Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 16 juli 2015 – P

(Zaak C‑507/14) ( 1 )

„Prejudiciële verwijzing — Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof — Geen redelijke twijfel — Rechterlijke bevoegdheid in burgerlijke zaken — Verordening (EG) nr. 2201/2003 — Artikel 16, lid 1, onder a) — Bepaling van het tijdstip waarop een zaak bij een gerecht aanhangig is gemaakt — Verzoek tot schorsing van de procedure — Geen invloed”

1. 

Prejudiciële vragen — Antwoord waarover redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan — Toepassing van artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering (Art. 267 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 99) (cf. punten 28, 29)

2. 

Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid — Verordening nr. 2201/2003 — Tijdstip waarop een zaak bij een gerecht aanhangig is gemaakt — Tijdstip waarop het stuk waarmee het geding wordt ingeleid, of een gelijkwaardig stuk, bij dit gerecht wordt ingediend — Schorsing van de procedure op initiatief van de verzoeker die de procedure heeft ingeleid, vóór die procedure aan de verwerende partij is betekend — Geen invloed — Voorwaarde [Verordening nr. 2201/2003 van de Raad, art. 16, lid 1, a)] (cf. punten 30‑34, 37, 39‑41, 43 en dictum)

3. 

Prejudiciële vragen — Bevoegdheid van het Hof — Grenzen — Bevoegdheid van de nationale rechter — Vaststelling en beoordeling van de feiten van het geding — Toepassing van de door het Hof uitgelegde bepalingen (Art. 267 VWEU) (cf. punt 42)

Dictum

Artikel 16, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000, moet aldus worden uitgelegd dat een zaak wordt geacht bij een gerecht aanhangig te zijn gemaakt op het tijdstip waarop het stuk waarmee het geding wordt ingeleid of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, ook al is de procedure ondertussen geschorst op initiatief van de verzoeker die de procedure heeft ingeleid, zonder dat deze procedure is betekend aan de verwerende partij en zonder dat deze laatste daarvan kennis had of op enige wijze heeft geïntervenieerd, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten de vereiste stappen te nemen teneinde het stuk aan de verwerende partij te doen betekenen of mede te delen.


( 1 ) PB C 65 van 23.2.2015.