Zaak C‑336/03

easyCar (UK) Ltd

tegen

Office of Fair Trading

[verzoek van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division, om een prejudiciële beslissing]

„Bescherming van consument bij op afstand gesloten overeenkomsten – Richtlijn 97/7/EG – Overeenkomsten betreffende verrichten van diensten voor vervoer – Begrip – Autoverhuurovereenkomsten”

Conclusie van advocaat-generaal C. Stix-Hackl van 11 november 2004 

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 10 maart 2005. 

Samenvatting van het arrest

Harmonisatie van wetgevingen – Bescherming van consument bij op afstand gesloten overeenkomsten – Richtlijn 97/7 – Werkingssfeer – Uitsluitingen voorzien in artikel 3, lid 2 – Overeenkomsten betreffende verrichten van diensten voor vervoer – Begrip – Overeenkomsten betreffende verrichten van diensten voor autoverhuur – Daaronder begrepen

(Richtlijn 97/7 van het Parlement en de Raad, art. 3, lid 2)

Artikel 3, lid 2, van richtlijn 97/7 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten, moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „overeenkomsten betreffende het verrichten van diensten voor vervoer” betrekking kan hebben op alle overeenkomsten die diensten op het gebied van vervoer regelen, met inbegrip van die welke een activiteit inhouden die op zich geen vervoer van de klant of zijn goederen omvat, maar die deze laatste de mogelijkheid wil bieden dit vervoer te verrichten. Dit begrip omvat dus ook overeenkomsten betreffende het verrichten van diensten voor autoverhuur, die zich kenmerken door het ter beschikking stellen van een vervoermiddel aan de consument.

(cf. punten 23, 27, 31 en dictum)




ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)
10 maart 2005(1)

„Bescherming van consument bij op afstand gesloten overeenkomsten – Richtlijn 97/7/EG – Overeenkomsten betreffende verrichten van diensten voor vervoer – Begrip – Autoverhuurovereenkomsten”

In zaak C-336/03,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de High Court of Justice (England and Wales), Chancery Division (Verenigd Koninkrijk), bij beslissing van 21 juli 2003, ingekomen bij het Hof op 30 juli 2003, in de procedure

easyCar (UK) Ltd

tegen

Office of Fair Trading,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),,



samengesteld als volgt: P. Jann, kamerpresident, K. Lenaerts, J. N. Cunha Rodrigues, K. Schiemann en M. Ilešič (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: C. Stix-Hackl,
griffier: K. Sztranc, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op
29 september 2004,
gelet op de opmerkingen van:

easyCar (UK) Ltd, vertegenwoordigd door D. Anderson, QC, K. Bacon, barrister, en D. Burnside, solicitor,

de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door C. Jackson als gemachtigde, bijgestaan door M. Hoskins, barrister,

de Spaanse regering, vertegenwoordigd door S. Ortiz Vaamonde als gemachtigde,

de Franse regering, vertegenwoordigd door R. Loosli-Surrans als gemachtigde,

de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door N. Yerrell en M.-J. Jonczy als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 11 november 2004,

het navolgende



Arrest



1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 3, lid 2, van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PB L 144, blz. 19; hierna: „richtlijn”).

2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de vennootschap easyCar (UK) Ltd (hierna: „easyCar”) en het Office of Fair Trading (hierna: „OFT”) over de bepalingen en voorwaarden van de door easyCar aangeboden en gesloten overeenkomsten voor autoverhuur.


Rechtskader

De gemeenschapsregeling

3
Luidens artikel 1 ervan heeft de richtlijn tot doel de bepalingen die in de lidstaten van toepassing zijn op overeenkomsten op afstand tussen consument en leverancier nader tot elkaar te brengen.

4
Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de richtlijn zijn de artikelen 4, 5, 6 en 7, lid 1, ervan niet van toepassing „[…] op overeenkomsten betreffende het verrichten van diensten voor logies, vervoer, het restaurantbedrijf en vrijetijdsbesteding, indien de leverancier zich er bij de sluiting van de overeenkomst toe verplicht, deze diensten op een bepaalde datum of tijdens een nader genoemde periode te verrichten […]”.

5
Artikel 6, lid 1, van de richtlijn voorziet bij overeenkomsten op afstand in een herroepingsrecht voor de consument. Volgens lid 2 van dit artikel is de leverancier, wanneer het herroepingsrecht is uitgeoefend, verplicht de door de consument gestorte bedragen kosteloos terug te betalen, met uitzondering van de kosten voor het terugzenden van de goederen.

