EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31987R1760

Verordening (EEG) nr. 1760/87 van de Raad van 15 juni 1987 tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 797/85, (EEG) nr. 270/79, (EEG) nr. 1360/78 en (EEG) nr. 355/77 met betrekking tot de landbouwstructuur, de aanpassing van de landbouw aan de nieuwe marktsituatie en het behoud van het agrarisch landschap

PB L 167 van 26.6.1987, p. 1–8 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 09/08/1991; afgeschaft en vervangen door 391R2328

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1987/1760/oj

31987R1760

Verordening (EEG) nr. 1760/87 van de Raad van 15 juni 1987 tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 797/85, (EEG) nr. 270/79, (EEG) nr. 1360/78 en (EEG) nr. 355/77 met betrekking tot de landbouwstructuur, de aanpassing van de landbouw aan de nieuwe marktsituatie en het behoud van het agrarisch landschap

Publicatieblad Nr. L 167 van 26/06/1987 blz. 0001 - 0008


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 1760/87 VAN DE RAAD

van 15 juni 1987

tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 797/85, (EEG) nr. 270/79, (EEG) nr. 1360/78 en (EEG) nr. 355/77 met betrekking tot de landbouwstructuur, de aanpassing van de landbouw aan de nieuwe marktsituatie en het behoud van het agrarisch landschap

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 42 en 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de situatie op de landbouwmarkten is veranderd en als gevolg van de heroriëntering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wegens de noodzaak om de produktie in de overschotsectoren geleidelijk om te buigen, ook in de toekomst nog verandering zal ondergaan;

Overwegende dat in dit verband het structuurbeleid de landbouwers moet helpen zich aan de nieuwe situatie aan te passen en ertoe moet bijdragen de gevolgen op te vangen die de nieuwe richting van het markt- en prijsbeleid, met name wat de landbouwinkomens betreft, met zich mee kan brengen;

Overwegende dat, om te bewerkstelligen dat het structuurbeleid deze doelstellingen kan verwezenlijken, bepaalde, met het oog op het bereiken van de doeleinden van artikel 39 van het Verdrag ingestelde gemeenschappelijke acties in de zin van artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3769/85 (5), dienen te worden aangepast;

Overwegende dat met name de bij Verordening (EEG) nr. 797/85 van de Raad van 12 maart 1985 betreffende de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur (6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2224/86 (7), ingestelde gemeenschappelijke actie aanpassing en aanvulling behoeft;

Overwegende dat een steunregeling die er op is gericht de landbouwers aan te moedigen over te gaan tot een omschakeling en een extensivering van de produktie er toe kan bijdragen de onderscheiden produktiesectoren, met name de sectoren met een overschot, aan te passen aan de marktbehoeften;

Overwegende dat de toepassing van de regeling inzake de extensivering gedurende een eerste periode kan worden beperkt tot de sectoren granen, rundvlees en wijn;

Overwegende dat dient te worden voorzien in een compensatie aan de hand van de daadwerkelijke verlaging van de produktie die het mogelijk maakt het inkomen van de bedrijfshoofden die zich tot vermindering van de produktie hebben verbonden, te handhaven;

Overwegende dat de vergoeding die er toe strekt de permanente natuurlijke handicaps in de in Richtlijn 75/268/EEG (8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 797/85, bedoelde gebieden te compenseren, een volstrekt onmisbaar instrument is om in de betrokken gebieden niet alleen het landbouwinkomen op peil te houden en de landbouwbedrijven in stand te houden maar ook, en tegelijk, de aanpassing en de reorganisatie van de betrokken bedrijven te ondersteunen;

Overwegende dat door uitbreiding en intensivering van deze maatregel de uitwerking ervan nog kan worden vergroot en de mogelijkheid kan worden gecreëerd om met de omvang van de permanente natuurlijke handicaps en met door de landbouwers geleverde diensten beter rekening te houden;

Overwegende dat het aan de Lid-Staten dient te worden overgelaten de hoogte van de genoemde vergoeding vast te stellen, niet slechts aan de hand van de ernst van de permanente natuurlijke handicaps maar ook met inachtneming van de economische situatie en de inkomens van de bedrijven;

Overwegende dat de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de compenserende vergoeding in verhouding tot het met deze verordening nagestreefde inkomensdoel dient te worden beperkt;

