Zaak C‑306/04

Compaq Computer International Corporation

tegen

Inspecteur der Belastingdienst – Douanedistrict Arnhem

(verzoek van het Gerechtshof te Amsterdam om een prejudiciële beslissing)

„Douanewaarde – Draagbare computers met besturingssysteemsoftware”

Conclusie van advocaat-generaal C. Stix-Hackl van 26 januari 2006 

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 16 november 2006 

Samenvatting van het arrest

Gemeenschappelijk douanetarief – Douanewaarde – Transactiewaarde – Vaststelling

(Verordening nr. 2913/92 van de Raad, art. 32, lid 1)

Bij de invoer van computers waarop de verkoper software voor één of meer besturingssystemen heeft geïnstalleerd die hem door de koper kosteloos ter beschikking is gesteld, moet op de voet van artikel 32, lid 1, sub b of c, van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, voor de vaststelling van de douanewaarde van die computers de transactiewaarde ervan worden verhoogd met de waarde van die software, indien deze laatste waarde niet is inbegrepen in de voor genoemde computers daadwerkelijk betaalde of te betalen prijs.

Hetzelfde geldt wanneer de nationale autoriteiten, in overeenstemming met het gemeenschapsrecht, de prijs van een andere koopovereenkomst dan de door de koper in de Gemeenschap gesloten overeenkomst als transactiewaarde aanvaarden. In dat geval moet onder „koper” in de zin van genoemd artikel worden verstaan de koper die die andere koopovereenkomst heeft gesloten.

(cf. punten 37‑38 en dictum)




ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

16 november 2006 (*)

„Douanewaarde – Draagbare computers met besturingssysteemsoftware”

In zaak C‑306/04,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam (Nederland) bij beslissing van 13 juli 2004, ingekomen bij het Hof op 19 juli 2004, in de procedure

Compaq Computer International Corporation

tegen

Inspecteur der Belastingdienst – Douanedistrict Arnhem,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: P. Jann, kamerpresident, E. Juhász, K. Schiemann, M. Ilešič en E. Levits (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: C. Stix-Hackl,

griffier: M. Ferreira, hoofdadministrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 22 september 2005,

gelet op de opmerkingen van:

–       Compaq Computer International Corporation, vertegenwoordigd door R. Tusveld en G. van Slooten, belastingadviseurs,

–       de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door H. G. Sevenster en D. J. M. de Grave als gemachtigden,

–       de Duitse regering, vertegenwoordigd door C.‑D. Quassowski als gemachtigde,

–       de Spaanse regering, vertegenwoordigd door M. Muñoz Pérez als gemachtigde,

–       de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door M. Bethell als gemachtigde, bijgestaan door P. Harris, barrister,

–       de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door X. Lewis als gemachtigde, bijgestaan door F. Tuytschaever, advocaat,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 26 januari 2006,

het navolgende

Arrest

1       Het verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam, Douanekamer, betreft de uitlegging van artikel 32, lid 1, sub b, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1; hierna: „douanewetboek”).

2       Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Compaq Computer International Corporation (hierna: „CCIC”) en de Inspecteur der Belastingdienst – Douanedistrict Arnhem (hierna: „Inspecteur”) over de douanewaarde van draagbare computers die tussen 1 januari 1995 en 31 december 1997 in de Europese Gemeenschap in het vrije verkeer zijn gebracht.

 Rechtskader

3       Artikel 29, lid 1, van het douanewetboek bepaalt:

De douanewaarde van ingevoerde goederen is de transactiewaarde van die goederen, dat wil zeggen de voor de goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs indien zij voor uitvoer naar het douanegebied van de Gemeenschap worden verkocht, in voorkomend geval na aanpassing overeenkomstig de artikelen 32 en 33, mits:

[...]

d)      koper en verkoper niet onderling zijn verbonden of, indien dat wel het geval is, de transactiewaarde voor douanedoeleinden aanvaardbaar is overeenkomstig lid 2.”

