EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02006D0563-20070220

Consolidated text: Beschikking van de Commissie van 11 augustus 2006 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij wilde vogels in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2006/115/EG (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 3585) (Voor de EER relevante tekst) (2006/563/EG)

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2006/563/2007-02-20

2006D0563 — NL — 20.02.2007 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 11 augustus 2006

tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij wilde vogels in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2006/115/EG

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 3585)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/563/EG)

(PB L 222, 15.8.2006, p.11)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 16 februari 2007

  L 51

22

20.2.2007




▼B

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 11 augustus 2006

tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij wilde vogels in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2006/115/EG

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 3585)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/563/EG)



DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt ( 1 ), en met name op artikel 9, lid 4,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt ( 2 ), en met name op artikel 10, lid 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad ( 3 ), en met name op artikel 18,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aviaire influenza is een besmettelijke virale ziekte bij pluimvee en vogels, die leidt tot sterfte en anomalieën die snel de vorm van een epizoötie kunnen aannemen en daardoor een ernstige bedreiging vormen voor de dier- en de volksgezondheid en voor de rentabiliteit van de pluimveehouderij. Het gevaar bestaat dat de ziekteverwekker wordt verspreid van wilde vogels naar gedomesticeerde vogels, met name pluimvee, en van de ene lidstaat naar de andere en naar derde landen via de internationale handel in levende vogels of producten daarvan.

(2)

In verscheidene lidstaten zijn gevallen van aviaire influenza aangetroffen die vermoedelijk of met zekerheid veroorzaakt zijn door een hoogpathogeen virus van subtype H5N1 (hierna „HPAI H5N1” genoemd). In verband met de epidemiologische situatie heeft de Commissie Beschikking 2006/115/EG van 17 februari 2006 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza bij wilde vogels in de Gemeenschap en tot intrekking van de Beschikkingen 2006/86/EG, 2006/90/EG, 2006/91/EG, 2006/94/EG, 2006/104/EG en 2006/105/EG ( 4 ) vastgesteld.

(3)

In het licht van recente wetenschappelijke inzichten in het risico van aviaire influenza voor de dier- en volksgezondheid, de ontwikkeling van nieuwe laboratoriumtests en nieuwe vaccins en de ervaringen die gedurende recente uitbraken van de ziekte in de Gemeenschap en derde landen zijn opgedaan, zijn de maatregelen van Richtlijn 92/40/EEG van de Raad van 19 mei 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van aviaire influenza ( 5 ) grondig herzien. Naar aanleiding daarvan werd Richtlijn 92/40/EEG ingetrokken en vervangen door Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG ( 6 ), die uiterlijk op 1 juli 2007 door de lidstaten in intern recht moet zijn omgezet.

(4)

In afwachting van de omzetting van Richtlijn 2005/94/EG en gezien de huidige ziektesituatie met betrekking tot aviaire influenza in de Gemeenschap, moesten overgangsmaatregelen worden vastgesteld voor bedrijven waar uitbraken van aviaire influenza, veroorzaakt door HPAI-virussen, bij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels vermoed worden of bevestigd zijn.

(5)

Die overgangsmaatregelen, die zijn vastgesteld in Beschikking 2006/416/EG van de Commissie van 14 juni 2006 betreffende bepaalde overgangsmaatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels in de Gemeenschap ( 7 ), moeten de lidstaten in staat stellen om op adequate en flexibele wijze ziektebestrijdingsmaatregelen te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met de aan de verschillende virusstammen verbonden risico’s en het waarschijnlijke sociaaleconomische effect van de maatregelen op de landbouwsector en andere betrokken sectoren en er tegelijkertijd zorg voor wordt gedragen dat de maatregelen voor ieder afzonderlijk scenario het meest geschikt zijn.

(6)

Naarmate de omzetting van Richtlijn 2005/94/EG door sommige lidstaten vordert, moet iedere verwijzing naar de overgangsmaatregelen gelezen worden als een verwijzing naar het desbetreffende punt in Richtlijn 2005/94/EG.

(7)

Als aanvulling op de maatregelen uit hoofde van Richtlijn 92/40/EEG heeft de Commissie Beschikking 2006/135/EG van 22 februari 2006 betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee in de Gemeenschap ( 8 ) vastgesteld.

(8)

Om de interactie tussen de overgangsmaatregelen in geval van een uitbraak van HPAI bij pluimvee en de extra beperkingen in geval van een vermoedelijke of bevestigde uitbraak van HPAI H5N1 bij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels te harmoniseren, is Beschikking 2006/135/EG vervangen door Beschikking 2006/415/EG van de Commissie van 14 juni 2006 betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2006/135/EG ( 9 ).