Overwegende dat de landbouwers die gevestigd zijn in uit een oogpunt van milieubescherming of van natuurbehoud

kwetsbare gebieden, een volwaardige functie in dienst van de gehele gemeenschap kunnen vervullen en dat de invoering van bijzondere maatregelen de landbouwers ertoe kan aanzetten voortaan produktiemethoden toe te passen die met de toegenomen eisen inzake milieubescherming of natuurbehoud verenigbaar zijn of ertoe kan aanzetten dergelijke methoden te blijven toepassen en zodoende via heroriëntatie van hun bedrijf het doel van het landbouwbeleid op het stuk van het herstel van het evenwicht op de markten voor bepaalde landbouwprodukten te helpen bereiken;

Overwegende dat de maatregelen om de bebossing van landbouwgrond te bevorderen dienen te worden uitgebreid;

Overwegende dat de bestaande maatregelen voor landbouwopleiding dienen te worden gediversifieerd om de landbouwers in staat te stellen hun bedrijf aan te passen met name wat de heroriëntering van de produktie, de toepassing van met natuurbescherming verenigbare produktiemethoden en de bebossing van de landbouwgrond betreft;

Overwegende dat de bij Verordening (EEG) nr. 270/79 van de Raad van 6 februari 1979 inzake de ontwikkeling van de landbouwvoorlichting in Italië (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3768/85 (2), ingestelde gemeenschappelijke actie niet het gewenste en voor de aanpassing van de landbouw in deze Lid-Staat onontbeerlijke uitwerking heeft kunnen hebben; dat deze actie dient te worden aangepast om met name de regelingen inzake de opleiding van consulenten en hun inschakeling, zoals thans gepland, flexibeler te maken;

Overwegende dat de bij Verordening (EEG) nr. 1360/78 van de Raad van 19 juni 1978 betreffende de producentengroeperingen en unies van producentengroeperingen (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3827/85 (4), ingestelde gemeenschappelijke actie het vereiste aanpassingsproces in de landbouw, met name wat de kwaliteit van de landbouwproduktie in bepaalde gebieden van de Gemeenschap betreft, kan bevorderen; dat derhalve de looptijd van deze actie dient te worden verlengd en de actie tevens dient te worden geïntensiveerd;

Overwegende dat het stimuleren van modelprojecten en proefprojecten betreffende de verwerking of het in de handel brengen van produkten van de zogeheten biologische landbouw de doeltreffendheid kan vergroten van de gemeenschappelijke actie die bij Verordening (EEG) nr. 355/77 van de Raad van 15 februari 1977 inzake een gemeenschappelijke actie ter verbetering van de voorwaarden inzake verwerking en afzet van landbouw- en visserijprodukten (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3827/85, is ingesteld zodat deze actie in ruimere mate kan bijdragen tot het bereiken van de doelstelling van deze verordening op het stuk van de in verband met de economische gevolgen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid nodige aanpassing en heroriëntatie van de landbouw,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 797/85 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1 wordt vervangen door:

»Artikel 1

1. Ten einde het aanpassings- en heroriënteringsproces in de landbouw in de Gemeenschap te ondersteunen en zo een ononderbroken ontwikkeling van de landbouw mogelijk te maken, wordt een door de Lid-Staten ten uitvoer te leggen gemeenschappelijke actie in de zin van artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70 ingesteld die de volgende doelstellingen heeft:

i) bijdragen tot het herstel van het evenwicht tussen de produktie en de marktcapaciteit;

ii) bijdragen tot een grotere doeltreffendheid van de bedrijven door ontwikkeling en reorganisatie van de structuren daarvan;

iii) instandhouding van een leefbare landbouwgemeenschap, ook in de bergstreken en de probleemgebieden;

iv) bijdragen tot de bescherming van het milieu en de duurzame instandhouding van het natuurlijk potentieel van de landbouw.

2. Overeenkomstig titel VIII heeft de financiële bijdrage van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Oriëntatie, hierna het Fonds te noemen, voor de in lid 1 bedoelde actie betrekking op de maatregelen die verband houden met:

a) regelingen ter aanmoediging van omschakeling en extensivering van de produktie;

b) investeringen in landbouwbedrijven en vestiging van jonge landbouwers;

c) andere ten behoeve van de landbouwbedrijven getroffen maatregelen die betrekking hebben op de invoering van een boekhouding en op het creëren en functioneren van samenwerkingsverbanden, diensten en voorzieningen die voor verscheidene bedrijven bestemd zijn;

d) specifieke maatregelen ten gunste van de landbouw in bergstreken en in sommige probleemgebieden;

e) specifieke maatregelen op het gebied van milieubescherming en natuurbehoud;

f) maatregelen op bosbouwgebied ten behoeve van de landbouwbedrijven;

g) aanpassing van de beroepsopleiding aan de eisen van de moderne landbouw.".

