EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 5.3.2024
JOIN(2024) 10 final
GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S
Een nieuwe strategie voor de Europese defensie-industrie — De paraatheid van de EU waarborgen door te zorgen voor een snel reagerende en weerbare Europese defensie-industrie
Inleiding
Op 14 en 15 december 2023 heeft de Europese Raad, in overeenstemming met de Verklaring van Versailles en het strategisch kompas voor veiligheid en defensie, benadrukt dat er meer moet worden gedaan om de doelstellingen van de Unie inzake het vergroten van de paraatheid op defensiegebied te verwezenlijken. De Europese Raad benadrukte daarbij ook de noodzaak om de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB), met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), te versterken en deze innovatief, concurrerend en veerkrachtig te maken. Een sterkere en slagvaardigere EU op het gebied van veiligheid en defensie zal een positieve bijdrage leveren aan de wereldwijde en trans-Atlantische veiligheid en vormt een aanvulling op de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), die, voor de staten die er lid van zijn, het fundament van hun collectieve defensie blijft.
De paraatheid van de EU op defensiegebied kan worden gedefinieerd als een bestendige toestand van paraatheid van de Unie en haar lidstaten om de veiligheid van haar burgers, de integriteit van haar grondgebied en kritieke activa of infrastructuur, en haar fundamentele democratische waarden en processen te beschermen. Dit omvat ook het vermogen om militaire bijstand te verlenen aan haar partners, zoals Oekraïne. In overeenstemming met het strategisch kompas wordt onder deze paraatheid ook het vermogen begrepen om sneller en doortastender op te treden in reactie op crises, onze burgers te beveiligen tegen zich snel ontwikkelende dreigingen, te investeren in de nodige vermogens en technologieën en samen te werken met anderen aan de verwezenlijking van gemeenschappelijke doelstellingen. Met deze strategie wordt ook ingegaan op voorstellen die burgers tijdens de Conferentie over de toekomst van Europa hebben gedaan.
Een sterke defensie-industrie in de EU is een essentiële voorwaarde voor het bereiken van paraatheid op defensiegebied. In deze strategie voor de Europese defensie-industrie wordt, op basis van de bevindingen van de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen die in de gezamenlijke mededeling van 18 mei 2022 is gepresenteerd, en na een uitgebreid proces van raadpleging van belanghebbenden, een ambitieuze aanpak voorgesteld die wordt geschraagd door een programma voor de Europese defensie-industrie (EDIP), in combinatie met een reeks begeleidende maatregelen en parallel aan het Europees Defensiefonds (EDF), om de industriële pijler van de paraatheid van de EU op defensiegebied te verstevigen. Deze inspanning moet gestaag worden voortgezet na afloop van het huidige meerjarig financieel kader (2021-2027), waarbij EU-financiering wordt verstrekt via toekomstige instrumenten die qua reikwijdte en ontwerp zullen voortbouwen op de ervaring die is opgedaan met de uitvoering van de verschillende defensieprogramma’s.
De sterke toename van regionale en mondiale dreigingen en veiligheidsuitdagingen, en met name de terugkeer van zeer zware conventionele oorlogsvoering in Europa, vereist een dringende en sprongsgewijze aanpassing van de snelheid en schaal waarop de EDTIB het benodigde militaire materieel over het gehele spectrum kan identificeren, ontwikkelen en produceren, te beginnen met die zaken waar het dringendst behoefte aan is. De hulpmiddelen en instrumenten die de Unie de afgelopen jaren heeft ingevoerd, moeten in dit verband verder worden versterkt en gestroomlijnd. De paraatheid van de defensie-industrie moet in de hele Unie worden vergroot, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan de specifieke gevolgen die dit heeft voor de lidstaten die het sterkst zijn blootgesteld aan het risico dat conventionele militaire dreigingen uitmonden in daadwerkelijke conflicten.
Een dergelijke paraatheid van de defensie-industrie kan alleen worden bereikt als er, door middel van passende instrumenten en stimulansen, voor wordt gezorgd dat bij de aanhoudende verhogingen van de defensie-uitgaven van de lidstaten daadwerkelijk prioriteit wordt gegeven aan gezamenlijke investeringen. Daardoor zullen zowel hun militaire capaciteit als de industriële defensiebasis waarop de EU en haar lidstaten kunnen rekenen, worden versterkt. Dit zal ook de NAVO rechtstreeks versterken, aangezien de lidstaten, met inbegrip van die welke NAVO-bondgenoten zijn, over één set strijdkrachten beschikken die zij binnen verschillende kaders ter beschikking kunnen stellen. Het draagt ook bij tot de algemenere economische veiligheid van de Unie, aangezien de EDTIB een belangrijke motor is voor technologische innovatie en veerkracht in onze samenlevingen.
Deze strategie is bedoeld ter versterking en ondersteuning van de inspanningen van de lidstaten om meer, beter, gezamenlijk en Europees te investeren (afdeling 2). De betere beschikbaarheid van defensieproducten en -systemen moet worden bereikt dankzij een efficiëntere en sneller reagerende EDTIB, die berust op een grotere voorzieningszekerheid (afdeling 3). Het is belangrijk de financiële middelen te ontwikkelen ter ondersteuning van de paraatheid van de defensie-industrie van de EU (afdeling 4). Daarnaast moet een cultuur van paraatheid op defensiegebied tot stand worden gebracht, die ook in de verschillende beleidscontexten op EU-niveau wordt geïntegreerd (afdeling 5). Tot slot moeten partnerschappen worden ingezet ter vergroting van de paraatheid en weerbaarheid (afdeling 6).
1.Paraatheid op defensiegebied bereiken dankzij een sneller reagerende en weerbaardere Europese defensie-industrie
1.1.Paraatheid op defensiegebied: absolute noodzaak in de huidige geopolitieke context
Nu de Unie met de niet-uitgelokte grootschalige Russische invasie van Oekraïne in februari 2022 weer te maken heeft gekregen met zware oorlogvoering in Europa, moet zij haar paraatheid op defensiegebied snel vergroten.
De kern van de op regels gebaseerde wereldorde staat onder druk, en landen in de nabije omgeving van de Unie, maar ook daarbuiten, worden steeds sterker geconfronteerd met spanningen, instabiliteit, hybride dreigingen en gewapende conflicten. Strategische concurrenten investeren massaal in militaire vermogens, industriële capaciteit op defensiegebied en kritieke technologieën, terwijl de integriteit van onze toeleveringsketens en de ongehinderde toegang tot hulpbronnen niet langer als vanzelfsprekend kunnen worden beschouwd.
De EU en haar lidstaten worden ook geconfronteerd met wijdverbreide hybride dreigingen, zoals blijkt uit een toenemend aantal cyberaanvallen, sabotage, hacking van kritieke infrastructuur en activa, desinformatie en buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging. Ook krijgen zij ermee te maken dat de toegang van Europa tot strategische domeinen, zoals de ruimte, cyberspace, het luchtruim en de zee, wordt betwist. Deze ontwikkelingen stellen onze veiligheid, welvaart en democratische waarden op de proef.
De verdediging van het grondgebied en de burgers van de lidstaten is in de eerste plaats een nationale verantwoordelijkheid, onder meer via de verplichtingen die bondgenoten zijn aangegaan in het kader van de NAVO. Tegen die achtergrond wijzen de geopolitieke ontwikkelingen op een dwingende noodzaak voor Europa om meer strategische verantwoordelijkheid te nemen voor haar eigen veiligheid, waarbij het ook gaat om het verlenen van bijstand aan belangrijke partners zoals Oekraïne. Met het strategisch kompas als richtsnoer is de EU een sterkere speler op het gebied van veiligheid en defensie en moet zij dat ook blijven, zodat zij een betrouwbaardere veiligheidsverstrekker en een slagvaardige speler op defensiegebied is, niet alleen voor haar eigen burgers, maar ook ten behoeve van de internationale vrede en veiligheid.
Een sterkere en slagvaardigere EU op het gebied van veiligheid en defensie zal ook een positieve bijdrage leveren aan de wereldwijde en trans-Atlantische veiligheid en vormt een aanvulling op de NAVO. Voor de lidstaten die ook lid zijn van de NAVO, blijft het bondgenootschap het fundament van hun collectieve defensie. Paraatheid op defensiegebied vereist de planning, ontwikkeling en operationele beschikbaarheid van de noodzakelijke defensievermogens en strategische hulpmiddelen, de beheersing van kritieke technologieën en het vermogen om het gehele spectrum van benodigde vermogens, infrastructuur en activa aan te kopen, te exploiteren en te beschermen.
Om paraatheid op defensiegebied te bereiken, moet daarom massaal en op gecoördineerde wijze worden geïnvesteerd in de vereiste defensievermogens, met inbegrip van relevante kritieke infrastructuur. Dit vereist de flexibiliteit om voortdurend innovaties te omarmen, die in toenemende mate afkomstig zijn van kleine en niet-traditionele spelers, die nog al te vaak moeite hebben om erkenning te krijgen voor de bijdrage die zij zouden kunnen leveren. De tegenstrevers zijn een wereldwijde wedloop om technologische suprematie aangegaan, die van alle actoren steeds snellere en steeds duurdere investeringscycli vergt: de EU kan zich niet permitteren achter te blijven.
Zelfs voor de lidstaten die over de ruimste defensiebegrotingen in de Unie beschikken, wordt het steeds meer moeilijker om op zelfstandige basis op het vereiste niveau te investeren, waardoor de EU wordt blootgesteld aan toenemende lacunes in de defensievermogens en ‑industrie en aan groeiende strategische afhankelijkheden. Hetzelfde geldt voor de belangrijkste fabrikanten en hun toeleveringsketens. Voor paraatheid op defensiegebied is daarom meer samenwerking en collectieve actie nodig. In tijden van zware oorlogsvoering vereist dit het vermogen om op grote schaal een breed arsenaal aan defensiematerieel te produceren, zoals munitie, drones, luchtverdedigingsraketten en -systemen, deepstrike-vermogens en vermogens op het gebied van inlichtingen, surveillance en verkenning, alsook om de snelle en toereikende beschikbaarheid daarvan te kunnen waarborgen.
Om deze massaproductie mogelijk te maken, moet een ontwikkelingsslag gemaakt worden in de organisatie van de defensie-industrie.
Kader 1. Defensieaankopen in de EU: voornamelijk op eigen houtje en uit het buitenland
Zoals benadrukt in de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers, zou, indien alle lidstaten van 2006 tot 2020 2 % van hun bbp aan defensie hadden besteed, met 20 % daarvan aan investeringen, dit hebben geresulteerd in een extra bedrag van ongeveer 1,1 biljoen EUR voor defensie, waarvan ongeveer 270 miljard EUR aan investeringen.
In 2022 stegen de defensie-uitgaven van de lidstaten voor het achtste jaar op rij, waarmee deze op 240 miljard EUR uitkwamen. Van de defensieaankopen door de EU-lidstaten tussen het begin van de Russische aanvalsoorlog en juni 2023 vond 78 % buiten de EU plaats, waarbij de VS alleen al 63 % uitmaakten.
Tussen 2021 en 2022 is de aankoop van nieuw materieel met 7 % gestegen, maar in 2022 werd slechts 18 % van de totale uitgaven voor materieel besteed aan gezamenlijke EU-aanbestedingen van defensiematerieel, waarmee de huidige collectieve benchmark van 35 %, zoals die is vastgesteld door de lidstaten, bij lange na niet werd gehaald.
|
1.2.Paraatheid op het gebied van defensie vereist een sterke, snel reagerende en innovatieve EDTIB
Zoals benadrukt in het strategisch kompas en in de Verklaring van Granada van de staatshoofden en regeringsleiders van de EU, is er een sterke, flexibele en veerkrachtige technologische en industriële basis nodig om de paraatheid van de EU op het gebied van defensie te vergroten en haar investeringen in defensievermogens te versterken.
De EDTIB is een essentieel en integraal element in het streven naar veiligheid en welvaart voor onze samenlevingen, zowel voor nu als voor de toekomst. Een concurrerende en snel reagerende EDTIB vormt de basis voor een geloofwaardige Europese rol op het gebied van defensie en veiligheid.
Voor paraatheid van de defensie-industrie van de EU zijn vandaag en in de toekomst meer publieke en private investeringen nodig die het volledige spectrum van de behoeften bestrijken, om ervoor te zorgen dat de defensie-industrie, zowel wat snelheid als wat schaal betreft, adequaat kan inspelen op de behoeften van de lidstaten. Innovatie moet voortdurend in het middelpunt van de belangstelling staan, terwijl tegelijkertijd de weerbaarheid tegen externe schokken en verstoringen moet worden gewaarborgd.
Kader 2. De EDTIB op dit moment: aanzienlijk potentieel, dat verder moet worden benut
De technologische en industriële defensiebasis van de Unie bestaat momenteel uit een combinatie van een groot aantal hoofdaannemers met midcaps en talrijke kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s).
Naast de toonaangevende Europese ondernemingen die geavanceerde systemen van wereldklasse produceren en die doorgaans gevestigd zijn in een handvol lidstaten, speelt een veelvoud aan kleinere, maar vaak kritieke platformfabrikanten, leveranciers van apparatuur, verbruiksgoederen — zoals munitie — producenten, onderleveranciers en nicheproducenten, die over de hele EU zijn verspreid, een niet minder cruciale rol.
Uit de door de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied uitgevoerde sectoranalyse is gebleken dat voor de 46 meest dringend benodigde goederen de belangrijkste fabrikanten in 23 lidstaten gevestigd waren.
De EDTIB is concurrerend op mondiaal niveau, met een geraamde jaaromzet van 70 miljard EUR en stevige exportvolumes (meer dan 28 miljard EUR in 2021). In totaal is de EDTIB naar schatting goed voor ongeveer 500 000 arbeidsplaatsen.
|
Ondanks haar algehele concurrentievermogen wordt het vermogen van de EDTIB om haar volledige potentieel te benutten ondermijnd door jarenlange onderinvesteringen, ondanks de vooruitgang die de afgelopen jaren is geboekt. Dit is het gevolg van de beleids- en begrotingskeuzes van de lidstaten in de afgelopen decennia, die in een andere geopolitieke context zijn gemaakt en die erop neerkwamen dat het vredesdividend werd toegewezen aan andere maatschappelijke doeleinden. Ook de versnippering van de sector langs nationale lijnen vormt een belemmering voor de optimale efficiëntie van defensie-investeringen. Deze trends hebben geleid tot een aanzienlijk kleinere relatieve omvang en aanwezigheid op het wereldtoneel van de defensiemarkt van de EU, en tot een grotere afhankelijkheid van derde landen, hetgeen afbreuk doet aan het vermogen van de EDTIB om haar gewicht in de schaal te leggen.