(9)

Uit de ervaringen met de toepassing van Beschikking 2006/115/EG in de getroffen lidstaten is gebleken dat wat betreft de instelling van beperkingsgebieden en bepaalde beperkingen op het vervoer van pluimvee en producten daarvan, een aantal aanpassingen moet worden toegestaan op basis van een door de bevoegde autoriteit uitgevoerde risicobeoordeling waarbij rekening wordt gehouden met de invloed van geografische, limnologische, ecologische en epizoötiologische factoren op het risiconiveau.

(10)

Met het oog op de consistentie van de communautaire wetgeving moeten voor de toepassing van deze beschikking bepaalde definities gelden van Richtlijn 2005/94/EG, Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong ( 10 ) en Verordening (EG) nr. 998/2003.

(11)

Rond de plaats waar HPAI van subtype H5 bij wilde vogels is ontdekt, moeten een controlegebied en een monitoringgebied worden ingesteld. Die gebieden moeten worden beperkt tot wat nodig is om de insleep van het virus onder commerciële en niet-commerciële pluimveekoppels te voorkomen.

(12)

Met het oog op de consistentie van de communautaire wetgeving moet in de controle- en monitoringgebieden rekening worden gehouden met de bioveiligheidsmaatregelen van Beschikking 2005/734/EG van de Commissie van 19 oktober 2005 tot vaststelling van bioveiligheidsmaatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door het influenza A-virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels en tot instelling van een systeem voor vroege opsporing in risicogebieden ( 11 ), ongeacht de risicostatus die is vastgesteld voor het gebied waar hoogpathogene aviaire influenza onder wilde vogels vermoed wordt of bevestigd is.

(13)

Verplaatsingen van met name levend pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels, broedeieren, eendagskuikens en producten van vogels uit de ingestelde controle- en monitoringgebieden moeten worden beperkt. Verzendingen onder officiële bewaking uit deze gebieden mogen echter slechts worden toegestaan onder bepaalde voorwaarden om de eventuele verspreiding van de ziekte te voorkomen.

(14)

Er moeten ook specifieke afwijkingen worden toegestaan voor broedeieren en SPF-eieren die in gespecialiseerde laboratoria of instituten worden gebruikt voor wetenschappelijke, diagnostische of farmaceutische doeleinden, aangezien het risico van verspreiding van de besmetting daarbij verwaarloosbaar is.

(15)

Het vervoer van broedeieren uit de controlegebieden moet onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan. Het vervoer van broedeieren naar andere lidstaten kan worden toegestaan met inachtneming van met name de voorwaarden van Richtlijn 2005/94/EG. In dat geval moet op de diergezondheidscertificaten overeenkomstig Richtlijn 90/539/EEG van de Raad van 15 oktober 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren ( 12 ) naar deze beschikking worden verwezen.

(16)

De verzending uit de controlegebieden van vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten van pluimvee en gekweekt vederwild moet worden toegestaan mits bij de productie daarvan is voldaan aan bepaalde voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004 en Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong ( 13 ) en mits er officiële veterinaire controles, waaronder keuringen voor en na het slachten, worden verricht.

(17)

Dezelfde officiële veterinaire controles zijn van toepassing op vlees van pluimvee en gekweekt vederwild uit de controlegebieden dat is geproduceerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2076/2005, die bij wijze van overgangsmaatregel de mogelijkheid biedt om een nationaal identificatiemerk te gebruiken bij voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong die alleen op het grondgebied van de lidstaat waar zij vervaardigd zijn, in de handel mogen worden gebracht.

(18)

Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong ( 14 ) bevat een lijst van behandelingen waardoor vlees uit gebieden met beperkende maatregelen veilig wordt, en biedt de mogelijkheid om een bijzonder identificatiemerk te gebruiken voor vlees dat om veterinairrechtelijke redenen niet in de handel mag worden gebracht. De verzending uit de controlegebieden van vlees van pluimvee en gekweekt vederwild met het in die richtlijn bedoelde merk, dat bestemd is om binnen de getroffen lidstaat te worden behandeld om het avaire-influenzavirus te inactiveren, moet worden toegestaan. Vleesproducten die een dergelijke behandeling hebben ondergaan, mogen vervolgens naar andere lidstaten en derde landen worden verzonden.

(19)

Dierlijke bijproducten van vogels mogen slechts uit de controlegebieden worden verzonden indien zij overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten ( 15 ) onder bepaalde voorwaarden zijn geproduceerd, gebruikt, behandeld en verwijderd zodat de eventuele verspreiding van het aviaire-influenzavirus wordt voorkomen.

