EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007IE1460

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over De ondernemersgeest en de agenda van Lissabon

PB C 44 van 16.2.2008, p. 84–90 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 44/84


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De ondernemersgeest en de agenda van Lissabon”

(2008/C 44/20)

Het Europees Economisch en Sociaal Comité besloot op 16 februari 2007, overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde, een initiatiefadvies op te stellen over De ondernemersgeest en de agenda van Lissabon.

De gespecialiseerde afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 2 oktober 2007 goedgekeurd. Rapporteur was mevrouw SHARMA en co-rapporteur de heer Olsson.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 24 en 25 oktober 2007 gehouden 439e zitting (vergadering van 25 oktober 2007) het volgende advies uitgebracht, dat met 109 stemmen vóór en 3 stemmen tegen, bij 5 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

In de agenda van Lissabon zou de nadruk moeten worden gelegd op ondernemerschap, in de breedste zin des woords, waarmee een innovatieve en creatieve mentaliteit kan worden aangemoedigd, die een van de belangrijkste instrumenten vormt voor het genereren van meer groei en betere banen, het verwezenlijken van sociale samenhang en het bestrijden van sociale uitsluiting.

Het is cruciaal dat in onze mondiale samenleving die mentaliteit middels een holistische benadering op macro-, meso- en micro-niveau wordt gevoed en ontwikkeld, waarbij de specifieke aard van ieder niveau wordt gerespecteerd.

1.2

Bij onderwijs en opleiding voor alle leeftijdscategorieën en op alle niveaus moeten de creativiteit en de mogelijkheden van elk individu worden gestimuleerd. Het Comité steunt de overdracht van goede praktijken en vestigt in dit verband de aandacht op de strategie van de Noorse overheid (1) en het Junior Achievement Young Enterprise (JA-YE) voor het integreren van ondernemerschap in onderwijs en opleiding als waardevolle modellen die andere landen zouden kunnen inspireren.

1.3

Voorts dienen de publieke en private actoren te worden gemobiliseerd om een ondernemersgeest in de breedste zin des woords te ontwikkelen. Dit geldt voor gemeenschappen, organisaties en individuen.

1.4

Daarnaast zou de Commissie moeten werken aan een kader om de geboekte vooruitgang te evalueren en goede praktijkvoorbeelden te verspreiden, en om de waarde van de ondernemersmentaliteit voor de burgers van de Unie in de context van de agenda van Lissabon te promoten. Het uitwisselen van „best practices” is belangrijk en de vooruitgang zou gevolgd kunnen worden door jaarlijks conferenties te organiseren om de stand van zaken op te maken.

1.5

Verder zouden de sociale partners de voordelen moeten overwegen van het bevorderen van de ondernemersgeest als een van de factoren die in meer en betere banen kunnen resulteren. Zij zouden hun inspanningen moeten opvoeren en de sociale dialoog moeten intensiveren om tot een gemeenschappelijke basis voor holistische maatregelen te komen.

1.6

Ook moeten de sociale economie en de non-gouvernementele organisaties een grotere rol gaan spelen bij het ontwikkelen van die mentaliteit ten behoeve van maatschappelijke doeleinden en sociale innovatie. De specifieke rol van de ondernemingen uit deze categorieën zou op Europees niveau moeten worden erkend in de nieuwe richtsnoeren voor de werkgelegenheid 2008-2010.

1.7

Het Comité schaart zich achter het initiatief van het DG Werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen om een ondernemerschap omvattende strategie op te starten en is van plan om daar actief aan deel te nemen.

1.8

Positieve rolmodellen en activiteiten binnen de media en het beeld dat zij uitdragen van bedrijfsleven en ondernemers, alsook van onderwijsstrategieën waarmee creativiteit en innovatie worden bevorderd, zijn doorslaggevend voor een door de ondernemersgeest gekenmerkt Europa. Om een Europa tot stand te brengen dat gebaseerd is op de ondernemersgeest, is het essentieel dat de media ook met voorbeelden komen van activiteiten die een positief beeld uitdragen van onderwijs- en/of opleidingsstrategieën die creativiteit en innoverend gedrag bevorderen, alsook van ondermeningen en managers die deze ondernemersgeest in de praktijk brengen.

1.9

Indien men wil dat de ondernemersgeest een impact heeft op de doelstellingen van Lissabon, dan moet deze zoveel mogelijk worden geïntegreerd in EU-beleid en -programma's.

1.10

Ten slotte roept het Comité de commissarissen Figel en Verheugen ertoe op om middels gezamenlijk optreden van de DG's Onderwijs & cultuur en Ondernemingen & industrie de voordelen en de waarde van de ondernemersvaardigheden in het kader van de Lissabonagenda te promoten door 2009 uit te roepen tot „Jaar van creativiteit, innovatie en de ondernemersgeest”.

