EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011DC0217

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT betreffende de tenuitvoerlegging van het Europese energieprogramma voor herstel

/* COM/2011/0217 final */

52011DC0217

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT betreffende de tenuitvoerlegging van het Europese energieprogramma voor herstel /* COM/2011/0217 final */


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 20.4.2011

COM(2011) 217 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

betreffende de tenuitvoerlegging van het Europese energieprogramma voor herstel

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

betreffende de tenuitvoerlegging van het Europese energieprogramma voor herstel

1. Het Europees energieprogramma voor herstel: van start tot tenuitvoerlegging

Het Europese energieprogramma voor herstel (European Energy Programme for Recovery - EEPR), dat bij Verordening (EG) nr. 663/2009[1] is vastgesteld, is een van de belangrijkste initiatieven die door de EU zijn genomen om de wereldwijde economische en financiële crisis, die in 2008 uitbrak, aan te pakken. Met dat programma wordt een selectie van energieprojecten medegefinancierd teneinde daarmee de kapitaalsinvesteringen in de Europese economie te ondersteunen en ondertussen de belangrijkste beleidsdoelstellingen van de EU op het gebied van energie en klimaat te helpen bereiken.

Sinds het eerste verslag betreffende de tenuitvoerlegging van de EEPR in april 2010 is uitgebracht[2], is aanzienlijke vooruitgang geboekt. In alle drie de sectoren – energie-infrastructuur, windenergie op zee en CO2-afvang en -opslag – zijn bouwwerkzaamheden van start gegaan en zijn investeringskosten gemaakt. Drie infrastructuurprojecten zijn reeds voltooid en in bedrijf genomen; andere bouwprojecten zijn in uitvoering of bevinden zich in de ontwikkelingsfase. Het EEPR heeft zijn nut bewezen als instrument op EU-niveau om de uitvoering van grote energieprojecten sneller tot stand te brengen en heeft het economische herstel helpen stimuleren. Bovendien is het toepassingsgebied van het EEPR uitgebreid door niet-uitgegeven middelen toe te wijzen aan de sectoren energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. Dit is tot stand gebracht door een wijziging van de EEPR-verordening[3], die snel is vastgesteld dankzij de goede samenwerking tussen de Europese instellingen.

Het EEPR is een belangrijk instrument om de doelstellingen van het energiebeleid overeenkomstig artikel 194 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die de Raad recentelijk op 4 februari 2011 nog eens heeft bevestigd, tot stand te brengen. De rol ervan als drijvende kracht achter en katalysator voor de uitvoering van projecten is bij verschillende gelegenheden erkend. Met name wordt in het “energie-infrastructuurpakket”[4] de bijdrage erkend die het programma levert aan de snelle uitvoering van infrastructuurprojecten en aan het beperken van leveringsonderbrekingen met negatieve gevolgen voor de burgers en de Europese economie.

In de conclusies van de Europese Raad van 4 februari 2011 wordt aangegeven dat “veilige, continu geleverde, duurzame en betaalbare energie die bijdraagt tot Europa's concurrentievermogen een prioriteit blijft voor Europa. Actie op EU-niveau kan en moet in dat verband een meerwaarde bieden” . Het EEPR heeft een belangrijke bijdrage tot deze doelstelling geleverd. De ervaring die is opgedaan met het EEPR kan nuttig zijn voor toekomstige energieprogramma’s en het EEPR kan zo als model dienen.

Dankzij de inspanningen van alle betrokkenen is het mogelijk gebleken alle wettelijke budgettaire vastleggingen voor alle EEPR-projecten binnen de in de verordening vastgestelde termijn van 31 december 2010 te doen. Dit was een ongebruikelijk korte termijn omdat het hier een “herstelprogramma” betreft. Om dezelfde reden is het programma uitsluitend gericht op uitvoeringsrijpe projecten waarvoor direct, eind 2010, kapitaaluitgaven kunnen worden gedaan waardoor het economische herstel wordt gestimuleerd.

