EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31966L0400

Richtlijn 66/400/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad

/* GECODIFICEERDE VERSIE CF 374Y0608(01) */

PB 125 van 11.7.1966, p. 2290–2297 (DE, FR, IT, NL)
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Deel 1965-1966 blz. 124 - 131

Andere speciale editie(s) (DA, EL, ES, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 08/08/2002; opgeheven door 32002L0054

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1966/400/oj

31966L0400

Richtlijn 66/400/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad /* GECODIFICEERDE VERSIE CF 374Y0608(01) */

Publicatieblad Nr. 125 van 11/07/1966 blz. 2290 - 2297
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1965-1966 blz. 0108
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1965-1966 blz. 0124
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 1 blz. 0235
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 1 blz. 0166
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 1 blz. 0166
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 1 blz. 0123
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 1 blz. 0123


++++

( 1 ) PB no . 109 van 9 . 7 . 1964 , blz . 1744/64 .

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 14 juni 1966

betreffende het in de handel brengen van bietenzaad

( 66/400/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 43 en op artikel 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ,

Overwegende dat de voortbrenging van suiker - en voederbieten , hierna bieten genoemd , een belangrijke plaats inneemt in de landbouw van de Europese Economische Gemeenschap ;

Overwegende dat de bevredigende resultaten van de bietenteelt grotendeels afhangen van het gebruik van geschikt zaad ; dat hiertoe sommige Lid-Staten sedert enige tijd het in de handel brengen van bietenzaad hebben beperkt tot zaad van zeer goede kwaliteit ; dat zij hierbij gebruik hebben gemaakt van het resultaat van stelselmatige kweekarbeid die gedurende verscheidene tientallen jaren werd verricht en die heeft geleid tot voldoende bestendige en homogene typen en rassen van bieten , van wier eigenschappen aanzienlijke voordelen verwacht kunnen worden voor het beoogde gebruik ;

Overwegende dat de produktiviteit van de bietenteelt in de Gemeenschap zal stijgen , indien de Lid-Staten eenvormige en zo streng mogelijke regels toepassen bij de keuze van de tot de handel toegelaten typen en rassen ;

Overwegende echter dat een beperking van het in de handel brengen tot bepaalde typen of rassen slechts gerechtvaardigd is voor zover er tegelijkertijd een waarborg bestaat dat de landbouwer ook werkelijk zaad van deze typen of rassen ontvangt ;

Overwegende dat sommige Lid-Staten hiertoe keuringsregelingen toepassen die ten doel hebben om de echtheid en zuiverheid van typen of rassen door een officieel toezicht te waarborgen ;

Overwegende dat dergelijke regelingen reeds in het internationale vlak bestaan voor maïszaad ( Voedsel - en landbouworganisatie van de Verenigde Naties ) en voor zaden van voedergewassen ( Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ) ;

Overwegende dat er voor de Gemeenschap een eenvormige keuringsregeling dient te worden opgesteld , die berust op de ervaringen opgedaan bij de toepassing van de voornoemde regelingen ;

Overwegende dat een dergelijke regeling zowel op de handel tussen de Lid-Staten als op het in de handel brengen op de nationale markten van toepassing dient te zijn ;

Overwegende dat bietenzaad in het algemeen slechts in de handel mag worden gebracht , indien het volgens de keuringsregeling officieel is onderzocht en goedgekeurd als basiszaad of gecertificeerd zaad ; dat de keuze van de technische termen " basiszaad " en " gecertificeerd zaad " berust op een reeds bestaande internationale terminologie ;

Overwegende dat het niet in de handel gebrachte bietenzaad niet onder de communautaire bepalingen dient te vallen , aangezien het economisch van weinig belang is ; dat de Lid-Staten het recht moeten behouden om dit zaad aan bijzondere voorschriften te onderwerpen ;

Overwegende dat de communautaire bepalingen niet van toepassing dienen te zijn op zaad waarvan is aangetoond dat het is bestemd voor uitvoer naar derde landen ;

Overwegende dat , ten einde de kwaliteit van het bietenzaad in de Gemeenschap te verhogen , bepaalde voorwaarden moeten worden gesteld ten aanzien van de polyploïdie , de eenkiemigheid , alsmede ten aanzien van het segmenteren , de mechanische zuiverheid , de kiemkracht en het vochtgehalte ; dat bij het vaststellen van de bepalingen op dit gebied rekening dient te worden gehouden met de , op de grondslag van de aanbevelingen van het Institut International de Recherches Betteravières , reeds op ruime schaal voor de handel in suikerbietenzaad geldende voorwaarden ;

