen een maximale detachering van tien jaar inhoudt met een garantie van de lidstaten van onmiddellijk herstel in hun ambt na afloop van hun periode van tewerkstelling bij de instelling of het agentschap van de Unie.
(cf. punten 69 en 73‑76)
Referentie:
Gerecht van eerste aanleg: arrest Afari/ECB, T‑11/03, EU:T:2004:77, punt 65 en aldaar aangehaalde rechtspraak
Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest Schönberger/Parlement, F‑7/08, EU:F:2009:10, punt 45 en aldaar aangehaalde rechtspraak