(20)

De minimale duur van de bij deze beschikking vastgestelde maatregelen moet rekening houdend met de incubatietijd van de ziekte en de voorschriften van Richtlijn 2005/94/EG worden vastgesteld. Er moeten echter ook voorwaarden worden vastgesteld waaronder specifieke afwijkingen kunnen worden toegestaan op grond van de gunstige resultaten van een door de bevoegde autoriteit uitgevoerde risicobeoordeling.

(21)

Voor de duidelijkheid van de Gemeenschapswetgeving moet Beschikking 2006/115/EG worden ingetrokken en door deze beschikking worden vervangen.

(22)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:



Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.  Deze beschikking bevat bepaalde beschermende maatregelen die moeten worden toegepast wanneer in een lidstaat (hierna de „getroffen lidstaat” genoemd) bij wilde vogels hoogpathogene aviaire influenza (hierna „HPAI” genoemd) veroorzaakt door influenza A-virus van subtype H5 wordt ontdekt waarvan wordt vermoed of is bevestigd dat het neuraminidasetype N1 is (hierna „H5N1” genoemd), om de verspreiding van aviaire influenza van wilde vogels naar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels en besmetting van de producten van die dieren te voorkomen.

2.  Deze beschikking is van toepassing onverminderd:

a) Beschikking 2006/416/EG; of

b) Beschikking 2006/415/EG en andere beschermende maatregelen in verband met een uitbraak van HPAI bij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels veroorzaakt door influenza A-virus van subtype H5 wordt ontdekt waarvan wordt vermoed of is bevestigd dat het neuraminidasetype N1 is („HPAI H5N1”).

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze beschikking gelden de in Richtlijn 2005/94/EG vastgestelde definities.

Voorts wordt verstaan onder:

a) „broedeieren”: broedeieren gelegd door pluimvee als omschreven in artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2005/94/EG;

b) „vrij vederwild”: wild als bedoeld in punt 1.5, tweede streepje, en, voor zover het vogelsoorten betreft, in punt 1.7 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

c) „andere in gevangenschap levende vogels”: vogels als omschreven in artikel 2, punt 6, van Richtlijn 2005/94/EEG, met uitzondering van:

i) gezelschapsvogels als bedoeld in artikel 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 998/2003;

ii) vogels voor dierentuinen, circussen, pretparken en laboratoria en verklikkerdieren die door de bevoegde autoriteit worden gebruikt voor surveillance- en wetenschappelijke doeleinden.

Artikel 3

Instelling van controle- en monitoringgebieden

1.  De getroffen lidstaat stelt rond het gebied waar de aanwezigheid van HPAI, veroorzaakt door influenza A-virus van subtype H5, bij wilde vogels bevestigd is, waarbij vermoed wordt of bevestigd is dat het neuraminidasetype N1 is:

a) een controlegebied in met een straal van minimaal 3 km (hierna „het controlegebied” genoemd); en

b) een monitoringgebied in met een straal van aanvankelijk minimaal 10 km, dat het controlegebied omvat (hierna „het monitoringgebied” genoemd).

2.  Bij de instelling van de controle- en monitoringgebieden wordt rekening gehouden met geografische, limnologische, administratieve, ecologische en epizoötiologische factoren in verband met de soort wilde vogels, de kenmerken van de aviaire-influenzavirussen en de controlevoorzieningen.

3.  De getroffen lidstaat deelt de Commissie en de andere lidstaten de bijzonderheden van de krachtens dit artikel ingestelde controle- en monitoringgebieden mee en informeert zo nodig de bevolking over de getroffen maatregelen.

4.  Indien de controle- of monitoringgebieden op het grondgebied van meer dan één lidstaat liggen, werken de bevoegde autoriteiten van die lidstaten samen om deze gebieden in te stellen.

5.  Indien wordt vermoed of bevestigd dat wilde vogels in een krachtens artikel 11, lid 1, van Beschikking 2006/416/EG een beschermings- of toezichtsgebied (hierna „de beschermings- of toezichtsgebieden” genoemd) met HPAI H5N1 besmet zijn ten gevolge van een dergelijke besmetting bij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels, treft de bevoegde autoriteit de volgende maatregelen:

a) instelling van controle- en monitoringgebieden; en

b) uitvoering van een risicobeoordeling om na te gaan of de straal van de controle- en monitoringgebieden moet worden vergroot zodat deze gedeeltelijk samenvallen met de beschermings- of toezichtsgebieden.