2.   Inleiding

2.1

In dit initiatiefadvies wordt nader ingegaan op de noodzaak om de ondernemersgeest in de breedste zin des woords te bevorderen als een sleutelfactor voor sociale en economische ontwikkeling, en dus ook op de vraag hoe arbeidskrachten en creativiteit kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon.

2.2

De Commissie definieert ondernemerschap luidt als volgt:

„Onder ondernemerschap wordt iemands vermogen verstaan om ideeën in daden om te zetten. Het omvat creativiteit, innovatie en het nemen van risico's, alsook het vermogen om te plannen en projecten te beheren om doelstellingen te verwezenlijken. Ondernemerschap helpt iedereen in het dagelijks leven thuis en in de maatschappij, het helpt werknemers zich bewust te worden van hun arbeidsomgeving en kansen te grijpen, en is de basis voor meer specifieke vaardigheden en kennis die ondernemers nodig hebben voor sociale of economische bedrijvigheid”  (2).

2.3

Overeenkomstig de agenda van Lissabon is het doel van de EU om „de meest competitieve en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden”, die, belangrijker nog, „in staat is om duurzame economische groei te genereren met meer en betere banen en meer sociale samenhang”.

2.4

Er is reeds zeer hard gewerkt om de doelstellingen van Lissabon te verwezenlijken, maar er moet nog veel meer gebeuren. Het bevorderen en in praktijk brengen van de ondernemersgeest op maatschappelijk, gemeenschaps-, organisatie- en individueel niveau spelt een centrale rol bij het vergroten van groei, concurrentievermogen en maatschappelijke en milieuduurzaamheid in Europa.

2.5

In februari 2005 kwam de Commissie (3) met een voorstel voor een nieuwe start voor de tenuitvoerlegging van de Lissabonstrategie waarbij de Unie zich op twee hoofdzaken zou moeten richten: zorgen voor sterkere, duurzame groei en meer en betere banen. Daarbij werd onder meer de nadruk gelegd op het versterken van de ondernemerscultuur en betere randvoorwaarden voor mkb's, waartoe ook onderwijs en opleiding, op het passende niveau, in ondernemerschap behoren. Communicatiebedrijven, de media en meer in het algemeen de creatieve sector zouden ook een belangrijke rol moeten vervullen bij het promoten van ondernemerschap en het stimuleren van met name vrouwen en jongeren om voor een loopbaan als ondernemer te kiezen. (4)

De ondernemersgeest betreft belangrijke fundamentele vaardigheden en houdingen die kunnen worden gestimuleerd door permanente educatie. Hierdoor worden de drie elementen van de Lissabonstrategie ondersteund, nl.:

1)

Europa en de Europese regio's aantrekkelijker te maken voor investeringen en werkgelegenheid.

2)

Prioriteit leggen bij kennis en innovatie.

3)

Meer en betere arbeidsmogelijkheden scheppen.

2.6

Dit advies bouwt voort op een groot aantal belangrijke EESC-adviezen, gericht op verschillende aspecten van ondernemerschap. Daarbij valt met name te denken aan het advies over „Ondernemingszin bevorderen door onderwijs en leren” (5), en de recente adviezen over „Potentieel van ondernemingen, met name het MKB (Lissabonstrategie)” en „Inzetbaarheid en ondernemingszin” (6).

2.7

Daarnaast heeft het Comité verscheidene adviezen opgesteld over de Lissabonstrategie en de waarde van innovatie en creativiteit als doorslaggevende factoren voor de ondernemersgeest, die als essentiële vaardigheden werden aangemerkt om de Lissabondoelstellingen te verwezenlijken. De meest recente adviezen gaan in dezelfde richting (7).

2.8

In onderhavig advies zal het Comité de eerdere adviezen verder uitwerken door zich te concentreren op de meerwaarde voor de samenleving van een innovatieve en creatieve ondernemersgeest. Daarbij zal ook worden ingegaan op de vraag hoe dat door de verscheidene actoren kan worden bevorderd. Het is namelijk cruciaal dat deze vaardigheden en houdingen in een zo vroeg mogelijk stadium worden gestimuleerd om de mogelijkheden van alle individuen vrij te maken en deze via permanente educatie vanaf de lagere school hun hele leven tot hun recht te laten komen. Daarbij moet wel altijd worden gezorgd voor de algemene persoonsontwikkeling van nog erg jonge leerlingen.

