ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

18 mei 2017 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing — Vrij verrichten van diensten — Richtlijn 77/249/EEG — Artikel 4 — Uitoefening van het beroep van advocaat — Decoder om in te loggen op het réseau privé virtuel des avocats (RPVA; virtueel privénetwerk van de advocaten) — ‚RPVA’-decoder — Weigering van bezorging aan een advocaat die bij een balie van een andere lidstaat is ingeschreven — Discriminerende maatregel”

In zaak C‑99/16,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de tribunal de grande instance de Lyon (arrondissementsrechtbank Lyon, Frankrijk) bij beslissing van 15 februari 2016, ingekomen bij het Hof op 19 februari 2016, in de procedure

Jean-Philippe Lahorgue

tegen

Ordre des avocats du barreau de Lyon,

Conseil national des barreaux (CNB),

Conseil des barreaux européens (CCBE),

Ordre des avocats du barreau de Luxembourg,

in tegenwoordigheid van:

Ministère public,

wijst

HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: L. Bay Larsen (rapporteur), kamerpresident, M. Vilaras, J. Malenovský, M. Safjan en D. Šváby, rechters,

advocaat-generaal: M. Wathelet,

griffier: V. Giacobbo-Peyronnel, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 11 januari 2017,

gelet op de opmerkingen van:

Jean-Philippe Lahorgue, vertegenwoordigd door zichzelf, avocat,

de Ordre des avocats du barreau de Lyon, vertegenwoordigd door S. Bracq, avocat,

de Conseil national des barreaux (CNB), vertegenwoordigd door J.‑P. Hordies en A.‑G. Haie, avocats,

de Franse regering, vertegenwoordigd door D. Colas en R. Coesme als gemachtigden,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door H. Støvlbæk en H. Tserepa-Lacombe als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 9 februari 2017,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 4 van richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten (PB 1977, L 78, blz. 17).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een kort geding dat Jean-Philippe Lahorgue, advocaat, heeft aangespannen tegen de Ordre des avocats du barreau de Lyon (orde van advocaten bij de balie van Lyon, Frankrijk), de Conseil national des barreaux (nationale raad van balies, CNB, Frankrijk), de Conseil des barreaux européens (raad van Europese balies, CCBE) en de Ordre des avocats du barreau de Luxembourg (orde van advocaten bij de balie van Luxemburg) met het verzoek de Ordre des avocats du barreau de Lyon te gelasten hem als verrichter van grensoverschrijdende diensten de decoder te bezorgen die hij nodig heeft om in te loggen op het virtuele privénetwerk van de advocaten (RPVA) (hierna: „RPVA-decoder”).

Toepasselijke bepalingen

Unierecht

3

Artikel 4 van richtlijn 77/249 luidt:

„1.   De werkzaamheden betreffende de vertegenwoordiging en de verdediging van een cliënt in rechte of ten overstaan van een overheidsinstantie worden in elke lidstaat van ontvangst uitgeoefend onder de voorwaarden die voor de aldaar gevestigde advocaten gelden met uitsluiting van enig vereiste inzake woonplaats of lidmaatschap van een beroepsorganisatie in die staat.

2.   Bij het uitoefenen van deze werkzaamheden neemt de advocaat de beroepsregels van de lidstaat van ontvangst in acht, onverminderd de verplichtingen waaraan hij in de lidstaat van herkomst dient te voldoen.

[…]”

4

Artikel 5 van die richtlijn bepaalt:

„Voor het uitoefenen van de werkzaamheden betreffende de vertegenwoordiging en de verdediging van een cliënt in rechte kan een lidstaat een advocaat, als bedoeld in artikel 1, de verplichting opleggen:

overeenkomstig de plaatselijke voorschriften of gebruiken in de lidstaat van ontvangst te worden voorgesteld aan de president van het gerecht en in voorkomend geval aan de bevoegde deken;

samen te werken met een advocaat die bij het betrokken gerecht praktijk uitoefent en die in voorkomend geval verantwoordelijk is tegenover dat gerecht of met een ‚avoué’ of ‚procuratore’ die bij dat gerecht praktijk uitoefent.”