2. Na artikel 1 wordt de volgende titel ingevoegd:

»TITEL 0I

Omschakeling en extensivering van de produktie

Artikel 1 bis

1. De Lid-Staten voeren een steunregeling in ter aanmoediging van de omschakeling en de extensivering van de produktie.

Deze regeling behelst:

a) steun voor de omschakeling op produkten waarvan geen overschot bestaat.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het EEG-Verdrag vóór 31 december 1987 de lijst vast van de produkten waarop mag worden overgeschakeld alsook de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de steun wordt toegekend;

b) steun voor de extensivering van overschotprodukten. Als overschotprodukten worden produkten aangemerkt waarvoor op communautair niveau niet systematisch normale niet-gesubsidieerde afzet bestaat. Tot en met 31 december 1989 kan de toepassing van de regeling worden beperkt tot de sectoren granen, rundvlees en wijn. Voorts kunnen de Lid-Staten deze steun ook verlenen voor de extensivering van andere produkten.

2. Als extensivering in de zin van lid 1, onder b), wordt beschouwd de vermindering van de produktie van het betrokken produkt met ten minste 20 % zonder dat de capaciteit voor andere overschotprodukties in de zin van lid 1 stijgt. Een dergelijke verhoging wordt echter wel toegestaan naar rato van een eventuele toename van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf. Indien de produktievermindering geschiedt door het onttrekken van landbouwgronden aan de landbouwproduktie, kunnen deze gronden braak blijven liggen met de mogelijkheid van wisselbouw, worden bebost of voor niet-agrarische doeleinden worden bestemd.

3. De Commissie kan op een daartoe met redenen omkleed verzoek volgens de procedure van artikel 25 een Lid-Staat machtigen om de regeling niet toe te passen in de gebieden waar de natuurlijke omstandigheden of het gevaar voor ontvolking tegen produktievermindering pleiten.

De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 25 de wijze van toepassing en met name de criteria voor de afbakening van de in de eerste alinea bedoelde gebieden vast.

4. Portugal wordt gemachtigd om de in lid 1 bedoelde regeling gedurende de eerste fase van de toetreding niet toe te passen.

Artikel 1 ter

1. Met betrekking tot de steun voor de extensivering van de produktie bepalen de Lid-Staten:

a) de voorwaarden voor de toekenning van de steun; deze moeten de voorwaarde behelzen dat gedurende ten minste vijf jaren overeenkomstig artikel 1 bis, lid 2:

- wat granen betreft, de oppervlakte die voor deze produktie wordt bestemd met ten minste 20 % wordt verkleind;

- wat de rundvleesproduktie betreft, het aantal dieren met ten minste 20 % wordt verminderd;

- wat de wijnproduktie betreft, de opbrengst per hectare met ten minste 20 % wordt verminderd.

De Commissie kan een Lid-Staat toestaan andere wijzen van produktievermindering toe te passen, mits aan de voorwaarden van artikel 1 bis, lid 2, wordt voldaan;

b) in voorkomend geval, de wijze waarop de verlaging voor de andere produkten plaatsvindt;

c) de referentieperiode naar gelang van de betrokken produktie voor de berekening van de vermindering;

d) de door de begunstigde aan te gane verbintenis, inzonderheid met het oog op verificatie dat de produktie daadwerkelijk wordt verminderd;

e) de vorm en het bedrag van de steun aan de hand van de door de begunstigde aangegane verbintenis en aan de hand van de inkomensderving.

2. Bij de toepassing van de in artikel 1 bis bedoelde regeling in de zuivelsector wordt de produktievermindering berekend op basis van de krachtens Verordening (EEG) nr. 804/68 (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 773/87 (2), toegewezen referentiehoeveelheid. De overeenkomstig dit lid geschorste referentiehoeveelheden mogen voor de duur van de schorsing geen nieuwe bestemming krijgen of opnieuw worden toegekend.

Het bedrag dat in aanmerking komt voor de premie die betaald wordt krachtens Verordening (EEG) nr. 775/87 van de Raad van 16 maart 1987 inzake de tijdelijke schorsing van een deel van de referentiehoeveelheden bedoeld in artikel 5 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 804/68 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten (3), wordt in mindering gebracht op het bedrag dat in aanmerking komt voor de steun uit hoofde van artikel 1 bis.

