ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

15 november 2012 ( *1 )

„Gemeenschappelijk douanetarief — Tariefindeling — Gecombineerde nomenclatuur — In Rusland vervaardigde hybride ‚Taifun’-kabels die bestaan uit polypropyleen en staaldraad — Gegolfde beugels met afgeronde uiteinden die verbonden zijn door middel van schroef — Antidumpingrechten op invoer van bepaalde ijzeren of stalen kabels uit Tsjechië, Rusland, Thailand en Turkije”

In zaak C-558/11,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Augstākās tiesas Senāts (Letland) bij beslissing van 21 oktober 2011, ingekomen bij het Hof op 7 november 2011, in de procedure

SIA Kurcums Metal

tegen

Valsts ieņēmumu dienests,

wijst

HET HOF (Achtste kamer),

samengesteld als volgt: L. Bay Larsen, waarnemend voor de president van de Achtste kamer, A. Prechal (rapporteur) en E. Jarašiūnas, rechters,

advocaat-generaal: V. Trstenjak,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

SIA Kurcums Metal, vertegenwoordigd door I. Faksa, advokāte,

de Letse regering, vertegenwoordigd door I. Kalniņš en I. Ņesterova als gemachtigden,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door L. Bouyon en A. Sauka als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1549/2006 van de Commissie van 17 oktober 2006 (PB L 301, blz. 1; hierna: „GN”), in het bijzonder GN-onderverdelingen 5607 49 11, 7312 10 98 en 7317 00 90 en algemene regel 3 b voor de interpretatie van de GN, en artikel 1 van verordening (EG) nr. 1601/2001 van de Raad van 2 augustus 2001 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op de invoer van bepaalde soorten ijzeren of stalen kabels uit de Republiek Tsjechië, Rusland, Thailand en Turkije (PB L 211, blz. 1).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen SIA Kurcums Metal (hierna: „Kurcums Metal”) en de Valsts ieņēmumu dienests (Letse belastingdienst; hierna: „VID”) over de betaling van definitieve antidumpingrechten, invoerrechten en de belasting over de toegevoegde waarde met betrekking tot de invoer uit Rusland van kabels en beugels.

Toepasselijke bepalingen

Tariefindeling

3

Het eerste deel van de GN bevat een aantal inleidende bepalingen. In dit deel, in titel I, „Algemene regels”, bepaalt afdeling A, „Algemene regels voor de interpretatie van de [GN]”:

„Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen.

[...]

3.

Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:

a)

de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;

b)

mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijke karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;

c)

in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3 a en 3 b niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.

[...]”

4

Het tweede deel van de GN, „Tabel der rechten”, omvat met name posten 5607, 7312, 7317 00 en 7326.

5

Met betrekking tot post 5607 bepaalt de GN:

„5607

Bindgaren, touw en kabel, al dan niet gevlochten, ook indien geïmpregneerd, bekleed, bedekt of ommanteld met rubber of met kunststof:

[...]

 

 

van polyethyleen of van polypropyleen:

[...]

 

5607 49

andere:

 

van meer dan 50 000 decitex (5 g/m):

5607 49 11

gevlochten”

6

Met betrekking tot post 7312 bepaalt de GN:

„7312

Kabels, strengen, lengen en dergelijke artikelen, van ijzer of van staal, niet geïsoleerd voor het geleiden van elektriciteit:

7312 10

kabels en strengen:

7312 10 20

van roestvrij staal:

 

andere, met een grootste afmeting der dwarsdoorsnede:

[...]

 

 

van meer dan 3 mm:

[...]

 

 

kabels, gesloten kabels daaronder begrepen:

[...]

 

7312 10 98

andere”

7

Met betrekking tot post 7317 00 bepaalt de GN:

„7317 00

Draadnagels, spijkers, punaises, aangepunte krammen, gegolfde krambanden en dergelijke artikelen, van gietijzer, van ijzer of van staal, ook indien met een kop van andere stoffen, doch met uitzondering van die met een koperen kop:

[...]

 

 

andere:

[...]

 

7317 00 90

andere”

8

Met betrekking tot post 7326 bepaalt de GN:

„7326

Andere werken van ijzer of van staal:

[...]