2.9

Het advies dient tevens te worden gezien tegen de achtergrond van en te worden gericht op het programma van de huidige voorzitter van het Comité betreffende „ondernemerschap met een menselijk gezicht”. In dat kader wordt ondernemerschap beschouwd als zowel maatschappelijke, economische en innovatieve vooruitgang en dus niet alleen als het streven naar winst. De voorzitter zou graag zien dat het EESC in dit verband een conferentie zal organiseren. Die is gepland voor 2008 en zal de titel dragen „Ondernemerschap met een menselijk gezicht”.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

Het Comité neemt kennis van de definitie die de Commissie van ondernemerschap geeft en wil enerzijds de nadruk leggen op de gekozen brede benadering en anderzijds op de noodzaak, publieke en particuliere actoren te mobiliseren om ervoor te zorgen dat deze definitie concrete inhoud krijgt, zodat de Lissabondoelstellingen kunnen worden verwezenlijkt.

3.2

Ondernemerschap moet vanuit een bredere invalshoek worden benaderd dan het traditionele uitgangspunt waarbij het erom gaat dat individuen ondernemingen oprichten en uitbouwen omwille van uitsluitend economische doelstellingen en winst.

3.3

Inventiviteit, creativiteit en innovatie op groeps-, bedrijfs- of maatschappelijk niveau zijn meer dan een simpele optelsom van de ondernemersgeest van individuen waaruit die kringen bestaan. Daarom moet differentiatie worden aangebracht in de niveaus van ontwikkeling van ondernemerschap.

3.4

Voorts moet men volledig oog hebben voor de sociale en andere drijvende krachten achter ondernemerschap. De ondernemersgeest is namelijk een maatschappelijk fenomeen dat overal in het menselijk leven is terug te vinden. Het gaat dus om een alomvattend cultureel concept voor sociale processen en individuele acties ten behoeve van individuele, maatschappelijke en economische doeleinden. Een dergelijke kijk op ondernemerschap zal menselijk en maatschappelijk kapitaal voeden en dat is van het grootste belang voor een innovatieve samenleving, het economische concurrentievermogen en meer integratie van heterogene groepen.

3.5

Dit perspectief dient in het onderwijs te worden gesteund door de ondernemersgeest en meer in het algemeen een ondernemingscultuur te stimuleren.

3.6

Daarbij dienen de sociale partners hun inspanningen op te voeren om te komen tot gemeenschappelijke grondslagen voor holistische maatregelen ter bevordering van creativiteit, innovatie en ondernemersschap, hetgeen tot meer en betere banen zal leiden. Informatieverschaffing over en versterking van de sociale dialoog moet daarbij een natuurlijk onderdeel van hun betrokkenheid zijn.

3.7

De Commissie heeft de aandacht gevestigd op de essentiële kennis, vaardigheden en attitudes die voor een ondernemersgeest geboden zijn (8):

1)

„Vereist is kennis van de beschikbare mogelijkheden voor persoonlijke, professionele en/of commerciële activiteiten, en van de grotere samenhangen waarin mensen wonen en werken, zoals een ruim begrip van het functioneren van de economie en de mogelijkheden en uitdagingen waarvoor een werkgever of organisatie staan. Men moet zich ook bewust zijn van de ethische rol van ondernemingen en van de voorbeeldfunctie die zij door eerlijke handel of maatschappelijk verantwoord ondernemen kunnen vervullen”.

2)

„De vaardigheden hebben betrekking op proactief projectbeheer (waaronder planning, organisatie, management, leiderschap en delegeren, analyseren, communiceren, debriefing en evaluatie en verslaglegging) en het vermogen zowel alleen als in teamverband te werken. Een belangrijke competentie is het kunnen beoordelen van de eigen sterke en zwakke punten en het evalueren en zo nodig nemen van risico's”.

3)

„Een ondernemersattitude wordt gekenmerkt door initiatief, proactiviteit, onafhankelijkheid en innovatie in het persoonlijke en maatschappelijke leven en op het werk. Hiertoe behoren ook motivatie en de vastbeslotenheid om doelstellingen te halen, hetzij persoonlijke, hetzij gemeenschappelijke, en/of op het werk”.

3.8

Het Comité zou hier nog het volgende aan toe willen voegen: kennis en begrip van het individu betreffende de waarde van de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven en activiteiten van ondernemingen die, niet altijd uit winstoverwegingen, zijn gericht op het steunen van het opvoeren van vaardigheden in de gemeenschap, integratie van kwetsbare groepen in de arbeidsmarkt en andere maatschappelijke doelstellingen. Wel is het daarbij cruciaal dat voor de juiste randvoorwaarden en vaardigheden wordt gezorgd, zodat deze groepen een ondernemersgeest kunnen ontwikkelen.

3.9

Er is een innovatieve en creatieve houding nodig om meer en betere banen te scheppen, sociale samenhang te verwezenlijken en sociale uitsluiting te bestrijden, ten einde het hoofd te bieden aan de uitdagingen in verband met mondialisering, vergrijzing, milieubescherming en stimulering van kennis. Ondernemerschap is dus uitermate relevant voor de agenda van Lissabon.