3. De Commissie bepaalt volgens de procedure van artikel 25 de toepassingsvoorwaarden en met name de maxima die uit hoofde van het Fonds gefinancierd kunnen worden, zulks op basis van de interventieprijs voor granen en met inachtneming van de produktiekosten en van de voor andere produkten toe te passen coëfficiënten.

(1) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 13.

(2) PB nr. L 78 van 20. 3. 1987, blz. 1.

(3) PB nr. L 78 van 20. 3. 1987, blz. 5.".

3. In artikel 6, lid 4, wordt de eerste zin vervangen door:

»4. Met uitzondering van de aquicultuursector kunnen de in artikel 4, lid 2, en artikel 5 bedoelde plafonds worden vermenigvuldigd met het aantal bedrijven van het samenwerkingsverband.". 4. In artikel 8:

i) wordt lid 1 vervangen door:

»1. Investeringssteun boven het in artikel 4, lid 2, bedoelde bedrag, in voorkomend geval verhoogd met het in artikel 7, punt 2, bedoelde bedrag, aan bedrijven die aan de in artikel 2 en artikel 6 gestelde voorwaarden voldoen, is verboden, met uitzondering van steun:

- voor de bouw van bedrijfsgebouwen,

- voor de verplaatsing ten algemene nutte van bedrijfsgebouwen,

- voor grondverbeteringswerkzaamheden,

- voor investeringen ter bescherming en verbetering van het milieu,

mits deze hogere bedragen worden toegekend overeenkomstig artikel 3 van deze verordening en de artikelen 92, 93 en 94 van het Verdrag.";

ii) wordt in lid 2 het tweede streepje geschrapt;

iii) wordt in lid 4, tweede alinea, het eerste streepje geschrapt;

iv) wordt in lid 5 het volgende vijfde streepje toegevoegd:

»- voor investeringen ter bescherming of verbetering van het milieu, op voorwaarde dat deze niet resulteren in een verhoging van de produktie,".

5. In lid 5 van artikel 12 wordt »12 000 Ecu" vervangen door »36 000 Ecu".

6. In artikel 15:

i) wordt in lid 1, eerste alinea van punt a), de volgende zin toegevoegd:

»In agrarische probleemgebieden waarin bijzonder ernstige permanente natuurlijke handicaps zulks rechtvaardigen, mag het totale bedrag van de toegekende vergoeding evenwel worden gebracht op 120 Ecu per GVE en per hectare.";

ii) wordt lid 1, punt b), vervangen door:

»b) Wat andere teelten dan de rundvee-, de schapen- en geitenteelt en de teelt van eenhoevigen betreft, wordt de vergoeding berekend aan de hand van de oppervlakte cultuurgrond, verminderd met de oppervlakte voor voedergewassen en:

i) voor alle agrarische probleemgebieden, verminderd met het tarweareaal

- behalve de oppervlakte voor de verbouw van durum tarwe in gebieden die niet tot de in Verordening (EEG) nr. 3103/76 (1) bedoelde gebieden behoren;

- behalve de oppervlakte voor de verbouw van zachte tarwe in gebieden met een gemiddelde opbrengst van zachte tarwe van niet meer dan 2,5 ton per hectare;

ii) voor alle agrarische probleemgebieden, verminderd met de oppervlakte aaneengesloten aanplantingen van appel-, pere- en perzikbomen boven 0,5 hectare per bedrijf;

iii) voor de in artikel 3, lid 4 en lid 5, bedoelde agrarische probleemgebieden, verminderd met de oppervlakte die wordt gebruikt voor druiven voor de produktie van wijn met uitzondering van wijngaarden met een opbrengst van niet meer dan 20 hectoliter per hectare, de produktie van suikerbieten en intensieve teelten.

De vergoeding mag niet meer bedragen dan 101 Ecu per hectare. In agrarische probleemgebieden waarin bijzondere ernstige permanente natuurlijke handicaps zulks rechtvaardigen, mag het totale bedrag van de toegekende vergoeding echter worden gebracht op 120 Ecu per hectare;

(1) PB nr. L 351 van 21. 12. 1976, blz. 1.";

iii) lid 1 wordt aangevuld met het volgende punt:

»c) De Lid-Staten kunnen het bedrag van de compenserende vergoeding differentiëren aan de hand van de economische situatie van het bedrijf en het inkomen van het bedrijfshoofd dat de compenserende vergoeding ontvangt.";

iv) lid 3 wordt vervangen door:

