EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996F0750

96/750/JBZ: Gemeenschappelijk Optreden van 17 december 1996 door de Raad aangenomen op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen en praktijken van de Lid- Staten van de Europese Unie ter bestrijding van drugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van de illegale drugshandel

PB L 342 van 31.12.1996, p. 6–8 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 21/02/2016; opgeheven door 32016R0095

ELI: http://data.europa.eu/eli/joint_action/1996/750/oj

31996F0750

96/750/JBZ: Gemeenschappelijk Optreden van 17 december 1996 door de Raad aangenomen op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen en praktijken van de Lid- Staten van de Europese Unie ter bestrijding van drugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van de illegale drugshandel

Publicatieblad Nr. L 342 van 31/12/1996 blz. 0006 - 0008


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN van 17 december 1996 door de Raad aangenomen op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen en praktijken van de Lid-Staten van de Europese Unie ter bestrijding van drugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van de illegale drugshandel (96/750/JBZ)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzonderheid op artikel K.1, punt 4, en artikel K.3, lid 2, tweede streepje, onder b),

Gezien het initiatief van Frankrijk,

Erop wijzend dat de Europese Raad van Cannes op 26 en 27 juni 1995 zijn goedkeuring heeft gehecht aan de werkzaamheden in verband met het Europese actieplan betreffende drugsbestrijding (1995-1999) en het eens was over de noodzaak van een geïntegreerde aanpak op dit gebied;

Erop wijzend dat de Europese Raad van Madrid op 15 en 16 december 1995 het verslag van de Groep Drugsdeskundigen heeft goedgekeurd en dat een aantal van haar 66 voorstellen overeenkomstig het mandaat van de Europese Raad reeds wordt omgezet in duidelijke, operationele en gecoördineerde acties binnen de Unie;

Erop wijzend dat het Italiaanse en het Ierse Voorzitterschap door de Europese Raad is verzocht om, in overleg met de Lid-Staten, de Commissie, de Drugseenheid Europol en het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, een activiteitenprogramma op te stellen waarin rekening wordt gehouden met dit verslag en dat door de Europese Raad van Dublin van 13 en 14 december 1996 zal worden beoordeeld;

Overwegende dat de Europese Raad van Florence op 21 en 22 juni 1996 het vitale belang heeft benadrukt van de versterking van de samenwerking tussen de Lid-Staten voor de bestrijding van drugs;

Overwegende dat door deze Raad opnieuw is gewezen op het belang van een spoedige afronding van de studie over harmonisatie van de wetgevingen van de Lid-Staten en het effect daarvan op de terugdringing van het drugsgebruik en van de illegale drugshandel;

Nota nemend van het verslag over de harmonisatie van de nationale wetgevingen betreffende drugs, waar de Europese Raden van Madrid en Florence om hadden verzocht;

Herinnerend aan de voorrang die het Ierse Voorzitterschap heeft gegeven aan de drugsbestrijding en aan de maatregelen die op basis van de mandaten van de Europese Raden van Madrid en Florence zijn genomen om daaraan concreet inhoud te geven, inzonderheid de resolutie van de Raad inzake de toepasselijke sanctie bij ernstige vormen van illegale handel in drugs;

Overwegende dat de Lid-Staten voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van de verdragen van de Verenigde Naties van 1961, 1971 en 1988 en dat zij zullen nagaan hoe de strikte naleving van die verdragen op efficiëntere wijze kan worden gegarandeerd, met name door de derde landen te helpen bij het nakomen van hun verplichtingen;

Overwegende dat de Lid-Staten opnieuw bevestigen dat zij alle vastbesloten zijn de illegale handel in verdovende middelen uit te bannen, teneinde hun samenleving te beschermen tegen de vernietigende gevolgen van die handel en tegen de andere, diepliggende oorzaken van het drugsmisbruik, met name de illegale vraag naar verdovende middelen en de enorme winsten welke die handel oplevert, en dat een onderlinge aanpassing van de wetgevingen en praktijken, waardoor de samenwerking doeltreffender zou moeten verlopen, een positieve bijdrage aan de verwezenlijking van die doelstelling zou betekenen;

Nota nemend van het door Frankrijk aan de Europese Raad van Turijn van 29 maart 1996 voorgelegde memorandum voor een Europees sociaal model, waarin de harmonisatie van de nationale wetgevingen ter zake van drugsbestrijding wordt bepleit;

Overwegende dat de gevaren die verband houden met de ontwikkeling van synthetische drugs;

Overwegende dat in het verslag van de Raad en de Commissie inzake harmonisatie, dat in antwoord op bovengenoemde mandaten is opgesteld, wordt erkend dat synthetische drugs een terrein vormen waarop dit rapport bij voorrang zou kunnen worden toegepast;