3.10

In studies wordt geconcludeerd dat er statistisch een significant verband bestaat tussen ondernemerschap en economische groei en dat ondernemerschap resulteert in een dynamische arbeidsmarkt met minder werkloosheid (9). Daarnaast is ondernemerschap vooral belangrijk voor minderheidsgroepen die zich buiten de arbeidsmarkt bevinden.

3.11

Om deze positieve wisselwerking te realiseren dient er echter wel voor te worden gezorgd dat ondernemerschap wordt gestimuleerd en wordt ingebed in een duurzaam proces van creatie van welvaart en banen.

4.   Bijzondere opmerkingen

4.1   De ondernemersgeest in het onderwijs

4.1.1

Het Comité betuigt andermaal zijn steun aan de belangrijkste elementen voor het bevorderen van ondernemerschap, zoals deze in 2006 werden geformuleerd (10):

1)

een vroege start, met de basis voor opleiding en onderwijs in ondernemerschap

2)

aanvullende programma's die op ondernemerschap zijn gericht en onderdeel vormen van het nationale leerplan voor de basisschool en het hoger onderwijs

3)

positieve en effectieve samenwerking tussen scholen/universiteiten, bedrijfsleven en overheidsinstanties

4)

de voordelen voor de persoonlijke ontwikkeling van de docenten zelf

5)

bij het opstellen van de onderwijsprogramma's in kwestie moeten zowel werknemers als werkgevers worden betrokken

6)

het maatschappelijk middenveld moet intensief bij het leerproces worden betrokken

7)

om te zorgen voor een goede balans tussen mannen en vrouwen dient men op school oog te hebben voor het belang van vrouwelijke ondernemers

8)

ook onder gehandicapten en andere achterstandsgroepen moet ondernemerschap worden gestimuleerd

Meer overdracht van kennis tussen onderwijsinstellingen, inclusief hoger — en voortgezet onderwijs, om informatie te delen en programma's ten behoeve van studenten aan de universiteit te stroomlijnen.

4.1.2

De verantwoordelijkheid voor het bijbrengen van ondernemerschap blijft in de eerste plaats bij het onderwijs berusten.

4.1.3

Opleiding en onderwijs in ondernemerschap kan als volgt worden samengevat:

Lagere school — leerlingen moeten meer zelfvertrouwen krijgen middels het aankweken van verantwoordelijkheidsgevoel. Voorts dienen zij de ruimte te krijgen om door het maken van fouten hun creativiteit te vinden en om de mogelijkheden in hun eigen omgeving in kaart te brengen.

MVO: de studenten worden basisvaardigheden bijgebracht, zoals het nemen van besluiten, „teamwork”, probleemoplossing en „networking”.

HVO: „doen”, d.w.z gebruik maken van theoretische en praktische vaardigheden op het gebied van personele en financiële middelen, milieu, ethiek en arbeidsverhoudingen middels door jongeren opgerichte ondernemingen.

Hoger onderwijs: productontwikkeling, identificatie van zakelijke mogelijkheden, marketing, creativiteit en innovatie als onderdeel van een bedrijfsplan alsmede oprichting en beheer van een onderneming.

4.1.4

Het Comité wenst ook de aandacht op een aantal conclusies van andere studies te vestigen waarin kan worden gelezen dat onderwijs in ondernemerschap:

bijdraagt tot een betere ondernemerscultuur

een strategie vormt om de kwaliteiten, vaardigheden en attitudes van jongeren op ondernemersgebied te verhogen (11)

de creativiteit van jongeren kan verhogen, alsook hun vermogen om in teamverband te functioneren en hun houding ten aanzien van ondernemerschap kan verbeteren (12)

meer studenten ertoe aanzet om ondernemer te worden (13).

4.1.5

Het Comité betreurt dat in het programma „Youth in action” (14) niet naar ondernemerschap wordt verwezen. Ondernemersgeest en ondernemerschap zijn evenwel cruciaal voor ontwikkeling en verbetering van de carrièremogelijkheden van de jeugd van morgen. Daarom moet de waarde van die twee in zoveel mogelijk EU-beleidsmaatregelen en –programma's tot uiting komen.

4.2   Het maatschappelijk belang van ondernemerschap

4.2.1

Een brede benadering van ondernemerschap maakt het mogelijk om de creativiteit van de mensen, ook van de meest achtergestelden, te verhogen. Daarom moeten de creativiteit en de mogelijkheden van iedereen worden erkend en bevorderd. Een ondernemersmentaliteit kan worden beschouwd als kracht achter individuele vermogens waarmee collectieve doelstellingen en sociale veranderingen worden gegenereerd. Europa moet ten volle profiteren van de creativiteit van arbeidskrachten en burgers om een cultuur te stimuleren aan de hand waarvan Europa sociaal en concurrentiekrachtig wordt. De participatie van de burgers in de samenleving zal worden geïntensiveerd door de ondernemersgeest.