»3. Indien de ontvanger van een compenserende vergoeding alle of een gedeelte van de als grondslag voor de berekening van de vergoeding gebruikte hectaren bebost, mogen de Lid-Staten een compenserende vergoeding toekennen, die wordt berekend op de grondslag van het aantal hectaren bruikbare oppervlakte landbouwgrond dat is bebost, en wel gedurende een periode van ten hoogste 20 jaar, te rekenen vanaf de datum van bebossing, mits de vergoeding het in lid 1, onder a), vermelde maximum niet overschrijdt.";

v) het volgende lid wordt toegevoegd:

»4. Het voor vergoeding uit het Fonds in aanmerking komende maximumbedrag van de compenserende vergoeding uit hoofde van dit artikel wordt vastgesteld op 50 % van het referentie-inkomen per VAK, vastgesteld krachtens artikel 2, lid 3.".

7. Titel V wordt vervangen door:

(1) PB nr. C 273 van 29. 10. 1986, blz. 3.

(2) PB nr. C 227 van 8. 9. 1986, blz. 110.

(3) PB nr. C 328 van 22. 12. 1986, blz. 37.

(4) PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 13.

(5) PB nr. L 362 van 31. 12. 1985, blz. 17.

(6) PB nr. L 93 van 30. 3. 1985, blz. 1.

(7) PB nr. L 194 van 17. 7. 1986, blz. 4.

(8) PB nr. L 128 van 19. 5. 1975, blz. 1.

(1) PB nr. L 38 van 14. 2. 1979, blz. 6.

(2) PB nr. L 362 van 31. 12. 1985, blz. 8.

(3) PB nr. L 166 van 23. 6. 1978, blz. 1.

(4) PB nr. L 372 van 31. 12. 1985, blz. 1.

(5) PB nr. L 51 van 23. 2. 1977, blz. 1.

»TITEL V

Steun in gebieden die uit een oogpunt van bescherming van het milieu en de natuurlijke rijkdommen en behoud van natuur en landschap kwetsbaar zijn

Artikel 19

Ten einde bij te dragen tot de invoering of de handhaving van landbouwproduktiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake bescherming van het milieu en de natuurlijke rijkdommen of met de eisen inzake behoud van natuur en landschap en zodoende de landbouwproduktie te helpen aanpassen aan en afstemmen op de eisen van de markt, en rekening houdende met het daaruit voortvloeiende verlies aan inkomen op de landbouwbedrijven, kunnen de Lid-Staten een specifieke steunregeling invoeren in gebieden die in dit opzicht bijzonder kwetsbaar zijn.

Artikel 19 bis

De in artikel 19 bedoelde steunregeling omvat de toekenning van een jaarlijkse premie per hectare aan landbouwers die gevestigd zijn in gebieden als bedoeld in artikel 19, en die in het kader van een specifiek programma voor dat gebied voor een periode van ten minste vijf jaar de verbintenis aangaan landbouwproduktiemethoden in te voeren of te blijven toepassen die verenigbaar zijn met de eisen inzake bescherming van het milieu en de natuurlijke rijkdommen of met de eisen inzake behoud van natuur en landschap.

Artikel 19 ter

De Lid-Staten wijzen de in artikel 19 bedoelde gebieden aan. Zij bepalen welke produktiemethoden verenigbaar zijn met de eisen inzake bescherming van het milieu en de natuurlijke rijkdommen of met de eisen inzake behoud van natuur en landschap, aan de hand van de doelstellingen die moeten worden verwezenlijkt. Ook geven zij aan welke voorschriften en criteria in acht moeten worden genomen bij de in artikel 19 bis genoemde produktiemethoden, met name voor wat betreft de handhaving of vermindering van de intensiteit van de produktie en/of de vereiste veebezetting. Ook stellen zij bedrag en duur van de premie vast, die afhankelijk moeten worden gesteld van de door de landbouwer in het kader van het programma aangegane verbintenis.

Artikel 19 quater

Het voor vergoeding uit het Fonds in aanmerking komende maximumbedrag van de jaarlijkse premie per hectare als bedoeld in artikel 19 bis wordt vastgesteld op 100 Ecu per hectare waarvoor de in artikel 19 bis vermelde verbintenis wordt aangegaan. Ingeval de jaarlijkse premie wordt toegekend aan een begunstigde van de in artikel 15 bedoelde compenserende vergoeding, beloopt het voor vergoeding uit het Fonds in aanmerking komende maximumbedrag van de jaarlijkse premie 60 Ecu per hectare.".

