Dit document is overgenomen van EUR-Lex
Onder artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, kan de Europese Unie (EU) als wetgever middels specifieke regels die zijn vastgelegd in een wetgevingshandeling (de “basishandeling”), bevoegdheden voor het aannemen van “gedelegeerde handelingen” toekennen aan de Commissie. Gedelegeerde handelingen zijn niet-wetgevingshandelingen die door de Europese Commissie worden vastgesteld, die dienen als wijziging van of aanvulling op de niet-essentiële elementen van wetgeving.
De bevoegdheid van de Commissie om gedelegeerde handelingen aan te nemen, is aan strenge voorwaarden onderworpen:
Voorafgaand aan het aannemen van gedelegeerde handelingen raadpleegt de Commissie deskundigen uit de EU-lidstaten. Daarnaast kan het Europees Parlement of de Raad van de Europese Unie de delegatie van bevoegdheid aan de Commissie intrekken. Bovendien kan een door de Commissie vastgestelde gedelegeerde handeling alleen in werking treden als de Raad of het Parlement binnen een in de basishandeling vastgestelde termijn geen bezwaar aantekent. Doorgaans is deze termijn twee maanden.
Gedelegeerde handelingen worden doorgaans gebruikt wanneer wetgevingshandelingen — inclusief de bijlagen — (regelmatig) moeten worden aangepast aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang.
ZIE OOK