5

Volgens artikel 7, lid 1, van richtlijn 77/249 kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst degene die de diensten verricht, verzoeken zijn bevoegdheid tot de uitoefening van het beroep van advocaat aan te tonen.

Frans recht

6

Met name met betrekking tot advocaten die de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie hebben en permanent gevestigd zijn in een van de lidstaten bepaalt artikel 202‑1 van décret no 91‑1197 du 27 novembre 1991 organisant la profession d’avocat (decreet nr. 91‑1197 van 27 november 1991 tot regeling van het beroep van advocaat):

„Wanneer een [dergelijke advocaat] een cliënt in rechte of ten overstaan van een overheidsinstantie vertegenwoordigt of verdedigt, verricht hij zijn taken onder dezelfde voorwaarden als een bij een Franse balie ingeschreven advocaat.

[…]

In burgerlijke zaken waarin voor de tribunal de grande instance (arrondissementsrechtbank) procesvertegenwoordiging verplicht is, kan hij enkel optreden indien hij voorafgaandelijk domicilie heeft gekozen bij een advocaat die is gevestigd in het rechtsgebied van de rechtbank waarbij de zaak aanhangig is gemaakt en bij wie de processtukken geldig zijn ter kennis gebracht. […]”

7

Volgens artikel 748‑1 van de code de procédure civile (wetboek van burgerlijke procesvordering) kunnen de „[v]erzending, overhandiging en kennisgeving van processtukken, andere stukken, berichten, waarschuwingen of oproepingen, verslagen, processen-verbaal, alsook afschriften en uitgiften voorzien van de formule van tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, elektronisch […] plaatsvinden onder de voorwaarden en op de wijze die in deze titel zijn bepaald, onverminderd de bijzondere bepalingen die het gebruik van deze communicatievorm opleggen.”

8

Aangaande de procedure in hoger beroep bepaalt artikel 930‑1 van de code de procédure civile:

„Het gerecht verklaart processtukken die niet langs elektronische weg worden meegedeeld ambtshalve niet-ontvankelijk.

Wanneer een processtuk niet elektronisch kan worden verzonden om een reden die vreemd is aan de verzender, wordt het op een papieren drager opgesteld en overhandigd aan de griffie. In dat geval wordt het verzoekschrift ter griffie neergelegd […].

Berichten, waarschuwingen of oproepingen worden elektronisch verzonden aan de advocaten van de partijen, behalve wanneer dit onmogelijk is om een reden die vreemd is aan de verzender.

Een besluit van de minister van Justitie regelt de procedure voor elektronische communicatie.”

9

Overeenkomstig artikel 5 van het arrêté du 7 avril 2009 relatif à la communication par voie électronique devant les tribunaux de grande instance (besluit van 7 april 2009 betreffende de elektronische communicatie bij de tribunaux de grande instance) verkrijgen advocaten „toegang tot het aan de gerechten ter beschikking gestelde elektronische communicatiesysteem door in te loggen op een onafhankelijk privénetwerk, dat wordt geëxploiteerd onder de verantwoordelijkheid van de Conseil national des barreaux, en [‚RPVA’] is genaamd.”

10

Volgens artikel 9 van datzelfde besluit wordt „[d]e veiligheid van de verbinding die de advocaten met het RPVA maken, […] gewaarborgd door een identificatiemechanisme. Dit mechanisme is gebaseerd op een certificeringsdienst die authenticatie van de hoedanigheid van advocaat-natuurlijke persoon verzekert […]. Het mechanisme omvat een functie voor de verificatie van de geldigheid van het elektronische certificaat. Dat wordt afgegeven door een aanbieder van elektronische certificeringsdiensten die optreedt in naam van de Conseil national des barreaux, de certificeringsautoriteit.”