1.3.Door de te geringe coöperatieve investeringen in de EU blijft de EDTIB te weinig gewicht in de schaal leggen
In een complexe markt waarin de enige kopers nationale regeringen zijn, houden de lidstaten zich nog steeds onvoldoende bezig met het coördineren, bundelen en bijeenbrengen van hun plannings- en aanbestedingsbeslissingen op het gebied van defensie, ondanks het scala aan Europese instrumenten en kaders dat hun ter beschikking staat. De vraag is dan ook nog steeds grotendeels langs nationale lijnen georganiseerd, waarbij de meeste investeringsbeslissingen voortkomen uit binnenlandse overwegingen en gebaseerd zijn op nationale programmering, en er vaak geen rekening wordt gehouden met bredere strategische en efficiëntieoverwegingen. Als gevolg daarvan is ook de aanbodzijde, ondanks bepaalde consolidatiefases in de afgelopen decennia, nog steeds hoofdzakelijk langs nationale lijnen georganiseerd, waarbij de lidstaten waar mogelijk kiezen voor nationale oplossingen met het oog op de industrie en de voorzieningszekerheid. Dit leidt tot een versnipperde EDTIB die in verschillende, te kleine defensiemarkten actief is in plaats van in één enkele, veel grotere en geïntegreerde markt.
Daardoor wordt de EDTIB verzwakt. Ten eerste wordt, wat de vraagzijde betreft, de vraag niet collectief en op een optimale manier uitgedrukt. Dit leidt tot overlapping en gederfde kansen wat betreft het wederzijds benutten en synchroniseren van investeringen in materieel of infrastructuur waaraan een gemeenschappelijke behoefte bestaat. Ten tweede is er, wat de aanbodzijde betreft, een gebrek aan stimulansen voor samenwerking, of zelfs voor integratie, teneinde te kunnen beantwoorden aan een efficiënter uitgedrukte vraag. De aanbodzijde heeft te lijden onder een gebrek aan voorspelbaarheid en kritische massa van de geplaatste orders, waardoor schaalvoordelen niet kunnen worden benut. Ten derde kopen de lidstaten, met name de laatste tijd, doorgaans kant-en-klare producten uit derde landen, waardoor de interne vraag opdroogt en geld van de Europese belastingbetaler wordt geïnvesteerd in banen en de ontwikkeling van belangrijke technologieën in het buitenland in plaats van in Europa.
Dit noodzaakt de EDTIB er vervolgens weer toe om zich te richten op de uitvoer teneinde levensvatbaar te kunnen blijven, wat het risico met zich meebrengt dat te sterk op bestellingen van derde landen wordt geleund, met als gevolg dat, in geval van crises en daarmee verband houdende tekorten, het ingaan op orders van de lidstaten een lagere prioriteit zou kunnen krijgen dan het nakomen van contracten met derde landen.
De voorzieningszekerheid wordt ondermijnd door de combinatie van bovengenoemde patronen. Op lagere niveaus, waar de toeleveringsketens zich ruimschoots over de grenzen heen uitstrekken, is de eengemaakte markt tot een realiteit geworden. Dit komt echter niet tot uiting in een collectieve strategische governance op EU-niveau die de voorzieningszekerheid in crisisscenario’s zou kunnen ondersteunen. De trend van een te grote afhankelijkheid van leveringen uit derde landen ondermijnt de voorzieningszekerheid en de vrijheid van handelen in crisissituaties.
1.4.Oekraïne helpen het hoofd te bieden aan de Russische agressie: een beslissende bijdrage van de Unie, maar veel ruimte voor verbetering
De EU en haar lidstaten hebben laten zien dat zij snel steun kunnen mobiliseren voor de strijdkrachten van Oekraïne, onder meer via de EDTIB. Tegen eind januari 2024 hadden de EU en haar lidstaten samen in totaal al meer dan 28 miljard EUR aan militaire uitrusting aan Oekraïne geleverd.
Dankzij de Europese Vredesfaciliteit (EPF) kon de EU Oekraïne al binnen enkele dagen na de grootschalige Russische invasie van februari 2022 ondersteunen door de kosten gemaakt door lidstaten die militaire bijstand naar Oekraïne stuurden, te vergoeden. De EPF stimuleert verdere leveringen van dodelijk en niet-dodelijk materieel aan Oekraïne. In de vorm van de drieledige aanpak voor munitie heeft de Raad overeenstemming bereikt over een ambitieus kader om de levering en aankoop van artilleriemunitie en grond-grondraketten, alsook de industriële opschaling te stimuleren.
Via dit initiatief hebben de lidstaten orders geplaatst in de EU en Noorwegen voor de aanschaf van extra artilleriemunitie, onder meer door gebruik te maken van de kadercontracten waarover het Europees Defensieagentschap namens hen met de Europese defensie-industrie heeft onderhandeld. De steun die de Unie in het kader van de verordening betreffende de ondersteuning van de productie van munitie (ASAP) levert, vergroot en versnelt haar vermogen om Oekraïne te ondersteunen en de nationale voorraden aan te vullen.
De EDTIB heeft ook aangetoond dat zij in staat is deze inspanningen doeltreffend te ondersteunen. Sinds het begin van de oorlog heeft de EDTIB haar productiecapaciteit voor artilleriemunitie met 50 % vergroot. Zij is al in staat om jaarlijks één miljoen stuks artillerie te produceren en zal naar verwachting een capaciteit bereiken van meer dan 1,4 miljoen tegen eind 2024, resp. 2 miljoen tegen eind 2025.
Naast de schenkingen uit de voorraden van de lidstaten en uit door het EPF gefinancierde aankopen, heeft de EDTIB ook een aanzienlijke hoeveelheid artilleriemunitie geleverd via rechtstreekse contracten met Oekraïne, waaruit blijkt dat zij het land kan helpen bij de strijd tegen de binnenvallende troepen.
De EU heeft ook nieuwe initiatieven genomen, zoals de verordening tot vaststelling van een instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (Edirpa). Toch moet er nog veel meer worden gedaan, zowel op het niveau van de industrie als op dat van de overheid.
1.5.Van noodmaatregelen naar paraatheid: tijd voor een paradigmaverschuiving
Het is tijd om over te schakelen van noodmaatregelen naar een structurele paraatheid van de EU op defensiegebied ongeacht de gehanteerde tijdhorizon. De EU moet ervoor zorgen dat verbruiksgoederen in de vereiste hoeveelheden beschikbaar zijn voor haar lidstaten en partners, ook in tijden van crisis, en tegelijkertijd zorgen voor de tijdige ontwikkeling en levering van hoogwaardige kritieke vermogens van de volgende generatie gedurende de komende jaren. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de Oekraïense defensiebehoeften. Daarnaast kan een beveiligde toegang tot betwiste domeinen, zoals cyberspace, de ruimte, de zee en het luchtruim, niet doeltreffend door één enkele lidstaat worden beschermd. Daarom moet de EU collectief het vermogen ontwikkelen om haar toegang tot deze terreinen te waarborgen, door middel van de nodige investeringen in oplossingen op Europees niveau.
Een concurrerende EDTIB die bijdraagt tot de veiligheid van de burgers van de Unie betekent een industriële sector die in staat is zijn technologische excellentie te handhaven en tegelijkertijd te leveren wat nodig is, en wanneer dat nodig is, zonder beperkingen als gevolg van buitensporige externe afhankelijkheden of knelpunten. Een industrie die investeert in nieuwe capaciteit en die klaar is om waar nodig over te stappen op een passend economisch model voor “tijden van oorlog”, is van essentieel belang.
Dit vereist een collectieve inzet van de publieke en de particuliere sector. De EU is bereid zowel de lidstaten als de EDTIB te ondersteunen door investeringen minder risicovol te maken en zo bij te dragen tot een ambitieuzer beleid ten aanzien van de defensie-industrie op EU-niveau. Om dit te bereiken moet de Unie de voordelen van concurrentie, samenwerking en consolidatie zo veel mogelijk benutten. Tegelijkertijd moeten het concurrentievermogen en het exportvermogen van de EDTIB behouden blijven, terwijl er tegelijkertijd voor moet worden gezorgd dat de lidstaten ten volle kunnen vertrouwen op hun defensie-industrie om tijdig en in de benodigde hoeveelheden in hun behoeften te voorzien wanneer de veiligheid van EU-burgers op het spel staat.
Met deze strategie worden maatregelen ingevoerd om i) de paraatheid van de defensie-industrie van de EU te ondersteunen, op basis van een betere coördinatie van de defensiebehoeften van de lidstaten, ii) de EDTIB te versterken zodat zij meer kan produceren terwijl tegelijkertijd haar voorzieningszekerheid wordt gewaarborgd, iii) de financiële middelen te ontwikkelen om de paraatheid van de defensie-industrie van de EU te ondersteunen en iv) een cultuur van paraatheid van de defensie-industrie tot stand te brengen, en om bij dit alles v) doeltreffend samen te werken met partners. Als eerste onmiddellijk te nemen initiatief stelt de Commissie een nieuwe verordening tot vaststelling van het EDIP voor om de continuïteit van de steun aan de EDTIB in het huidige meerjarig financieel kader (MFK) te waarborgen en tegelijkertijd nieuwe vormen van steun te testen met het oog op de volgende programmeringsperiode.
Het voorgestelde EDIP zal de ondersteuning van het concurrentievermogen van de EDTIB uit hoofde van Edirpa en ASAP in de tijd en in reikwijdte uitbreiden. Het zal de samenwerking tijdens de aanbestedingsfase van door de EDTIB vervaardigde defensieproducten stimuleren, de industrialisering ondersteunen van producten die voortkomen uit door het EDF gefinancierde acties of uit andere samenwerkingskaders van de EU, en meer in het algemeen de opschaling van de defensie-industrie in de Unie ondersteunen. Het zal ook een regeling voor voorzieningszekerheid in de EU vaststellen om binnen de Unie te zorgen voor een grotere solidariteit en doeltreffendheid in reactie op crises.
2.Investeren ten bate van paraatheid: meer, beter, gezamenlijk, Europees
Uiteindelijk hangt de verwezenlijking van de opschaling van de defensie-industrie af van een groter aantal orders van de lidstaten, die niet kunnen worden geplaatst zonder een verhoging van de defensiebudgetten. De lidstaten zijn sinds februari 2022 bezig hun budgetten in een buitengewoon tempo te verhogen (zie kader 1). Er zijn echter aanzienlijk meer investeringen op nationaal en Europees niveau nodig om de EU-industrie structureel aan te passen en innovatiever en concurrerender te maken, teneinde het hoofd te bieden aan de nieuwe veiligheidssituatie. Het is nu van essentieel belang dat de Unie collectief en optimaal gebruikmaakt van deze gestaag toenemende budgetten om de paraatheid van de defensie-industrie te verwezenlijken. Daartoe zijn de Commissie en de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap bereid de lidstaten te ondersteunen om meer te blijven investeren, maar ook om dat beter, gezamenlijk en Europees te doen.
2.1. Beter investeren
Beter investeren betekent dat investeringen daar worden ingezet waar dat het meest van belang is, dat overlapping wordt vermeden en dat de efficiëntie wordt verhoogd. Dit vereist een betere coördinatie van de investeringsplannen en -inspanningen van de lidstaten.
2.1.1.Een nieuwe gezamenlijke programmerings- en aanbestedingsfunctie
Zoals aangekondigd in de gezamenlijke mededeling over de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers, zal een gestructureerde aanpak van programmering en aanbesteding de transparantie, coördinatie en samenhang tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de EU-instellingen versterken. In die aanpak zullen bestaande initiatieven op het gebied van vermogens, industrie, onderzoek en defensie-infrastructuur worden aangevuld en gestroomlijnd, waardoor verfijnde en gedeelde prioritering en duurzame samenwerkingsinspanningen mogelijk worden.
Een Comité voor paraatheid van de defensie-industrie (hierna “het comité”) zal de lidstaten, de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap en de Commissie bijeenbrengen, in verschillende samenstellingen, om 1) de gezamenlijke programmerings- en aanbestedingsfunctie van de EU op defensiegebied zoals bedoeld in de gezamenlijke mededeling over de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en 2) de uitvoering van het EDIP te ondersteunen.
Om de gezamenlijke programmerings- en aanbestedingsfunctie van de EU op defensiegebied uit te voeren, voortbouwend op de succesvolle werkzaamheden van de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied, zal het comité voorzien in een, door de Commissie en de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap bijeen te roepen, forum waarin, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan hun respectieve taken en verantwoordelijkheden, de vastgestelde prioriteiten op EU-niveau kunnen worden besproken en verfijnd. In deze samenstelling, die door deze strategie wordt vastgesteld, ondersteunt het comité ook de coördinatie van de aanbestedingsplannen van de lidstaten, en het oplossen van eventuele conflicten tussen die plannen, en voorziet het in strategische richtsnoeren om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. In dit verband moeten de werkzaamheden in het kader van het comité een gemeenschappelijk begrip tussen de lidstaten omtrent de samenstelling van de EDTIB mogelijk maken en een gedeeld bewustzijn inzake de productiecapaciteit in de Unie bevorderen. Op basis van een geconsolideerd overzicht van de huidige industriële capaciteit moeten de leden die in het kader van het comité bijeenkomen, de productiecapaciteit beoordelen die vereist is om in de vastgestelde aankoopbehoeften te voldoen, en overeenkomstige productiedoelstellingen voor de defensie-industrie voorstellen, met name voor de meest kritieke vermogens.
Wat betreft de gezamenlijke programmerings- en aanbestedingsfunctie van de EU op defensiegebied zullen bijeenkomsten in het kader van het comité worden voorbereid en gezamenlijk worden voorgezeten door de Commissie en de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap.
Bovendien zal het comité met het oog op de ondersteuning van de uitvoering van het EDIP formeel worden opgericht in het kader van de EDIP-verordening, met name om de voorzieningszekerheid op EU-niveau te waarborgen, maar ook om de uitvoering van de verschillende in het EDIP uitgewerkte ondersteunende maatregelen voor de EDTIB te begeleiden door middel van informatieverstrekking en bijstand. In deze samenstelling zal het comité zelf worden voorgezeten door de Commissie, met deelname van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en het Europees Defensieagentschap (EDA).
