Use quotation marks to search for an "exact phrase". Append an asterisk (*) to a search term to find variations of it (transp*, 32019R*). Use a question mark (?) instead of a single character in your search term to find variations of it (ca?e finds case, cane, care).
De verordening bevat maatregelen om controle en toezicht uit te oefenen op de handel in drugsprecursoren binnen de EU.
De verordening is gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1258/2013, met name ter verduidelijking van bepaalde in de tekst gebruikte begrippen, in het bijzonder “geregistreerde stof”2, “gebruiker”3 en “marktdeelnemer”4.
De verordening is aangevuld met Verordening (EG) nr. 111/2005 (zie samenvatting) die betrekking heeft op de handel in drugsprecursoren met niet-EU-landen.
In de verordening wordt onderscheid gemaakt tussen geregistreerde stoffen en niet-geregistreerde5stoffen.
In bijlage I bij de verordening staan drie categorieën geregistreerde stoffen.
Categorie 1: de meest gevoelige stoffen, waarvan het gemakkelijkst illegale drugs kunnen worden geproduceerd (bijv. 1-fenyl-2-propanon, efedrine, piperonal).
Categorie 3: bulkchemicaliën die verschillende toepassingen kunnen hebben in het productieproces (bijv. aceton en zoutzuur).
Verplichtingen van marktdeelnemers
Marktdeelnemers die stoffen van de categorieën 1 en 2 in de handel willen brengen, moeten:
een verantwoordelijke aanwijzen voor de handel in geregistreerde stoffen;
aan de bevoegde nationale instanties de gegevens van deze persoon meedelen of deze gegevens actualiseren.
Ze moeten alle transacties documenteren en etiketteren en de gegevens drie jaar bewaren.
Vergunning voor stoffen van categorie 1
Alvorens stoffen van categorie 1 in hun bezit te mogen houden of in de handel te mogen brengen, moeten marktdeelnemers en gebruikers een door de bevoegde instanties van de EU-lidstaat van vestiging afgegeven vergunning verkrijgen. De bevoegde instanties kunnen speciale vergunningen afgeven aan apotheken, aan verkooppunten voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, aan bepaalde typen overheidsinstanties of aan de strijdkrachten.
Marktdeelnemers die houder zijn van een vergunning mogen stoffen van categorie 1 alleen aan marktdeelnemers of gebruikers leveren die zelf ook houder zijn van een vergunning en die een afnemersverklaring hebben ondertekend (zie hieronder).
Voordat een vergunning wordt afgegeven, moeten de bevoegde instanties de competentie en de integriteit van de aanvrager nagaan.
De bevoegde instanties kunnen de vergunning schorsen of intrekken indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de houder niet langer geschikt is om een vergunning te hebben of dat niet langer aan de vergunningsvoorwaarden wordt voldaan.
Registratie voor stoffen van categorie 2
Alvorens stoffen van categorie 2 in de handel te mogen brengen, moeten marktdeelnemers een registratie verkrijgen van de bevoegde instanties van de EU-lidstaat waarin ze zijn gevestigd.
Met ingang van moeten gebruikers geregistreerd zijn bij de instanties van de EU-lidstaat waarin ze zijn gevestigd alvorens stoffen van subcategorie 2A in hun bezit te houden. De instanties kunnen speciale registraties afgeven aan apotheken, verkooppunten voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, bepaalde typen overheidsinstanties of aan de strijdkrachten.
Geregistreerde marktdeelnemers mogen stoffen van subcategorie 2A alleen aan andere marktdeelnemers of gebruikers leveren die zelf ook geregistreerd zijn en die een afnemersverklaring hebben ondertekend (zie hieronder).
Gedetailleerde regels voor de toekenning van vergunningen en registraties zijn vastgelegd in Verordening (EU) 2015/1011.
Afnemersverklaring
Elke marktdeelnemer die aan een afnemer een stof van categorie 1 of 2 levert, moet de afnemer om een verklaring vragen waarin de gebruiksdoeleinden van de geregistreerde stoffen worden gespecificeerd. Voor elke geregistreerde stof is een afzonderlijke verklaring nodig.
Marktdeelnemers die stoffen van categorie 1 leveren, moeten een kopie van de afnemersverklaring stempelen en dateren om te bevestigen dat de kopie met het origineel overeenstemt. Deze kopie moet elk vervoer van de stoffen in de EU vergezellen en op verzoek worden getoond aan de autoriteiten.
Kennisgeving aan de instanties
Marktdeelnemers moeten:
moeten de bevoegde instanties onverwijld in kennis stellen van elk voorval, zoals ongewone orders of transacties, dat erop kan wijzen dat stoffen wellicht worden misbruikt om verdovende middelen of psychotrope stoffen op illegale wijze te vervaardigen;
moeten de bevoegde instanties beknopt relevante informatie over hun transacties met geregistreerde stoffen verstrekken;
mogen verzamelde persoonsgegevens uitsluitend bekendmaken aan de bevoegde instanties.
