EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61997CJ0233

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 3 december 1998.
KappAhl Oy.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Uudenmaan lääninoikeus - Finland.
Vrij verkeer van goederen - Producten in vrij verkeer - Akte van toetreding van Republiek Oostenrijk, Republiek Finland en Koninkrijk Zweden - Afwijkingsbepalingen - Artikel 99.
Zaak C-233/97.

European Court Reports 1998 I-08069

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1998:585

61997J0233

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 3 december 1998. - KappAhl Oy. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Uudenmaan lääninoikeus - Finland. - Vrij verkeer van goederen - Producten in vrij verkeer - Akte van toetreding van Republiek Oostenrijk, Republiek Finland en Koninkrijk Zweden - Afwijkingsbepalingen - Artikel 99. - Zaak C-233/97.

Jurisprudentie 1998 bladzijde I-08069


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


Toetreding van nieuwe lidstaten tot Gemeenschappen - Finland - Vrij verkeer van goederen - Gemeenschappelijk douanetarief - Tijdelijke afwijking - Nationaal douanetarief, ten aanzien van derde landen van toepassing voor bepaalde producten - Toepassing op invoer van uit derde land afkomstige producten die in andere lidstaat in vrij verkeer zijn gebracht - Ontoelaatbaarheid

(Toetredingsakte van 1994, art. 99)

Samenvatting


Artikel 99 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, moet aldus worden uitgelegd, dat het de Republiek Finland niet toestond gedurende een periode van drie jaar vanaf haar toetreding tot de Gemeenschap op 1 januari 1995 douanerechten te heffen over de invoer van producten die reeds in een andere lidstaat in het vrije verkeer waren gebracht.

Uit de tekst van artikel 99 van de Toetredingsakte blijkt namelijk, dat die bepaling in een tijdelijke afwijking van de volledige toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief in het handelsverkeer tussen de Republiek Finland en derde landen voorziet voor de in bijlage XI bij de Toetredingsakte genoemde producten. Die bepaling bevat daarentegen geen enkele afwijking van het beginsel van vrij verkeer van goederen tussen lidstaten, ongeacht of het gaat om uit de lidstaten afkomstige producten dan wel om daarmee gelijkgestelde producten.

Partijen


In zaak C-233/97,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Uudenmaan lääninoikeus (Finland), in een aldaar door

KappAhl Oy

"ingeleide procedure, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 99 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB 1994, C 241, blz. 21), zoals gewijzigd bij besluit 95/1/EG, Euratom, EGKS van de Raad van 1 januari 1995 houdende aanpassing van de documenten betreffende de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie (PB L 1, blz. 1),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE

(Eerste kamer),

samengesteld als volgt: D. A. O. Edward (rapporteur), waarnemend voor de kamerpresident, L. Sevón en M. Wathelet, rechters,

advocaat-generaal: G. Cosmas

griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- KappAhl Oy, vertegenwoordigd door J. Örndahl en J. Kauppinen, advocaten te Helsinki,

- de Finse regering, vertegenwoordigd door T. Pynnä, juridisch adviseur bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Nolin en E. Paasivirta, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van KappAhl Oy, de Finse regering en de Commissie ter terechtzitting van 14 mei 1998,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 9 juli 1998,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 19 juni 1997, ingekomen bij het Hof op 25 juni daaraanvolgend, heeft de Uudenmaan lääninoikeus (administratieve rechtbank van de provincie Uusimaa) krachtens artikel 177 EG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van artikel 99 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB 1994, C 241, blz. 21), zoals gewijzigd bij besluit 95/1/EG, Euratom, EGKS van de Raad van 1 januari 1995 houdende aanpassing van de documenten betreffende de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie (PB L 1, blz. 1; hierna: "Toetredingsakte").

2 Die vraag is gerezen in het kader van een door KappAhl Oy (hierna: "KappAhl"), een vennootschap naar Fins recht, ingeleide procedure naar aanleiding van de heffing van bepaalde douanerechten over de invoer van textiel- en kledingproducten vanuit Zweden in Finland.

3 Artikel 2 van de Toetredingsakte bepaalt: "Onmiddellijk bij de toetreding zijn de oorspronkelijke Verdragen en de door de instellingen vóór de toetreding genomen besluiten verbindend voor de nieuwe lidstaten en in deze staten toepasselijk onder de voorwaarden voorzien in deze Verdragen en in deze Akte."

4 Artikel 10 luidt evenwel als volgt: "Ten aanzien van de toepassing van de oorspronkelijke Verdragen en van de door de instellingen genomen besluiten gelden, bij wijze van overgang, de in deze Akte neergelegde afwijkende bepalingen."

5 Artikel 99 van de Toetredingsakte bepaalt:

"De Republiek Finland mag gedurende drie jaar vanaf de toetreding voor de in bijlage XI genoemde producten zijn douanetarief ten aanzien van derde landen handhaven.