Overwegende dat , ter vastlegging van de identiteit , communautaire bepalingen moeten worden vastgesteld betreffende de verpakking , de bemonstering , de sluiting en de aanduiding ; dat de etiketten hiertoe de voor de uitoefening van het officiële toezicht alsmede voor de voorlichting van de landbouwer noodzakelijke gegevens moeten vermelden en het communautaire karakter van de goedkeuring tot uitdrukking moeten brengen ;

Overwegende dat de Lid-Staten passende controlemaatregelen moeten vaststellen ten einde te waarborgen dat bij het in de handel brengen is voldaan aan de voorwaarden betreffende de kwaliteit van het zaad en aan de bepalingen betreffende de waarborging van de identiteit ;

Overwegende dat het zaad dat aan deze voorwaarden voldoet , onverminderd de toepassing van artikel 36 van het Verdrag , slechts onderworpen mag worden aan beperkingen ten aanzien van het in de handel brengen , voorzien in de communautaire bepalingen ;

Overwegende dat gedurende een eerste etappe , en wel tot de vaststelling van een gemeenschappelijke rassenlijst , tot deze beperkingen met name dient te behoren het recht van de Lid-Staten om het in de handel brengen van zaad te beperken tot typen of rassen die voor hun grondgebied een cultuur - en gebruikswaarde bezitten ;

Overwegende dat het noodzakelijk is om onder bepaalde voorwaarden te erkennen dat zaad dat in een ander land is vermeerderd , uitgaande van in een Lid-Staat goedgekeurd basiszaad , gelijkwaardig is aan het in die Lid-Staat vermeerderde zaad ;

Overwegende dat voorts dient te worden bepaald dat bietenzaad , dat in derde landen is geoogst , in de Gemeenschap slechts in de handel gebracht mag worden , indien het dezelfde waarborgen biedt als in de Gemeenschap officieel goedgekeurd zaad dat beantwoordt aan de communautaire bepalingen ;

Overwegende dat voor perioden waarin de voorziening met goedgekeurd zaad van verschillende categorieën op moeilijkheden stuit , tijdelijk zaad dient te worden toegelaten waarvoor minder strenge eisen gelden ;

Overwegende dat het aanbeveling verdient , ten einde de technische methoden voor de keuring in de verschillende Lid-Staten te harmoniseren en in de toekomst over mogelijkheden te beschikken voor een vergelijking tussen het in de Gemeenschap goedgekeurde zaad en het uit derde landen afkomstige zaad , in de Lid-Staten communautaire vergelijkingsvelden aan te leggen voor een jaarlijkse nacontrole van het gecertificeerde zaad ;

Overwegende dat het aan de Commissie dient te worden overgelaten bepaalde uitvoeringsmaatregelen te treffen ; dat , om de uitvoering van de voorgenomen maatregelen te vergemakkelijken , dient te worden voorzien in een procedure waarbij , in het kader van een permanent comité voor teeltmateriaal voor land - , tuin - en bosbouw , een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand wordt gebracht ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op bietenzaad dat binnen de Gemeenschap in de handel wordt gebracht .

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder :

A . Bieten : suikerbieten en voederbieten van de soort Beta vulgaris L .

B . Basiszaad : zaad ,

a ) dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens strenge selectievoorschriften ten aanzien van het type of het ras ,

b ) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad ,

c ) dat , behoudens het bepaalde in artikel 4 , voldoet aan de in bijlage I voor basiszaad opgesomde voorwaarden en

d ) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld .

C . Gecertificeerd zaad : zaad ,

a ) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad ,

b ) dat is bestemd voor de voortbrenging van bieten ,

c ) dat , behoudens het bepaalde in artikel 4 , sub b ) , voldoet aan de in bijlage I voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en

d ) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld .

D . Eenkiemig zaad : genetisch eenkiemig zaad .

E . Gesegmenteerd zaad : kunstmatig eenkiemig gemaakt zaad .

F . Officiële maatregelen : maatregelen die genomen zijn

a ) door autoriteiten van een staat of

b ) onder verantwoordelijkheid van een staat , door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen of

c ) voor hulpwerkzaamheden , eveneens onder toezicht van een staat , door beëdigde natuurlijke personen ,

mits de personen , genoemd onder b ) en c ) , geen bijzonder voordeel ontlenen aan het resultaat van deze maatregelen .