 

7326 90

andere:

[...]

 

 

andere werken van ijzer of van staal:

[...]

 

7326 90 98

andere”

9

Volgens punt VIII van de toelichting van het wereldwijd geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”) bij algemene regel 3 b „[verschilt] het kenmerk dat het karakter van een goed bepaalt [...] per soort goederen. Het karakter van een goed kan, bijvoorbeeld, blijken uit de soort en aard van de stof of van de bestanddelen, uit hun omvang, hoeveelheid, gewicht, waarde of hun belang in verband met het gebruik ervan”.

10

De GS-toelichting op post 7317 bepaalt:

„Deze post omvat:

A)

Draadnagels, spijkers en dergelijke artikelen van welke soort dan ook, hoofdzakelijk vervaardigd volgens de volgende methoden:

[...]

B)

Verschillende soorten bijzondere draadnagels, zoals:

[...]”

Antidumpingvoorschriften

11

Artikel 1, lid 1, van verordening nr. 1601/2001 luidt:

„Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van ijzeren of stalen kabels, gesloten kabels daaronder begrepen, met uitzondering van roestvrijstalen kabels, met een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm, al dan niet voorzien van hulpstukken (fittings), ingedeeld onder [codes 7312 10 82, 7312 10 84, 7312 10 86, 7312 10 88 en 7312 10 99 van de GN, in de versie van verordening (EG) nr. 2263/2000 van de Commissie van 13 oktober 2000 tot wijziging van bijlage I van verordening nr. 2658/87 (PB L 264, blz. 1)], van oorsprong uit Tsjechië, Rusland, Thailand en Turkije.”

12

De Letse taalversie van verordening nr. 1601/2001 is gepubliceerd in de bijzondere uitgave in het Lets van het Publicatieblad van de Europese Unie, volume 38, hoofdstuk 11, blz. 62. In deze taalversie wordt GN-onderverdeling 7312 10 99 niet genoemd in artikel 1, lid 1, van deze verordening.

13

GN-onderverdeling 7312 10 99, in de versie van verordening nr. 2263/2000, komt overeen met GN-onderverdeling 7312 10 98, zoals vastgesteld door verordening nr. 1549/2006.

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

14

Blijkens de verwijzingsbeslissing heeft Kurcums Metal in 2007 goederen uit Rusland in Letland ingevoerd om ze in het vrije verkeer te brengen, die zij heeft aangegeven als kabels in de zin van GN-onderverdeling 5607 49 11 en sluitschalmen voor touwwerk in de zin van GN-onderverdeling 7317 00 90.

15

De door Kurcums Metal ingevoerde kabels zijn in Rusland vervaardigde „Taifun”-kabels uit composietmaterialen waarvan de kern, die omhuld is door een met zink beklede staaldraad met een diameter tot 1 mm, uit polypropyleen bestaat; om de kern heen zijn zes kabels gevlochten waarvan het hart van polypropyleen is, maar die omhuld zijn door een met zink beklede staaldraad met een diameter tot 1 mm en zes veeldradige leidingdraden. Deze kabels zijn geïsoleerd met polypropyleen en kunnen een diameter tussen 10 en 30 mm hebben. Zij worden gebruikt voor de productie van vistuig, meer in het bijzonder trawlnetten.

16

De door Kurcums Metal ingevoerde sluitschalmen voor touwwerk hebben de vorm van een beugel met afgeronde uiteinden die met elkaar verbonden zijn door middel van een aangedraaide schroef.

17

Tijdens een inspectie heeft de VID op grond van algemene regel 3 b voor de interpretatie van de GN vastgesteld dat de betrokken kabels onder GN-onderverdeling 7312 10 98 vielen, aangezien zij weliswaar uit verschillende materialen bestonden, te weten staal en polypropyleen, maar hun wezenlijke kenmerken, te weten de sterkte en het gewicht ervan, ontleenden aan het staal. Het synthetische weefsel heeft slechts tot doel de visnetten tegen beschadiging te beschermen, de slijtage ervan te beperken en de sterkte ervan te verhogen.

