This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31993D0015
93/15/EEC: Commission Decision of 16 December 1992 establishing specific common programmes for the vocational training of customs officials, with regard to inward processing, temporary admission and transit (Matthaeus programme)
93/15/EEG: Beschikking van de Commissie van 16 december 1992 tot vaststelling van de specifieke gemeenschappelijke programma's voor de beroepsopleiding van douaneambtenaren, die de actieve veredeling, de tijdelijke invoer van goederen en het douanevervoer bestrijken (Matthaeus-programma)
93/15/EEG: Beschikking van de Commissie van 16 december 1992 tot vaststelling van de specifieke gemeenschappelijke programma's voor de beroepsopleiding van douaneambtenaren, die de actieve veredeling, de tijdelijke invoer van goederen en het douanevervoer bestrijken (Matthaeus-programma)
PB L 10 van 16.1.1993, p. 19–26
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(FI, SV)
In force
93/15/EEG: Beschikking van de Commissie van 16 december 1992 tot vaststelling van de specifieke gemeenschappelijke programma's voor de beroepsopleiding van douaneambtenaren, die de actieve veredeling, de tijdelijke invoer van goederen en het douanevervoer bestrijken (Matthaeus-programma)
Publicatieblad Nr. L 010 van 16/01/1993 blz. 0019 - 0026
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 16 Deel 2 blz. 0032
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 16 Deel 2 blz. 0032
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 16 december 1992 tot vaststelling van de specifieke gemeenschappelijke programma's voor de beroepsopleiding van douaneambtenaren, die de actieve veredeling, de tijdelijke invoer van goederen en het douanevervoer bestrijken (Matthaeus-programma) (93/15/EEG)DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Beschikking 91/341/EEG van de Raad van 20 juni 1991 tot vaststelling van een communautair actieprogramma voor de beroepsopleiding van douaneambtenaren (Matthaeus-programma) (1), inzonderheid op het bepaalde in bijlage III, punt 7, Overwegende dat volgens artikel 4, onder c), van Beschikking 91/341/EEG de Commissie wordt belast met de taak gemeenschappelijke programma's voor de beroepsopleiding van douaneambtenaren vast te stellen; Overwegende dat deze gemeenschappelijke programma's onontbeerlijk zijn om de doeleinden van het Matthaeus-programma te bereiken, en met name het doel van uniforme toepassing van het communautaire recht aan de buitengrenzen van de Gemeenschap; Overwegende dat deze gemeenschappelijke programma's nodig zijn, gezien de diversiteit van het thans aan de douanescholen van de Lid-Staten gegeven onderricht; Overwegende dat de Commissie bij Beschikking 92/39/EEG (2) reeds een gemeenschappelijk programma voor de beroepsopleiding van douaneambtenaren in eerste opleiding heeft vastgesteld; Overwegende dat door het onderricht aan de douanescholen in de specifieke gemeenschappelijke programma's voor een voortgezette en gespecialiseerde opleiding naast het initiële gemeenschappelijk programma, de invoering van dezelfde douaneopleiding in de gehele Gemeenschap zal voortschrijden; Overwegende dat deze specifieke gemeenschappelijke programma's zijn bestemd voor ambtenaren die reeds over beroepservaring beschikken; Overwegende dat drie specifieke gemeenschappelijke programma's betrekking hebben op, respectievelijk, de actieve veredeling, de tijdelijke invoer en het douanevervoer, gezien het economisch belang van deze regelingen, en tot een uniforme