Artikel 3

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat bietenzaad slechts in de handel mag worden gebracht , indien het officieel is goedgekeurd als basiszaad of gecertificeerd zaad en voldoet aan de voorwaarden vervat in bijlage I , deel B .

2 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat het officiële zaadonderzoek plaatsvindt volgens de gebruikelijke internationale methoden , voor zover die methoden bestaan .

3 . De Lid-Staten mogen afwijkingen van lid 1 voorzien voor :

a ) kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan ;

b ) experimenten of wetenschappelijke doeleinden ;

c ) kweekdoeleinden ;

d ) niet bewerkt zaad dat in de handel wordt gebracht met het oog op de bewerking , voor zover de identiteit van dit zaad wordt gewaarborgd .

Artikel 4

De Lid-Staten mogen echter , in afwijking van artikel 3 , machtiging verlenen tot

a ) officiële goedkeuring en het in de handel brengen van basiszaad dat niet voldoet aan de in bijlage I opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht ; daartoe worden alle dienstige maatregelen getroffen , opdat de leverancier een bepaalde kiemkracht waarborgt die hij bij het in de handel brengen vermeldt op een speciaal etiket met zijn naam en adres en het nummer van de partij ;

b ) officiële goedkeuring en het in de handel brengen tot en met de eerste commerciële afnemer , in het belang van een snelle voorziening met zaad , van basiszaad of gecertificeerd zaad , waarbij het officiële onderzoek in verband met de in bijlage I opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht nog niet is voltooid . De goedkeuring geschiedt uitsluitend , indien een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt overgelegd en indien de naam en het adres van de eerste afnemer worden vermeld ; alle dienstige maatregelen worden getroffen , opdat de leverancier de kiemkracht waarborgt die is vastgesteld bij de voorlopige analyse ; de aanduiding van deze kiemkracht moet bij het in de handel brengen voorkomen op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier en het nummer van de partij .

Deze bepalingen zijn niet van toepassing op zaad dat wordt ingevoerd uit derde landen , behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 15 betreffende de vermeerdering buiten de Gemeenschap .

Artikel 5

De Lid-Staten mogen , voor wat de in bijlage I opgesomde voorwaarden betreft , aanvullende voorwaarden of strengere voorwaarden voor de goedkeuring van hun eigen produktie vaststellen .

Artikel 6

1 . Iedere Lid-Staat stelt een lijst op van typen en rassen van bieten , die officieel voor goedkeuring op zijn grondgebied in aanmerking komen ; de lijst vermeldt de wezenlijke morfologische of fysiologische kenmerken waardoor de typen of rassen van planten die rechtstreeks afkomstig zijn van zaden van de categorie gecertificeerd zaad van elkaar kunnen worden onderscheiden .

2 . Voor de hybriden en de kunstmatig verkregen rassen worden de genealogische bestanddelen medegedeeld aan de diensten die verantwoordelijk zijn voor toelating en keuring . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat het onderzoek en de beschrijving van de genealogische bestanddelen op verzoek van de kweker een vertrouwelijk karakter dragen .

3 . Een type of een ras komt slechts voor goedkeuring in aanmerking , wanneer door middel van een officieel of een onder officieel toezicht staand onderzoek , dat met name te velde is verricht , in de loop van drie opeenvolgende jaren is vastgesteld dat het type of het ras voldoende homogeen en bestendig is .

4 . De toegelaten typen of rassen worden regelmatig officieel gecontroleerd . Wanneer bij een onderzoek , dat met name te velde wordt verricht en dat over verscheidene jaren loopt , wordt vastgesteld dat aan een van de voorwaarden voor de toelating tot goedkeuring niet meer wordt voldaan , wordt de toelating ingetrokken en het type of het ras van de lijst geschrapt . In geval van wijziging van een of meer secundaire kenmerken van een type of een ras wordt de beschrijving in de lijst onmiddellijk veranderd .

5 . De lijst en de verschillende wijzigingen ervan worden onverwijld ter kennis gebracht van de Commissie , die de andere Lid-Staten daarvan in kennis stelt .

Artikel 7

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat bij de uitoefening van de controle van de typen en rassen en bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring , de bemonstering officieel geschiedt volgens geschikte methoden .

2 . Bij het onderzoek van het zaad voor de goedkeuring geschiedt de bemonstering uit homogene partijen ; het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage II vermeld .