Tegen 31 december 2010 waren de wettelijke vastleggingen gedaan voor alle 59 projecten waarvoor in het kader van het EEPR een subsidie was toegekend. Meer bepaald heeft de Commissie 44 besluiten goedgekeurd waarbij subsidies zijn toegekend voor infrastructuurprojecten voor gas en elektriciteit, zes subsidieovereenkomsten ondertekend met begunstigden betreffende CO2–afvang en –opslag (“carbon capture and storage", hierna CCS genoemd) en negen betreffende windenergie op zee (“offshore wind energy”, hierna OWE genoemd). Deze vastleggingen belopen in totaal 3 833 miljoen euro, d.w.z. 96,3% van de totale EEPR-begroting. Dit is een zeer goed resultaat, de grote omvang van het programma en de korte termijn in aanmerking nemend.

[pic]

De voortgang bij de uitvoering komt ook tot uitdrukking in het aantal betalingen, dat inmiddels sterk is gestegen. Tegen het einde van 2010 was 700 miljoen euro uitbetaald aan begunstigden, waarvan 361 miljoen euro voor infrastructuurprojecten voor gas en elektriciteit, 146 miljoen euro voor OWE-projecten en 193 miljoen euro voor CCS-projecten. Verwacht wordt dat de meeste projecten in de eerste paar maanden van 2011 kostenstaten indienen, waarna aanzienlijke bedragen van de in 2010 gedane uitgaven zullen worden vergoed. Hierna volgt een puntsgewijs gedetailleerd overzicht per uitvoeringssector van het programma.

2. Gas- en elektriciteitsinfrastructuur

De uitvoering van dat deel van het programma dat betrekking heeft op de gas- en elektriciteitsinfrastructuur van het programma in 2010, was zeer bevredigend.

In de loop van het jaar werden reeds drie infrastructuurprojecten voltooid . De pijpleiding die Hongarije met Roemenië verbindt en die op 14 oktober in gebruik werd genomen, is de eerste hogedrukgasinterconnectie tussen deze twee landen. De eerste van de vier projecten voor tweerichtingspijpleidingen in Oostenrijk bij de Baumgarten invoerfaciliteit, waardoor gas van Duitsland naar de andere buurlanden van Oostenrijk kan worden getransporteerd, is op 24 oktober in gebruik genomen. De verbinding tussen Hongarije en Kroatië, de eerste rechtstreekse gasinterconnectie tussen Kroatië en het gasleidingnet van de Europese Unie, met een capaciteit van 6 miljard kubieke meter per jaar, is op 23 december in gebruik genomen.

Nog zes andere projecten zijn bijna klaar en zullen in de loop van 2011 worden voltooid:

- een uitbreiding met 10 miljard kubieke meter per jaar van de capaciteit van de gaspijpleiding in België die Duitsland met het Verenigd Koninkrijk verbindt, d.w.z. een verdubbeling;

- de verbetering van de interoperabiliteit tussen de Oostenrijkse en de Hongaarse elektriciteitsnetten via de Wien-Györ interconnectie met een geavanceerde 400 kV optische verbinding;

- de voltooiing van het Tsjechische gasopslagknooppunt bij de Tsjechisch-Poolse grens verhoogt de opslagcapaciteit met 15%;

- het tweerichtingspijpleidingproject in Polen waarmee de grensoverschrijdende verbinding tussen Polen en Duitsland wordt verbeterd, alsmede de modernisering en verbetering van verschillende delen van het Poolse gastransportsysteem;

- de ontwikkeling van de grensoverschrijdende elektriciteitsinterconnectie tussen Spanje en Portugal; en

- een van de twee tweerichtingspijpleidingprojecten in Slowakije, die ervoor moet zorgen dat zowel tussen Slowakije en Tsjechië als tussen Slowakije en Oostenrijk in twee richtingen gas kan stromen.

Van de 44 projecten zijn momenteel 17 gas- en 5 elektriciteitsprojecten in aanbouw , bijvoorbeeld:

- de LNG-terminal in Świnoujście, Polen;

- de elektriciteitsinterconnectie Halle/Saale-Schweinfurt in Duitsland;

- de actie door Spanje om het gastransportinterconnectieproject tussen Spanje en Frankrijk door het westen van de Pyreneeën te ondersteunen;

- de tweerichtingspijpleidingprojecten in Portugal en tussen Letland en Litouwen zijn ook beide in een vergevorderd bouwstadium.