De nationale regeling

6
De richtlijn is bij de Consumer Protection (Distance Selling) Regulations 2000 (hierna: „regulations”) omgezet in het recht van het Verenigd Koninkrijk.

7
De uitsluiting bedoeld in artikel 3, lid 2, van de richtlijn is omgezet bij regulation 6(2).

8
Het in artikel 6, lid 1, van de richtlijn voorziene herroepingsrecht is omgezet bij regulation 10, en de in artikel 6, lid 2, van de richtlijn bedoelde verplichting tot terugbetaling is opgenomen in regulation 14.

9
Regulation 27 machtigt het OFT om een rechterlijk bevel te vorderen jegens eenieder die naar zijn mening inbreuken begaat.


Hoofdgeding en prejudiciële vraag

10
EasyCar is een vennootschap die zich bezighoudt met de verhuur van auto’s zonder chauffeur. Zij is actief in het Verenigd Koninkrijk en in verscheidene andere lidstaten. De klanten van dit bedrijf kunnen de voor verhuur aangeboden auto’s enkel via internet reserveren. Volgens de bepalingen en voorwaarden van de door easyCar aangeboden en gesloten autoverhuurovereenkomst kan de consument bij ontbinding van de overeenkomst de gestorte bedragen niet terugbetaald krijgen, behoudens „ongewone en onvoorziene omstandigheden buiten [zijn] wil, waaronder […]: ernstige ziekte van de bestuurder die tot gevolg heeft dat hij ongeschikt is om te rijden; natuurrampen […]; handelingen van of beperkingen opgelegd door regeringen of overheden; oorlog, oproer, rellen of daden van terrorisme” of „in andere extreme omstandigheden, ter discretie van de manager van onze klantendienst”.

11
Volgens het OFT, dat verscheidene klachten van consumenten heeft ontvangen met betrekking tot de verhuurovereenkomsten die zij met easyCar hadden gesloten, schenden de bepalingen en voorwaarden van die overeenkomsten de regulations 10 en 14, die ter uitvoering van de richtlijn voorzien in een herroepingsrecht tezamen met een volledige terugbetaling van de door de consument betaalde bedragen binnen een bepaalde termijn na de sluiting van de overeenkomst.

12
EasyCar stelt zich op het standpunt dat de door haar aangeboden verhuurovereenkomsten vallen onder de uitsluiting voorzien voor „overeenkomsten betreffende het verrichten van diensten voor […] vervoer” in de zin van regulation 6(2) en artikel 3, lid 2, van de richtlijn, en dat zij dus niet aan de vereisten van voormelde regulations 10 en 14 is onderworpen. Het OFT meent daarentegen dat de autoverhuur niet kan worden gekwalificeerd als „dienst voor vervoer”.

13
EasyCar en het OFT hebben voor de High Court of Justice (England and Wales), Chancery Division, rechtsvorderingen ingesteld. EasyCar heeft een vordering ingesteld strekkende tot vaststelling dat het bij de regulations voorziene herroepingsrecht is uitgesloten bij de door haar aangeboden verhuurovereenkomsten, terwijl het OFT heeft gevorderd dat easyCar wordt gelast om niet langer in strijd met de regulations haar klanten het recht op herroeping en op terugbetaling van de gestorte bedragen te weigeren.

14
In deze omstandigheden heeft de High Court of Justice (England and Wales), Chancery Division, besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vraag voor te leggen:

„Omvat het begrip ‚overeenkomsten betreffende het verrichten van diensten voor […] vervoer’ in artikel 3, lid 2, van [de] richtlijn […] ook overeenkomsten betreffende het verrichten van diensten voor autoverhuur?”


Verzoek om heropening van de mondelinge behandeling

15
Bij op 13 december 2004 ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift heeft easyCar om heropening van de mondelinge behandeling verzocht.

16
In dit verband zij eraan herinnerd dat het Hof overeenkomstig artikel 61 van het Reglement voor de procesvoering de heropening van de mondelinge behandeling kan bevelen, indien het van oordeel is dat het onvoldoende is ingelicht of dat de zaak moet worden beslecht op basis van een argument waarover tussen partijen geen discussie heeft plaatsgevonden (arresten van 10 februari 2000, Deutsche Post, C-270/97 en C-271/97, Jurispr. blz. I-929, punt 30, en 18 juni 2002, Philips, C-299/99, Jurispr. blz. I-5475, punt 20).