4.2.2

Het is essentieel voor het succes van programma's dat stakeholders bij het onderwijs in ondernemerschap worden betrokken. De Noorse strategie vormt in dit verband een voorbeeld van de succesvolle samenwerking tussen de actoren van het maatschappelijk middenveld om de doelstellingen van onderwijs in ondernemerschap te verwezenlijken. De bijlage bevat een aan de Noorse strategie ontleent voorbeeld (15) van de zeer nauwe samenwerking van de Noorse ministeries van Onderwijs en van Ondernemingen met JA-YE (16) en de sociale partners op zowel lokaal als nationaal niveau. Verder werd gebruik gemaakt van de gecombineerde vaardigheden en inspanningen van werkgevers, vakverenigingen, overheidsorganisaties en ouders.

4.2.3

Ondernemerschap binnen de publieke sector met de bedoeling om gebruiksvriendelijke en efficiënte diensten te verlenen moet worden gestimuleerd. Die doelstelling kan echter niet uitsluitend worden verwezenlijkt aan de hand van marktfilosofieën en –mechanismen. Deze moeten worden gecorrigeerd aan de hand van de doelstelling van de publieke sector om het algemeen belang van de burgers te dienen en werknemers mogelijkheden te verschaffen om de kwaliteit van hun werk te verhogen door hun ondernemerschap vrije baan te geven in nieuwe organisatievormen.

4.2.4

Het DG Werkgelegenheid heeft gesuggereerd om een strategie „Ondernemerschap voor iedereen” in te voeren (17). Daarbij staat het een brede benadering voor en wil het de specifieke lijn doortrekken van alomvattend en sociaal ondernemerschap zoals die ontwikkeld is in het gelijkheidsprogramma binnen de nieuwe structuurfondsen 2007-2013. Het Comité kan zich in dit initiatief vinden en is van plan om er actief aan mee te werken. Wel benadrukt het dat het initiatief moet worden ondersteund door een permanente structuur binnen het DG Werkgelegenheid waarvoor voldoende geld moet worden uitgetrokken.

4.2.5

Het Comité wijst op de in een eerder advies (18) gedane suggestie om 2009 uit te roepen tot het Europees Ondernemerschapsjaar. Het heeft inmiddels begrepen dat het DG Onderwijs 2009 wil uitroepen tot het Jaar van innovatie en creativiteit. Daarom roept het de Commissie ertoe op om middels gezamenlijk optreden van de DG's Onderwijs & cultuur en Ondernemingen & industrie ook de voordelen en de waarde van de ondernemersvaardigheden in het kader van de Lissabonstrategie te promoten en door 2009 uit te roepen tot „Jaar van innovatie, creativiteit en ondernemersgeest”.

4.3   Het belang van de ondernemersgeest voor het bedrijfsleven

4.3.1

Volgens de Commissie (19) is het stimuleren van nieuwe bedrijven cruciaal voor het creëren van werkgelegenheidsmogelijkheden en het verhogen van concurrentievermogen en groei in geheel Europa.

4.3.2

Ondernemerskwaliteiten als creativiteit, het vermogen om in een team te werken en zelfvertrouwen zijn belangrijk op een arbeidsmarkt waar vaak van baan wordt gewisseld, waar bedrijven vaak organisatorische veranderingen doormaken en waar sprake is van snelle technologische ontwikkeling. Werkgevers zijn altijd op zoek naar flexibele, innovatieve, besluit- en aanpassingsvaardige arbeidskrachten (20).

4.3.3

Vrouwelijke ondernemers hebben als werknemer of zelfstandige te kampen met economische, praktische, sociale en culturele barrières als gevolg van een reeds lang bestaande, nergens op gebaseerde discriminatie. Deze barrières kunnen worden verkleind door deelname, op voet van gelijkheid, aan onderwijs en gemeenschapsprogramma's ter stimulering van ondernemerschap. Dit zou niet alleen leiden tot meer vrouwelijke bedrijfseigenaren maar ook tot gelijkheid van de geslachten op de werkvloer.

4.3.4

Ondernemers worden gemotiveerd door talloze ambities zoals financieel gewin, onafhankelijkheid en professionele voldoening. Het is ongeacht de motivatie essentieel dat bestaande en potentiële ondernemers oog hebben voor de sociale verantwoordelijkheid van een bedrijfseigenaar (21).

4.3.5

Nieuwe migranten, cruciaal voor iedere economie, leveren de arbeidskrachten en het ondernemerspotentieel voor economische activiteiten. Deze mensen zijn ondernemend (hetgeen eenvoudigweg blijkt uit het feit dat ze migreren) maar werken waarschijnlijk vaak in de informele sector. De uitdaging bestaat er uit om deze mensen in een arbeidsverband te integreren middels economische integratie en erkenning van hun ondernemerskwaliteiten. Dit leidt tevens tot grotere acceptatie van verschillende gemeenschappen en meer daadwerkelijke integratie.