18

De betrokken beugels vielen volgens de VID onder GN-onderverdeling 7326 90 98, aangezien zij geen spitse en geribde uiteinden hadden en niet de kenmerken van „aangepunte krammen” hadden.

19

Bij beschikking van de VID van 25 februari 2008 is aan Kurcums Metal de betaling opgelegd van definitieve antidumpingrechten, invoerrechten en belasting over de toegevoegde waarde, vermeerderd met de vertragingsrente en een geldboete.

20

Kurcums Metal heeft beroep ingesteld tot nietigverklaring van deze beschikking, op grond dat de betrokken kabels moesten worden aangemerkt als elektrisch geïsoleerde producten en als kabels, aangezien de hybride „Taifun”-kabel werd gebruikt voor de productie van vistuig, te weten trawlnetten, en zijn wezenlijke karakter ontleende aan het gebruikte synthetische materiaal. De betrokken beugels moesten volgens haar worden aangemerkt als sluitschalmen voor touwwerk, aangezien GN-onderverdeling 7317 00 90 een nauwkeurigere omschrijving van de betrokken producten gaf.

21

Het beroep van Kurcums Metal is zowel in eerste aanleg als in hoger beroep verworpen. In het arrest van 27 december 2010 heeft de Administratīvā apgabaltiesa (regionale administratieve rechtbank) met name geoordeeld dat de argumenten van partijen inzake de kenmerken van de betrokken kabels niet voldoende overtuigend waren om de wezenlijke kenmerken van deze producten te kunnen vaststellen en derhalve moesten deze kabels overeenkomstig algemene regel 3 c voor de interpretatie van de GN worden ingedeeld onder de GN-post die van de verschillende in aanmerking komende posten in volgorde van nummering het laatst is geplaatst, dat wil zeggen GN-post 7312. Zij heeft geoordeeld dat de betrokken beugels niet de kenmerken van aangepunte krammen hadden, en aangezien deze of gelijksoortige goederen in geen enkele andere post van hoofdstuk 73 van de GN werden genoemd, had de VID ze terecht ingedeeld onder GN-onderverdeling 7326 90 98.

22

De verwijzende rechter, bij wie cassatieberoep tegen dit arrest is ingesteld, merkt op dat in GN-onderverdelingen 5607 49 11 en 7312 10 98 bepaalde bestanddelen van de betrokken kabels worden genoemd, waardoor krachtens algemene regel 3 b voor de interpretatie van de GN moet worden nagegaan aan welk materiaal het betrokken product zijn wezenlijke kenmerken ontleent. Volgens de verwijzende rechter is noch duidelijk wat de wezenlijke kenmerken van een kabel voor touwwerk zijn, noch hoe deze kenmerken moeten worden vastgesteld. De VID heeft immers het belang van de verschillende bestanddelen van de betrokken kabels beoordeeld en is van mening dat deze kabels hun wezenlijke kenmerk, hun sterkte, ontlenen aan de staaldraad, terwijl zij volgens Kurcums Metal hun sterkte ontlenen aan het polypropyleen.

23

De verwijzende rechter merkt tevens op dat indien in aanmerking wordt genomen dat het betrokken product bedoeld is om in de visserij te worden gebruikt, om preciezer te zijn om visnetten vast te maken, en derhalve om vissen uit het water te hijsen, dit betekent dat de kabel een touw is, en reeds aan de hand van de omschrijving van de GN-post kan de betrokken kabel worden ingedeeld onder GN-code 5607 49 11.

24

Volgens de verwijzende rechter is een bijkomende reden om te twijfelen aan de kwalificatie van een hybride kabel als een stalen kabel, het feit dat bij artikel 1 van verordening nr. 1601/2001 antidumpingrechten worden ingesteld op stalen kabels met een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm. Gelet op de in een hybride kabel gebruikte staaldraad, die een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van 1 mm heeft, ook al kan de volledige kabel een diameter tussen 10 en 30 mm hebben, bestaat in casu twijfel of de indeling van hybride kabels onder GN-onderverdeling 7312 10 98, zoals in casu, een onevenredige maatregel ter bescherming van de binnenlandse markt is.