In 2010 zijn voor 35 projecten met een lange levertijd (29 in de sector gas en 6 in de sector elektriciteit) aanbestedingen gehouden en bestellingen geplaatst, bijvoorbeeld:

- de elektriciteitsinterconnectieprojecten Nordbalt 1 en 2 en Estlink;

- de elektriciteitsinterconnecties die Ierland met het Verenigd Koninkrijk, Sicilië met het Italiaanse vasteland en Sicilië met Malta verbinden, alsmede de ontwikkeling van het Maltese elektriciteitsnet;

- de gasinterconnectie tussen Roemenië en Bulgarije;

- het elektriciteitsinterconnectieproject tussen Frankrijk en Spanje;

- verscheidene tweerichtingspijpleidingprojecten in Slowakije, Tsjechië, Oostenrijk en Hongarije, en de vergelijkbare tweerichtingsprojecten tussen Polen en Duitsland en tussen Polen en Tsjechië.

Een paar projecten hebben enige vertraging opgelopen omdat zij geen vaste contracten hebben met gasleveranciers of vanwege ingewikkelde en tijdrovende vergunningsprocedures, namelijk:

- de drie projecten die moeten bijdragen tot de doelstellingen van de zuidelijke gascorridor, te weten “Nabucco”, “ITGI-Poseidon” en de Grieks-Bulgaarse aftakking daarvan, “IGB”;

- het Galsi-project voor de levering van Algerijns gas aan het Italiaanse systeem via Sardinië en, mogelijk, aan Corsica;

- het Frans-Belgische gasinterconnectieproject waaraan aan de Belgische kant vooruitgang is geboekt (maar dat aan de Franse kant nog stil ligt);

- de werkzaamheden aan de LNG-terminal in Cyprus.

[pic]

Verbetering van het gastransportsysteem in Slovenië tussen de Sloveens-Oostenrijkse grens en Ljubljana

Het programma bood een unieke kans om strategische EU-investeringsprojecten te stimuleren, met name in een periode waarin zuiver commerciële overwegingen, in combinatie met de economische en financiële crisis, nieuwe investeringen belemmerden.

Het EEPR heeft de gasinfrastructuur een werkelijk Europese dimensie gegeven, zodat het derde internemarktpakket en de nieuwe verordening inzake de continuïteit van de aardgasvoorziening, die op 2 december 2010 in werking is getreden, efficiënter ten uitvoer kunnen worden gelegd. Het programma heeft bijgedragen tot de verbetering van de manier waarop de interne gasmarkt werkt, door interconnecties tussen het westen en het oosten van de EU tot stand te brengen, in perifere lidstaten en in Centraal- en Oost-Europa, door langzamerhand een netwerk van tweerichtingsgaspijpleidingen te voltooien en door “energie-eilanden” uit hun isolement te halen. Zodra de projecten zijn voltooid, zullen de gevolgen van een gascrisis zoals die van januari 2009 veel beperkter zijn. Bovendien is hiermee een niet mis te verstane boodschap uitgezonden aan de externe leveranciers zoals Turkmenistan, Azerbeidzjan en Irak wat de zuidelijke corridor en Algerije wat de Middellandse-Zeecorridor betreft, namelijk dat de Europese Unie belang heeft bij diversifiëring van de energieaanvoerroutes. De ondersteunde elektriciteitsprojecten geven een sterke impuls aan de voltooiing van de interne markt door de volledige deelname van alle delen van de Europese Unie, en verbeteren de continuïteit van de voorziening van de betrokken landen en regio’s aanzienlijk. Met het programma zullen knelpunten uit de weg worden geruimd en zullen “energie-eilanden”, zoals de Baltische landen, het Iberisch schiereiland, Ierland, Sicilië en Malta, worden geïntegreerd. Verschillende nieuwe interconnecties zijn ook zeer belangrijk om hernieuwbare energiebronnen in het elektriciteitssysteem te integreren.