Artikel 8

De Lid-Staten schrijven voor dat zaad van de categorie gecertificeerd zaad in de handel mag worden gebracht

a ) als polyploïde zaad , slechts wanneer het percentage diploïde zaden niet meer bedraagt dan 40 ;

b ) als triploïde zaad , slechts wanneer het percentage triploïde zaden ten minste 75 bedraagt ;

c ) als tetraploïde zaad , slechts wanneer het percentage tetraploïde zaden ten minste 85 bedraagt .

Artikel 9

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat basiszaad en gecertificeerd zaad slechts in de handel gebracht mogen worden in voldoende homogene leveranties en in een gesloten verpakking , die overeenkomstig de artikelen 10 en 11 is voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding .

2 . De Lid-Staten mogen afwijkingen van lid 1 voorzien voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de laatste gebruiker voor wat betreft verpakking , sluitingssysteem en aanduiding .

Artikel 10

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat de verpakkingen van basiszaad en gecertificeerd zaad officieel zodanig worden gesloten dat bij het openen van de verpakking het sluitingssysteem wordt verbroken en niet meer opnieuw kan worden aangebracht .

2 . Een nieuwe sluiting mag slechts officieel geschieden . In dat geval wordt op het in artikel 11 , lid 1 , voorgeschreven etiket ook melding gemaakt van de nieuwe sluiting , van de datum daarvan en van de dienst die de nieuwe sluiting heeft verricht .

Artikel 11

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat de verpakkingen van basiszaad en gecertificeerd zaad

a ) aan de buitenkant worden voorzien van een officieel etiket dat beantwoordt aan de vereisten van bijlage III en gesteld is in een van de officiële talen van de Gemeenschap ; dit etiket wordt vastgehecht door middel van het officiële sluitingssysteem ; de kleur van het etiket is wit voor het basiszaad en blauw voor het gecertificeerde zaad ; voor de handel tussen de Lid-Staten vermeldt het etiket de datum van de officiële sluiting ; indien , in het geval bedoeld in artikel 4 , sub a ) , het basiszaad niet voldoet aan de in bijlage I opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht , wordt dit op het etiket vermeld ;

b ) binnenin een officieel certificaat bevatten in de kleur van het etiket waarop de in bijlage III voor het etiket voorgeschreven gegevens vermeld staan ; dit certificaat is niet vereist , wanneer deze gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn gedrukt .

2 . De Lid-Staten mogen :

a ) voorschrijven dat het etiket in elk geval de datum van de officiële sluiting vermeldt ;

b ) afwijkingen van lid 1 voorzien voor kleine verpakkingen .

Artikel 12

De Lid-Staten behouden het recht om voor te schrijven dat de verpakkingen van basiszaad of gecertificeerd zaad van eigen produktie of ingevoerd , met het oog op het in de handel brengen op hun grondgebied in andere dan de in artikel 4 bedoelde gevallen van een etiket van de leverancier worden voorzien .

Artikel 13

De Lid-Staten schrijven voor dat , in geval van een chemische behandeling van het basiszaad of van het gecertificeerde zaad , hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier , alsmede op of in de verpakking melding wordt gemaakt .

Artikel 14

1 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat het basiszaad en het gecertificeerde zaad dat overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn officieel werd goedgekeurd en waarvan de verpakking officieel van een aanduiding werd voorzien en gesloten , slechts wordt onderworpen aan de beperkingen voor het in de handel brengen bij deze richtlijn voorzien met betrekking tot de eigenschappen van het zaad , het onderzoek , de aanduiding en de sluiting .

2 . De Lid-Staten mogen :

a ) het in de handel brengen van bietenzaad beperken tot zaad van de typen of rassen die voorkomen op een nationale lijst die is gebaseerd op de cultuur - en gebruikswaarde voor hun grondgebied tot op het moment waarop een gemeenschappelijke rassenlijst kan worden toegepast , met dien verstande dat deze toepassing uiterlijk op 1 januari 1970 moet plaatsvinden ; voor opneming in bedoelde lijst gelden voor de typen en rassen afkomstig uit andere Lid-Staten dezelfde voorwaarden als voor de nationale typen en rassen ;

b ) voorschrijven dat bietenzaad slechts in de handel mag worden gebracht als het overeenkomt met bepaalde kalibers .

Artikel 15

De Lid-Staten schrijven voor dat bietenzaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad dat in een Lid-Staat is goedgekeurd en in een andere Lid-Staat of in een derde land is geoogst , gelijkwaardig is aan gecertificeerd zaad dat geoogst is in de staat waar het basiszaad werd gewonnen , indien dit bietenzaad op het vermeerderingsperceel werd onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I , deel A , opgesomde voorwaarden en indien bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het zaad voldoet aan de voorwaarden die in bijlage I , deel B , voor gecertificeerd zaad zijn gesteld .