Gedurende deze periode vermindert de Republiek Finland het verschil tussen zijn basisrecht en het recht van het gemeenschappelijk douanetarief volgens het volgende tijdschema:

- op 1 januari 1996 wordt elk verschil tussen het basisrecht en het GDT-recht verminderd tot 75 %;

- op 1 januari 1997 wordt elk verschil tussen het basisrecht en het GDT-recht verminderd tot 40 %.

De Republiek Finland past het gemeenschappelijk douanetarief vanaf 1 januari 1998 volledig toe."

6 Ingevolge § 1, lid 2, van de eräistä väliaikaisista tulleista annettu laki (1255/94) (Finse wet betreffende bepaalde tijdelijke douanerechten; hierna: "nationale wet") wordt over goederen uit een derde land die in een andere lidstaat in het vrije verkeer zijn gebracht en derhalve reeds bij binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap zijn belast overeenkomstig verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), een recht geheven ten belope van het verschil tussen het in de bijlage bij de nationale wet genoemde douanerecht en het bij invoer in de Gemeenschap geheven recht.

7 Tussen 29 maart 1995 en 26 juni 1996 voerde KappAhl textiel- en kledingproducten van oorsprong uit derde landen vanuit Zweden in Finland in.

8 Bij de invoer van de producten in Zweden waren de op grond van verordening nr. 2658/87 verschuldigde communautaire douanerechten voldaan en die producten bevonden zich dus in die lidstaat in het vrije verkeer.

9 Bij de invoer van die producten in Finland moest KappAhl eveneens Finse douanerechten betalen. Volgens de 1 056 beschikkingen die de Lahden tullikamari (douanekantoor te Lahti) op grond van § 1, lid 2, van de nationale wet had gegeven, bedroegen die in totaal 6 911 586 FIM.

10 Van mening dat die beschikkingen in strijd waren met de artikelen 9, 12 en 13 EG-Verdrag, stelde KappAhl bij de verwijzende rechter beroep in strekkende tot nietigverklaring van die beschikkingen en tot terugbetaling van de ter uitvoering van die beschikkingen betaalde bedragen vermeerderd met de wettelijke interest. Zij stelt dienaangaande, dat artikel 99 van de Toetredingsakte de Republiek Finland niet toestond, douanerechten te heffen over de invoer van goederen die zich reeds in de Gemeenschap in het vrije verkeer bevonden.

11 De Finse autoriteiten stellen daarentegen, dat de bewoordingen van artikel 99 van de Toetredingsakte onduidelijk zijn. Huns inziens kan die bepaling zowel doelen op rechtstreeks uit derde landen ingevoerde goederen als op goederen die weliswaar uit een andere lidstaat worden ingevoerd, doch uit die derde landen afkomstig zijn.

12 Dienaangaande merkt de verwijzende rechter op, dat de Commissie de Finse autoriteiten in december 1995 heeft meegedeeld, dat haars inziens artikel 99 van de Toetredingsakte geen uitzondering op het beginsel van vrij verkeer van goederen als de in § 1, lid 2, van de nationale wet geformuleerde uitzondering toestond. De Finse autoriteiten lieten daarop weten, dat zij die mening niet deelden, doch dat de betrokken bepaling om praktische redenen per 1 juli 1996 zou worden ingetrokken.

13 Omdat hij twijfelt omtrent de aan artikel 99 van de Toetredingsakte te geven uitlegging heeft de verwijzende rechter besloten de behandeling van de zaak te schorsen, en het Hof de volgende prejudiciële vraag voor te leggen:

"Moet artikel 99 van de Akte van toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden aldus worden uitgelegd, dat het ook doelt op uit derde landen afkomstige goederen die zich in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap in het vrije verkeer bevinden en van daaruit in Finland worden ingevoerd?"

14 Met die vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen, of artikel 99 van de Toetredingsakte aldus moet worden uitgelegd, dat het de Republiek Finland toestond gedurende een periode van drie jaar vanaf de toetreding tot de Gemeenschap op 1 januari 1995 douanerechten te heffen over de invoer van producten die zich reeds in een andere lidstaat in het vrije verkeer bevonden.

15 Blijkens de artikelen 2 en 10 van de Toetredingsakte berust die akte op het beginsel van de onmiddellijke en volledige toepasselijkheid van het gemeenschapsrecht op de nieuwe lidstaten, in dier voege dat er slechts van kan worden afgeweken voor zover zulks in de overgangsbepalingen met zoveel woorden is voorzien (zie, mutatis mutandis, arrest van 9 december 1982, Metallurgiki Halyps/Commissie, 258/81, Jurispr. blz. 4261, punt 8).

16 Derhalve zijn de verdragsbepalingen inzake vrij verkeer van goederen, inzonderheid de artikelen 9 en 10 van het Verdrag, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 99 van de Toetredingsakte, in Finland ten volle van toepassing vanaf de toetreding van dit land tot de Gemeenschap.

