EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003E0444

Gemeenschappelijk Standpunt 2003/444/GBVB van de Raad van 16 juni 2003 betreffende het Internationaal Strafhof

PB L 150 van 18.6.2003, p. 67–69 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 20/03/2011; opgeheven door 32011D0168

ELI: http://data.europa.eu/eli/compos/2003/444/oj

32003E0444

Gemeenschappelijk Standpunt 2003/444/GBVB van de Raad van 16 juni 2003 betreffende het Internationaal Strafhof

Publicatieblad Nr. L 150 van 18/06/2003 blz. 0067 - 0069


Gemeenschappelijk Standpunt 2003/444/GBVB van de Raad

van 16 juni 2003

betreffende het Internationaal Strafhof

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De consolidering van de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten, alsmede de handhaving van de vrede en de versterking van de internationale veiligheid, overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties en artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, zijn voor de Unie van fundamenteel belang en prioritair.

(2) Het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof is op 1 juli 2002 in werking getreden en het Hof is thans volledig operationeel.

(3) Alle lidstaten van de Europese Unie hebben het Statuut van Rome bekrachtigd.

(4) De beginselen van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof en de beginselen voor de werking daarvan stemmen volledig overeen met de beginselen en doelstellingen van de Unie.

(5) De ernstige misdrijven waarover het Hof rechtsmacht heeft, zijn een bron van zorg voor alle lidstaten, die vastberaden zijn samen te werken om die misdrijven te voorkomen en om een eind te maken aan de straffeloosheid van de daders.

(6) Met de in het Statuut van Rome opgenomen beginselen en regels van het internationaal strafrecht moet rekening worden gehouden in andere internationale rechtsinstrumenten.

(7) De Unie is ervan overtuigd dat universele toetreding tot het Statuut van Rome essentieel is voor het volwaardig functioneren van het Internationaal Strafhof en vindt dat daartoe initiatieven met het oog op een ruimere aanvaarding van het Statuut moeten worden aangemoedigd, op voorwaarde dat deze in overeenstemming zijn met de letter en de geest van het Statuut.

(8) Voor de uitvoering van het Statuut van Rome zijn praktische maatregelen vereist die de Europese Unie en haar lidstaten ten volle zouden moeten steunen.

(9) Het actieplan waartoe, onder andere, is opgeroepen in een resolutie betreffende het Hof die het Europees Parlement op 28 februari 2002 heeft goedgekeurd als follow-up van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/443/GBVB(1) betreffende het Internationaal Strafhof, is op 15 mei 2002 aangenomen en kan indien nodig worden aangepast.

(10) Het is van het allergrootste belang dat de integriteit van het Statuut van Rome wordt gehandhaafd.

(11) In zijn conclusies van 30 september 2002 betreffende het Internationaal Strafhof heeft de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, als bijlage bij die conclusies, een lijst van beginselen opgesteld, aan de hand waarvan de lidstaten de noodzaak en de draagwijdte van eventuele overeenkomsten of regelingen kunnen overwegen wanneer zij reageren op voorstellen van de Verenigde Staten betreffende de voorwaarden voor overlevering aan het Hof.

(12) Gelet op het voorgaande dient Gemeenschappelijk Standpunt 2001/443/GBVB te worden geactualiseerd en aangepast.

(13) Het onderhavige gemeenschappelijk standpunt moet voortdurend worden geëvalueerd.

(14) De Europese Unie acht het belangrijk dat de toetredende landen, de geassocieerde landen Roemenië, Bulgarije en Turkije, en de EVA-landen het onderhavige gemeenschappelijk standpunt toepassen, zodat het een zo groot mogelijke weerklank krijgt,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Het Internationaal Strafhof is, met het oog op de voorkoming en beteugeling van de ernstige misdrijven waarover het rechtsmacht heeft, een essentiële stap ter bevordering van de eerbiediging van het internationale humanitaire recht en de mensenrechten, waardoor wordt bijgedragen tot vrijheid, veiligheid, rechtvaardigheid en de rechtsstaat en tot de handhaving van de vrede en de versterking van de internationale veiligheid, overeenkomstig de doelstellingen en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties.

2. Het doel van dit gemeenschappelijk standpunt is ertoe bij te dragen dat het Hof doeltreffend functioneert en universele steun geniet, zulks door een zo breed mogelijke deelname aan het Statuut van Rome te stimuleren.

Artikel 2

1. Teneinde bij te dragen tot de doelstelling van de grootst mogelijke deelneming aan het Statuut van Rome, doen de Europese Unie en haar lidstaten al het mogelijke om dit proces te bevorderen, door de kwestie van de ruimst mogelijke bekrachtiging, aanvaarding en goedkeuring van of toetreding tot het Statuut van Rome en de uitvoering van het Statuut in onderhandelingen of politieke dialogen met derde staten, groepen van staten of relevante regionale organisaties aan de orde te stellen telkens wanneer zulks passend is.