In aanvulling op deze inspanningen wordt, om te zorgen voor een doeltreffende samenwerking tussen overheden en industrie en tot een intensievere dialoog en een grotere betrokkenheid te komen, een groep op hoog niveau voor de Europese defensie-industrie opgericht. Deze groep komt bijeen in specifieke configuraties (bv. sectorspecifiek), afhankelijk van het onderwerp in kwestie, en zal fungeren als een bevoorrechte gesprekspartner van het comité om de sector te raadplegen en te zorgen voor een betere samenhang tussen de plannen van de lidstaten enerzijds en het vermogen van de EDTIB om de benodigde output te leveren anderzijds, onverminderd de toepasselijke mededingingsregels in het kader van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
2.1.2.Van strategische programmering naar projecten van gemeenschappelijk belang
Een van de taken van het comité, dat optreedt als de nieuwe gezamenlijke programmerings- en aanbestedingsfunctie op EU-niveau, is het gezamenlijk aanwijzen van mogelijke projecten van gemeenschappelijk belang teneinde de inspanningen en financieringsprogramma’s van de EU gericht in te zetten. De nieuwe programmerings- en aanbestedingsfunctie zal gebaseerd worden op de bestaande instrumenten en initiatieven, en met name op het vermogensontwikkelingsplan (CDP: Capability Development Plan), de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie (CARD: Coordinated Annual Review on Defence) en de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO: Permanent Structured Cooperation).
Om haar paraatheid op defensiegebied in de huidige veiligheidscontext te vergroten, moet de Unie binnen het kader van de EU-prioriteiten voor vermogensontwikkeling Europese defensieprojecten van gemeenschappelijk belang aanwijzen waarop de inspanningen en middelen kunnen worden toegespitst. Door meer, beter, gezamenlijk en Europees te investeren, zullen de lidstaten het effect van hun investeringen kunnen maximaliseren voor de ontwikkeling en exploitatie van vermogens over het gehele spectrum. Dit zal bijdragen tot een beveiligde toegang tot strategische domeinen en betwiste terreinen, onder meer door de ontwikkeling van geschikte systemen die zouden dienen als Europese defensie-infrastructuur van gemeenschappelijk belang en voor gemeenschappelijk gebruik. Dit zou bovendien bijdragen tot het waarborgen van de beschikbaarheid van de strategische hulpmiddelen die nodig zijn voor missies en operaties, alsook voor de snel inzetbare EU-capaciteit.
Tegen 2035 moeten in de EU projecten voor vermogens lopen, of zich in een vergevorderd ontwikkelingsstadium bevinden, die Europees van opzet zijn. Onder voorbehoud van de instemming van de lidstaten, kan het gaan om: vermogens die verband houden met geïntegreerde Europese lucht- en raketdefensie (waarvan het kritieke karakter is bevestigd in het licht van de niet-uitgelokte militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne), bewustzijn in het ruimtedomein, een netwerk van cyberdefensievermogens dat in verhouding staat tot de noodzaak om de Unie doeltreffend te beschermen, alsook adequaat gedimensioneerde, op zee en onder water in te zetten beschermingsmiddelen.
2.2.Gezamenlijk investeren
Meer gezamenlijk investeren is een eerste vereiste voor een grotere paraatheid van de EU op defensiegebied. De lidstaten moeten gedurende de gehele levenscyclus van het vermogen nauwer samenwerken, te beginnen in de onderzoeks-, ontwikkelings- en aanbestedingsfase. Er bestaan al instrumenten om vermogensprioriteiten (het CDP) en samenwerkingsmogelijkheden (de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie) vast te stellen. Het is absoluut noodzakelijk ervoor te zorgen dat die doeltreffend worden gebruikt om concrete defensievermogens te plannen, daarin te investeren en ze uiteindelijk te leveren.
2.2.1.Gemeenschappelijke aanbesteding als norm telkens wanneer dit relevant is: uitbreiding van de interventielogica die in het kader van Edirpa is ontwikkeld
Om verder bij te dragen tot een doeltreffende uitdrukking van de vraag, ter ondersteuning van het concurrentievermogen van de EDTIB, stelt de Commissie voor de Edirpa-interventielogica uit te breiden en de steun voor de gemeenschappelijke aanbesteding van door de EDTIB voortgebrachte defensieproducten te intensiveren. Dit onderdeel van het EDIP zal de financiële kosten compenseren die verband houden met de complexiteit van de samenwerking, en zich daarbij niet beperken tot de meest dringende en kritieke defensieproducten, waardoor het actiegebied van Edirpa wordt verruimd.
Het onderdeel ter ondersteuning van gezamenlijke aanbestedingen van het EDIP zal de aanpassing van de industrie aan structurele veranderingen door middel van samenwerking helpen versnellen. Ook zal het de solidariteit tussen de lidstaten stimuleren door hen in staat te stellen de efficiëntie van overheidsuitgaven te vergroten en bij te dragen tot interoperabiliteit en onderlinge uitwisselbaarheid.
De Commissie en de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap zullen de vooruitgang meten die na de vaststelling van deze strategie wordt geboekt bij de consolidatie van de vraag op defensiegebied. Onderzoek en ontwikkeling (O&O) in samenwerkingsverband en gezamenlijke aanbesteding van defensiematerieel moeten geleidelijk de norm worden in de EU.
Tot op heden hebben de lidstaten niet kunnen voldoen aan de benchmark die zij in 2007 voor het eerst waren overeengekomen, namelijk om 35 % van hun totale budget voor materieel in te zetten in het kader van Europese gezamenlijke aanbestedingen.
Met het oog op een duurzaam vraagsignaal aan de EDTIB voor de lange termijn, wordt aan de lidstaten voorgesteld de doelstelling na te streven om tegen 2030 ten minste 40 % van het defensiematerieel in samenwerkingsverband aan te schaffen.
Met de verwezenlijking van dit doel zullen lopende en toekomstige aanvullende defensie-investeringen van de lidstaten efficiëntere resultaten opleveren, waardoor de weerbaarheid en veiligheid van de EU op doorslaggevende wijze worden versterkt. De aanzienlijke stimulansen die op EU-niveau worden geboden door het Edirpa-instrument en het EDIP, in combinatie met de ervaring die is opgedaan in het kader van de Europese Vredesfaciliteit en met het grotere gevoel van noodzaak, urgentie en solidariteit als gevolg van de huidige geopolitieke situatie, betekenen dat dit zowel essentieel als realistisch is.
2.2.2.Systematischer optreden ter ondersteuning van interoperabiliteit en onderlinge uitwisselbaarheid
De ervaringen van Oekraïne in zijn strijd tegen de ongerechtvaardigde agressie van Rusland hebben de waarde aangetoond van interoperabele en onderling uitwisselbare defensievermogens. Uit de lessen die zijn getrokken op het slagveld is gebleken dat het moeilijk is gebruik te maken van meerdere soortgelijke, maar niet echt interoperabele of onderling uitwisselbare wapensystemen, waaronder ook munitie van hetzelfde kaliber die in verschillende lidstaten wordt geproduceerd. Dit vormt niet alleen een acute operationele uitdaging, maar doet ook afbreuk aan het concurrentievermogen en aan de schaalvoordelen, en beperkt daarmee de werking van de interne markt. De diepere oorzaken van de huidige, niet-duurzame beperkingen hebben te maken met kwesties rond nationale vereisten, de toepassing van normen en certificering. Om de markt te defragmenteren zijn drie elementen van even groot belang: de vaststelling door de lidstaten van gemeenschappelijke vereisten, het gebruik van bestaande normen of het opstellen van nieuwe normen, en een uitgebreidere wederzijdse erkenning van certificeringen.
Kader 3: suboptimale technische vereisten, normen en certificeringen ondermijnen de paraatheid van de EU op defensiegebied
Eerdere Europese samenwerkingsprogramma’s hebben al te vaak te lijden gehad onder de neiging van de lidstaten om de nationale vereisten die voortvloeien uit de nationale vermogensplanningsprocessen te veel toe te spitsen en te vaak in te zetten. Dit heeft over het algemeen geleid tot meerdere versies van hetzelfde vermogen, hogere O&O-, aankoop- en onderhoudskosten en een suboptimale inzet van toeleveringsketens, voor vertragingen gezorgd en de mogelijkheden voor gemeenschappelijke opleiding en logistiek, alsook andere samenwerkingsmogelijkheden, beperkt.
Hoewel rigoureuze normalisatie dergelijke problemen kan helpen oplossen, is er veel bewijs dat normen alleen problemen op het gebied van interoperabiliteit en onderlinge uitwisselbaarheid niet volledig kunnen voorkomen. Ondanks de in het kader van de NAVO aangenomen normalisatieovereenkomsten (STANAG’s) blijft de vrijwillige invoering van deze normen een probleem. Een andere uitdaging vloeit voort uit het feit dat de momenteel overeengekomen normen in operationele termen vaak niet voldoende zorgen voor de vereiste daadwerkelijke interoperabiliteit en onderlinge uitwisselbaarheid, aangezien zij niet alle defensiesystemen bestrijken en ook niet op systematische wijze voldoende gedetailleerd zijn.
Ten slotte blijft certificering ook een probleem dat moet worden aangepakt. Certificeringen worden momenteel afgegeven door specifieke autoriteiten op nationaal niveau en worden niet wederzijds erkend, vaak als gevolg van veiligheidsprotocollen, waardoor de markt de facto versnipperd raakt en de logistiek wordt belemmerd.
Defensienormen zijn een essentiële factor voor de interoperabiliteit van het materieel dat en de uitrusting die de strijdkrachten gebruiken. De EU ondersteunt, met name door middel van door het EDA uitgevoerde activiteiten, de lidstaten bij het vaststellen van normalisatievereisten en het gebruik van normen in het kader van samenwerkingsprojecten, waarbij de STANAG’s als belangrijkste referentie worden gehanteerd.
Veel EDF-projecten ondersteunen reeds een uitgebreidere normalisatie van materieel op EU-niveau, met het oog op het waarborgen van de interoperabiliteit en onderlinge uitwisselbaarheid binnen elke coalitie. Het EDF schrijft de lidstaten dus voor gemeenschappelijke functionele vereisten vast te stellen door middel van het proces van de harmonisering van oproepen, waaraan alle lidstaten kunnen deelnemen. Er zijn echter verdere inspanningen nodig die gericht moeten zijn op het stimuleren van het gebruik van de meest gangbare bestaande normen bij de productie en aankoop van wapens, en daarbij voort te bouwen op bestaande initiatieven en die aan te vullen. Met name het door het EDA beheerde Europese referentiesysteem voor defensienormen (EDSTAR), waarin met goede praktijken overeenstemmende normen (BPS: Best-Practice Standards) worden vastgesteld ter ondersteuning van programma’s, organisaties en agentschappen, moet de basis vormen voor verdere werkzaamheden. EDSTAR vormt een aanvulling op de STANAG’s van de NAVO en is gericht op het optimaliseren van de doeltreffendheid, efficiëntie en interoperabiliteit bij de toepassing van normen voor defensie- en beveiligingsproducten en -diensten. Programma’s en instrumenten van de EU voor de defensie-industrie moeten verdere stimulansen bieden en prioriteit geven aan projecten die bijdragen tot normalisatie en harmonisatie van vereisten.
De Commissie zal daarom, in het kader van haar programma’s voor de defensie-industrie en met name in het kader van het EDF, het gebruik bevorderen van overeengekomen civiele normen — in overeenstemming met de EU-strategie voor normalisatie — of van defensienormen zoals de STANAG’s van de NAVO.
Certificering kan worden gedefinieerd als de formele erkenning dat materieel voldoet aan de toepasselijke vereisten, hetgeen garandeert dat het kan worden gebruikt zonder noemenswaardige gevaren op te leveren voor de bediener. In de defensiesector, waar materieel het leven van bedieners ernstig in gevaar kan brengen, zorgen de lidstaten voor waarborgen door autoriteiten (gewoonlijk agentschappen binnen de ministeries van Defensie) te verplichten materieel te certificeren voordat het kan worden gebruikt. Een gebrek aan wederzijdse erkenning van certificeringen leidt ertoe dat het onmogelijk wordt om een product overal op een bepaalde markt aan te bieden, zelfs binnen de EU.
Om certificeringsgerelateerde kwesties aan te pakken, zal de Commissie ook activiteiten voor snelle wederzijdse certificering ondersteunen, met inbegrip van bijbehorende tests, indien nodig. Een dergelijke wederzijdse certificering is, op vrijwillige basis, reeds een feit in de luchtwaardigheidssector in het kader van het EDA. Het Agentschap zal er ook naar streven andere certificerings-, test- en evaluatieactiviteiten verder te vergemakkelijken. Met name zou door het intensiveren van de werkzaamheden van het EDA met betrekking tot testen en evaluatie op defensiegebied, de coördinatie worden vergemakkelijkt van testactiviteiten die gericht zijn op het waarborgen van platformoverschrijdende wederzijdse certificering van soortgelijk materieel.
Daarnaast stelt de Commissie voor om in tijden van crisis onder specifieke omstandigheden de wederzijdse erkenning van nationale certificeringen toe te staan, overeenkomstig de bepalingen van het EDIP.
2.2.3.Naar robuuste samenwerkingsprogramma’s voor bewapening die de volledige levenscyclus bestrijken: de structuur voor een Europees bewapeningsprogramma als nieuw en krachtig instrument
De samenwerkingsprogramma’s voor bewapening van de lidstaten hebben met grote uitdagingen te maken gekregen. Zij worden meestal op ad-hocbasis opgezet en worden ondermijnd door een gebrek aan instrumenten die passen bij hun complexiteit. Dit heeft vaak geleid tot vertragingen en kostenoverschrijdingen. Hoewel het EDF en de PESCO stimulansen en kaders hebben geboden om deze situatie te verhelpen, moet de inzet van de lidstaten voor samenwerking gedurende de gehele levenscyclus van defensievermogens verder worden aangemoedigd en opgevoerd. Daartoe zal de Commissie een nieuw rechtskader in het leven roepen — de structuur voor een Europees bewapeningsprogramma (SEAP: Structure for European Armament Programme) — als instrument om de samenwerking op defensiegebied te ondersteunen en te versterken, ook in het kader van de PESCO, indien de lidstaten daarmee instemmen.
Binnen dit nieuwe rechtskader moeten de lidstaten gebruik kunnen maken van gestandaardiseerde procedures voor het opzetten en beheren van samenwerkingsprogramma’s op defensiegebied. Onder specifieke voorwaarden zullen de lidstaten kunnen profiteren van een verhoogd financieringspercentage in het kader van het EDIP, en van vereenvoudigde en geharmoniseerde aanbestedingsprocedures. Wanneer de lidstaten gezamenlijk eigenaar zijn van het aangekochte materieel via de SEAP (die optreedt als een internationale organisatie), zullen zij in aanmerking kunnen komen voor een btw-vrijstelling. Bovendien zal het EDIP voorzien in een bonus voor producten die in het kader van een SEAP zijn ontwikkeld en aangekocht, indien de betrokken lidstaten het eens worden over een gemeenschappelijke aanpak voor de uitvoer voor defensiedoeleinden. Daarnaast zal de status van internationale organisatie de lidstaten ook in staat stellen desgewenst schuldpapier uit te geven om het financieel plan voor de lange termijn voor bewapeningsprogramma’s te waarborgen. Hoewel de Unie niet aansprakelijk zou zijn voor de uitgifte van schuldpapier door de lidstaten, kunnen bijdragen uit hoofde van het EDIP ten behoeve van het functioneren van de SEAP de voorwaarden verbeteren voor de financiering door de lidstaten van bewapeningsprogramma’s die in aanmerking komen voor steun van de Unie.