17
Het Hof is van oordeel dat de mondelinge behandeling in casu niet behoeft te worden heropend. Bijgevolg dient het verzoek om heropening van de mondelinge behandeling te worden afgewezen.


Beantwoording van de prejudiciële vraag

18
Blijkens de verwijzingsbeschikking is niet in geschil dat de tussen easyCar en haar klanten gesloten overeenkomsten overeenkomsten op afstand zijn in de zin van de regulations en de richtlijn, en dat zij overeenkomsten betreffende het verrichten van diensten vormen. Met haar vraag wenst de verwijzende rechterlijke instantie in wezen te vernemen of diensten voor autoverhuur diensten voor vervoer zijn in de zin van artikel 3, lid 2, van de richtlijn.

19
EasyCar betoogt dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Spaanse regering, de Franse regering en de regering van het Verenigd Koninkrijk alsook de Commissie van de Europese Gemeenschappen stellen zich op het tegenovergestelde standpunt.

20
Om te beginnen moet dienaangaande worden vastgesteld dat noch de richtlijn noch de voor de uitlegging ervan relevante stukken, zoals de voorstukken, duidelijkheid scheppen over de exacte draagwijdte van het in artikel 3, lid 2, van de richtlijn vermelde begrip „diensten voor vervoer”. Ook het algemene stelsel van de richtlijn doet enkel uitkomen dat zij tot doel heeft de consumenten een verregaande bescherming te bieden door hun bepaalde rechten toe te kennen, waaronder het herroepingsrecht, en dat dit artikel 3, lid 2, voorziet in een uitsluiting van deze rechten in vier verwante sectoren van economische activiteit, waaronder die van de diensten voor vervoer.

21
Volgens vaste rechtspraak moet de betekenis en de draagwijdte van begrippen waarvoor het gemeenschapsrecht geen definitie geeft, worden bepaald in overeenstemming met hun in de omgangstaal gebruikelijke betekenis, met inachtneming van de context waarin zij worden gebruikt en de doeleinden die worden beoogd door de regeling waarvan zij deel uitmaken (arresten van 19 oktober 1995, Hönig, C-128/94, Jurispr. blz. I-3389, punt 9, en 27 januari 2000, DIR International Film e.a./Commissie, C-164/98 P, Jurispr. blz. I-447, punt 26). Wanneer deze begrippen, zoals in de zaak in het hoofdgeding, voorkomen in een bepaling die een afwijking vormt van een beginsel of, meer bepaald, van gemeenschapsregels inzake consumentenbescherming, dan moeten zij bovendien strikt worden uitgelegd (arresten van 18 januari 2001, Commissie/Spanje, C-83/99, Jurispr. blz. I-445, punt 19, en 13 december 2001, Heininger, C-481/99, Jurispr. blz. I-9945, punt 31).

22
Wat de uitdrukking „diensten voor vervoer” betreft, moet worden vastgesteld dat deze, evenals iedere van de overige opgesomde categorieën van diensten, staat voor een sectorale uitsluiting, en dat zij dus algemeen op diensten in de vervoersector ziet.

23
Dienaangaande moet worden opgemerkt dat de wetgever bij de formulering van de bepalingen inzake de uitsluiting die in het hoofdgeding aan de orde is, niet gekozen heeft voor de in de rechtssystemen van de lidstaten gangbare uitdrukking „vervoersovereenkomsten”, die enkel betrekking heeft op het vervoer van passagiers en goederen door de vervoerder, maar voor de veel ruimere uitdrukking „overeenkomsten betreffende het verrichten van diensten voor […] vervoer”, die betrekking kan hebben op alle overeenkomsten die diensten op het gebied van vervoer regelen, met inbegrip van die welke een activiteit inhouden die op zich geen vervoer van de klant of zijn goederen omvat, maar die deze laatste de mogelijkheid wil bieden dit vervoer te verrichten.