4.4   Ondernemerschap in de context van representatie van de werknemers

4.4.1

Moderne arbeidspatronen stimuleren participatie in de economie en bieden mensen de mogelijkheid om een werknemersstatus voor zelfstandigheid te verruilen. Ondernemerschap moet daarom worden gezien als een optie voor de lange of korte termijn die meer mensen ertoe aanzet om een eigen bedrijf als een positieve mogelijkheid te beschouwen. Bureaucratische procedures moeten tot een minimum worden gereduceerd om dergelijke flexibiliteit mogelijk te maken, maar de autoriteiten dienen er wel op toe te zien dat geen misbruik wordt gemaakt van de vergemakkelijking van de statusverandering. Werknemers en ook werklozen mogen niet tot zelfstandigheid worden gedwongen en evenmin mag minder gewetensvolle werkgevers worden toegestaan om hun verantwoordelijkheid jegens hun werknemers te ontlopen.

4.4.2

Een belangrijk aspect bij het bevorderen van de ondernemersgeest in een bedrijf is het stimuleren van innovatieve manieren van arbeidsorganisatie, goed management en regelingen betreffende flexibele werktijden overeenkomstig de belangen van zowel het bedrijf als de werknemer (22).

4.4.3

Daarom moet er op de werkplek een cultuur van onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid worden ontwikkeld. Meer werknemersparticipatie bij het definiëren en verbeteren van de arbeidskwaliteit is onmisbaar voor een cultuur van zelfstandigheid. Er zij er overigens op gewezen dat de meeste ondernemers zelf werknemer zijn geweest.

4.4.4

In het licht van de vergrijzing in Europa moet worden gezorgd voor een klimaat waarin de hooggetalenteerde ouderen in Europa bekwaamheid, managementvaardigheden en bedrijfseigendom kunnen uitwisselen (23).

4.5   Ondernemerschap en het aanleren van vaardigheden via de sociale economie, NGO's en bedrijven van de sociale economie

4.5.1

Reeds in eerdere adviezen (24) vestigde het Comité de aandacht op de specifieke rol en kenmerken van de sociale economie. De bedrijven van de sociale economie zijn fundamenteel voor pluralistisch ondernemerschap en economische verscheidenheid.

4.5.2

In een recent onderzoek is ingegaan op de rol van ondernemerschap in de non-profitsector. Daarbij bleek duidelijk dat deze sector op ondernemersgeest is gebaseerd. Het ondernemersproces is daar verbonden met groepsdynamiek en verschillende soorten sociale bewegingen (25).

4.5.3

Toegewijde sociale en maatschappelijk gerichte ondernemers zijn actief bij het vinden van innovatieve oplossingen voor problemen in verband met belangrijke kwesties als uitdagingen op milieugebied, armoede, mensenrechten, sociale uitsluiting, onderwijs en cultuur. Daartoe organiseren zij activiteiten waarbij nieuwe ideeën voor grootschalige veranderingen worden aangedragen. Deze initiatieven zijn gestaafd door democratie en solidariteit.

4.5.4

Maatschappelijk verantwoord ondernemen ondersteunt duurzame ontwikkeling, democratie en participatie van de burgers, betrokkenheid van de werknemers bij hun bedrijven, bestrijding van sociale uitsluiting en het nieuw leven inblazen van lokale gemeenschappen. Daarbij wordt ook een ondernemerscultuur bevorderd onder vrouwen, jongeren, immigranten en etnische minderheden.

4.5.5

Sociale bedrijven hebben een belangrijke rol bij de maatschappelijke en beroepsintegratie van groepen die zich in de marge van de arbeidsmarkt bevinden. Zij leveren vaak op maat gesneden oplossingen voor de meest achtergestelde personen om op de arbeidsmarkt te integreren. Gegeven hun benadering zijn zij daartoe geschikter dan andere actoren. Zij richten zich erop om het individu middels persoonlijke verantwoordelijkheid vaardigheden bij te brengen en als zodanig hebben zij op het gebied van sociale integratie goede resultaten geboekt.

4.5.6

De notie van sociaal ondernemen vindt steeds meer ingang in Europa. De specifieke rol van op een dergelijke leest geschoeide bedrijven zou op Europees niveau moeten worden erkend in de nieuwe werkgelegenheidsrichtsnoeren voor de periode 2008-2010.

4.6   De rol van de media

4.6.1

Voor de media is een belangrijke rol weggelegd bij het bevorderen van het imago van kleine en micro-ondernemingen, gespecialiseerde vormen van handel, diensten en traditionele en ambachtelijke activiteiten en de maatschappelijke rol daarvan. Verder zouden de media bekendheid moeten geven aan goede praktijkvoorbeelden en de impact van ondernemerschap op groei en werkgelegenheid.