Het EEPR, zo kan worden geconcludeerd, heeft de uitvoering van projecten bespoedigd door specifieke activiteiten, zoals technische en milieustudies, de aankoop van onderdelen met een lange levertijd (pijpen, kabels, transformatorstations, transformatoren, enz.) en bouwactiviteiten te financieren. Dankzij het programma, konden projectontwikkelaars gemakkelijker aanvullende financiering krijgen van financiële instellingen: voor 15 projecten lopen er onderhandelingen over leningen, of zijn die reeds gesloten. Bovendien heeft de steun door het EEPR ervoor gezorgd dat een groot aantal projecten dat ernstige problemen ondervond bij het verkrijgen van een milieuvergunning, voorrang kreeg van de nationale overheden.

3. Windenergie op zee (OWE)

Met de projecten die door het EEPR worden ondersteund, worden de belangrijkste uitdagingen en prioriteiten aangepakt die zijn vastgesteld in de mededeling van de Commissie inzake winenergie op zee[5], in het Europees industrieel initiatief inzake windenergie in het kader van het strategisch plan voor energietechnologie en in het energie-infrastructuurpakket. De technologieën die op grote schaal zijn gedemonstreerd en ingevoerd (innovatieve funderingsstructuren, offshore turbines met multi-MW-capaciteit, modulaire netwerkintegratietechnologie, enz.) zijn onmisbaar om de ambitieuze EU-doelstellingen, namelijk om te zorgen voor een steeds groter marktaandeel van windenergie op zee tegen 2020 en daarna, waar te maken.

Dankzij de steun door de EU is de bouw van de eerste grote windmolenparken op zee (400 MW), ver van de kust (meer dan 100 km) en in diep water (meer dan 40 m) veiliggesteld. De subsidies in het kader van het EEPR voor windenergie op zee zal de koolstofvrije elektriciteitsproductiecapaciteit direct met ongeveer 1500 MW doen toenemen. Zij zullen een cruciale rol spelen bij het bereiken van de voor 2020 vastgestelde bindende EU-doelstellingen voor hernieuwbare energie. De subsidies zullen ook fundamenteel zijn in de eerste fasen van de totstandbrenging van een Europees offshore netwerk en zullen op die manier bijdragen tot het vergroten van de capaciteit voor handel in elektriciteit in de interne markt.

Het onderdeel “turbines en offshore funderingsstructuren” (projecten in het Duitse en het Belgische deel van de Noordzee) is het verst gevorderd: de ontwerpstudies en het bodemonderzoek zijn afgerond, de contracten met de belangrijkste leveranciers zijn gesloten, het sein om verder te gaan is gegeven en de bouwlogistiek is grondig voorbereid. Verscheidene projecten zijn reeds in de productie- en installatiefase en de eerste elektriciteit die werd opgewekt met de offshore windenergie-infrastructuur die door het EEPR was medegefinancierd, is in de herfst van 2010 aan het Duitse elektriciteitsnet geleverd. De snelle ontwikkeling van deze projecten heeft een groot aantal opdrachten opgeleverd voor en banen geschapen bij bedrijven die offshore windturbines en stalen funderingen produceren, met name in de regio Bremerhaven en Cuxhaven in het noorden van Duitsland.

Een ander project van groot belang voor de Europese industrie is een testcentrum voor offshore-windturbines en structuren dat in Aberdeen zal worden gevestigd. Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt op punten zoals het bereiken van overeenstemming over en het tot stand brengen van de wettelijke en commerciële structuur voor het beheer van de testfaciliteiten.

[pic]

Offshore turbines met multi-MW-capaciteit en offshore funderingsstructuren die door het EEPR zijn medegefinancierd, geïnstalleerd op de Bard I-site in het Duitse deel van de Noordzee

Er is ook voortgang geboekt met het ontwerp, de planning en het sluiten van contracten op het gebied van “ multi-connector wind-netintegratie ” (Kriegers Flak, Cobra Cable en een knooppunt voor hoogspanningsgelijkstroom (HVDC) in Schotland). Deze projecten moeten vaak door de overheden uit verschillende lidstaten worden gecoördineerd en/of zij zijn onderworpen aan een streng gereguleerd medefinancieringssysteem. Voor deze projecten was het belangrijk ervoor te zorgen dat innovatieve HVDC-technologieën zouden worden gebruikt. Om de synergieën tussen deze projecten en hun bijdrage tot de ontwikkeling van een offshore elektriciteitsnet te maximaliseren zal de Commissie in 2011 met de projectontwikkelaars een werkbijeenkomst organiseren.