11

In de praktijk wordt de authenticatie mogelijk gemaakt doordat het persoonlijke elektronische certificaat van de advocaat verbonden is met de annuaire national des avocats (nationale advocatengids), die automatisch wordt bijgewerkt via dagelijkse synchronisatie met de advocatengidsen van alle Franse balies.

Hoofdgeding en prejudiciële vraag

12

Lahorgue, met de Franse nationaliteit, is als advocaat ingeschreven bij de balie van Luxemburg.

13

Hij heeft de Ordre des avocats du barreau de Lyon verzocht hem een RPVA-decoder te bezorgen, zodat hij, als advocaat die grensoverschrijdende diensten verricht, zijn beroep gemakkelijker zou kunnen uitoefenen.

14

Die orde van advocaten heeft zijn verzoek niet ingewilligd omdat hij niet is ingeschreven bij de balie van Lyon.

15

Daarop heeft Lahorgue bij de tribunal de grande instance de Lyon (arrondissementsrechtbank Lyon, Frankrijk) een kort geding aangespannen tegen met name de Ordre des avocats du barreau de Lyon, met het verzoek deze laatste te gelasten hem binnen de week op verbeurte van een dwangsom de RPVA-decoder te bezorgen, zodat hij het beroep van advocaat in Frankrijk ten volle kan uitoefenen, onder dezelfde voorwaarden als een Franse advocaat.

16

In de kortgedingprocedure heeft Lahorgue geopperd om het Hof eventueel de vraag voor te leggen of de weigering een RPVA-decoder te bezorgen aan een advocaat die naar behoren is ingeschreven bij een balie van een lidstaat, enkel op grond dat hij niet is ingeschreven bij een balie van de andere lidstaat waar hij het beroep van advocaat wenst uit te oefenen in het kader van het vrij verrichten van diensten, in strijd is met artikel 4 van richtlijn 77/249, omdat een dergelijke weigering een discriminerende maatregel vormt die de uitoefening van dat beroep in het kader van het vrij verrichten van diensten kan belemmeren.

17

De verwijzende rechter betwijfelt of de weigeringsbeslissing van de Ordre des avocats du barreau de Lyon verenigbaar is met het Unierecht.

18

Hij is in het bijzonder van oordeel dat, aangezien de instelling van rechtsmiddelen in strafzaken of sociale zaken geen beperking meebrengt voor advocaten uit andere lidstaten, in die zin dat zij niet gehouden zijn samen te werken met een advocaat die is ingeschreven bij de balie van de plaats waar de betrokken rechterlijke instantie haar zetel heeft, de verplichting voor advocaten uit andere lidstaten om samen te werken met een andere advocaat mogelijkerwijs in strijd is met de vrijheid van dienstverrichting waarvan zij gebruik zouden kunnen maken indien zij door middel van een RPVA-decoder vrijelijk toegang hadden tot de rechterlijke instanties.

19

In die omstandigheden heeft de tribunal de grande instance de Lyon de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Is de weigering om een RPVA-decoder te bezorgen aan een advocaat die naar behoren is ingeschreven bij de balie van een lidstaat waar hij het beroep van advocaat wenst uit te oefenen in het kader van het vrij verrichten van diensten, in strijd met artikel 4 van richtlijn 77/249 omdat deze weigering een discriminerende maatregel vormt die de uitoefening van dat beroep in het kader van het vrij verrichten van diensten kan belemmeren in gevallen waarin de samenwerking met deze lokale advocaat niet bij wet wordt voorgeschreven?”

Beantwoording van de prejudiciële vraag

20

Zoals de Franse regering en de advocaat-generaal terecht hebben opgemerkt, bevat de vraag zoals die door de verwijzende rechter is verwoord, een verklaring die de situatie van de verzoeker in het hoofdgeding niet reflecteert, aangezien zij verwijst naar een advocaat die „is ingeschreven bij de balie van een lidstaat waar hij het beroep van advocaat wenst uit te oefenen in het kader van het vrij verrichten van diensten”, wat bij Lahorgue niet het geval is.

