ARREST VAN HET HOF (Negende kamer)

19 november 2015 ( * )

„Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 2001/29/EG — Artikel 3, lid 1 — Mededeling aan het publiek — Begrippen ‚mededeling’ en ‚publiek’ — Distributie van televisieprogramma’s — ,Directe injectie’-techniek”

In zaak C‑325/14,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Hof van beroep te Brussel (België) bij beslissing van 17 juni 2014, ingekomen bij het Hof op 7 juli 2014, in de procedure

SBS Belgium NV

tegen

Belgische Vereniging van Auteurs, Componisten en Uitgevers (SABAM),

wijst

HET HOF (Negende kamer),

samengesteld als volgt: J. Malenovský (rapporteur), waarnemend voor de kamerpresident, M. Safjan en K. Jürimäe, rechters,

advocaat-generaal: N. Wahl,

griffier: M. Ferreira, hoofdadministrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 10 juni 2015,

gelet op de opmerkingen van:

SBS Belgium NV, vertegenwoordigd door P. Maeyaert en A. De Bleeckere, advocaten,

de Belgische Vereniging van Auteurs, Componisten en Uitgevers (SABAM), vertegenwoordigd door E. Marissens, advocaat,

de Franse regering, vertegenwoordigd door D. Segoin en F.‑X. Bréchot als gemachtigden,

de Poolse regering, vertegenwoordigd door B. Majczyna als gemachtigde,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door J. Samnadda en F. Wilman als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167, blz. 10).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen SBS Belgium NV (hierna: „SBS”) en de Belgische Vereniging van Auteurs, Componisten en Uitgevers (SABAM) over de verplichting een billijke vergoeding te betalen voor de distributie van programma’s via directe injectie.

Toepasselijke bepalingen

3

Overwegingen 23 en 27 van richtlijn 2001/29 luiden als volgt:

„(23)

Deze richtlijn moet het recht van de auteur van mededeling van werken aan het publiek verder harmoniseren. Aan dit recht moet een ruime betekenis worden gegeven die iedere mededeling omvat die aan niet op de plaats van oorsprong van de mededeling aanwezig publiek wordt gedaan. Dit recht dient zich uit te strekken tot elke dergelijke doorgifte of wederdoorgifte van een werk aan het publiek, per draad of draadloos, met inbegrip van uitzending. Dit recht heeft geen betrekking op enige andere handeling.

[...]

(27)

De beschikbaarstelling van fysieke faciliteiten om een mededeling mogelijk te maken of te verrichten is op zich geen mededeling in de zin van deze richtlijn.”

4

Artikel 3 van deze richtlijn heeft als opschrift „Recht van mededeling van werken aan het publiek en recht van beschikbaarstelling van ander materiaal voor het publiek” en bepaalt:

„1.   De lidstaten voorzien ten behoeve van auteurs in het uitsluitende recht, de mededeling van hun werken aan het publiek, per draad of draadloos, met inbegrip van de beschikbaarstelling van hun werken voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, toe te staan of te verbieden.

[...]

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde rechten worden niet uitgeput door enige handeling, bestaande in een mededeling aan het publiek of beschikbaarstelling aan het publiek overeenkomstig dit artikel.”

Hoofdgeding en prejudiciële vraag

5

SABAM, een auteursrechtenorganisatie, vertegenwoordigt auteurs bij het verlenen van toestemming voor het gebruik door een derde van hun auteursrechtelijk beschermde werken en bij het innen van de voor dat gebruik verschuldigde vergoeding.

6

SBS is een Nederlandstalige commerciële omroeporganisatie die televisieprogramma’s produceert en exploiteert. In het kader van haar omroepactiviteiten exploiteert SBS in België een aantal private commerciële zenders. Haar programmering omvat zowel programma’s van eigen makelij als aangekochte programma’s van binnenlandse en buitenlandse productiehuizen en programmaleveranciers.

7

SBS verricht haar uitzendingen uitsluitend via een techniek die bekendstaat als directe of rechtstreekse injectie. Het gaat om een tweeledig proces waarbij SBS haar programmadragende signalen via een private lijn „punt tot punt” doorgeeft aan haar distributeurs, zoals Belgacom, Telenet en TV Vlaanderen. In dit stadium kunnen deze signalen niet worden ontvangen door leden van het publiek. Vervolgens sturen de distributeurs de – door hen al dan niet gecodeerde – signalen naar hun abonnees, zodat deze de programma’s, al dan niet met behulp van een door hun distributeur ter beschikking gestelde decoder, kunnen bekijken op hun toestel. Afhankelijk van de betrokken distributeur worden de signalen doorgegeven via satelliet (TV Vlaanderen), via de kabel (Telenet) of via een xDSL‑lijn (Belgacom).