Bevoegde instanties van de EU-lidstaten — bevoegdheden en plichten
Lidstaten moeten maatregelen nemen om hun bevoegde instanties in staat te stellen hun controle- en toezichtstaken uit te oefenen. Ze kunnen ook maatregelen nemen om hun bevoegde instanties in staat te stellen controle en toezicht uit te oefenen op verdachte transacties met niet-geregistreerde stoffen. Deze maatregelen moeten met name het volgende omvatten:
het verkrijgen van informatie over alle orders voor of transacties met geregistreerde en niet-geregistreerde stoffen;
het betreden van de bedrijfsruimten van de marktdeelnemers en de gebruikers om bewijzen van onregelmatigheden te verzamelen;
waar nodig, het vasthouden en in beslag nemen van zendingen die niet voldoen aan het bepaalde in deze verordening of het voorkomen dat niet-geregistreerde stoffen worden gebruikt om verdovende middelen of psychotrope stoffen op illegale wijze te vervaardigen.
Ze moeten ervoor zorgen dat de bevoegde instanties vertrouwelijke bedrijfsinformatie respecteren en sancties bij overtredingen van de regels invoeren en opleggen.
Europese databank
Bij de verordening wordt een Europese databank over drugsprecursoren opgezet. Deze dient om:
de procedure te vereenvoudigen die EU-lidstaten moeten volgen om inbeslagnames en onderschepte zendingen te melden;
een lijst bij te houden van marktdeelnemers en gebruikers die in het bezit zijn van een vergunning of een registratie om op wettige wijze drugsprecursoren te verhandelen of te gebruiken;
marktdeelnemers in staat te stellen om aan de bevoegde instanties beknopte informatie te verstrekken over hun transacties met geregistreerde stoffen.
Uitvoeringsbesluiten en gedelegeerde handelingen
Verordening (EU) 2015/1013 bevat regels voor de afgifte van vergunningen aan en de registratie van marktdeelnemers en gebruikers en hun opname in de Europese databank voor drugsprecursoren, het verstrekken van informatie die vereist is om toezicht te kunnen uitoefenen op de handel door marktdeelnemers en de invoer- en uitvoervergunningen op het gebied van drugsprecursoren.
Verordening (EU) 2015/1011 bevat:
zijn voorwaarden uiteengezet voor het verlenen van vergunningen en registraties;
de gevallen waarin geen vergunning of registratie is vereist;
de criteria aan de hand waarvan de legale doeleinden van een transactie kunnen worden aangetoond;
is bepaald welke informatie vereist is om toezicht te houden op de handel; en
de voorschriften voor de te verstrekken informatie over de uitvoering van de toezichtmaatregelen met betrekking tot de handel in drugsprecursoren.
Bij de Verordeningen (EU) 2016/1443, (EU) 2018/729 en (EU) 2020/1737 wordt de lijst van stoffen van categorie 1 uitgebreid.
Drugsprecursoren. Dit zijn stoffen die voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen worden gebruikt.
Geregistreerde stof. Elke in bijlage I bij deze verordening genoemde stof waarvan bekend is dat ze wordt gebruikt bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.
Gebruiker. Een natuurlijke of rechtspersoon die geen marktdeelnemer is (zie het volgende kernbegrip), die in het bezit is van een geregistreerde stof en betrokken is bij de verwerking, formulering, consumptie, opslag, bewaring, behandeling, overbrenging in recipiënten, overbrenging van de ene recipiënt naar de andere, vermenging, bewerking of elke andere gebruikmaking van geregistreerde stoffen.
Marktdeelnemer. Elke natuurlijke of rechtspersoon die betrokken is bij het in de handel brengen van geregistreerde stoffen.
Niet-geregistreerde stof. Elke stof die weliswaar niet in bijlage I bij deze verordening wordt genoemd, maar waarvan bekend is dat ze wordt gebruikt bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.
BELANGRIJKSTE DOCUMENT
Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van inzake drugsprecursoren (PB L 47 van , blz. 1-10).
Achtereenvolgende wijzigingen aan Verordening (EG) nr. 273/2004 werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.
GERELATEERDE DOCUMENTEN
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1013 van de Commissie van tot vaststelling van voorschriften met betrekking tot Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake drugsprecursoren en Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Unie en derde landen in drugsprecursoren (PB L 162 van , blz. 33-64).
Gedelegeerde verordening (EU) nr. 2015/1011 van de Commissie van tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake drugsprecursoren en Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Unie en derde landen in drugsprecursoren, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1277/2005 van de Commissie (PB L 162 van , blz. 12-25).
Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad van houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Unie en derde landen in drugsprecursoren (PB L 22 van , blz. 1-10).
90/611/EEG: Besluit van de Raad van betreffende de sluiting namens de Europese Economische Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (PB L 326 van , blz. 56-57).