4.6.2

Voorts dienen zoveel mogelijk media meer nadruk te leggen op de diversiteit van bedrijven en ondernemerschap en het gebruik van positieve rolmodellen. Daarbij moet met name worden gedacht aan ondervertegenwoordigde groepen als vrouwen, etnische minderheden, gehandicapten en migranten

De media zouden rolmodellen en activiteiten moeten uitdragen die bijdragen tot een positief imago van school — en onderwijsstrategieën waarmee creativiteit en de randvoorwaarden voor innovatie worden gepromoot.

4.6.3

Recente TV-programma's in sommige lidstaten hebben aandacht losgemaakt voor ondernemerschap en de waarde van nieuwe ideeën. Twee voorbeelden uit het VK zijn „Dragon Den”, waar ondernemers en uitvinders hun ideeën kenbaar maken aan een ploeg financiers (het programma „The Apprentice”) en waar een vooraanstaand persoon uit het bedrijfsleven vervolgens zijn „leerjongen” selecteert (BBC). Beide programma's hebben belangstelling bij studenten losgemaakt om een eigen bedrijf te beginnen en hebben ook gedemonstreerd hoe een idee tot een onderneming kan worden omgevormd.

4.6.4

Verder zou de bewustmaking van de voordelen van ondernemerschap en de maatschappelijke impact ervan gediend zijn met promotie en profilering van onder meer de volgende evenementen:

Entrepreneurship in Education European Summit, georganiseerd door JA-YE Europe, 5-7 september 2006,

de conferentie over „Entrepreneurship Education in Europe: Fostering Entrepreneurial Mindsets through Education and Learning” — een gezamenlijk initiatief van de Commissie en de Noorse overheid, Oslo, 26-27 oktober 2006

European Entreprise Awards (een nieuwe, door de Commissie georganiseerde jaarlijkse competitie waarbij initiatieven ten behoeve van ondernemerschap worden belicht en beloond).

Brussel, 25 oktober 2007.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


(1)  „See opportunities and make them work!” — strategy for entrepreneurship in education 2004 — 2008, Strategy Plan, Ministry of Trade and Industry, Ministry of Education and Research, Ministry of Local Government and Regional Development.

(2)  „Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad inzake kerncompetenties voor levenslang leren” (COM(2004) 548, bijlage punt 7).

(3)  „Mededeling aan de Europese Voorjaarsraad — Samen werken aan werkgelegenheid en groei — een nieuwe start voor de Lissabon-strategie”, COM(2005) 24.

(4)  Zie de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel (23 en 24 maart 2006), par. 31.

(5)  EESC-advies van 19 juli 2006 over „De implementatie van de Lissabonstrategie van de Europese Gemeenschap: ondernemingszin bevorderen door onderwijs en leren”, rapporteur: de heer Jerneck (PB C 309 van 16 december 2006).

(6)  INT/324, rapporteur: mevrouw Faes (initiatiefadvies) en SOC/273 (verkennend advies), rapporteur: de heer Castanos: „Inzetbaarheid en ondernemingszin — rol van het maatschappelijk middenveld, de sociale partners en de decentrale overheden rekening houdend met de genderproblematiek”.

(7)  Zie de EESC-adviezen betreffende:

„Potentieel van ondernemingen, met name het MKB (Lissabonstrategie)” (initiatiefadvies), INT/324, rapporteur: mevrouw Faes;

„Investeren in kennis en innovatie (Lissabonstrategie)” (initiatiefadvies); INT/325, rapporteur: de heer Wolff;

„Arbeidskansen voor prioritaire categorieën (Lissabonstrategie)” (initiatiefadvies); SOC/251, rapporteur: de heer Greif, en

„Het bepalen van een energiebeleid voor Europa (Lissabonstrategie)” (initiatiefadvies); TEN/263, rapporteur: mevrouw Sirkeinen.

(8)  „Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad inzake kerncompetenties voor levenslang leren” (COM(2005) 548).

(9)  Zie:

The Global Entrepreneurship Monitor (GEM) 2004;

De „Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Implementatie van de Lissabonstrategie van de Europese Gemeenschap: ondernemingszin bevorderen door onderwijs en leren” (COM(2006) 33);

„The Challenge to Inspire: Enterprise Education for young people”, Fourth Session of the team of specialists on Entrepreneurship in Poverty Alleviation: Youth Entrepreneurship Athayde, R. 2004, Genève: United Nations.

(10)  Zie:

De „Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Implementatie van de Lissabonstrategie van de Europese Gemeenschap: ondernemingszin bevorderen door onderwijs en leren” (COM(2006) 33;

Het EESC-advies van 19 juli 2006 over deze mededeling, rapporteur: mevrouw Jerneck (PB C 309 van 16 december 2006);

De conclusies van de conferentie over deze mededeling. Die conferentie was een gezamenlijk initiatief van de Commissie en de Noorse regering en vond op 26 en 27 oktober 2006 te Oslo plaats.