8

Volgens SABAM doet SBS als omroeporganisatie een mededeling aan het publiek als bedoeld in artikel 3 van richtlijn 2001/29, door via directe injectie uit te zenden. Derhalve is toestemming van de auteursrechthebbenden vereist. SABAM verzoekt om betaling van een bepaald bedrag als vergoeding.

9

SBS betwist dat verzoek. Volgens SBS verrichten alleen de distributeurs en andere soortgelijke organisaties een auteursrechtelijk relevante mededeling aan het betreffende publiek. Zij meent dus dat zij geen vergoeding verschuldigd is.

10

De Rechtbank van koophandel te Brussel heeft het verzoek van SABAM toegewezen en SBS veroordeeld tot betaling van bijna één miljoen EUR aan auteursrechten voor 2009.

11

SBS is tegen het vonnis van die rechtbank in hoger beroep gegaan bij de verwijzende rechter.

12

Tegen deze achtergrond heeft het Hof van beroep te Brussel de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

Beantwoording van de prejudiciële vraag

13

Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat een omroeporganisatie een mededeling aan het publiek in de zin van deze bepaling doet wanneer zij haar programmadragende signalen uitsluitend aan de distributeurs van signalen doorgeeft zonder dat die signalen tijdens en naar aanleiding van die doorgifte toegankelijk zijn voor het publiek, en die distributeurs de signalen vervolgens naar hun respectievelijke abonnees sturen, zodat deze de programma’s kunnen bekijken.

14

In dit verband moet worden opgemerkt dat richtlijn 2001/29 als belangrijkste doelstelling heeft een hoog beschermingsniveau voor auteurs te verwezenlijken, zodat zij met name bij een mededeling aan het publiek een passende beloning voor het gebruik van hun werk kunnen ontvangen. Aan het in artikel 3, lid 1, van deze richtlijn gebruikte begrip „mededeling aan het publiek” moet dus een ruime betekenis worden gegeven, zoals overigens uitdrukkelijk vermeld staat in overweging 23 van de richtlijn (arrest ITV Broadcasting e.a., C‑607/11, EU:C:2013:147, punt 20en aldaar aangehaalde rechtspraak).

15

Het Hof heeft reeds geoordeeld dat het begrip „mededeling aan het publiek” als bedoeld in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29, twee cumulatieve elementen met elkaar verbindt, namelijk een „handeling bestaande in een mededeling” van een werk en de mededeling ervan aan een „publiek” (zie arrest Svensson e.a., C‑466/12, EU:C:2014:76, punt 16).

16

Wat in de eerste plaats de „handeling bestaande in een mededeling” betreft, is het zo dat elke doorgifte van beschermde werken daaronder valt, ongeacht het gebruikte technische middel of procedé (arrest Football Association Premier League e.a., C‑403/08 en C‑429/08, EU:C:2011:631, punt 193).

17

Voorts moet elke doorgifte of wederdoorgifte van een werk waarbij een specifieke technische werkwijze wordt gebruikt, in beginsel individueel door de auteur van het betrokken werk worden toegestaan (arrest ITV Broadcasting e.a., C‑607/11, EU:C:2013:147, punt 24).

18

In casu blijkt uit het verzoek om een prejudiciële beslissing dat de omroeporganisatie waarop het hoofdgeding betrekking heeft, de programmadragende signalen via satelliet, de kabel of een xDSL‑lijn, en dus via verschillende technische middelen of procedés, doorgeeft aan verschillende distributeurs van signalen.

19

Hieruit volgt dat een dergelijke, al dan niet gelijktijdige, doorgifte is aan te merken als „handeling bestaande in een mededeling” in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29.

20

In de tweede plaats is, wil sprake zijn van „mededeling aan het publiek” als bedoeld in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29, tevens vereist, zoals in punt 15 van het onderhavige arrest in herinnering is geroepen, dat de beschermde werken daadwerkelijk worden meegedeeld aan een „publiek”.

21

In dit verband blijkt uit de rechtspraak van het Hof dat het begrip „publiek” op een onbepaald aantal potentiële kijkers ziet en voorts een vrij groot aantal personen impliceert (zie in die zin arresten SGAE, C‑306/05, EU:C:2006:764, punten 37 en 38, en ITV Broadcasting e.a., C‑607/11, EU:C:2013:147, punt 32).

22

In een situatie als in het hoofdgeding geeft de betrokken omroeporganisatie, zoals duidelijk blijkt uit de prejudiciële vraag, de programmadragende signalen evenwel door aan bepaalde individuele distributeurs zonder dat potentiële kijkers daar toegang toe kunnen hebben.

23

De werken die worden doorgegeven door een omroeporganisatie als in het hoofdgeding, worden dus niet meegedeeld aan het „publiek” in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29, maar wel aan bepaalde individuele ondernemers.

24

Vanwege het – in punt 15 van het onderhavige arrest in herinnering geroepen – cumulatieve karakter van de twee wezenskenmerken van een mededeling aan het publiek, valt de door een omroeporganisatie als in het hoofdgeding verrichte doorgifte in beginsel niet onder het begrip „mededeling aan het publiek” in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de beschermde werken worden meegedeeld aan een publiek.