toepassing van deze douaneregelingen in de Gemeenschap bijdragen, terwijl tevens de goede werking van de interne markt wordt gewaarborgd; Overwegende dat de ambtenaren die in deze specifieke gemeenschappelijke programma's zullen worden onderricht, deze uit hoofde van hun beroepservaring ten volle zullen kunnen benutten en aldus in de toekomst voor een betere toepassing van de desbetreffende communautaire douanerechtsregels zullen kunnen zorg dragen; Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité Matthaeus, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 Aan de douanescholen van de Lid-Staten worden drie, voor douaneambtenaren bestemde specifieke gemeenschappelijke programma's, hierna "specifieke programma's" genoemd, ingevoerd, waarvan de inhoud in de bijlagen I, II en III nader is omschreven. Artikel 2 In de zin van deze beschikking wordt verstaan onder: 1. "douaneschool": elke instelling waar aan douaneambtenaren in verband met hun beroepsopleiding onderricht wordt gegeven; 2. "ambtenaren die reeds over beroepservaring beschikken": de ambtenaren die reeds een initiële opleiding hebben genoten in de zin van artikel 2, punt 2, van Beschikking 92/39/EEG of, bij ontstentenis daarvan, de ambtenaren die op douanegebied voldoende algemene kennis bezitten om de in de specifieke programma's behandelde onderwerpen te kunnen uitdiepen. Artikel 3 De specifieke programma's zijn bestemd voor douaneambtenaren die met de toepassing van het door deze programma's bestreken gedeelte van het communautaire recht zijn belast, en reeds over een beroepservaring beschikken, ongeacht de plaats waar zij werkzaam zijn. Artikel 4 Het onderricht in de specifieke programma's wordt over een gepaste periode gespreid zodat de ambtenaren die de opleiding hebben genoten, volledig operationeel zijn om naderhand de betrokken regelingen toe te passen. Artikel 5 Elke Lid-Staat deelt aan de Commissie de regelingen en de wijze van uitvoering mede die voor de toepassing van de specifieke programma's zijn vastgesteld. Artikel 6 De toepassing van de specifieke programma's vormt geen beletsel voor de toepassing, in douanescholen, van bijkomende nationale programma's. Artikel 7 De Lid-Staten passen de specifieke programma's toe vanaf 1 januari 1993. Artikel 8 Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten. Gedaan te Brussel, 16 december 1992. Voor de Commissie Christiane SCRIVENER Lid van de Commissie (1) PB nr. L 187 van 13. 7. 1991, blz. 41. (2) PB nr. L 16 van 23. 1. 1992, blz. 14. BIJLAGE I Specifiek opleidingsprogramma: regeling actieve veredeling 1. ALGEMEEN 1.1. De regeling in het Gemeenschapsrecht en in het kader van de GATT en van de Overeenkomst van Kyoto. 1.2. De economische aspecten van de regeling in het kader van het mededingingsbeleid bij uitvoer buiten het douanegebied van de Gemeenschap. De voordelen ten opzichte van de rechten en heffingen bij invoer en met betrekking tot het stelsel van de schorsing, de handelspolitieke maatregelen. 1.3. De verhouding van de regeling tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De verbodsgevallen. 1.4. De regeling in bijzondere omstandigheden (strategische goederen, embargo, uitvoer van scheikundige produkten die tevens als wapens kunnen worden gebruikt, enz.). 2. HET SCHORSINGS- EN HET TERUGBETALINGSSTELSEL 2.1. Hetgeen beide stelsels gemeen hebben. 2.2. Het stelsel van schorsing. 2.3. Het stelsel van terugbetaling. 2.4. De wederuitvoer van goederen in ongewijzigde staat en de relatie tussen het stelsel van terugbetaling en de andere mogelijkheden van terugbetaling of kwijtschelding van rechten bij invoer. 