EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014R0729

Verordening (EU) nr. 729/2014 van de Raad van 24 juni 2014 over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken (herschikking)

PB L 194 van 2.7.2014, p. 1–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2014/729/oj

2.7.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 194/1


VERORDENING (EU) Nr. 729/2014 VAN DE RAAD

van 24 juni 2014

over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken

(herschikking)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 128, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 975/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken (1) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (2). Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die verordening te worden overgegaan.

(2)

In artikel 128, lid 2, van het Verdrag is bepaald dat de lidstaten munten in euro kunnen uitgeven, onder voorbehoud van goedkeuring van de Europese Centrale Bank (ECB) met betrekking tot de omvang van de uitgifte. De Raad kan, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en de ECB, maatregelen nemen om de nominale waarden en technische specificaties van alle voor circulatie bestemde munten te harmoniseren, voor zover dit nodig is voor een goede circulatie van munten binnen de Unie.

(3)

De coupures van eurobankbiljetten lopen uiteen van 5 tot 500 EUR. De denominaties van bankbiljetten en muntstukken moeten het mogelijk maken betalingen van bedragen die in euro en in cent luiden, gemakkelijk te verrichten.

(4)

Het muntstelsel van de Unie moet het vertrouwen van het publiek winnen en technologische vernieuwingen met zich brengen, zodat het als veilig, betrouwbaar en efficiënt wordt beschouwd.

(5)

De acceptatie van het stelsel door het publiek is een van de hoofddoelstellingen van het muntstelsel van de Unie. Het vertrouwen van het publiek in het stelsel hangt af van de fysieke kenmerken van de euromuntstukken, die gebruikersvriendelijk zouden moeten zijn.

(6)

Met consumentenorganisaties, de Europese blindenverenigingen en vertegenwoordigers van de verkoopautomatenindustrie is overleg gevoerd om rekening te houden met de specifieke eisen van belangrijke categorieën gebruikers van muntstukken. Voor een soepele overgang op de euro en ter bevordering van de acceptatie van de muntstukken door de gebruikers, moesten de muntstukken door hun visuele en tactiele kenmerken gemakkelijk van elkaar te onderscheiden zijn.

(7)

De herkenbaarheid van de euromuntstukken wordt verbeterd en de gewenning daaraan wordt vergemakkelijkt door de samenhang tussen de grootte van de diameter en de nominale waarde van de muntstukken.

(8)

Vanwege de hoge nominale waarde van de muntstukken van 1 en 2 EUR zijn voor deze munten extra beveiligingskenmerken nodig om fraude te bemoeilijken. Muntstukken die in drie lagen worden vervaardigd en het combineren van twee verschillende kleuren in een muntstuk worden geacht de meest effectieve beveiliging te zijn die beschikbaar is.

(9)

Bij Richtlijn 94/27/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) wordt het gebruik van nikkel in bepaalde producten beperkt, aangezien was geconstateerd dat nikkel onder bepaalde omstandigheden allergieën kan veroorzaken. Muntstukken vallen niet onder die richtlijn. Desalniettemin lijkt het wenselijk het nikkelgehalte van muntstukken te verminderen om redenen verband houdende met de volksgezondheid.

(10)

Doordat de munten een gemeenschappelijke Europese en een kenmerkende nationale zijde hebben, geven zij de idee van de Europese monetaire unie tussen de lidstaten duidelijk weer. Op de gemeenschappelijke Europese zijde van euromunten is zowel de naam van de eenheidsmunt als de denominatie van de munt weergegeven. Op de nationale zijde zou noch de naam van de eenheidsmunt, noch de denominatie van het muntstuk mogen worden herhaald.

(11)

Op de nationale zijde van de munt moet de lidstaat van uitgifte duidelijk worden vermeld, zodat geïnteresseerde muntgebruikers gemakkelijk kunnen zien welke de lidstaat van uitgifte is.

(12)

Het randschrift van euromunten moet worden beschouwd als deel van de nationale zijde en dient derhalve de aanduiding van de denominatie niet te herhalen, behalve op het muntstuk van 2 EUR, en mits alleen het cijfer „2” of de term „euro” in het betrokken alfabet, of beide worden gebruikt.