25

Niettemin kan niet van meet af worden uitgesloten dat in bepaalde omstandigheden abonnees van distributeurs als die in het hoofdgeding, kunnen worden aangemerkt als het „publiek” waarvoor de oorspronkelijke doorgifte van de omroeporganisatie bestemd is.

26

Om te beginnen staat vast dat distributeurs als in casu, anders dan instanties en bedrijven als de hotels in de zaken die hebben geleid tot de arresten SGAE (C‑306/05, EU:C:2006:764) en Phonographic Performance (Ireland) (C‑162/10, EU:C:2012:141), in geen geval deel zijn van dat publiek.

27

Hieruit volgt dat de abonnees voor wie de door de betrokken distributeurs verrichte doorgifte bestemd is, bij voorbaat niet kunnen worden aangemerkt als een „nieuw”, niet met de oorspronkelijke mededeling van de omroeporganisatie beoogd, publiek (zie a contrario arrest SGAE, C‑306/05, EU:C:2006:764, punt 40).

28

Derhalve is in het hoofdgeding slechts sprake van één „publiek”, namelijk het publiek dat wordt gevormd door de optelsom van de abonnees van de distributeurs.

29

In dit verband volgt uit de bewoordingen van de vraag, zoals gesteld door de verwijzende rechter, dat de abonnees de televisieprogramma’s kunnen bekijken door tussenkomst van die distributeurs.

30

Het Hof heeft reeds geoordeeld dat de door een ondernemer als in casu aan zijn abonnees verrichte distributie van het uitgezonden werk een zelfstandige dienst vormt waarmee winst wordt beoogd, aangezien de abonnementsprijs door hen niet aan de omroeporganisatie, maar aan de ondernemer wordt betaald en niet voor eventuele technische prestaties verschuldigd is, maar voor de toegang tot de betrokken mededeling en daarmee tot de beschermde werken (zie naar analogie arrest Airfield en Canal Digitaal, C‑431/09 en C‑432/09, EU:C:2011:648, punt 80).

31

Een door een ondernemer verrichte doorgifte die plaatsvindt onder de in het voorgaande punt van het onderhavige arrest genoemde omstandigheden, is dus niet slechts een technisch middel om de ontvangst van de oorspronkelijke uitzending in het ontvangstgebied mogelijk te maken of te verbeteren (zie naar analogie arrest Airfield en Canal Digitaal, C‑431/09 en C‑432/09, EU:C:2011:648, punt 79).

32

Toch valt niet uit te sluiten dat een distributeur geen autonome positie heeft ten opzichte van de omroeporganisatie en dat de door hem verrichte distributie zuiver technisch van aard is, zodat de tussenkomst van de distributeur slechts een technisch middel zou zijn in de zin van de rechtspraak van het Hof (zie met name arresten Football Association Premier League e.a., C‑403/08 en C‑429/08, EU:C:2011:631, punt 194, en Airfield en Canal Digitaal, C‑431/09 en C‑432/09, EU:C:2011:648, punten 74 en 79).

33

Mocht dit het geval zijn, wat ter beoordeling van de verwijzende rechter staat, dan zouden de abonnees van de betrokken distributeurs kunnen worden aangemerkt als het relevante publiek van de door de omroeporganisatie verrichte mededeling, met als gevolg dat sprake zou zijn van „mededeling aan het publiek” door die omroeporganisatie.

34

Gelet op al het voorgaande moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord dat artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat een omroeporganisatie geen mededeling aan het publiek in de zin van deze bepaling doet wanneer zij haar programmadragende signalen uitsluitend aan de distributeurs van signalen doorgeeft zonder dat die signalen tijdens en naar aanleiding van die doorgifte toegankelijk zijn voor het publiek, en die distributeurs de signalen vervolgens naar hun respectievelijke abonnees sturen, zodat deze de programma’s kunnen bekijken, tenzij de tussenkomst van de betrokken distributeurs slechts louter een technisch middel is, hetgeen ter beoordeling staat van de verwijzende rechter.

Kosten

35

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Negende kamer) verklaart voor recht:

 

Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moet aldus worden uitgelegd dat een omroeporganisatie geen mededeling aan het publiek in de zin van deze bepaling doet wanneer zij haar programmadragende signalen uitsluitend aan de distributeurs van signalen doorgeeft zonder dat die signalen tijdens en naar aanleiding van die doorgifte toegankelijk zijn voor het publiek, en die distributeurs de signalen vervolgens naar hun respectievelijke abonnees sturen, zodat deze de programma’s kunnen bekijken, tenzij de tussenkomst van de betrokken distributeurs slechts louter een technisch middel is, hetgeen ter beoordeling staat van de verwijzende rechter.

 

ondertekeningen


( * )   Procestaal: Nederlands.