Indien uit de risicobeoordeling blijkt dat er een risico van verspreiding van HPAI H5N1 naar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels bestaat in delen van de beschermings- of toezichtsgebieden die niet gedeeltelijk samenvallen met de controle- en monitoringgebieden, mag de bevoegde autoriteit de beschermende maatregelen van artikel 5, onder b), c) en d), in die delen toepassen.

Artikel 4

Afwijkingen van de maatregelen van artikel 3, lid 1

1.  In afwijking van artikel 3, lid 1, kan de getroffen lidstaat op grond van de gunstige resultaten van een door de bevoegde autoriteit uitgevoerde risicobeoordeling besluiten geen controle- en monitoringgebieden in te stellen.

Bij deze beoordeling moet rekening worden gehouden met geografische overwegingen en met de ecologie van de besmette vogelsoorten, en moet de bevoegde autoriteit tot de conclusie komen dat er in het gebied geen HPAI H5N1 aanwezig is bij pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels of wilde vogels, of dat de besmette wilde vogel geen risico van verspreiding van dat virus naar pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels of wilde vogels ter plaatse inhoudt.

In die omstandigheden tracht de bevoegde autoriteit, zo nodig in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten of derde landen, met behulp van ornithologen vast te stellen of de wilde vogels stand- of trekvogels zijn, zodat zij kan inschatten of er HPAI H5N1 aanwezig is bij andere wilde vogels in haar rechtsgebied.

2.  In afwijking van artikel 3, lid 1, onder a), en op grond van de gunstige resultaten van een risicobeoordeling waarbij ten minste met de criteria van artikel 3, lid 2, rekening is gehouden en waarbij is bevestigd dat het pluimvee of de andere in gevangenschap levende vogels ter plaatse voldoende beschermd zijn door natuurlijke barrières of door het ontbreken van geschikte habitats voor wilde vogels die een risico van verspreiding van HPAI H5N1 inhouden, kan het controlegebied:

a) worden teruggebracht tot een voldoende groot gebied met in ieder geval een straal van minimaal 1 km; of

b) worden ingesteld als strook van 1 km breed langs een rivier- of meeroever of kust en minimaal 3 km lang.

In dat geval past de bevoegde autoriteit, in afwijking van artikel 3, lid 1, onder b), ook de vorm en de grootte van het monitoringgebied dienovereenkomstig aan om het controlegebied te scheiden van de niet-getroffen delen van het grondgebied.

Artikel 5

Maatregelen in het controlegebied

De getroffen lidstaat zorgt ervoor dat in het controlegebied ten minste de volgende maatregelen worden toegepast:

a) alle commerciële pluimveebedrijven en niet-commerciële bedrijven worden geïdentificeerd;

b) op pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels worden de bioveiligheidsmaatregelen van Beschikking 2005/734/EG toegepast, waaronder ontsmetting bij de in- en uitgangen van de gebouwen waar het pluimvee of de andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden;

c) de officiële bewaking van wilde-vogelpopulaties, en met name watervogels, wordt opgevoerd en er wordt verder gecontroleerd op dode of zieke vogels, zo nodig in samenwerking met jagers en vogelaars; wanneer dode vogels worden aangetroffen, wordt dat aan de bevoegde autoriteit gemeld en worden de dode vogels verwijderd door personeel dat specifieke instructies heeft ontvangen over maatregelen om zich tegen besmetting met het virus te beschermen en om de verspreiding van het virus naar vatbare dieren te voorkomen;

d) er worden campagnes gevoerd om de bevolking te informeren en eigenaars van pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels, jagers, vogelaars en verleners van watergerelateerde recreatiediensten alerter op de ziekte te maken;

e) alle commerciële pluimveebedrijven worden op gezette tijden bezocht en deze bezoeken worden gedocumenteerd; niet-commerciële pluimveebedrijven worden gericht bezocht, waarbij de bedrijven die worden geacht de meeste risico’s te lopen, prioriteit krijgen; bij deze bezoeken:

i) worden het pluimvee en de andere in gevangenschap levende vogels klinisch onderzocht en worden, zo nodig, monsters voor laboratoriumonderzoek genomen; het onderzoek wordt gericht op pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels die nog niet opgehokt waren vóór de positieve vaststelling bij een wilde vogel, en met name op eenden en ganzen;

ii) wordt de toepassing van de onder b) genoemde bioveiligheidsmaatregelen geëvalueerd.