Dit nieuwe instrument zal ook helpen bij het intensiveren van de samenwerkingsinspanningen van de lidstaten, in overeenstemming met de prioriteiten inzake vermogens die de lidstaten gezamenlijk zijn overeengekomen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), en met name via het CDP. Het moet de uitvoering van PESCO-projecten vergemakkelijken en ondersteunen en bijdragen tot de nakoming van de verdergaande verbintenissen die de deelnemende lidstaten zijn aangegaan. In het kader van de lopende strategische evaluatie van de PESCO zou de hoge vertegenwoordiger de deelnemende lidstaten kunnen aanbevelen de verdergaande verbintenissen met betrekking tot de EDTIB te versterken en mogelijke nieuwe verbintenissen te overwegen, met name inzake gezamenlijke aankopen bij de EDTIB, in overeenstemming met de ambitie van deze strategie. Met deze verbintenissen zou ook bij het opzetten en uitvoeren van de PESCO-projecten rekening kunnen worden gehouden.
Zoals beschreven in afdeling 3 van deze gezamenlijke mededeling, zou door middel van de SEAP ook steun kunnen worden verleend voor de ontwikkeling van prototypen die voortkomen uit gezamenlijke O&O-acties die door het EDF worden gefinancierd met het oog op industriële productie.
2.3.Europees investeren
Door meer, beter en gezamenlijk te investeren, zal de paraatheid van de Unie op defensiegebied alleen worden vergroot als de toegenomen investeringen die voortvloeien uit de ruimere nationale budgetten ten goede komen aan de defensie-industrie van de Unie. Of de investeringen van de lidstaten in de richting van de EDTIB zullen vloeien, hangt echter sterk af van de vraag of de EDTIB kan aantonen dat zij zowel qua snelheid als qua volume aan de vraag van de lidstaten kan voldoen.
De dringende aankoopbesluiten die de lidstaten in het licht van de drastisch verslechterende veiligheidscontext hebben genomen, zijn tot stand gekomen tegen de achtergrond van een EDTIB die nog werd ingeperkt door een beperkte productiecapaciteit die qua omvang was afgestemd op tijden van vrede. De sterk toegenomen aankopen zijn vooral ten goede gekomen aan de industrie buiten de EU. Een tijdige beschikbaarheid van de juiste hoeveelheden vormt daarom een nieuwe parameter voor het concurrentievermogen van de EDTIB en voor de veiligheid van de Unie, met name in tijden van verhoogde veiligheidsspanningen.
De intensivering van die trend heeft geleid tot een toename van bestaande afhankelijkheden of het ontstaan van nieuwe afhankelijkheden, waardoor de potentiële opwaartse spiraal van toegenomen investeringen, die zou leiden tot een versterking van de EDTIB, wordt begrensd. De omvang van de aankopen die via het programma Foreign Military Sales (FMS) van de VS worden gedaan is in de EU tussen 2021 en 2022 met 89 % toegenomen. Bovendien zijn opkomende wapenfabrikanten uit andere derde landen ook tot de EU-markt doorgedrongen. Deze trend ondermijnt het concurrentievermogen van de EDTIB en leidt ertoe dat geld van de belastingbetaler in de EU banen schept in het buitenland; de trend moet dus worden omgebogen.
Daartoe streeft de Commissie, in samenwerking met de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap, naar de instelling van een Europees mechanisme voor militaire verkoop om de beschikbaarheid van door de EDTIB geleverde defensieproducten te bevorderen en meer bekendheid te geven aan die beschikbaarheid. De Commissie stelt voor zo’n mechanisme te testen door middel van een proefproject in het kader van het EDIP om samen met de lidstaten en de industrie een volwaardig mechanisme op te bouwen dat vanaf 2028 beschikbaar zou zijn. Het mechanisme zal in het kader van dit proefproject een opzet met vier pijlers krijgen: 1) een catalogus van defensieproducten, 2) financiële steun voor de inrichting van pools van defensievermogens die snel beschikbaar zijn, 3) bepalingen om aanbestedingsprocedures te vergemakkelijken, en 4) maatregelen voor capaciteitsopbouw voor aanbestedingsagenten.
Ten eerste zal de Commissie, door voort te bouwen op bestaande instrumenten, in samenwerking met de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap werken aan de opstelling van één gecentraliseerde en geactualiseerde catalogus van defensieproducten die door de EDTIB worden ontwikkeld. De munitiecrisis in de context van de oorlog in Oekraïne heeft aangetoond dat de Unie over een belangrijke productiecapaciteit beschikte, maar dat de wijdverbreide onderschatting van deze capaciteit leidde tot een grotere aandacht voor producenten uit derde landen. Dergelijke misvattingen zijn nadelig voor de EDTIB en moeten worden rechtgezet. Om de zichtbaarheid van in de EU ontwikkelde oplossingen te vergroten, zal de Commissie, in nauwe samenwerking met de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap, een centraal toegangspunt inrichten voor de identificatie van door de EDTIB geproduceerde defensieproducten. Een dergelijke catalogus zal op vrijwillige basis door de industrie worden gevoed via specifieke oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling.
Ten tweede zal de Commissie haar steun geven aan de inrichting van pools voor de paraatheid van de defensie-industrie, om de beschikbaarheid van in de EU vervaardigde defensieproducten te vergroten en de leveringstermijnen daarvan te verkorten. Doordat zij in beperkte hoeveelheden produceert voor kleinere nationale markten, heeft onze industrie een concurrentienadeel ten opzichte van spelers van buiten de EU. EU-fabrikanten bieden weliswaar vergelijkbare of kortere leveringstermijnen ten opzichte van fabrikanten van buiten de EU, maar producten van buiten de EU kunnen vaak gemakkelijk worden aangevoerd vanuit bestaande voorraden buiten de EU, zodat zij sneller op de markt ter beschikking kunnen worden gesteld, waardoor deze oplossingen van buiten de EU aantrekkelijker zijn. In het kader van het EDIP stelt de Commissie voor financiële steun te verlenen voor de aankoop van extra hoeveelheden van defensievermogens waarvoor de lidstaten tot gezamenlijke aanbesteding in het kader van de SEAP hebben besloten. Dit zou het mogelijk maken strategische reserves aan te leggen die snel ter beschikking kunnen worden gesteld van andere afnemers, wat zou neerkomen op een aantrekkelijke regeling voor verkopen tussen regeringen. Het beheer van het gebruik van het materieel in de reserve zal worden vastgesteld door de lidstaten die deel uitmaken van de structuren voor een Europees bewapeningsprogramma.
Ten derde stelt de Commissie voor een standaardregeling die van toepassing is op toekomstige defensieopdrachten en raamovereenkomsten met in de EU gevestigde fabrikanten in te voeren. Het EU-recht biedt de lidstaten reeds de mogelijkheid om hun opdrachten en raamovereenkomsten open te stellen voor andere lidstaten, wanneer deze mogelijkheid vanaf het begin van de aanbestedingsprocedure is voorzien. De lidstaten maken echter slechts zeer zelden gebruik van deze mogelijkheid. Bijgevolg vinden slechts in zeer beperkte mate aankopen door andere lidstaten via dergelijke opdrachten en raamovereenkomsten plaats. Om deze situatie structureel te verhelpen, zou deze standaardregeling erin voorzien dat, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, een defensieopdracht/raamovereenkomst kan worden opengesteld voor elke andere lidstaat onder dezelfde voorwaarden als voor de aanbestedende lidstaat (mits de betrokken lidstaten daarmee instemmen). Bovendien lijkt het, op basis van de praktijk van de lidstaten sinds het begin van de grootschalige Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, noodzakelijk om de lidstaten toe te staan ook gebruik te maken van bestaande nationale raamcontracten met in de EU gevestigde fabrikanten om namens anderen extra hoeveelheden aan te kopen (“leidende natie”-kader). Daarom doet de Commissie in het kader van het EDIP een voorstel voor een verlenging van de tijdelijke afwijking van Richtlijn 2009/81/EG waarin de ASAP-verordening voorziet. Op grond van deze “clausule inzake industriële solidariteit” zouden de lidstaten kunnen profiteren van de contracten van andere lidstaten, hun administratieve lasten (alsook de lasten voor de industrie) kunnen terugdringen en materieel kunnen verkrijgen met een kortere leveringstermijn.
Ten vierde zouden lidstaten, om aankopen bij de EDTIB te vergemakkelijken, steun kunnen vragen uit hoofde van bestaande EU-instrumenten, zoals het instrument voor technische ondersteuning (TSI) , voor bestuurlijke capaciteitsopbouw, alsook voor het doorvoeren van relevante hervormingen. Met name zouden de nationale aanbestedingsinstanties van de lidstaten steun kunnen vragen voor de vereenvoudiging van aanbestedingsprocedures, de reorganisatie van governancestructuren, informatie-uitwisseling, en onderwijs en opleiding, met als doel de gezamenlijke aanbesteding in de Unie te verbeteren. Het EDA zal deze bestuurlijke capaciteitsopbouw verder ondersteunen door fora te bieden voor het delen van goede praktijken en verdere samenwerkingsacties te plannen binnen het kader van zijn netwerk van deskundigen op het gebied van defensieaankopen.
Net als bij gezamenlijke aanbesteding is het van essentieel belang dat de Commissie en de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap samen met de lidstaten de uit deze strategie voortvloeiende vooruitgang kunnen meten met behulp van door de lidstaten verstrekte gegevens.
Toegenomen investeringen in defensie zullen hun doel alleen kunnen bereiken dankzij intensiever samenwerking, als voorwaarde voor het overwinnen van aanhoudende inefficiënties. Om te kunnen komen tot een niveau van weerbaarheid dat in verhouding staat tot het dreigingsniveau, moeten de lidstaten de door de EDTIB geboden kansen ten volle benutten door over het hele spectrum van investeringen en aankopen samen te werken. Twee indicatoren kunnen dienen om de vooruitgang te meten als gevolg van de uitvoering van deze strategie.
Ten eerste is de defensiemarkt van de EU tussen 2017 en 2023 met 64 % gegroeid, terwijl de handel in defensiegerelateerde goederen tussen de lidstaten slechts marginaal is toegenomen en nu slechts 15 % van de totale waarde van de defensiemarkt van de EU vertegenwoordigt
. Deze trend moet worden omgebogen. De lidstaten wordt verzocht om ervoor te zorgen dat de waarde van de handel in defensiegerelateerde goederen binnen de EU uiterlijk in 2030 ten minste 35 % van de waarde van de defensiemarkt van de EU vertegenwoordigt.
Bovendien blijkt uit recente gegevens dat bijna 80 % van de defensie-investeringen van de lidstaten sinds 2022 is gedaan bij leveranciers van buiten de EU, tegenover ongeveer 60 % vóór de oorlog. Deze verontrustende wending zou weliswaar gerechtvaardigd kunnen zijn om redenen van urgentie, maar kan worden aangepakt door een grotere transparantie en concrete vooruitgang op het gebied van de beschikbaarheid en doorlooptijden van producten van de EDTIB.
Met het oog op de gedeelde ambitie zoals die in deze strategie tot uitdrukking komt, moeten de lidstaten de huidige trend ombuigen en geleidelijk hun aankopen bij de EDTIB in eerste instantie weer terugbrengen op het niveau van vóór de oorlog, en deze vervolgens zo veel mogelijk verder opvoeren. De lidstaten wordt verzocht om gestage vooruitgang te boeken bij het binnen de EU besteden van minstens 50 % van hun budget voor defensie-investeringen uiterlijk in 2030, oplopend tot minstens 60 % uiterlijk in 2035.
Door de huidige trends om te buigen en te voldoen aan die benchmarks zouden de weerbaarheid van de Unie en de veiligheid van onze burgers duidelijk worden vergroot. Op grond van aanvullende steun voor Europese samenwerking uit hoofde van het EDIP en het EDF, alsook uit hoofde van vervolgprogramma’s vanaf 2028, in combinatie met een sterke politieke wil en inzet van de lidstaten, zijn deze benchmarks realistisch en haalbaar.
Verdere maatregelen
Om de lidstaten te helpen meer, beter, gezamenlijk en Europees te investeren, zullen de Commissie en de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap:
Ø een nieuwe gezamenlijke programmerings- en aanbestedingsfunctie opzetten door een Comité voor paraatheid van de defensie-industrie op te richten, alsook een groep op hoog niveau voor de Europese defensie-industrie met een adviserende rol.
De Commissie:
Ø stelt voor om in het kader van het EDIP de Edirpa-logica uit te breiden ter ondersteuning van de samenwerking bij de aankoop van door de EDTIB voortgebrachte producten;
Ø stelt voor om in het kader van het EDIP een snelle wederzijdse erkenning van certificering mogelijk te maken in tijden van crisis;
Ø stelt voor een nieuw rechtskader ter beschikking te stellen van de lidstaten: de structuur voor een Europees bewapeningsprogramma (SEAP) om de samenwerking op het gebied van defensie te intensiveren, volledig complementair aan het PESCO-kader;
Ø stelt voor geleidelijk een Europees mechanisme voor militaire verkoop tot stand te brengen om de tijdige beschikbaarheid van EU-materieel in de juiste hoeveelheden te bevorderen;
Ø stelt voor om via het EDIP Europese defensieprojecten van gemeenschappelijk belang op te zetten om — op EU-niveau — bij te dragen tot het beveiligen en beschermen van de vrije toegang van de Unie en de lidstaten tot betwiste terreinen, zoals cyberspace, de ruimte, het luchtruim en de zee, en tot de uitvoering van de EU-prioriteiten voor vermogensontwikkeling.
Verder zal de hoge vertegenwoordiger:
Ø de aan de PESCO deelnemende lidstaten, in het kader van de strategische evaluatie 2023-2025 van de PESCO, aanbevelen om de verdergaande verbintenissen met betrekking tot de EDTIB te versterken (of mogelijke nieuwe verbintenissen te overwegen), en gebruik te maken van PESCO-projecten om de ambitie van deze strategie te verwezenlijken.
|
3.De beschikbaarheid waarborgen: een snel reagerende EDTIB ongeacht de omstandigheden en de tijdshorizon
De EU kan al vertrouwen op een over het algemeen concurrerende EDTIB van wereldklasse. In een drastisch veranderde geopolitieke context die de EU en haar lidstaten dwingt verantwoordelijkheid te nemen voor de veiligheid van hun burgers, is het echter belangrijker dan ooit om partnerschappen aan te gaan met een sneller reagerende en weerbaardere EDTIB. Het gaat er hier om de juiste voorwaarden te scheppen voor de industrie van de EU om te voldoen aan de vraag van de lidstaten, zowel wat snelheid als wat schaal betreft. Hoewel de lidstaten verantwoordelijk zijn voor het plaatsen van vaste en op de lange termijn gerichte orders om de noodzakelijke voorspelbaarheid van de markt voor de defensie-industrie te waarborgen, is de Commissie bereid gebruik te maken van haar prerogatieven en relevante programma’s om dit streven te ondersteunen.