4       Volgens voormeld artikel 29, lid 2, kan de transactiewaarde tussen verbonden ondernemingen worden aanvaard wanneer het verbonden zijn geen invloed op de prijs heeft gehad, dat wil zeggen wanneer deze waarde op nagenoeg hetzelfde tijdstip de marktwaarde van identieke of soortgelijke goederen zeer dicht benadert.

5       Artikel 32, lid 1, van het douanewetboek bepaalt het volgende:

„Voor het vaststellen van de douanewaarde met toepassing van artikel 29 wordt de voor de ingevoerde goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs verhoogd met:

[...]

b)      de op passende wijze toegerekende waarde van de onderstaande goederen en diensten indien deze gratis of tegen verminderde prijs direct of indirect door de koper worden geleverd om te worden gebruikt bij de voortbrenging en de verkoop voor uitvoer van de ingevoerde goederen, voor zover deze waarde niet in de werkelijk betaalde of te betalen prijs is begrepen:

i)      materialen, samenstellende delen, onderdelen en dergelijke die in de ingevoerde goederen worden verwerkt;

ii)      werktuigen, matrijzen, gietvormen en dergelijke voorwerpen die bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen worden gebruikt;

iii)      materialen die bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen worden verbruikt;

iv)      engineering, ontwikkeling, werken van kunst en ontwerpen, tekeningen en schetsen, die elders dan in de Gemeenschap worden verricht of gemaakt en voor de voortbrenging van de ingevoerde goederen noodzakelijk zijn;

c)      royalty’s en licentierechten met betrekking tot de goederen waarvan de waarde dient te worden bepaald, die de koper, als voorwaarde voor de verkoop van deze goederen, hetzij direct, hetzij indirect moet betalen, voor zover deze royalty’s en licentierechten niet in de werkelijk betaalde of te betalen prijs zijn begrepen;

[...]”

6       Voormeld artikel 32, lid 3, bepaalt dat „[v]oor de vaststelling van de douanewaarde [...] aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs geen elementen [worden] toegevoegd, met uitzondering van die welke in dit artikel zijn genoemd”.

7       Artikel 34 van het douanewetboek luidt als volgt:

„Volgens de procedure van het Comité [douanewetboek] kunnen bijzondere regels worden vastgesteld voor het bepalen van de douanewaarde van informatiedragers die gegevens of instructies bevatten en voor gebruik in gegevensverwerkende apparatuur zijn bestemd.”

8       Artikel 147 van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92 (PB L 253, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1762/95 van de Commissie van 19 juli 1995 (PB L 171, blz. 8; hierna: „uitvoeringsverordening”), bepaalt onder meer:

„1.      Voor de toepassing van artikel 29 van het [douanewetboek] is het feit dat de goederen die het voorwerp van een verkoop uitmaken, voor het vrije verkeer worden aangegeven, een voldoende aanduiding om de goederen als verkocht voor uitvoer naar het douanegebied van de Gemeenschap aan te merken. In het geval van opeenvolgende verkopen voordat de waarde wordt bepaald, is een dergelijke aanduiding van toepassing op de laatste verkoop als gevolg waarvan de goederen het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht of op een verkoop binnen het douanegebied van de Gemeenschap voordat de goederen in het vrije verkeer worden gebracht.

Wanneer de prijs wordt aangegeven die betrekking heeft op een verkoop die voorafgaat aan de laatste verkoop als gevolg waarvan de goederen het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht, dient ten genoegen van de douaneautoriteiten te worden aangetoond dat deze verkoop met het oog op de uitvoer naar genoemd douanegebied is afgesloten.

De artikelen 178 tot en met 181 bis zijn van toepassing

[...]

