Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R1860

    Verordening (EG) nr. 1860/2004 van de Commissie van 6 oktober 2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun in de landbouwsector en de visserijsector

    PB L 325 van 28.10.2004, p. 4–9 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB L 348M van 24.12.2008, p. 10–18 (MT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2007; opgeheven door 32007R1535

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/1860/oj

    28.10.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 325/4


    VERORDENING (EG) Nr. 1860/2004 VAN DE COMMISSIE

    van 6 oktober 2004

    betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun in de landbouwsector en de visserijsector

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (1), en met name op artikel 2, lid 1,

    Na bekendmaking van de ontwerpverordening (2),

    Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EG) nr. 994/98 geeft de Commissie de bevoegdheid bij verordening een drempel vast te stellen beneden welke steunmaatregelen niet aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag worden geacht te voldoen, en derhalve niet onder de aanmeldingsprocedure van artikel 88, lid 3, van het Verdrag vallen.

    (2)

    De Commissie heeft in een groot aantal beschikkingen de artikelen 87 en 88 van het Verdrag toegepast en met name het begrip „steun” in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag verduidelijkt. Voorts heeft de Commissie, laatstelijk in Verordening (EG) nr. 69/2001 (3), haar beleid vastgelegd ten aanzien van een de minimis-plafond beneden welk artikel 87, lid 1, van het Verdrag kan worden geacht niet van toepassing te zijn. Gelet op de bijzondere regels die in de landbouwsector en de visserijsector van toepassing zijn, en gezien het risico dat in deze sectoren zelfs kleine steunbedragen aan de criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag voldoen, is Verordening (EG) nr. 69/2001 op deze sectoren niet van toepassing.

    (3)

    In het licht van de door de Commissie opgedane ervaring, met name sinds de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen (4) en de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector (5), kan worden vastgesteld dat zeer kleine, in de landbouwsector toegekende steunbedragen niet voldoen aan de criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Dit is het geval wanneer het bedrag van de door individuele producenten ontvangen steun laag blijft en het totale bedrag van de aan de landbouwsector toegekende steun niet meer bedraagt dan een klein percentage van de productiewaarde. De landbouwproductie in de Europese Gemeenschap wordt doorgaans gekenmerkt door het feit dat ieder product door een groot aantal zeer kleine producenten wordt geproduceerd, die in het kader van gemeenschappelijke marktordeningen onderling grotendeels verwisselbare producten produceren. De gevolgen van kleine steunbedragen die in een bepaalde periode aan individuele producenten worden toegekend, moeten derhalve worden gerelateerd aan de productiewaarde van de landbouw op sectorniveau in diezelfde periode. Dankzij een plafond in de vorm van een bedrag per lidstaat, dat is vastgesteld op basis van de productiewaarde van de landbouwsector, kan een samenhangende aanpak in alle lidstaten op basis van een objectieve economische referentiewaarde worden gewaarborgd.

    (4)

    In het licht van de door de Commissie opgedane ervaring bij de beoordeling van staatssteun in de visserijsector, met name sinds de toepassing van de communautaire richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en aquacultuursector (6) en de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 2792/1999 van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (7), kan worden vastgesteld dat zeer kleine, in de visserijsector toegekende steunbedragen niet voldoen aan de criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Gezien de overeenkomsten tussen de productiepatronen in de landbouwsector en die in de visserijsector, is dit het geval wanneer het bedrag van de door een onderneming in de visserijsector ontvangen steun gering is en terzelfder tijd het totale bedrag van de in de visserijsector verleende steun een gering percentage van de productiewaarde van de visserij niet overschrijdt.

    (5)

    Ter bevordering van de doorzichtigheid en de rechtszekerheid lijkt het passend de de minimis-regel voor de landbouwsector en de visserijsector in een verordening neer te leggen.

    (6)

    Gelet op de Overeenkomst inzake de landbouw van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) (8) mag deze verordening geen vrijstelling verlenen voor exportsteun of steun waardoor binnenlandse producten ten opzichte van ingevoerde producten worden begunstigd. De lidstaten zijn verplicht af te zien van de toekenning van steun die in strijd is met de verplichtingen uit hoofde van deze Overeenkomst. Steun ter compensatie van de kosten van deelname aan handelsbeurzen of van studies of adviesdiensten die noodzakelijk zijn voor het uitbrengen van een nieuw of een bestaand product op een nieuwe markt, is in de regel geen exportsteun. Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 19 september 2002 vastgesteld dat de lidstaten, wanneer de Gemeenschap een regeling voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijke marktordening in een bepaalde landbouwsector heeft vastgesteld, zich dienen te onthouden van elke maatregel die daarvan afwijkt of er inbreuk op maakt (9). Dit beginsel geldt ook voor de visserijsector. Deze verordening dient derhalve niet van toepassing te zijn op steun waarvan het bedrag is vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid op de markt gebrachte producten.