(11)  Zie:

„Entreprenørskap som strategi for regional utvikling”, Spilling, O., Roppen, J., Sanness, A., Simonsen, B., Steinsli, J. og Støylen, A. 2002, BI Discussion Paper 7/2002. Lillehammer: BI

„Helping to create an entrepreneurial culture — A guide on good practices in promoting entrepreneurial attitudes and skills through education”, European Commission 2004.

http://ec.europa.eu/enterprise/entrepreneurship/support_measures/training_education/doc/entrepreneurial_culture_en.pdf.

(12)  Zie:

„Helping to create an entrepreneurial culture — A guide on good practices in promoting entrepreneurial attitudes and skills through education”, European Commission 2004.

http://ec.europa.eu/enterprise/entrepreneurship/support_measures/training_education/doc/entrepreneurial_culture_en.pdf

„Entreprenørskapsopplæring i skolen. Hovedkonklusjoner fra 3 års følgeforskning av Ungt Entreprenørskaps program: Program for nyskaping og entreprenørskap i opplæring og utdanning i Norge (2001-2005)”, Johansen, V. and Eide, T. 2006,

http://www.ostforsk.no/notater/pdf/132006.pdf

„Erfaringer fra deltakelse i studentbedrift. Hvordan opplevde de tiden som etablerer av Studentbedrift og hva skjedde etterpå?”, Johansen, V. and Eide, T. 2006,

http://www.ostforsk.no/notater/pdf/162006.pdf.

(13)  Zie:

„Hva hendte siden? Ungdomsbedrifter i den videregående skolen”, Luktvasslimo, M. 2003. NTF-notat 1/2003. Steinkjer: Trøndelag Forskning og utvikling AS.

„Ungdomsbedrifter og entreprenørskap — 2005”, Haugum, M. 2005. NTF-notat 4/2005. Steinkjer: Trøndelag Forskning og utvikling AS.

„Entrepreneurship in Education: The Practice in OECD Countries”, Stevenson, L. 2005, document at the conference „Fostering Entrepreneurship — The Role of Higher Education”, Italy: 2005.

„Erfaringer fra deltakelse i studentbedrift. Hvordan opplevde de tiden som etablerer av Studentbedrift og hva skjedde etterpå?”, Johansen, V. and Eide, T. 2006,

http://www.ostforsk.no/notater/pdf/162006.pdf.

(14)  http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/en/oj/2006/l_327/l_32720061124en00300044.pdf.

(15)  Zie bijlage I, document van Junior Achievement Young Enterprise (JA-YE) Noorwegen

(16)  Junior Achievement Young Enterprise (JA-YE) Norway,

http://www.ja.org/near/nations/norway.shtml, www: http://www.ue.no

(17)  Toespraak van algemeen directeur M. van der Pas tijdens het „EQUAL Policy Forum Entrepreneurship”, georganiseerd door het Duitse voorzitterschap, Hannover, 5 juli 2007.

(18)  Zie het advies van 19 juli 2006 over „De implementatie van de Lissabonstrategie van de Europese Gemeenschap: ondernemingszin bevorderen door onderwijs en leren”, rapporteur: de heer JERNICK (PB C 309, van 16.12.2006).

(19)  Zie COM(2006) 33: De „Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Implementatie van de Lissabonstrategie van de Europese Gemeenschap: ondernemingszin bevorderen door onderwijs en leren”.

(20)  „The Challenge to Inspire: Enterprise Education for Young People”, Fourth Session of the Team of Specialists on Entrepreneurship in Poverty Alleviation: Youth Entrepreneurship. Athayde, R. 2004, Genève: United Nations.

(21)  Zie het EESC-advies van 15 september 2004 over de „Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Actieplan: de Europese agenda voor ondernemerschap”, rapporteur: de heer Butters (PB C 75 van 23 maart 2005).

(22)  Zie het advies „Bevordering van duurzame groei van arbeidsproductiviteit in Europa” (SOC/266 — initiatiefadvies in voorbereiding), rapporteur:mevrouw Kurki.

(23)  Zie noot 22.

(24)  Zie de EESC-adviezen van

27 oktober 2004 over het vermogen van het MKB en de bedrijven van de sociale economie om zich aan te passen aan veranderingen die uit economische groei voortvloeien (verkennend advies), rapporteur: mevrouw Fusco, en

1 april 2004 over economische diversificatie in de toetredingslanden — de rol van het MKB en de bedrijven van de sociale economie, rapporteur: mevrouw Fusco, co-rapporteur: de heer Glorieux.

(25)  Gaweil 2004 „Entrepeneurial Process in Civil Society”.


Top