3.1.Een snellere reactie en een veelzijdige aanpassing aan dringende behoeften ondersteunen
Zoals duidelijk is aangetoond door de Russische militaire agressie tegen Oekraïne, zijn de veiligheid van de Unie en haar vermogen om haar partners doeltreffend te ondersteunen afhankelijk van haar vermogen om snel defensiematerieel te mobiliseren. Aangezien het dreigingsniveau in de nabije toekomst waarschijnlijk hoog zal blijven, moet de EDTIB in staat zijn om te leveren wat nodig is, in de juiste hoeveelheden, op de juiste plaats en op het juiste moment. Daartoe moet de EDTIB een paradigmaverschuiving ondergaan en meer risico’s nemen om beter in te kunnen spelen op de behoeften van alle lidstaten.
De EDTIB moet worden ingezet om de weerbaarheid en de voorzieningszekerheid in heel Europa te vergroten, met volledige inachtneming van de specifieke behoeften van de lidstaten die objectief gezien het sterkst zijn blootgesteld aan het risico dat conventionele militaire dreigingen uitmonden in daadwerkelijke conflicten. Dit vereist ook het aanpakken van knelpunten voor het snelle, efficiënte en ongehinderde verkeer van defensiematerieel en -vermogens door middel van verdere investeringen in militaire mobiliteit.
De EU zal deze mentaliteitsverandering begeleiden en bijdragen tot het minder risicovol maken van de inspanningen van haar defensie-industrie, teneinde haar paraatheid te vergroten door de opschaling van de productiecapaciteit in de EU te ondersteunen op gebieden die gezamenlijk door de lidstaten en de Commissie zijn aangewezen, met bijzondere aandacht voor kmo’s en kleine midcaps. Daartoe stelt de Commissie voor de interventielogica van het ASAP-programma uit te breiden tot grond-grondmunitie en raketten, zodat de EU productieve investeringen in de EDTIB kan versnellen voor de producten die het hardst nodig zijn. De financiële steun van de EU moet zorgen voor een groter productievolume van relevant defensiematerieel, helpen de leveringstermijnen ervan te verkorten en potentiële knelpunten en factoren aanpakken die de levering en productie ervan zouden kunnen vertragen of belemmeren. Voor zover mogelijk moet dergelijke financiële steun ook grensoverschrijdende industriële partnerschappen en samenwerking tussen relevante ondernemingen in een gezamenlijke inspanning van de industrie aanmoedigen, met volledige inachtneming van de relevante financiële en mededingingsregels.
Het ondersteunen van opschaling houdt echter ook in dat de industriële gevolgen van een afschaling moeten worden aangepakt zodra aan de sterk gestegen vraag is voldaan. Nu investeren in de ontwikkeling van “voortdurend beschikbare” faciliteiten en de mogelijke herbestemming van civiele productielijnen zou bijdragen tot de veiligheid van de burgers van de Unie, terwijl de flexibiliteit van de productiecapaciteit en het algehele concurrentievermogen van de EDTIB behouden blijven.
De Commissie zal via het EDIP bijdragen tot het opbouwen van “voortdurend beschikbare” industriële reservecapaciteit die voorziet in de nodige flexibiliteit om te kunnen opschalen in reactie op urgente pieken in de vraag. Dit zou met name passend zijn wanneer de lidstaten kritieke leveringstekorten vaststellen.
Het zal mogelijk zijn te voorzien in de financiering van bijvoorbeeld gereedschapswerktuigen en de relevante personeelskosten om ervoor te zorgen dat de EDTIB in geval van een ernstige crisis op korte termijn de benodigde goederen op grote schaal kan produceren, doordat zij de beschikbaarheid van productiecapaciteit heeft vergroot en tegelijkertijd de productietechnologieën waar mogelijk heeft gemoderniseerd. Dit zal ervoor zorgen dat onmiddellijk kan worden opgeschaald indien dat nodig is.
De Commissie zal ook samen met de lidstaten maatregelen onderzoeken om productielijnen uit de civiele industrie snel te mobiliseren voor defensieproductiedoeleinden en ervoor te zorgen dat de vereiste gekwalificeerde arbeidskrachten beschikbaar zijn in het kader van dergelijke scenario’s (bv. het voorbereiden van personeel wat betreft veiligheidsmachtigingen en opleiding). Dankzij deze doeltreffende, praktische oplossingen zal de productie van de EDTIB in staat zijn om zich onverwijld aan te passen aan schommelingen in de vraag van de lidstaten.
Kader 3. Een argument voor een verbeterd reactievermogen: verwezenlijking van de massaproductie van voor defensie relevante drones tegen de achtergrond van de lopende inspanningen voor de benutting van hun potentieel
Onbemande systemen spelen een beslissende rol in de lucht-, zee- en landcomponenten van het strijdtoneel in Oekraïne, en worden op grote schaal gebruikt voor verkenning en inlichtingen, voor vuursteun en ook als effectoren. Oekraïne gebruikt naar schatting maximaal 10 000 luchtdrones per maand op het slagveld en produceert 40 000 nieuwe drones per maand.
De meeste daarvan zijn goedkope verbruiksgoederen, in veel gevallen herbestemde commerciële civiele drones, die niettemin veel duurder materieel kunnen vernietigen. Hoewel zij niets afdoen aan nut en noodzaak van een breed scala aan gespecialiseerde militaire drones, zijn ze van aanzienlijke tactische en strategische waarde gebleken.
Hoewel het EDF en de voorlopers daarvan al sinds 2017 financiële steun verlenen aan O&O-acties op defensiegebied met betrekking tot onbemande systemen, kan de ontwikkeling van een capaciteit om snel op te kunnen schalen tot de massaproductie van dergelijk materieel, worden aangemerkt als een essentieel onderdeel van de paraatheid van de EU op het gebied van defensie met het oog op zware conflicten. Dit zou het voorwerp kunnen vormen van maatregelen in het kader van het toekomstige EDIP, en kritieke afhankelijkheden of knelpunten moeten worden geïdentificeerd en weggenomen. De ondersteuning van een gezamenlijke aanbesteding van drones of systemen ter bestrijding van onbemande luchtvaartuigen is ook mogelijk in het kader van Edirpa.
Onbemande luchtvaartsystemen behoren ook tot de prioritaire behoeften van Oekraïne die potentieel kunnen worden ondersteund via de Europese Vredesfaciliteit, in coördinatie met de werkzaamheden in het kader van de vermogenscoalities onder de contactgroep voor de verdediging van Oekraïne (Ukraine Defence Contact Group).
De Commissie heeft op 29 november 2022 een Europese dronestrategie 2.0 vastgesteld, in het kader waarvan verschillende vlaggenschipacties worden uitgevoerd. In aanvulling op de financiering voor relevante O&O-acties in het kader van het programma Horizon Europa en het EDF zijn nog andere acties gestart: ten eerste gecoördineerde oproepen waarbij financiering uit EU-instrumenten en leningen van de Europese Investeringsbank (EIB) worden gecombineerd ter ondersteuning van een nieuw vlaggenschipproject inzake “dronetechnologieën”; ten tweede de ontwikkeling van een strategische routekaart voor dronetechnologie om prioritaire gebieden vast te stellen voor het stimuleren van onderzoek en innovatie, het verminderen van bestaande strategische afhankelijkheden en het voorkomen van nieuwe afhankelijkheden, of het opzetten van een EU-netwerk voor testcentra voor drones voor civiele defensie om uitwisselingen tussen de civiele en de defensiesector te faciliteren.
|
Om de veelzijdigheid van de EDTIB verder te ondersteunen, stelt de Commissie in het kader van het voorgestelde EDIP de oprichting voor van een fonds voor de versnelde transformatie van defensietoeleveringsketens (FAST: Fund to Accelerate Defence Supply Chain Transformation). Het fonds zal gericht zijn op het vergemakkelijken van de toegang tot vreemd en/of eigen vermogen voor kmo’s en kleine midcaps die defensietechnologieën industrialiseren en/of defensieproducten produceren, of die vergevorderde plannen hebben om dat te gaan doen. Met het FAST zou een veelvoud van de middelen kunnen worden gegenereerd die door het EDIP aan het initiatief zijn toegewezen in de vorm van leningen of investeringen in eigen vermogen.
Door aanvullende publieke en private investeringen ter ondersteuning van de EDTIB aan te trekken, zal het FAST de weerbaarheid van de waardeketens van de defensie-industrie van de Unie versterken. Dit initiatief moet ook bijdragen tot de ondersteuning van de ontwikkeling van een ecosysteem van investeerders die zich richten op groeifasen, investeren in kritieke defensieleveranciers en de opschaling van innovatieve defensiebedrijven ondersteunen.
3.2.Een technologische voortrekkersrol op het gebied van defensie nastreven
Terwijl ervoor wordt gezorgd dat de EU in staat is om op industrieel vlak te reageren op veiligheidscrises, is het tegelijkertijd even belangrijk dat Europa voorop blijft lopen op het gebied van innovatie. Er is meer dan ooit behoefte aan aanhoudende O&O-inspanningen om het concurrentievermogen van de EDTIB op langere termijn te handhaven, met name wat betreft de beschikbaarheid ervan, teneinde het volledige potentieel van de uitmuntendheid van haar wetenschappers, ingenieurs en innovatoren te benutten. Op de korte termijn zouden technologische doorbraken ook bijdragen tot het aanpakken van de huidige uitdagingen, waaronder de aanhoudende oorlog in Oekraïne.
3.2.1.Innovatie ondersteunen en het defensiepotentieel van kmo’s benutten
Door een meer gestructureerde en systematische samenwerking in de hele EU aan te moedigen en te ondersteunen, heeft het EDF de weg vrijgemaakt voor een innovatievere EDTIB en voor de openstelling en europeanisering van toeleveringsketens. Het is echter van essentieel belang om de ambitie van de EU ten aanzien van het op efficiënte wijze bevorderen van innovatie op defensiegebied en de opkomst van nieuwe spelers in de toeleveringsketens op defensiegebied verder op te voeren. De sector moet de snellere civiele innovatiecycli voor technologieën met potentieel voor tweeërlei gebruik ten volle benutten om zijn concurrentievermogen te behouden en de militaire voorsprong op het slagveld te waarborgen.
Om concurrerend te blijven, moeten het vermogen en de autonomie om innovatieve defensieproducten te ontwikkelen ook worden ondersteund door middel van steun voor onderzoek naar toekomstbestendige defensievermogens, onder meer op het gebied van disruptieve technologieën. Dergelijke technologieën kunnen een ingrijpend transformerend effect hebben op de strijdkrachten van de lidstaten en een kritiek operationeel voordeel opleveren. Daartoe moet de EU ernaar streven innovatieve ondernemingen — met name start-ups, kmo’s, kleine midcaps en organisaties voor onderzoek en technologie (RTO’s) — flexibelere, snellere en soepelere financieringscycli aan te bieden en betere verbindingen met militaire eindgebruikers en investeerders mogelijk te maken.
Tegen deze achtergrond zullen in het kader van de EU-regeling voor defensie-innovatie (Eudis), die in het kader van het EDF is ontwikkeld en over een begroting van 2 miljard EUR beschikt, binnen dit MFK innovatieondersteunende diensten voor afzonderlijke entiteiten worden voorgesteld, onder meer door matchmaking met investeerders, partners en eindgebruikers, en zal de steun voor het testen en valideren van innovatieve producten en technologie worden versterkt. Eudis zal ernaar streven de administratieve rompslomp te verminderen, met name voor kmo’s en kleine midcaps, door bijvoorbeeld de invoering van “voortdurend beschikbare” oproepen tot het indienen van projecten en manieren om veelbelovende technologieoverdracht van het civiele naar defensiedomein te ondersteunen, indien van toepassing, te onderzoeken.
Dankzij de voortdurende en intensieve samenwerking tussen de Europese Commissie (Eudis) en het EDA (innovatiehub voor defensie — HEDI: Hub for EU Defence Innovation) kunnen innovatoren op het gebied van defensie ten volle profiteren van op maat gesneden steunmaatregelen van de EU, met inbegrip van de richtsnoeren over de vermogensbehoeften van militaire eindgebruikers en de mogelijkheden om te netwerken met Europese defensiegemeenschappen. Op jaarbasis ondersteunt Eudis, in nauwe samenwerking met de HEDI, tot 400 innovatieve start-ups en kmo’s om hen te helpen traditionele toegangsbelemmeringen te overwinnen.
De diensten van de Commissie zullen, na overleg met het EDA (HEDI), hackathons ondersteunen, waarbij jonge ingenieurs en start-ups samenkomen en met elkaar zullen wedijveren om de beste oplossing te vinden voor concrete vraagstukken op het strijdtoneel, te beginnen met de uitdagingen waarmee de Oekraïense strijdkrachten op het slagveld worden geconfronteerd. Om de Oekraïense technologische en industriële defensiebasis verder te ondersteunen, zal een innovatiebureau van de EU in Kyiv fungeren als brug tussen start-ups en innovatoren in de EU en de Oekraïense industrie en strijdkrachten. Het innovatiebureau zal bijdragen tot de overdracht van technologische doorbraken die van invloed kunnen zijn op het slagveld.
Kader 4. Kmo’s: nu al centraal in de inspanningen van de EU ter ondersteuning van industriële defensie
Als behendige spelers spelen kmo’s een steeds belangrijkere rol als aanbieders van disruptieve technologie en innovatie binnen de defensiegemeenschap. De Commissie heeft daarom actie ondernomen om een actievere bijdrage van kmo’s aan O&O op defensiegebied in de EU te ondersteunen, met name door specifieke EDF-oproepen voor kmo’s te doen en tegelijkertijd hun deelname aan alle andere projecten aan te moedigen. Grensoverschrijdende samenwerking met kmo’s is een van de gunningscriteria van het EDF-programma en er zijn financiële bonussen verbonden aan de mate van betrokkenheid van kmo’s bij ontwikkelingsacties.
Naar aanleiding van de EDF-oproepen van 2021 en 2022 is aan 511 kmo’s 354 miljoen EUR toegekend, wat neerkomt op respectievelijk 40 % van de deelnemers en 20 % van de financiering. In de EDF-oproepen van 2023 vertegenwoordigden de deelnemende kmo’s ongeveer 50 % van het totale aantal entiteiten, en vroegen zij 30 % van het totale aangevraagde subsidiebedrag aan. Voor de periode 2023-2027 wordt geraamd dat het EDF tot 840 miljoen EUR aan financiering aan kmo’s zou moeten toekennen.