8. In artikel 20:

i) wordt in lid 1, na de eerste alinea, de volgende alinea ingevoegd:

»De in de eerste alinea bedoelde steun voor bebossing kan eveneens worden toegekend aan landbouwbedrijfshoofden die de in artikel 1 bis bedoelde steun voor extensivering ontvangen, en aan de bosbouwverenigingen, bosbouwcooeperaties of gemeenschappen die de landbouwgrond van de in dit artikel bedoelde bedrijfshoofden bebossen.";

ii) wordt in lid 2 het bedrag »1 400 Ecu" vervangen door »1 800 Ecu".

9. In artikel 21:

i) wordt in lid 1, tweede alinea, aan het eerste streepje het volgende toegevoegd:

». . . alsmede bijscholingscursussen of -stages ten behoeve van deze personen met het doel de landbouwers voor te bereiden op de kwalitatieve omschakeling van de produktie, op de toepassing van produktiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen van natuurbehoud en op de bosbouwexploitatie van de beboste percelen van hun bedrijf.";

ii) wordt in lid 3 de eerste zin vervangen door:

»3. Van de uitgaven die door de Lid-Staten worden gedaan voor de toekenning van de in lid 2, onder a) en b), bedoelde steun, komt voor vergoeding uit het Fonds maximaal 7 000 Ecu per persoon die een volledige cursus of stage heeft gevolgd in aanmerking, waarvan 2 500 Ecu uitsluitend betrekking heeft op de bijscholingscursussen of -stages inzake omschakeling van de produktie, toepassing van met natuurbehoud verenigbare produktiemethoden en de exploitatie van beboste grond.".

10. In artikel 26:

i) worden de leden 1 en 2 vervangen door:

»1. De uitgaven van de Lid-Staten in het kader van de in de artikelen 1 bis, 1 ter, 3 tot en met 7, 9 tot en met 17 en 19 tot en met 21 bedoelde acties, komen in aanmerking voor financiering uit het Fonds.

2. Het Fonds vergoedt de Lid-Staten 25 % van de in het kader van de in de artikelen 1 bis, 1 ter, 3 tot en met 7, 13 tot en met 17, 19 tot en met 20 bedoelde voor financiering in aanmerking komende uitgaven. Dit percentage wordt gebracht op:

- 50 % voor de in de artikelen 3 en 4 bedoelde investeringssteun in de probleemgebieden in West-Ierland, in Griekenland en in de Italiaanse Mezzogiorno, met inbegrip van de eilanden, en op het gehele Portugese grondgebied;

- 50 % voor de in artikel 7 bedoelde bijzondere steun voor bedrijfshoofden van minder dan 40 jaar;

- 50 % voor de in de artikelen 14 en 17 bedoelde steun voor de gebieden van Griekenland, Ierland, Italië, Portugal en de Franse overzeese departementen. Het Fonds kan voorts aan de Lid-Staten tot 25 % van de voor financiering in aanmerking komende uitgaven in het kader van de maatregelen bedoeld in de artikelen 9 tot en met 12 en 21 vergoeden; voor de gebieden in de zin van artikel 13, lid 1, in Griekenland, Ierland, Italië, de Franse overzeese departementen en het gehele Portugese grondgebied kan dit percentage worden gebracht op 50 % van de uitgaven in het kader van de in artikel 21 bedoelde actie.";

ii) lid 4 wordt vervangen door:

»4. De Raad bepaalt bij de vaststelling van de lijst van agrarische probleemgebieden in Spanje in de zin van artikel 3 van Richtlijn 75/268/EEG, voor welke van deze gebieden het vergoedingspercentage uit hoofde van de maatregelen bedoeld in de artikelen 3, 4, 14, 17 en 21, op 50 wordt gebracht.".

11. Artikel 31 wordt vervangen door:

»Artikel 31

1. Deze verordening doet niet af aan de mogelijkheid voor de Lid-Staten om binnen de werkingssfeer van deze verordening, behalve op de terreinen bedoeld in de artikelen 3 tot en met 6, artikel 7, tweede alinea, punt 2), artikel 8, leden 2, 3 en 4, en artikel 13, te voorzien in bijkomende steun waarvan de toekenningsvoorwaarden of -bepalingen verschillen van die welke bij deze verordening zijn vastgesteld of de bedragen die de in deze verordening vastgestelde maxima overschrijden, op voorwaarde dat deze steunmaatregelen in overeenstemming zijn met het bepaalde in de artikelen 92, 93 en 94 van het Verdrag.