    (7)

    In het licht van de ervaring van de Commissie kan worden gesteld dat steun waarvan het bedrag over een periode van drie jaar niet meer bedraagt dan 3 000 EUR per begunstigde, voorzover het totale bedrag van de aan alle bedrijven over een periode van drie jaar verleende steun onder een door de Commissie op ongeveer 0,3 % van de jaarlijkse landbouw- of visserijproductie vast te stellen plafond blijft, het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloedt en/of de mededinging niet vervalst of dreigt te vervalsen, zodat deze steun niet onder artikel 87, lid 1, van het Verdrag valt. Bij de periode van drie jaar dient het om een verschuivende periode te gaan, zodat bij elke nieuwe verlening van de de minimis-steun het totale bedrag van de in de voorgaande drie jaar verleende de minimis-steun in aanmerking moet worden genomen. De de minimis-steun moet worden geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop de begunstigde een wettelijke aanspraak op de steun verwerft. De de minimis regel laat de mogelijkheid onverlet, dat ondernemingen voor hetzelfde project ook staatssteun ontvangen die door de Commissie is goedgekeurd of die binnen het toepassingsgebied van een groepsvrijstellingsverordening valt.

    (8)

    Ter wille van de doorzichtigheid, de gelijke behandeling en de juiste toepassing van het de minimis-plafond is het passend te bepalen dat de lidstaten dezelfde berekeningsmethode moeten toepassen. Om de berekening te vergemakkelijken en in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 69/2001, dient te worden bepaald dat wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt verleend, het steunbedrag in zijn brutosubsidie-equivalent moet worden omgerekend. Bij de berekening van het subsidie-equivalent van in termijnen uitgekeerde steun en steun in de vorm van een zachte lening dienen de marktrentevoeten te worden toegepast die gelden op het ogenblik waarop de steun wordt verleend. Met het oog op een eenvormige, doorzichtige en eenvoudige toepassing van de staatssteunregels dienen voor de toepassing van deze verordening de referentierentevoeten als marktrentevoet te gelden, met dien verstande dat in het geval van een zachte lening daarvoor op de gebruikelijke wijze een zekerheid moet worden gesteld en de lening geen abnormale risico's mag meebrengen. De referentierentevoeten dienen op geregelde tijdstippen door de Commissie op basis van objectieve criteria te worden vastgesteld en in het Publicatieblad van de Europese Unie en op het internet te worden bekendgemaakt.

    (9)

    De Commissie is verplicht erop toe te zien dat de staatssteunregels worden nageleefd en met name dat, wanneer op grond van de de minimis-regel steun wordt verleend, de desbetreffende voorwaarden in acht worden genomen. Overeenkomstig het in artikel 10 van het Verdrag neergelegde samenwerkingsbeginsel moeten de lidstaten de vervulling van deze taak vergemakkelijken door de nodige maatregelen te treffen om te waarborgen dat het totale bedrag van de op grond van de de minimis-regel verleende steun over een periode van drie jaar niet meer bedraagt dan het plafond van 3 000 EUR per begunstigde of het algemene, door de Commissie op basis van de waarde van de productiewaarde van de landbouw of de visserij per lidstaat vastgestelde plafond. Hiertoe is het passend dat de lidstaten bij het verlenen van de minimis-steun de betrokken onderneming meedelen dat de verleende steun de minimis-steun is, volledige informatie krijgen over andere in de laatste drie jaar ontvangen de minimis-steun, en nauwkeurig nagaan of het de minimis-plafond door de nieuwe de minimis-steun niet zal worden overschreden. Bij wijze van alternatief kan de inachtneming van het plafond ook worden gewaarborgd door middel van een centraal register.