In 2022 heeft het EDF 224 miljoen EUR toegewezen aan defensie-innovatie en steun voor kmo’s in het kader van Eudis, met inbegrip van specifieke activiteiten zoals op het gebied van technologische uitdagingen. De Eudis-maatregelen worden verder ontwikkeld en uitgevoerd om kmo’s gedurende hun gehele groeicyclus te ondersteunen. In januari 2024 werd een belangrijke mijlpaal bereikt, met de lancering van een eigenvermogensfaciliteit voor defensie teneinde samen met het Europees Investeringsfonds, dat deel uitmaakt van de EIB-groep, tot 500 miljoen EUR te investeren in veelbelovende kmo’s op defensiegebied om hun groei te begeleiden. In 2024 zal naar verwachting een defensieaccelerator worden gelanceerd en zullen er matchmakingactiviteiten met investeerders worden georganiseerd.
|
3.2.2.EDF-projecten helpen na de O&O-fase uit te monden in concrete resultaten
Met meer dan 1 miljard EUR per jaar in de periode 2021-2027 is het EDF al een krachtig instrument voor de stimulering van de industriële samenwerking op defensiegebied en voor het bieden van stimulansen voor grensoverschrijdende O&O op defensiegebied, waardoor wordt bijgedragen tot meer Europese waardeketens van de defensie-industrie.
Na de onderzoeksfase en de vroege ontwikkelingsfasen stuiten de samenwerkingsverbanden echter op een “commercialiseringskloof” tijdens de prototypefase, waarin een aanzienlijk hoger niveau van betrokkenheid van de lidstaten wordt gevergd.
Bovendien zouden uiteenlopende operationele vereisten en nationaal industriebeleid defensiebedrijven ertoe kunnen brengen hun samenwerking te beëindigen zodra de EDF-actie is beëindigd. Om dit te voorkomen, is voor samenwerkingsacties op defensiegebied die aanvankelijk door het EDF werden gesteund en die de prototypefase hebben bereikt, mogelijk op basis van gemeenschappelijke, geharmoniseerde functionele vereisten aanhoudende ondersteuning van de industrialisering nodig.
De structuren voor een Europees bewapeningsprogramma en de uitbreiding van de Edirpa-logica zullen van groot belang zijn om ervoor te zorgen dat projecten die voortkomen uit het EDF optimaal worden opgepikt. Daarnaast zal het EDIP voorzien in terug te betalen subsidies voor specifieke acties in verband met de productie en commercialisering van prototypen, met name die welke voortkomen uit het EDF.
Een succesvolle overbrugging van de “commercialiseringskloof” na de O&O-fase van samenwerkingsprojecten vereist ook dat de betrokken lidstaten het eens worden over de voorwaarden voor de uitvoer van de gezamenlijk ontwikkelde producten zodra de prototypefase is bereikt. Gezien de lopende evaluatie van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB inzake de controle op de uitvoer van wapens, herhaalt de Commissie samen met de hoge vertegenwoordiger de oproep aan de lidstaten om na te gaan hoe hun praktijken op het gebied van controle op de uitvoer van wapens kunnen worden gestroomlijnd en geleidelijk verder op elkaar worden afgestemd, met name voor de defensievermogens die gezamenlijk worden ontwikkeld. Met hetzelfde doel moeten de lidstaten ook beste praktijken uitwisselen op het gebied van regels voor de controle op de uitvoer voor gezamenlijk ontwikkelde vermogens.
Voorts zal de Commissie maatregelen nemen om overdrachten van defensiegerelateerde producten binnen de EU in het kader van door de EU gefinancierde projecten te vergemakkelijken en ernaar streven het beheer van de vergunningsvoorwaarden en ‑processen voor overdrachten te vereenvoudigen, met name door in de desbetreffende modelsubsidieovereenkomst clausules over overdrachten op te nemen om het gebruik van eindgebruikerscertificaten te beperken.
Momenteel staan verscheidene elementen in de weg aan een correcte en doeltreffende uitvoering van Richtlijn 2009/43/EG, waardoor de daarmee samenhangende voordelen niet ten volle kunnen worden benut op de defensiemarkt. Om de bestaande uitdagingen die in de weg staan aan de effectieve uitvoering ervan beter te analyseren, zal de Commissie uiterlijk eind 2025 een evaluatie van de richtlijn uitvoeren.
3.3.De voorzieningszekerheid op EU-niveau waarborgen
Weerbaarheid is een eerste voorwaarde voor de paraatheid en het concurrentievermogen van de EDTIB.
De EU heeft al instrumenten en kaders ontwikkeld om de paraatheid en weerbaarheid van de industrie te vergroten teneinde toekomstige crisissituaties aan te kunnen pakken, onder meer binnen het kader van het EDA. Dergelijke maatregelen zijn echter niet beschikbaar voor de ondersteuning van de EDTIB, of ze worden slechts in beperkte mate door de lidstaten toegepast voor dit doel. Daarom zal een regeling voor EU-brede voorzieningszekerheid worden ingevoerd, die een grotere weerbaarheid garandeert en evenzeer een concurrentievoordeel biedt aan de EDTIB en de toeleveringsketens van de EU op het gebied van defensie. Door een niveau van voorzieningszekerheid te bieden dat externe concurrenten niet kunnen evenaren, zouden de toeleveringsketens van de EU op defensiegebied kunnen profiteren van een “vertrouwensdividend” van de kant van de lidstaten.
3.3.1.Een grotere voorzieningszekerheid teneinde het defensiepotentieel van de interne markt te maximaliseren
Binnen het kader van het EDIP stelt de Commissie voor een modulaire en geleidelijke regeling voor voorzieningszekerheid in de EU vast te stellen om te zorgen voor een grotere solidariteit en doeltreffendheid in reactie op spanningen in de toeleveringsketens of op veiligheidscrises, en om potentiële knelpunten tijdig in kaart te kunnen brengen. Er worden verschillende reeksen maatregelen voorgesteld om twee soorten crises aan te pakken:
·voorzieningscrises, waarbij tekorten aan civiele componenten of componenten voor tweeërlei gebruik of grondstoffen de tijdige beschikbaarheid en levering van defensieproducten ernstig in gevaar brengen. In dat geval zal er, na activering door de Raad van een ““crisistoestand”, met behulp van een instrumentarium voor gezorgd worden dat de levering van de betrokken componenten en/of grondstoffen ten behoeve van de toeleveringsketens op defensiegebied wordt gewaarborgd, onder meer, waar nodig en gerechtvaardigd door het overkoepelende algemeen belang, door ervoor te zorgen dat dit prioriteit krijgt boven sommige of alle civiele leveringen (als prioritair aangemerkte bestellingen);
·voorzieningscrises die rechtstreeks verband houden met het optreden van een veiligheidscrisis binnen de Unie of in haar buurlanden. Om dergelijke scenario’s het hoofd te bieden, moet de Raad de mogelijkheid krijgen om een tweede, hoger niveau van de crisistoestand te activeren om maatregelen te nemen die noodzakelijk en proportioneel zijn voor de oplossing van de crisis (voornamelijk met betrekking tot de levering van producten die specifiek zijn ontworpen voor militair gebruik).
Om het doeltreffende, efficiënte en evenredige gebruik van dit tweetrapscrisiskader te ondersteunen, stelt de Commissie voor om kritieke producten te identificeren en te monitoren voor bepaalde toeleveringsketens op defensiegebied, die op hun beurt samen met de lidstaten moeten worden geïdentificeerd in het kader van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie.
Voortbouwend op het kader dat momenteel in andere sectoren beschikbaar is, en op de belangrijke strategische activiteiten van het EDA, zullen deze identificatie en monitoring in de eerste plaats berusten op openbaar beschikbare informatie en, alleen waar nodig, op gegevens die door ondernemingen worden verstrekt (met inachtneming van de nationale veiligheidsgaranties van de lidstaten).
3.3.2.Het aanleggen van strategische voorraden mogelijk en minder risicovol maken
Om de risico’s voor de voorzieningszekerheid van de EDTIB verder te verminderen, zal de Commissie als langetermijndoelstelling overwegen financiering te verstrekken voor het aanleggen door de industrie van strategische voorraden van basiscomponenten zoals elektronische componenten en grondstoffen, die transversaal in defensiesystemen worden gebruikt. Het aanleggen van dergelijke voorraden zou kostenbesparingen mogelijk maken indien grote orders worden geplaatst, en zou de prijsinflatie als gevolg van de sterke stijging van de vraag tijdens een crisis kunnen beperken.
In het kader van het EDIP stelt de Commissie een kleinschalige voorbereidende pilottest voor, waarmee het aanleggen van strategische voorraden mogelijk gemaakt zou worden. Een dergelijk systeem zal een aanvulling vormen op het mechanisme voor prioritering in tijden van crisis, zodat de laatstgenoemde optie een laatste redmiddel blijft. In dit verband kunnen ook de lopende werkzaamheden met betrekking tot de maatregelen voor weerbaarheid en paraatheid in het kader van het actieplan voor militaire mobiliteit 2.0 worden overwogen, onder meer via bestaande PESCO-projecten inzake militaire mobiliteit en een netwerk van logistieke hubs.
3.3.3.Vooraf de in strategisch opzicht belangrijkste afhankelijkheden in kaart brengen en deze aanpakken
Een bovenmatige afhankelijkheid van technologieën die van cruciaal belang zijn voor de defensiesector, belemmert de vrijheid van handelen van de strijdkrachten van de lidstaten en kan, vanwege de beperkingen die ermee gepaard gaan, een negatief effect hebben op het concurrentievermogen van de EDTIB
De Commissie heeft reeds het EU-waarnemingscentrum voor kritieke technologieën opgezet om afhankelijkheden in kaart te brengen en technologische routekaarten te ontwikkelen om de gevolgen daarvan te verzachten. Het eerste gerubriceerde verslag van het centrum is onlangs aan de lidstaten verstrekt. Een opschaling van het waarnemingscentrum zal het mogelijk maken afhankelijkheden sneller in kaart te brengen en toeleveringsketens te monitoren, en zal zorgen voor een overzicht van kritieke punten. De tot nu toe uitgevoerde werkzaamheden hebben betrekking op een subset van op halfgeleiders gebaseerde elektrische, elektronische en elektromechanische componenten en op autonome systeemtechnologieën.
Tegelijkertijd zal worden gestreefd naar kruisbestuiving met werkprogramma’s van andere instrumenten van de Unie, zoals het EDF en het programma “Chips voor Europa”, om de gevolgen van de vastgestelde afhankelijkheden te verzachten en ervoor te zorgen dat de EDTIB beschikt over sleuteltechnologieën en -producten voor de defensie-industrie, zoals betrouwbare chips, ter ondersteuning van haar paraatheid.
De Commissie ondersteunt ook de EU-lidstaten, en met name hun regionale en lokale overheden, via het instrument voor technische ondersteuning
, door op maat gesneden technische ondersteuning te bieden bij het ontwerpen en uitvoeren van hervormingen ter bevordering van de economische en technologische veiligheid, het concurrentievermogen en het versterken van de weerbaarheid van toeleveringsketens in de lidstaten.
Verdere maatregelen
Om ongeacht de gehanteerde tijdshorizon de beschikbaarheid te waarborgen op basis van een sneller reagerende EDTIB, doet de Commissie het volgende:
Ø zij stelt voor om in het kader van het EDIP de ASAP-interventielogica uit te breiden tot andere goederen dan munitie en raketten, en deze aan te vullen met de ontwikkeling van “voortdurend beschikbare” faciliteiten en de mogelijke herbestemming van civiele productielijnen;
Ø zij zal samen met de hoge vertegenwoordiger en de lidstaten een beleidsvoorstel opstellen om de productie van drones binnen de EU of eventueel samen met Oekraïne te ondersteunen door relevante instrumenten in te zetten;
Ø zij stelt de oprichting, in het kader van het EDIP, voor van een fonds voor de versnelde transformatie van defensietoeleveringsketens (FAST). Dit nieuwe financieringsinstrument zal kmo’s ondersteunen via financiering met vreemd en/of eigen vermogen;
Ø zij zal zorgen voor aanhoudende ondersteuning van de industrialisering van samenwerkingsacties op defensiegebied die aanvankelijk door het EDF werden ondersteund, door middel van terug te betalen subsidies in het kader van het EDIP;
Ø zij stelt voor een modulaire en geleidelijke regeling voor voorzieningszekerheid in de EU vast te stellen om te zorgen voor een grotere solidariteit en doeltreffendheid in reactie op spanningen in de toeleveringsketens of op veiligheidscrises, en om potentiële knelpunten tijdig in kaart te kunnen brengen.
De EU zal:
Ø een innovatiebureau in Kyiv openen om de start-ups en innovatoren van de Unie en de Oekraïense industrie en strijdkrachten met elkaar in contact te brengen.
|
4.De ambitie van de Unie ten aanzien van de paraatheid van de defensie-industrie financieren
Om ervoor te zorgen dat deze strategie erin slaagt een nieuwe ambitie voor de paraatheid van de defensie-industrie op EU-niveau te verwezenlijken, moet zij gepaard gaan met een stevige verhoging van de financiering, die in verhouding staat tot de uitdaging waarmee we worden geconfronteerd.
Het voorstel voor een verordening tot vaststelling van het EDIP dat deze strategie vergezelt, voorziet in een budget van 1,5 miljard EUR voor investeringen in de industriële paraatheid van de EDTIB op defensiegebied.
Dit moet worden aangevuld met extra bedragen voor de ontwikkeling van de Oekraïense DTIB en de nauwere integratie ervan met de EDTIB en de markt van de Unie voor defensiematerieel. Voor de onmiddellijke defensiebehoeften van Oekraïne is ook aanvullende financiering nodig voor de aankoop van militair materieel om het land te ondersteunen bij de uitoefening van zijn recht op zelfverdediging. Indien de Raad op voorstel van de hoge vertegenwoordiger een GBVB-besluit op grond van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) zou vaststellen om uitzonderlijke kasmiddelen van centrale effectenbewaarinstellingen die voortvloeien uit de onverwachte en buitengewone inkomsten uit bevroren Russische overheidsactiva aan de Unie over te dragen, zouden deze inkomsten in overeenstemming met de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie kunnen worden aangewend voor die aanvullende steun. Indien deze extra middelen beschikbaar zouden komen, zou daarmee de financiële capaciteit van de Europese Vredesfaciliteit voor de aankoop van militair materieel ter ondersteuning van Oekraïne, of van enig ander instrument van de Unie, kunnen worden vergroot. Dit zou met andere woorden betekenen dat de uitzonderlijke winsten uit bevroren Russische activa worden gebruikt om gezamenlijk militair materieel voor Oekraïne aan te kopen.