3.      De koper dient aan geen enkele andere voorwaarde te voldoen dan partij te zijn bij het koopcontract.”

9       Artikel 167 van de uitvoeringsverordening bepaalt:

„1.      Onverminderd de artikelen 29 tot en met 33 van het [douanewetboek] wordt voor de bepaling van de douanewaarde van ingevoerde informatiedragers die gegevens of instructies bevatten, bestemd voor gebruik in gegevensverwerkende apparatuur, slechts rekening gehouden met de kosten of de waarde van de informatiedrager zelf. In de douanewaarde van ingevoerde informatiedragers die gegevens of instructies bevatten, zijn derhalve de kosten of de waarde van de gegevens of instructies niet begrepen, mits deze kosten of deze waarde onderscheiden zijn van de kosten of de waarde van de betreffende informatiedrager.

2.      Voor de toepassing van dit artikel zijn:

a)      onder de term ‚informatiedragers’ niet begrepen geïntegreerde schakelingen, halfgeleiders en soortgelijke componenten of artikelen die dergelijke schakelingen of componenten bevatten;

[...]”

10     De artikelen 178 tot en met 181 bis van de uitvoeringsverordening bepalen onder meer, welke inlichtingen en documenten aan de douaneautoriteiten moeten worden verstrekt voor de verificatie van de opgegeven douanewaarde.

 Feiten in het hoofdgeding en prejudiciële vraag

11     De vennootschap naar Nederlands recht CCIC, dochteronderneming van Compaq Computer Corporation (hierna: „CCC”), een in de Verenigde Staten gevestigde vennootschap, brengt in Europa gegevensverwerkende apparatuur van het merk Compaq in de handel en beschikt daartoe over een distributiecentrum in Nederland.

12     CCC heeft met Microsoft Corporation (hierna: „Microsoft”) een overeenkomst gesloten op basis waarvan computers van het merk Compaq mogen worden uitgerust met software voor de besturingssystemen MS‑DOS en MS Windows (hierna: „betrokken besturingssystemen”) en daarmee mogen worden doorverkocht, tegen betaling aan Microsoft van een bedrag van 31 USD per computer die met die besturingssystemen is uitgerust.

13     CCC heeft bij twee Taiwanese computerfabrikanten draagbare computers gekocht. In het kader van die koop werd overeengekomen dat de harde schijven van die computers bij de aflevering zouden zijn voorzien van de betrokken besturingssystemen. Te dien einde stelde CCC de systemen kosteloos ter beschikking van haar fabrikanten, die ze op de computers installeerden.

14     CCC heeft de draagbare computers, die free on board vanuit Taiwan naar Nederland zijn vervoerd, vervolgens doorverkocht aan CCIC. Bij aankomst van deze computers heeft CCIC deze computers voor het vrije verkeer aangegeven. Bij het bepalen van de douanewaarde overeenkomstig artikel 29 van het douanewetboek is rekening gehouden met de verkoopprijs die gold tussen de Taiwanese fabrikanten en CCC en waarin de waarde van de betrokken besturingssystemen niet was begrepen.

15     In 1999 heeft het Landelijk Waardeteam van de Douane bij CCIC een onderzoek verricht om te controleren of de voor de betrokken computers opgegeven douanewaarde juist was. Deze dienst was van oordeel dat de waarde van de betrokken besturingssystemen die op die computers waren geïnstalleerd, in de douanewaarde moest worden opgenomen. Naar aanleiding van het resultaat van dit onderzoek heeft de Inspecteur op basis van artikel 32, lid, 1, sub b, van het douanewetboek de douanewaarde voor elke computer verhoogd met de waarde van de betrokken besturingssystemen die erop waren geïnstalleerd en CICC twee uitnodigingen tot betaling gezonden voor bedragen van respectievelijk 438 605,60 NLG en 2 194 982 NLG, welk laatste bedrag vervolgens is verlaagd tot 353 168,60 NLG, uit hoofde van nagevorderde douanerechten voor de invoer van draagbare computers die voor het tijdvak tussen 1 januari 1995 en 31 december 1997 voor het vrije verkeer waren aangegeven.