21

In het kader van de bij artikel 267 VWEU ingestelde procedure van samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties en het Hof staat het aan het Hof om de nationale rechter een nuttig antwoord te geven aan de hand waarvan deze het bij hem aanhangige geding kan beslechten. Daartoe dient het Hof de voorgelegde vragen indien nodig te herformuleren (arrest van 20 oktober 2016, Danqua, C‑429/15, EU:C:2016:789, punt 36).

22

Daar het vaste rechtspraak is dat het Hof in het kader van een overeenkomstig artikel 267 VWEU ingeleide procedure niet bevoegd is om uitspraak te doen over de verenigbaarheid van het nationale recht met het Unierecht (zie met name arrest van 19 maart 2015, OTP Bank, C‑672/13, EU:C:2015:185, punt 29), dient ervan te worden uitgegaan dat de verwijzende rechter met zijn vraag in wezen wenst te vernemen of de weigering van de bevoegde autoriteiten van een lidstaat om een RPVA-decoder te bezorgen aan een naar behoren bij een balie van een andere lidstaat ingeschreven advocaat, op de enkele grond dat die advocaat niet is ingeschreven bij een balie van de eerste lidstaat, waar hij zijn beroep wenst uit te oefenen in het kader van het vrij verrichten van diensten, een beperking op het vrij verrichten van diensten vormt in de zin van artikel 4 van richtlijn 77/249, aangezien die weigering een discriminerende maatregel is die de uitoefening van het beroep in het kader van het vrij verrichten van diensten kan belemmeren in gevallen waarin samenwerking met een andere advocaat niet bij wet is voorgeschreven.

23

Blijkens de stukken in het aan het Hof overgelegde dossier is het gebruik van elektronische communicatie toegestaan in bepaalde procedures, waaronder enkele procedures in strafzaken of sociale zaken, waarin vertegenwoordiging door een advocaat niet verplicht is. Om deze procedures gaat het in het verzoek om een prejudiciële beslissing. De toegang tot dat communicatiemiddel is beperkt tot advocaten die zijn ingeschreven bij een Franse balie. Ten tijde van de feiten in het hoofdgeding was dat communicatiemiddel in beginsel enkel beschikbaar voor advocaten die waren gevestigd in het rechtsgebied van het gerecht waaronder hun balie ressorteerde. Voor advocaten die in een andere lidstaat zijn gevestigd, is mededeling via neerlegging ter griffie of via toezending per post de enige toegestane communicatievorm.

24

In dat verband moet in herinnering worden gebracht dat volgens artikel 56 VWEU alle beperkingen op het vrij verrichten van diensten moeten worden opgeheven om inzonderheid degene die de diensten verricht overeenkomstig artikel 57, derde alinea, VWEU in staat te stellen zijn werkzaamheden in het land waar de dienst wordt verricht, uit te oefenen onder dezelfde voorwaarden als die welke dat land aan zijn eigen onderdanen oplegt (zie in die zin arrest van 10 juli 1991, Commissie/Frankrijk, C‑294/89, EU:C:1991:302, punt 25).

25

Deze bepaling is op het gebied van het vrij verrichten van diensten door advocaten nader uitgewerkt in richtlijn 77/249. Artikel 4, lid 1, daarvan bepaalt dat de vertegenwoordiging in rechte van een cliënt in een andere lidstaat moet worden uitgeoefend „onder de voorwaarden die voor de aldaar gevestigde advocaten gelden”, met uitsluiting van „enig vereiste inzake woonplaats of lidmaatschap van een beroepsorganisatie in die staat” (zie in die zin arrest van 11 december 2003, AMOK, C‑289/02, EU:C:2003:669, punt 29).