    (10)

    Gezien de ervaring van de Commissie, en met name de regelmaat waarmee het doorgaans nodig is het staatssteunbeleid te herzien, dient de geldigheidsduur van deze verordening te worden beperkt. Ingeval de geldigheidsduur van deze verordening mocht verstrijken zonder dat zij is verlengd, dienen de lidstaten voor de onder deze verordening vallende de minimis-steunregelingen over een aanpassingsperiode van zes maanden te beschikken. Met het oog op de rechtszekerheid moet het effect van deze verordening op vóór de inwerkingtreding van deze verordening verleende steun worden verduidelijkt,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Toepassingsgebied

    Deze verordening is van toepassing op steun die aan ondernemingen in de landbouwsector of de visserijsector wordt verleend, met uitzondering van:

    a)

    steun waarvan het bedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid op de markt gebrachte producten;

    b)

    steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer, met name steun die rechtstreeks gekoppeld is aan de uitgevoerde hoeveelheden, de oprichting en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met uitvoeractiviteiten;

    c)

    steun waardoor binnenlandse producten ten opzichte van ingevoerde producten worden begunstigd.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1.

    „ondernemingen in de landbouwsector”: ondernemingen die werkzaam zijn op het gebied van de productie, de verwerking en de afzet van landbouwproducten;

    2.

    „landbouwproducten”: de in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten, met uitzondering van de in punt 5 van dit artikel omschreven visserijproducten;

    3.

    „de verwerking van een landbouwproduct”: een bewerking van een landbouwproduct die een product oplevert dat nog steeds een landbouwproduct is;

    4.

    „ondernemingen in de visserijsector”: ondernemingen die werkzaam zijn op het gebied van de productie, de verwerking en de afzet van visserijproducten;

    5.

    „visserijproducten”: producten van de visvangst op zee en in de binnenwateren en van de aquacultuur, die zijn opgenomen in de lijst van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 104/2000 (10);

    6.

    „verwerking en afzet van een visserijproduct”: alle activiteiten, met inbegrip van bewerking, behandeling, productie en distributie, tussen het tijdstip van aanlanding of oogst en het stadium van het eindproduct.

    Artikel 3

    De minimis-steun

    1.   Steunmaatregelen worden geacht niet aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag te voldoen en vallen derhalve niet onder de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag indien zij aan de in de leden 2 en 3 van dit artikel vastgestelde voorwaarden voldoen.

    2.   Het totale bedrag van de aan eenzelfde onderneming verleende de minimis-steun mag, over een periode van drie jaar, nooit meer bedragen dan 3 000 EUR. Dit plafond is van toepassing ongeacht de vorm van de steun of het nagestreefde doel.

    Het cumulatieve bedrag van de aan verscheidene ondernemingen in de landbouwsector verleende steun mag, over een periode van drie jaar, nooit meer bedragen dan de voor elke lidstaat in bijlage I vastgestelde waarde.

    Het cumulatieve bedrag van de aan verscheidene ondernemingen in de visserijsector verleende steun mag, over een periode van drie jaar, nooit meer bedragen dan de voor elke lidstaat in bijlage II vastgestelde waarde.

    3.   De in lid 2 vastgestelde plafonds zijn uitgedrukt als een subsidie. Alle gebruikte cijfers zijn brutocijfers, dat wil zeggen vóór aftrek van de directe belastingen. Wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt verleend, is het steunbedrag het brutosubsidie-equivalent van de steun.

    Van steun die in termijnen wordt uitgekeerd, wordt door discontering de waarde op het ogenblik van de verlening ervan berekend. De rentevoet die voor de discontering en voor de berekening van het steunbedrag bij een zachte lening wordt gebruikt, is de referentierentevoet die geldt op het ogenblik waarop de steun wordt verleend.

    Artikel 4

    Cumulering en controle

    1.   Wanneer een lidstaat een onderneming de minimis-steun verleent, deelt hij de onderneming mede, dat het om de minimis-steun gaat, en verlangt hij van de betrokken onderneming alle gegevens over andere de minimis-steun die zij in de voorgaande drie jaar heeft ontvangen.

    De lidstaat kan slechts nieuwe de minimis-steun verlenen nadat hij is nagegaan of de nieuwe steun het totale bedrag van de in de betrokken periode van drie jaar ontvangen steun niet zodanig doet toenemen dat één van de in artikel 3, lid 2, vastgestelde plafonds wordt overschreden.