16     CCIC heeft tegen de afwijzingen van de door haar tegen de genoemde uitnodigingen tot betaling ingediende bezwaren beroepen ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. In het kader van deze beroepen is het Gerechtshof te Amsterdam de vraag voorgelegd of de Inspecteur bij het vaststellen van de douanewaarde terecht op de voet van artikel 32, lid 1, sub b, van het douanewetboek de transactiewaarde van de draagbare computers heeft verhoogd met de waarde van de betrokken besturingssystemen die daarop waren geïnstalleerd.

17     Na te hebben vastgesteld dat de voorwaarden voor toepassing van deze bepaling in casu vervuld zijn, is de verwijzende rechter evenwel tot het oordeel gekomen dat besturingssystemen als die welke thans in geding zijn naar de letter niet onder het bepaalde sub i tot en met iii van die bepaling vallen. Gelet op de wijze waarop de systemen worden aangeboden, meer in het bijzonder aangezien zij op de ingevoerde draagbare computers zijn geïnstalleerd, vraagt de verwijzende rechter zich echter af of de waarde van die systemen gelet op de ratio van artikel 32, lid 1, sub b, van het douanewetboek niet in aanmerking moet worden genomen voor de vaststelling van de douanewaarde van die computers.

18     Daarop heeft het Gerechtshof te Amsterdam de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„Moet bij de invoer van computers waarop door de verkoper besturingssystemen zijn geïnstalleerd, de transactiewaarde van die computers op de voet van artikel 32, lid 1, sub, van het [douanewetboek] worden verhoogd met de waarde van de door de koper kosteloos aan de verkoper ter beschikking gestelde programmatuur, indien de waarde daarvan niet in de transactiewaarde is begrepen?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

19     Om te beginnen zij eraan herinnerd dat volgens artikel 29, lid 1, van het douanewetboek de douanewaarde van ingevoerde goederen de transactiewaarde van die goederen is, dat wil zeggen de voor de goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs indien zij voor uitvoer naar het douanegebied van de Gemeenschap worden verkocht, in voorkomend geval na aanpassing overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het douanewetboek.

20     Blijkens de door de verwijzende rechter gedane vaststellingen hebben voor de in het hoofdgeding aan de orde zijnde computers twee achtereenvolgende transacties plaatsgevonden, de eerste tussen de Taiwanese fabrikanten en CCC, en de tweede tussen CCC en CCIC.

21     Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat CCIC in de loop van de douaneprocedure de transactiewaarde voor de eerste verkoop, waarbij CCC koper is en de Taiwanese fabrikanten verkopers zijn, als douanewaarde van de betrokken computers heeft opgegeven.

22     Vast staat dat de Inspecteur, om de douanewaarde vast te stellen overeenkomstig artikel 29 van het douanewetboek, de transactiewaarde van de overeenkomst tussen de Taiwanese fabrikanten en CCC als berekeningsgrondslag heeft aanvaard en dat deze vaststelling voor de verwijzende rechter niet is betwist. Zoals ook blijkt uit de prejudiciële vraag zelf, wordt het Hof derhalve enkel verzocht om een antwoord op de vraag of die transactiewaarde op de voet van artikel 32, lid 1, sub b, van het douanewetboek moet worden aangepast.

23     Alle regeringen die bij het Hof opmerkingen hebben ingediend zijn van oordeel dat die aanpassing om diverse redenen noodzakelijk is. De Commissie van de Europese Gemeenschappen daarentegen meent dat de transactie tussen CCIC en CCC bepalend is en betoogt dat artikel 32, lid 1, sub b, van het douanewetboek niet toepasselijk is en dat de erin bedoelde aanpassing derhalve niet dient plaats te vinden. CCIC komt tot dezelfde conclusie, maar om andere redenen. Deze onderneming betoogt dat de betrokken besturingssystemen onder geen van de categorieën van artikel 32, lid 1, sub b, van het douanewetboek vallen. Haars inziens zien die bepalingen enkel op materiële goederen. De betrokken besturingssystemen vallen onder het toepassingsgebied van de bepalingen betreffende de douanewaarde van informatiedragers, dat wil zeggen artikel 34 van het douanewetboek en artikel 167 van de uitvoeringsverordening.