Artikel 16

1 . Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vast :

a ) of , in het geval bedoeld in artikel 15 , de veldkeuring in een derde land voldoet aan de in bijlage I , deel A , opgesomde voorwaarden ;

b ) of het in een derde land geoogste bietenzaad , dat dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek , de verzekering van de identiteit , de aanduiding en de controle , in dit opzicht gelijkwaardig is aan basiszaad of gecertificeerd zaad dat in de Gemeenschap is geoogst en voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn .

2 . Todat de Raad zich overeenkomstig lid 1 heeft uitgesproken , mogen de Lid-Staten zelf de in dat lid bedoelde vaststellingen verrichten . Dit recht vervalt op 1 juli 1969 .

Artikel 17

1 . Ten einde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich bij de algemene voorziening met basiszaad of gecertificeerd zaad in ten minste één Lid-Staat voordoen en die niet binnen de Gemeenschap kunnen worden overwonnen , verleent de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 21 machtiging aan één of meer Lid-Staten om voor een door haar vast te stellen tijdvak zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld , tot de handel toe te laten .

2 . Wanneer het een categorie zaad van een bepaald type of ras betreft , is de kleur van het officiële etiket die welke voor de overeenkomstige categorie is vastgesteld , en in alle andere gevallen is de kleur donkergeel . In elk geval wordt op het etiket vermeld dat het zaad betreft dat tot een categorie behoort waaraan minder strenge eisen zijn gesteld .

Artikel 18

Deze richtlijn geldt niet voor bietenzaad waarvan is aangetoond dat het is bestemd voor uitvoer naar derde landen .

Artikel 19

De Lid-Staten treffen alle dienstige maatregelen om ten minste door steekproeven officieel te kunnen nagaan of het in de handel gebrachte bietenzaad beantwoordt aan de in deze richtlijn vervatte voorwaarden .

Artikel 20

1 . Binnen de Gemeenschap worden communautaire vergelijkingsvelden aangelegd waarop ieder jaar een nacontrole door middel van steekproefsgewijs genomen monsters van gecertificeerd bietenzaad wordt verricht ; deze velden worden beoordeeld door het in artikel 21 bedoelde comité .

2 . In een eerste fase is het vergelijkend onderzoek bedoeld voor de harmonisatie van de technische keuringsmethoden , ten einde gelijkwaardigheid van de resultaten te bereiken . Zodra dit doel is bereikt , wordt over het vergelijkend onderzoek jaarlijks een verslag opgemaakt dat vertrouwelijk aan de Lid-Staten en aan de Commissie wordt toegezonden . De Commissie stelt overeenkomstig de procedure van artikel 21 de datum vast waarop het verslag voor de eerste maal wordt opgemaakt .

3 . De Commissie stelt overeenkomstig de procedure van artikel 21 de bepalingen vast die nodig zijn voor de uitvoering van het vergelijkend onderzoek . Bietenzaad dat in derde landen is geoogst , kan eveneens bij het vergelijkend onderzoek worden betrokken .

Artikel 21

1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure , leidt de voorzitter deze procedure in bij het bij besluit van de Raad van 14 juni 1966 ( 1 ) ingestelde permanent comité voor teeltmateriaal voor land - , tuin - en bosbouw , hierna het " comité " genoemd , hetzij op zijn initiatief , hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat .

( 1 ) Zie blz . 2289/66 van dit Publikatieblad .

2 . In het comité worden de stemmen van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag . De voorzitter neemt geen deel aan de stemming .

3 . De vertegenwoordiger van de Commissie dient een ontwerp in van de te nemen maatregelen . Het comité brengt over deze maatregelen advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie der aan een onderzoek onderworpen vraagstukken . Het comité spreekt zich uit met een meerderheid van twaalf stemmen .

4 . De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn . Indien echter deze maatregelen niet in overeenstemming zijn met het door het comité uitgebrachte advies , worden zij door de Commissie onverwijld ter kennis van de Raad gebracht ; in dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten tot ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen .

De Raad kan binnen een maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen .

Artikel 22

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bepalingen van de nationale wetgevingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van het leven en de gezondheid van personen , dieren of planten of ter bescherming van de industriële of commerciële eigendom .