Zodra de onmiddellijke defensiebehoeften van Oekraïne dit zouden toelaten, zouden ook bepaalde bedragen uit dergelijke buitengewone kasmiddelen kunnen worden opgenomen voor de ontwikkeling van de Oekraïense DTIB op middellange en lange termijn, krachtens de bepalingen in het voorstel voor een verordening tot vaststelling van het EDIP, alsook voor de algemene begrotingsbehoeften van Oekraïne ten behoeve van het herstel en de wederopbouw.
Gezien de omvang van de inspanningen die nodig zijn om de paraatheid van de defensie-industrie in de hele Unie te waarborgen, moet deze begroting worden beschouwd als een — qua omvang beperkte — brug naar het volgende meerjarig financieel kader. Aangezien de uitdagingen op veiligheidsgebied waarmee Europa wordt geconfronteerd, waarschijnlijk zullen aanhouden, is het belangrijk dat in het volgende MFK ambitieuze financiële middelen voor defensie worden opgenomen, met relevante budgetten voor de opvolgers van zowel het EDF als het EDIP voor de periode vanaf 2028.
In deze strategie wordt opgeroepen tot een hernieuwde ambitie in het huidige MFK door middel van het EDIP, en tot versterking van het budget ter ondersteuning van de defensie-industrie voor het volgende MFK. Gezien de verandering van het veiligheidsparadigma als gevolg van de sterke toename van regionale en mondiale dreigingen, die potentieel existentiële veiligheidsuitdagingen voor de Unie en haar lidstaten met zich meebrengen, en gezien het feit dat het volgende MFK pas in 2028 in zal gaan, is het echter noodzakelijk een discussie op gang te brengen over het kwantificeren van de financieringsbehoeften van de EU voor de paraatheid van de defensie-industrie, die in verhouding zouden staan tot deze verandering van het veiligheidsparadigma, en over de vraag hoe een dergelijke adequate financiering kan worden gewaarborgd. Dit vraagt om een gezamenlijke verkenning met de lidstaten, binnen een kort tijdsbestek, om te beoordelen welke behoeften en opties zouden kunnen worden gestimuleerd door middel van de beschikbare instrumenten, zoals een financieel versterkt EDIP en een financieel versterkte EPF, grootschalige gezamenlijke defensieaanbestedingen voor Oekraïne en voor de lidstaten, een massale en snellere industriële opschaling van de industriële defensiebasis van de EU en de lancering van vlaggenschipprojecten op defensiegebied om de ongehinderde toegang van de EU tot betwiste terreinen te beschermen.
5.Een cultuur van paraatheid op defensiegebied tot stand brengen die ook in de verschillende beleidscontexten op EU-niveau wordt geïntegreerd
De Europese defensie-industrie levert een cruciale bijdrage aan de weerbaarheid, veiligheid en sociale duurzaamheid. Zonder vrede op het continent zal er geen economische welvaart zijn, en de rol van de EDTIB in dit verband moet volledig worden erkend in het regelgevingskader en het beleid van de Unie. De EDTIB vormt ook één enkel en kritiek lucht- en ruimtevaart- en defensie-ecosysteem, waarvan de belangrijkste actoren ook bijdragen aan technologieën die de kern vormen van de groene transitie.
Daarom is het van cruciaal belang ervoor te zorgen dat de EDTIB een niveau van toegang tot financiering heeft dat in verhouding staat tot het benodigde investeringsniveau, in een passend regelgevingskader opereert en voldoende aantrekkelijk is voor de jonge generaties en de grootste talenten.
5.1.De toegang tot financiering vergemakkelijken
Het is van essentieel belang om een toereikende toegang tot financiering te waarborgen en publieke investeringen aan te trekken voor de defensiesector van de EU, aangezien het dringend nodig is om investeringen in dit ecosysteem te stimuleren. Daarom is het absoluut noodzakelijk de financiële sector erbij te betrekken. Daartoe zullen de Commissie en de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap in voorkomend geval samenwerken met de lidstaten, het bedrijfsleven en de financiële sector om de toegang van de EDTIB tot zowel private als publieke financiering te verbeteren.
5.1.1.Toegang tot private financiering
De EDTIB wordt geconfronteerd met aanhoudende belemmeringen bij de toegang tot financiering, met name waar het private financiering betreft. Volgens een recente studie van de Commissie
worden kmo’s die actief zijn in de defensiesector geconfronteerd met ernstigere belemmeringen voor de toegang tot financiering dan ondernemingen die in andere sectoren actief zijn. In de periode 2021-2022 heeft twee derde van de geraadpleegde ondernemingen niet getracht om financiering met eigen vermogen te verkrijgen en heeft bijna 50 % ervan afgezien te trachten financiering met vreemd vermogen te verkrijgen, wat in schril contrast staat met het gemiddelde van 6,6 % onder kmo’s in de EU in dezelfde periode.
Om de toegang van de sector tot financiering te verbeteren, zullen de Commissie en het EDA samen met de lidstaten het initiatief nemen om banken en investeerders te contacteren met het oog op een dialoog op hoog niveau om hun intensievere deelname te bespreken, moeilijkheden in kaart te brengen en manieren te vinden om de betrokkenheid van de particuliere sector ter ondersteuning van defensie-investeringen te stimuleren.
De bereidheid van financiële actoren om samen te werken met de defensie-industrie lijkt te worden beïnvloed door specifieke kenmerken van de defensiemarkt (met inbegrip van de complexiteit van aanbestedingen of de moeilijkheden die zij ondervinden bij het beoordelen van de precieze gevolgen van bestaande internationale wapenverdragen) of door veronderstellingen ten aanzien van ecologische, sociale en governancefactoren (ESG-factoren).
In het EU-kader voor duurzame financiering is geen enkele EU-regel opgenomen of gepland die private investeringen in de defensie-industrie belemmert. De diensten van de Commissie zullen, in voorkomend geval samen met de ESMA, richtsnoeren verstrekken voor de toepassing van het EU-kader voor duurzame financiering op het gebied van defensie. In nauwe samenwerking met het EDA zal de Commissie de dialoog tussen de defensie- en de financiële sector versterken en de industrie helpen de transparantie te vergroten. De Commissie zal ook werken aan een betere erkenning van de soevereiniteit, weerbaarheid en veiligheid van de EU, met name binnen het EU-kader voor duurzame financiering. Het netwerk van regeringsdeskundigen op het gebied van ESG, dat wordt beheerd door het EDA, is een voorbeeld van een platform waar dergelijk wederzijds begrip en vertrouwen verder kunnen worden ontwikkeld. Dit forum moet met name de raakvlakken tussen de ministeries van Defensie van de lidstaten en de financiële sector versterken.
Dit zou concrete acties mogelijk maken om de huidige uitdagingen voor de defensie-industrie op het gebied van de toegang tot financiering te verzachten, aangezien synergieën tussen institutionele actoren en particuliere actoren op de kapitaalmarkten in dit verband als cruciaal zijn aangemerkt.
Kader 5. De defensie-industrie en het EU-kader voor duurzame financiering
De defensie-industrie van de Unie levert een cruciale bijdrage aan de weerbaarheid en veiligheid van de Unie en daarmee aan de vrede en sociale duurzaamheid. Tegen deze achtergrond is het EU-kader voor duurzame financiering volledig in overeenstemming met de inspanningen van de Unie om een toereikende toegang van de Europese defensie-industrie tot financiering en investeringen te vergemakkelijken. Het kader legt geen beperkingen op aan de financiering van de defensiesector.
De EU-regels inzake informatieverschaffing over duurzaamheid en duurzaamheidsvoorkeuren zijn horizontaal van toepassing op alle sectoren, waarbij geen enkele sector afwijkend wordt behandeld. De Commissie heeft tot dusver nog geen enkele “sociale taxonomie” opgesteld en er zijn geen plannen om dit te doen. Met uitzondering van wapens die onderworpen zijn aan verboden op grond van door de lidstaten ondertekende internationale verdragen — die door de EU derhalve als onverenigbaar met sociale duurzaamheid worden beschouwd — versterkt de defensie-industrie de duurzaamheid, gezien de bijdrage die zij levert aan weerbaarheid, veiligheid en vrede.
Ook het feit dat specifieke activiteiten van de defensie-industrie tot dusver niet zijn opgenomen in de milieutaxonomie van de EU, houdt geen voorafgaand oordeel in ten opzichte van de milieuprestaties van de defensie-industrie en mag derhalve geen invloed hebben op haar toegang tot financiering.
5.1.2.De bestaande horizontale financieringsinstrumenten van de EU volledig benutten
De EDTIB kan in beginsel al profiteren van bestaande financiële instrumenten van de EU, die via InvestEU worden uitgevoerd. Niettemin vormt het huidige kredietverleningsbeleid van de Europese financiële actoren die InvestEU uitvoeren, waaronder de EIB-groep en nationale stimuleringsbanken en -instellingen, en van internationale financiële instellingen, een belangrijke belemmering voor de inzet van dergelijke financiële instrumenten ter ondersteuning van de sector, afgezien van de mogelijke financiering van technologieën voor tweeërlei gebruik.
Dit wordt geïllustreerd door het onvermogen om het “opschalingsfonds” in het kader van ASAP uit te voeren. Aanpassing van het kredietverleningsbeleid, met name dat van de EIB-groep, is derhalve noodzakelijk en vormt een belangrijke prioriteit wanneer het erom gaat te waarborgen dat de defensiesector toegang heeft tot en ten volle kan profiteren van de financiële instrumenten van de EU. Een dergelijke wijziging zal ook positieve cascade-effecten hebben, doordat een duidelijk positief signaal wordt gegeven aan de financiële markt en aan particuliere banken.
Daarnaast moet de EU de mogelijkheden maximaliseren die worden geboden door synergieën en complementariteiten tussen de financieringsinstrumenten en subsidies. Het toekomstige MFK moet er in dit verband naar streven de synergieën tussen de EU-instrumenten verder te optimaliseren, zoals bedoeld in het Witboek van de Commissie over opties voor het stimuleren van investeringen in O&O op het gebied van technologieën met potentieel voor tweeërlei gebruik. Aangezien de openbare raadpleging over het witboek momenteel nog loopt, laat de inhoud van deze strategie toekomstige acties van de Commissie op dit gebied onverlet. In de huidige opzet is het reeds mogelijk om, waar van toepassing, snellere civiele innovatiecycli te benutten voor defensie, en vice versa, rekening houdend met het feit dat sommige technologieën die in defensieplatforms worden gebruikt, potentieel hebben voor tweeërlei gebruik.
De Commissie en de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap verzoeken de bestuursorganen van de EIB-groep en met name de Raad van Bewind van de EIB om defensiegerelateerde uitsluitingen van het kredietverleningsbeleid van de EIB-groep aan te passen overeenkomstig de beleidsprioriteiten van de EU en het toepasselijke recht. Dit zou de EIB in staat stellen de productie van militair materieel en meer in het algemeen de Europese defensie-industrie te ondersteunen, zoals onlangs ook door het Europees Parlement is gevraagd. Een overeenkomst tussen de Commissie en de EIB-groep over een gemeenschappelijke definitie van “technologieën met potentieel voor tweeërlei gebruik”, voortbouwend op het strategisch Europees veiligheidsinitiatief en de eigenvermogensfaciliteit voor defensie, zou kunnen bijdragen tot de bevordering van gezamenlijke investeringen in technologieën, producten en infrastructuur meteen potentieel voor tweeërlei gebruik.
Een dergelijke stap is weliswaar welkom, maar zou niet volstaan. De EIB draagt met haar mandaat, dat voortvloeit uit artikel 309 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, bij tot de evenwichtige en ongestoorde ontwikkeling van de interne markt in het belang van de Unie. De defensie-industrie maakt integraal deel uit van de interne markt. Om tegemoet te komen aan de financieringsbehoeften van de sector en de volledige mobilisering van EU-financieringsprogramma’s, waaronder InvestEU, ter ondersteuning van de paraatheid op defensiegebied mogelijk te maken, moet de EIB alle nodige stappen te zetten om haar kredietverleningsbeleid dit jaar te herzien en aan te passen aan de huidige beleidsprioriteiten en objectieve behoeften. De openbare financiële actoren van de lidstaten wordt verzocht hetzelfde te doen.
5.1.3.Volledige integratie van defensie en veiligheid als strategische doelstelling van relevante financiering en programma’s van de Unie
De EDTIB moet ten volle profiteren van EU-financiering die is ontworpen met het oog op technologische en industriële ontwikkeling, ook in het kader van de fondsen voor het cohesiebeleid, met name het EFRO, het ESF+ (bv. voor vaardigheden), het Cohesiefonds (bv. voor vervoer) en InvestEU, voor zover dit in overeenstemming is met de respectieve programma- en beleidsdoelstellingen. Hoewel de defensie-industrie al in aanmerking komt voor financiering uit hoofde van deze instrumenten, moeten de lidstaten overwegen om de EU-fondsen die onder gedeeld beheer staan, sterker om te buigen naar deze sector, voor zover dit de regionale ontwikkeling en het concurrentievermogen ondersteunt, en zo recht te doen aan de prominente rol ervan als prioriteit van de Unie en als cruciale factor in de stabiliteit en veiligheid van de Unie.
In dit verband zal de Commissie overwegen om paraatheid op defensiegebied, veiligheid en weerbaarheid op te nemen of te handhaven als expliciete strategische doelstelling in het kader van toekomstige relevante EU-programma’s om ervoor te zorgen dat deze de EDTIB ten volle ondersteunen en dat de uitvoerende partners en intermediairs (in het geval van indirect beheer) geen belemmeringen ondervinden bij het nastreven van die doelstellingen.
5.2.Ervoor zorgen dat de EDTIB binnen een adequaat regelgevingskader functioneert
De EDTIB moet kunnen functioneren binnen een passend regelgevingskader. Daartoe moeten defensieoverwegingen in het EU-beleid worden geïntegreerd. Mogelijke negatieve gevolgen voor de EDTIB van initiatieven van de Unie moeten in een zo vroeg mogelijk stadium in kaart worden gebracht en er moeten verzachtende maatregelen worden getroffen. De Commissie zal daarom in haar initiatieven overwegingen in verband met de paraatheid van de defensie-industrie opnemen, op meer systematische basis en voor zover relevant. Bovendien zal de Commissie in samenwerking met de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap met betrekking tot deze kwesties blijven samenwerken met de lidstaten en de EDTIB, door voort te bouwen op bestaande initiatieven die door het EDA worden gefaciliteerd op gebieden als Verordening (EG) nr. 1907/2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) en het initiatief voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim (SES).