24     Het betoog van CCIC en het standpunt van de Commissie dat artikel 32, lid 1, sub b, van het douanewetboek niet toepasselijk is, kunnen niet worden aanvaard.

25     Om te beginnen volgt uit artikel 167, lid 2, sub a, van de toepassingsverordening, dat uitvoering geeft aan artikel 34 van het douanewetboek, dat goederen die geïntegreerde schakelingen, halfgeleiders of soortgelijke componenten bevatten van het toepassingsgebied van voormeld artikel 167 zijn uitgesloten.

26     Blijkens de door de verwijzende rechter gedane vaststellingen zijn artikel 34 van het douanewetboek en artikel 167, lid 1, van de uitvoeringsverordening op het hoofdgeding niet van toepassing. Volgens die vaststellingen zijn de betrokken besturingssystemen, die software zijn, geïnstalleerd op de harde schijf van de ingevoerde computers, welke schijf een van de bestanddelen van die computers is en niet als zodanig het ingevoerde product vormt. Die computers kunnen niet worden gelijkgesteld met eenvoudige informatiedragers die het transport van die software mogelijk maken, daar die computers gegevensverwerking als voornaamste functie hebben en zij componenten bevatten die volgens artikel 167, lid 2, sub a, van de uitvoeringsverordening de kwalificatie als informatiedrager uitsluiten.

27     Vervolgens zij beklemtoond, dat overeenkomstig punt 22 van het onderhavige arrest het door het Hof voor de beantwoording van de prejudiciële vraag te verrichten onderzoek zich niet uitstrekt tot de vaststelling van de transactiewaarde.

28     Volgens de bewoordingen van de aanhef van artikel 29, lid 1, van het douanewetboek is de transactiewaarde een waarde die „in voorkomend geval na aanpassing overeenkomstig de artikelen 32 en 33 [...]” wordt bepaald. Onder „transactiewaarde” moet derhalve een aangepaste waarde worden verstaan wanneer aan de voorwaarden voor een aanpassing wordt voldaan. Hieruit volgt dat wanneer de bestuurlijke en gerechtelijke autoriteiten van een lidstaat als transactiewaarde hebben aanvaard de prijs die is vastgesteld in het kader van een verkoop die heeft plaatsgevonden vóór die welke onmiddellijk voorafgaat aan de vaststelling van de douanewaarde, die transactiewaarde indien nodig moet worden aangepast.

29     Wanneer ter vaststelling van de douanewaarde de prijs die is toegepast in de door de koper in de Gemeenschap gesloten overeenkomst wordt vervangen door een andere verkoopprijs, verlangt de logica van de betrokken bepalingen dat niet alleen die prijs, maar ook de gehele contractverhouding in de beschouwing worden betrokken. Dit betekent dat in die context voor de toepassing van artikel 32, lid 1, sub b, van het douanewetboek onder koper moet worden verstaan de onderneming die de overeenkomst heeft gesloten waarvan de verkoopprijs de transactiewaarde vormt.

30     Voor de vaststelling van de douanewaarde in het hoofdgeding volgt uit de rechtspraak, dat de communautaire regeling inzake de douanewaarde beoogt een billijk, uniform en neutraal systeem in te voeren dat het gebruik van willekeurige of fictieve douanewaarden uitsluit (arresten van 6 juni 1990, Unifert, C‑11/89, Jurispr. blz. I‑2275, punt 35, en 19 oktober 2000, Sommer, C‑15/99, Jurispr. blz. I‑8989, punt 25). De douanewaarde moet bijgevolg de werkelijke economische waarde van een ingevoerd goed weergeven en derhalve rekening houden met alle elementen van dat goed die een economische waarde vertegenwoordigen.