Artikel 23

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om het bepaalde in artikel 14 , lid 1 , uiterlijk op 1 juli 1968 en de overige bepalingen van deze richtlijn en van de bijlagen daarvan uiterlijk op 1 juli 1969 ten uitvoer te leggen . Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis .

Artikel 24

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 14 juni 1966 .

Voor de Raad

De Voorzitter

P . WERNER

BIJLAGE I

Voorwaarden voor goedkeuring

A . GEWAS

1 . Het gewas moet voldoende type - en rasecht en type - en raszuiver zijn .

2 . De zaadproducent moet alle vermeerderingen van een bepaald type of ras aan de controle van de keuringsdienst onderwerpen .

3 . Er dient ten minste één officiële veldkeuring plaats te vinden ; voor basiszaad moeten ten minste twee officiële veldkeuringen plaatsvinden waarvan de ene betrekking heeft op de stekkelingen en de andere op de zaaddragende planten .

4 . De staat waarin het vermeerderingsveld zich bevindt en de stand van het gewas moeten een voldoende controle van de type - of rasechtheid en de type - of raszuiverheid mogelijk maken .

5 . De minimumafstand tot dicht in de buurt liggende gewassen is voor :

* Basis - * Gecertificeerd

* zaad * zaad

a ) Suikerbieten

_ naast suikerbieten van andere typen en rassen * 500 m * 300 m

_ naast andere subspecies van de soort Beta

vulgaris * 1.000 m * 600 m

b ) voederbieten

_ naast voederbieten van andere typen of rassen * 500 m * 300 m

_ naast andere subspecies van de soort Beta

vulgaris * 1.000 m * 600 m

Deze afstanden behoeven niet in acht genomen te worden , wanneer er een voldoende bescherming tegen ongewenste vreemdbestuiving aanwezig is .

B . ZAAD

1 . Het zaad moet voldoende type - en rasecht en type - en raszuiver zijn .

2 . De aanwezigheid van ziekten die de waarde voor het gebruik als zaad verminderen , moet zoveel mogelijk beperkt zijn .

3 . Het zaad moet bovendien aan de volgende voorwaarden voldoen :

a )

* Mechanische * Minimum - * Maximum -

* minimum - * kiemkracht * vocht -

* zuiverheid * ( % van de zuivere * gehalte

* ( % van het * kluwens of zaden ) * ( % van het

* gewicht ) * * gewicht )

Suikerbieten

diploïde * 97 * 73 * 15

polyploïde * 97 * 68 * 15

gesegmenteerd * 97 * 73 * 15

Voederbieten

diploïde * 97 * 73 * 15

polyploïde * 97 * 68 * 15

gesegmenteerd * 97 * 73 * 15

Het gewichtspercentage aan zaden van andere planten mag niet meer bedragen dan 0,3 waarvan ten hoogste 0,1 onkruidzaden . Daartoe wordt ten minste 200 gram van het monster onderzocht .

b ) Aanvullende voorwaarden voor eenkiemig en gesegmenteerd zaad :

aa ) Eenkiemig zaad :

ten minste 90 % van de gekiemde kluwens mogen slechts één zaadkiem geven .

bb ) Gesegmenteerd zaad :

ten minste 65 % , en met ingang van 1 juli 1971 ten minste 70 % , van de gekiemde kluwens mogen slechts één zaadkiem geven , het percentage kluwens met drie of meer kiemen mag niet meer dan 5 bedragen , berekend op de gekiemde kluwens .

BIJLAGE II

Maximumgewicht van een partij : 20 ton

Minimumgewicht van een monster : 300 gram

BIJLAGE III

Etiket

A . Te vermelden gegevens

1 . " Zaad , goedgekeurd overeenkomstig de voorschriften van de Europese Economische Gemeenschap "

2 . Keuringsdienst en Lid-Staat

3 . Partijnummer

4 . Suikerbieten of voederbieten

5 . Type of ras

6 . Categorie

7 . Producerend land

8 . Opgegeven netto - of brutogewicht

9 . Voor polyploïde zaad van de categorie gecertificeerd zaad , de vermelding : polyploïd

Voor triploïde zaad van de categorie gecertificeerd zaad , de vermelding : triploïd

Voor tetraploïde zaad van de categorie gecertificeerd zaad , de vermelding : tetraploïd

10 . Voor eenkiemig zaad , de vermelding : eenkiemig

11 . Voor gesegmenteerd zaad , de vermelding : gesegmenteerd .

B . Minimumafmetingen

110 maal 67 mm .

Top