2. De Unie en haar lidstaten dragen ook anderszins bij tot een wereldwijde deelneming aan en uitvoering van het Statuut, zoals door het aannemen van initiatieven ter bevordering van de verspreiding van de waarden, beginselen en bepalingen van het Statuut en de bijbehorende instrumenten. Ter uitvoering van de doelstellingen van dit gemeenschappelijk standpunt zal de Unie, waar nodig, met andere betrokken staten, internationale instellingen, niet-gouvernementele organisaties en andere vertegenwoordigers van de civiele samenleving samenwerken.

3. De lidstaten delen hun eigen ervaringen met betrekking tot de uitvoering van het Statuut met alle belanghebbende staten en bevorderen dat doel, waar nodig, op andere wijze. Op verzoek zullen zij met technische en, waar passend, financiële middelen bijdragen aan de voor de deelneming aan en implementering van het Statuut door derde landen benodigde wetgeving. Staten die overwegen partij te worden bij het Statuut of met het Hof samen te werken, worden aangemoedigd de Unie te informeren over de eventuele moeilijkheden die zij daarbij ondervinden.

4. Bij de implementering van dit artikel coördineren de Unie en haar lidstaten de politieke en technische ondersteuning van het Hof met betrekking tot verschillende staten of groepen van staten. Daartoe worden, waar nodig, specifiek op een land of regio gerichte strategieën ontwikkeld en toegepast.

Artikel 3

Om de onafhankelijkheid van het Hof te steunen, stellen de Unie en haar lidstaten het volgende in het werk:

- zij moedigen de staten die partij zijn aan om de voor hen vastgestelde bijdrage onverwijld en volledig over te maken, overeenkomstig de door de Vergadering van de staten die partij zijn genomen besluiten;

- zij doen al het mogelijke opdat de Overeenkomst betreffende de voorrechten en immuniteiten van het Hof zo spoedig mogelijk door de lidstaten wordt ondertekend en bekrachtigd en zetten zich in voor de ondertekening en bekrachtiging ervan door andere staten, en

- zij streven ernaar om op passende wijze de ontwikkeling te steunen van opleiding en bijstand van rechters, openbare aanklagers, ambtenaren en adviseurs die met het Hof verband houdende werkzaamheden uitvoeren.

Artikel 4

Voor de uitvoering van de artikelen 2 en 3 coördineert de Raad, waar nodig, de maatregelen van de Europese Unie en de lidstaten.

Artikel 5

1. De Unie en haar lidstaten volgen van nabij de ontwikkelingen met betrekking tot een effectieve samenwerking met het Hof overeenkomstig het Statuut van Rome.

2. Zij blijven, wanneer nodig, derde landen attenderen op de conclusies van de Raad van 30 september 2002 inzake het Internationaal Strafhof, alsmede op de als bijlage daarbij opgenomen richtsnoeren van de Europese Unie, met betrekking tot voorstellen voor overeenkomsten en regelingen betreffende de voorwaarden voor overlevering aan het Hof.

Artikel 6

De Raad merkt op dat de Commissie streeft naar het bereiken van de doelstellingen en prioriteiten van dit gemeenschappelijk standpunt, in voorkomend geval door middel van passende communautaire maatregelen.

Artikel 7

1. De lidstaten werken samen om ervoor te zorgen dat de Vergadering van de staten die partij zijn in alle opzichten soepel functioneert.

2. Bij de besprekingen over het misdrijf agressie in de daarvoor door de Vergadering van de staten die partij zijn opgerichte speciale werkgroep, dragen de lidstaten bij tot de voltooiing van de werkzaamheden en steunen zij oplossingen die in overeenstemming zijn met de letter en de geest van het Statuut van Rome en het Handvest van de Verenigde Naties.

Artikel 8

De Raad evalueert het onderhavige gemeenschappelijk standpunt wanneer zulks opportuun is.

Artikel 9

1. De Raad neemt er nota van dat Cyprus, de Tsjechische Republiek, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, de Slowaakse Republiek en Slovenië voornemens zijn dit gemeenschappelijk standpunt vanaf de datum van aanneming toe te passen.

2. Het voorzitterschap zal de toetredende landen, de geassocieerde landen Roemenië, Bulgarije en Turkije, en de EVA-landen verzoeken zich bij het onderhavige gemeenschappelijk standpunt aan te sluiten.

Artikel 10

Gemeenschappelijk Standpunt 2001/443/GBVB wordt ingetrokken en vervangen door het onderhavige gemeenschappelijk standpunt. Verwijzingen naar Gemeenschappelijk Standpunt 2001/443/GBVB gelden als verwijzingen naar het onderhavige gemeenschappelijk standpunt.

Artikel 11

Dit gemeenschappelijk standpunt treedt in werking op de datum waarop het wordt aangenomen.

Artikel 12

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 16 juni 2003.

Voor de Raad

De voorzitter

G. Papandreou

(1) PB L 155 van 12.6.2001, blz. 19. Gemeenschappelijk standpunt gewijzigd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2002/474/GBVB (PB L 164 van 22.6.2002, blz. 1).

Top