26

Voorts staat artikel 56 VWEU volgens vaste rechtspraak van het Hof in de weg aan de toepassing van een nationale regeling die de mogelijkheid voor een dienstverrichter om daadwerkelijk van de vrijheid van dienstverrichting gebruik te maken, zonder objectieve rechtvaardiging beperkt (zie arrest van 14 januari 2016, Commissie/Griekenland, C‑66/15, niet gepubliceerd, EU:C:2016:5, punt 22en aldaar aangehaalde rechtspraak). Als beperkingen van de vrijheid van dienstverrichting moeten worden beschouwd, nationale maatregelen die het gebruik van die vrijheid verbieden, belemmeren of minder aantrekkelijk maken (zie arrest van 14 januari 2016, Commissie/Griekenland, C‑66/15, EU:C:2016:5, punt 24en aldaar aangehaalde rechtspraak).

27

Dienaangaande moet erop worden gewezen dat de weigering om een RPVA-decoder te bezorgen aan advocaten die niet bij een Franse balie zijn ingeschreven, hen kan hinderen bij de uitoefening van de vrijheid van dienstverrichting of voor hen de uitoefening van die vrijheid minder aantrekkelijk kan maken.

28

Aangezien die advocaten geen toegang kunnen krijgen tot de gedigitaliseerde procedures, dienen zij hun mededelingen immers te verrichten via neerlegging ter griffie of verzending per post, dan wel een beroep te doen op een bij een Franse balie ingeschreven advocaat die over een RPVA-decoder beschikt. Die alternatieven voor elektronische communicatie zijn echter omslachtiger en in beginsel ook duurder.

29

Bijgevolg vormt de weigering om een RPVA-decoder te bezorgen aan niet bij een Franse balie ingeschreven advocaten een beperking op het vrij verrichten van diensten in de zin van artikel 56 VWEU.

30

Gelet op de bijzondere aard van diensten die worden verleend door personen die niet zijn gevestigd in de lidstaat waar de dienst moet worden verricht, kan, met betrekking tot advocaten, de voorwaarde dat de betrokkene tot een lokale balie behoort, wil hij toegang hebben tot de gedigitaliseerde procedures, echter niet worden beschouwd als strijdig met de artikelen 56 VWEU en 57 VWEU voor zover die voorwaarde objectief noodzakelijk is ter bescherming van het algemene belang dat met name bestaat bij een goede rechtsbedeling (zie naar analogie arrest van 3 december 1974, van Binsbergen, 33/74, EU:C:1974:131, punten 11, 12 en 14). Dat is het kader waarbinnen richtlijn 77/249 moet worden uitgelegd (zie naar analogie arrest van 25 februari 1988, Commissie/Duitsland, 427/85, EU:C:1988:98, punt 13).

31

Uit vaste rechtspraak van het Hof blijkt voorts dat nationale maatregelen die de uitoefening van de in het VWEU gewaarborgde fundamentele vrijheden kunnen belemmeren of minder aantrekkelijk kunnen maken, niettemin toelaatbaar kunnen zijn mits zij hun rechtvaardiging vinden in dwingende redenen van algemeen belang, geschikt zijn om de verwezenlijking van het beoogde doel te waarborgen en niet verder gaan dan noodzakelijk is om dat doel te bereiken (zie in die zin arresten van 5 december 2006, Cipolla e.a., C‑94/04 en C‑202/04, EU:C:2006:758, punt 61, en 11 december 2014, Commissie/Spanje,C‑678/11, EU:C:2014:2434, punt 42), met dien verstande dat een nationale wettelijke regeling slechts geschikt is om de verwezenlijking van het beoogde doel te waarborgen wanneer die verwezenlijking waarlijk coherent en systematisch wordt nagestreefd (zie arrest van 13 februari 2014, Sokoll-Seebacher, C‑367/12, EU:C:2014:68, punt 39en aldaar aangehaalde rechtspraak).