25

De verwijzende rechter is van oordeel dat de toepassing van GN-onderverdeling 7326 90 98 op de betrokken gegolfde beugels met afgeronde uiteinden die verbonden zijn door middel van een schroef en worden gebruikt om touwen te verbinden, niet gerechtvaardigd is, aangezien de omschrijving van GN-onderverdeling 7317 00 90 voldoende concreet is om de betrokken producten onder deze onderverdeling in te delen. De omstandigheid dat deze producten niet de typische vorm van een aangepunte kram hebben en dat de uiteinden ervan niet spits maar afgerond zijn, en verbonden zijn door een aangedraaide schroef, is niet beslissend, aangezien deze beugels alle basisfuncties van een „aangepunte kram” vervullen en bedoeld zijn om twee of meer onderdelen te verbinden.

26

Van oordeel dat de beslechting van het bij hem aanhangige geding uitlegging van het Unierecht vereist, heeft de Augstākās tiesas Senāts de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

„1)

Vallen kabels die bestaan uit polypropyleen en staaldraad als die welke in casu aan de orde zijn, onder [GN-onderverdeling 5607 49 11]?

2)

Is het voor de indeling van kabels als die welke in casu aan de orde zijn, noodzakelijk om algemene regel 3 b voor de interpretatie van de [GN] toe te passen?

3)

Indien hybride kabels die bestaan uit polypropyleen en staaldraad, met een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm, als die welke in casu aan de orde zijn, niettemin onder onderverdeling 7312 10 98 van de [GN] vallen, vallen deze kabels dan ook onder artikel 1 van verordening [nr. 1601/2001]?

4)

Vallen gegolfde beugels met afgeronde uiteinden die verbonden zijn door middel van een schroef, onder onderverdeling 7317 00 90 van de [GN]?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

Eerste vraag

27

Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of GN-onderverdeling 5607 49 11 aldus moet worden uitgelegd dat kabels als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, die zijn samengesteld uit zowel polypropyleen als met zink beklede staaldraden, als zodanig onder deze onderverdeling vallen.

28

Vooraf zij eraan herinnerd dat wanneer het Hof een prejudiciële vraag krijgt voorgelegd op het gebied van de tariefindeling, het veeleer tot taak heeft de nationale rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan deze de betrokken producten correct in de GN kan indelen, dan zelf deze indeling te verrichten, temeer daar het Hof niet altijd over de daarvoor noodzakelijke gegevens beschikt. De nationale rechter lijkt hiertoe in ieder geval beter toegerust. Om de verwijzende rechter een nuttig antwoord te geven kan het Hof hem evenwel, in een geest van samenwerking met de nationale rechters, alle aanwijzingen geven die het noodzakelijk acht (arrest van 22 december 2010, Lecson Elektromobile, C-12/10, Jurispr. blz. I-14173, punt 15 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

29

Er zij eveneens aan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak, in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven (reeds aangehaald arrest Lecson Elektromobile, punt 16 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

30

De door de Europese Commissie voor de GN en door de Werelddouaneorganisatie voor het GS uitgewerkte toelichtingen zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten (zie met name arrest van 18 mei 2011, Delphi Deutschland, C-423/10, Jurispr. blz. I-4003, punt 24).

31

Aangaande de in het hoofdgeding aan de orde zijnde GN-onderverdelingen, te weten onderverdelingen 5607 49 11 en 7312 10 98, zij in de eerste plaats opgemerkt dat deze eerste onderverdeling, zoals blijkt uit de tekst van GN-post 5607 en de relevante onderverdelingen ervan, van toepassing is op bindgaren, touw en kabel, al dan niet gevlochten, van polyethyleen of van polypropyleen.

32

In de tweede plaats is GN-onderverdeling 7312 10 98 volgens de tekst van GN-post 7312 en de relevante onderverdelingen ervan van toepassing op kabels, gesloten kabels daaronder begrepen, van ijzer of van staal, met uitzondering van roestvrijstalen kabels, met een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm.