17 Hieruit volgt, dat indien artikel 99 van de Toetredingsakte de handhaving van douanerechten als de in het hoofdgeding aan de orde zijnde niet toestond, de heffing daarvan in strijd zou zijn met artikel 9 van het Verdrag, omdat die douanerechten betrekking hebben op producten die ingevolge artikel 10, lid 1, van het Verdrag definitief en volledig zijn gelijkgesteld met producten van oorsprong uit de lidstaten (arrest van 15 december 1976, Donckerwolcke, 41/76, Jurispr. blz. 1921, punt 17).

18 Artikel 99 van de Toetredingsakte behelst een afwijking van de verdragsregels inzake vrij verkeer van goederen en moet derhalve strikt worden uitgelegd (zie, in die zin, arrest van 23 maart 1983, Peskeloglou, 77/82, Jurispr. blz. 1085, punt 12). Voorts moeten de door de Toetredingsakte toegestane afwijkingen van de voorschriften van het Verdrag aldus worden uitgelegd, dat de doelstellingen van het Verdrag gemakkelijker kunnen worden verwezenlijkt en volledige toepassing van de voorschriften ervan mogelijk wordt (arrest van 25 februari 1988, Commissie/Griekenland, 194/85 en 241/85, Jurispr. blz. 1037, punt 20).

19 Uit de tekst van artikel 99 van de Toetredingsakte blijkt evenwel, dat die bepaling voorziet in een tijdelijke afwijking van de volledige toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief in het handelsverkeer tussen de Republiek Finland en derde landen voor de in bijlage XI bij de Toetredingsakte genoemde producten. Die bepaling bevat daarentegen geen enkele afwijking van het beginsel van vrij verkeer van goederen tussen lidstaten, ongeacht of het gaat om uit de lidstaten afkomstige producten dan wel om daarmee gelijkgestelde producten.

20 Met die letterlijke uitlegging van artikel 99 van de Toetredingsakte zijn de doelstellingen van het Verdrag trouwens het meest gediend omdat bij die uitlegging de voorschriften van het Verdrag vollediger toepassing vinden dan bij de door de Finse regering voorgestane uitlegging, volgens welke die bepaling eveneens van toepassing is op producten die in de Gemeenschap in het vrije verkeer zijn gebracht.

21 Dat marktdeelnemers zich gedurende de overgangsperiode aan betaling van de Finse douanerechten hebben weten te onttrekken door voor Finland bestemde goederen van oorsprong uit een derde land via een andere lidstaat in te voeren, kan een ruimere uitlegging van die bepaling niet rechtvaardigen. Wegens het belang van het beginsel van vrij verkeer van goederen tussen lidstaten moet een - zij het tijdelijke - afwijking duidelijk en ondubbelzinnig zijn toegestaan.

22 Ten slotte stelt de Finse regering, dat de uitlegging volgens welke artikel 99 van de Toetredingsakte van toepassing is op producten die zich in de Gemeenschap in het vrije verkeer bevinden, wordt geschraagd door individuele standpuntbepalingen en door een gemeenschappelijke verklaring van de lidstaten tijdens de onderhandelingen die aan de goedkeuring van de Toetredingsakte zijn voorafgegaan.

23 Dienaangaande behoeft slechts te worden opgemerkt, dat individuele standpuntbepalingen noch een gemeenschappelijke verklaring van de lidstaten kunnen worden gebruikt bij de uitlegging van een bepaling wanneer, zoals in casu, de inhoud ervan niet in de tekst van de bepaling is terug te vinden en dus geen rechtskracht heeft (zie, in die zin, arresten van 13 februari 1996, Bautiaa en Société française maritime, C-197/94 en C-252/94, Jurispr. blz. I-505, punt 51; 26 februari 1991, Antonissen, C-292/89, Jurispr. blz. I-745, punt 18, en 30 januari 1985, Commissie/Denemarken, 143/83, Jurispr. blz. 427, punt 13).

24 Mitsdien moet op de vraag worden geantwoord, dat artikel 99 van de Toetredingsakte aldus moet worden uitgelegd, dat het de Republiek Finland niet toestond gedurende een periode van drie jaar vanaf de toetreding tot de Gemeenschap op 1 januari 1995 douanerechten te heffen over de invoer van producten die reeds in een andere lidstaat in het vrije verkeer waren gebracht.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

25 De kosten door de Finse regering en de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

uitspraak doende op de door de Uudenmaan lääninoikeus bij beschikking van 19 juni 1997 gestelde vraag, verklaart voor recht:

Artikel 99 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, zoals gewijzigd bij besluit 95/1/EG, Euratom, EGKS van de Raad van 1 januari 1995 houdende aanpassing van de documenten betreffende de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd, dat het de Republiek Finland niet toestond gedurende een periode van drie jaar vanaf de toetreding tot de Gemeenschap op 1 januari 1995 douanerechten te heffen over de invoer van producten die reeds in een andere lidstaat in het vrije verkeer waren gebracht.

Top