Gezien de veranderende veiligheidssituatie moet de Commissie ook nadenken over het verkorten van de administratieve doorlooptijden en tegelijkertijd zorg dragen voor de vereiste mate van goed financieel beheer. De herziening van het Financieel Reglement in 2024 zal de Unie in staat stellen in de context van een noodsituatie de nodige stappen te ondernemen om de paraatheid van de defensie-industrie te ondersteunen.
5.3.De defensiesector aantrekkelijker maken voor de jonge generaties en de grootste talenten
Investeren in mensen en hun vaardigheden is van cruciaal belang om bij te blijven op het gebied van opkomende technologieën en om talent voor de sector aan te trekken en te behouden. De EU ondersteunt de lidstaten en faciliteert partnerschappen voor samenwerking ten behoeve van het verkrijgen van inzicht in de huidige en toekomstige behoeften aan vaardigheden in de sector (bv. via het Europees pact voor vaardigheden).
De bestaande tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden in de defensie-industrie zijn terug te voeren op de eerdere onderinvestering in nieuwe defensieprogramma’s en de gebrekkige aantrekkelijkheid van de sector, alsook de beperkte mobiliteit van het personeelsbestand en de vergrijzing daarvan. Hoewel het van cruciaal belang is om de negatieve percepties van de defensie-industrie te begrijpen en te verzachten, teneinde de aantrekkelijkheid van de sector, ook voor een divers personeelsbestand, te verbeteren, zijn verdere maatregelen nodig van alle belanghebbenden om het menselijk potentieel van de Unie ten volle te kunnen benutten, waaronder ook met betrekking tot het overwinnen van genderstereotypen. Daartoe zal het komende actieplan van de Commissie om tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden in de EU aan te pakken, gericht zijn op het wegnemen van de knelpunten voor duurzame groei waartoe deze tekorten in veel sectoren mede hebben geleid, waardoor het toekomstige concurrentievermogen van de EU op lange termijn wordt bevorderd, en tegelijkertijd hoogwaardige banen en een personeelsbestand met de juiste vaardigheden ter beschikking blijven staan.
De Commissie en de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap zullen, naast het integreren van defensie in de verschillende beleidscontexten, acties onderzoeken om de mobiliteit van werknemers te verbeteren en defensiegerelateerd onderwijs te ondersteunen, met name met behulp van de mogelijkheden die worden geboden door de programma’s van de EU voor de defensie-industrie en van de samenwerking tussen onderwijsaanbieders, waaronder de Europese Veiligheids- en defensieacademie.
5.4.De EDTIB helpen bij te dragen tot de groene transitie
Om bij te dragen tot de groene transitie haar weerbaarheid en kostenefficiëntie te versterken, moet de EDTIB zich blijven inspannen om haar productie en producten duurzamer te maken, de koolstofemissies terug te dringen en de circulariteit te vergroten, in overeenstemming met het beleid en de ambities van de EU. In de gezamenlijke mededeling over een nieuwe visie op het verband tussen klimaat en veiligheid wordt het belang van de defensie-industrie voor de inspanningen van de strijdkrachten van de lidstaten op het gebied van aanpassing aan en beperking van de klimaatverandering erkend. Er bestaan verdere mogelijkheden om synergieën en mogelijke gebieden voor samenwerking tussen de lidstaten, de industrie en EU-diensten te verkennen, onder meer met betrekking tot innovatie, analyse en normalisatie voor nieuwe hernieuwbare energiebronnen die door de strijdkrachten alsook door de bredere commerciële sector worden gebruikt. Het waarborgen van een passende zichtbaarheid en erkenning van de inspanningen van de defensiesector op het gebied van ecologische duurzaamheid zou ook kunnen bijdragen tot de algemene maatschappelijke acceptatie ervan.
De Commissie en de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het agentschap zullen de inspanningen van de EDTIB in de richting van de groene transitie blijven ondersteunen, bv. door middel van de acties die worden voorgesteld in de gezamenlijke mededeling over het verband tussen klimaat en veiligheid, met inbegrip van groene overheidsopdrachten.
Verdere maatregelen
Om een Europese cultuur van paraatheid op defensiegebied tot stand te brengen, doet de Commissie, in samenwerking met de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap het volgende:
Øzij verzoekt de bestuursorganen van de EIB-groep dit jaar het kredietverleningsleningbeleid van de EIB-groep te herzien en de huidige uitsluitingen met betrekking tot defensie aan te passen, in overeenstemming met de beleidsprioriteiten van de EU en het toepasselijke recht;
Øzij zal de dialoog tussen de defensie- en de financiële sector versterken en richtsnoeren bieden voor de toepassing van het EU-kader voor duurzame financiering.
Voorts zal de Commissie:
Øvia financieringsprogramma’s van de Unie een sterkere ondersteuning van veiligheid, weerbaarheid en paraatheid op defensiegebied aanmoedigen. Deze doelstelling zal ook in aanmerking worden genomen bij de voorbereiding van toekomstige EU-programma’s.
|
6.Paraatheid en weerbaarheid bereiken door middel van partnerschappen
De ambitie van de EU om snel paraatheid op defensiegebied te bereiken, moet ook worden nagestreefd door middel van partnerschappen, waaronder met name met Oekraïne, alsook door nauwere samenwerking met de NAVO, met strategische en met gelijkgestemde partners — op Europees, trans-Atlantisch of ander niveau — alsook met andere internationale organisaties.
6.1.De banden met Oekraïne steeds nauwer aanhalen
Oekraïne is een cruciale partner van de Unie in de defensie-industrie, en het belang van dat partnerschap zal nog blijven toenemen. Toen de Oekraïense DTIB werd geconfronteerd met een zware aanvalsoorlog, moest zij overschakelen op een oorlogseconomie. Na het einde van de oorlog zal zij een van de drijvende krachten achter het economisch herstel van het land blijken te zijn, en zij zal dienen als proeftuin voor paraatheid van de defensie-industrie. Een nauwere samenwerking tussen de industriesectoren van de EU en van Oekraïne op het gebied van defensie zal onderdeel uitmaken van de toekomstige toezeggingen van de EU aan Oekraïne op het gebied van veiligheid. De Oekraïense DTIB en de EDTIB zouden derhalve wederzijds voordeel kunnen hebben bij nauwere samenwerking.
De Commissie en de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap zullen een aanzet geven tot de volgende maatregelen.
Deelname aan het programma van de Unie ter ondersteuning van de defensie-industrie:
-om de banden tussen de EDTIB en de DTIB van Oekraïne te versterken, zal het EDIP Oekraïne de mogelijkheid bieden om deel te nemen aan gezamenlijke aanbestedingen en het mogelijk maken dat Oekraïense defensiebedrijven worden ondersteund bij hun industriële opschaling en bij de samenwerking met de EDTIB.
Stimulering van de samenwerking tussen de Oekraïense DTIB en de EDTIB:
-het EDA zal zijn bestaande administratieve regeling met Oekraïne ten volle benutten en samen met de lidstaten nagaan of de reikwijdte daarvan kan worden herzien zodra de omstandigheden dat toelaten;
-de diensten van de Commissie, het EDA en de EDEO zullen de uitwisseling van specifieke informatie over normen en over de respectieve geleerde lessen bevorderen;
-in het kader van het voorgestelde fonds voor bijstand aan Oekraïne binnen de Europese Vredesfaciliteit zal de EDEO mogelijkheden onderzoeken om de samenwerking tussen de defensie-industrieën van de EU en van Oekraïne verder te stimuleren;
-de EU zal in 2024 een forum voor de defensie-industrie EU-Oekraïne organiseren om de samenwerking tussen de defensie-industrieën van Oekraïne en van de EU te versterken.
Verdere steun aan Oekraïne via de EDTIB:
-door de gezamenlijke aanbesteding bij de EDTIB van militair materieel dat wordt geleverd in het kader van het voorgestelde fonds voor bijstand aan Oekraïne binnen de Europese Vredesfaciliteit, zal de defensie-industrie van de EU profiteren van een grotere mate van voorspelbaarheid met betrekking tot de prioritaire behoeften van Oekraïne;
-onder voorbehoud van een besluit van de Raad zou verdere steun voor de aankoop van militair materieel voor Oekraïne kunnen worden verleend via de Europese Vredesfaciliteit, waarbij de benodigde bedragen zouden worden opgenomen uit de uitzonderlijke kasmiddelen van centrale effectenbewaarinstellingen die voortvloeien uit de onverwachte en buitengewone inkomsten uit bevroren Russische overheidsactiva;
-de EDEO, het EDA en de diensten van de Commissie zullen de contactgroep voor de verdediging van Oekraïne regelmatig van actuele informatie blijven voorzien en de capaciteit van de EDTIB om verder te blijven te beantwoorden aan de behoeften van Oekraïne, blijven bevorderen, onder meer in het kader van de vermogenscoalities.
6.2.De NAVO
Overeenkomstig de drie gezamenlijke verklaringen over de samenwerking EU-NAVO zou bij intensievere gesprekken op stafniveau, die mogelijk ook de vorm van een specifieke gestructureerde dialoog met de NAVO zouden kunnen aannemen, nadrukkelijker kunnen worden ingegaan op activiteiten die verband houden met de defensie-industrie en op onderwerpen van wederzijds belang, onder meer met betrekking tot de circulaire economie, industriële aspecten van klimaatverandering, interoperabiliteit, normalisatie en wederzijdse certificering, en reacties op nieuwe en opkomende dreigingen. Dit vereist meer informatie-uitwisseling, met inbegrip van gerubriceerde informatie, tussen NAVO-stafleden enerzijds en de betrokken diensten van de Commissie, de EDEO en het EDA anderzijds. Beide organisaties moeten van gedachten blijven wisselen en blijven zoeken naar synergieën en complementariteit bij de inspanningen op het gebied van de beveiliging van de toeleveringsketens die van essentieel belang zijn voor de ontwikkeling en beschikbaarstelling van vermogens.
De EU zal ook onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor verdere versterking van de samenwerking tussen de EDEO, het EDA, de internationale staf van de NAVO en het Support and Procurement Agency van de NAVO (NSPA), alsook tussen de Defence Innovation Accelerator for the North Atlantic (DIANA), de EDA-HEDI en Eudis op het gebied van innovatie.
6.3.Samenwerken met strategische en internationale partners om paraatheid op defensiegebied te bereiken
Door de internationalisering van de toeleveringsketens is het vrijwel onmogelijk om eind-tot-eindcontrole te handhaven voor grondstoffen en de duizenden onderdelen van een complex systeem.
Het verstevigen van wederzijds voordelige partnerschappen met strategische partners, internationale organisaties en gelijkgestemde derde landen, onder meer door middel van veiligheids- en defensiedialogen, kan de inspanningen van de Unie voor paraatheid van de defensie-industrie versterken. Deze samenwerking zal flexibel van aard zijn. Zij zal variëren qua vorm, reikwijdte en soort deelnemers, afhankelijk van de gemeenschappelijk belangen. Een dergelijke samenwerking moet bijdragen tot de verdere beveiliging van toeleveringsketens, de EDTIB versterken en de strategische afhankelijkheden van de EU verminderen, zonder nieuwe afhankelijkheden te creëren of bestaande afhankelijkheden in stand te houden.
Daarnaast zal het EDA optimaal gebruik blijven maken van zijn bestaande administratieve regelingen, in overeenstemming met de door de lidstaten overeengekomen beginselen voor samenwerking met derden.
Verdere maatregelen
De Commissie en de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap zullen:
Ømaatregelen onderzoeken om de deelname van Oekraïne aan de programma’s van de Unie ter ondersteuning van de defensie-industrie te versterken, waaronder, in het kader van EDIP, de mogelijkheid voor Oekraïne om deel te nemen aan gezamenlijke aanbestedingen; de industriële opschaling in Oekraïne te ondersteunen; en de samenwerking tussen de EDTIB en de Oekraïense defensie-industrie te versterken;
Øin het kader van het door de hoge vertegenwoordiger voorgestelde fonds voor bijstand aan Oekraïne zorgen voor verdere militaire steun van de EU aan Oekraïne, met name door vraagsignalen aan de Europese defensie-industrie te sturen zodat deze de productiecapaciteit vergroot teneinde de oorlogsinspanningen van Oekraïne op lange termijn te ondersteunen en door de samenwerking tussen de Europese en de Oekraïense defensie-industrie te stimuleren;
Øde gestructureerde dialoog op stafniveau met de NAVO over onderwerpen van wederzijds belang intensiveren;
Øin 2024 een forum voor de defensie-industrie EU-Oekraïne organiseren om de samenwerking tussen de defensie-industrieën van Oekraïne en van de EU te versterken.
|
Conclusie
Gedurende tientallen jaren hebben de burgers van de Unie een ongekende periode van vrede genoten. De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de toenemende spanningen aan de randen van de EU nopen de EU en haar lidstaten echter tot het nemen van hun strategische verantwoordelijkheid en het versterken van de defensie-industrie van de EU om de ongekende veiligheidsdreigingen en -uitdagingen aan te pakken waarmee zij worden geconfronteerd.
Om de doeltreffendheid van de strijdkrachten van haar lidstaten te kunnen waarborgen en aldus de vrede op het continent te kunnen bewaren, moet de Unie kunnen beschikken over de meest geavanceerde technologie en in staat zijn de doorlopende beschikbaarheid van al het benodigde militaire materieel te kunnen garanderen. In deze strategie worden ambitieuze maatregelen voorgesteld om de transformatie van de EDTIB in het komende decennium te bevorderen en te ondersteunen.
Door de bestaande beleidsinstrumenten van de EU op het gebied van de defensie-industrie uit te breiden en aan te vullen en door de politieke, industriële en budgettaire ambities te schetsen die ter ondersteuning van de EDTIB moeten worden gerealiseerd, zal de EDTIB in staat worden gesteld de efficiëntiewinsten van een daadwerkelijk geïntegreerde defensiemarkt te benutten en het onaangeboorde potentieel van schaaleffecten te ontsluiten.
De uitvoering van de strategie zal de Europese defensie-industrie helpen om sneller te kunnen reageren op dringende behoeften zonder daarbij de toekomst op het spel te zetten. Van een vroegtijdigere en coöperatievere investeringsplanning tot een uitgebreidere ondersteuning van industrialisering en gezamenlijke aanbesteding, van een effectievere integratie van innovatie tot een grotere continuïteit bij de inspanningen voor de ontwikkeling van hoogwaardige vermogens en strategische hulpmiddelen, van een grotere voorzieningszekerheid tot meer vrijheid van handelen: deze strategie zal als katalysator dienen voor alle processen die nodig zijn om de vrede op het Europese continent te herstellen en te handhaven.
De aanpassing van de defensie-industrie van de Unie aan de huidige trends op het gebied van de veiligheid en de markt moet prioritair worden aangepakt. De Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap staan gereed om de lidstaten hierbij te ondersteunen.