33

Uit deze teksten blijkt dat kabels als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, als zodanig noch onder GN-onderverdeling 5607 49 11 noch onder GN-onderverdeling 7312 10 98 vallen. Zoals volgt uit de omschrijving van deze kabels in de verwijzingsbeslissing die is overgenomen in punt 15 van het onderhavige arrest, zijn deze kabels immers samengesteld uit zowel polypropyleen als met zink beklede staaldraden. Deze twee materialen zijn zodanig verbonden dat zij samen de betrokken kabels vormen. Derhalve zijn deze kabels als zodanig noch touwen of kabels van polypropyleen noch stalen kabels.

34

Derhalve dient op de eerste prejudiciële vraag te worden geantwoord dat GN-onderverdeling 5607 49 11 aldus moet worden uitgelegd dat kabels als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, die zijn samengesteld uit zowel polypropyleen als met zink beklede staaldraden, als zodanig niet onder deze onderverdeling vallen.

Tweede vraag

35

Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of algemene regel 3 b voor de interpretatie van de GN aldus moet worden uitgelegd dat kabels als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, in het gemeenschappelijk douanetarief moeten worden ingedeeld met inachtneming van deze regel.

36

Vooraf zij erop gewezen dat, anders dan Kurcums Metal stelt, algemene regel 3 a voor de interpretatie van de GN niet van toepassing is op de tariefindeling van kabels als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn. Rekening houdend met de tweede volzin van deze algemene regel en gelet op de gronden in punt 33 van het onderhavige arrest, kan immers geen van beide in het hoofdgeding aan de orde zijnde GN-onderverdelingen worden aangemerkt als de onderverdeling met de meest specifieke omschrijving in de zin van deze algemene regel.

37

Er zij aan herinnerd dat krachtens algemene regel 3 b voor de interpretatie van de GN voor de tariefindeling van een product moet worden vastgesteld aan welke van de stoffen waaruit het is samengesteld, het zijn wezenlijke karakter ontleent. Dit kan worden gedaan door na te gaan of het product ook zonder het ene of het andere bestanddeel zijn kenmerkende eigenschappen behoudt (arresten van 26 oktober 2005, Turbon International, C-250/05, Jurispr. blz. I-10531, punt 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 18 juni 2009, Kloosterboer Services, C-173/08, Jurispr. blz. I-5347, punt 31).

38

Evenzo kan volgens punt VIII van de GS-toelichting op algemene regel 3 b de factor die het wezenlijke karakter bepaalt, afhankelijk van het type product, bijvoorbeeld blijken uit de aard van de stof waaruit de producten bestaan of de artikelen waaruit zij zijn samengesteld, de omvang, de hoeveelheid, het gewicht, de waarde of de belangrijkheid van een van de samenstellende stoffen in verband met het gebruik van deze producten (reeds aangehaalde arresten Turbon International, punt 22, en Kloosterboer Services, punt 32).

39

Uit het bij het Hof ingediende dossier blijkt niet dat kabels als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, hun wezenlijke karakter hetzij aan het polypropyleen hetzij aan de met zink beklede staaldraden ontlenen. Onder voorbehoud van verificatie door de verwijzende rechter, rekening houdend met alle hem voorgelegde feitelijke gegevens, blijkt met name niet dat deze kabels ook zonder een van deze materialen de eigenschappen zouden behouden die hen kenmerken als kabels die worden gebruikt voor de productie van vistuig, meer in het bijzonder trawlnetten.

40

Indien kabels als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, aan geen van beide materialen waaruit zij zijn samengesteld op zichzelf beschouwd hun wezenlijke karakter ontlenen, moeten zij niet met inachtneming van algemene regel 3 b voor de interpretatie van de GN maar, zoals de Letse regering en de Commissie terecht betogen, met inachtneming van algemene regel 3 c voor de interpretatie van de GN in het gemeenschappelijk douanetarief worden ingedeeld. Krachtens deze laatste regel moeten deze kabels worden ingedeeld onder de GN-post die van de verschillende in aanmerking komende posten in volgorde van nummering het laatst is geplaatst, wat in het hoofdgeding GN-onderverdeling 7312 10 98 blijkt te zijn.