In 2011 zal het werk aan alle bestaande EEPR-offshoreprojecten van het onderdeel “ turbines en offshore funderingsstructuren ” worden voortgezet en zullen er nieuwe projecten van start gaan. Met behulp van de projecten op het gebied van de integratie van wind en het elektriciteitsnet zullen de optimale routes en technische specificaties voor de interconnectiemodules worden vastgesteld, zullen de vergunningsprocedures worden voortgezet en de contracten met de leveranciers van de infrastructuur worden afgerond.

Benadrukt moet worden dat de vraag of alle tussentijdse doelstellingen van de EEPR-projecten op tijd worden verwezenlijkt, in hoge mate afhangt van de snelle voortgang van de vergunningsprocedures. Andere voorwaarden zijn ook van cruciaal belang, zoals bijvoorbeeld de verzekering voor offshore windmolenparken dat ze met het net worden verbonden en de mogelijkheid krijgen volledig gebruik te maken van de beschikbare tijdsperiode (voorjaar en zomer) voor offshore bouwwerkzaamheden. Verwacht wordt dat tegen het einde van 2011 ongeveer de helft van de begroting voor EEPR-OWE door de begunstigden zal zijn uitgegeven.

4. Koolstofafvang en –opslag (CCS)

Het EEPR is een belangrijk instrument om de EU-doelstelling dat CCS-technologie tegen 2020 commercieel levensvatbaar moet zijn, te bereiken. Het ondersteunt rechtstreeks zes van de twaalf CCS-projecten die overeenkomstig de oproep van de Raad van de EU tegen 2015 operationeel zouden moeten zijn. Het programma, dat is opgezet overeenkomstig het Europees industrieel initiatief inzake CCS dat is ontwikkeld in het kader van het SET-plan, is bedoeld om alle drie de verschillende afvangtechnologieën (na verbranding, vóór verbranding en oxyfuelverbranding) alsmede verschillende opslagconcepten (uitgeputte koolwaterstofvelden en zoute watervoerende lagen) te demonstreren.

Bij een eerste herziening die door functionarissen van de Commissie in samenwerking met vertegenwoordigers van de nationale autoriteiten is uitgevoerd, is de conclusie getrokken dat alle zes CCS-projecten op schema zitten, wat betreft zowel de basisstudies voor het ontwerp en de ontwikkeling (“Front-End Engineering and Design studies” hierna FEED genoemd) van de afvanginstallaties als de exploratie van de mogelijke CO2-opslagplaatsen. Voor alle projecten worden op dit moment de aanvraagprocedures voor de nodige vergunningen en goedkeuringen voor een CCS-demonstratie-installatie in de betrokken lidstaten afgerond. Er zijn reeds enkele vergunningen voor de bouw en de exploitatie van de elektriciteitscentrales en sommige voor die van de afvanginstallaties afgegeven. Ook is er voortgang geboekt bij de exploratie van mogelijke opslagplaatsen voor de projecten.

Niettemin is er enige vertraging opgetreden, gedeeltelijk vanwege de wettelijke onduidelijkheden over de details van de regelgeving voor de opslag van CO2 die voortvloeien uit de nog lopende omzetting van de CCS-richtlijn[6] in nationale wetgeving. De lidstaten hebben tot 25 juni 2011 de tijd voor de omzetting in nationale wetgeving van de CCS-richtlijn. In december 2010 had nog geen enkele lidstaat de richtlijn omgezet, zodat nog geen aanvragen voor de permanente opslag van CO2 bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zijn ingediend.