32

Ter rechtvaardiging van de beperking van het vrij verrichten van diensten die wordt veroorzaakt door de weigering een RPVA-decoder te bezorgen aan niet bij een Franse balie ingeschreven advocaten, beroepen de CNB en de Franse regering zich op het beginsel van een goede rechtsbedeling. Volgens de Franse regering vindt die beperking ook rechtvaardiging in de bescherming van de eindafnemer van de juridische diensten.

33

In Frankrijk heeft iedere advocaat namelijk een eigen elektronisch certificaat waarmee hij kan aantonen dat hij bij een Franse balie is ingeschreven en het beroep van advocaat mag uitoefenen. Elk certificaat is verbonden met de nationale advocatengids, die automatisch wordt bijgewerkt via dagelijkse synchronisatie met de advocatengidsen van alle Franse balies. Het elektronische certificaat van de advocaat is geldig zolang deze geregistreerd staat in de nationale advocatengids. Zodra hij daarin niet meer is geregistreerd, bijvoorbeeld omdat hij geschrapt is uit het tableau van de balie waaraan hij verbonden was, vervalt zijn elektronisch certificaat.

34

In dat verband moet erop worden gewezen dat de bescherming van de consumenten, met name degenen ten behoeve van wie juridische diensten worden verricht door personen die betrokken zijn bij de rechtspleging, en een goede rechtsbedeling behoren tot de doelstellingen die kunnen worden beschouwd als dwingende redenen van algemeen belang die een beperking van de vrijheid van dienstverrichting kunnen rechtvaardigen (zie in die zin arrest van 5 december 2006, Cipolla e.a., C‑94/04 en C‑202/04, EU:C:2006:758, punt 64).

35

Zoals de advocaat-generaal in wezen heeft uiteengezet in punt 55 van zijn conclusie, hangen de bescherming van de justitiabele als eindgebruiker van de juridische diensten en een goede rechtsbedeling met name samen met vereisten inzake toezicht op de dienstverrichter.

36

Het identificatiesysteem waarop het RPVA is gebaseerd, dat beoogt te waarborgen dat alleen advocaten die voldoen aan de voorwaarden voor de uitoefening van het beroep kunnen inloggen op het RPVA, lijkt als zodanig geschikt te zijn ter bereiking van het doel zowel de ontvangers van de juridische diensten als een goede rechtsbedeling te beschermen.

37

Aangaande de evenredigheid van de weigering om een RPVA-decoder te bezorgen aan in andere lidstaten gevestigde advocaten, wijst de Franse regering erop dat die weigering valt te verklaren door het feit dat bij de huidige stand van de digitalisering van de gerechtelijke procedures geen interoperabiliteit bestaat tussen de advocatengidsen die in de verschillende lidstaten mogelijk worden gebruikt. Wanneer iemand inlogt op het RPVA kan via het identificatiesysteem de geldigheid van het elektronisch certificaat bijgevolg slechts worden gecontroleerd voor zover die persoon een bij een Franse balie ingeschreven advocaat is.

38

Het is de taak van de verwijzende rechter om te beoordelen of het in het onderhavige geval haalbaar is om in andere lidstaten gevestigde advocaten, eventueel na bepaalde aanpassingen, uit te rusten met een RPVA-decoder in omstandigheden waarin een gelijkwaardige bescherming van de justitiabele als eindgebruiker van de juridische diensten en een dito rechtsbedeling worden gewaarborgd als wanneer het gaat om bij een Franse balie ingeschreven advocaten. Als dat het geval is, dan is de in het hoofdgeding aan de orde zijnde beperking van het vrij verrichten van diensten niet gerechtvaardigd.