Artikel 6

Verbodsmaatregelen in het controlegebied

De getroffen lidstaat zorgt ervoor dat in het controlegebied het volgende wordt verboden:

a) het afvoeren van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels van het bedrijf waar zij worden gehouden;

b) het verzamelen van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels op jaarbeurzen, markten, tentoonstellingen en andere gelegenheden;

c) het vervoer van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels door het controlegebied, met uitzondering van doorvoer door het controlegebied over de weg of per spoor waarbij niet wordt gelost of halt gehouden;

d) de verzending van broedeieren die zijn verzameld op bedrijven die op de dag van verzameling in het controlegebied gelegen waren;

▼M1

e) de verzending uit het controlegebied van vers vlees, gehakt vlees, separatorvlees, vleesbereidingen en vleesproducten van pluimvee uit het controlegebied en in dat gebied aan de natuur onttrokken vrij vederwild.

▼B

f) het vervoer en het uitrijden van onverwerkte mest van bedrijven die pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels houden in het controlegebied, met uitzondering van vervoer met het oog op behandeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002;

g) de verzending naar andere lidstaten of derde landen van dierlijke bijproducten van vogels afkomstig van pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels of vrij vederwild uit het controlegebied;

h) de jacht op wilde vogels of het op een andere wijze onttrekken van wilde vogels aan de natuur, tenzij voor specifieke doeleinden en met toestemming van de bevoegde autoriteit;

i) het in het wild vrijlaten van in gevangenschap levend vederwild.

Artikel 7

Maatregelen in het controlegebied

De getroffen lidstaat zorgt ervoor dat in het monitoringgebied ten minste de maatregelen van artikel 5, onder a) tot en met d), worden toegepast.

Artikel 8

Verbodsmaatregelen in het monitoringgebied

De getroffen lidstaat zorgt ervoor dat in het monitoringgebied het volgende wordt verboden:

a) het afvoeren van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels uit het monitoringgebied gedurende de eerste 15 dagen na de datum waarop dat gebied is ingesteld;

b) het verzamelen van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels op jaarbeurzen, markten, tentoonstellingen en andere gelegenheden;

c) de jacht op wilde vogels of het op een andere wijze onttrekken van wilde vogels aan de natuur, tenzij voor specifieke doeleinden en met toestemming van de bevoegde autoriteit;

d) het in het wild vrijlaten van in gevangenschap levend vederwild.

Artikel 9

Afwijkingen voor levende vogels en eendagskuikens

1.  In afwijking van artikel 6, onder a), mag de getroffen lidstaat het vervoer toestaan van:

a) pluimvee naar bedrijven onder officiële bewaking die in de controle- en monitoringgebieden gelegen zijn;

b) legrijpe hennen en mestkalkoenen naar bedrijven onder officiële bewaking in dezelfde lidstaat, waar het pluimvee gedurende minimaal 21 dagen na aankomst moet blijven.

2.  In afwijking van artikel 6, onder a), en artikel 8, onder a), mag de getroffen lidstaat het vervoer toestaan van:

a) pluimvee dat bestemd is om onmiddellijk te worden geslacht, naar een slachthuis dat in het controle- of monitoringgebied gelegen is, of als dat niet mogelijk is, naar een door de bevoegde autoriteit aangewezen slachthuis buiten die gebieden;

b) pluimvee uit het monitoringgebied naar bedrijven onder officiële bewaking op zijn grondgebied;

c) eendagskuikens afkomstig van eieren die zijn verzameld op bedrijven die op de dag van verzameling in het controlegebied gelegen waren, naar een — bij voorkeur buiten dat gebied gelegen — bedrijf of stal van dat bedrijf in dezelfde lidstaat, onder de volgende voorwaarden:

i) tijdens het vervoer en op het bedrijf van bestemming worden adequate bioveiligheidmaatregelen genomen;

ii) het bedrijf van bestemming wordt na de aankomst van de eendagskuikens onder officiële bewaking geplaatst;

iii) indien het bedrijf van bestemming buiten het controle- of monitoringgebied gelegen is, blijft het pluimvee gedurende minimaal 21 dagen na aankomst op dat bedrijf;

d) eendagskuikens afkomstig van eieren die zijn verzameld op bedrijven die op de dag van verzameling in het monitoringgebied gelegen waren, naar bedrijven onder officiële bewaking op zijn grondgebied;

e) eendagskuikens afkomstig van eieren die zijn verzameld op bedrijven die op de dag van verzameling buiten het controle- of monitoringgebied gelegen waren, naar om het even welk bedrijf, mits de broederij van verzending op grond van haar logistiek en hygiënische werkomstandigheden kan waarborgen dat deze eieren niet in aanraking zijn gekomen met andere broedeieren of eendagskuikens die afkomstig zijn van pluimveekoppels in het monitoringgebied en dus een andere gezondheidsstatus hebben.