(13)

Elke lidstaat die de euro als munt heeft, neemt een besluit over het ontwerp op de nationale zijde van euromunten, en moet daarbij rekening houden met het feit dat de euromunten niet alleen in de lidstaat van uitgifte, maar in het gehele eurogebied circuleren. Om ervoor te zorgen dat munten, ook aan hun nationale zijde, onmiddellijk als euromunten herkenbaar zijn, moet het ontwerp volledig omringd zijn door de twaalf sterren van de Unievlag.

(14)

Om de herkenning van de circulatiemunten te vergemakkelijken en passende continuïteit bij het munten te verzekeren, dienen de lidstaten de ontwerpen die voor de nationale zijde van gewone eurocirculatiemunten worden gebruikt, slechts eens in de vijftien jaar te kunnen veranderen, tenzij het op het muntstuk afgebeelde staatshoofd verandert. Veranderingen die nodig zijn om vervalsing van de munt te voorkomen, moeten wel worden toegestaan. De Raad moet besluiten over veranderingen in het ontwerp van de gemeenschappelijke Europese zijde van circulatiemunten en stemrechten moeten worden beperkt tot de lidstaten die de euro als munt hebben.

(15)

Individuele lidstaten moeten herdenkingsmunten kunnen uitgeven om gebeurtenissen van groot nationaal of Europees belang te vieren, terwijl de gezamenlijke uitgifte van herdenkingsmunten door alle lidstaten die de euro hebben, moet worden gereserveerd voor gebeurtenissen van het hoogste Europese belang. Het muntstuk van 2 EUR is voor dit doel het meest geschikt, vooral wegens de grote diameter en de technische kenmerken, die een adequate bescherming tegen vervalsing bieden.

(16)

Aangezien euromunten in het gehele eurogebied circuleren, dienen lidstaten die nieuwe munten willen uitgeven elkaar en de Commissie, ter voorkoming van het gebruik van ongeschikte ontwerpen, voor de geplande uitgiftedatum te informeren over voorontwerpen voor de nationale zijde van euromunten. De Commissie dient te verifiëren of de ontwerpen in overeenstemming zijn met de technische voorschriften van deze verordening. De voorontwerpen moeten zo ruim voor de geplande uitgiftedatum worden voorgelegd dat de lidstaten van uitgifte het ontwerp zo nodig kunnen wijzigen.

(17)

Daarenboven moeten eenvormige voorwaarden voor de goedkeuring van de ontwerpen van de nationale zijden van de euromunten worden bepaald om te voorkomen dat ontwerpen worden gekozen die in sommige lidstaten als ongeschikt worden beschouwd. Aangezien de lidstaten van uitgifte bevoegd zijn voor een zo gevoelige aangelegenheid als het ontwerp van de nationale zijde van euromunten, moeten aan de Raad uitvoerende bevoegdheden worden toegekend. Elk door de Raad op basis daarvan genomen uitvoeringsbesluit zou nauw verband houden met de besluiten die de Raad vaststelt op grond van artikel 128, lid 2, van het Verdrag. Derhalve dienen voor de vaststelling van dergelijke besluiten de stemrechten van de leden van de Raad die lidstaten vertegenwoordigen die de euro niet als munt hebben, overeenkomstig artikel 139, lid 4, van het Verdrag te worden geschorst. De procedure moet de lidstaten van uitgifte de mogelijkheid bieden het ontwerp zo nodig tijdig te wijzigen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De serie euromuntstukken bestaat uit acht denominaties, die uiteenlopen van 1 cent tot 2 euro en die aan de in bijlage I weergegeven technische specificaties moeten voldoen.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „circulatiemunten”: voor circulatie bestemde euromunten, waarvan de denominaties en technische specificaties zijn genoemd in artikel 1;

2.   „gewone circulatiemunten”: voor circulatie bestemde euromunten met uitzondering van herdenkingsmunten;

3.   „herdenkingsmunten”: circulatiemunten die bestemd zijn om een bepaalde gebeurtenis te herdenken als nader bepaald in artikel 9.

Artikel 3

Circulatiemunten hebben een gemeenschappelijke Europese zijde en een kenmerkende nationale zijde.

Artikel 4

1.   De denominatie op de nationale zijde van circulatiemunten mag geheel noch gedeeltelijk worden herhaald. Op deze zijde mag evenmin de naam van de eenheidsmunt of van de onderverdeling ervan worden herhaald, tenzij een dergelijke vermelding het gevolg is van het gebruik van een ander alfabet.

