EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024L0884

Richtlijn (EU) 2024/884 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2024 tot wijziging van Richtlijn 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA)

PE/83/2023/REV/1

PB L, 2024/884, 19.3.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/884/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/884/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie L


2024/884

19.3.2024

RICHTLIJN (EU) 2024/884 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 maart 2024

tot wijziging van Richtlijn 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) is op 13 augustus 2012 in werking getreden en heeft Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) vervangen.

(2)

Fotovoltaïsche panelen, die niet binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/96/EG vielen, zijn sinds 13 augustus 2012 in het toepassingsgebied van Richtlijn 2012/19/EU opgenomen door middel van hun toevoeging aan categorie 4 van de bijlagen I en II, zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), van Richtlijn 2012/19/EU.

(3)

Artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2012/19/EU schrijft voor dat de lidstaten erop moeten toezien dat producenten van elektrische en elektronische apparatuur (EEA) de kosten dragen van de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van afgedankte EEA (AEEA) die afkomstig is van andere gebruikers dan particuliere huishoudens en na 13 augustus 2005 in de handel is gebracht.

(4)

Op 25 januari 2022 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (het “Hof”) in zijn arrest in zaak C-181/20 (5) artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2012/19/EU wegens ongerechtvaardigde terugwerkende kracht ongeldig verklaard voor zover het fotovoltaïsche panelen betreft die tussen 13 augustus 2005 en 13 augustus 2012 in de handel zijn gebracht. Het Hof heeft geoordeeld dat de wetgever van de Unie de lidstaten vóór de vaststelling van Richtlijn 2012/19/EU de keuze liet om de kosten van het beheer van afval van fotovoltaïsche panelen hetzij door de huidige of de vorige houder van het afval, hetzij door de producent of de distributeur van fotovoltaïsche panelen te laten dragen, op grond van artikel 14 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (6). Vervolgens heeft de wetgever van de Unie in artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2012/19/EU een regel vastgesteld uit hoofde waarvan die kosten in alle lidstaten door de producenten moeten worden gedragen, ook met betrekking tot producten die de producenten reeds in de handel hadden gebracht op een tijdstip waarop Richtlijn 2008/98/EG nog van kracht was. Het Hof heeft geoordeeld dat die regel moet worden geacht met terugwerkende kracht van toepassing te zijn en dus in strijd kan zijn met het rechtszekerheidsbeginsel, en dat die terugwerkende kracht die regel ongeldig maakt wat betreft fotovoltaïsche panelen die vóór de inwerkingtreding van Richtlijn 2012/19/EU in de handel zijn gebracht.

(5)

Het Hof heeft in zijn arrest geoordeeld dat de omstandigheid dat een lidstaat vóór de vaststelling van een richtlijn van de Unie een wettelijke regeling heeft vastgesteld die in strijd is met die richtlijn van de Unie, op zich geen schending van het Unierecht oplevert, aangezien de verwezenlijking van het door deze richtlijn voorgeschreven resultaat niet kan worden geacht ernstig in gevaar te zijn gebracht voordat die richtlijn deel uitmaakte van de rechtsorde van de Unie.

(6)

Het arrest van het Hof heeft tot gevolg dat artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2012/19/EU zodanig moet worden gewijzigd dat het niet van toepassing is op afval van fotovoltaïsche panelen van andere gebruikers dan particuliere huishoudens, die tussen 13 augustus 2005 en 13 augustus 2012 in de handel zijn gebracht. Voorts is het in het licht van de in het arrest van het Hof opgenomen overwegingen noodzakelijk om Richtlijn 2012/19/EU ook te wijzigen met betrekking tot de financiering van afval van fotovoltaïsche panelen van particuliere huishoudens, waarop artikel 12 van Richtlijn 2012/19/EU van toepassing is, en met betrekking tot andere EEA, wat betreft afval zowel van particuliere huishoudens als van andere gebruikers dan particuliere huishoudens, hetgeen een situatie is die vergelijkbaar is met die van fotovoltaïsche panelen.

(7)