Artikel 10

Afwijkingen voor broedeieren

1.  In afwijking van artikel 6, onder d), mag de getroffen lidstaat toestaan dat broedeieren die zijn verzameld op bedrijven die op de dag van verzameling in het controlegebied gelegen waren, worden vervoerd:

a) naar een door de bevoegde autoriteit aangewezen broederij op zijn grondgebied;

b) naar om het even welke broederij, mits:

i) bij het pluimvee op het bedrijf met negatief resultaat een serologisch onderzoek naar HPAI H5N1 is uitgevoerd waarmee de ziekte bij een prevalentie van 5 % met een betrouwbaarheid van ten minste 95 % kan worden aangetoond; en

ii) aan de voorwaarden van artikel 21, lid 1, onder b), c) en d), van Beschikking 2006/416/EG wordt voldaan.

c) naar een inrichting voor de vervaardiging van eiproducten zoals vastgesteld in bijlage III, sectie X, hoofdstuk II, bij Verordening (EG) nr. 853/2004, om te worden gehanteerd en behandeld overeenkomstig hoofdstuk XI van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad ( 16 ); of

d) om te worden verwijderd.

2.  In afwijking van artikel 6, onder d), mag de getroffen lidstaat toestaan dat broedeieren of SPF-eieren die zijn verzameld op bedrijven in het controlegebied, voor wetenschappelijke, diagnostische of farmaceutische doeleinden worden vervoerd naar aangewezen laboratoria, instituten of vaccinproducenten.

3.  Op de diergezondheidscertificaten die de in lid 1, onder b), en lid 2 bedoelde zendingen broedeieren naar andere lidstaten vergezellen, wordt het volgende vermeld:

„Deze zending voldoet aan de veterinairrechtelijke voorschriften van Beschikking 2006/563/EG van de Commissie.”

▼M1

Artikel 11

Afwijkingen voor vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen, separatorvlees en vleesproducten

1.  In afwijking van artikel 6, onder e), mag de getroffen lidstaat het vervoer uit het controlegebied toestaan voor het in de handel brengen of de uitvoer naar derde landen van het volgende vlees:

a) vers vlees van pluimvee, met inbegrip van vlees van gekweekt vederwild, dat:

i) is geproduceerd overeenkomstig bijlage II en de secties II en III van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004; en

ii) is gecontroleerd overeenkomstig de secties I, II en III en hoofdstuk V, deel A, punt 1, en hoofstuk VII van sectie IV van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004;

b) gehakt vlees, vleesbereidingen, separatorvlees en vleesproducten met vlees als bedoeld onder a), en geproduceerd overeenkomstig de secties V en VI van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

c) vleesproducten die de behandeling hebben ondergaan, als aangegeven voor aviaire influenza in tabel 1, a), b) of c) van bijlage III bij Richtlijn 2002/99/EG;

d) vers vlees, gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee, gekweekt vederwild en vrij vederwild dat vóór de instelling van het controlegebied in dat gebied aan de natuur onttrokken is, en vleesbereidingen en vleesproducten die dergelijk vlees bevatten, geproduceerd in inrichtingen in het controlegebied.

2.  In afwijking van artikel 6, onder e), mag de getroffen lidstaat het vervoer uit het controlegebied naar de binnenlandse markt toestaan van vers vlees, gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee of gekweekt verderwild afkomstig uit het controlegebied, vleesbereidingen en vleesproducten die dergelijk vlees bevatten, mits dat vlees aan de volgende voorwaarden voldoet:

a) het is voorzien van:

i) het bijzondere identificatiemerk, bedoeld in bijlage II bij Richtlijn 2002/99/EG, of

ii) het merk, bedoeld in artikel 2 van Beschikking 2007/118/EG; en

b) het is gescheiden van ander vlees van pluimvee of gekweekt vederwild verkregen, uitgesneden, opgeslagen en vervoerd en het is niet gebruikt in vleesbereidingen of vleesproducten die zijn bestemd voor verzending naar andere lidstaten of voor uitvoer naar derde landen.