2.   In afwijking van het bepaalde in lid 1, mag het randschrift van het muntstuk van 2 EUR melding maken van de denominatie, mits alleen het cijfer „2” of de term „euro” in het betrokken alfabet, of beide worden gebruikt.

Artikel 5

Op de nationale zijde van alle denominaties van circulatiemunten wordt aangegeven welke de lidstaat van uitgifte is; dit geschiedt door middel van de vermelding van hetzij de naam van de betrokken lidstaat, hetzij een afkorting daarvan.

Artikel 6

1.   Op de nationale zijde van de circulatiemunten is een cirkel van twaalf sterren afgebeeld die het nationale ontwerp met het jaartal en de naam van de lidstaat van uitgifte volledig omringt. Onderdelen van het ontwerp mogen tot in de sterrencirkel reiken mits alle sterren duidelijk en volledig zichtbaar blijven. De twaalf sterren worden op dezelfde wijze afgebeeld als op de Unievlag.

2.   De ontwerpen voor de nationale zijde van circulatiemunten worden gekozen rekening houdend met het feit dat euromunten circuleren in alle lidstaten die de euro als munt hebben.

Artikel 7

1.   De ontwerpen die worden gebruikt voor de nationale zijden van gewone munten mogen slechts één keer per vijftien jaar worden gewijzigd, onverminderd wijzigingen die noodzakelijk zijn om vervalsing van de munteenheid te voorkomen.

2.   Onverminderd het bepaalde in lid 1, kunnen ontwerpen die worden gebruikt voor de nationale zijden van gewone munten worden gewijzigd indien het op een munt afgebeelde staatshoofd verandert. Het feit dat de functie van staatshoofd tijdelijk vacant is of voorlopig wordt waargenomen, geeft echter geen bijkomend recht op een dergelijke wijziging.

Artikel 8

De lidstaten van uitgifte actualiseren hun nationale zijde van gewone munten uiterlijk op 20 juni 2062 om geheel aan deze verordening te voldoen.

Artikel 9

1.   Herdenkingsmunten hebben een nationaal ontwerp dat verschilt van dat van de gewone munten en mogen alleen gebeurtenissen van groot nationaal of Europees belang herdenken. De herdenkingsmunten die gezamenlijk worden uitgegeven door alle lidstaten die de euro als munt hebben, herdenken alleen gebeurtenissen van het hoogste Europese belang en het ontwerp ervan laat de eventuele grondwettelijke eisen van die lidstaten onverlet.

2.   Het randschrift van herdenkingsmunten is hetzelfde als dat van gewone munten.

3.   Herdenkingsmunten kunnen uitsluitend een nominale waarde van 2 EUR hebben.

Artikel 10

1.   De lidstaten informeren elkaar over de voorontwerpen van nieuwe nationale zijden van circulatiemunten, met inbegrip van het randschrift, en, wat herdenkingsmunten betreft, over de geraamde omvang van de uitgifte, voordat zij deze ontwerpen officieel goedkeuren.

2.   Aan de Raad wordt de bevoegdheid toegekend om met gekwalificeerde meerderheid ontwerpen voor nieuwe of gewijzigde nationale zijden van circulatiemunten goed te keuren overeenkomstig de in de leden 3 tot en met 7 beschreven procedure.

Bij het nemen van de in dit artikel bedoelde besluiten worden de stemrechten van de lidstaten die de euro niet als munt hebben, geschorst.

3.   In het kader van lid 1 worden voorontwerpen van circulatiemunten door de lidstaat van uitgifte in beginsel ten minste drie maanden voor de geplande uitgiftedatum voorgelegd aan de Raad, de Commissie en de andere lidstaten die de euro als munt hebben.

4.   Binnen zeven dagen na de in lid 3 genoemde voorlegging kan een lidstaat die de euro als munt heeft, in een aan de Raad en de Commissie gericht, met redenen omkleed advies bezwaar maken tegen het door de lidstaat van uitgifte voorgestelde voorontwerp indien dat voorontwerp onder zijn burgers waarschijnlijk negatieve reacties zal oproepen.

5.   Indien de Commissie oordeelt dat het voorontwerp niet voldoet aan de technische voorschriften van deze verordening, legt zij binnen zeven dagen na de in lid 3 genoemde voorlegging een negatieve beoordeling voor aan de Raad.