41

Ten slotte zij opgemerkt dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde kabels in het gemeenschappelijk douanetarief moeten worden ingedeeld zonder dat het effect van deze indeling op de toepassing van verordening nr. 1601/2001 op deze kabels relevant is. Uit artikel 1 van deze verordening volgt immers dat de toepassing van deze verordening afhangt van deze indeling, en niet andersom.

42

Gelet op het voorgaande dient op de tweede prejudiciële vraag te worden geantwoord dat algemene regel 3 b voor de interpretatie van de GN aldus moet worden uitgelegd dat kabels als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, niet met inachtneming van deze regel moeten worden ingedeeld in het gemeenschappelijk douanetarief, onder voorbehoud van verificatie door de verwijzende rechter, rekening houdend met alle hem voorgelegde feitelijke gegevens, dat deze kabels aan geen van beide materialen waaruit zij zijn samengesteld op zichzelf beschouwd hun wezenlijke karakter ontlenen.

Derde vraag

43

Met zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 1 van verordening nr. 1601/2001 aldus moet worden uitgelegd dat kabels als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, gesteld dat zij onder GN-onderverdeling 7312 10 98 vallen, binnen de werkingssfeer van deze bepaling vallen.

44

Dienaangaande zij eraan herinnerd dat binnen de werkingssfeer van artikel 1 van verordening nr. 1601/2001 „ijzeren of stalen kabels, gesloten kabels daaronder begrepen, met uitzondering van roestvrijstalen kabels, met een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm, al dan niet voorzien van hulpstukken (fittings)” vallen, die met name onder onderverdeling 7312 10 99 van de GN, in de versie van verordening nr. 2263/2000, vallen. Deze onderverdeling komt overeen met GN-onderverdeling 7312 10 98 op het tijdstip van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde invoer.

45

Indien kabels als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, onder GN-onderverdeling 7312 10 98 vallen, vallen zij bijgevolg binnen de werkingssfeer van artikel 1 van verordening nr. 1601/2001.

46

Kurcums Metal voert evenwel aan dat in de Letse taalversie van verordening nr. 1601/2001 niet is voorzien in de toepassing van antidumpingrechten op een product dat in 2007 viel onder GN-onderverdeling 7312 10 98. Onder verwijzing naar het arrest van 11 december 2007, Skoma-Lux (C-161/06, Jurispr. blz. I-10841, punt 51), stelt zij dat de Akte betreffende de voorwaarden voor toetreding tot de Europese Unie van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB 2003, L 236, blz. 33) zich ertegen verzet dat de verplichtingen die zijn opgenomen in een Unieregeling die niet in het Publicatieblad van de Europese Unie werd bekendgemaakt in de taal van een nieuwe lidstaat, hoewel deze taal een officiële taal van de Unie is, kunnen worden opgelegd aan particulieren in deze staat, ook al hadden deze personen via andere wegen van deze regeling kennis kunnen nemen.

47

Kurcums Metal verwijst echter niet naar het probleem van de niet-bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van verordening nr. 1601/2001, die wel degelijk is bekendgemaakt, inclusief in het Lets, maar naar het probleem van het verschil tussen de Letse taalversie van artikel 1 van deze verordening en de andere taalversies van deze bepaling, die, anders dan de Letse taalversie, allemaal onderverdeling 7312 10 99 van de GN, in de versie van verordening nr. 2263/2000, vermelden.

48

Dienaangaande is het vaste rechtspraak dat de in een van de taalversies van een Unierechtelijke bepaling gebruikte formulering niet als enige grondslag voor de uitlegging van die bepaling kan dienen of in zoverre voorrang hebben boven de andere taalversies. Een dergelijke benadering zou immers onverenigbaar zijn met het vereiste van eenvormige toepassing van het Unierecht. Wanneer er verschillen zijn tussen de taalversies, moet bij de uitlegging van de betrokken bepaling worden gelet op de algemene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan zij een onderdeel vormt (zie met name arrest van 3 maart 2011, Commissie/Nederland, C-41/09, Jurispr. blz. I-831, punt 44 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

49

Artikel 1 van verordening nr. 1601/2001 bevat niet alleen een opsomming van bepaalde onderverdelingen van de GN, in de versie van verordening nr. 2263/2000, maar eveneens een omschrijving van het binnen de werkingssfeer ervan vallende product. Blijkens de punten 32 en 44 van het onderhavige arrest komt dit product overeen met de kabel waarop met name GN-onderverdeling 7312 10 98 van toepassing is.