31     Het Hof heeft bovendien geoordeeld dat software een immaterieel economisch goed is waarvan de aanschafkosten, wanneer het in koopwaar is geïnstalleerd, moet worden geacht deel uit te maken van de voor die waar betaalde of de te betalen prijs en, derhalve, van de transactiewaarde (zie in die zin arrest van 18 april 1991, Brown Boveri, C‑79/89, Jurispr. blz. I‑1853, punt 21).

32     Bij de betrokken besturingssystemen gaat het om software die CCC de Taiwanese fabrikanten kosteloos ter beschikking heeft gesteld om bij de vervaardiging van de computers op de harde schijf te worden geïnstalleerd. Bovendien staat vast dat die software een unitaire economische waarde van 31 USD heeft en dat deze waarde noch in de waarde van de transactie tussen de Taiwanese fabrikanten en CCC noch in die van de transactie tussen CCC en CCIC is opgenomen.

33     Derhalve moet worden geconstateerd dat in die omstandigheden de transactiewaarde moet worden aangepast.

34     De Spaanse regering en de regering van het Verenigd Koninkrijk zijn van oordeel dat de software voor de betrokken besturingssystemen als „materialen, samenstellende delen, onderdelen en dergelijke” onder artikel 32, lid 1, sub b‑i, van het douanewetboek valt, terwijl hij volgens de Nederlandse en de Duitse regering als engineering in de zin van het bepaalde sub iv van die bepaling moet worden aangemerkt. Ter terechtzitting heeft de regering van het Verenigd Koninkrijk evenwel te kennen gegeven, ook te kunnen instemmen met deze laatste indeling.

35     Die indeling is door de verwijzende rechter niet gevraagd en is voor de oplossing van het hoofdgeding niet noodzakelijk.

36     Daarentegen moet worden vastgesteld dat, afhankelijk van de kwalificatie van de inhoud van de overeenkomst tussen CCC en Microsoft, welke kwalificatie tot de bevoegdheid van de verwijzende rechter behoort, de toepassing van artikel 32, lid 1, sub c, van het douanewetboek in aanmerking kan komen.

37     Gelet op het voorgaande moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat bij de invoer van computers waarop de verkoper software voor één of meer besturingssystemen heeft geïnstalleerd die hem door de koper kosteloos ter beschikking is gesteld, op de voet van artikel 32, lid 1, sub b of c, van het douanewetboek voor de vaststelling van de douanewaarde van die computers de transactiewaarde ervan moet worden verhoogd met de waarde van die software, indien deze laatste waarde niet is begrepen in de voor genoemde computers daadwerkelijk betaalde of te betalen prijs.

38     Hetzelfde geldt wanneer de nationale autoriteiten, in overeenstemming met het gemeenschapsrecht, de prijs van een andere koopovereenkomst dan de door de koper in de Gemeenschap gesloten overeenkomst als transactiewaarde aanvaarden. In dat geval moet onder „koper” in de zin van artikel 32, lid 1, sub b of c, van het douanewetboek worden verstaan de koper die die andere koopovereenkomst heeft gesloten.

 Kosten

39     Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht:

Bij de invoer van computers waarop de verkoper software voor één of meer besturingssystemen heeft geïnstalleerd die hem door de koper kosteloos ter beschikking is gesteld, moet op de voet van artikel 32, lid 1, sub b of c, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, voor de vaststelling van de douanewaarde van die computers de transactiewaarde ervan worden verhoogd met de waarde van die software, indien deze laatste waarde niet is inbegrepen in de voor genoemde computers daadwerkelijk betaalde of te betalen prijs.

Hetzelfde geldt wanneer de nationale autoriteiten, in overeenstemming met het gemeenschapsrecht, de prijs van een andere koopovereenkomst dan de door de koper in de Gemeenschap gesloten overeenkomst als transactiewaarde aanvaarden. In dat geval moet onder „koper” in de zin van artikel 32, lid 1, sub b of c, van verordening nr. 2913/92 worden verstaan de koper die die andere koopovereenkomst heeft gesloten.

ondertekeningen


* Procestaal: Nederlands.