6.   Indien aan de Raad niet binnen de respectievelijk in de leden 4 en 5 genoemde termijnen een met redenen omkleed advies of negatieve beoordeling is voorgelegd, wordt het besluit tot goedkeuring van het ontwerp geacht door de Raad te zijn aangenomen op de dag volgende op het verstrijken van de in lid 5 bedoelde termijn.

7.   In alle andere gevallen neemt de Raad onverwijld een besluit over de goedkeuring van het voorontwerp, tenzij de lidstaat van uitgifte binnen zeven dagen na de voorlegging van een met redenen omkleed advies of van een negatieve beoordeling zijn voorgestelde voorontwerp intrekt en de Raad meedeelt voornemens te zijn een nieuw voorontwerp voor te leggen.

8.   Alle relevante informatie over nieuwe ontwerpen voor de nationale zijde van circulatiemunten wordt door de Commissie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 11

De artikelen 4, 5 en 6 en artikel 9, lid 2:

a)

zijn niet van toepassing op circulatiemunten die zijn uitgegeven of vervaardigd vóór 19 juni 2012;

b)

zijn, gedurende een overgangstermijn die eindigt op 20 juni 2062, niet van toepassing op de ontwerpen van circulatiemunten die op 19 juni 2012 reeds wettig in gebruik waren.

Circulatiemunten die tijdens de overgangsperiode zijn uitgegeven of vervaardigd, kunnen voor onbepaalde tijd een wettig betaalmiddel blijven.

Artikel 12

Verordening (EG) nr. 975/98 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 13

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Luxemburg, 24 juni 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

E. VENIZELOS


(1)  PB L 139 van 11.5.1998, blz. 6.

(2)  Zie bijlage II.

(3)  Richtlijn 94/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1994 tot twaalfde wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (PB L 188 van 22.7.1994, blz. 1).


BIJLAGE I

De in artikel 1 bedoelde technische specificaties

Nominale waarde (EUR)

Diameter in mm

Dikte in mm

Gewicht in g

Vorm

Kleur

Legering

Rand

2

25,75

2,20

8,5

rond

buitenste gedeelte: wit

koper-nikkel

(Cu75Ni25)

Randschrift fijne kartel

binnenste gedeelte: geel

drielaags

nikkel-messing/nikkel/nikkel-messing

CuZn20Ni5/Ni12/CuZn20Ni5

1

23,25

2,33

7,5

rond

buitenste gedeelte: geel

nikkel-messing

(CuZn20Ni5)

Onderbroken kartel

binnenste gedeelte: wit

drielaags

Cu75Ni25/Ni7/Cu75Ni25

0,50

24,25

2,38

7,8

rond

geel

„Nordic Gold”

Cu89Al5Zn5Sn1

getand

0,20

22,25

2,14

5,7

„Spanish flower”-vorm

geel

„Nordic Gold”

Cu89Al5Zn5Sn1

vlak

0,10

19,75

1,93

4,1

rond

geel

„Nordic Gold”

Cu89Al5Zn5Sn1

getand

0,05

21,25

1,67

3,9

rond

rood

staal met laagje koper

glad

0,02

18,75

1,67

3

rond

rood

staal met laagje koper

glad met groef

0,01

16,25

1,67

2,3

rond

rood

staal met laagje koper

glad


BIJLAGE II

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 975/98 van de Raad

(PB L 139 van 11.5.1998, blz. 6)

Verordening (EG) nr. 423/1999 van de Raad

(PB L 52 van 27.2.1999, blz. 2)

Verordening (EU) nr. 566/2012 van de Raad

(PB L 169 van 29.6.2012, blz. 8)


BIJLAGE III

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 975/98

De onderhavige verordening

Artikel 1, aanhef

Artikel 1

Artikel 1 bis

Artikel 2

Artikel 1 ter

Artikel 3

Artikel 1 quater

Artikel 4

Artikel 1 quinquies

Artikel 5

Artikel 1 sexies

Artikel 6

Artikel 1 septies

Artikel 7

Artikel 1 octies

Artikel 8

Artikel 1 nonies

Artikel 9

Artikel 1 decies

Artikel 10

Artikel 1 undecies, aanhef, punt a) en de eerste zin van punt b)

Artikel 11, eerste alinea

Artikel 1 undecies, tweede zin van punt b)

Artikel 11, tweede alinea

Artikel 12

Artikel 2

Artikel 13

Artikel 1, tabel

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III


Top