▼B

Artikel 12

Afwijking voor dierlijke bijproducten

1.  In afwijking van artikel 6, onder g), staat de getroffen lidstaat het volgende toe:

a) de verzending uit het controlegebied van dierlijke bijproducten van vogels die:

i) voldoen aan de voorwaarden van de volgende bijlagen of delen daarvan bij Verordening (EG) nr. 1774/2002:

 bijlage V;

 bijlage VII, hoofdstuk II, onder A, hoofdstuk III, onder B, hoofdstuk IV, onder A, hoofdstuk VI, onder A en B, hoofdstuk VII, onder A, hoofdstuk VIII, onder A, hoofdstuk IX, onder A, en hoofdstuk X, onder A; en

 bijlage VIII, hoofdstuk II, onder B, hoofdstuk III, punt II, onder A, en hoofdstuk VII, onder A, punt 1, onder a); of

ii) onder toepassing van bioveiligheidsmaatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het aviaire-influenzavirus worden vervoerd naar aangewezen installaties die overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 15 of artikel 17 of 18 van Verordening (EG) nr. 1774/2002 zijn erkend, om daar te worden verwijderd of zodanig verder te worden verwerkt of te worden gebruikt dat ten minste de inactivering van dat virus gewaarborgd is; of

iii) onder toepassing van bioveiligheidsmaatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het aviaire-influenzavirus worden vervoerd naar overeenkomstig artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1774/2002 gemachtigde en geregistreerde gebruikers of verzamelcentra om aan dieren te worden vervoederd na een behandeling overeenkomstig bijlage IX, punt 5, onder a), punt ii) en iii), van die verordening om ten minste de inactivering van dat virus te waarborgen;

b) de verzending uit het controlegebied van onbewerkte veren of delen van veren overeenkomstig bijlage VIII, hoofdstuk VIII, onder A, punt 1, onder a), bij Verordening (EG) nr. 1774/2002, afkomstig van pluimvee of gekweekt vederwild, naar andere lidstaten;

c) de verzending uit het controlegebied van veren en delen van veren, verkregen van pluimvee of vrij vederwild, die zijn behandeld met stoom of op een andere wijze zodat alle ziekteverwekkers worden geëlimineerd.

2.  De getroffen lidstaat zorgt ervoor dat de in lid 1, onder b) en c), van dit artikel bedoelde producten vergezeld gaan van een handelsdocument overeenkomstig bijlage II, hoofdstuk X, bij Verordening (EG) nr. 1774/2002, waarin voor producten als bedoeld in lid 1, onder c), van dit artikel, in punt 6.1 wordt verklaard dat de producten zijn behandeld met stoom of op een andere wijze zodat alle ziekteverwekkers worden geëlimineerd.

Een dergelijk handelsdocument is echter niet vereist voor bewerkte sierveren, bewerkte veren die door reizigers voor eigen gebruik worden vervoerd en zendingen van bewerkte veren die voor niet-industriële doeleinden aan privé-personen worden gestuurd.

3.  In afwijking van artikel 6, onder f), mag het vervoer en het uitrijden van onverwerkte mest van pluimveebedrijven in het controlegebied worden toegestaan indien deze mest afkomstig is uit stallen of hokken:

a) waaruit het pluimvee is weggebracht overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder a) en b), of lid 2, onder a); of

b) waarin pluimvee en gekweekt vrij wild zijn gehouden voor de productie van vers vlees overeenkomstig artikel 11.

Artikel 13

Voorwaarden voor verplaatsingen

1.  Indien de verplaatsing van onder deze beschikking vallende dieren of producten daarvan krachtens artikel 9, 10, 11 of 12 wordt toegestaan, wordt deze beslissing gebaseerd op het gunstige resultaat van een door de bevoegde autoriteit uitgevoerde risicobeoordeling, en worden alle nodige bioveiligheidsmaatregelen genomen om de verspreiding van aviaire influenza te voorkomen.

2.  Indien de verzending, de verplaatsing of het vervoer van de in lid 1 bedoelde producten krachtens artikel 10, 11 of 12 wordt toegestaan, worden deze producten verkregen, gehanteerd, behandeld, opgeslagen en vervoerd zonder afbreuk te doen aan de diergezondheidsstatus van andere producten die aan alle veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer, het in de handel brengen of de uitvoer naar derde landen voldoen.

Artikel 14

Duur van de maatregelen in de controle- en monitoringgebieden

1.  Indien het neuraminidasetype niet N1 blijkt te zijn, zijn de maatregelen van de artikelen 5 en 8 niet langer van toepassing.

2.  Indien de aanwezigheid van HPAI H5N1 bij wilde vogels wordt bevestigd, worden de maatregelen van de artikelen 5 tot en met 8 zo lang toegepast als nodig is gezien de geografische, limnologische, administratieve, ecologische en epizoötiologische factoren in verband met aviaire influenza, maar voor het controlegebied minimaal 21 en voor het monitoringgebied minimaal 30 dagen na de dag waarop de monsters van wilde vogels zijn genomen waarin HPAI H5N1-virus is bevestigd.