Overwegende dat, bij ontstentenis van geharmoniseerde wetgevingen, de Europese samenwerking ter bestrijding van drugsverslaving, alsmede ter voorkoming en bestrijding van de illegale drugshandel, door onderling verenigbare praktijken zou kunnen worden versterkt;

Overwegende dat een hoog niveau van Europese en internationale samenwerking tussen de politiediensten, de douanediensten en de gerechtelijke autoriteiten zou bijdragen tot een doeltreffender bestrijding van de drugshandel;

Overwegende dat de bestrijding van de drugshandel gepaard moet gaan met een actief beleid inzake preventie en inzake verzorging en reïntegratie van drugsverslaafden;

Nota nemend van het communautaire actieprogramma inzake de preventie van drugsverslaving, met name van de vijftien prioritaire acties waarin het voorziet;

Overwegende dat geen enkele bepaling van dit gemeenschappelijk optreden indruist tegen het algemene beginsel dat een Lid-Staat zijn nationale beleid inzake de strijd tegen de drugs op zijn grondgebied kan handhaven of versterken;

Onverminderd de bevoegdheden van de Gemeenschap,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN AANGENOMEN:

Artikel 1

De Lid-Staten verbinden zich ertoe bij de bestrijding van drugsverslaving nauw samen te werken en zij streven ernaar hun wetgevingen met het oog op een grotere verenigbaarheid onderling aan te passen voor zover dit nodig is om illegale drugshandel in de Europese Unie te voorkomen en te bestrijden.

Artikel 2

De Lid-Staten streven ernaar de praktijken van hun politie-, douane- en gerechtelijke diensten onderling meer verenigbaar te maken met het oog op de versterking van de Europese samenwerking ter voorkoming en bestrijding van de illegale drugshandel in de Europese Unie.

Artikel 3

De Lid-Staten verbinden zich ertoe illegale intracommunautaire stromen van verdovende middelen en psychotrope stoffen, met inbegrip van het drugstoerisme, te bestrijden.

Artikel 4

De Lid-Staten zorgen ervoor dat, in het kader van hun rechtssysteem, op ernstige delicten met betrekking tot de drugshandel de zwaarste straffen toepasselijk zijn die voor vergelijkbaar ernstige delicten gelden.

Artikel 5

De Lid-Staten streven ernaar convergerende wetgevingen uit te werken, voor zover dit nodig is om met betrekking tot synthetische drugs de achterstanden en rechtsvacua in te lopen en op te vullen. Met name bevorderen zij de invoering van een snel informatiesysteem waardoor dergelijke drugs kunnen worden geïdentificeerd als te verbieden stoffen, zodra ze in een Lid-Staat verschijnen.

Artikel 6

Onverminderd de bevoegdheden van de Gemeenschap, verbinden de Lid-Staten zich ertoe de nodige maatregelen te treffen om de operationele samenwerking tussen politie, douane en justitie bij de bestrijding van drugsverslaving en bij de voorkoming en bestrijding van de illegale drugshandel concreet te versterken.

Artikel 7

De Lid-Staten zien erop toe dat aan hun verplichtingen uit hoofde van de verdragen van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen en psychotrope stoffen van 1961, 1971 en 1988 nauwgezet en doeltreffend wordt voldaan.

Artikel 8

De Lid-Staten verbinden zich ertoe de meest passende maatregelen te nemen ter bestrijding van de illegale teelt van planten die actieve bestanddelen met verdovende eigenschappen bevatten.

Artikel 9

Met inachtneming van hun grondwettelijke beginselen en van de basisbegrippen van hun rechtsbestel, verbinden de Lid-Staten zich ertoe de opzettelijke poging om in het openbaar een ander, op welke wijze ook, aan te zetten tot het illegale gebruik of de illegale produktie van verdovende middelen, tot een strafbaar feit te maken. Zij leggen in het bijzonder waakzaamheid aan de dag met betrekking tot het gebruik van servers, met name Internet.

Artikel 10

Niets in dit gemeenschappelijk optreden doet afbreuk aan de mogelijkheid dat een Lid-Staat met inachtneming van zijn internationale verplichtingen, op zijn grondgebied maatregelen handhaaft of aanvullende maatregelen neemt die hij geschikt acht om drugsverslaving te bestrijden en de illegale drugshandel te voorkomen of de bestrijden.

Artikel 11

De regeringen van de Lid-Staten verbinden zich ertoe, zodra dit gemeenschappelijk optreden is vastgesteld, onverwijld de voor de tenuitvoerlegging ervan passende maatregelen te nemen.

Het Voorzitterschap doet de Raad elk jaar een verslag over de tenuitvoerlegging van dit gemeenschappelijk optreden toekomen.

Artikel 12

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Artikel 13

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad.

Gedaan te Brussel, 17 december 1996.

Voor de Raad

De Voorzitter

I. YATES

Top