De EEPR-verordening vereist dat de bij alle projecten opgedane kennis wordt gedeeld via het CCS-projectnetwerk (http://www.ccsnetwork.eu). Het netwerk is een voorstel van de Commissie uit 2008 om de ontwikkeling van CCS te versnellen door projecten van pioniers op dit gebied te coördineren, zodat zij worden geholpen van elkaar te leren en om de zichtbaarheid van CCS als concept te vergroten. In 2010 zijn door het projectnetwerk drie evenementen georganiseerd waarop kennis kon worden gedeeld. Het eerste van die evenementen in 2011 vond plaats in februari in Brindisi, waar ook vertegenwoordigers uit de VS aanwezig waren, onder de paraplu van de Energieraad EU-VS. Dit kan worden gezien als een eerste stap op weg naar wereldwijde kennisdeling.

In Belchatow (Polen) is voortgang geboekt met zowel de opslag- als de afvangkant van het project. De uiteindelijke beslissing over de selectie van de opslagplaats zal medio 2011 worden genomen. Na de uiteindelijke selectie van die opslagplaats wordt het tracé voor de pijpleiding vastgesteld en worden de werkzaamheden voor het verkrijgen van de vergunning uitgevoerd. De FEED-werkzaamheden voor de afvangzijde van de centrale met koolstofafvang zijn in november 2009 van start gegaan en waren in februari 2011 bijna voltooid. Verwacht wordt dat het contract met de voornaamste leverancier van installaties in het voorjaar wordt ondertekend.

In het Jaenschwalde-project (Duitsland), is de aanbesteding voor de negen voornaamste onderdelen begonnen en zijn voorlopige biedingen ontvangen. De onderhandelingen over het contract voor de luchtscheidingsinstallatie, het grootste onderdeel van dit EEPR-project, zijn in februari 2011 gevoerd. Het contract met een van de leveranciers wordt naar verwachting snel ondertekend. Aan de transport- en opslagzijde is het voornaamste exploitatieplan voor Birkholz in januari 2011 goedgekeurd.

In Rotterdam (Nederland) is een aanbesteding uitgeschreven voor het demonstratieproject, afvanginstallatie ROAD; zes voorstudies en twee FEED-studies zijn voor dit proces gedaan. Parallel daaraan is het technische plan voor het transport en de opslag geselecteerd, zijn tracéstudies voor de pijpleiding afgerond en is een geologische veldstudie uitgevoerd. Het startschot voor de milieueffectbeoordeling voor het ROAD-project is in 2010 gegeven, en de vergunningsaanvragen zijn in maart 2011 gevolgd.

In Italië is de opdracht voor de bouw van de proefcentrale gegeven en is de experimentele fase in juni 2010 van start gegaan. Voor de demonstratiecentrale van Porto Tolle zijn vier aannemers geselecteerd om de FEED-studies voor de koolstofafvangeenheid uit te voeren; de opdrachten zijn in augustus 2010 gegund en de studies zullen in april 2011 worden afgerond. De studie om passende CO2-opslagstructuren in het noorden van de Adriatische Zee te vinden, is uitgevoerd op basis van gedetailleerde gegevensreeksen (2D en 3D seismische gegevens) en informatie uit boorgaten. Een zoutwatervoerende laag in het noorden van de Adriatische Zee is geselecteerd en er worden gedetailleerde reservoirstudies uitgevoerd om daarvan een vollediger beeld te krijgen.

[pic]

CCS-proefinstallatie in Jaenschwalde, Duitsland

De grootste technische successen met CO2-afvang in Compostilla (Spanje) was de bouw van de 30 MW-centrale voor de ontwikkeling van oxyfueltechnologie die later dit jaar in gebruik zal worden genomen. De grote stappen voorwaarts bij de CO2-opslag vormden de structurele analyse en de strategische studies voor de beoordeling en typering van mogelijke opslagplaatsen. Er is een 3D seismisch onderzoek gedaan en er zijn 3D-magnetotellurische gegevens vergaard om de kenmerken van de ondergrond van de CO2-opslagplaats vast te stellen.

In Hatfield (Verenigd Koninkrijk) is de FEED-studie voor het afvangdeel van het project afgerond; ook is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de typering van de opslagplaats. In december 2010 ging het moederbedrijf (Powerfuel plc) van de coördinator van het project (Powerfuel Power Ltd) failliet. Dit had een negatief effect op het financieringsplan en bracht de werkzaamheden aan de afvangzijde tot stilstand. Daarom hebben de begunstigden gevraagd om opschorting van het project totdat een nieuwe investeerder werd gevonden. In maart 2011 is een bieder geselecteerd die de voorkeur geniet. In principe zou het project weer van start kunnen gaan zodra het proces is afgerond, mits de nieuwe investeerder over de nodige financiële en technische capaciteit beschikt.