2.5. De keuze van het stelsel. 3. HET EQUIVALENTIEVERKEER 3.1. De aan het equivalentieverkeer verbonden economische voordelen. 3.2. Het begrip "equivalente goederen" (onderzoek van de gelijkwaardigheid, gevoeligheden, criteria, controles betreffende de naleving van de gestelde voorwaarden). 3.3. Verboden en beperkingen. 4. DE PROCEDURES IM/EX EN EX/IM 4.1. De aan de EX/IM-procedures verbonden economische voordelen. 4.2. Het driehoeksverkeer. 5. DE BIJZONDERE REGELS MET BETREKKING TOT HET EQUIVALENTIEVERKEER EN DE VOORAFGAANDE UITVOER 5.1. De criteria om voor het equivalentieverkeer in aanmerking te komen. De bijzondere gevoeligheid: met name voor landbouwprodukten moeten deze criteria volledig overeenstemmen. 5.2. Het ogenblik waarop de voorwaarden om voor deze procedures in aanmerking te komen, worden vastgesteld. 5.3. De equivalente goederen die zich in een verdergevorderde fase van vervaardiging bevinden dan de invoergoederen. 5.4. Verandering van douanestatus. Het ogenblik van deze wijziging. 5.5. Het geval dat wijziging van de douanestatus voor de landbouwprodukten ten opzichte van de landbouwrestituties geen gevolgen heeft. 6. VOORWAARDEN OM VOOR DE REGELING IN AANMERKING TE KOMEN 6.1. De persoonsgebonden voorwaarden. De vestiging binnen de Gemeenschap. De verrichtingen zonder handelskarakter. De industriëlen en handelaren. De houder van de vergunning en de marktdeelnemers. Controle van de garanties om voor de regeling in aanmerking te komen. 6.2. Identificatie van de goederen en identificatie van de voorwaarden om voor het equivalentieverkeer in aanmerking te komen. 6.3. De economische voorwaarden. De gevallen ten opzichte waarvan de economische voorwaarden worden geacht te zijn vervuld: ten opzichte van de soorten verrichtingen en ten opzichte van de goederen. De andere gevallen ten opzichte waarvan de economische voorwaarden zijn of mogelijk worden vervuld. De bewijsstukken die de verzoeker van de vergunning dient over te leggen. 6.4. De voorwaarden om in aanmerking te komen voor de regeling voor de landbouwprodukten waarvoor een prijsreguleringssysteem of een minimumprijs geldt. 6.5. De bijzondere voorwaarden om voor het stelsel van terugbetaling voor de regeling in aanmerking te komen. 7. HET VERZOEK OM VERGUNNING EN DE VERGUNNING 7.1. In het verzoek te geven inlichtingen. Het bewijsmateriaal. De termijn voor indiening van het verzoek. 7.2. Controle van inlichtingen in het verzoek en op het bestaan van garanties met betrekking tot de aanvrager en de marktdeelnemer. De controle op de mogelijkheid veredelingsverrichtingen voor de gevraagde hoeveelheden te realiseren. 7.3. De elementen die in de vergunning moeten staan. De elementen van de vergunning die na afgifte kunnen worden vastgesteld. 7.4. Relatie tussen de afgifte van de vergunning en de plaatsing van de invoergoederen onder de regeling. 7.5. De vereenvoudigde procedure voor de afgifte van de vergunning. De gevallen waarin deze procedure wordt toegestaan en de voorwaarden om ervoor in aanmerking te komen. 7.6. Datum waarop de vergunning in werking treedt. 7.7. Verlenging en wijziging van de vergunning. 7.8. De verplichtingen van de vergunninghouder bij wijziging van bepaalde omstandigheden. 7.9. Annulering of intrekking van een vergunning. 8. DE TERMIJNEN 8.1. De geldigheidsduur van de vergunning en de gevallen van hernieuwd onderzoek van de economische omstandigheden. 