50

Artikel 1 van verordening nr. 1601/2001 kan derhalve, gelet op de algemene opzet ervan, niet op basis van het loutere ontbreken van een verwijzing in de Letse taalversie ervan naar onderverdeling 7312 10 99 van de GN, in de versie van verordening nr. 2263/2000, welk ontbreken klaarblijkelijk een redactiefout is, aldus worden uitgelegd dat de invoer uit Rusland in Letland van kabels als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, gesteld dat deze kabels onder GN-onderverdeling 7312 10 98 vallen, buiten de werkingssfeer van deze bepaling valt.

51

Gelet op het voorgaande dient op de derde prejudiciële vraag te worden geantwoord dat artikel 1 van verordening nr. 1601/2001 aldus moet worden uitgelegd dat kabels als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, gesteld dat zij onder GN-onderverdeling 7312 10 98 vallen, binnen de werkingssfeer van deze bepaling vallen.

Vierde vraag

52

Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of GN-onderverdeling 7317 00 90 aldus moet worden uitgelegd dat gegolfde beugels met afgeronde uiteinden die verbonden zijn door middel van een schroef als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, onder deze onderverdeling vallen.

53

Dienaangaande zij opgemerkt dat GN-onderverdeling 7317 00 90 volgens de tekst van GN-post 7317 00 van toepassing is op draadnagels, spijkers, punaises, aangepunte krammen, gegolfde krambanden en dergelijke artikelen, van gietijzer, van ijzer of van staal.

54

Zoals de Letse regering en de Commissie terecht opmerken, en zoals wordt bevestigd door de GS-toelichting op post 7317, die, onder verwijzing naar draadnagels, spijkers, dergelijke artikelen van welke soort dan ook en verschillende soorten bijzondere draadnagels, een opsomming bevat van producten die van nature spitse uiteinden hebben, hebben deze producten spitse uiteinden. Dat is niet het geval met gegolfde beugels met afgeronde uiteinden die verbonden zijn door middel van een schroef als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn.

55

Derhalve dient op de vierde prejudiciële vraag te worden geantwoord dat GN-onderverdeling 7317 00 90 aldus moet worden uitgelegd dat gegolfde beugels met afgeronde uiteinden die verbonden zijn door middel van een schroef als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, niet onder deze onderverdeling vallen.

Kosten

56

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:

 

1)

Onderverdeling 5607 49 11 van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1549/2006 van de Commissie van 17 oktober 2006, moet aldus worden uitgelegd dat kabels als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, die zijn samengesteld uit zowel polypropyleen als met zink beklede staaldraden, als zodanig niet onder deze onderverdeling vallen.

 

2)

Algemene regel 3 b voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1549/2006, moet aldus worden uitgelegd dat kabels als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, niet met inachtneming van deze regel moeten worden ingedeeld in het gemeenschappelijk douanetarief, onder voorbehoud van verificatie door de verwijzende rechter, rekening houdend met alle hem voorgelegde feitelijke gegevens, dat deze kabels aan geen van beide materialen waaruit zij zijn samengesteld op zichzelf beschouwd hun wezenlijke karakter ontlenen.

 

3)

Artikel 1 van verordening (EG) nr. 1601/2001 van de Raad van 2 augustus 2001 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op de invoer van bepaalde soorten ijzeren of stalen kabels uit de Republiek Tsjechië, Rusland, Thailand en Turkije moet aldus worden uitgelegd dat kabels als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, gesteld dat zij vallen onder onderverdeling 7312 10 98 van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1549/2006, binnen de werkingssfeer van deze bepaling vallen.

 

4)

Onderverdeling 7317 00 90 van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1549/2006, moet aldus worden uitgelegd dat gegolfde beugels met afgeronde uiteinden die verbonden zijn door middel van een schroef als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, niet onder deze onderverdeling vallen.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Lets.