    2.   Wanneer een lidstaat een centraal register van de minimis-steun voor de landbouw respectievelijk de visserij heeft ingevoerd waarin alle gegevens zijn vervat over alle de minimis-steun die binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt en die door alle autoriteiten in die lidstaat is verstrekt, is de eis van lid 1, eerste alinea, niet langer van toepassing vanaf het tijdstip waarop het register een periode van drie jaar bestrijkt.

    3.   De lidstaten verzamelen en bewaren alle informatie die betrekking heeft op de toepassing van deze verordening. Deze dossiers moeten alle informatie bevatten die nodig is om na te gaan of aan de voorwaarden van de verordening is voldaan. Een dossier betreffende een individuele de minimis-steunmaatregel moet worden bewaard gedurende tien jaar te rekenen vanaf het tijdstip van steunverlening, en een dossier betreffende een de minimis-steunregeling gedurende tien jaar vanaf het tijdstip van de laatste individuele steunverlening op grond van deze regeling.

    Op schriftelijk verzoek van de Commissie verstrekt de betrokken lidstaat haar binnen 20 werkdagen, of binnen een langere in dit verzoek vastgestelde termijn, alle informatie die de Commissie nodig acht om te kunnen nagaan of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan, met name ten aanzien van het totale bedrag aan de minimis-steun dat elke onderneming en de landbouwsector of de visserijsector van de betrokken lidstaat hebben ontvangen.

    Artikel 5

    Overgangsbepaling

    1.   Deze verordening is van toepassing op steun die is verleend vóór de inwerkingtreding van de verordening, mits aan de in de artikelen 1 en 3 van deze verordening vastgestelde voorwaarden wordt voldaan. Steun die niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt door de Commissie beoordeeld overeenkomstig de ter zake relevante kaderregelingen, richtsnoeren, mededelingen en kennisgevingen.

    2.   Na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze verordening blijft voor de onder deze verordening vallende de minimis-steunregelingen nog een aanpassingsperiode gelden van zes maanden na de in artikel 6, tweede alinea, genoemde datum.

    Gedurende deze aanpassingsperiode kunnen de regelingen van toepassing blijven onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden.

    Artikel 6

    Inwerkingtreding en toepassing

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005.

    Zij verstrijkt op 31 december 2008.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 6 oktober 2004.

    Voor de Commissie

    Franz FISCHLER

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1.

    (2)  PB C 93 van 17.4.2004, blz. 9.

    (3)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30.

    (4)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 583/2004 (PB L 91 van 30.3.2004, blz. 1).

    (5)  PB C 232 van 12.8.2000, blz. 19.

    (6)  PB C 19 van 20.1.2001, blz. 7.

    (7)  PB L 337 van 30.12.1999, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1421/2004 (PB L 260 van 6.8.2004, blz. 1).

    (8)  PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.

    (9)  Zaak C-113/2000, Spanje/Commissie, Jurispr. 2002, blz. I-7601, punt 73.

    (10)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.


    BIJLAGE I

    In artikel 3, lid 2, bedoeld cumulatief bedrag voor de landbouwsector per lidstaat

    (in EUR)

    BE

    22 077 000

    DK

    27 294 000

    DE

    133 470 000

    EL

    34 965 000

    ES

    106 755 000

    FR

    195 216 000

    IE

    17 637 000

    IT

    130 164 000

    LU

    789 000

    NL

    62 232 000

    AT

    17 253 000

    PT

    17 832 000

    FI

    11 928 000

    SE

    13 689 000

    UK

    72 357 000

    CZ

    9 696 000

    EE

    1 266 000

    CY

    1 871 100

    LV

    1 686 000

    LT

    3 543 000

    HU

    16 980 000

    MT

    474 000

    PL

    44 895 000

    SI

    3 018 000

    SK

    4 566 000


    BIJLAGE II

    In artikel 3, lid 2, bedoeld cumulatief bedrag voor de visserijsector per lidstaat

    (in EUR)

    BE

    1 368 900

    DK

    6 341 400

    DE

    7 287 000

    EL

    2 036 370

    ES

    15 272 100

    FR

    11 073 300

    IE

    1 944 000

    IT

    9 413 400

    LU

    0

    NL

    3 548 100

    AT

    114 000

    PT

    2 703 300

    FI

    460 200

    SE

    1 557 900

    UK

    12 651 900

    CZ

    169 200

    EE

    407 400

    CY

    123 000

    LV

    510 300

    LT

    906 000

    HU

    144 180

    MT

    21 000

    PL

    1 652 100

    SI

    21 900

    SK

    86 100


    Top