8.2. De termijn voor wederuitvoer (IM/EX). Het belang van juiste vaststelling van deze termijn in verband met de gevolgen wanneer andere bepalingen die daarnaar verwijzen, worden toegepast (met name jaarlijkse of driemaandelijkse globalisering van de zuivering). 8.3. De termijn voor plaatsing van de goederen onder de regeling volgens de procedure van voorafgaande uitvoer. 8.4. De termijn voor de indiening van de zuiveringsafrekening. 8.5. De termijn voor de indiening van het verzoek om terugbetaling. 8.6. De termijn voor het bewaren van bewijsmateriaal. 9. HET OPBRENGSTPERCENTAGE 9.1. De gevoeligheid bij vaststelling van het opbrengstpercentage. 9.2. Gebruik van de boekhoudadministratie van de vergunninghouder. 9.3. Het werkelijke percentage. 9.4. De vaste percentages. Voorwaarden voor het gebruik daarvan. De relatie ervan met de coëfficiënten van de landbouwrestituties. 10. PLAATSING VAN DE GOEDEREN ONDER DE REGELING EN GEBRUIK VAN HET STELSEL VAN TERUGBETALING 10.1. Plaatsing onder de regeling in het kader van het stelsel van schorsing. Vaststelling van de invoergoederen gelet op de beschrijvingen in de vergunning. 10.2. De aangifte van in het vrije verkeer brengen in het kader van het stelsel van terugbetaling. 10.3. De vereenvoudigde procedure van afgifte van de vergunning, welk document aan de aangifte van plaatsing onder de regeling (in geval van het stelsel van schorsing) of aan de aangifte van in het vrije verkeer brengen (in het kader van het stelsel van terugbetaling) dient te worden gehecht. 10.4. Het eventuele stellen van een zekerheid. 10.5. De drie vereenvoudigde procedures van plaatsing van de goederen onder de regeling (stelsel van schorsing) of van in het vrije verkeer brengen (stelsel van terugbetaling). 11. DE CONTROLES GEDURENDE DE VEREDELINGSVERRICHTINGEN 11.1. De boekhoudkundige en fysieke controles. 11.2. De aan elke verrichting aangepaste controles (risicoanalyse). 12. PASSIEVE VEREDELING IN HET KADER VAN ACTIEVE VEREDELING 13. UITVOER VAN DE GOEDEREN NAAR BUITEN HET DOUANEGEBIED VAN DE GEMEENSCHAP EN DE ANDERE OP DIT SOORT UITVOER GERICHTE DOUANEBESTEMMINGEN 13.1. In het kader van het stelsel van schorsing (veredelingsprodukten en goederen in ongewijzigde staat) en in het kader van het stelsel van terugbetaling (veredelingsprodukten). 13.2. De met een uitvoerbestemming geassimileerde douanebestemmingen en met name de levering van burgerluchtvaartuigen aan luchtvaartmaatschappijen die in het douanegebied van de Gemeenschap zijn gevestigd alsook het herstel, de wijziging of de verbouwing van burgerluchtvaartuigen die in het kader van een verrichting van actieve veredeling zijn gebeurd. 13.3. De normale procedures van uitvoer naar buiten het douanegebied van de Gemeenschap of van plaatsing in een douane-entrepot, een vrije zone (of in een vrij entrepot), als tijdelijke invoer of in het kader van communautair douanevervoer (externe procedure) ten behoeve van latere uitvoer: - de termijnen; - de controles, de identificatie van de goederen; - de controles, de identificatie van de veredelingsprodukten (of van de goederen in ongewijzigde staat in geval van het stelsel van schorsing) met betrekking tot de omschrijvingen en de voorschriften die in de vergunning zijn gegeven; - de bijzondere controles in geval van gebruik van het equivalentieverkeer en/of de voorafgaande uitvoer; - de methoden van administratieve samenwerking bij plaatsing in een douane-entrepot (of een vrije zone), bij tijdelijke invoer of in het kader van communautair douanevervoer (externe procedure) ten behoeve van de uitvoer naar buiten het douanegebied van de Gemeenschap; - de drie vereenvoudigde procedures voor het bereiken van de hiervóór behandelde douanebestemmingen. 