39

Voorts blijkt uit de aan het Hof overgelegde stukken dat in procedures waarin vertegenwoordiging door een advocaat niet verplicht is, zoals de procedures waar het in het hoofdgeding om gaat, mededeling van de processtukken aan het aangezochte gerecht langs elektronische weg facultatief is. Bijgevolg kunnen alle advocaten, ook zij die in een andere lidstaat zijn gevestigd, hun processtukken aan dat gerecht meedelen door neerlegging ter griffie of toezending per post, terwijl alleen de in het rechtsgebied van het betrokken gerecht gevestigde advocaten in voorkomend geval gebruik konden maken van elektronische communicatie.

40

Zou blijken dat bij personen die hun stukken meedelen door neerlegging ter griffie of toezending per post, niet stelselmatig en algemeen wordt gecontroleerd of zij advocaten zijn die hun beroep mogen uitoefenen, teneinde een toezicht op de betrokkenen te verzekeren dat gelijkwaardig is aan de controle die door het RPVA-systeem wordt gewaarborgd, dan kan de weigering om een RPVA-decoder te bezorgen aan in andere lidstaten dan de Franse Republiek gevestigde advocaten niet worden beschouwd als een maatregel die in overeenstemming is met de doelstellingen, de gebruikers van de juridische diensten te beschermen en een goede rechtsbedeling te verzekeren.

41

Het staat aan de verwijzende rechter om in het licht van het gelijkwaardigheidsbeginsel te beoordelen of de in het hoofdgeding aan de orde zijnde beperking van het vrij verrichten van diensten in overeenstemming is met die doelstellingen. Als dat niet zo is, dan is de in het hoofdgeding aan de orde zijnde beperking van het vrij verrichten van diensten niet gerechtvaardigd.

42

Gelet op een en ander moet op de vraag worden geantwoord dat de weigering van de bevoegde autoriteiten van een lidstaat om een RPVA-decoder te bezorgen aan een naar behoren bij een balie van een andere lidstaat ingeschreven advocaat, op de enkele grond dat die advocaat niet is ingeschreven bij een balie van de eerste lidstaat, waar hij zijn beroep wenst uit te oefenen in het kader van het vrij verrichten van diensten, een beperking op het vrij verrichten van diensten vormt in de zin van artikel 4 van richtlijn 77/249, gelezen in het licht van artikel 56 VWEU en artikel 57, derde alinea, VWEU, in gevallen waarin samenwerking met een andere advocaat niet bij wet is voorgeschreven. Het staat aan de verwijzende rechter na te gaan of een dergelijke weigering, gelet op de context waarin zij zich voordoet, daadwerkelijk beantwoordt aan de doelstellingen van consumentenbescherming en een goede rechtsbedeling, waarin zij haar rechtvaardiging zou kunnen vinden, en of de aldus opgelegde beperkingen niet onevenredig zijn aan die doelstellingen.

Kosten

43

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

 

De weigering van de bevoegde autoriteiten van een lidstaat om aan een naar behoren bij een balie van een andere lidstaat ingeschreven advocaat een decoder te bezorgen om in te loggen op het réseau privé virtuel des avocats (virtueel privénetwerk van de advocaten), op de enkele grond dat die advocaat niet is ingeschreven bij een balie van de eerste lidstaat, waar hij zijn beroep wenst uit te oefenen in het kader van het vrij verrichten van diensten, vormt in gevallen waarin samenwerking met een andere advocaat niet bij wet is voorgeschreven, een beperking op het vrij verrichten van diensten in de zin van artikel 4 van richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten, gelezen in het licht van artikel 56 VWEU en artikel 57, derde alinea, VWEU. Het staat aan de verwijzende rechter na te gaan of een dergelijke weigering, gelet op de context waarin zij zich voordoet, daadwerkelijk beantwoordt aan de doelstellingen van consumentenbescherming en een goede rechtsbedeling, waarin zij haar rechtvaardiging zou kunnen vinden, en of de aldus opgelegde beperkingen niet onevenredig zijn aan die doelstellingen.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Frans.