2. Met uitzondering van artikel 92, lid 2, van het Verdrag, zijn de bepalingen van de artikelen 92, 93 en 94 van het Verdrag niet van toepassing op steunmaatregelen in het kader van de artikelen 3 tot en met 6, artikel 7, tweede alinea, punt 2), artikel 8, leden 2, 3 en 4, en artikel 13.".

Artikel 2

Verordening (EEG) nr. 270/79 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 2, lid 1, wordt aan punt a) in fine de volgende zinsnede toegevoegd:

». . . of door andere door de Staat voor de opleiding van landbouwconsulenten erkende landbouwberoepsorganisaties".

2. In artikel 3:

i) wordt in punt 1 het volgende punt ingevoegd:

»b bis) de door de Staat voor de opleiding van consulenten erkende landbouwberoepsorganisaties;"

ii) wordt punt 2, onder c), vervangen door:

»c) de voorlichtingsdiensten, met inbegrip van die van de beroepsorganisaties, waarvoor de consulenten worden opgeleid en de controlevoorschriften die op die diensten van toepassing zijn;"

iii) wordt in punt 2 de laatste regel onder d) vervangen door:

»door de onder c) bedoelde diensten of organisaties zullen worden ingezet".

3. In artikel 7 wordt lid 1 vervangen door:

»1. Door de in artikel 3, lid 1, onder d), bedoelde opleiding moeten personen die aan de in artikel 6 vermelde voorwaarden voldoen een toereikende op hun taak afgestemde kennis verkrijgen, met name op de volgende gebieden:

- landbouwvoorlichtingstechniek;

- bedrijfsvoering in de landbouw;

- opstellen van bedrijfsverbeteringsplannen in de zin van Verordening (EEG) nr. 797/85 (1);

- technieken en methoden voor de verbetering van de kwaliteit van de produktie;

- produktiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen van de milieubescherming en het behoud van de natuurlijke rijkdommen;

- opstellen en uitvoeren van programma's of maatregelen bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a), en andere onderwerpen die verband houden met de genoemde programma's of maatregelen;

- psychologie en sociologie van het platteland;

- toepassing van nieuwe informatie- en telematicatechnologieën bij de landbouwvoorlichting.

(1) PB nr. L 93 van 30. 3. 1985, blz. 1.".

4. Artikel 8 wordt vervangen door:

»Artikel 8

1. De overeenkomstig artikel 7 opgeleide consulenten worden ingezet bij de uitvoering van de programma's of maatregelen bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a).

2. Italië ziet erop toe dat ten minste 60 % van de overeenkomstig artikel 7, lid 1, opgeleide consulenten wordt ingezet in de Mezzogiorno. Bovendien zorgt Italië ervoor dat de opgeleide consulenten evenwichtig over de verschillende gebieden worden verdeeld aan de hand van de situatie in die gebieden en de daaruit voortvloeiende behoeften.

3. Italië doet, in voorkomend geval, ieder jaar mededeling van:

- de maatregelen die zijn genomen om te garanderen dat de consulenten zich uitsluitend bezighouden met de voorlichting, en geen administratieve of andere werkzaamheden verrichten die geen verband houden met de voorlichting;

- de spreiding van de elk jaar opgeleide consulenten over de diverse gebieden, met specificatie van de aantallen algemene consulenten, gespecialiseerde consulenten en leidinggevende voorlichtingsfunctionarissen. 4. De Commissie brengt over de in lid 3 vermelde aangelegenheden advies uit volgens de procedure van artikel 14.".

5. Artikel 9 vervalt.

6. In artikel 11:

i) wordt aan lid 1, onder b), tweede streepje, in fine de volgende zinsnede toegevoegd:

». . ., opgeleid door de in artikel 2, lid 1, onder a), bedoelde centra of organisaties";

ii) wordt in lid 3 de aanhef vervangen door:

»3. Het Fonds vergoedt Italië de aan het inzetten van de consulenten verbonden kosten overeenkomstig de volgende voorwaarden:

het voor vergoeding in aanmerking komende maximumbedrag per overeenkomstig artikel 7, lid 1, opgeleide en overeenkomstig artikel 8 nieuw in dienst genomen consulent, bedraagt 12 500 Ecu.".