Artikel 15

Afwijkingen betreffende de duur van de maatregelen in de controle- en monitoringgebieden

1.  In afwijking van artikel 14, lid 2, mag de bevoegde autoriteit, op grond van de gunstige resultaten van een risicobeoordeling waarbij met de criteria van artikel 3, lid 2, rekening is gehouden, beslissen om de maatregelen van artikel 6, onder a) tot en met g), in het controlegebied en de maatregelen van artikel 8 in het monitoringgebied op te schorten, zelfs indien er nog meer besmette wilde vogels zijn aangetroffen, mits er minimaal 21 dagen zijn verlopen sinds de controle- en monitoringgebieden voor het eerst zijn ingesteld en mits er in die gebieden geen uitbraak van HPAI H5N1 is geweest en geen vermoeden van aviaire influenza bij pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels is.

2.  Indien een controle- of monitoringgebied overeenkomstig artikel 3, lid 5, gedeeltelijk samenvalt met een toezichtsgebied en dat toezichtsgebied wordt opgeheven, mag de bevoegde autoriteit, in afwijking van artikel 14, lid 2, op grond van de gunstige resultaten van een risicobeoordeling, bepaalde of alle maatregelen van artikel 5, onder a) tot en met e), en artikel 6 in het controlegebied opschorten.

3.  In afwijking van artikel 14, lid 2, mag de bevoegde autoriteit beslissen om het controlegebied te vervangen door een monitoringgebied, onder de volgende voorwaarden:

a) een risicobeoordeling waarbij met de criteria van artikel 3, lid 2, rekening is gehouden, heeft gunstige resultaten opgeleverd;

b) de maatregelen van artikel 5, onder a), zijn afgerond;

c) alle bedrijven zijn ten minste één keer bezocht overeenkomstig artikel 5, onder e);

d) alle overeenkomstig artikel 5, onder e) tot en met i), uitgevoerde laboratoriumtests hebben negatieve resultaten opgeleverd.

Indien de bevoegde autoriteit beslist om het controlegebied te vervangen door een monitoringgebied, mag zij de vorm en de grootte van het monitoringgebied wijzigen, mits dit gebied een straal van minimaal 1 km heeft of een strook van 1 km breed langs een rivier- of meeroever of kust en minimaal 3 km lang vormt. De maatregelen van artikel 5, onder b), c) en d), en artikel 6, onder h) en i), worden gehandhaafd tot het einde van de periode van 30 dagen vanaf de datum waarop overeenkomstig artikel 3, lid 1, het controlegebied en het monitoringgebied zijn ingesteld.

Artikel 16

Informatieverplichtingen van de getroffen lidstaat

De getroffen lidstaat verstrekt de Commissie en de andere lidstaten regelmatig:

a) de nodige informatie over de HPAI H5N1-epidemiologie en in voorkomend geval over de extra controle- en bewakingsmaatregelen en de bewustmakingscampagnes als bedoeld in artikel 5; en

b) stelt hen vooraf in kennis wanneer de bevoegde autoriteit van plan is de maatregelen van de artikelen 7 en 8 niet langer toe te passen.

Artikel 17

Intrekking

Beschikking 2006/115/EG wordt ingetrokken.

Artikel 18

Naleving

De lidstaten nemen onmiddellijk de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en maken die maatregelen bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

De getroffen lidstaat past deze maatregelen toe zodra hij bij pluimvee redelijkerwijs de aanwezigheid van HPAI H5N1 vermoedt.

Artikel 19

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.



( 1 ) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33; gerectificeerd in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 12).

( 2 ) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).

( 3 ) PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 590/2006 van de Commissie (PB L 104 van 13.4.2006, blz. 8).

( 4 ) PB L 48 van 18.2.2006, blz. 28. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2006/277/EG (PB L 103 van 12.4.2006, blz. 29).

( 5 ) PB L 167 van 22.6.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

( 6 ) PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

( 7 ) PB L 164 van 16.6.2006, blz. 61.

( 8 ) PB L 52 van 23.2.2006, blz. 41. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/384/EG (PB L 148 van 2.6.2006, blz. 53).

( 9 ) PB L 164 van 16.6.2006, blz. 51. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2006/506/EG (PB L 199 van 21.7.2006, blz. 36).

( 10 ) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83).

( 11 ) PB L 274 van 20.10.2005, blz. 105. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/405/EG (PB L 158 van 10.6.2006, blz. 14).

( 12 ) PB L 303 van 31.10.1990, blz. 6. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003.

( 13 ) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005.

( 14 ) PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

( 15 ) PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 208/2006 van de Commissie (PB L 36 van 8.2.2006, blz. 25).

( 16 ) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.

Top