13.4. De nieuwe plaatsing onder de regeling actieve veredeling in dezelfde of in een andere Lid-Staat. 13.5. Het in het vrije verkeer brengen van veredelingsprodukten of goederen in ongewijzigde staat (het stelsel van schorsing): - het in het vrije verkeer brengen van bijprodukten (resten en afvallen daaronder begrepen); - de omstandigheden ter rechtvaardiging van het in het vrije verkeer brengen van primaire veredelingsprodukten en de relatie ervan met de betaling van compenserende interesten. - de mogelijk afgegeven globale vergunning voor in het vrije verkeer brengen en het geval van produkten die op de markt van de Gemeenschap zijn gebracht (gelijkwaardig aan een in het vrije verkeer brengen); - de toepassing van handelspolitieke maatregelen; - de drie vereenvoudigde procedures van in het vrije verkeer brengen; - de vernietiging of het afstand doen ten bate van de Schatkist; - het in het vrije verkeer brengen onder de regeling be- of verwerking onder douanetoezicht. 14. ZUIVERING VAN DE REGELING 14.1. De gevallen waarin moet worden overgegaan tot verdeling van de invoergoederen over de veredelingsprodukten. De verschillende methoden daartoe. 14.2. De zuiveringsafrekeningen en de inhoud daarvan. De bewijsstukken. 14.3. De maandelijkse en driemaandelijkse globalisering ervan. 15. DE BELASTINGHEFFING BIJ ONTSTAAN VAN EEN DOUANESCHULD 15.1. Ontstaan van een douaneschuld. 15.2. De belastingheffing "aan het begin" en de heffing "aan het eind", en de grenzen daarvan. De toepassing van de lijst (de evenredigheidsregel). 15.3. De toepassing van de compenserende interesten en met name het beginsel waarop deze interesten zijn gegrond, de toe te passen percentages, het in aanmerking te nemen tijdvak, de toepassing van het FIFO-stelsel bij globalisering, de gevallen van niet-toepassing. 15.4. De heffing op resten en afvallen. 15.5. De heffing bij intermediaire passieve veredeling. 16. VERZOEK(EN) OM TERUGBETALING (STELSEL VAN TERUGBETALING) 16.1. Herhaling van de regels met betrekking tot de veredeling 16.2. De inhoud van een verzoek om terugbetaling. De bewijsstukken. 17. DE PROCEDURELE VEREENVOUDIGINGEN VOOR DE VERRICHTINGEN VAN ACTIEVE VEREDELING DIE ONDER BEPAALDE VOORWAARDEN IN DE LOKALEN VAN DE DOUANE-ENTREPOTS VAN DE SOORT A, C EN D, IN EEN VRIJE ZONE OF IN VRIJ ENTREPOT ZIJN GEBEURD 18. DE BIJZONDERE REGELING ACTIEF VEREDELINGSVERKEER VOOR DE UITVOER VAN DEEGWAREN IN HET KADER VAN DE REGELING EEG-VERENIGDE STATEN BIJLAGE II Specifiek opleidingsprogramma: regeling tijdelijke invoer 1. ALGEMEEN 1.1. De economische argumenten voor de regeling met betrekking tot de importeurs uit derde landen richting Gemeenschap en tot de marktdeelnemers uit de Gemeenschap. 1.2. Gevolgen van de regeling op internationaal gebied: belang en reikwijdte van de internationale overeenkomsten. 1.3. De categorieën goederen waarop de regeling betrekking heeft, afhankelijk van de communautaire wetgeving en afhankelijk van de beginselen van plaatsing onder de regeling. 2. DE LAADKISTEN 2.1. Toekenning van de regeling en plaatsing onder de regeling. 2.1.1. Beginsel: het ontbreken van formaliteiten voor laadkisten (containers) die al dan niet voor vervoer met douaneverzegeling zijn goedgekeurd en van merktekens zijn voorzien. 