5. Controle en risicobeheer

Grootschalige infrastructuurprojecten zoals die welke door het EEPR worden gefinancierd, brengen aanzienlijke technologische, financiële en administratieve risico’s met zich mee. Om die risico’s te beheersen en om nauwgezet toe te zien op de voortgang van de projecten heeft de Commissie een reeks procedures ingesteld.

De Europese Commissie controleert regelmatig en vanaf een zeer vroeg stadium de uitvoering van de projecten door samen met vertegenwoordigers van de nationale autoriteiten de plaatsen te bezoeken. Verder organiseert de Commissie regelmatig met elke individuele projectontwikkelaar controlebijeenkomsten. De begunstigden dienen ook regelmatig technische verslagen in bij de Commissie en de nationale autoriteiten. Elk EEPR-project moet ten minste eenmaal per jaar een tussentijds technisch verslag uitbrengen waarin een kostenstaat (met accountantsverklaring) is opgenomen. De Commissie wordt verder ondersteund door onafhankelijke deskundigen waarmee contracten zijn gesloten om toezichtstaken uit te voeren (bezoeken, vergaderingen, controle van tussentijdse verslagen, enz.).

Een interne audit over de selectie- en contractsluitingsfase van het EEPR vond plaats in de tweede helft van 2010. De accountants waren tevreden, maar wezen erop dat er op het gebied van de zichtbaarheid van de financiële ondersteuning door de Unie en op dat van het risicobeheer ruimte was voor verbetering. De betrokken afdelingen hebben de aangestipte problemen opgepakt en daartoe een actieplan opgesteld.

6. Een nieuwe financiële regeling voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen

In een verklaring die als bijlage aan de EEPR-verordening is toegevoegd, verbindt de Commissie zich ertoe dat de EEPR-middelen die niet vóór 31 december 2010 konden worden vastgelegd, opnieuw zullen worden toegewezen aan projecten op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen. Uiteindelijk bleek dat in totaal ongeveer 146 miljoen euro, d.w.z. 3,7% van de EEPR-begroting, niet vóór eind 2010 kon worden vastgelegd. Om aan haar verbintenis tegemoet te komen, had de Commissie reeds op 31 mei 2010 een wijziging van de EEPR-verordening voorgesteld. Naar aanleiding van dit voorstel is op 15 december 2010 Verordening (EU) nr. 1233/20103 vastgesteld, waarin is besloten een financiële regeling in het leven te roepen om de initiatieven op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie te ondersteunen.

Dit initiatief past in de Europa 2020-strategie voor duurzame groei en banen, alsmede in het recent goedgekeurde Energie-efficiëntieplan 2011[7], en vormt een aanvulling op de andere EU-programma’s en –instrumenten zoals de Structuurfondsen en het Cohesiefonds, het programma “Intelligente energie – Europa en het kaderprogramma voor onderzoek technologische ontwikkeling en demonstratie”. Door energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen te bevorderen wordt een bijdrage geleverd aan de groene groei, de opbouw van een concurrerende en duurzame economie en de aanpak van de klimaatverandering.

De nieuwe regeling zal de vorm aannemen van een investeringsfonds, waarvan de aandeelhouders aanvankelijk de EU en de EIB zullen zijn, met technische bijstand en maatregelen inzake bewustmaking ten behoeve van plaatselijke, regionale en nationale overheden om zo goed mogelijk gebruik te maken van de Structuurfondsen en het Cohesiefonds voor duurzame energie, met name op de gebieden energie-efficiëntie en verbeteringen op het gebied van hernieuwbare energie van huizen en andere soorten gebouwen. De EU zal 146 miljoen euro bijdragen aan de regeling en de EIB tot 75 miljoen euro. Later kunnen ook andere financiële instellingen zich bij het fonds aansluiten.