Artikel 3

Verordening (EEG) nr. 1360/78 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 6:

i) wordt in lid 1, onder b), het eerste streepje vervangen door:

»- gemeenschappelijke regels voor de produktie, met name op het stuk van de kwaliteit van de produkten of de toepassing van biologische produktiemethoden;";

ii) wordt lid 1, onder c), vervangen door:

»c) in de statuten moet voor de producenten die lid zijn van de groeperingen en voor de erkende producentengroeperingen die lid zijn van de unie ten minste de verplichting zijn opgenomen om de gehele voor verkoop bestemde produktie waarvoor zij lid zijn van de groepering of van de unie op de markt te brengen volgens de voorschriften inzake aanvoer en afzet die zijn vastgesteld door de groepering, respectievelijk de unie en waarop door die groepering, respectievelijk die unie controle wordt uitgeoefend.

De Lid-Staten kunnen toestaan dat in plaats van deze verplichting door de producenten of groeperingen de verplichting wordt aangegaan om van de produkten waarvoor zij zijn erkend de totale voor verkoop bestemde produktie door de groepering, respectievelijk de unie, op de markt te laten afzetten, hetzij op hun naam en voor hun rekening, hetzij voor hun rekening maar op naam van de groepering of de unie, hetzij op naam en voor rekening van de groepering of de unie. De groepering of unie kan haar leden evenwel machtigen om een deel van de produktie op de markt af te zetten overeenkomstig het bepaalde in de eerste alinea.

Ten aanzien van de producentengroeperingen gelden deze verplichtingen niet voor het gedeelte van de produktie waarvoor de producenten vóór hun toetreding tot de groepering verkoopcontracten hadden gesloten of opties hadden verleend, mits de groepering vóór de toetreding in kennis werd gesteld van de omvang en de duur van de in dit verband aangegane verplichtingen;";

iii) wordt in lid 3 het tweede streepje vervangen door:

»- de minimumoppervlakte cultuurgrond, de omzet of de produktie voor het betrokken produkt of groep produkten van de leden die de groeperingen in de zin van lid 1, onder e), moeten vertegenwoordigen alsmede, indien nodig, het minimumaantal leden;

- het territoriale ressort, met inbegrip van de minimumoppervlakte cultuurgrond, de omzet en het aandeel in het nationale produktievolume voor het betrokken produkt of groep produkten van de groeperingen die de unies moeten vertegenwoordigen, alsmede, indien nodig, het minimumaantal producentengroeperingen dat bij de unie moet zijn aangesloten;".

2. In artikel 10 wordt het volgende lid ingevoegd:

»2 bis. Het bedrag van de steun die aan de na 1 juli 1985 erkende producentengroeperingen wordt verleend voor de eerste vijf jaar na de datum van erkenning:

- is evenwel voor respectievelijk het eerste, het tweede, het derde, het vierde en het vijfde jaar gelijk aan respectievelijk ten hoogste 5 %, 5 %, 4 %, 3 % en 2 % van de waarde van de produkten van de in artikel 5, lid 1, tweede streepje, bedoelde leden op wie de erkenning betrekking heeft en van wie de produkten op de markt worden gebracht;

- mag niet hoger liggen dan de reële kosten voor de oprichting en de administratie van de betrokken groepering;

- wordt uitgekeerd in jaarlijkse tranches gedurende ten hoogste zeven jaar na de datum van erkenning.".

3. In artikel 13 wordt lid 1 vervangen door:

»1. De geplande termijn voor de uitvoering van de gemeenschappelijke actie loopt af op 31 december 1991.".

Artikel 4

Artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 355/77 wordt aangevuld met de volgende alinea:

»Van het bepaalde in de punten a) en c) kan evenwel worden afgeweken voor projecten die betrekking hebben op de afzet of de verwerking van produkten van de zogeheten biologische landbouw en die als model- of proefproject kunnen worden aangemerkt.". Artikel 5

De Lid-Staten doen de nodige maatregelen in werking treden om aan deze verordening te voldoen binnen negen maanden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 6

De maatregelen bedoeld in artikel 1, punt 2, voor wat de extensivering betreft, en de punten 6 en 7 zijn van toepassing gedurende een tijdvak van drie jaar vanaf de inwerkingtreding van de verordening.

Vóór het einde van het derde jaar legt de Commissie aan de Raad een verslag voor over de toepassing ervan, met inbegrip van de ontwikkeling van de uitgaven.

De Raad beslist op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vóór genoemde termijn is verstreken, of deze maatregelen worden verlengd.

Indien op deze datum geen beslissing is genomen, wordt de toepassingsperiode van deze maatregelen met twee jaar verlengd.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 15 juni 1987.

Voor de Raad

De Voorzitter

P. DE KEERSMAEKER

Top