2.1.2. Uitzondering: toekenning van de regeling na vergunning voor de andere laadkisten, welke vergunning wordt afgegeven indien de laadkisten die het voorwerp van die vergunning zijn, bij de wederuitvoer ervan kunnen worden geïdentificeerd. 2.2. Voorwaarden voor verblijf onder de regeling (termijn, gebruik voor het vervoer binnen de Gemeenschap, toezicht- en controlemaatregelen). 2.3. Zuivering van de regeling in normale gevallen (wederuitvoer, plaatsing onder een andere douaneregeling of in een vrije zone), of in uitzonderlijke gevallen (in het vrije verkeer brengen, vernietiging of afstand). 3. DE VERVOERMIDDELEN 3.1. De soorten vervoer die voor de regeling in aanmerking kunnen komen. 3.2. De middelen voor beroepsvervoer: definitie en gebruiksregels. 3.2.1. Vervoer over de weg. 3.2.2. Vervoer per spoor. 3.2.3. Vervoer door de lucht. 3.2.4. Vervoer over zee. 3.2.5. De laadborden. 3.3. Particulier vervoer: definitie en gebruiksregels. 3.3.1. Vervoer over de weg (motorvoertuigen, rijdieren of trekdieren). 3.3.2. Vervoer door de lucht (vliegtuigen voor toerisme). 3.3.3. Vervoer over zee (pleziervaartuigen). 3.4. Toekenning van de regeling en plaatsing onder de regeling. 3.4.1. Beginsel: het ontbreken van formaliteiten. 3.4.2. Uitzondering: het vervullen van formaliteiten bij ernstig risico dat de verplichting van wederuitvoer niet zal worden nageleefd. 3.4.3. Bijzonder geval: de laadborden waarvan de regeling met die van laadkisten overeenkomt (zie de punten 2.1.1 en 2.1.2). 3.5. Regels van verblijf binnen het douanegebied van de Gemeenschap met betrekking tot de termijnen. 3.6. Zuivering van de regeling in normale gevallen (wederuitvoer, plaatsing onder een andere douaneregeling of in een vrije zone), in bijzondere gevallen (equivalentieverkeer voor het vervoer per spoor en voor laadborden), en in "uitzonderlijke" gevallen (in het vrije verkeer brengen, vernietiging en afstand). 4. ANDERE GOEDEREN 4.1. De regelingen van tijdelijke invoer. 4.1.1. Tijdelijke invoer met algehele vrijstelling van rechten en heffingen. 4.1.1.1. Voor nauwkeurig omschreven goederen en welbepaald gebruik. 4.1.1.2. Bij tijdelijke invoer in bijzondere omstandigheden zonder economische weerslag ervan. 4.1.1.3. Wanneer een Lid-Staat tot toekenning daarvan besluit, onder nauwkeurig omschreven voorwaarden. 4.1.2. Tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling: 4.1.2.1. - van toepassing in de andere gevallen, 4.1.2.2. - uitsluitingen, die tot gevolg hebben dat elke plaatsing onder de regeling tijdelijke invoer is verboden, waarbij de goederen dan in het vrije verkeer moeten worden gebracht: - verbruikbare produkten, - de goederen waarvan het gebruik aan de economie van de Gemeenschap afbreuk zou kunnen doen, met name vanwege de economisch lange levensduur ervan ten opzichte van de beoogde verblijfsduur. 4.2. Toekenning van en plaatsing onder de regeling. 4.2.1. Toekenning afhankelijk van: - het verzoek, - de vergunning, waarvoor de bevoegde autoriteiten alle door hen nodig geachte maatregelen treffen om de identificatie van de goederen en de controle op het gebruik ervan mogelijk te maken; toekenning van de regeling wordt geweigerd wanneer deze autoriteiten oordelen dat de identificatie van de goederen en het gebruik ervan onmogelijk kunnen worden nagegaan, - eventueel bij vereenvoudigde procedure. 4.2.2. Plaatsing, uitgaande van: 4.2.2.1. - formaliteiten bestaande uit: - de indiening van een aangifte, - de aanvaarding van deze aangifte, - de mogelijkheid deze te rectificeren, - de mogelijkheid, voor de dienst, de goederen te onderzoeken en deze te identificeren. 