De begunstigden van de regeling zijn plaatselijke, regionale en (indien gerechtvaardigd) nationale overheden, alsmede publieke of particuliere organisaties die namens die overheden optreden. Met de regeling worden leningen, garanties en aandelenkapitaal verstrekt, evenals technische bijstand (volgens het model van de Europese hulp voor plaatselijke energie – European Local Energy Assistance – Elena). De faciliteit zal investeren in energiebesparing, energie-efficiëntie en hernieuwbare-energieprojecten, met name in stedelijke gebieden, die een meetbaar en substantieel effect hebben op het economische herstel binnen de Europese Unie, op de vergroting van de energiezekerheid en op de reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Daarbij moet onder meer worden gedacht aan: energiebesparings- en -efficiëntiemaatregelen in openbare en particuliere gebouwen, investeringen in efficiënte gecombineerde warmtekracht, met inbegrip van micro-warmtekrachteenheden en stadsverwarmings- en -koelingsnetwerken, gedecentraliseerde hernieuwbare energiebronnen, met inbegrip van micro-opwekking, schoon stadsvervoer, modernisering van infrastructuur, zoals straatverlichting en slimme netwerken, en energie-efficiëntie- en hernieuwbare-energietechnologieën met innovatief en economisch potentieel.

De Commissie onderhandelt momenteel over een overeenkomst om de taken in verband met de opzet en het beheer van deze nieuwe regeling aan de EIB te delegeren. Deze delegatieovereenkomst moet uiterlijk op 31 maart 2011 worden ondertekend. De regeling treedt naar verwachting in het tweede kwartaal van 2011 in werking.

7. Conclusies

In aansluiting op de opstartfase, waarover in het eerste verslag betreffende de tenuitvoerlegging van april 2010 uitvoerig is bericht, is het EEPR in de tenuitvoerleggingsfase beland. Zoals uit de bovenstaande alinea’s blijkt, is in alle drie sectoren die door dit programma worden ondersteund, vooruitgang geboekt. De meeste projecten zijn momenteel in de opbouw- of ontwikkelingsfase en drie zijn reeds voltooid. Het EEPR bespoedigt de uitvoering van projecten door specifieke activiteiten, zoals technische en milieustudies, de aankoop van onderdelen met een lange levertijd en bouwactiviteiten te financieren. Ook konden projectontwikkelaars dankzij het programma gemakkelijker aanvullende financiering krijgen van financiële instellingen.

Zoals reeds in het eerste verslag betreffende de tenuitvoerlegging werd vermeld, kunnen de ingewikkelde en lang aanslepende procedures voor de afgifte van bouwvergunningen een risico vormen voor de tijdige tenuitvoerlegging van de projecten. Niettemin blijkt het EEPR ook in dit opzicht heilzaam, aangezien het een groot aantal projecten verder heeft geholpen die vertraging dreigden op te lopen omdat zij geen voorrang kregen van hun nationale overheden.

Ten tijde van de vaststelling van het eerste verslag was het precieze bedrag van de mogelijk niet-vastgelegde middelen niet bekend. De diensten van de Commissie hebben vervolgens verschillende opties voor het opnieuw toewijzen van niet-uitgegeven middelen beoordeeld, geheel in overeenstemming met de EEPR-verordening. Dit heeft uiteindelijk in december 2010 geleid tot een wijziging van de EEPR-verordening, waarbij ongebruikte middelen konden worden toegewezen ten behoeve van een financiële regeling die duurzame-energieprojecten ondersteunt.

[1] Verordening (EG) nr. 663/2009 houdende vaststelling van een programma om het economisch herstel te bevorderen via financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten op het gebied van energie.

[2] COM(2010) 191 definitief van 27.4.2010.

[3] Verordening (EU) nr. 1233/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 663/2009 houdende vaststelling van een programma om het economisch herstel te bevorderen via financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten op het gebied van energie.

[4] COM(2010) 677 definitief van 17.11.2010.

[5] COM(2008) 768 definitief.

[6] Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de geologische opslag van kooldioxide, PB L 140 van 5.6.2009.

[7] COM(2011) 109 definitief van 8.3.2011.

Top