Bij artikel 2, lid 1, punt b), van Richtlijn 2012/19/EU is het toepassingsgebied van die richtlijn met ingang van 15 augustus 2018 uitgebreid tot alle EEA. Net als fotovoltaïsche panelen viel EEA die op grond van artikel 2, lid 1, punt a), van Richtlijn 2012/19/EU niet binnen het toepassingsgebied van die richtlijn viel, maar die op grond van artikel 2, lid 1, punt b), van die richtlijn vanaf 15 augustus 2018 wel binnen het toepassingsgebied van die richtlijn viel (“EEA die binnen het open toepassingsgebied valt”), voorheen ook niet binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/96/EG. Vóór de vaststelling van Richtlijn 2012/19/EU hadden de lidstaten derhalve op grond van artikel 14 van Richtlijn 2008/98/EG de keuze om de kosten van het beheer van afval van die EEA hetzij door de huidige of de vorige houder van het afval, hetzij door de producent of de distributeur van die apparatuur te laten dragen. De toepassing van artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2012/19/EU op EEA die binnen het open toepassingsgebied valt, zou derhalve om de in het arrest van het Hof uiteengezette redenen in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel. Aangezien Richtlijn 2012/19/EU bovendien pas sinds 15 augustus 2018 van toepassing is op EEA die binnen het open toepassingsgebied valt, moet artikel 13, lid 1, zodanig worden gewijzigd dat het niet van toepassing is op EEA die binnen het open toepassingsgebied valt en die tussen 13 augustus 2005 en 15 augustus 2018 in de handel is gebracht.

(8)

Naar analogie met artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2012/19/EU, dat betrekking heeft op andere gebruikers dan particuliere huishoudens, legt artikel 12, lid 1, van die richtlijn in samenhang met artikel 12, lid 3, van die richtlijn, de producenten de financiering op van de kosten van de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van AEEA van particuliere huishoudens met betrekking tot producten die na 13 augustus 2005 in de handel zijn gebracht. Om de redenen die in het arrest van het Hof zijn uiteengezet, zouden die bepalingen, voor zover zij van toepassing zijn op de financiering van die afvalbeheerskosten voor fotovoltaïsche panelen die tussen 13 augustus 2005 en 13 augustus 2012 in de handel zijn gebracht en op EEA die binnen het open toepassingsgebied valt en die tussen 13 augustus 2005 en 15 augustus 2018 in de handel is gebracht, ook met terugwerkende kracht van toepassing zijn op een wijze die in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. Artikel 12 van Richtlijn 2012/19/EU moet daarom zodanig worden gewijzigd dat het niet van toepassing is op fotovoltaïsche panelen die tussen 13 augustus 2005 en 13 augustus 2012 in de handel zijn gebracht of op EEA die binnen het open toepassingsgebied valt en die tussen 13 augustus 2005 en 15 augustus 2018 in de handel is gebracht.

(9)

Richtlijn 2012/19/EU vormt een aanvulling op Richtlijn 2008/98/EG, een van de algemene wetgevingshandelingen inzake afvalbeheer in de Unie. De artikelen 8 en 14 van Richtlijn 2008/98/EG zijn daarom van toepassing op het beheer van afval van fotovoltaïsche panelen en van afval van EEA die binnen het open toepassingsgebied valt, gedurende de periode dat fotovoltaïsche zonnepanelen en EEA die binnen het open toepassingsgebied valt, niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2012/19/EU vallen krachtens de wijzigingen van artikel 12 en artikel 13 daarvan door deze richtlijn.

(10)

Artikel 14, lid 4, en artikel 15, lid 2, van Richtlijn 2012/19/EU bepalen dat EEA die in de handel wordt gebracht op passende wijze gemarkeerd moeten zijn, bij voorkeur overeenkomstig Europese norm EN 50419, die in maart 2006 door Cenelec is aangenomen. Die norm is herzien om de verwijzingen naar Richtlijn 2012/19/EU te actualiseren. Derhalve moet de verwijzing naar de norm in die artikelen worden bijgewerkt zodat daarin wordt verwezen naar de herziene versie van Europese norm EN 50419, die in juli 2022 door Cenelec is aangenomen.

(11)

Artikel 15, lid 2, van Richtlijn 2012/19/EU bepaalt dat de lidstaten, met het oog op een onbetwistbare vaststelling van de datum van het in de handel brengen, erop moeten toezien dat de EEA wordt voorzien van de expliciete vermelding dat de EEA na 13 augustus 2005 in de handel is gebracht. Ten gevolge van de wijzigingen van de artikelen 12 en 13 moet artikel 15, lid 2, met betrekking tot fotovoltaïsche panelen en EEA die binnen het open toepassingsgebied valt, worden gewijzigd om te verduidelijken dat de markeringsverplichting pas vanaf 13 augustus 2012 van toepassing is met betrekking tot fotovoltaïsche panelen en pas vanaf 15 augustus 2018 met betrekking tot EEA die binnen het open toepassingsgebied valt.

(12)

Met het oog op de handhaving van het rechtszekerheidsbeginsel bij toekomstige herzieningen van Richtlijn 2012/19/EU moet er bijzondere aandacht worden besteed aan het voorkómen van de vaststelling van bepalingen met mogelijk ongerechtvaardigde terugwerkende kracht. Daarnaast is het nodig te zorgen voor duidelijkheid en voorspelbaarheid voor producenten van EEA met betrekking tot de bedrijfsomstandigheden die van kracht waren toen hun producten in de handel werden gebracht. Die aanpak helpt het risico van onvoorspelbare kosten in verband met toekomstig AEEA-beheer te voorkomen. Verder is het belangrijk dat dergelijke herzieningen de in artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde afvalhiërarchie in acht nemen.

(13)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (7) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

(14)

Onverantwoorde verwerking van afval van fotovoltaïsche panelen en van afval van EEA die binnen het open toepassingsgebied valt, leidt tot ernstige negatieve gevolgen voor de gezondheid en voor het milieu. Daarom is het belangrijk om toe te zien op een goede behandeling van fotovoltaïsche panelen en om de nuttige toepassing van afval uit fotovoltaïsche panelen zo groot mogelijk te maken. Onverminderd de op grond van de door deze richtlijn geïntroduceerde nodige wijzigingen van de financiële verplichtingen ter dekking van de inzameling en verwerking van afval van fotovoltaïsche panelen die vóór 13 augustus 2012 in de handel zijn gebracht alsook van afval van alle EEA die binnen het open toepassingsgebied valt en vóór 15 augustus 2018 in de handel is gebracht, is het belangrijk dat de lidstaten toezien op het milieuhygiënisch verantwoorde beheer van de AEEA in kwestie. De lidstaten kunnen de producenten stimuleren om het historisch afval van fotovoltaïsche panelen en van EEA die binnen het open toepassingsgebied valt via hun individuele of collectieve regelingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid op passende wijze in te zamelen en te verwerken.

(15)

Bij de herziening van Richtlijn 2012/19/EU en de aanpak van de tekortkomingen daarin is het van cruciaal belang dat de kosten van het beheer van AEEA niet onevenredig worden doorberekend aan consumenten of burgers. Dat houdt onder meer in dat rekening wordt gehouden met het beginsel “de vervuiler betaalt”, dat mogelijke bepalingen met betrekking tot de inzamelingsdoelstellingen voor AEEA worden aangepakt en dat de in artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde afvalhiërarchie in acht wordt genomen.

(16)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2012/19/EU

Richtlijn 2012/19/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 24 bis

Evaluatie

1.   Uiterlijk op 31 december 2026 beoordeelt de Commissie of deze richtlijn moet worden herzien en dient zij daartoe indien passend een wetgevingsvoorstel in dat vergezeld gaat van een grondige sociaal-economische en milieueffectbeoordeling.

2.   In de in lid 1 bedoelde effectbeoordeling overweegt de Commissie in het bijzonder de nood aan:

a)

bepalingen waarmee er specifiek voor wordt gezorgd dat het rechtszekerheidsbeginsel in acht wordt genomen en dat er geen ongerechtvaardigde terugwerkende kracht is in de lidstaten;

b)

bepalingen ter waarborging van de uitvoering van de in artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde afvalhiërarchie;

c)

bepalingen waarmee ervoor wordt gezorgd dat burgers en consumenten niet worden belast met onevenredige kosten, in overeenstemming met het beginsel “de vervuiler betaalt”;

d)

bepalingen ter waarborging van de volledige tenuitvoerlegging en handhaving van deze richtlijn, met name wat betreft adequate inzamelingsdoelstellingen en wat betreft de voorkoming van illegale handel in AEEA;

e)

de invoering van een nieuwe EEA-categorie voor “fotovoltaïsche panelen” in het kader van deze richtlijn met als doel om fotovoltaïsche panelen uit de bestaande EEA-categorie 4 “grote apparatuur”, als bedoeld in de bijlagen III en IV, te halen, en de inzamelingsdoelstellingen te berekenen op basis van voor inzameling beschikbare afgedankte fotovoltaïsche panelen aan de hand van hun verwachte levensduur, in plaats van op basis van de hoeveelheid in de handel gebrachte producten;

f)

de invoering van een mechanisme dat ervoor zorgt dat de toekomstige kosten van de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwerking van afval van fotovoltaïsche panelen — van zowel particuliere huishoudens als andere gebruikers — financieel worden gedekt indien een producent failliet gaat of niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen.”

;

2)

artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de producenten voorzien in ten minste de financiering van de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van AEEA van particuliere huishoudens die is afgegeven bij uit hoofde van artikel 5, lid 2, gecreëerde inzamelingsinrichtingen, en wel als volgt:

a)

voor andere AEEA dan fotovoltaïsche panelen, die is ontstaan uit in artikel 2, lid 1, punt a), bedoelde EEA, indien die EEA na 13 augustus 2005 in de handel is gebracht;

b)

voor AEEA die is ontstaan uit fotovoltaïsche panelen, indien die fotovoltaïsche panelen op of na 13 augustus 2012 in de handel zijn gebracht, en

c)

voor AEEA die is ontstaan uit in artikel 2, lid 1, punt b), bedoelde EEA en die niet binnen het toepassingsgebied van artikel 2, lid 1, punt a), valt, indien die EEA op of na 15 augustus 2018 in de handel is gebracht.”

;

b)

in lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:

“3.   Elke producent is verantwoordelijk voor de financiering van de in lid 1 bedoelde handelingen met het afval van zijn eigen producten. De producent kan voor de nakoming van die verplichting kiezen tussen collectieve of individuele regelingen.”

;

c)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   De verantwoordelijkheid voor de financiering van de kosten voor het beheer van AEEA die is ontstaan uit in artikel 2, lid 1, punt a), bedoelde producten, met uitzondering van fotovoltaïsche panelen, die op of vóór 13 augustus 2005 in de handel zijn gebracht (“historisch afval”) berust bij één of meer systemen waaraan alle producenten die op de markt aanwezig zijn op het tijdstip waarop de desbetreffende kosten ontstaan, naar evenredigheid bijdragen, bijvoorbeeld naar evenredigheid van hun marktaandeel voor de betrokken apparatuur.”

;

3)

in artikel 13 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de producenten voorzien in de financiering van de kosten voor de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van de AEEA die afkomstig is van andere gebruikers dan particuliere huishoudens, en wel als volgt:

a)

voor andere AEEA dan fotovoltaïsche panelen, die is ontstaan uit in artikel 2, lid 1, punt a), bedoelde EEA, indien die EEA na 13 augustus 2005 in de handel is gebracht;

b)

voor AEEA die is ontstaan uit fotovoltaïsche panelen, indien die fotovoltaïsche panelen op of na 13 augustus 2012 in de handel zijn gebracht, en

c)

voor AEEA die is ontstaan uit in artikel 2, lid 1, punt b), bedoelde EEA en die niet binnen het toepassingsgebied van artikel 2, lid 1, punt a), valt, indien die EEA op of na 15 augustus 2018 in de handel is gebracht.

De kosten van het historisch afval van de in artikel 2, lid 1, punt a), bedoelde EEA, met uitzondering van fotovoltaïsche panelen, die wordt vervangen door nieuwe gelijkwaardige producten of door nieuwe producten met dezelfde functie, worden gedragen door de producenten van die producten wanneer ze worden geleverd. De lidstaten kunnen als alternatief bepalen dat andere gebruikers dan particuliere huishoudens ook geheel of gedeeltelijk die kosten dragen.

De kosten van ander historisch afval van de in artikel 2, lid 1, punt a), bedoelde EEA, met uitzondering van fotovoltaïsche panelen, worden gedragen door de gebruikers, met uitzondering van particuliere huishoudens.”

;

4)

artikel 14, lid 4, wordt vervangen door:

“4.   Teneinde de samen met ongesorteerd stedelijk afval verwijderde AEEA tot een minimum te beperken en de gescheiden inzameling ervan te vergemakkelijken, zorgen de lidstaten ervoor dat de producenten EEA die in de handel wordt gebracht duidelijk voorzien van het in bijlage IX weergegeven symbool, bij voorkeur overeenkomstig Europese norm EN 50419:2022. Bij wijze van uitzondering, wanneer dat wegens de afmetingen of de functie van het product nodig is, wordt het symbool afgedrukt op de verpakking, de gebruiksaanwijzing en het garantiebewijs van de EEA.”

;

5)

in artikel 15 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Met het oog op een onbetwistbare vaststelling van de datum van het in de handel brengen, zorgen de lidstaten ervoor dat de EEA wordt voorzien van de expliciete vermelding dat zij na 13 augustus 2005 in de handel is gebracht. Daarbij wordt bij voorkeur Europese norm EN 50419:2022 toegepast.

Wat fotovoltaïsche panelen betreft, is de in de eerste alinea bedoelde verplichting alleen van toepassing op fotovoltaïsche panelen die vanaf 13 augustus 2012 in de handel zijn gebracht.

Wat betreft in artikel 2, lid 1, punt b), bedoelde EEA die niet binnen het toepassingsgebied van artikel 2, lid 1, punt a), valt, is de in de eerste alinea van dit lid bedoelde verplichting alleen van toepassing op EEA die vanaf 15 augustus 2018 in de handel is gebracht.”

.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 9 oktober 2025 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 13 maart 2024.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

H. LAHBIB


(1)   PB C 184 van 25.5.2023, blz. 102.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 6 februari 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 4 maart 2024.

(3)  Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 38).

(4)  Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24).

(5)  Arrest van het Hof (Grote kamer) van 25 januari 2022, VYSOČINA WIND a.s. tegen Česká republika — Ministerstvo životního prostředí, C-181/20, ECLI:EU:C:2022:51).

(6)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).

(7)   PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.


ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/884/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top