24
Derhalve blijkt uit de bewoordingen van artikel 3, lid 2, van de richtlijn dat de wetgever de in deze bepaling vervatte uitsluiting niet heeft willen omschrijven naar gelang van de soorten overeenkomsten, maar op zodanige wijze dat alle overeenkomsten betreffende het verrichten van diensten in de sectoren logies, vervoer, restaurantbedrijf en vrijetijdsbesteding onder deze uitsluiting vallen, met uitzondering van die welke niet op een bepaalde datum of tijdens een nader genoemde periode behoeven te worden uitgevoerd.

25
Deze uitlegging vindt uitdrukkelijk steun in verscheidene taalversies van artikel 3, lid 2, van de richtlijn, te weten de Duitse, de Italiaanse en de Zweedse versie, waarin respectievelijk sprake is van „Dienstleistungen in den Bereichen […] Beförderung” („diensten op het vlak van vervoer”), „servizi relativi […] ai transporti” („diensten inzake vervoer”) en „tjänster som avser […] transport” („diensten die het vervoer betreffen”).

26
In de omgangstaal doelt het begrip „vervoer” niet alleen op de handeling van verplaatsing van personen of goederen van de ene plaats naar de andere, maar ook op de wijzen van overbrenging en op de voor de verplaatsing van die personen en goederen gebruikte middelen. Het ter beschikking stellen van een vervoermiddel aan de consument maakt dan ook deel uit van de diensten van de vervoersector.

27
Derhalve moet, zonder buiten het enge kader te treden van de bij artikel 3, lid 2, van de richtlijn voorziene sectorale uitsluiting betreffende „diensten voor vervoer”, worden vastgesteld dat deze uitsluiting ziet op diensten voor autoverhuur, die zich juist kenmerken door het ter beschikking stellen van een vervoermiddel aan de consument.

28
Wat betreft de context waarin het begrip „diensten voor vervoer” gebruikt wordt en de door de richtlijn beoogde doeleinden, staat het bovendien vast, zoals de advocaat-generaal in de punten 39 tot en met 41 van haar conclusie heeft opgemerkt, dat de wetgever een bescherming van de belangen van de consumenten die gebruikmaken van afstandscommunicatiemiddelen, maar ook een bescherming van de belangen van de leveranciers van bepaalde diensten heeft willen invoeren, zodat deze geen onevenredige nadelen ondervinden in verband met de kosteloze annulering of de annulering zonder opgaaf van redenen van gereserveerde diensten. Dienaangaande stelt easyCar terecht, zonder overigens op dit punt te zijn tegengesproken door de regeringen die bij het Hof opmerkingen hebben ingediend of door de Commissie, dat artikel 3, lid 2, van de richtlijn tot doel heeft de leveranciers van diensten in bepaalde activiteitensectoren uit te sluiten op grond dat de vereisten van de richtlijn deze leveranciers op onevenredige wijze zouden kunnen treffen, in het bijzonder wanneer een dienst is gereserveerd en deze reservering korte tijd voor de voor de dienstverrichting voorziene datum door de consument wordt geannuleerd.

29
Vastgesteld moet worden dat de autoverhuurbedrijven een activiteit uitoefenen die de wetgever door middel van de in artikel 3, lid 2, van de richtlijn voorziene uitsluiting tegen dergelijke nadelen heeft willen beschermen. Deze bedrijven moeten namelijk maatregelen treffen om op de bij de reservering vastgestelde datum de overeengekomen prestatie te leveren, en ondervinden om deze reden in geval van annulering dezelfde nadelen als andere bedrijven die actief zijn in de vervoersector of in de andere in dit artikel 3, lid 2, opgesomde sectoren.

30
Uit een en ander volgt dat enkel de uitlegging dat diensten voor autoverhuur diensten voor vervoer zijn in de zin van artikel 3, lid 2, van de richtlijn, verzekert dat de in deze bepaling voorziene uitsluiting het karakter van sectorale uitsluiting heeft en het mogelijk maakt dat het met deze bepaling beoogde doel wordt bereikt.

31
Op de gestelde vraag moet dan ook worden geantwoord dat artikel 3, lid 2, van de richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat het begrip „overeenkomsten betreffende het verrichten van diensten voor vervoer” ook overeenkomsten betreffende het verrichten van diensten voor autoverhuur omvat.


Kosten

32
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht:

Artikel 3, lid 2, van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten, moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „overeenkomsten betreffende het verrichten van diensten voor vervoer” ook overeenkomsten betreffende het verrichten van diensten voor autoverhuur omvat.

ondertekeningen


1
Procestaal: Engels.