4.2.2.2. - het eventueel verplicht stellen van een schriftelijke aangifte: - vrijstelling van schriftelijke aangifte, - ATA-carnet. 4.2.2.3. - het stellen van een zekerheid. 4.3. Het verblijf van de goederen: - controle op het gebruik van de onder de regeling geplaatste goederen op elk moment mogelijk; een ander gebruik dan het gebruik dat de toekenning van de regeling die een douaneschuld doet ontstaan, mogelijk heeft gemaakt, - verblijfsduur (24 maanden, afgezien van speciale termijnen), - overdracht van de goederen met tijdelijke invoer zonder zuivering van de regeling, - achtereenvolgende plaatsing onder de regeling in verscheidene Lid-Staten (tot en met 31 december 1992). 4.4. Zuivering van de regeling in normale gevallen (wederuitvoer, plaatsing onder een andere douaneregeling of in een vrije zone), en in uitzonderlijke gevallen (in het vrije verkeer brengen, vernietiging). 4.5. Wijzen van belastingheffing. 4.5.1. In geval van gedeeltelijke vrijstelling ten belope van 3 % rechten per maand of maanddeel gedurende welke de goederen onder de regeling worden geplaatst, met tevens integrale inning van de BTW. 4.5.2. In geval van in het vrije verkeer brengen: beoordeling van de elementen ten tijde van de plaatsing onder de regeling. BIJLAGE III Specifiek programma: regeling voor douanevervoer 1. Het vervoer van goederen tussen twee punten in het douanegebied van de Gemeenschap: de oude regels die tot en met 31 december 1992 gelden, de regels die van toepassing zijn met ingang van 1 januari 1993 en de definitieve redactie van deze regels overeenkomstig de bepalingen van het communautaire douanewetboek, die met ingang van 1 januari 1994 komen te gelden. Algemene vergelijking ten einde de doorgevoerde liberaliseringen in het verkeer van communautaire goederen tot hun recht te doen komen. 2. De toepassing van de regeling op communautaire en op niet-communautaire goederen in bijzondere gevallen. De mogelijkheden die worden geboden om het goederenverkeer onder dekking van internationale documenten (carnets TIR, ATA, enz.) te laten geschieden. 3. Van elk binnen het douanegebied van de Gemeenschap circulerend goed wordt het communautair karakter vermoed. De gevallen waarin dat vermoeden niet geldt. De algemene regels betreffende de communautaire goederen en betreffende de afwezigheid van documenten en douaneformaliteiten. Schets van de nieuwe regels betreffende 1993, die de liberalisering hebben mogelijk gemaakt. De uitzonderingen. 4. Het vervoer via een derde land: - via een EVA-land, - via een niet-EVA-land. 5. De procedures van het communautair douanevervoer. Het enig document bij het communautair douanevervoer, de formaliteiten bij het vertrek, onderweg en bij aankomst. De hergroepering van transit- en exportdocumenten. Het einde van de regeling. 6. Versoepelde formaliteiten bij vertrek en bestemming. 7. Specifieke regels met betrekking tot het vervoer door de lucht, over zee en via andere vormen van transport (via leidingen, post, spoorwegen, grote containers, enz.). 8. De bijzondere gevallen waarin het communautair karakter van de goederen dient te worden bewezen. De bijzondere gevallen van transport over zee. De wijzen waarop het communautair karakter van de goederen kan worden bewezen. Versoepelingen. Het aantonen van het communautair karakter van visserijprodukten. 9. Zekerheid per aangifte of doorlopend. De forfaitaire zekerheid. Vrijstellingen van zekerheid. 10. Overtredingen en onregelmatigheden. 11. De "gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer".