EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 5.7.2023
COM(2023) 420 final
2023/0234(COD)
Voorstel voor een
RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen
(Voor de EER relevante tekst)
{SEC(2023) 420 final} - {SWD(2023) 420 final} - {SWD(2023) 421 final} - {SWD(2023) 422 final}
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
In de Europese Green Deal en het actieplan voor de circulaire economie wordt opgeroepen tot versterkte en versnelde actie van de EU en de lidstaten om de ecologische duurzaamheid van de textielsector en de levensmiddelensector te waarborgen, aangezien die sectoren de meeste hulpbronnen verbruiken en aanzienlijke negatieve externe milieueffecten veroorzaken, terwijl financieringstekorten en technologische lacunes de voortgang naar een circulaire economie en het koolstofvrij maken van de industrie belemmeren. De levensmiddelensector en de textielsector zijn respectievelijk de meest en de op drie na meest hulpbronnenintensieve sectoren, en zij voldoen niet volledig aan de fundamentele beginselen voor afvalbeheer van de Unie die zijn opgenomen in de afvalhiërarchie en die vereisen dat prioriteit wordt gegeven aan afvalpreventie, gevolgd door voorbereiding voor hergebruik en recycling. In het licht van de gedane toezeggingen is dit voorstel tot wijziging van de kaderrichtlijn afval gericht op twee hulpbronnenintensieve sectoren: textiel en levensmiddelen. Het voorstel heeft de volgende algemene doelstellingen:
–het verminderen van milieu- en klimaateffecten, het verbeteren van de kwaliteit van het milieu en het verbeteren van de volksgezondheid in verband met het beheer van textielafval in overeenstemming met de afvalhiërarchie;
–het verminderen van de milieu- en klimaateffecten van voedselsystemen die zijn verbonden aan de productie van voedselafval. De preventie van voedselverspilling zou ook bijdragen tot voedselzekerheid.
Textielafval
Hoewel afvalpreventie een belangrijke doelstelling is van de kaderrichtlijn afval en van de inspanningen voor de uitvoering op nationaal niveau, ook door particuliere actoren, blijft de totale afvalproductie toenemen en kan slechts een “relatieve ontkoppeling” van de afvalproductie van de economische groei worden waargenomen. Deze trend voor afval in het algemeen kan ook bij textielafval worden waargenomen. De situatie wordt echter verergerd door “fast fashion” (snelle mode), die wordt gekenmerkt door de frequentere lancering van modecollecties, met goedkope producten die de externe milieueffecten niet internaliseren, impulsaankopen aanmoedigen en consumenten motiveren om meer kleding te kopen. Deze toenemende consumptie van textiel leidt tot een toename van de hoeveelheid textielafval. Volgens een lopende studie van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) bedroeg de totale hoeveelheid textielafval, waaronder kleding en schoeisel, huishoudtextiel, technisch textiel en postindustrieel afval dat vóór consumptie wordt geproduceerd, in 2019 12,6 miljoen ton (10,9 miljoen ton afval na consumptie en 1,7 miljoen ton postindustrieel afval vóór consumptie). Afval van kleding en schoeisel bedroeg 5,2 miljoen ton, wat overeenkomt met 12 kg per persoon per jaar in de EU.
Volgens een studie van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) wordt momenteel ongeveer 78 % van het textielafval na consumptie, dat kleding en schoeisel, huishoudtextiel en technisch textiel omvat, niet gescheiden ingezameld en komt het terecht in gemengd huishoudelijk afval dat bestemd is om te worden verbrand of gestort. Dit niet-hulpbronnenefficiënte afvalbeheer is niet in overeenstemming met de afvalhiërarchie en leidt tot milieuschade in de EU en in derde landen door buitensporig(e) broeikasgasemissies, waterverbruik, vervuiling en landgebruik. Van het gescheiden ingezamelde textielafval, dat slechts 22 % van de hoeveelheid textielafval na consumptie vertegenwoordigt, wordt ongeveer 32 % in de EU gerecycled (ongeveer 20 % buiten de EU) en wordt ongeveer 8 % in de EU hergebruikt (ongeveer 38 % buiten de EU), terwijl de rest wordt uitgevoerd.
De in de kaderrichtlijn afval opgenomen verplichting tot gescheiden inzameling van textiel treedt op 1 januari 2025 in werking. Volgens informatie van de lidstaten zullen de systemen voor gescheiden inzameling en de infrastructuur voor sortering en recycling waarschijnlijk niet voldoende voorbereid zijn om de verwachte extra in te zamelen hoeveelheden te verwerken. De sortering zal naar verwachting plaatsvinden in de buurt van afvalinzamelingspunten in de meeste lidstaten en op grotere schaal in lidstaten waar de marktomstandigheden gunstig zijn (bv. lagere kosten van afvalbeheer, bestaande infrastructuur en vaardigheden die kunnen worden opgeschaald, nabijheid van recycling-/productiehubs en havens). Recycling zal naar verwachting niet in alle landen plaatsvinden en zal waarschijnlijk plaatsvinden in regio’s in de buurt van de textielproductiecentra en bestaande infrastructuur.
De textielsector is hulpbronnenintensief. De meeste druk en gevolgen van de consumptie van kleding, schoeisel en huishoudtextiel in de EU, zowel wat grondstoffen als textielproductie betreft, worden in andere delen van de wereld worden waargenomen. Hoewel de meeste milieuproblemen die verband houden met de textielconsumptie in de EU zich voordoen in derde landen, hebben zij vanwege hun wereldwijde impact ook gevolgen voor de EU. Het EEA schat dat voor de productie van kleding, textiel en schoeisel die in 2020 in de EU worden verbruikt, 80 % van de primaire grondstoffen, 88 % van het waterverbruik, 92 % van het landgebruik en 73 % van de broeikasgasemissies buiten de EU plaatsvonden. Broeikasgasemissies zijn bijvoorbeeld een wereldwijd fenomeen en zijn niet beperkt tot specifieke grenzen of regio’s. Daarnaast waren wereldwijd bijna 13 miljoen werknemers in voltijdsequivalenten werkzaam in de toeleveringsketen. Daarom kan het voorkomen, hergebruiken en recyclen van textielafval de ecologische voetafdruk van de sector helpen verkleinen.
Bovendien worden de kosten voor afvalbeheer van gebruikte kleding en huishoudtextiel niet doorberekend in de prijs van nieuwe producten. De gemiddelde kosten voor inzameling en verwerking bedragen ongeveer 12 cent per artikel. Deze kosten variëren echter per type artikel, waarbij artikelen die een mix van textielvezelsoorten bevatten en sluitingsmechanismen hebben (bijvoorbeeld knopen en ritssluitingen) meer kosten om te verwerken, en artikelen met één vezeltype en zonder sluitingsmechanismen, zoals T-shirts, minder kosten. Gezien de grote hoeveelheden textielafval die momenteel in restafval worden gestort, worden de kosten van de verwijdering en de externe milieueffecten van die verwijdering, waaronder emissies van verbranding en storten, ook niet doorberekend. Andere externe effecten zijn met name de ecologische en sociale gevolgen van textielafval dat onder het mom van recycling naar derde landen wordt uitgevoerd, met name in het geval van uitgevoerd ongesorteerd textiel, waarvan een aanzienlijk deel op (illegale) stortplaatsen terechtkomt.
Uiteenlopende definities van textiel en textielafval leiden tot administratieve lasten en vormen belemmeringen voor grensoverschrijdende overbrengingen. De verschillende beleids- en regelgevingssignalen in de afzonderlijke lidstaten en het gebrek aan informatie (bv. over de kwaliteit van grondstoffen) belemmeren de opschaling van de recyclingindustrie en hergebruik en verstoren het gelijke speelveld op de eengemaakte markt, terwijl de recycling van textiel complex is als gevolg van de verschillende samenstellingen van textielafval. Dit belemmert niet alleen de transitie naar een circulaire economie in de textielsector, maar verhindert ook het creëren van hoogwaardige banen en toegevoegde waarde in de EU. De ontoereikende infrastructuur voor sortering en recycling zal er waarschijnlijk toe leiden dat textiel niet in overeenstemming met de afvalhiërarchie wordt verwerkt, zelfs wanneer de verplichting tot gescheiden inzameling van kracht wordt. Productie met een lage toegevoegde waarde vindt voornamelijk plaats in derde landen. De productie en verwijdering van ingevoerd textielafval heeft aanzienlijke negatieve gevolgen voor de samenleving op lokaal, regionaal en mondiaal niveau.
De specifieke doelstellingen van dit voorstel met betrekking tot textielafval zijn dan ook het verbeteren van het beheer van textielafval in overeenstemming met de in de kaderrichtlijn afval verankerde “afvalhiërarchie”, waarbij voorrang wordt gegeven aan afvalpreventie, voorbereiding voor hergebruik en recycling van textiel boven andere opties voor nuttige toepassing en verwijdering, en waarbij het beginsel de vervuiler betaalt, wordt toegepast. In het actieplan voor de circulaire economie en de EU-strategie voor duurzaam en circulair textiel (“textielstrategie”) wordt opgeroepen tot versterkte en versnelde actie van de EU en de lidstaten om textielafval te voorkomen en de circulariteit van textiel te verbeteren, aangezien dit een hulpbronnenintensieve sector is die aanzienlijke negatieve externe milieueffecten veroorzaakt, terwijl financieringstekorten en technologische lacunes de voortgang naar een circulaire economie belemmeren.
Voedselverspilling
Voedselverspilling is een van de grootste bronnen van inefficiëntie in de agrovoedingsketen. Deze verspilling leidt met name tot negatieve milieu- en klimaateffecten. Voedselconsumptie levert de belangrijkste bijdrage aan de milieueffecten en de biodiversiteitsvoetafdruk van de EU-consumptie.
Wanneer voedsel wordt weggegooid, komen alle energie en hulpbronnen die het bevat en de gevolgen daarvan voor het milieu, zoals de uitstoot van broeikasgassen die zich ophopen in de voedselketen, nog steeds tot uiting, zonder dat dit ten goede komt aan de menselijke voeding. Voedsel dat wordt bewerkt, vervoerd en bereid om vervolgens in de consumptiefase te worden verspild, heeft een grotere impact op het milieu dan onbewerkte levensmiddelen die op de boerderij verloren gaan. De 58,5 miljoen ton voedselafval die in 2020 in de EU werd geproduceerd, veroorzaakte een uitstoot van 252 miljoen ton CO2-equivalenten, hetgeen 16 % van de totale broeikasgasimpact van het voedselsysteem in de EU vertegenwoordigt. Voedselverspilling veroorzaakt ook een onnodige druk op de schaarse natuurlijke hulpbronnen. Zo kan de hoeveelheid water die wordt verbruikt voor de productie van voedsel dat uiteindelijk wordt verspild, worden gekwantificeerd op 342 miljard m3 waterequivalent, wat overeenkomt met 12 % van de totale impact van de voedselproductie en -consumptie in de EU. Voedselverspilling is ook verantwoordelijk voor 16 % van de effecten op de bodem die worden veroorzaakt door landgebruik, terwijl de gevolgen voor mariene eutrofiëring 15 % van het totaal uitmaken,.
Wat de economische gevolgen betreft, heeft de daarmee gepaard gaande marktwaarde van 58,5 miljoen ton voedselafval een geschatte marktwaarde van 132 miljard EUR. Deze kosten omvatten onder meer het verlies van middelen door exploitanten van levensmiddelenbedrijven in elk stadium van de voedselvoorzieningsketen, maar ook onnodige uitgaven van huishoudens. Bovendien worden de kosten voor de inzameling en verwerking van voedselafval geraamd op nog eens 9,3 miljard EUR.
Voedselverspilling heeft belangrijke sociale gevolgen, en leidt tot onnodige uitgaven van middelen die anders zouden kunnen worden toegewezen. Het gemiddelde aandeel van de uitgaven voor levensmiddelen (agrovoedingsmiddelen en cateringdiensten) in de totale uitgaven van huishoudens in de EU bedraagt ongeveer 19 %. Het weggooien van voedsel dat geschikt is voor menselijke consumptie — in plaats van dat voedsel te herverdelen aan wie daar behoefte aan heeft, onder meer door voedseldonatie — vormt ook een gemiste kans in het licht van de toenemende uitdagingen op het gebied van voedselzekerheid. Hoewel de beschikbaarheid van voedsel in Europa gewaarborgd is, is de betaalbaarheid van voedsel een probleem voor een groeiend aantal EU-burgers: 32,6 miljoen mensen kunnen zich om de twee dagen geen maaltijd met vlees, vis, kip of een vegetarische equivalent veroorloven. Tot slot heeft voedselverspilling voor veel consumenten een belangrijke ethische dimensie.
In dit verband hebben de EU en haar lidstaten zich ertoe verbonden duurzameontwikkelingsdoelstelling (SDG) 12.3 te verwezenlijken om tegen 2030 de wereldwijde voedselverspilling per hoofd van de bevolking op het niveau van de detailhandel en de consument te halveren en het voedselverlies in de productie- en toeleveringsketens, met inbegrip van verliezen na de oogst, terug te dringen.
De EU heeft een specifiek actieplan uitgevoerd om voedselverlies en voedselverspilling terug te dringen, met zowel regelgevende als niet-regelgevende maatregelen, aanvankelijk als onderdeel van het actieplan voor de circulaire economie van 2015 en, sinds 2020, in het kader van de “van boer tot bord”-strategie van de EU. Daarbij streeft de Commissie er niet alleen naar om duidelijke verplichtingen voor de lidstaten vast te stellen met betrekking tot de vermindering van voedselafval, maar ook om een beleidsklimaat te creëren dat de lidstaten ondersteunt bij het nemen van doeltreffende maatregelen.
De kaderrichtlijn afval, zoals herzien in 2018, verplicht de lidstaten specifieke programma’s voor de preventie van voedselverspilling op te stellen, in overeenstemming met de afvalhiërarchie. De lidstaten moeten voedselafval in elk stadium van de voedselvoorzieningsketen verminderen, de hoeveelheden voedselafval monitoren en verslag uitbrengen over de geboekte vooruitgang. De Commissie heeft in 2019 een gemeenschappelijke methode voor het meten van voedselafval goedgekeurd, die moet worden gebruikt als basis voor de monitoring van voedselverspilling in de hele EU.
Om de lidstaten te ondersteunen bij het nemen van maatregelen, heeft de Commissie sinds 2015 initiatieven genomen om de desbetreffende wetgeving te verduidelijken en te harmoniseren (bv. de vaststelling van EU-richtsnoeren inzake voedseldonatie, gevolgd door wijzigingen van de levensmiddelenhygiënevoorschriften voor de bevordering van veilige voedseldonatiepraktijken, en EU-richtsnoeren betreffende het gebruik van niet meer voor menselijke consumptie bestemde levensmiddelen als diervoeding). De Commissie heeft in 2016 ook een multistakeholderplatform opgericht, het
EU-platform inzake voedselverlies en -verspilling
om alle actoren te ondersteunen bij het vaststellen van maatregelen om voedselverspilling te voorkomen, beste praktijken uit te wisselen en de vooruitgang te evalueren. Zij heeft zelf ook maatregelen getroffen (bv.
aanbevelingen voor maatregelen op het gebied van de preventie van voedselverspilling
) en steun verleend aan de werkzaamheden die op EU-niveau zijn verricht om de
praktijken op het gebied van datumetikettering te verbeteren. Het delen van beste praktijken en oplossingen om voedselverspilling in de hele EU terug te dringen, wordt ook bevorderd via de digitale
EU-hub voor de preventie van voedselverlies en -verspilling
. In het kader van het proefproject RESTwithEU worden digitale instrumenten om voedselverspilling in de restaurantsector terug te dringen, geëvalueerd en aanbevolen. Een speciale subgroep van het platform houdt zich bezig met het ondersteunen van gedragsverandering bij de consument, en een compendium met beste praktijken, dat is ontwikkeld in het kader van het EU-proefproject Europees forum inzake voedselverspilling door consumenten, zal eind juni 2023 beschikbaar worden gesteld. Om de empirische basis voor de preventie van voedselverspilling te versterken, evalueert het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek de doeltreffendheid van de maatregelen ter preventie van voedselverspilling aan de hand van een evaluatiekader dat door alle actoren kan worden gebruikt. Oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van de EU-kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie
Horizon 2020
en
Horizon Europa
hebben nieuwe mogelijkheden geboden voor onderzoek en innovatie om voedselverlies en -verspilling aan te pakken. Andere financieringsinstrumenten voor de preventie van voedselverspilling zijn het
LIFE-milieuprogramma
en
InterReg Europe
. In het kader van het programma voor de eengemaakte markt stelt de Commissie in samenwerking met het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid (HaDEA) ook subsidies beschikbaar om de lidstaten en belanghebbenden te ondersteunen bij het verbeteren van de meting van voedselafval en de uitvoering van acties om voedselafval terug te dringen.
Veel exploitanten van levensmiddelenbedrijven in de voedselvoorzieningsketen hebben belangrijke stappen gezet om voedselverspilling terug te dringen en de hulpbronnenefficiëntie te verbeteren. In het kader van de EU-gedragscode voor verantwoorde bedrijfsvoering en marketingpraktijken in de voedingssector hebben voedselverwerkers en detailhandelaren concrete toezeggingen gedaan om de voedselverspilling tijdens hun activiteiten en in de hele toeleveringsketen terug te dringen.
Ondanks deze maatregelen en het groeiende bewustzijn van de negatieve impact en gevolgen van voedselverspilling, de politieke verbintenissen die op EU- en lidstaatniveau zijn aangegaan en de maatregelen van de EU die sinds het actieplan voor de circulaire economie van 2015 zijn uitgevoerd, neemt de voedselverspilling niet voldoende af om aanzienlijke vooruitgang te boeken in de richting van SDG 12.3. Ondanks de bestaande wettelijke verplichtingen in de kaderrichtlijn afval en de ondersteunende activiteiten van de Commissie, lopen de maatregelen die tot nu toe in de lidstaten zijn genomen, uiteen en hebben zij geen significante vermindering van de hoeveelheid voedselafval in de EU teweeggebracht.
Daarom is de vaststelling van streefdoelen een noodzakelijke volgende stap. Dit voorstel heeft de volgende specifieke doelstellingen: ten eerste, de lidstaten een duidelijke verantwoordelijkheid toewijzen om de vermindering van de voedselverspilling in de hele voedselvoorzieningsketen en in de huishoudens op hun respectieve grondgebied te versnellen en zo een solide bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van SDG 12.3; en ten tweede, ervoor zorgen dat alle lidstaten het voorbeeld van de koplopers volgen met voldoende en consistente maatregelen om de voedselverspilling te verminderen.
Dit moet elke lidstaat ertoe aanzetten om ambitieuze initiatieven te nemen — waarbij de meest doeltreffende, aan de specifieke nationale situatie aangepaste maatregelen worden uitgevoerd — en om gedragsverandering bij consumenten te bevorderen en de coördinatie van maatregelen tussen actoren in de hele voedselwaardeketen te versterken, onder meer in samenwerking met andere relevante actoren (bv. de academische wereld, ngo’s, financiële instellingen, actoren in de sociale economie, enz.).
Bovendien is voedselverspilling na de Conferentie over de toekomst van Europa gekozen als het eerste onderwerp voor Europese burgerpanels. De aanbevelingen van het burgerpanel zullen de werkzaamheden van de Commissie ondersteunen en de lidstaten helpen bij het ontwikkelen van nationale strategieën en actieplannen om voedselverspilling te voorkomen.
•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
De voorgestelde wijziging is in overeenstemming met artikel 11, lid 1, van de kaderrichtlijn afval, dat de lidstaten verplicht om uiterlijk op 1 januari 2025 een gescheiden inzameling van textiel in te voeren. Met het voorstel worden uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en andere beleidsmaatregelen ingevoerd die gericht zijn op het ondersteunen van de noodzakelijke financiering en het harmoniseren van informatie en benaderingen met betrekking tot de infrastructuur voor inzameling, sortering, hergebruik, voorbereiding voor hergebruik en recycling die nodig zal zijn zodra de verplichting tot gescheiden inzameling van kracht wordt.
Overeenkomstig artikel 9, lid 6, van de kaderrichtlijn afval moet de Commissie uiterlijk op 31 december 2023 de door de lidstaten verstrekte gegevens over voedselafval onderzoeken om na te gaan of er een voor de hele Unie geldende doelstelling voor de vermindering van voedselverspilling kan worden vastgesteld die tegen 2030 moet worden behaald, en moet zij een verslag, indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel, indienen bij het Europees Parlement en de Raad. De vaststelling van streefdoelen moet de huidige bepalingen van artikel 9, lid 1, van de kaderrichtlijn afval versterken, op grond waarvan de lidstaten maatregelen moeten nemen om voedselverspilling in de hele voedselvoorzieningsketen te verminderen.
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
De textielstrategie van de EU is gericht op de productie en consumptie van textiel, waarbij het belang van de textielsector wordt erkend. In de strategie wordt een visie voor textiel voor 2030 gepresenteerd, met als doel duurzame en recyclebare textielproducten die grotendeels gemaakt zijn van gerecyclede vezels, die vrij zijn van gevaarlijke stoffen en die worden geproduceerd met inachtneming van arbeids- en sociale rechten en het milieu, en wordt gewezen op de noodzaak van producentenverantwoordelijkheid in de hele waardeketen, voldoende capaciteit voor innovatieve “fibre-to-fibre”-recycling, biogebaseerde oplossingen en het minimaliseren van de verbranding en het storten van textiel. In de textielstrategie van de EU zijn geharmoniseerde EU-regels inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel aangekondigd, alsook economische stimulansen om producten duurzamer te maken (“ecogemoduleerde heffingen”), wat met name relevant is voor afvalbeheer. Voorts werd gewezen op de doelstelling van de Commissie om de uitdagingen in verband met de uitvoer van textielafval aan te pakken en fatsoenlijk werk wereldwijd te bevorderen met het oog op een wereldwijde rechtvaardige transitie en een duurzaam herstel.
Dit initiatief heeft ook tot doel bij te dragen tot de doelstelling van het actieplan voor de circulaire economie om de totale afvalproductie aanzienlijk te verminderen en de hoeveelheid (niet-gerecycled) stedelijk restafval tegen 2030 te halveren. De herziening van de richtlijn verpakking en verpakkingsafval heeft tot doel de afvalproductie van verpakkingsafval te verminderen. Dit initiatief en de herziening van de richtlijn verpakking en verpakkingsafval zullen samen meer dan 65 % van al het geproduceerde stedelijk afval (verpakkingen, voedselafval en textielafval) aanpakken en aldus bijdragen tot de overkoepelende doelstelling van de kaderrichtlijn afval en de Europese Green Deal.
Het voorstel van de Commissie voor de verordening inzake de overbrenging van afvalstoffen is op 17 november 2021 aangenomen en bij de aanneming van het onderhavige voorstel zijn de onderhandelingen nog gaande. De verordening moet ervoor zorgen dat de EU haar afvalproblemen niet naar derde landen uitvoert en moet de overbrenging voor recycling vergemakkelijken, terwijl overbrenging voor verwijdering wordt ontmoedigd. De maatregelen omvatten criteria om een beter onderscheid te maken tussen gemengd en niet-gemengd afval en tussen gebruikte en afvalgoederen, die voor textiel kunnen worden vastgesteld. Ook wordt een striktere regeling voor de uitvoer naar derde landen van buiten de OESO voorgesteld, evenals een verplichting om de prestaties van inrichtingen voor nuttige toepassing in derde landen te controleren. Tot slot worden maatregelen voorgesteld om de inspanningen voor de handhaving van de regels inzake de overbrenging van afvalstoffen, ook voor textielafval, op te voeren. Bij de uitgevoerde beoordeling is rekening gehouden met de effecten van het voorstel voor de verordening inzake de overbrenging van afvalstoffen. Bovendien wordt in de maatregelen die betrekking hebben op de overbrenging van materialen (maatregelen 2.6 en 2.9) een onderscheid gemaakt tussen textielproducten die bestemd zijn voor hergebruik en niet langer afval zijn (en dus niet onder de verordening inzake de overbrenging van afvalstoffen vallen) en textielproducten waarop de maatregelen in het voorstel rechtstreeks betrekking hebben.
Het voorstel voor een verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten (verordening duurzame producten) biedt een kader voor het vaststellen van voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor specifieke productgroepen om hun circulariteit, energieprestaties en andere milieuduurzaamheidsaspecten aanzienlijk te verbeteren. Voorschriften inzake ecologisch ontwerp kunnen van cruciaal belang zijn voor afvalpreventie en hoogwaardige recycling, aangezien zij de duurzaamheid, repareerbaarheid, recyclebaarheid en gerecyclede inhoud van producten kunnen verbeteren. De ontwikkeling van dergelijke voorschriften kan ook een basis vormen voor de vaststelling van geharmoniseerde financiële bijdragen aan regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. De voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor textiel zullen naar verwachting in 2025 of 2026 van kracht worden. Naast de nieuwe voorschriften inzake ecologisch ontwerp, bevat de verordening duurzame producten maatregelen om de vernietiging van niet-verkochte consumentenproducten tegen te gaan. Ten eerste wordt voorgesteld grote ondernemingen te verplichten informatie openbaar te maken over het aantal en de soorten onverkochte consumptiegoederen die zij weggooien. Deze maatregel is bedoeld als een stimulans voor ondernemingen om deze praktijk om reputatieredenen te vermijden, terwijl hij naar verwachting ook een betere empirische onderbouwing zal opleveren over de mate waarin vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen plaatsvindt. Ten tweede zal de verordening duurzame producten de bevoegdheid omvatten om gedelegeerde handelingen vast te stellen om de vernietiging van specifieke groepen niet-verkochte consumentenproducten, zoals textiel, te verbieden, rekening houdend met de informatie uit de algemene openbaarmakingsplicht. Andere belangrijke beleidsterreinen van de Unie zijn de verordening inzake de etikettering van textielproducten en de verordening inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach).
Juridisch bindende streefdoelen voor de vermindering van voedselafval dragen bij tot een aantal andere beleidsdoelstellingen van de EU, namelijk een vermindering van de broeikasgasemissies, en daarmee tot de EU-doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 en tot de doelstelling van een nettovermindering van de broeikasgasemissies met ten minste 55 % tegen 2030, zoals geformuleerd in het klimaatdoelstellingsplan voor 2030. De vermindering van voedselverspilling leidt ook tot een duurzamer landgebruik, minder mariene eutrofiëring en minder waterschaarste, in overeenstemming met de in de “van boer tot bord”-strategie geformuleerde doelstelling om een duurzaam voedselsysteem tot stand te brengen.
In de strategie wordt voorzien in de vaststelling van een referentiescenario voor voedselafval, rekening houdend met door de lidstaten gerapporteerde nieuwe gegevens, en in de vaststelling van juridisch bindende streefdoelen om voedselverspilling in de hele EU tegen 2023 terug te dringen.
In de strategie voor de bio-economie wordt opgeroepen tot maatregelen om bioafvalstromen te hergebruiken, te verminderen en te recyclen. De vermindering van voedselverspilling draagt bij tot de kernbeginselen van de strategie, zoals de circulaire economie, de cascadering van biomassa en de toepassing van de afvalhiërarchie.
In het in februari 2022 gepubliceerde
transitietraject voor toerisme
wordt onder meer gewezen op de vermindering van voedselverspilling in de horecasector. In december 2022 hebben de lidstaten de
conclusies van de Raad over de Europese agenda voor toerisme 2030
aangenomen, waarin de Commissie en de lidstaten worden opgeroepen de circulariteit van toerismediensten te verbeteren, onder meer door voedselverspilling aan te pakken.
Ten slotte is voedselverspilling aangemerkt als een van de belangrijkste factoren die van invloed zijn op de voedselzekerheid, zowel aan de aanbod- als aan de vraagzijde. Het verminderen van voedselverspilling kan bijdragen tot een grotere veerkracht van voedselsystemen en tot voedselzekerheid in het algemeen door de efficiëntie en productiviteit van de toeleveringsketen te verbeteren en betaalbare voedselprijzen te waarborgen. Door de voedselsystemen efficiënter te maken en een gedragsverandering bij de consument te ondersteunen om onnodige voedselverspilling te voorkomen, kan met dezelfde hoeveelheid geproduceerd voedsel een groter aantal mensen worden gevoed. Het terugdringen van voedselverspilling kan daarom helpen om aan de verwachte toenemende vraag naar voedsel te voldoen en er tegelijkertijd voor zorgen dat ons voedselsysteem binnen de grenzen van onze planeet blijft functioneren. Bovendien kan het terugdringen van voedselverlies en -verspilling bijdragen tot een daling van de voedselprijzen, waardoor de economische toegang tot voedsel mogelijk wordt verbeterd.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
Krachtens artikel 192 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is de EU bevoegd om op het gebied van milieubeleid op te treden om de kwaliteit van het milieu te behouden, te beschermen en te verbeteren, de menselijke gezondheid te beschermen, bij te dragen tot een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen en op internationaal niveau maatregelen te bevorderen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen.
Het voorstel is ontwikkeld door middel van een gerichte wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (kaderrichtlijn afval), die het enige rechtsinstrument is om de preventie en het beheer van textielafval in de EU te reguleren en gebaseerd is op artikel 192, lid 1, VWEU. Hoewel er verschillende rechtshandelingen bestaan waarin textielproducten worden gereguleerd (bv. Reach of de verordening inzake de etikettering van textielproducten), is de kaderrichtlijn afval het enige rechtsinstrument waarin alle aspecten van het beheer van textielafval worden geregeld, met inbegrip van specifieke eisen om de gescheiden inzameling, verwerking en verslaglegging te waarborgen.
De gerichte wijziging van de kaderrichtlijn afval bouwt voort op deze bestaande eisen om vastgestelde regelgevingsbelemmeringen weg te nemen en marktfalen aan te pakken door deze bepalingen duidelijker, specifieker en geharmoniseerd te maken om de omvang van potentiële nationale verschillen te verkleinen en de voorwaarden te scheppen voor de uitbreiding van de infrastructuur voor het hergebruik en de recycling van textiel. Bovendien is de invoering van verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel in overeenstemming met de minimumeisen in de EU-wetgeving en wordt harmonisatie nagestreefd. Deze doelstelling wordt verder nagestreefd door de Commissie te belasten met de vaststelling van meer gedetailleerde regels door middel van uitvoeringshandelingen. Voor elke maatregel worden duidelijke toepassingsdata vastgesteld, in overeenstemming met de haalbaarheid ervan en de benodigde aanpassingstijd voor de betrokken belanghebbenden.
Op het gebied van voedselverspilling bouwt de gerichte wijziging van de kaderrichtlijn afval voort op bestaande eisen die betrekking hebben op belangrijke aspecten van de preventie van voedselverspilling (definitie van voedselafval en een gemeenschappelijke methode voor het meten van voedselafval, verplichtingen van de lidstaten om voedselverspilling in elk stadium van de voedselvoorzieningsketen te verminderen, monitoring van en verslaglegging over de hoeveelheden voedselafval, ontwikkeling van nationale programma’s ter preventie van voedselverspilling) en beheer (bv. gescheiden inzameling).
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Gezien het grensoverschrijdende karakter van de textielwaardeketen vanuit economisch, ecologisch en sociaal oogpunt is de verkoop, de consumptie en het beheer aan het einde van de levensduur van textiel onlosmakelijk verbonden met de werking van de eengemaakte markt en mondiale waardeketens. De grote afhankelijkheid van grondstoffen wijst op het belang van het bevorderen van circulaire bedrijfsmodellen om het gebruik van primaire grondstoffen te verminderen en de bijbehorende negatieve externe milieueffecten te helpen beperken.
De inzamelings-, sorteer- en recyclingsystemen moeten worden uitgebreid om voorbereid te zijn op de komende verplichting tot gescheiden inzameling en de volledige uitvoering ervan, aangezien verschillende regelgevings- en markttekortkomingen die gevolgen hebben voor alle lidstaten en actoren in de textielwaardeketen momenteel verhinderen dat er voldoende inzamelings-, sorteer- en recyclingcapaciteit beschikbaar is. Het ontbreken van een gemeenschappelijke EU-aanpak van het textielbeheer dreigt een versnippering van de regelgeving te veroorzaken of verder in de hand te werken en de afval- en materiaalstromen te verstoren, waardoor het grensoverschrijdende verkeer van textiel (producten, gebruikt textiel en textielafval) en gecoördineerde actie en snelle investeringen in de hele EU worden belemmerd. Er bestaat een groot risico dat de versnippering van de regelgeving en de administratieve lasten voor belanghebbenden uit de sector, met name kmo’s, verder toenemen als gevolg van de uiteenlopende toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt door nationale regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel. De aanpak van grensoverschrijdende externe milieueffecten, waaronder broeikasgasemissies en de uitvoer van textiel (en als niet-afval verhuld afval) naar derde landen, wordt doeltreffender aangepakt als de EU actie onderneemt, met name omdat de belangrijkste oorzaken van het probleem verband houden met tekortkomingen in de regelgeving als gevolg van het ontbreken van geharmoniseerde definities en versnippering van de regelgeving, en een financieringskloof waarmee alle lidstaten te kampen hebben.
Alle lidstaten produceren voedselafval, wat aanzienlijke grensoverschrijdende externe milieueffecten veroorzaakt. De productie, de opslag, het vervoer en de verwerking van voedsel en de verwijdering van voedselafval veroorzaken milieu- en klimaateffecten (zoals broeikasgasemissies en effecten op landgebruik, biodiversiteit, watergebruik en eutrofiëring) binnen de EU. Daarnaast kan de productie van in de EU geïmporteerd voedsel leiden tot aanzienlijke wereldwijde milieu- en klimaateffecten.
Om in elke lidstaat een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen te waarborgen en de negatieve gevolgen voor het klimaat, de biodiversiteit en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen te verminderen, met voordelen die verder reiken dan de nationale grenzen, moet voedselverspilling in de hele EU op een samenhangende manier worden teruggedrongen. Door het voedselsysteem efficiënter te maken, draagt de vermindering van voedselverspilling ook bij tot de voedselzekerheid in de hele EU.
Levensmiddelen worden op grote schaal verhandeld op de EU-markt en levensmiddelenbedrijven die grensoverschrijdend actief zijn, hebben behoefte aan samenhang en duidelijkheid over het verwachte ambitieniveau om investeringen en acties op het gebied van de preventie van voedselverspilling te plannen. Een gecoördineerde aanpak op EU-niveau kan betrouwbaarheid en continuïteit waarborgen en zo de invoering van nieuwe bedrijfsmodellen door exploitanten van levensmiddelenbedrijven ondersteunen om de vermindering van voedselverspilling in de hele voedselwaardeketen te versnellen.
Ondanks politieke toezeggingen op internationaal, EU- en nationaal niveau, de bestaande wettelijke voorschriften in de kaderrichtlijn afval en ondersteunende activiteiten van de Commissie, zijn de maatregelen van de lidstaten op het gebied van voedselverspilling verschillend en in het algemeen ontoereikend om de vastgestelde problemen en de ecologische, economische en sociale gevolgen voor consumenten, ondernemingen en de samenleving als geheel aan te pakken. De uiteenlopende inspanningen van de lidstaten om de productie van voedselafval te verminderen en de verschillende verwachtingen ten aanzien van de bijdrage van exploitanten van levensmiddelenbedrijven wijzen erop dat er behoefte is aan meer gecoördineerde en uniforme maatregelen op EU-niveau om vooruitgang te boeken op de schaal en in het tempo die nodig zijn om SDG 12.3 te verwezenlijken.
Het vaststellen van juridisch bindende streefdoelen voor de vermindering van voedselverspilling die de lidstaten tegen 2030 moeten verwezenlijken, zal naar verwachting de inspanningen versterken om doeltreffende strategieën en initiatieven binnen en tussen de lidstaten vast te stellen en uit te breiden, door: het stroomlijnen van de bijdrage van exploitanten van levensmiddelenbedrijven, met name in het kader van grensoverschrijdende toeleveringsketens; ervoor te zorgen dat de drijvende krachten achter de productie van voedselafval (markt en gedrag) door alle lidstaten consequent en gelijktijdig worden aangepakt, in overeenstemming met de maatregelen die tot dusver zijn genomen door de, vooralsnog weinige, koplopers; en het versnellen van de ontwikkeling van doeltreffende nationale strategieën ter preventie van voedselverspilling door de verspreiding van goede praktijken en het verder benutten van de kennisbasis van de EU met betrekking tot de preventie van voedselverspilling.
Het vaststellen van doelstellingen in de afvalwetgeving van de EU is een beleidsinstrument dat de lidstaten ertoe zou verplichten actie te ondernemen, maar dat tegelijkertijd volledige flexibiliteit biedt bij de keuze van de benodigde maatregelen. De lidstaten kunnen daarom de beleidsinstrumenten kiezen die, afhankelijk van de specifieke situatie op hun respectieve grondgebied, het meest doeltreffend en efficiënt zouden zijn.
•Evenredigheid
De regelgevingsaanpak van de kaderrichtlijn afval, waarbij bepaalde elementen van het afvalbeheer worden geharmoniseerd (definities, kwantitatieve of kwalitatieve doelstellingen om de afvalhiërarchie operationeel te maken, het beginsel dat de vervuiler betaalt, rapportagevereisten) en ruimte wordt gelaten voor nationale en lokale uitvoeringsmaatregelen (afvalbeheerplanning en afvalvergunningen), is in overeenstemming met maatregelen op EU-niveau die beperkt blijven tot de mate die strikt noodzakelijk is.
Een grotere harmonisatie van de benaderingen van het beheer van textielafval wat betreft het toepassingsgebied van textiel, duidelijke definities, minimale vereisten inzake overbrenging en verwerking om de afvalhiërarchie operationeel te maken, organisatorische kenmerken van systemen voor de inzameling van textiel en lastenverdeling zouden rechtszekerheid bieden voor de noodzakelijke gezamenlijke inspanningen van de belanghebbenden in de textielwaardeketen (lidstaten, sociale ondernemingen, afvalbeheerders, producenten, andere economische actoren, burgers) om te investeren in de ontwikkeling van infrastructuur in de hele EU om hergebruik en recycling te maximaliseren. Deze exploitanten behalen economische efficiëntie dankzij schaalvoordelen en lagere nalevingskosten doordat zij zich slechts aan één uniforme regelgevingsaanpak voor de hele EU hoeven te houden, waarvoor maatregelen op EU-niveau vereist zijn. Een geharmoniseerde aanpak om het financieringstekort te dekken door middel van gemeenschappelijke regels voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, waarbij andere regelgevingsbarrières die een grotere uniformiteit bij het sorteren van inputs en outputs van textielafval en grensoverschrijdende overbrengingen voor sortering, hergebruik en recycling in de weg staan, worden weggenomen, zou de economische lasten voor de industrie en kmo’s aanzienlijk verminderen en hun concurrentievermogen in stand houden. Aangezien de textielsector voor 99 % uit kmo’s bestaat, zal de naleving van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid collectief worden uitgeoefend door organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen de verantwoordelijkheid op zich nemen, waardoor de administratieve lasten voor kmo’s aanzienlijk zullen afnemen. De gecombineerde verbetering van de milieukwaliteit kan als een belangrijk nevenvoordeel worden beschouwd. Om de gevolgen voor kmo’s verder te beperken, worden micro-ondernemingen (tot tien werknemers), die 88 % van alle ondernemingen in de sector uitmaken, vrijgesteld van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, waardoor de administratieve lasten en de gevolgen voor kmo’s aanzienlijk worden verlicht.
De textielsector wordt gedomineerd door kmo’s. Ongeveer 88 % van de sector bestaat uit micro-ondernemingen. Het voorstel is specifiek toegesneden op het minimaliseren van de financiële en administratieve gevolgen voor micro-ondernemingen, met name door alle micro-ondernemingen vrij te stellen van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Alle overige kmo’s (d.w.z. kmo’s die geen micro-ondernemingen zijn) zouden nog steeds onder de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vallen. Tegelijkertijd zou de bevordering van hergebruik en recycling ook de kmo’s ondersteunen die onder de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vallen (d.w.z. kmo’s die geen micro-ondernemingen zijn) door te zorgen voor meer financiering in vergelijking met de huidige situatie en een stabieler aanbod van herbruikbare en recyclebare textielgrondstoffen op de markt.
Wat voedselverspilling betreft, geven de voorgestelde streefdoelen voor het verminderen van voedselafval geen aanleiding tot nieuwe maatregelen op EU-niveau. De vaststelling van streefdoelen geeft de lidstaten de vrijheid om maatregelen te kiezen die het meest doeltreffend zijn en op hun specifieke nationale situatie zijn afgestemd. De lidstaten zijn niet verplicht om andere nieuwe maatregelen met betrekking tot de vermindering van voedselverspilling te nemen dan die welke reeds in de kaderrichtlijn afval zijn vastgesteld (d.w.z. vermindering van voedselverspilling in elk stadium van de voedselvoorzieningsketen, ontwikkeling van programma’s ter preventie van voedselverspilling, uitvoering van daarmee verband houdende maatregelen, monitoring van en verslaglegging over de geboekte vooruitgang). Bovendien hebben de lidstaten zich er sinds de goedkeuring van de agenda voor duurzame ontwikkeling in 2015 al toe verbonden maatregelen te nemen om voedselverspilling te verminderen teneinde bij te dragen tot SDG 12.3, die in feite een niet-bindende, ambitieuze doelstelling is.
Uit de ervaring van toonaangevende landen blijkt dat de maatregelen die de regeringen tot nu toe hebben genomen, gebaseerd zijn op de vrijwillige verbintenis van economische actoren in de voedselvoorzieningsketen om gemeenschappelijke routekaarten op te stellen teneinde een gemeenschappelijke doelstelling voor de vermindering van voedselverspilling te bereiken. Momenteel wordt op EU-niveau financiële bijstand (in de vorm van subsidies voor acties) aangeboden om belanghebbenden te ondersteunen bij het nemen van concrete maatregelen om de meting en preventie van voedselverspilling te verbeteren. De
subsidies
die tot dusver door de Commissie in het kader van het programma voor de eengemaakte markt zijn verleend, zijn met name gericht op kmo’s om in hun specifieke behoeften te voorzien en de ontwikkeling en verspreiding van beste praktijken te ondersteunen.
De verdere uitwisseling van kennis, beste praktijken, instrumenten, richtsnoeren en ervaringen zal worden voortgezet via het EU-platform (met inbegrip van zijn subgroepen) en de speciale website (EU-hub voor de preventie van voedselverlies en -verspilling).
De maatregelen gaan in hun geheel niet verder dan wat nodig is om naleving van de regelgeving te waarborgen en tegelijkertijd de gezondheid van het milieu te beschermen.
•Keuze van het instrument
Gezien de bovenstaande uitleg, d.w.z. een wijziging van de kaderrichtlijn afvalstoffen, is een richtlijn het juiste instrument om te gebruiken. Een richtlijn biedt de mogelijkheid om bepaalde elementen te harmoniseren, terwijl lidstaten rekening kunnen houden met nationale bijzonderheden bij het omzetten van de richtlijn.
De kaderrichtlijn afval is het enige juridische instrument om de preventie en het beheer van textielafval in de EU te reguleren en is gebaseerd op artikel 192, lid 1, VWEU. Hoewel er verschillende rechtshandelingen bestaan waarin textielproducten worden gereguleerd (bv. Reach of de verordening inzake de etikettering van textielproducten), is de kaderrichtlijn afval het enige rechtsinstrument waarin alle aspecten van het beheer van textielafval worden geregeld, met inbegrip van specifieke eisen om de gescheiden inzameling, verwerking en verslaglegging te waarborgen.
Voedselverspilling wordt ook gedefinieerd en gereguleerd in de kaderrichtlijn afval. Hoewel een aantal individuele maatregelen die kunnen bijdragen tot de vermindering van voedselverspilling, vallen onder wetgeving met betrekking tot de werking van de levensmiddelenmarkt, voedselveiligheid of voedselinformatie aan consumenten op het niveau van de Unie, maakt het algemene wetgevingskader voor de preventie van voedselverspilling, met inbegrip van de monitoring van en de verslaglegging over voedselverspilling en de ontwikkeling van nationale programma’s ter preventie van voedselverspilling, deel uit van de kaderrichtlijn afval.
3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Ex-postevaluaties
Er zijn geen ex-postevaluaties uitgevoerd, aangezien de laatste wijziging van de kaderrichtlijn afval pas in 2018 heeft plaatsgevonden. Het zou dan ook voorbarig zijn geweest om een ex-postevaluatie uit te voeren van de recente wijzigingen die nog niet volledig zijn doorgevoerd. Daarnaast bevat de kaderrichtlijn afval specifieke herzieningsclausules voor specifieke afvalstromen, wat zou resulteren in analyses van de effecten van de huidige bepalingen.
•Raadpleging van belanghebbenden
De raadplegingsmethode en de raadplegingsstrategie zijn uiteengezet in het verzoek om input voor een voorstel over “Effect van afvalbeheer op het milieu — EU-kader afvalstoffen” en de aanvangseffectbeoordeling “Voorstel voor een herziening van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen — Deel inzake doelstelling voor de vermindering van voedselverspilling”. Aangezien de twee voorstellen tot doel hebben dezelfde rechtshandeling op dezelfde rechtsgrondslag te wijzigen, is besloten ze samen te voegen. De openbare raadpleging van mei tot augustus 2022 had daarom betrekking op beide afvalstromen.
Textielafval
In het kader van het verzoek om input heeft de Commissie 197 afzonderlijke antwoorden ontvangen. De respondenten zijn gevestigd in 25 verschillende landen, waaronder vier niet-EU-landen: 65 in België, wat het aantal brancheorganisaties en niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) in dat land weerspiegelt, 23 in Duitsland, 16 in Frankrijk, 14 in Nederland en 12 in Italië.
Uit de resultaten van de raadpleging bleek dat er algemene steun was voor de noodzaak om het beheer van textiel te verbeteren in overeenstemming met de afvalhiërarchie, en er werd opgeroepen om de huidige marktsituatie, waarin verwijdering de voorkeursoptie is, aan te pakken. Er was algemene steun voor de invoering van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid in overeenstemming met het beginsel dat de vervuiler betaalt, ook van de betrokken sector. Er werd echter sterk aangedrongen op een zo groot mogelijke harmonisatie om de gevolgen voor de sector, die wordt gedomineerd door kmo’s, te beperken, met name om bij de toepassing van de afstemmingseisen voor de bijdragen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te zorgen voor volledige samenhang met de voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor textielproducten in het kader van de verordening duurzame producten. Vertegenwoordigers van de recyclingsector herinnerden eraan dat voor de bijbehorende regelingen voor de recycling van textiel passende overgangsperioden nodig zijn om recyclingcapaciteit en -systemen op te zetten om de kwaliteit van de input te waarborgen. Het moderne kledingontwerp, waarbij de textielsamenstelling gemengd is, vormt een uitdaging op het gebied van recycling, net als het gebrek aan geautomatiseerde sorteertechnologieën en de benodigde capaciteit om grondstoffen voor recycling voor te bereiden. Belanghebbenden op het gebied van hergebruik en ngo’s wezen op bewijs dat tweedehandskleding bijdraagt aan de vermindering van textielafval, en dat gescheiden inzameling van gebruikt textiel en niet alleen van afval van textiel essentieel is om hergebruik te waarborgen. De vertegenwoordigers van de textielindustrie benadrukten ook de sociaaleconomische en milieuvoordelen van circulaire bedrijfsmodellen zoals het huren van textiel om de levensduur van textiel te verlengen in vergelijking met textiel in eigendom. Belanghebbenden uit verschillende groepen belanghebbenden benadrukten het belang van geharmoniseerd gebruik van textielafval en gebruikt textiel om het grensoverschrijdend verkeer van dergelijke materialen te vergemakkelijken en illegale overbrengingen van als gebruikte producten verhuld afval aan te pakken, met name om tegemoet te komen aan de bezorgdheid van sommige belanghebbenden over de milieuhygiënisch verantwoorde behandeling van uitgevoerd gebruikt textiel en textielafval, met name ongesorteerd textiel. Soortgelijke krachtige oproepen van een brede groep belanghebbenden hadden betrekking op de noodzaak om de definities van textiel en van de producten die onder de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vallen en de belangrijkste kenmerken daarvan te harmoniseren, met name om het risico van versnippering van de markt en wetgeving en administratieve lasten te verminderen, aangezien verschillende landen overwegen regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid in te voeren.
Van 24 mei 2022 tot 24 augustus 2022 werd een openbare raadpleging gehouden om aanvullend bewijsmateriaal over het basisscenario te verzamelen, meningen en inzichten te verzamelen over kwesties in verband met textielafval, de haalbaarheid en mogelijke effecten van alternatieve maatregelen en om voorbeelden van beste praktijken en standpunten over de subsidiariteit van mogelijke maatregelen te verzamelen. De Commissie heeft in totaal 731 geldige reacties ontvangen. Daarnaast hebben 207 respondenten schriftelijke bijdragen ingediend. De respondenten waren voornamelijk bedrijfs- en brancheorganisaties en ondernemersverenigingen (40 %, 299 antwoorden) en EU-burgers (36 %, 255 antwoorden). 94 % van de respondenten (693 antwoorden) is gevestigd in de EU en de meeste daarvan zijn gevestigd in België (16 %, 119 antwoorden), Duitsland (13 %, 96 antwoorden), Italië (11 %, 82 antwoorden) en Frankrijk (8 %, 63 antwoorden).
Het is belangrijk te benadrukken dat textielafval het soort afval is waarover de ondervraagde respondenten zich het minst zorgen maken: slechts 63 % van de ondernemingen en ondernemersverenigingen gaf aan zich zorgen te maken. De overige belanghebbenden (EU-burgers, ngo’s en overheidsinstanties) toonden zich meer bezorgd over deze kwestie. Meer dan de helft van de respondenten was het ermee eens of sterk mee eens dat zij deelnamen aan de gescheiden inzameling van textielafval, waarbij de resultaten varieerden naargelang de groep belanghebbenden. EU-burgers liepen voorop bij de inzameling van textielafval, gevolgd door overheidsinstanties, en ngo’s, ondernemingen en ondernemersverenigingen kwamen op de laatste plaats. Slechts 40 % van de overheidsinstanties, 32 % van de ondernemingen en brancheorganisaties, 28 % van de EU-burgers en 24 % van de ngo’s was het er echter mee eens of sterk mee eens (221 antwoorden) dat zij tevreden waren met het inzamelingssysteem voor textielafval in hun woonplaats.
Bijna 30 standpuntnota’s hadden betrekking op textielafval, waarvan ongeveer de helft afkomstig was van kmo’s of organisaties die hen vertegenwoordigen. Kleine en middelgrote ondernemingen wezen erop dat er momenteel geen grootschalig plan is voor de verwerking van textielafval. Zij benadrukten de noodzaak om duurzaam textiel van hoge kwaliteit te bevorderen, het hergebruik ervan te verbeteren, waar mogelijk voor hergebruik voor te bereiden en om voldoende infrastructuur voor sortering voor hergebruik, recycling en verwerking te versterken. Zij raadden ook aan wijzigingen in het ontwerp en de consumptiepatronen van textiel door te voeren en de hoeveelheid textielafval te verminderen door middel van een ambitieus afvalbeleid. Dezelfde opvattingen over duurzaamheid en hergebruik van textiel, alsook over sorteer- en recyclingcapaciteit werden gedeeld door de recyclingindustrie, die ook opmerkte dat circulaire en sociale waardeketens voor textiel moeten worden ontwikkeld.
Een van de aanbevelingen was de noodzaak om kwantitatieve streefdoelen voor hergebruik en voorbereiding voor hergebruik vast te stellen en de systemen voor gescheiden inzameling te verbeteren. Kmo’s merkten op dat regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ervoor moeten zorgen dat de afvalhiërarchie wordt gehandhaafd door kwantitatieve doelstellingen vast te stellen voor afvalpreventie en voorbereiding voor hergebruik, een geharmoniseerde aanpak van ecogemoduleerde heffingen en eerlijke mededinging op de recyclingmarkten te waarborgen, exploitanten op het gebied van de voorbereiding voor hergebruik toegang te verlenen tot de afvalstroom, en sociale ondernemingen als belangrijke belanghebbenden te betrekken bij de ontwikkeling, het beheer en de werking van deze regelingen. Zij pleitten ook voor samenhang met andere regelgevingsinitiatieven, zoals de verordening duurzame producten en de verordening inzake de overbrenging van afvalstoffen, en voor de harmonisatie van einde-afvalcriteria op EU-niveau, die ook door de recyclingindustrie werden onderschreven. Kmo’s wezen er ook op dat er richtsnoeren nodig zijn om een hoog niveau van gescheiden ingezameld textiel te bereiken en dat de ontwikkeling van vezelsortering en voorbehandeling essentieel is om de recycling van afval na de consumptiefase te vergroten. In sommige standpuntnota’s is een geharmoniseerde definitie van textielafval besproken.
Daarnaast zijn er interviews met belanghebbenden gehouden. In april en mei 2022 werden interviews georganiseerd met geselecteerde belanghebbenden uit alle groepen belanghebbenden, die in de eerste plaats gericht waren op een breder toepassingsgebied en vervolgens gericht waren op gebruikt textiel en textielafval. Er werden 27 individuele/groepsinterviews gehouden met betrekking tot probleemidentificatie, reikwijdte van de doelstellingen en het verzamelen van bewijsmateriaal over de effecten van opties en maatregelen. Volgens de belanghebbenden moet een EU-kader voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid specifieke elementen bevatten om doeltreffend te zijn. De maatregelen inzake hergebruik, reparatie en gescheiden inzameling moeten afdwingbare, bindende doelstellingen omvatten om producenten te stimuleren de overgang naar circulariteit te maken. Wat het toepassingsgebied van het initiatief betreft, stelden sommige belanghebbenden voor om de inzameling uit te breiden tot textielafval van huishoudens en textielafval van exploitanten dat vergelijkbaar is met huishoudtextiel, zoals kleding, huishoud- en interieurtextiel, tassen van textiel en textielaccessoires; zij uitten echter hun bezorgdheid over schoenen en technisch textiel. Zij stelden ook voor het toepassingsgebied in eerste instantie te beperken en geleidelijk uit te breiden zodra de infrastructuur er is, en de GN-codes van het douanetarief te gebruiken om te bepalen welke textielproducten onder de voorgestelde regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vallen.
De belanghebbenden verschilden van mening over richtsnoeren. Wat de streefdoelen betreft, raadden de belanghebbenden aan om streefdoelen met een geleidelijke verhoging van het ambitieniveau in de loop van de tijd te ontwikkelen, afhankelijk van de consumptieniveaus, alsook afdwingbare streefdoelen voor de vermindering van hulpbronnen voor de textielproductie, bijvoorbeeld door middel van een streefdoel voor gerecyclede inhoud. Zij benadrukten ook dat alle streefdoelen moeten worden gecombineerd met de opschaling van recyclingtechnologieën in de lidstaten en dat de streefdoelen voor hergebruik ervoor moeten zorgen dat hergebruik daadwerkelijk plaatsvindt. Zij merkten op dat het belangrijk is te overwegen dat de streefdoelen voor de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van textielafval gebaseerd moeten zijn op de afvalhiërarchie.
De gerichte raadpleging voor gebruikt textiel en textielafval vond plaats in de vorm van vier virtuele workshops voor belanghebbenden die met behulp van digitale whiteboards discussies voerden, met de hele groep en in subgroepen. Daarnaast werden een vergadering van de deskundigengroep voor de kaderrichtlijn afval (lidstaten), interviews en een conferentie over de toekomst van Europa gebruikt om doelgerichter bewijsmateriaal te verkrijgen.
De informatie die tijdens de raadpleging van belanghebbenden is verzameld, heeft bijgedragen tot de vaststelling van de problemen en de beleidsopties die moeten worden aangepakt.
Voedselafval
In het kader van de aanvangseffectbeoordeling werden 85 bijdragen ontvangen van respondenten uit 17 lidstaten en 2 derde landen (Verenigd Koninkrijk en de VS). De meeste bijdragen waren afkomstig van ondernemersverenigingen (27), gevolgd door ngo’s (18, waarvan 12 met een focus op het milieu), bedrijven (11), EU-burgers (9), consumentenorganisaties (4) en milieuorganisaties (3). Zes overheidsinstanties (waaronder 3 lidstaten) hebben via het feedbackmechanisme input geleverd.
Over het algemeen spraken de belanghebbenden hun steun uit voor het wetgevingsinitiatief van de EU, dat van essentieel belang wordt geacht voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Green Deal op het gebied van klimaatneutraliteit en de transitie naar duurzame voedselsystemen, zoals bepleit in de “van boer tot bord”-strategie. De meeste belanghebbenden bevestigen dat de doelstellingen voor de vermindering van voedselverspilling betrekking moeten hebben op de hele toeleveringsketen (als afspiegeling van een geïntegreerde benadering van voedselsystemen), met een toekomstige EU-doelstelling in overeenstemming met duurzameontwikkelingsdoelstelling (SDG) 12.3. Sommige respondenten uit de industrie (voornamelijk uit de sectoren primaire productie en verwerking) zijn voorstander van een doelstelling die uitsluitend gericht is op de detailhandel en consumptie, maar andere belanghebbenden uit de industrie en ngo’s pleiten voor een holistische aanpak die een gedeelde verantwoordelijkheid tussen alle actoren waarborgt. Verschillende belanghebbenden benadrukken dat er behoefte is aan een solide empirische basis voor het vaststellen van streefdoelen, evenals een uitgangssituatie die de inspanningen weerspiegelt van degenen die al eerste resultaten hebben geboekt. Ongeveer een derde van de ontvangen bijdragen (50 %), waaronder bijdragen van bijna alle ngo’s, riep op tot ambitieuze maatregelen en een hoog streefniveau; drie bijdragen van lidstaten suggereerden daarentegen dat de basisoptie of tussenliggende opties realistischer waren. Sommige belanghebbenden (van milieu- en consumenten-ngo’s en van) sociale ondernemingen pleiten bovendien voor de integratie van voedselverliezen op landbouwbedrijven in het toekomstige wetgevingsvoorstel, terwijl primaire producenten beweren dat dergelijke verliezen niet kunnen worden aangepakt (zowel om juridische als om operationele redenen). Tot slot roepen veel belanghebbenden op tot beleidscoherentie en de noodzaak om een cultuur op te bouwen waarbij de waarde van voedsel wordt erkend om de systemische problemen in verband met voedselsystemen aan te pakken.
De openbare raadpleging, die liep van 24 mei 2022 tot en met 24 augustus 2022, had betrekking op zowel textielafval als voedselverspilling. Wat de vermindering van voedselverspilling betreft, waren de belanghebbenden in alle groepen het eens of sterk eens (meer dan 90 %) met de voordelen van het terugdringen van voedselverspilling, waarbij “helpen om de milieueffecten te verminderen” en “helpen om de klimaatverandering te beperken” als belangrijkste doelstellingen werden genoemd. De respondenten wezen op de belangrijkste actoren die meer actie moeten ondernemen om voedselverspilling terug te dringen, zoals consumenten, detailhandelaren en andere distributeurs, levensmiddelenproducenten, de horecasector en cateringdiensten. De respondenten merkten op dat de belangrijkste uitdagingen voor de vermindering van voedselverspilling verband houden met de noodzaak voor consumenten om nieuwe gewoonten aan te nemen, zoals betere vaardigheden op het gebied van voedselbeheer, gevolgd door de noodzaak voor ondernemingen om de preventie van voedselverspilling in hun activiteiten te integreren. Overheidsinstanties vonden het belangrijker dan andere groepen dat er voldoende actie wordt ondernomen in het nodige tempo om de mondiale toezeggingen om de voedselverspilling tegen 2030 te halveren. Wat mogelijke EU-maatregelen ter verbetering van afvalpreventie betreft, was 74 % van de respondenten (488 antwoorden) het eens of sterk eens met de vaststelling van juridisch bindende doelstellingen voor de vermindering van voedselverspilling, met nog meer steun van overheidsinstanties (86 %, 25 antwoorden).
53 standpuntnota’s die via de openbare raadpleging werden ontvangen, waren gericht op voedselverspilling of bevatten overwegingen over dit onderwerp. Er werden 26 documenten met opmerkingen over voedselverspilling ontvangen van ondernemersverenigingen, 12 van non-profitorganisaties, 8 van ondernemingen en 7 van overheidsinstanties. In de meeste standpuntnota’s werd overeenstemming bereikt over de vaststelling van doelstellingen voor de vermindering van voedselverspilling, met 10 nota’s waarin wordt gepleit voor ambitieuze doelstellingen (50 % reductie) en 18 voor de toepassing van doelstellingen in alle stadia van de toeleveringsketen. Twee bedrijfsorganisaties waren het echter niet eens over het vaststellen van doelstellingen in het stadium van de primaire productie, vanwege de onevenwichtige machtsverhouding in de toeleveringsketen en de marktdynamiek waar landbouwers geen controle over hebben. In verschillende nota’s werd benadrukt hoe belangrijk het is prioriteit te geven aan acties met het grootste milieu- of klimaateffect, en werd ook gewezen op de rol van verpakkingen bij het voorkomen van voedselverspilling, voornamelijk door ondernemersverenigingen. Wat betreft de acties en beleidsinitiatieven die de EU zou moet ondernemen, werden de regels inzake datumetikettering en acties in verband met bewustmaking en onderwijs het vaakst genoemd, waarbij sommigen ook verwezen naar verbeterde monitoringsystemen en één voorstelde om fiscale stimulansen voor voedseldonaties te bieden. Sommige belanghebbenden bepleitten ook voor coherentie tussen voedselverspilling en ander gerelateerd beleid (bv. etikettering, klimaatactie, gemeenschappelijk landbouwbeleid).
Er werden gegevens verzameld over initiatieven voor de preventie van voedselverspilling aan de hand van twee enquêtes die naar deskundigen van de lidstaten en belanghebbenden in de voedselwaardeketen werden gestuurd. Beide onderzoeken waren gericht op het verzamelen van kwantitatieve gegevens over de kosten van initiatieven ter preventie van voedselverspilling en over de hoeveelheid voorkomen voedselverspilling. Daarnaast werden vier interviews gehouden met geselecteerde belanghebbenden die op de enquête hadden gereageerd (twee ondernemingen, een non-profitorganisatie en een overheidsinstantie) om aanvullende gegevens te verzamelen en inzicht te verschaffen in hun initiatieven en/of de via de enquêtes verstrekte informatie te verduidelijken.
Tot slot werden vier gerichte raadplegingsbijeenkomsten georganiseerd met
het EU-platform inzake voedselverlies en -verspilling
. Het EU-platform inzake voedselverlies en -verspilling bestaat uit internationale organisaties, EU-instellingen, deskundigen van de lidstaten en belanghebbenden uit de voedselvoorzieningsketen, waaronder landbouwers, de industrie, milieu-, consumenten- en andere ngo’s (waaronder voedselbanken en andere liefdadigheidsinstellingen). Organisaties uit de particuliere sector in de voedselwaardeketen vertegenwoordigen kmo’s en hun specifieke activiteitensector (bv. voedselproductie, detailhandel, cateringdiensten enz.).
De meest voorkomende kwesties die door belanghebbenden aan de orde werden gesteld, waren de noodzaak om streefdoelen vast te stellen voor alle schakels in de voedselvoorzieningsketen, waarbij sommigen het belang benadrukten van monitoring en integratie van voedselverliezen op landbouwbedrijven vóór de oogst; het belang om rekening te houden met de veiligheid van levensmiddelen en diervoeders (met name naar voren gebracht door organisaties uit de particuliere sector); de bezorgdheid over de keuze van 2020 als uitgangspunt voor de vaststelling van streefdoelen vanwege de gevolgen van COVID-19 (benadrukt door sommige lidstaten en ngo’s); de mogelijkheid om onderscheid te maken tussen en rekening te houden met eetbaar en niet-eetbaar voedselafval (genoemd door organisaties uit de particuliere sector); en de mogelijkheid om bij de vaststelling van de uitgangswaarde rekening te houden met de resultaten die de lidstaten reeds hebben behaald (benadrukt door lidstaten en organisaties uit de particuliere sector).
In het kader van de afronding van de effectbeoordeling heeft de Commissie voorts een vergadering bijeengeroepen van de deskundigengroep van de lidstaten inzake voedselverlies en -verspilling (7 maart 2023) en een gezamenlijke vergadering van het EU-platform inzake voedselverlies en -verspilling en de adviesgroep voor de duurzaamheid van voedselsystemen (13 maart 2023). De bovengenoemde kwesties werden herhaald en er werd verdere feedback gegeven over de overweging van verschillende beleidsopties voor het vaststellen van streefdoelen.
De informatie die tijdens de bovengenoemde raadplegingen van belanghebbenden is verzameld, heeft bijgedragen tot de kennis die nodig is voor het bepalen van de beleidsopties, met name dat doelstellingen niet beperkt blijven tot de consumptie- en detailhandelsfase, maar de voedselvoorzieningsketen in brede zin moeten omvatten. De gegevens over de kosten van de preventie van voedselverspilling die in het kader van de enquête voor belanghebbenden werden verzameld, vertoonden een grote variabiliteit en waren over het algemeen hoger dan de waarden die in de literatuur terug te vinden zijn. Daarom werden zij niet rechtstreeks in het model gebruikt om de macro-economische effecten van de doelstellingen te berekenen.
Burgerpanel
Als vervolg op de Conferentie over de toekomst van Europa kondigde de Commissie een “nieuwe generatie” burgerpanels aan om willekeurig geselecteerde burgers te raadplegen alvorens bepaalde belangrijke voorstellen op Europees niveau te doen. Voedselverspilling werd geselecteerd uit de eerste drie onderwerpen die door burgers moesten worden behandeld (samen met virtuele werelden en leermobiliteit), en het panel werd bijeengeroepen voor drie sessies, die van december 2022 tot februari 2023 werden gehouden. Hoewel het burgerpanel geen deel uitmaakte van de raadplegingsactiviteiten die werden georganiseerd met het oog op de voorbereiding van het wetgevingsvoorstel, zullen de aanbevelingen van de burgers de werkzaamheden van de Commissie op het gebied van de preventie van voedselverspilling blijven ondersteunen en zijn zij in aanmerking genomen bij de voorbereiding van dit wetgevingsvoorstel. De aanbevelingen van de burgers zullen ook als leidraad dienen om de lidstaten te helpen de in dit voorstel opgenomen streefdoelen inzake de vermindering van voedselverspilling te bereiken.
In de 23 aanbevelingen van de burgers wordt benadrukt dat een brede benadering van voedselsystemen moet worden gevolgd, waarbij alle actoren worden betrokken en de samenwerking in de hele voedselvoorzieningsketen wordt versterkt. Deze alomvattende aanpak wordt voorgesteld in de drie onderwerpen die in de aanbevelingen van het panel aan bod komen: 1) Samenwerking in de voedselwaardeketen: van boer tot bord; 2) Initiatieven van levensmiddelenbedrijven; en 3) Ondersteuning van een gedragsverandering bij de consument.
De aanbevelingen van de burgers weerspiegelen de drie belangrijkste gebieden waarop de lidstaten actie moeten ondernemen om de vermindering van voedselverspilling op nationaal niveau te versnellen en de toekomstige streefdoelen te bereiken. Het overkoepelende EU-regelgevingskader voor de preventie van voedselverspilling dat is vastgelegd in de kaderrichtlijn afval en de ondersteunende maatregelen die op EU-niveau worden genomen, zullen ook voortbouwen op de aanbevelingen en de lidstaten ondersteunen bij het verwezenlijken van de toekomstige doelstellingen.
•Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Textielafval
Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek heeft tijdens de fasen van de effectbeoordeling een belangrijke wetenschappelijke bijdrage geleverd, onder meer door documenten te evalueren en bewijsmateriaal over de kwestie te publiceren:
De Commissie heeft opdracht gegeven tot een externe studie ter ondersteuning van deze effectbeoordeling van beleidsopties voor een herziening van de kaderrichtlijn afval in 2023 — Specifiek contract nr. 090202/2021/861277/ENV.B.3. De studie werd ook ondersteund door verschillende adviezen van deskundigen en technische studies die in de bijlage bij de effectbeoordeling zijn opgenomen.
Voedselverspilling
Naast de aanvangseffectbeoordeling en de hierboven beschreven openbare en gerichte raadplegingen, werd de effectbeoordeling op het gebied van voedselverspilling ondersteund door de volgende bijdragen van deskundigen:
–Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek heeft een cruciale wetenschappelijke bijdrage geleverd door twee verslagen op te stellen met een analyse ter ondersteuning van de ontwikkeling van de effectbeoordeling van de herziening van de kaderrichtlijn afval, met name wat betreft de haalbaarheid van het vaststellen van doelstellingen voor de vermindering van voedselverspilling:
–Europese Commissie, Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, Setting the scene for an EU initiative on food waste reduction targets, 2023
–Europese Commissie, Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, Assessing the economic, social and environmental impacts of food waste reduction targets — A model-based analysis, 2023
–Op 25 oktober 2022 publiceerde Eurostat de eerste specifieke statistische monitoring van de hoeveelheid voedselafval in de Europese Unie, ondersteund met aanvullende toelichtingen op de gegevens over de hoeveelheden voedselafval in de EU. De beschrijving en interpretatie van de gegevens en de methode zijn te vinden op de website “Statistics Explained” van Eurostat over voedselverspilling. De gegevens zijn voor het laatst bijgewerkt in maart 2023.
•Effectbeoordeling
Het voorstel is onderbouwd met een effectbeoordeling. De effectbeoordeling bevat in grote mate twee op zichzelf staande delen die afzonderlijk betrekking hebben op voedselverspilling en textielafval, aangezien beide onderwerpen in termen van behandelde problemen, vastgestelde doelstellingen en vastgestelde opties verschillende specifieke kenmerken hebben die niet met dezelfde aanpak kunnen worden beantwoord.
Nadat de opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing in zijn oorspronkelijke negatief advies van 17 maart 2023 werden behandeld en de nodige wijzigingen en aanvullingen werden aangebracht, is er op 26 mei 2023 een positief advies met voorbehoud over de effectbeoordeling ontvangen.
Gedetailleerde opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing en de wijze waarop daarmee rekening is gehouden, zijn te vinden in tabel 1 in bijlage I bij de effectbeoordeling bij dit voorstel.
In de effectbeoordeling zijn alle mogelijke maatregelen voor analyse bijeengebracht op basis van bijdragen van een externe adviseur, workshops voor belanghebbenden, een openbare onlineraadpleging en gerichte interviews. De diverse, complexe en vaak onderling samenhangende maatregelen zijn gegroepeerd in drie beleidsopties, die zijn vergeleken met een scenario met ongewijzigd beleid.
De drie beleidsopties voor textiel kunnen als volgt worden samengevat:
–Optie 1 — De lidstaten ondersteunen bij de uitvoering en handhaving van de huidige bepalingen door middel van een meer geharmoniseerde toepassing van definities, benaderingen van gescheiden inzameling en toewijzing van de verantwoordelijkheid voor afvalbeheer door niet-bindende richtsnoeren en aanbevelingen vast te stellen en de bestaande mandaten van de Commissie voor secundaire wetgeving uit te oefenen, en de huidige platforms van belanghebbenden voor begeleiding en uitwisseling van beste praktijken te verbeteren. Met deze optie worden alle oorzaken van problemen en beide specifieke doelstellingen aangepakt, maar het effect kan beperkt zijn omdat de maatregelen alleen niet-bindende instrumenten omvatten.
–Optie 2 — aanvullende bindende regelgevingsvereisten om de prestaties op het gebied van afvalbeheer te verbeteren in overeenstemming met de afvalhiërarchie door middel van een gerichte wijziging van de kaderrichtlijn afval. Het doel van de wijzigingen is nieuwe operationele verplichtingen voor de lidstaten, textielproducenten en afvalbeheerders in het leven te roepen. Zij zouden de definities op EU-niveau verduidelijken en harmoniseren, het toepassingsgebied van de bestaande rapportageverplichtingen verduidelijken om de robuustheid van gegevens te verbeteren, het toepassingsgebied van de verplichtingen inzake gescheiden inzameling verduidelijken en nieuwe operationele verplichtingen voor afvalverwerkers invoeren om sortering voor hergebruik en recycling te waarborgen. De vlaggenschipmaatregel van deze optie is de invoering van een mandaat voor de lidstaten om nationale regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor de textielsector op te zetten en het toepassingsgebied, de doelstellingen en de belangrijkste organisatorische en operationele kenmerken ervan te harmoniseren. Met deze optie worden alle oorzaken van problemen en beide specifieke doelstellingen aangepakt.
–Optie 3 — Prestatiedoelstellingen voor afvalbeheer op EU-niveau vaststellen. Deze optie houdt in dat de kaderrichtlijn afval wordt gewijzigd door bindende prestatiedoelstellingen voor afvalbeheer vast te stellen om de afvalhiërarchie voor de lidstaten en de exploitanten operationeel te maken. De harmonisatie van de toepassingsgebieden en definities zou integraal deel uitmaken van de definitie van het streefdoel in de kaderrichtlijn afval en latere uitvoeringshandelingen waarin meer gedetailleerde regels voor de berekeningsmethode voor elk van de streefdoelen worden vastgesteld. Met deze optie worden zowel specifieke doelstellingen als alle oorzaken van problemen aangepakt, hoewel zij niet zou leiden tot hetzelfde niveau van harmonisatie als optie 2, aangezien het aan de lidstaten wordt overgelaten om te beslissen over de middelen om het prestatieniveau te bereiken. Aangezien de huidige gegevens over de productie van textielafval niet robuust genoeg zijn, wat deels te wijten is aan de gefragmenteerde opvatting over de vraag of ingezameld textiel afval is en de omvang van het textiel waarop de uitvoering door de lidstaten betrekking heeft, wordt in de effectbeoordeling ingegaan op de haalbaarheid van het mechanisme waarmee in de toekomst streefdoelen kunnen worden vastgesteld en de effecten van dat proces (en niet op de feitelijke streefdoelen). In het geval van de vaststelling van een inzamelingsstreefdoel wordt een meer gedetailleerde beoordeling gepresenteerd op basis van een tussentijds streefdoel met een middelhoog ambitieniveau. Maatregel 3.6 is specifiek gericht op het vaststellen van een inzamelingsdoelstelling van 50 % voor textiel. Het verwezenlijken van de doelstelling zou het percentage gescheiden ingezameld textiel verbeteren, waardoor de hergebruik- en recyclingpercentages zouden toenemen en het verwijderingspercentage zou dalen, maar het zou ook administratieve lasten met zich meebrengen en de bestaande verplichting tot gescheiden inzameling tegen 2025 kan een vergelijkbaar effect hebben op het percentage gescheiden ingezameld textiel. Er zijn ook grote verschillen tussen de verwachte inzamelingspercentages in de lidstaten, waardoor het moeilijk kan zijn om in dit stadium een streefdoel vast te stellen.
De gevolgen voor kmo’s worden beoordeeld in het kader van het effectbeoordelingsproces. Volgens het kmo-filter heeft dit initiatief in het algemeen een grote impact op kmo’s. De verschillende categorieën kmo’s worden in de textielwaardeketen als basis voor het effectbeoordelingsproces geïdentificeerd.
88 % van de textielondernemingen zijn micro-ondernemingen (0-9 werknemers), 12 % zijn andere kmo’s (10-249 werknemers) en de overige 0,3 % zijn grote ondernemingen (meer dan 250 werknemers). Kmo’s waren goed vertegenwoordigd bij de openbare raadpleging en bij de gerichte raadplegingsprocessen. 320 respondenten van de openbare raadpleging waren kmo’s tegenover 138 grote ondernemingen. Van de categorieën “ondernemingen/bedrijven” en “ondernemersverenigingen” werden 200 antwoorden van kmo’s ontvangen, tegenover 99 van grote ondernemingen. Ook de grote ondernemersverenigingen die gedetailleerde standpunten naar voren hebben gebracht, bestaan grotendeels uit kmo-leden die representatief zijn voor de samenstelling van de textielsector in de fasen productie, detailhandel en afvalbeheer.
In het algemeen wezen kmo’s er in hun standpuntnota’s op dat er momenteel geen grootschalig plan voor afvalverwerking bestaat. De meesten van hen waren het erover eens dat het ontwerp en de consumptiepatronen van textiel moeten worden gewijzigd om textiel van hogere kwaliteit en met een langere levensduur te produceren. Zij benadrukten ook hoe belangrijk het is prioriteit te geven aan afvalpreventie en hergebruik, dat doelstellingen voor hergebruik en voorbereiding voor hergebruik moeten worden vastgesteld en dat de systemen voor gescheiden inzameling moeten worden verbeterd. Wat de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid betreft, waren de belangrijkste punten ervoor te zorgen dat de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid de afvalhiërarchie handhaven door kwantitatieve doelstellingen vast te stellen voor afvalpreventie en voorbereiding voor hergebruik, een geharmoniseerde aanpak van ecogemoduleerde heffingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en eerlijke mededinging op de recyclingmarkten te waarborgen, exploitanten op het gebied van de voorbereiding voor hergebruik toegang te verlenen tot de afvalstroom, en sociale ondernemingen als belangrijke belanghebbenden te betrekken bij de ontwikkeling, het beheer en de werking van deze regelingen. Ook werd gepleit voor harmonisatie op EU-niveau van einde-afvalcriteria, die ook door de recyclingindustrie werd onderschreven, alsook voor de verzekering van de samenhang met andere regelgevingsinitiatieven, zoals de verordening duurzame producten en de verordening inzake de overbrenging van afvalstoffen. Voorts wezen zij erop dat richtsnoeren nodig zijn om een hoog niveau van gescheiden ingezameld textielafval te bereiken en dat de ontwikkeling van vezelsortering en voorbehandeling essentieel is om de recycling van afval na de consumptiefase te vergroten. Sommigen vonden dat er een geharmoniseerde definitie van textielafval moet komen.
Naast het verzamelen van gegevens van belanghebbenden over de mogelijke gevolgen voor kmo’s werd een aanvullende beoordeling uitgevoerd aan de hand van gegevens van Eurostat over de samenstelling, de omzet en de spreiding van kmo’s om na te gaan welke effecten aanzienlijke gevolgen voor dergelijke ondernemingen zouden hebben. In de adviesstudie werden voor elke maatregel de specifieke gevolgen voor kmo’s beoordeeld. In dit verband is het onwaarschijnlijk dat de maatregelen onder optie 1 een aanzienlijke administratieve last voor kmo’s met zich meebrengen, terwijl de maatregelen tegelijkertijd de verplichtingen voor kmo’s moeten vereenvoudigen om het toepassingsgebied van textiel aan te passen. Over het geheel genomen zou het advies- en ondersteuningsplatform van deze optie het grootste effect op kmo’s hebben. Maatregelen in het kader van de opties 2 en 3 zullen naar verwachting geringe extra kosten voor kmo’s met zich meebrengen. De meest belastende maatregel, waarbij de toepassing van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid wordt overwogen (maatregel 2.9), zou gericht zijn op kmo’s, aangezien de meerderheid van de producenten kmo’s zijn. Daarnaast zijn de rapportageverplichtingen erop gericht de bestaande verplichtingen in de eerste plaats te herzien om ze beter af te stemmen op het beoogde doel en de algemene kennisbasis voor de textielsector te verbeteren.
Om onnodige administratieve en nalevingslasten te vermijden, worden in de wettekst, zoals voorgesteld in de effectbeoordeling, micro-ondernemingen en de hergebruiksector uitgesloten van het toepassingsgebied van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Hergebruikbedrijven die zowel nieuwe als gebruikte producten op de markt brengen, zouden alleen verantwoording moeten afleggen en rapporteren over de nieuwe producten. Deze uitsluitingen zouden leiden tot een geringe stijging van de kosten voor ondernemingen met meer dan 10 werknemers, en bedrijven met meer dan 250 werknemers zullen de grootste extra lasten moeten dragen.
De effecten op het concurrentievermogen zijn waar mogelijk kwantitatief beoordeeld, rekening houdend met de effecten op verschillende soorten concurrentievermogen. Prijsconcurrentievermogen is bedoeld om rekening te houden met de relatieve effecten van prijzen die ondernemingen of groepen ondernemingen op een markt kunnen vaststellen. Dynamisch concurrentievermogen verwijst naar de effecten op onderzoek en innovatie waardoor bedrijven hun concurrentievermogen in de loop van de tijd zouden kunnen behouden of verbeteren. Strategisch concurrentievermogen verwijst naar het vermogen van bedrijven om gedeeltelijk aan hun vraag naar grondstoffen of producten te voldoen door middel van hergebruikt of gerecycled textiel binnen de EU. De effecten op het concurrentievermogen zijn positief of neutraal.
Wat voedselverspilling betreft, waren de beleidsopties gericht op verschillende soorten, niveaus en reikwijdte van de tegen 2030 te verwezenlijken doelstellingen voor de vermindering van voedselverspilling, die als volgt kunnen worden samengevat:
Optie 1 is gebaseerd op de minimumstreefdoelen die zijn onderzocht in het voorstel van 2014 tot herziening van de kaderrichtlijn afval.
–Streefdoel voor primaire productie — geen streefdoel,
–Streefdoel voor verwerking en productie — 10 %,
–Streefdoel voor de detailhandel- en consumptiefase — 15 %
Optie 2 is een ambitieuzere variant met het in 2014 onderzochte maximumstreefdoel voor de detailhandels- en de consumptiefase.
–Streefdoel voor primaire productie — geen streefdoel,
–Streefdoel voor verwerking en productie — 10 %,
–Streefdoel voor de detailhandel- en consumptiefase — 30 %
Optie 3 weerspiegelt de doelstellingen die zijn vastgesteld in SDG 12.3 en de aanvullende toezeggingen van de
coalitie “Food is never waste”
tijdens de VN-top over voedselsystemen in 2021.
–Streefdoel voor primaire productie — 10 %,
–Streefdoel voor verwerking en productie — 25 %,
–Streefdoel voor de detailhandel- en consumptiefase — 50 %
De opties 1 tot en met 3 bestaan uit juridisch bindende streefdoelen, d.w.z. dat zij jaarlijks moeten worden gerapporteerd en, indien de doelstellingen niet worden gehaald, kunnen worden afgedwongen door middel van inbreukprocedures.
Bij Optie 4 wordt een vrijwillig streefdoel vastgesteld op het niveau van de verbintenis van SDG 12.3 met betrekking tot de detailhandel- en consumptiefase (d.w.z. een vermindering van 50 %), zonder dat voor eerdere stadia een numerieke verbintenis is aangegaan. Deze optie zou niet onderworpen zijn aan andere handhavingsmechanismen dan de jaarlijkse rapportage van de hoeveelheden voedselafval.
Uit de effectbeoordeling is gebleken dat alle opties aanzienlijke milieuvoordelen opleveren. De omvang van de voordelen neemt toe met de reikwijdte en het niveau van de streefdoelen, van optie 1 tot optie 3. De voordelen zouden het kleinst zijn bij optie 4. Het grootste voorstel vloeit voort uit de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen (maar dit verschilt aanzienlijk naargelang van de methodologische aanpak). Andere milieueffecten die voor deze effectbeoordeling in aanmerking worden genomen — landgebruik, mariene eutrofiëring en watergebruik — vertonen een vergelijkbaar patroon, d.w.z. dat de voordelen toenemen met de reikwijdte en het niveau van de streefdoelen.
Wat de economische effecten betreft, zal de vermindering van voedselverspilling naar verwachting de vraag naar voedsel doen afnemen, wat op zijn beurt marginale negatieve gevolgen kan hebben voor de levensmiddelenproductiesector (-3,6 % in de meeste pessimistische veronderstellingen) en positieve voor andere sectoren, wat resulteert in een over het geheel genomen licht positief saldo (tot 2,3 miljard EUR).
De kwantificeerbare sociale effecten houden nauw verband met economische effecten en vertonen een vergelijkbaar patroon. Hoe groter de vermindering van voedselverspilling, hoe beter de opties presteren op het gebied van betaalbaarheid van voedsel en besparingen voor huishoudens. Anderzijds neemt de omvang van de negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid in de agrovoedingssector toe van optie 1 naar optie 3, maar deze zullen naar verwachting worden gecompenseerd door nieuwe functieprofielen in de levensmiddelensector en winsten in andere economische sectoren.
De gevolgen voor kmo’s zullen naar verwachting beperkt zijn. Het initiatief is gericht op het vaststellen van streefdoelen voor de vermindering van voedselverspilling voor de lidstaten en zal niet van toepassing zijn op individuele bedrijven. De autoriteiten van de lidstaten zullen waarschijnlijk samenwerken met alle actoren in de voedselvoorzieningsketen, maar de maatregelen die tot dusver zijn waargenomen in landen die gecoördineerde acties hebben ondernomen om voedselverspilling terug te dringen, zijn gericht op grotere bedrijven en op vrijwillige maatregelen die de betrokkenheid bij de preventie van voedselverspilling aanmoedigen, ondersteund door overheidsfinanciering. Tijdens het raadplegingsproces voorzagen de kmo’s geen problemen die rechtstreeks door dit initiatief zouden worden veroorzaakt, hoewel zij voorzichtig blijven ten aanzien van mogelijke toekomstige uitvoeringsmaatregelen van de lidstaten.
Voorkeursopties
Op basis van beoordelingen van de wijze waarop de opties bijdragen aan de twee hoofddoelstellingen, van het evenwicht tussen economische, ecologische en sociale effecten, en van de totale kosten en baten voor zover deze kunnen worden berekend, is optie 2 de voorkeursoptie voor de Commissie. Naast de maatregelen in optie 2 kan echter ook een streefdoel voor de inzameling van textielafval (maatregel 3.6) worden overwogen. Maatregel 3.6 zou daarom ook deel kunnen uitmaken van de voorkeursoptie. Andere doelstellingen voor het beheer van textielafval kunnen in dit stadium niet worden vastgesteld vanwege het gebrek aan volledige en robuuste gegevens.
In de effectbeoordeling wordt geconcludeerd dat de vaststelling van een streefdoel van 50 % voor gescheiden inzameling van textiel de gecoördineerde actie van de verschillende textielwaardeketens, exploitanten op het gebied van hergebruik en afvalbeheerbedrijven zou vergemakkelijken om ervoor te zorgen dat textiel wordt verwerkt in overeenstemming met de afvalhiërarchie, waarbij voorrang wordt gegeven aan hergebruik en “fibre-to-fibre”-recycling. Ook wordt geconcludeerd dat een dergelijk streefdoel wellicht zorgvuldig moet worden overwogen gezien de huidige grote verschillen in de percentages gescheiden inzameling in de EU en de overkoepelende verplichting in de kaderrichtlijn afval dat dergelijk afval gescheiden moet worden ingezameld. In het licht van deze overwegingen, de aangescherpte regels voor de organisatie van gescheiden inzameling door middel van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en de doelstelling om de administratieve lasten te verminderen, omvat de voorkeursoptie in het wetgevingsvoorstel geen streefdoel voor gescheiden inzameling.
Wat voedselverspilling betreft, is optie 2 de voorkeursoptie na een vergelijking van de economische, sociale en milieueffecten, maar ook gezien de technische haalbaarheid van de voorgestelde oplossingen. Deze optie zal naar verwachting de lidstaten een krachtige beleidsimpuls geven om op nationaal niveau maatregelen te nemen om voedselverspilling terug te dringen en aanzienlijke milieuvoordelen te behalen, en is tegelijkertijd evenredig en haalbaar. Bij de vaststelling van juridisch bindende streefdoelen voor de vermindering van voedselverspilling moet dus een stapsgewijze aanpak worden gevolgd, te beginnen met een lager niveau dan het niveau dat in het kader van de SDG’s is vastgesteld, om ervoor te zorgen dat de lidstaten op consequente wijze reageren en tastbare vooruitgang boeken in de richting van SDG 12.3. Een tussentijdse evaluatie van de door de lidstaten geboekte vooruitgang, op basis van de jaarlijkse monitoring van de hoeveelheden voedselafval, zou het mogelijk maken de streefdoelen aan te passen om de bijdrage van de Unie te versterken en verder af te stemmen op SDG 12.3 en een leidraad te bieden voor verdere vooruitgang na 2030.
•Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
De voorgestelde maatregelen brengen in verschillende mate administratieve lasten met zich mee, die voornamelijk het gevolg zouden zijn van monitoring en verslaglegging over naleving, zowel voor overheidsinstanties als voor bedrijven. Tegelijkertijd wordt in dit voorstel ten volle gebruikgemaakt van de digitalisering om de administratieve lasten te verlichten.
De voorgestelde doelstellingen voor de vermindering van voedselverspilling zijn gebaseerd op maatregelen die reeds in de kaderrichtlijn afval zijn opgenomen, en brengen dus geen extra administratieve lasten met zich mee.
Voorkeur gecombineerde optie
|
Beschrijving van het effect
|
Balanstotaal
|
Optie 2 — Aanvullende voorschriften + streefdoel voor textiel (maatregel 3.6)
EN
Optie 2 inzake doelstellingen voor de vermindering van voedselverspilling
|
Economische kosten
·913 miljoen EUR per jaar voor sorteerverplichtingen
·Ontwikkelingskosten voor registratie van 2-12,3 miljoen EUR voor alle lidstaten en onderhoudskosten van 11 200 en 69 000 EUR per lidstaat per jaar
·7,79 miljoen EUR per jaar voor producenten om verslag uit te brengen met het oog op uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
·4,04 miljoen EUR aan kosten voor het beheer van registers en inspecties van organisaties voor producentenverantwoordelijkheid
·39,2 miljoen euro per jaar voor extra inzameling, sortering en verwerking van textiel om een inzamelingsdoelstelling van 50 % te bereiken
·208 EUR per bevoegde autoriteit en 78 EUR per exporteur op jaarbasis per inspectie
·750 000 EUR per jaar voor EU-ondernemingen om te voldoen aan de rapportageverplichtingen van de EU
·€ 26,5 EUR Landfillaan gederfde stortbelastinginkomsten voor de lidstaten doordat textiel niet wordt gestort
·Een daling van de vraag naar voedsel met 4,2 % en een verandering in de waarde van de agrovoedingsproductie van -1,8 %, samen met een daling van de marktprijzen tussen 0,1 en 2,6 %
·Een daling van het landbouwinkomen met 4,2 miljard EUR per jaar
Totale aanpassingskosten voor de vermindering van voedselafval voor actoren in de voedselketen — 2 miljard EUR (41 EUR/ton vermeden voedselafval)
Economische voordelen voor de textielsector
·Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid: totaal jaarlijks rendement op recyclinginvesteringen van 3,5-4,5 miljard EUR (inclusief de voordelen die voor de andere maatregelen zijn aangegeven)
·Extra sortering: 534 miljoen EUR per jaar aan hergebruikwaarde en 94 miljoen EUR per jaar aan recyclingwaarde
·Extra inzameling: 28 miljoen EUR per jaar aan gecombineerde hergebruik- en recyclingwaarde
Economische voordelen van de vermindering van voedselverspilling
·Totale toegevoegde waarde voor de economie van de EU: 1,6 miljard EUR (inclusief bovengenoemde kosten)
·Besparingen op de uitgaven voor levensmiddelen van 439 EUR per jaar per huishouden (4 personen)
Milieuvoordelen
·16 miljoen EUR door de vermindering van de broeikasgasemissies van textielafval en de vermindering van de uitstoot van verontreinigende stoffen in de lucht, het water en de bodem die anders het gevolg zou zijn van slecht afvalbeheer.
·Vermindering van 3,9 (in de EU) en 12,6 (buiten de EU) miljoen ton broeikasgasemissies (inclusief het reboundeffect) OF 62 miljoen ton vermeden broeikasgassen (exclusief het reboundeffect).
·Vermindering van de uitstoot van verontreinigende stoffen in de lucht, het water en de bodem die anders het gevolg zouden zijn van slecht afvalbeheer
·Verminderd effect op landgebruik van 2,2 biljoen Pt,
·Vermindering van de mariene eutrofiëring met 532 miljoen kg netto equivalente hoeveelheid (NEH)
·Vermindering van de waterschaarste met 80 miljard m³ per jaar
·Totale in geld uitgedrukte milieubesparingen — 9-23 miljard EUR
Sociale voordelen
·Schepping van 8 740 banen in de textielsector en beperking van de sociale gevolgen van EU-afval in derde landen (geen netto-effectbeoordeling; zie bijlage 4 voor details en onderliggende aannames)
·Verlies van maximaal 135 000 banen in de agrovoedingssector (zal naar verwachting worden gecompenseerd in andere sectoren)
|
Kosten:
975 miljoen EUR (deze kosten kunnen ten laste komen van consumenten, producenten of een combinatie van beide).
Totale toegevoegde waarde van de vermindering van voedselverspilling voor de economie van de EU: 1,6 miljard EUR (0,016 %)
Voordelen:
Extra voordelen ter waarde van 656 miljoen EUR aan herbruikbaar en recyclebaar textiel voor de EU-markt voor hergebruik en recycling en ondersteuning van een totaal jaarlijks rendement van 3,5 tot 4,5 miljard EUR uit investeringen in uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.
Besparingen op de uitgaven voor levensmiddelen van 439 EUR per jaar per huishouden (4 personen)
Extra vermindering van broeikasgasemissies in de textielsector van 16 miljoen EUR per jaar en extra vermindering van broeikasgasemissies van 62 miljoen ton per jaar (totale in geld uitgedrukte milieubesparingen: 9-23 miljard EUR),
Schepping van 8 740 banen op het gebied van afvalbeheer, maar een verlies van maximaal 135 000 banen in de agrovoedingssector (zal naar verwachting worden gecompenseerd in andere sectoren)
Algehele doeltreffendheid, efficiëntie en coherentie: positief
|
•Grondrechten
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het financieel memorandum toont de gedetailleerde gevolgen voor de begroting van en de benodigde personele en administratieve middelen voor dit voorstel.
De Europese Commissie, meer bepaald de directoraten-generaal Milieu (DG ENV) en Gezondheid en Voedselveiligheid (DG SANTE), zal verantwoordelijk zijn voor de onderhandelingen over de richtlijn via de gewone medebeslissingsprocedure, voor de algemene uitvoering ervan, en voor de vaststelling van alle in de verordening beoogde uitvoerings- en gedelegeerde handelingen. Andere directoraten-generaal die input zullen leveren zijn onder meer het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) en het Europees Milieuagentschap (EEA).
Voor DG ENV zijn de huidige financiële simulaties gebaseerd op de bestaande 0,75 VTE (AD) voor de medebeslissingsprocedure en 3,0 VTE nieuwe arbeidscontractanten voor de technische uitvoering van de ontwikkeling van de geplande uitvoeringshandelingen.
Voor DG SANTE zijn de financiële simulaties gebaseerd op de bestaande 0,5 VTE (AD) voor de medebeslissingsprocedure en het toezicht op de uitvoering in de lidstaten.
De kosten voor het personeel van de Commissie komen neer op 2 033 000 EUR, op basis van de meest recente salarisschalen, die openbaar zijn.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Het voorstel bevat verschillende bepalingen om de monitoring te verbeteren. Bijlage 14 bij de effectbeoordeling bevat een gedetailleerde beschrijving van de monitoring- en evaluatie-instrumenten. Het effect van de voorkeursbeleidsoptie op de verwezenlijking van de doelstellingen om de productie van textielafval en restafval van textiel te verminderen, wordt gemonitord aan de hand van de indicatoren en streefdoelen in maatregel 3.6 en op basis van de verbeterde gegevensstromen over textiel als gevolg van maatregel 2.14. Dit laatste maakt het ook mogelijk om verdere prestatiedoelen vast te stellen die momenteel als niet haalbaar worden beoordeeld in het kader van optie 3. De monitoring is gebaseerd op jaarlijkse gegevens over textiel dat is voorbereid voor hergebruik in het kader van de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (maatregel 2.14 en zie bijlage 10 voor details).
Wat voedselverspilling betreft, zal de monitoring gebaseerd zijn op bestaande rapportageverplichtingen, d.w.z. de jaarlijkse rapportage door de lidstaten over de hoeveelheden voedselafval (artikel 37, lid 3, van de kaderrichtlijn afval) en de tweejaarlijkse evaluatie door het Europees Milieuagentschap van de voortgang bij de uitvoering van programma’s ter preventie van voedselverspilling (artikel 30 van de kaderrichtlijn afval).
•Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 bevat de wijzigingen van de kaderrichtlijn afval, met name de volgende artikelen van die richtlijn:
In artikel 2, lid 1, punt a), wordt het herziene toepassingsgebied vastgesteld van de vrijstelling van het toepassingsgebied van de richtlijn van gasvormige effluenten die in de atmosfeer worden uitgestoten en kooldioxide dat wordt afgevangen en getransporteerd met het oog op geologische opslag en dat geologisch is opgeslagen.
Artikel 3 bevat nieuwe definities voor “producent van textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater”, “op de markt aanbieden”, “organisatie voor producentenverantwoordelijkheid”, “onlineplatform” en “consument”.
Artikel 9 bis bevat voorschriften voor de maatregelen die de lidstaten moeten nemen om voedselverspilling te voorkomen met betrekking tot ondersteuning van gedragsverandering en samenwerking in de toeleveringsketen (1) en stelt streefdoelen voor de vermindering van voedselverspilling vast waaraan de lidstaten tegen 2030 moeten voldoen (4).
Artikel 22 bis bevat voorschriften voor de maatregelen die de lidstaten moeten nemen om een regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel in te voeren, alsook geharmoniseerde regels voor de toepassing van die regeling, onder meer inzake de producten die onder de regeling vallen en de omvang van de financiële verantwoordelijkheid van de producenten.
Artikel 22 ter bevat voorschriften voor de maatregelen die de lidstaten moeten nemen om een register van producenten van textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel op te zetten met het oog op de uitvoering van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.
Artikel 22 quater bevat voorschriften voor de maatregelen die de lidstaten moeten nemen voor de oprichting en de verantwoordelijkheden van organisaties voor producentenverantwoordelijkheid voor textiel.
Artikel 22 quinquies bevat voorschriften voor de maatregelen die de lidstaten moeten nemen voor het beheer van textielafval.
Artikel 29 bis bevat verplichtingen voor de maatregelen die de lidstaten moeten nemen om hun programma’s ter preventie van voedselverspilling te evalueren en aan te passen om de reductiedoelstellingen te bereiken (1) en om de bevoegde autoriteiten aan te wijzen die verantwoordelijk zijn voor de coördinatie van maatregelen ter vermindering van voedselverspilling (2).
Artikel 37 bevat rapportagevereisten voor de maatregelen die de lidstaten moeten nemen met betrekking tot textiel en wijzigingen in de rapportagevereisten van de lidstaten met betrekking tot de gegevensstroom over het hergebruik van producten naar het Europees Milieuagentschap.
Artikel 2 heeft betrekking op de omzetting van de wijzigingen van de richtlijn.
Artikel 3 heeft betrekking op de inwerkingtreding van de wijzigingen van de richtlijn.
Artikel 4 heeft betrekking op de adressaten van de wijzigingen van de richtlijn.
2023/0234 (COD)
Voorstel voor een
RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)In de Europese Green Deal en het actieplan voor de circulaire economie wordt opgeroepen tot versterkte en versnelde actie van de Unie en de lidstaten om de ecologische en sociale duurzaamheid van de textielsector en de levensmiddelensector te waarborgen, aangezien die sectoren de meeste hulpbronnen verbruiken en aanzienlijke negatieve externe milieueffecten veroorzaken. In die sectoren belemmeren financieringstekorten en technologische lacunes de voortgang naar een circulaire economie en het koolstofvrij maken van de economie. De levensmiddelensector en de textielsector zijn respectievelijk de meest en de op drie na meest hulpbronnenintensieve sectoren, en zij voldoen niet volledig aan de fundamentele beginselen voor afvalbeheer van de Unie die zijn opgenomen in de afvalhiërarchie, die vereist dat prioriteit wordt gegeven aan afvalpreventie, gevolgd door voorbereiding voor hergebruik en recycling. Deze uitdagingen vragen om systemische oplossingen vanuit een levenscyclusbenadering.
(2)Volgens de EU-strategie voor duurzaam en circulair textiel moet de huidige lineaire manier waarop textielproducten worden ontworpen, geproduceerd, gebruikt en weggegooid ingrijpend, worden veranderd, waarbij met name de zogeheten “fast fashion” (snelle mode) moet worden beperkt. In die strategie wordt het belangrijk geacht producenten verantwoordelijk te stellen voor het afval dat door hun producten wordt geproduceerd, en wordt verwezen naar de vaststelling van geharmoniseerde Unieregels voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel met ecogemoduleerde heffingen. De belangrijkste doelstelling van dergelijke regels is het creëren van een economie voor inzameling, sortering, hergebruik, voorbereiding voor hergebruik en recycling, alsook het stimuleren van producenten om ervoor te zorgen dat hun producten in overeenstemming met de beginselen van circulariteit worden ontworpen. Daartoe moet een aanzienlijk deel van de bijdragen van producenten aan regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid gericht zijn op afvalpreventiemaatregelen en voorbereiding voor hergebruik. In de strategie wordt ook gewezen op de noodzaak van versterkte en innovatievere benaderingen van duurzaam beheer van biologische hulpbronnen om de circulariteit en nuttige toepassing van voedselafval en het hergebruik van biogebaseerd textiel te vergroten.
(3)Gezien de negatieve gevolgen van voedselverspilling hebben de lidstaten zich ertoe verbonden maatregelen te nemen ter bevordering van de preventie en vermindering van voedselverspilling in overeenstemming met de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, die op 25 september 2015 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) is aangenomen, en met name de doelstelling om tegen 2030 de wereldwijde voedselverspilling per hoofd van de bevolking op het niveau van de detailhandel en de consument te halveren en het voedselverlies in de productie- en toeleveringsketens, met inbegrip van verliezen na de oogst, terug te dringen. Deze maatregelen moeten gericht zijn op de preventie en vermindering van levensmiddelenafval in de primaire productie, de verwerkende industrie, de detailhandel en de overige distributie van levensmiddelen, in restaurants en cateringdiensten en in huishoudens.
(4)In het kader van de follow-up van de Conferentie over de toekomst van Europa heeft de Commissie toegezegd burgerpanels de mogelijkheid te bieden om voorafgaand aan bepaalde belangrijke voorstellen bijeen te komen en aanbevelingen te doen. In dit verband is van december 2022 tot februari 2023 een Europees burgerpanel bijeengeroepen om een lijst van aanbevelingen op te stellen over verdere actie die kan worden genomen om voedselverspilling in de Unie terug te dringen. Aangezien meer dan de helft van het in de Unie geproduceerde voedselafval afkomstig is van huishoudens, zijn met name de inzichten van burgers op het gebied van de preventie van voedselverspilling van belang. De burgers hebben drie belangrijke actiegebieden aanbevolen, waaronder het versterken van de samenwerking in de voedselwaardeketen, initiatieven van levensmiddelenbedrijven en het ondersteunen van een gedragsverandering bij de consument. De aanbevelingen van het panel zullen het algemene werkprogramma van de Commissie met betrekking tot de preventie van voedselverspilling blijven ondersteunen en kunnen als leidraad dienen om de lidstaten te helpen de streefdoelen voor de vermindering van voedselverspilling te bereiken.
(5)Bij Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad is kooldioxide dat wordt afgevangen en getransporteerd met het oog op geologische opslag en dat geologisch is opgeslagen overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 2006/12/EG, uitgesloten van het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad. De bepaling van Richtlijn 2009/31/EG tot wijziging van Richtlijn 2006/12/EG is echter niet opgenomen in Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad, waarbij Richtlijn 2006/12/EG is ingetrokken. Met het oog op de rechtszekerheid omvat deze richtlijn derhalve de wijzigingen van Richtlijn 2009/31/EG betreffende de uitsluiting van kooldioxide dat wordt afgevangen en getransporteerd met het oog op geologische opslag en dat geologisch is opgeslagen, van het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/98/EG.
(6)In Richtlijn 2008/98/EG moeten definities van producenten van textielproducten, onlineplatforms en organisaties voor producentenverantwoordelijkheid in verband met de uitvoering van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel worden opgenomen, zodat de reikwijdte van deze begrippen en daarmee samenhangende verplichtingen wordt verduidelijkt.
(7)De lidstaten hebben tot op zekere hoogte materiaal ontwikkeld en campagnes gevoerd ter preventie van voedselverspilling, gericht op consumenten en exploitanten van levensmiddelenbedrijven. Die campagnes zijn echter vooral gericht op het vergroten van het bewustzijn en niet zozeer op het teweegbrengen van gedragsverandering. Om het volledige potentieel wat betreft het terugdringen van voedselverspilling te verwezenlijken en in de loop van de tijd vooruitgang te boeken, moeten maatregelen op het gebied van gedragsverandering worden ontwikkeld en afgestemd op de specifieke situaties en behoeften in de lidstaten, en volledig worden geïntegreerd in de nationale programma’s ter preventie van voedselverspilling. Er moet ook aandacht worden besteed aan regionale circulaire oplossingen, met inbegrip van publiek-private partnerschappen, betrokkenheid van burgers en aanpassing aan specifieke regionale behoeften, onder meer van ultraperifere gebieden en eilanden.
(8)Ondanks het groeiende bewustzijn van de negatieve impact en gevolgen van voedselverspilling, de politieke verbintenissen die op EU- en lidstaatniveau zijn aangegaan en de maatregelen van de Unie die sinds het actieplan voor de circulaire economie van 2015 zijn uitgevoerd, neemt de voedselverspilling niet in zodanige mate af dat er sprake is van aanzienlijke vooruitgang bij het bereiken van streefdoel 12.3 van duurzameontwikkelingsdoelstelling (SDG) 12 van de VN. Om een aanzienlijke bijdrage te leveren aan het bereiken van SDG 12.3 moeten de door de lidstaten getroffen maatregelen worden versterkt om vooruitgang te boeken bij de uitvoering van deze richtlijn en van andere passende maatregelen om de productie van voedselafval terug te dringen.
(9)Om op korte termijn resultaten te boeken en exploitanten van levensmiddelenbedrijven, consumenten en overheidsinstanties het nodige perspectief op lange termijn te bieden, moeten gekwantificeerde streefdoelen voor de vermindering van de productie van voedselafval worden vastgesteld die de lidstaten tegen 2030 moeten bereiken.
(10)Gezien de actieve betrokkenheid van de Unie bij de ambitie die met SDG 12.3 wordt nagestreefd, moet de vaststelling van streefdoelen voor de vermindering van voedselafval die de lidstaten tegen 2030 moeten bereiken, een sterke beleidsimpuls bieden om actie te ondernemen en aanzienlijk bijdragen tot de mondiale doelstellingen. Gezien het juridisch bindende karakter van dergelijke streefdoelen moeten zij echter evenredig en haalbaar zijn en moet er rekening worden gehouden met de rol en capaciteit van de verschillende actoren in de voedselvoorzieningsketen (met name micro- en kleine ondernemingen). Bij de vaststelling van juridisch bindende streefdoelen moet dus een stapsgewijze aanpak worden gevolgd, te beginnen met een lager niveau dan het niveau dat in het kader van de SDG’s is vastgesteld, om ervoor te zorgen dat de lidstaten op consequente wijze reageren en tastbare vooruitgang boeken in de richting van streefdoel 12.3.
(11)Om voedselverspilling in de productie- en de consumptiefase terug te dringen, zijn verschillende benaderingen en maatregelen nodig en moeten uiteenlopende groepen van belanghebbenden worden betrokken. Daarom moet één doelstelling worden voorgesteld voor de verwerkings- en productiefase en een andere voor de detailhandel en de overige distributie van levensmiddelen, in restaurants en cateringdiensten en in huishoudens.
(12)Gezien de onderlinge afhankelijkheid tussen de distributiefase en de consumptiefase in de voedselvoorzieningsketen, met name de invloed van detailhandelspraktijken op het consumentengedrag en de relatie tussen voedselconsumptie thuis en buitenshuis, is het raadzaam voor deze fasen van de voedselvoorzieningsketen één gezamenlijk streefdoel vast te stellen. Het vaststellen van afzonderlijke streefdoelen voor elk van deze fasen zou voor nodeloze complexiteit zorgen en zou de flexibiliteit van de lidstaten om zich op hun specifieke aandachtsgebieden te concentreren, beperken. Om te voorkomen dat een gezamenlijk streefdoel tot buitensporige lasten voor bepaalde exploitanten leidt, wordt de lidstaten aangeraden het evenredigheidsbeginsel in overweging te nemen bij het vaststellen van maatregelen om het gezamenlijke streefdoel te bereiken.
(13)Demografische veranderingen hebben aanzienlijke gevolgen voor de hoeveelheid geconsumeerd voedsel en de hoeveelheid geproduceerd voedselafval. Daarom moet een gezamenlijk streefdoel voor de vermindering van voedselafval — dat van toepassing is op de detailhandel en de overige distributie van levensmiddelen, in restaurants en cateringdiensten en in huishoudens — worden uitgedrukt als een procentuele verandering in de niveaus van voedselafval per hoofd van de bevolking, teneinde rekening te houden met demografische veranderingen.
(14)Op basis van de geharmoniseerde methode die is uiteengezet in Gedelegeerd Besluit (EU) 2019/1597 van de Commissie, was 2020 het eerste jaar waarvoor gegevens over de hoeveelheden voedselafval werden verzameld. Daarom moet het jaar 2020 worden gebruikt als referentiejaar voor de vaststelling van streefdoelen voor de vermindering van voedselafval. Voor de lidstaten die kunnen aantonen dat zij vóór 2020 metingen van de hoeveelheden voedselafval hebben uitgevoerd aan de hand van methoden die in overeenstemming zijn met Gedelegeerd Besluit (EU) 2019/1597, moet het gebruik van een eerder referentiejaar worden toegestaan.
(15)Om ervoor te zorgen dat de stapsgewijze aanpak voor de verwezenlijking van het mondiale streefdoel werkt, moeten de niveaus die zijn vastgesteld voor de juridisch bindende streefdoelen voor de vermindering van voedselverspilling worden geëvalueerd en, indien nodig, herzien om rekening te houden met de vooruitgang die de lidstaten in de loop der tijd hebben geboekt. Dit zou een mogelijke aanpassing van de streefdoelen mogelijk maken teneinde de bijdrage van de Unie te versterken, te zorgen voor een verdere afstemming op SDG-streefdoel 12.3, dat tegen 2030 moet worden bereikt, en richting te geven aan verdere vooruitgang na die datum.
(16)Om te zorgen voor een betere, snellere en meer uniforme uitvoering van de bepalingen inzake de preventie van voedselverspilling, om te anticiperen op eventuele tekortkomingen in de uitvoering en om maatregelen te kunnen nemen vóór het verstrijken van de termijnen voor het behalen van de streefdoelen, moet het in 2018 ingevoerde systeem van verslagen voor vroegtijdige waarschuwing worden uitgebreid tot streefdoelen voor de vermindering van voedselverspilling.
(17)In overeenstemming met het beginsel dat de vervuiler betaalt als neergelegd in artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), is het van essentieel belang dat producenten die bepaalde textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel in de Unie in de handel brengen de verantwoordelijkheid voor het beheer ervan op zich nemen aan het einde van de levensduur en de levensduur verlengen door gebruikte textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel op de markt voor hergebruik aan te bieden. Voor de toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt, moeten de verplichtingen voor het beheer van textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel rusten op producenten, met inbegrip van fabrikanten, importeurs of distributeurs die, ongeacht de gebruikte verkooptechniek, met inbegrip van overeenkomsten op afstand als gedefinieerd in artikel 2, punt 7, van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, die producten onder hun eigen naam of handelsmerk voor het eerst op het grondgebied van een lidstaat op de markt aanbieden. Micro-ondernemingen en zelfstandige kleermakers die op maat gemaakte producten vervaardigen, moeten worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, gezien hun beperkte rol op de textielmarkt, alsook ondernemingen die gebruikt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel of dergelijke producten die van gebruikte of afgedankte producten zijn afgeleid, binnen de Unie in de handel brengen, met het oog op de bevordering van hergebruik, onder meer door reparatie, renovatie en upcycling waarbij bepaalde functionele kenmerken van het oorspronkelijke product worden gewijzigd.
(18)Er zijn grote verschillen in de manier waarop de gescheiden inzameling van textiel wordt of zal worden opgezet, hetzij via regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, hetzij via andere benaderingen. Ook bij regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid zijn er grote verschillen, bijvoorbeeld wat betreft de producten die binnen het toepassingsgebied vallen, de verantwoordelijkheid van producenten en governancemodellen. De in Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde regels inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid moeten daarom in het algemeen van toepassing zijn op regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor producenten van textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel. Zij moeten echter worden aangevuld met verdere specifieke bepalingen met betrekking tot de kenmerken van de textielsector, met name het grote aandeel van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) onder de producenten, de rol van sociale ondernemingen en het belang van hergebruik bij het vergroten van de duurzaamheid van de textielwaardeketen. Ook moeten zij meer gedetailleerd en geharmoniseerd zijn om te voorkomen dat er een versnipperde markt ontstaat die negatieve gevolgen kan hebben voor de sector, met name voor micro-ondernemingen en kmo’s, voor de inzameling, verwerking en recycling, en om duidelijke stimulansen te bieden voor duurzaam textielontwerp en -beleid en om de markten voor secundaire grondstoffen te vergemakkelijken. In dit verband worden de lidstaten aangemoedigd te overwegen meerdere organisaties voor producentenverantwoordelijkheid toe te staan, aangezien mededinging tussen dergelijke organisaties voor producentenverantwoordelijkheid kan leiden tot grotere voordelen voor de consument, meer innovatie, lagere kosten, betere inzamelingspercentages en meer keuzemogelijkheden voor producenten die met dergelijke organisaties een contract willen sluiten.
(19)Huishoudtextiel en kleding vormen het grootste deel van de textielconsumptie in de Unie en leveren de grootste bijdrage aan niet-duurzame patronen van overproductie en overconsumptie. Huishoudtextiel en kleding staan ook centraal in alle bestaande regelingen voor gescheiden inzameling in de lidstaten, samen met andere kledingstukken, kledingtoebehoren en schoeisel na consumptie die niet hoofdzakelijk uit textiel bestaan. Daarom moeten huishoudtextiel en andere kledingstukken, kledingtoebehoren en schoeisel binnen het toepassingsgebied van de bestaande regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vallen. Om producenten rechtszekerheid te bieden met betrekking tot de producten die onder de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vallen, moeten de producten die binnen het toepassingsgebied vallen, worden aangeduid aan de hand van de codes van de gecombineerde nomenclatuur overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad.
(20)De textielsector is hulpbronnenintensief. Hoewel de meeste druk en effecten als gevolg van de consumptie van kleding, schoeisel en huishoudtextiel in de Unie, zowel wat grondstoffen als textielproductie betreft, in derde landen worden waargenomen, hebben zij ook gevolgen voor de Unie vanwege hun wereldwijde impact op het klimaat en het milieu. Daarom kunnen preventie, voorbereiding voor hergebruik en recycling van textielafval de mondiale ecologische voetafdruk van de sector, ook in de Unie, helpen verkleinen. Bovendien strookt het huidige hulpbronneninefficiënte afvalbeheer van textielafval niet met de afvalhiërarchie en veroorzaakt het milieuschade, zowel in de Unie als in derde landen, onder meer door broeikasgasemissies als gevolg van verbranding en storten.
(21)De uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel heeft tot doel een hoog niveau van milieu- en gezondheidsbescherming in de Unie te waarborgen, een economie te creëren voor inzameling, sortering, hergebruik, voorbereiding voor hergebruik en recycling, met name “fibre-to-fibre”-recycling, en producenten te stimuleren om ervoor te zorgen dat hun producten worden ontworpen met inachtneming van de beginselen van circulariteit. De producenten van textiel en schoeisel moeten de kosten financieren van inzameling, sortering voor hergebruik, voorbereiding voor hergebruik en recycling, en de kosten van recycling en andere verwerking van ingezameld gebruikt en afgedankt textiel en schoeisel, met inbegrip van onverkochte consumentenproducten die als afval worden beschouwd en die na de inwerkingtreding van deze wijzigingsrichtlijn op het grondgebied van de lidstaten zijn geleverd, zodat wordt gewaarborgd dat de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid niet met terugwerkende kracht van toepassing zijn en dat zij in overeenstemming zijn met het rechtszekerheidsbeginsel. Die producenten moeten ook de kosten financieren van onderzoek naar de samenstelling van het ingezamelde gemengde stedelijk afval, steun voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van sorteer- en recyclingtechnologieën, verslaglegging over gescheiden inzameling, hergebruik en andere verwerking, en van voorlichting aan eindgebruikers over de impact en het duurzame beheer van textiel.
(22)Producenten moeten verantwoordelijk zijn voor het opzetten van inzamelingssystemen voor de inzameling van alle gebruikte en afgedankte textielproducten, textielgerelateerde producten en gebruikt en afgedankt schoeisel, en ervoor zorgen dat deze vervolgens worden gesorteerd voor hergebruik, voorbereiding voor hergebruik en recycling om de beschikbaarheid van tweedehands kleding en schoeisel te maximaliseren en de hoeveelheden verminderen voor de soorten afvalverwerking die lager zijn in de afvalhiërarchie. Ervoor zorgen dat textielproducten langer kunnen worden gebruikt en hergebruikt en ook daadwerkelijk worden gebruikt en hergebruikt, is de meest doeltreffende manier om de impact ervan op het klimaat en het milieu aanzienlijk te verminderen. Dit moet ook duurzame en circulaire bedrijfsmodellen bevorderen, zoals hergebruik, verhuur, reparatie, terugnamediensten en tweedehandsverkoop, wat nieuwe groene kwaliteitsbanen en kostenbesparende mogelijkheden voor burgers oplevert. Producenten verantwoordelijk stellen voor het afval dat hun producten produceren, is essentieel om de productie van textielafval los te koppelen van de groei van de sector. Daarom moeten de producenten ook verantwoordelijk zijn voor de recycling, met name door prioriteit te geven aan de opschaling van “fibre-to-fibre”-recycling en andere handelingen van nuttige toepassing en verwijdering.
(23)Producenten en organisaties voor producentenverantwoordelijkheid moeten de opschaling van textielrecycling financieren, met name “fibre-to-fibre”-recycling, waardoor een bredere verscheidenheid aan materialen kan worden gerecycled en een bron van grondstoffen voor de textielproductie in de Unie kan worden gecreëerd. Het is ook belangrijk dat producenten financiële steun verlenen aan onderzoek en innovatie op het gebied van technologische ontwikkelingen in automatische afvalscheiding en sortering van samenstellingen die de scheiding en recycling van gemengde materialen en de decontaminatie van afval mogelijk maken, waardoor hoogwaardige oplossingen voor “fibre-to-fibre”-recycling en het gebruik van gerecyclede vezels kunnen worden toegepast. Om de naleving van deze richtlijn te vergemakkelijken, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat informatie en bijstand, in de vorm van advies, financiële steun, toegang tot financiering, gespecialiseerd materiaal voor management- en personeelsopleiding, of organisatorische en technische bijstand, beschikbaar zijn voor exploitanten in de textielsector, met name kleine en middelgrote ondernemingen. Indien steun met staatsmiddelen wordt gefinancierd, ook wanneer deze volledig wordt gefinancierd uit bijdragen van de overheid en ten laste van de betrokken ondernemingen, kan deze steun staatssteun vormen in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU; in dergelijke gevallen moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de staatssteunregels in acht worden genomen. Het beschikbaar stellen van particuliere en publieke investeringen in de circulaire economie en het koolstofvrij maken van de textielsector staat ook centraal in verscheidene financieringsprogramma’s en routekaarten van de Unie, zoals Hubs for Circularity en specifieke oproepen in het kader van Horizon Europa. Ook moet verder worden beoordeeld of er streefdoelen van de Unie voor textielrecycling kunnen worden vastgesteld om de technologische ontwikkeling van en investeringen in recyclinginfrastructuur te ondersteunen en te stimuleren en ecologisch ontwerp voor recycling te bevorderen.
(24)Gebruikte en afgedankte textielproducten, textielgerelateerde producten en gebruikt en afgedankt schoeisel moet of moeten vanaf 1 januari 2025 gescheiden van andere afvalstromen, zoals metalen, papier en karton, glas, plastic, hout en bioafval, worden ingezameld om de herbruikbaarheid en het potentieel voor hoogwaardige recycling ervan te behouden. Gezien de milieueffecten en het verlies van materialen als gevolg van het feit dat gebruikt textiel en textielafval niet gescheiden worden ingezameld en bijgevolg niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden behandeld, moet het inzamelingsnetwerk van gebruikt(e) en afgedankt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel het gehele grondgebied van de lidstaten bestrijken, met inbegrip van de ultraperifere gebieden, binnen het bereik van de eindgebruiker liggen en niet alleen gericht zijn op gebieden en producten waar de inzameling winstgevend is. Het inzamelingsnetwerk moet worden opgezet in samenwerking met andere actoren die actief zijn in de sectoren afvalbeheer en hergebruik, zoals gemeenten en sociale ondernemingen. Gezien de aanzienlijke milieu- en klimaatvoordelen die aan hergebruik verbonden zijn, moet het inzamelingsnetwerk primair en secundair gericht zijn op de inzameling van herbruikbare en recyclebare textielproducten en textielgerelateerde producten en herbruikbaar en recyclebaar schoeisel. Aangezien de consument niet altijd gewend is een onderscheid te maken tussen herbruikbare en recyclebare artikelen, moeten inzamelsystemen, onder andere om redenen van logistieke efficiëntie, voorzien zijn van inzamelbakken waarin gebruikte en afgedankte artikelen samen worden ingezameld. Hoge inzamelingspercentages zouden leiden tot hoge prestaties op het gebied van hergebruik en hoogwaardige recycling in de toeleveringsketens van textiel, het gebruik van hoogwaardige secundaire grondstoffen bevorderen en de planning van investeringen in de infrastructuur voor het sorteren en verwerken van textiel ondersteunen, Om de doeltreffendheid van het inzamelingsnetwerk en de voorlichtingscampagnes te controleren en te verbeteren, moet de samenstelling van ingezameld gemengd stedelijk afval regelmatig worden geëvalueerd, ten minste op NUTS 2-niveau, om de hoeveelheid afval van textiel en schoeisel vast te stellen. Daarnaast moeten de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid jaarlijks informatie over de prestaties van de regelingen voor gescheiden inzameling en het behaalde jaarlijkse percentage gescheiden inzameling verzamelen en openbaar maken.
(25)Gezien de sleutelrol van sociale ondernemingen en entiteiten van de sociale economie in bestaande systemen voor de inzameling van textiel en hun potentieel om lokale, duurzame, participatieve en inclusieve bedrijfsmodellen en hoogwaardige banen in de Unie te creëren, in overeenstemming met de doelstellingen van het EU-actieplan voor de sociale economie, moet de invoering van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid de activiteiten van sociale ondernemingen en entiteiten van de sociale economie die betrokken zijn bij het beheer van gebruikt textiel, in stand houden en ondersteunen. Zij moeten daarom worden beschouwd als partners in de systemen voor gescheiden inzameling ter ondersteuning van de opschaling van hergebruik en reparatie en het scheppen van hoogwaardige banen voor iedereen, en met name voor kwetsbare groepen.
(26)Producenten en organisaties voor producentenverantwoordelijkheid moeten actief worden betrokken bij het informeren van eindgebruikers, met name consumenten, over het feit dat gebruikt(e) en afgedankt(e) textielproducten en schoeisel gescheiden moeten worden ingezameld, dat inzamelingssystemen beschikbaar zijn en dat eindgebruikers een belangrijke rol spelen bij het waarborgen van afvalpreventie en een vanuit milieuoogpunt optimaal beheer van textielafval. Deze informatie moet onder meer betrekking hebben op de beschikbaarheid van regelingen voor hergebruik van textiel en schoeisel, de milieuvoordelen van duurzame consumptie en de milieu-, gezondheids- en maatschappelijke gevolgen van de textielkledingindustrie. Eindgebruikers moeten ook worden geïnformeerd over hun belangrijke rol bij het maken van bewuste, verantwoorde en duurzame keuzes op het gebied van textielconsumptie en bij het waarborgen van een vanuit milieuoogpunt optimaal beheer van afval van textiel en schoeisel. Deze informatievereisten zijn van toepassing in aanvulling op de vereisten inzake de verstrekking van informatie aan eindgebruikers met betrekking tot textielproducten die zijn vastgesteld in de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en Verordening (EU) nr. 1007/2011 van het Europees Parlement en de Raad. Bij het verstrekken van informatie aan alle eindgebruikers moet gebruik worden gemaakt van moderne informatietechnologieën. De informatie moet worden verstrekt met klassieke middelen, zoals posters binnens- en buitenshuis en socialemediacampagnes, en op innovatievere wijze, zoals elektronische toegang tot websites met QR-codes.
(27)Om de circulariteit en milieuduurzaamheid van textiel te vergroten en negatieve klimaat- en milieueffecten te verminderen, zullen in Verordening .../... [PO insert the serial number and institutions for the Ecodesign for Sustainable Product Regulation, and complete the footnote] verplichte vereisten inzake ecologisch ontwerp voor textiel worden uitgewerkt, waarbij — afhankelijk van wat uit de effectbeoordeling zal blijken als gunstig voor het vergroten van de ecologische duurzaamheid van textiel — de duurzaamheid, herbruikbaarheid, repareerbaarheid en “fibre-to-fibre”-recycling van textiel worden geregeld, en tevens de verplichte hoeveelheid gerecyclede vezels in textiel wordt vastgesteld. Met die verordening zal ook de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen worden gereguleerd, zodat deze tot een minimum kunnen worden beperkt en kunnen worden getraceerd met het oog op de vermindering van de afvalproductie en de verbetering van recycling, alsook de preventie en vermindering van synthetische vezels die in het milieu terechtkomen, om het vrijkomen van microplastics aanzienlijk te verminderen. Tegelijkertijd is de afstemming van vergoedingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid een doeltreffend economisch instrument om een duurzamer ontwerp van textiel te stimuleren, hetgeen leidt tot een beter circulair ontwerp van textiel. Om ecologisch ontwerp sterk te stimuleren en tegelijkertijd rekening te houden met de doelstellingen van de interne markt en de samenstelling van de textielsector, die voornamelijk uit kmo’s bestaat, moeten de criteria voor het afstemmen van vergoedingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid worden geharmoniseerd op basis van de belangrijkste parameters voor ecologisch ontwerp, zodat textiel in overeenstemming met de afvalhiërarchie kan worden behandeld. De afstemming van vergoedingen op basis van de criteria inzake ecologisch ontwerp moet worden gebaseerd op de voorschriften inzake ecologisch ontwerp en de bijbehorende meetmethoden die zijn vastgesteld voor textielproducten op grond van de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten of eventuele andere Uniewetgeving waarin geharmoniseerde duurzaamheidscriteria en meetmethoden voor textielproducten zijn vastgesteld. De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om geharmoniseerde regels voor de afstemming van vergoedingen vast te stellen om ervoor te zorgen dat de criteria voor de afstemming van vergoedingen in overeenstemming zijn met die productvereisten.
(28)Om erop toe te zien dat de producenten voldoen aan hun financiële en organisatorische verplichtingen om te waarborgen dat gebruikt(e) en afgedankt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel die of dat zij voor het eerst op het grondgebied van een lidstaat op de markt aanbieden, worden of wordt beheerd, moet elke lidstaat een register instellen en beheren waarin producenten zich moeten registreren. De eisen voor registratie en het formaat ervan moeten in de hele Unie zo veel mogelijk worden geharmoniseerd om de registratie te vergemakkelijken, met name wanneer producenten textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel voor het eerst in verschillende lidstaten op de markt aanbieden. De informatie in het register moet toegankelijk zijn voor de entiteiten die een rol spelen bij de verificatie van de naleving van de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en de handhaving daarvan.
(29)Aangezien de textielsector voor 99 % uit kleine en middelgrote ondernemingen bestaat, moet de uitvoering van een regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel erop gericht zijn de administratieve lasten zoveel mogelijk te verminderen. De uitgebreide producentenverantwoordelijkheid moet daarom collectief worden nagekomen door organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens de producenten deze verantwoordelijkheid op zich nemen. Organisaties voor producentenverantwoordelijkheid moeten een vergunning van de lidstaten verkrijgen en moeten onder meer aantonen dat zij de financiële middelen hebben om de kosten van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te dragen en dat zij die verantwoordelijkheid ook nakomen.
(30)Krachtens artikel 30, lid 1, van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad moeten bepaalde aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met producenten die textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel aanbieden aan consumenten in de Unie, vóór zij een producent toestaan van hun diensten gebruik te maken, bepaalde identificatiegegevens van die producent verkrijgen, alsmede een zelfcertificering door de producent waarin hij zich ertoe verbindt alleen producten of diensten aan te bieden die voldoen aan de toepasselijke regels van het Unierecht. Om de doeltreffende handhaving van de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te waarborgen, moet worden gespecificeerd dat aanbieders van onlineplatforms die binnen het toepassingsgebied van hoofdstuk 3, afdeling 4, van Verordening (EU) 2022/2065 vallen, van die producenten informatie moeten verkrijgen over de registratie in het register van textielproducenten dat de lidstaten krachtens deze richtlijn moeten opzetten, alsook het (de) registratienummer(s) van de producent in dat register en een zelfcertificering door de producent waarin hij zich ertoe verbindt alleen textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel aan te bieden waarop de bij deze richtlijn vastgestelde eisen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van toepassing zijn. De handhavingsregels van hoofdstuk IV van Verordening (EU) 2022/2065 zijn met betrekking tot die traceerbaarheidsregels van toepassing op de aanbieders van die platforms.
(31)Om ervoor te zorgen dat textiel in overeenstemming met de afvalhiërarchie van Richtlijn 2008/98/EG wordt verwerkt, moeten organisaties voor producentenverantwoordelijkheid ervoor zorgen dat al het gescheiden ingezamelde textiel en schoeisel zodanig worden gesorteerd dat er producten worden gegenereerd die geschikt zijn voor hergebruik en dat wordt voldaan aan de behoeften van de ontvangende markten voor gebruikt textiel en voor recycling van grondstoffen in de Unie en wereldwijd. Gezien de grotere milieuvoordelen die voortvloeien uit de verlenging van de levensduur van textiel, moet de sortering in de eerste plaats gericht zijn op hergebruik, gevolgd door sortering voor recyclingdoeleinden wanneer de items professioneel als niet-herbruikbaar worden beoordeeld. Deze sorteervereisten moeten door de Commissie met voorrang worden ontwikkeld als onderdeel van de geharmoniseerde einde-afvalcriteria van de Unie voor herbruikbaar textiel en gerecycled textiel, met inbegrip van de vereisten voor de eerste sortering die op het inzamelpunt kan plaatsvinden. Deze geharmoniseerde criteria moeten zorgen voor consistentie en hoge kwaliteit van de ingezamelde fracties en van de materiaalstromen voor sortering, nuttige toepassing van afval en secundaire grondstoffen over de grenzen heen, hetgeen op zijn beurt de opschaling van de waardeketens voor hergebruik en recycling moet vergemakkelijken. Gebruikte kleding die door de exploitanten van hergebruikfaciliteiten of door sociale ondernemingen en exploitanten van de sociale economie op het inzamelpunt van eindgebruikers professioneel als geschikt is bevonden voor hergebruik, moet niet als afval worden beschouwd. Indien hergebruik of recycling technisch niet mogelijk is, moet de afvalhiërarchie nog steeds worden toegepast, waarbij het storten van afval, met name van biologisch afbreekbaar textiel dat een bron van methaanemissies is, waar mogelijk moet worden vermeden, en waarbij in geval van verbranding energie moet worden teruggewonnen.
(32)De hoeveelheid gebruikt en afgedankt textiel dat naar landen buiten de EU wordt uitgevoerd, neemt gestaag toe, waarbij de uitvoer het grootste deel uitmaakt van de markt voor hergebruik van in de EU geproduceerd textiel na consumptie. Gezien de aanzienlijke toename van het ingezamelde textielafval na de invoering van gescheiden inzameling tegen 2025, is het van belang de inspanningen ter bestrijding van illegale overbrengingen van als niet-afval verhuld afval naar derde landen, op te voeren om een hoge mate van milieubescherming te waarborgen. Voortbouwend op Verordening.../... [P.O. insert the institutions and serial number, and complete the footnote for the Regulation on the Shipment of waste] en met het oog op de doelstelling om het duurzame beheer van textiel na consumptie te waarborgen en illegale overbrengingen van afval aan te pakken, moet worden bepaald dat alle gescheiden ingezamelde gebruikte textielproducten en textielgerelateerde producten en al het gescheiden ingezamelde gebruikte schoeisel vóór de overbrenging worden gesorteerd. Bovendien moet worden bepaald dat alle gescheiden ingezamelde gebruikte textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel als afval worden beschouwd en onder de afvalwetgeving van de Unie vallen, ook wat de overbrenging van afval betreft, totdat zij door een daartoe opgeleide exploitant zijn gesorteerd met het oog op hergebruik en recycling. De sortering moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de geharmoniseerde sorteervoorschriften die een hoogwaardige herbruikbare fractie waarborgen die voldoet aan de behoeften van de ontvangende markten voor tweedehands textiel in de EU en wereldwijd, en door criteria vast te stellen om onderscheid te maken tussen gebruikte goederen en afval. Overbrengingen van gebruikte textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel moeten vergezeld gaan van informatie waaruit blijkt dat deze producten het resultaat zijn van een sorteerhandeling of een voorbereiding voor hergebruik en dat de producten geschikt zijn voor hergebruik.
(33)Om de in deze richtlijn vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken, moeten de lidstaten hun programma’s voor de preventie van voedselverspilling herzien en daarin nieuwe maatregelen opnemen, waarbij meerdere partners uit de publieke en private sector worden betrokken en die gecoördineerde acties omvatten die zijn toegesneden op specifieke knelpunten en op opvattingen en gedragingen die tot voedselverspilling leiden. Bij de ontwikkeling van deze programma’s zouden de lidstaten zich kunnen laten inspireren door de aanbevelingen van het burgerpanel inzake voedselverspilling.
(34)Een duidelijke verantwoordingsplicht en governance van maatregelen ter preventie van voedselverspilling zijn van essentieel belang om te zorgen voor een doeltreffende coördinatie van maatregelen om verandering teweeg te brengen en de in deze richtlijn vastgestelde doelstellingen te bereiken. Gezien de gedeelde agenda van veel autoriteiten en de verscheidenheid aan belanghebbenden die betrokken zijn bij de bestrijding van voedselverspilling in de lidstaten, moet een bevoegde autoriteit worden aangewezen die verantwoordelijk is voor de algemene coördinatie van acties op nationaal niveau.
(35)De gedetailleerdheid van de op het niveau van de Unie verzamelde informatie over het gemeentelijke beheer van textiel na consumptie moet worden verbeterd om doeltreffender toezicht te kunnen houden op het hergebruik van producten, met inbegrip van het hergebruik en de voorbereiding voor hergebruik van textiel, onder meer met het oog op de mogelijke vaststelling van de prestatiedoelstellingen in de toekomst. Gegevens over hergebruik en voorbereiding voor hergebruik vormen belangrijke gegevensstromen voor het monitoren van de ontkoppeling van afvalproductie van economische groei en de transitie naar een duurzame, inclusieve en circulaire economie. Daarom moeten deze gegevensstromen worden beheerd door het Europees Milieuagentschap.
(36)De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen als bedoeld in artikel 9, lid 8, van Richtlijn 2008/98/EG met betrekking tot een gemeenschappelijke methodologie en minimale kwaliteitseisen voor de uniforme meting van de hoeveelheden voedselafval moet, met kleine aanpassingen, worden verplaatst naar een nieuw artikel dat specifiek betrekking heeft op de preventie van voedselafval.
(37)Teneinde de in Richtlijn 2008/98/EG opgenomen codes van de gecombineerde nomenclatuur in overeenstemming te brengen met de codes in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage IV quater bij Richtlijn 2008/98/EG. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(38)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Richtlijn 2008/98/EG te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot een geharmoniseerd formaat voor registratie in het register op basis van de informatievereisten van artikel 22 ter, lid 4, de criteria voor de afstemming van vergoedingen voor de toepassing van artikel 22 quater, lid 3, punt a), en een methode voor de berekening en controle van het percentage afval dat gescheiden wordt ingezameld als bedoeld in artikel 22 quater, lid 6, punt c). Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.
Richtlijn 2008/98/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(40)Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de verbetering van de milieuduurzaamheid van het beheer van voedselverspilling en textielafval en de waarborging van het vrije verkeer van gebruikt textiel en afval van textiel op de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar, vanwege de omvang en de gevolgen ervan, uitsluitend op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling inzake subsidiariteit te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen
Richtlijn 2008/98/EG wordt als volgt gewijzigd:
1)In artikel 2, lid 1, wordt punt a) vervangen door:
“a) gasvormige effluenten die in de atmosfeer worden uitgestoten en kooldioxide dat wordt afgevangen en getransporteerd met het oog op geologische opslag en dat geologisch is opgeslagen overeenkomstig in Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad*;
* Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114).”.
2)In artikel 3 worden de volgende punten ingevoegd:
“4 ter. “producent van textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater”: een fabrikant, importeur of distributeur, of een andere natuurlijke of rechtspersoon, met uitzondering van degenen die gebruikt textiel en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater en textiel, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater dat is of die zijn verkregen uit gebruikte of afgedankte producten of delen daarvan, op de markt brengen, ondernemingen waar minder dan tien personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet en het balanstotaal niet meer dan 2 miljoen EUR bedragen en zelfstandige kleermakers die op maat gemaakte producten vervaardigen, die, ongeacht de gebruikte verkooptechniek, met inbegrip van overeenkomsten op afstand als gedefinieerd in artikel 2, lid 7, van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad*, hetzij:
a) gevestigd zijn in een lidstaat en textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals vermeld in bijlage IV quater onder hun eigen naam of handelsmerk vervaardigen of laten ontwerpen of vervaardigen en onder hun eigen naam of handelsmerk voor het eerst op het grondgebied van die lidstaat aanbieden, of
b) gevestigd zijn in een lidstaat en textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater die door andere in punt a) bedoelde producenten zijn vervaardigd en waarop de naam, het merk of het handelsmerk van de fabrikant niet is aangebracht, onder hun eigen naam of handelsmerk op het grondgebied van die lidstaat verkopen;
c) gevestigd zijn in een lidstaat en textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater voor het eerst beroepsmatig in die lidstaat leveren vanuit een andere lidstaat of vanuit een derde land, of
d) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater door middel van verkoop op afstand rechtstreeks verkopen aan eindgebruikers, waaronder particuliere huishoudens of andere gebruikers dan particuliere huishoudens, in een lidstaat, en die in een andere lidstaat of in een derde land gevestigd zijn;
4 quater. “op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie of gebruik op de markt van de Unie;
4 quinquies. “organisatie voor producentenverantwoordelijkheid”: een rechtspersoon die de nakoming van de verplichtingen in het kader van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid namens producenten financieel of financieel en operationeel regelt;
4 sexies. “onlineplatform”: een onlineplatform als gedefinieerd in artikel 3, punt i), van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad**;
4 septies. “consument”: een natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit;
* Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG van de Raad en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).
** Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 1).”.
3)In artikel 9 worden lid 1, punten g) en h), en de leden 5, 6 en 8 geschrapt.
4)Het volgende artikel 9 bis wordt ingevoegd:
“Artikel 9 bis
Preventie van voedselafval
1.De lidstaten nemen passende maatregelen op het gebied van de preventie van voedselafval in de primaire productie, de verwerkende industrie, de detailhandel en de overige distributie van levensmiddelen, in restaurants en cateringdiensten en in huishoudens. Het gaat onder meer om de volgende maatregelen:
a)het ontwikkelen en ondersteunen van maatregelen op het gebied van gedragsverandering om voedselverspilling terug te dringen, en voorlichtingscampagnes om het bewustzijn over de preventie van voedselverspilling te vergroten;
b)het opsporen en aanpakken van inefficiënties in de werking van de voedselvoorzieningsketen, en het ondersteunen van samenwerking tussen alle actoren, waarbij wordt gezorgd voor een eerlijke verdeling van de kosten en baten van preventiemaatregelen;
c)het aanmoedigen van voedselschenkingen en andere herverdeling voor menselijke consumptie, waarbij het menselijk gebruik voorrang heeft op diervoeding en herverwerking tot niet voor de voeding bestemde producten;
d)het ondersteunen van opleiding en de ontwikkeling van vaardigheden en het vergemakkelijken van de toegang tot financieringsmogelijkheden, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen en actoren in de sociale economie.
De lidstaten zorgen ervoor dat alle relevante actoren in de toeleveringsketen naar evenredigheid van hun capaciteit en rol worden betrokken bij de preventie van voedselafval in de hele voedselvoorzieningsketen, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan het voorkomen van onevenredige gevolgen voor kleine en middelgrote ondernemingen.
2.De lidstaten monitoren en beoordelen de uitvoering van hun maatregelen ter preventie van voedselafval, met inbegrip van de naleving van de in lid 4 bedoelde streefdoelen voor de vermindering van voedselafval, door de hoeveelheden voedselafval te meten op basis van de overeenkomstig lid 3 vastgestelde methode.
3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze richtlijn aan te vullen door een gemeenschappelijke methode en minimale kwaliteitseisen voor de uniforme meting van de hoeveelheden voedselafval vast te stellen.
4.De lidstaten nemen de nodige en passende maatregelen om uiterlijk op 31 december 2030 de volgende streefdoelen voor de vermindering van voedselafval op nationaal niveau te bereiken:
a)verminderen van de productie van voedselafval in de verwerkende industrie met 10 % ten opzichte van de in 2020 geproduceerde hoeveelheid;
b)verminderen van de productie van voedselafval per hoofd van de bevolking in de detailhandel en de overige distributie van levensmiddelen, in restaurants en cateringdiensten en in huishoudens, met 30 % ten opzichte van de in 2020 geproduceerde hoeveelheid;
5.Wanneer een lidstaat gegevens kan verstrekken voor een eerder referentiejaar dan 2020, die zijn verzameld met behulp van methoden die vergelijkbaar zijn met de methode en de minimale kwaliteitseisen voor de uniforme meting van de hoeveelheden voedselafval zoals vastgesteld in Gedelegeerd Besluit (EU) 2019/1597 van de Commissie, kan een eerder referentiejaar worden gebruikt. De lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten binnen 18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn in kennis van zijn voornemen om een eerder referentiejaar te gebruiken en verstrekt de Commissie de gegevens en de voor de verzameling daarvan gebruikte meetmethoden.
6.Wanneer de Commissie van oordeel is dat de gegevens niet voldoen aan de voorwaarden van lid 5, stelt zij binnen zes maanden na ontvangst van een overeenkomstig lid 5 gedane kennisgeving een besluit vast waarbij de lidstaat wordt verzocht 2020 of een ander jaar dan het door de lidstaat voorgestelde jaar als referentiejaar te gebruiken.
7.Uiterlijk op 31 december 2027 herziet de Commissie de in lid 4 vastgestelde streefdoelen die uiterlijk in 2030 moeten zijn bereikt, teneinde deze zo nodig aan te passen en/of uit te breiden tot andere stadia van de voedselvoorzieningsketen, en om te overwegen nieuwe streefdoelen vast te stellen voor de periode na 2030. Hiertoe dient de Commissie een verslag, dat indien nodig vergezeld gaat van een wetgevingsvoorstel, in bij het Europees Parlement en de Raad.”.
5)In artikel 11, lid 1, wordt de derde zin vervangen door:
Onder voorbehoud van artikel 10, leden 2 en 3, voeren de lidstaten een gescheiden inzameling in voor ten minste papier, metaal, plastic en glas.”.
6)In artikel 11 ter wordt lid 1 vervangen door:
“1. De Commissie stelt in samenwerking met het Europees Milieuagentschap uiterlijk drie jaar vóór elk van de in artikel 9 bis, lid 4, artikel 11, lid 2, punten c), d) en e), en artikel 11, lid 3, vastgestelde termijnen verslagen op over de voortgang met betrekking tot het behalen van de in die bepalingen vastgelegde doelstellingen.”.
7)De volgende artikelen 22 bis tot en met 22 quinquies worden ingevoegd:
“Artikel 22 bis
Regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel
1.De lidstaten zorgen ervoor dat producenten een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid hebben voor huishoudtextiel, kleding, kledingtoebehoren en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater (“textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel”), die zij overeenkomstig de artikelen 8 en 8 bis voor het eerst op het grondgebied van een lidstaat op de markt aanbieden.
2.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage IV quater bij deze richtlijn teneinde de codes van de gecombineerde nomenclatuur in bijlage IV quater bij deze richtlijn in overeenstemming te brengen met de codes in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad*.
3.De lidstaten stellen op duidelijke wijze de taken en verantwoordelijkheden vast van de relevante actoren die betrokken zijn bij de uitvoering, monitoring en verificatie van de in lid 1 bedoelde regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.
4.De lidstaten zien erop toe dat de producenten van textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater de kosten dragen van:
a)de inzameling van gebruikte en afgedankte textielproducten en textielgerelateerde producten en gebruikt en afgedankt schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater en het daaropvolgende afvalbeheer dat de volgende activiteiten omvat:
1)de inzameling van die gebruikte producten voor hergebruik en de gescheiden inzameling van afvalproducten voor voorbereiding voor hergebruik en recycling overeenkomstig de artikelen 22 quater en 22 quinquies;
2)het vervoer van ingezamelde ladingen als bedoeld in punt 1 met het oog op daaropvolgende sortering voor hergebruik, voorbereiding voor hergebruik en recycling overeenkomstig artikel 22 quinquies;
3)de sortering, voorbereiding voor hergebruik, recycling en andere handelingen voor nuttige toepassing en verwijdering van ingezamelde ladingen als bedoeld in punt 1;
4)de inzameling, het vervoer en de verwerking van afval als bedoeld in de punten 1 en 2 dat afkomstig is van sociale ondernemingen en andere exploitanten die geen afvalbeheervoorzieningen exploiteren maar betrokken zijn bij het inzamelingssysteem zoals bedoeld in artikel 22 quater, leden 5 en 11;
b)het verrichten van onderzoek naar de samenstelling van ingezameld gemengd stedelijk afval overeenkomstig artikel 22 quinquies, lid 6;
c)het verstrekken van informatie over duurzame consumptie, afvalpreventie, hergebruik, voorbereiding voor hergebruik, recycling, andere nuttige toepassing en verwijdering van textiel en schoeisel overeenkomstig artikel 22 quater, leden 13, 14 en 17;
d)de verzameling van gegevens en de verslaglegging daarvan aan de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 37;
e)de ondersteuning van onderzoek en ontwikkeling ter verbetering van de sorteer- en recyclingprocessen, met name met het oog op de opschaling van “fibre-to-fibre”-recycling, onverminderd de staatssteunregels van de Unie.
5.De lidstaten zorgen ervoor dat de producenten van textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater de in lid 4 van dit artikel bedoelde kosten dekken in verband met dergelijk(e) gebruikt(e) en afgedankt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel die zijn of dat is ingeleverd bij de overeenkomstig artikel 22 quater, punten 5 en 11, opgezette inzamelpunten, wanneer dergelijke producten na [P.O. insert date of entry into force of this amending Directive] voor het eerst op het grondgebied van een lidstaat op de markt zijn aangeboden.
6.De in lid 4 bedoelde te dekken kosten mogen niet hoger zijn dan de kosten die noodzakelijk zijn om de in dat lid bedoelde diensten op kostenefficiënte wijze te verlenen en worden op transparante wijze tussen de betrokken actoren vastgesteld.
7.Met het oog op de naleving van artikel 30, lid 1, punten d) en e), van Verordening (EU) 2022/2065 zorgen de lidstaten ervoor dat aanbieders van onlineplatforms die binnen het toepassingsgebied van hoofdstuk 3, afdeling 4, van die verordening vallen en consumenten in staat stellen op afstand overeenkomsten te sluiten met producenten die textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater aan consumenten in de Unie aanbieden, de volgende informatie verkrijgen van producenten:
a)informatie over de registratie van de in artikel 22 ter bedoelde producenten in de lidstaat waar de consument is gevestigd en het registratienummer of de registratienummers van de producent in dat register;
b)een zelfcertificering van de producent waarin hij zich ertoe verbindt alleen textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater aan te bieden waarvoor in de lidstaat waar de consument is gevestigd aan de in de leden 1 en 4 van dit artikel en de in artikel 22 quater bedoelde eisen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is voldaan.
8.De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 van dit artikel vastgestelde regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid uiterlijk op [P.O insert date thirty months after the entry into force of this amending Directive] worden vastgesteld overeenkomstig de artikelen 8, 8 bis, en 22 bis tot en met 22 quinquies.
Artikel 22 ter
Register voor producenten van textiel, textielgerelateerde producten en schoeisel
1.De lidstaten stellen een register op van de producenten van textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater om na te gaan of deze producenten artikel 22 bis en artikel 22 quater, lid 1, naleven.
De lidstaten zorgen ervoor dat het register links naar andere nationale registers bevat om de registratie van producenten in alle lidstaten te vergemakkelijken.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de producenten verplicht zijn zich in het in lid 1 bedoelde register te registreren. Daartoe verlangen de lidstaten van de producenten dat zij een registratieaanvraag indienen in elke lidstaat waar zij textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater voor het eerst op de markt aanbieden.
3.De lidstaten staan producenten alleen toe textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater voor het eerst op hun grondgebied op de markt aan te bieden indien zij of, in het geval van een vergunning, hun gemachtigden voor de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid in die lidstaat zijn geregistreerd.
4.In die aanvraag tot registratie worden de volgende gegevens vermeld:
a)de naam, het handelsmerk, de merknamen waaronder de producent in de lidstaat actief is (indien beschikbaar) en het adres van de producent, inclusief postcode en plaats, straat en huisnummer, land, eventueel telefoonnummer, internetadres en e-mailadres, en de naam van één contactpunt;
b)de nationale identificatiecode van de producent, inclusief handelsregisternummer of een gelijkwaardig officieel registratienummer en het Europees of nationaal fiscaal identificatienummer;
c)de codes van de gecombineerde nomenclatuur van de in bijlage IV quater vermelde textielproducten, textielgerelateerde producten en het in bijlage IV quater vermelde schoeisel die of dat de producent voornemens is voor het eerst op het grondgebied van die lidstaat op de markt aan te bieden;
d)naam, postcode, plaats, straat en nummer, land, telefoon, webadres, e-mailadres en de nationale identificatiecode van de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid, het handelsregisternummer of een gelijkwaardig officieel registratienummer, het Europese of nationale fiscaal identificatienummer van de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid, en het mandaat van de vertegenwoordigde producent;
e)een verklaring van de producent of de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid waarin wordt verklaard dat de verstrekte informatie waar is.
5.De lidstaten zorgen ervoor dat een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid namens de producent aan de in dit artikel vastgestelde verplichtingen kan voldoen.
Wanneer een producent een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid heeft aangewezen, zijn de verplichtingen uit hoofde van dit artikel van overeenkomstige toepassing op die organisatie, tenzij de lidstaat anders bepaalt.
6.De lidstaten zien erop toe dat de bevoegde autoriteit:
a)de in lid 2 bedoelde registratieaanvragen van producenten ontvangt via een elektronisch gegevensverwerkingssysteem, waarvan de details op de website van de bevoegde autoriteit beschikbaar worden gesteld;
b)registraties toekent en uiterlijk zes weken nadat alle in lid 4 beschreven informatie is verstrekt, een registratienummer verleent;
c)bepalingen kan vaststellen ten aanzien van de eisen en het registratieproces, zonder materiële eisen toe te voegen aan de in lid 4 vastgestelde eisen;
d)producenten een op kosten gebaseerde en evenredige vergoeding in rekening kan brengen voor de behandeling van de in lid 2 bedoelde aanvragen.
7.De bevoegde autoriteit kan de registratie van de producent weigeren of intrekken wanneer de in lid 4 bedoelde informatie en de bijbehorende bewijsstukken niet zijn verstrekt of ontoereikend zijn of wanneer de producent niet langer voldoet aan de in lid 4, punt d), vastgestelde eisen.
8.De lidstaten vereisen dat de producent of, in voorkomend geval, de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis stelt van wijzigingen van de informatie in de registratie overeenkomstig lid 4, punt d), en van de eventuele definitieve stopzetting wat betreft het voor het eerst op het grondgebied van de lidstaat op de markt aanbieden van de in de registratie bedoeld(e) textielproducten en schoeisel. Een producent wordt uit het register geschrapt wanneer de producent ophoudt te bestaan.
9.Indien de informatie in het producentenregister niet openbaar toegankelijk is, waarborgen de lidstaten dat aanbieders van onlineplatforms die consumenten in staat stellen overeenkomsten op afstand met producenten te sluiten, gratis toegang tot het register krijgen.
10.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast om het geharmoniseerde formaat voor registratie in het register op basis van de informatievereisten van lid 4 van dit artikel vast te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 24 quater
Organisaties voor producentenverantwoordelijkheid voor textiel
1.De lidstaten zorgen ervoor dat producenten van textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater namens hen een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid aanwijzen om hun in artikel 22 bis vastgestelde verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid na te komen.
2.De lidstaten vereisen dat organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens producenten de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid willen nakomen overeenkomstig de artikelen 8 bis, 22 bis, 22 ter, 22 quinquies en dit artikel, daartoe toestemming van een bevoegde autoriteit moeten verkrijgen.
3.De lidstaten vereisen dat de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid ervoor zorgen dat de financiële bijdragen die aan hen worden betaald door producenten van textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater:
a)worden gebaseerd op het gewicht van de betrokken producten en, voor de in deel 1 van bijlage IV quater vermelde textielproducten, worden aangepast op basis van de eisen inzake ecologisch ontwerp die zijn vastgesteld krachtens Verordening .../... van het Europees Parlement en de Raad [P.O. insert the serial number for the Ecodesign for Sustainable Products Regulation when adopted]**, die het meest relevant zijn voor de preventie van textielafval en voor de behandeling van textiel overeenkomstig de afvalhiërarchie en de overeenkomstige meetmethoden voor die criteria die zijn vastgesteld op grond van die verordening of andere Uniewetgeving waarin geharmoniseerde duurzaamheidscriteria en meetmethoden voor textielproducten zijn vastgelegd, en die de verbetering van de ecologische duurzaamheid en circulariteit van textiel waarborgen;
b)worden aangepast om rekening te houden met eventuele inkomsten van de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid uit het hergebruik, de voorbereiding voor hergebruik of uit de waarde van secundaire grondstoffen uit gerecycled textiel;
c)zorgen voor een gelijke behandeling van producenten ongeacht hun oorsprong of omvang, zonder daarbij de producenten, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, van textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater, onevenredig te belasten.
4.Wanneer dat nodig is om verstoring van de interne markt te voorkomen en om consistentie te waarborgen met de voorschriften inzake ecologisch ontwerp als vastgesteld overeenkomstig artikel 4, gelezen in samenhang met artikel 5, van Verordening .../... [P.O. insert the serial number for Ecodesign for Sustainable Products Regulation when adopted], kan de Commissie uitvoeringshandelingen aannemen om de criteria voor de afstemming van vergoedingen vast te stellen met het oog op de toepassing van lid 3, punt a), van dit artikel. Die uitvoeringshandeling heeft geen betrekking op de precieze bepaling van de hoogte van de bijdragen en wordt vastgesteld volgens de in artikel 39, lid 2, van deze richtlijn bedoelde onderzoeksprocedure.
5.De lidstaten zorgen ervoor dat de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid op het grondgebied van een lidstaat waar zij deze producten voor het eerst op de markt aanbieden, een systeem opzetten voor de gescheiden inzameling van gebruikt(e) en afgedankt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater, ongeacht de aard, de samenstelling van het materiaal, de staat, de naam, het merk, het handelsmerk of de oorsprong ervan. Het gescheiden inzamelingssysteem:
a)biedt de in lid 6, punt a), bedoelde entiteiten de inzameling aan van dergelijk(e) gebruikt(e) en afgedankt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel en voorziet in de nodige praktische regelingen voor de inzameling en het vervoer daarvan, en stelt geschikte inzamelings- en transportcontainers kosteloos ter beschikking van de aangesloten inzamelpunten;
b)zorgt voor de kosteloze inzameling van dergelijk(e) gebruikt(e) en afgedankt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel die of dat bij de aangesloten inzamelpunten worden of wordt ingezameld, met een frequentie die evenredig is met het bestreken gebied en de hoeveelheid gebruikt en afgedankt textiel en schoeisel dat gewoonlijk via die inzamelpunten wordt ingezameld;
c)zorgt voor de kosteloze inzameling van door sociale ondernemingen en andere niet-afvalverwerkers geproduceerd afval van dergelijk(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel dat via de gekoppelde inzamelpunten worden ingezameld.
Elke coördinatie tussen organisaties voor producentenverantwoordelijkheid blijft onderworpen aan de mededingingsregels van de Unie.
6.De lidstaten zorgen ervoor dat het in lid 5 bedoelde inzamelingssysteem:
a)bestaat uit inzamelpunten die namens hen door de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid en afvalbeheerders zijn opgezet, in samenwerking met een of meer van de volgende partijen: sociale ondernemingen en entiteiten uit de sociale economie, distributeurs, overheidsinstanties of derden die namens hen gebruikt(e) en afgedankt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater, inzamelen, en andere vrijwillige inzamelpunten;
b)het gehele grondgebied van de lidstaat bestrijkt, rekening houdend met de omvang en dichtheid van de bevolking, met de verwachte hoeveelheid gebruikt(e) en afgedankt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater, en met de toegankelijkheid voor en nabijheid van eindgebruikers, zonder zich te beperken tot gebieden waar de inzameling en daaropvolgende verwerking van die producten winstgevend is;
c)het percentage dat gescheiden wordt ingezameld, voortdurend opvoert om technisch haalbare niveaus te bereiken, rekening houdend met goede praktijken.
7.De lidstaten zorgen ervoor dat het in lid 6, punt c), bedoelde inzamelingspercentage wordt berekend overeenkomstig de leden 8 en 9.
8.Het in lid 6, punt c), bedoelde percentage dat gescheiden wordt ingezameld, wordt berekend als het percentage dat wordt verkregen door het gewicht van textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater die overeenkomstig lid 5 in een bepaald kalenderjaar in een lidstaat zijn ingezameld, te delen door het gewicht van dergelijke afgedankte producten die als gemengd stedelijk afval zijn geproduceerd en ingezameld.
9.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met daarin de methode voor de berekening en de verificatie van het in lid 6, punt c), van dit artikel bedoelde percentage gescheiden ingezameld afval. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
10.De lidstaten zorgen ervoor dat organisaties voor producentenverantwoordelijkheid sociale ondernemingen en andere exploitanten die zich met hergebruik bezighouden, niet verbieden deel te nemen aan het krachtens lid 5 opgezette systeem voor gescheiden inzameling.
11.Onverminderd lid 5, punten a) en b), en lid 6, punt a), zorgen de lidstaten ervoor dat sociale ondernemingen hun eigen afzonderlijke inzamelingspunten mogen onderhouden en exploiteren en dat zij op de afzonderlijke inzamelpunten een gelijke of voorkeursbehandeling krijgen. De lidstaten zien erop toe dat sociale ondernemingen en entiteiten van de sociale economie die overeenkomstig lid 6, punt a), deel uitmaken van de aangesloten inzamelpunten, niet verplicht zijn om verzameld(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater in te leveren bij de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid.
12.De lidstaten zorgen ervoor dat de overeenkomstig de leden 5, 6 en 11 opgerichte inzamelpunten niet onderworpen zijn aan de registratie- of vergunningsvereisten van deze richtlijn.
13.De lidstaten zorgen ervoor dat organisaties voor producentenverantwoordelijkheid, naast de in artikel 8 bis, lid 2, bedoelde informatie, de volgende informatie over duurzame consumptie, hergebruik en beheer aan het einde van de levensduur met betrekking tot textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater die of dat door producenten op het grondgebied van een lidstaat op de markt worden of wordt aangeboden, ter beschikking stellen van eindgebruikers, met name consumenten:
a)de rol van consumenten bij het bijdragen aan afvalpreventie, met inbegrip van beste praktijken, met name door duurzame consumptiepatronen te bevorderen en een goede zorg voor producten tijdens het gebruik te stimuleren;
b)de beschikbare regelingen voor hergebruik en reparatie van textiel en schoeisel;
c)de rol van consumenten bij het bijdragen aan de gescheiden inzameling van gebruikt en afgedankt textiel en schoeisel;
d)de effecten van textielproductie op het milieu, de gezondheid van de mens en sociale en mensenrechten, met name fast fashion en de consumptie, recycling en andere handelingen voor nuttige toepassing en verwijdering en incorrecte verwijdering van textiel en schoeisel, zoals het weggooien ervan in de omgeving of in het gemengd stedelijk afval.
14.De lidstaten zorgen ervoor dat de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid de in lid 13 bedoelde informatie regelmatig verstrekt, en dat de informatie actueel is en wordt verstrekt door middel van:
a)een website of een ander elektronisch communicatiemiddel;
b)openbare informatievoorziening;
c)voorlichtingsprogramma’s en -campagnes;
d)voorlichting in een taal of talen die gebruikers en consumenten gemakkelijk kunnen begrijpen.
15.Wanneer meerdere organisaties voor producentenverantwoordelijkheid in een lidstaat gemachtigd zijn om namens producenten aan verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te voldoen, zorgen de lidstaten ervoor dat zij het gehele grondgebied van die lidstaat bestrijken met een afzonderlijk inzamelingssysteem voor gebruikt(e) en afgedankt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater. De lidstaten dragen de bevoegde autoriteit op toe te zien dat organisaties voor producentenverantwoordelijkheid hun verplichtingen op gecoördineerde wijze en met inachtneming van de mededingingsregels van de Unie nakomen, of wijzen daar een onafhankelijke derde partij voor aan.
16.De lidstaten vereisen dat de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid de vertrouwelijkheid waarborgen van de gegevens waarover zij beschikken met betrekking tot vertrouwelijke informatie of informatie die rechtstreeks kan worden toegeschreven aan afzonderlijke producenten of hun aangewezen vertegenwoordigers.
17.De lidstaten zorgen ervoor dat de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid op hun websites, naast de in artikel 8 bis, lid 3, punt e), bedoelde informatie, het volgende publiceren:
a)ten minste elk jaar en met inachtneming van de commerciële en industriële vertrouwelijkheid, informatie over de hoeveelheid in de handel gebrachte producten, het percentage gebruikt(e) en afgedankt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater die of dat gescheiden is ingezameld, met inbegrip van dergelijke onverkochte producten, het percentage hergebruik, voorbereiding voor hergebruik en recycling, met afzonderlijke vermelding van het percentage “fibre-to-fibre”-recycling dat door de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid is bereikt, en over het percentage overige nuttige toepassing, verwijdering en uitvoer;
b)informatie over de selectieprocedure voor overeenkomstig lid 18 te selecteren afvalbeheerders.
18.De lidstaten zorgen ervoor dat organisaties voor producentenverantwoordelijkheid niet-discriminerende selectieprocedures vaststellen op basis van transparante gunningscriteria, zonder kleine en middelgrote ondernemingen onevenredig te belasten met het inkopen van afvalbeheerdiensten van de in lid 6, punt a), bedoelde afvalbeheerders en van afvalbeheerders met het oog op de daaropvolgende afvalverwerking.
19.De lidstaten zorgen ervoor dat organisaties voor producentenverantwoordelijkheid van de producenten verlangen dat zij jaarlijks gegevens verstrekken over op markt aangeboden textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater.
Artikel 22 quinquies
Beheer van textielafval
1.De lidstaten zorgen uiterlijk op 1 januari 2025 en onder voorbehoud van artikel 10, leden 2 en 3, voor de gescheiden inzameling van textiel voor hergebruik, voorbereiding voor hergebruik en recycling.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de infrastructuur en activiteiten voor het inzamelen, laden en lossen, het vervoer en de opslag van textielafval en andere behandelingen van textielafval, met inbegrip van de daaropvolgende sortering en verwerking, beschermd worden tegen weersomstandigheden en andere bronnen van verontreiniging om beschadiging en kruisbesmetting van het ingezamelde textiel te voorkomen. Gescheiden ingezameld gebruikt en afgedankt textiel wordt op het punt van gescheiden inzameling gescreend om niet-doelproducten of materialen of stoffen die een bron van verontreiniging zijn, te identificeren en te verwijderen.
3.De lidstaten zorgen ervoor dat gebruikt(e) en afgedankt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel die of dat overeenkomstig artikel 22 quater, lid 5, gescheiden worden of wordt ingezameld, bij inzameling als afval worden beschouwd.
Met betrekking textielproducten die niet zijn opgenomen in bijlage IV quater en in bijlage IV quater opgenomen, niet-verkocht(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel, zorgen de lidstaten ervoor dat de verschillende fracties van textielmaterialen en textielartikelen gescheiden worden gehouden op de plaats waar het afval ontstaat, indien die scheiding later hergebruik, voorbereiding voor hergebruik of recycling, met inbegrip van “fibre-to-fibre”-recycling, vergemakkelijkt, mits de technologische vooruitgang dit toelaat.
4.De lidstaten zorgen ervoor dat gebruikt(e) en afgedankt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel die of dat overeenkomstig artikel 22 quater, lid 5, gescheiden worden of wordt ingezameld, worden gesorteerd om verwerking in overeenstemming met de in artikel 4, lid 1, bedoelde afvalhiërarchie te waarborgen.
5.De lidstaten zorgen ervoor dat het sorteren van gebruikt(e) en afgedankt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel die of dat overeenkomstig artikel 22 quater, lid 5, gescheiden worden of wordt ingezameld, aan de volgende eisen voldoet:
a)de sortering bestaat in het genereren van textiel voor hergebruik en voorbereiding voor hergebruik;
b)bij het sorteren voor hergebruik worden textielproducten met een passende mate van granulariteit gesorteerd, waarbij fracties die geschikt zijn voor direct hergebruik worden gescheiden van fracties die moeten worden voorbereid voor hergebruik, wordt de sortering afgestemd op een specifieke markt voor hergebruik en worden actuele sorteringscriteria toegepast die relevant zijn voor de ontvangende markt;
c)producten die als ongeschikt voor hergebruik worden beschouwd, worden gesorteerd voor recycling en, als de technologische vooruitgang dit toelaat, specifiek voor “fibre-to-fibre”-recycling.
d)het resultaat van sortering en daaropvolgende handelingen voor nuttige toepassing, bestemd voor hergebruik, voldoet aan de criteria om niet langer als afval te worden beschouwd, zoals bedoeld in artikel 6.
6.Uiterlijk op 31 december 2025 en vervolgens om de vijf jaar voeren de lidstaten een onderzoek uit naar de samenstelling van ingezameld gemengd stedelijk afval om het aandeel textielafval daarin te bepalen. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten op basis van de verkregen informatie van de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid kunnen verlangen dat zij corrigerende maatregelen nemen om hun netwerk van inzamelpunten uit te breiden en voorlichtingscampagnes voeren overeenkomstig artikel 22 quater, leden 13 en 14.
7.Om een onderscheid te maken tussen gebruikt en afgedankt textiel, zorgen de lidstaten ervoor dat overbrengingen van gebruikt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel waarvan wordt vermoed dat zij afval zijn, door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen worden geïnspecteerd om vast te stellen of zij voldoen aan de minimumeisen van de leden 8 en 9 voor overbrengingen van gebruikt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater, en dat daarop toezicht wordt gehouden.
8.De lidstaten zorgen ervoor dat professioneel georganiseerde overbrengingen van gebruikte textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel voldoen aan de in lid 9 vastgestelde minimumeisen voor het bijhouden van een register en ten minste vergezeld gaan van de volgende informatie:
a)een kopie van de factuur en het contract met betrekking tot de verkoop of eigendomsoverdracht van textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel, waarin wordt verklaard dat zij bestemd en geschikt zijn voor direct hergebruik;
b)een bewijs van voorafgaande sortering overeenkomstig dit artikel en, indien beschikbaar, de overeenkomstig artikel 6, lid 2, vastgestelde criteria, in de vorm van een kopie van de registers van elke baal in de zending en een protocol met alle in lid 9 bedoelde registratiegegevens;
c)een verklaring van de natuurlijke of rechtspersoon die in het bezit is van gebruikt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten of schoeisel en die beroepsmatig het vervoer van gebruikt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten of schoeisel regelt, dat geen van de materialen in de zending afval is in de zin van artikel 3, lid 1;
d)passende bescherming tegen beschadiging tijdens het vervoer en het in- en uitladen, met name door voldoende verpakking en passende stapeling van de lading.
9.De lidstaten zien erop toe dat de overbrengingen van gebruikt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel aan de volgende minimumeisen inzake het bijhouden van registers voldoen:
a)de registratie van de sortering of voorbereiding voor hergebruik wordt stevig maar niet onlosmakelijk op de verpakking aangebracht;
b)
de registratie bevat de volgende informatie:
1)een beschrijving van de in de baal aanwezige artikelen met vermelding van het meest gedetailleerde sorteerniveau dat de artikelen tijdens de sortering of de voorbereiding voor hergebruik hebben ondergaan, zoals kledingstuktype, maat, kleur, geslacht, materiaalsamenstelling;
2)de naam en het adres van het bedrijf dat verantwoordelijk is voor de definitieve sortering of voorbereiding voor hergebruik.
10.De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer de bevoegde autoriteiten van een lidstaat vaststellen dat een voorgenomen overbrenging van gebruikt(e) textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel uit afval bestaat, de kosten van passende analyses, inspecties en opslag van die artikelen waarvan vermoed wordt dat het afval is, in rekening kunnen worden gebracht bij de producenten van textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater, bij derden die namens hen optreden of bij andere personen die de overbrenging regelen.
* Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
** Verordening.../... (PB ..., blz. ...) [P.O. insert the publication details for the Ecodesign for Sustainable Products Regulation]”.
8)In artikel 29 wordt lid 2 bis geschrapt.
9)Het volgende artikel 29 bis wordt ingevoegd:
“Artikel 29 bis
Programma’s voor de preventie van voedselafval
1.Uiterlijk op [P.O. insert date of two years after entry into force of this amending Directive] herzien de lidstaten hun programma’s voor de preventie van voedselafval en passen zij deze aan om de in artikel 9 bis, lid 4, bedoelde doelstellingen te bereiken. Deze programma’s bevatten ten minste de in artikel 9, lid 1, en artikel 9 bis, lid 1, vastgestelde maatregelen en, in voorkomend geval, de in de bijlagen IV en IV bis vermelde maatregelen.
2.Elke lidstaat wijst de bevoegde autoriteiten aan die verantwoordelijk zijn voor de coördinatie van de maatregelen voor de vermindering van voedselafval die worden uitgevoerd om het in artikel 9 bis, lid 4, vastgestelde streefdoel te bereiken, en stelt de Commissie daarvan uiterlijk op [P.O. insert the date of within three months after the entry into force of this amending Directive] in kennis. De Commissie maakt die informatie vervolgens bekend op de desbetreffende EU-website.”.
10)Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
a)in lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:
“De lidstaten rapporteren de gegevens betreffende de uitvoering van artikel 9, lid 4, en de in artikel 22 quater, lid 17, punt a), bedoelde gegevens jaarlijks aan het Europees Milieuagentschap. De lidstaten zijn niet verplicht verslag uit te brengen over de kwantitatieve gegevens over het hergebruik van textiel overeenkomstig artikel 9, lid 4. De lidstaten rapporteren de gegevens betreffende de uitvoering van artikel 9 bis, lid 2, jaarlijks aan de Commissie.”;
b)lid 7 wordt vervangen door:
“7. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van de vorm voor het rapporteren van de gegevens bedoeld in de leden 1, 3, 4 en 5 van dit artikel. Voor de verslaglegging over de uitvoering van artikel 11, lid 2, punten a) en b), maken de lidstaten gebruik van de vorm die is vastgesteld overeenkomstig het Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 18 april 2012 tot vaststelling van een vragenlijst voor de verslagen van de lidstaten over de uitvoering van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen. Voor de verslaglegging over voedselafval wordt bij het ontwikkelen van de vorm van verslaglegging rekening gehouden met de krachtens artikel 9 bis, lid 3, ontwikkelde methode. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.
11)Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
a)de leden 2 en 3 worden vervangen door:
“2. De in artikel 7, lid 1, artikel 9 bis, lid 3, artikel 11 bis, lid 10, artikel 27, lid 1, artikel 27, lid 4, artikel 38, lid 2, en artikel 38, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 4 juli 2018. De in artikel 22 bis, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van [PO insert date eighteen months after the entry into force of this amending Directive]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 7, lid 1, artikel 9 bis, lid 3, artikel 11 bis, lid 10, artikel 22 bis, lid 2, artikel 27, lid 1, artikel 27, lid 4, artikel 38, lid 2, en artikel 38, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.”;
b)lid 6 wordt vervangen door:
“6. Een overeenkomstig artikel 7, lid 1, artikel 9 bis, lid 3, artikel 11 bis, lid 10, artikel 22 bis, lid 2, artikel 27, lid 1, artikel 27, lid 4, artikel 38, lid 2, en artikel 38, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”.
12)Bijlage IV quater wordt ingevoegd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
Omzetting
1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk [P.O. insert date eighteen months after the entry into force of this amending Directive] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement
Voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1,1.Benaming van het voorstel/initiatief
1,2.Betrokken beleidsterrein(en)
1,3.Het voorstel/initiatief betreft:
1,4.Doelstelling(en)
1.4.1.Algemene doelstelling(en)
1.4.2.Specifieke doelstelling(en)
1.4.3.Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)
1.4.4.Prestatie-indicatoren
1,5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief
1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaten zou zijn gecreëerd.
1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten
1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking
1,6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief
1,7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting
2.BEHEERSMAATREGELEN
2,1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
2,2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)
2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie
2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken
2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).
2,3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3,1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
3,2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten
3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader
3.2.5.Bijdragen van derden
3,3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1,1.Benaming van het voorstel/initiatief
Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen
1,2.Betrokken beleidsterrein(en)
09 — Milieu en klimaatverandering
1,3.Het voorstel/initiatief betreft:
een nieuwe actie
een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie
de verlenging van een bestaande actie
de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie
1,4.Doelstelling(en)
1.4.1.Algemene doelstelling(en)
De algemene doelstellingen van de wijziging van de kaderrichtlijn afvalstoffen, voor respectievelijk textiel en levensmiddelen, zijn:
- het verminderen van milieu- en klimaateffecten, het verbeteren van de kwaliteit van het milieu en het verbeteren van de volksgezondheid in verband met het beheer van textielafval in overeenstemming met de afvalhiërarchie;
- het verminderen van de milieu- en klimaateffecten van voedselsystemen met betrekking tot voedselafval. De preventie van voedselverspilling zou ook bijdragen tot voedselzekerheid.
1.4.2.Specifieke doelstelling(en)
Wat textielafval betreft, beoogt dit voorstel het beheer van textielafval te verbeteren in overeenstemming met de in de kaderrichtlijn afval vastgelegde “afvalhiërarchie”, waarbij voorrang wordt gegeven aan afvalpreventie, voorbereiding voor hergebruik en recycling van textiel boven andere opties voor nuttige toepassing en verwijdering en toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt.
Wat voedselafval betreft, zijn de specifieke doelstellingen het toekennen van een duidelijke verantwoordelijkheid aan de lidstaten voor het versnellen van de vermindering van voedselverspilling in overeenstemming met SDG-streefdoel 12.3 en het waarborgen van een toereikende en consistente respons van alle lidstaten.
1.4.3.Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen.
De verwachte resultaten zijn als volgt:
- vermindering van textielafval, toename van hergebruik, voorbereiding voor hergebruik en recycling van textiel, stimulansen om textiel te ontwerpen om hergebruik, voorbereiding voor hergebruik en recycling te vergemakkelijken (door middel van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid) en het creëren van financiële mogelijkheden om de in de EU vereiste infrastructuur voor hergebruik, voorbereiding voor hergebruik en recycling uit te breiden;
- extra voordelen ter waarde van 656 miljoen EUR aan herbruikbaar en recyclebaar textiel voor de EU-markt voor hergebruik en recycling en ondersteuning van een totaal jaarlijks rendement van 3,5 tot 4,5 miljard EUR uit investeringen in uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
- extra vermindering van broeikasgasemissies door de textielsector ter waarde van 16 miljoen EUR per jaar
- 8 740 nieuwe banen op het gebied van afvalbeheer
- vermindering van de productie van voedselafval met 10 % in de voedselverwerking en -productie en met 30 % in de detailhandel, cateringdiensten en huishoudens (tegen 2030)
- totale toegevoegde waarde voor de economie van de EU: 1,6 miljard EUR (inclusief bovengenoemde kosten)
- besparingen op de uitgaven voor levensmiddelen van 439 EUR per jaar per huishouden (4 personen)
- vermindering van een reeks voedselgerelateerde milieueffecten in verband met voedsel, zoals broeikasgasemissies, mariene eutrofiëring, landgebruik of waterschaarste — met een geraamde totale waarde van 9-23 miljard EUR, inclusief een geschatte vermindering van broeikasgasemissies van tussen de 16,5 en 62 miljoen ton.
1.4.4.Prestatie-indicatoren
Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten
De indicatoren voor de voortgang en de verwezenlijking van de doelstellingen zijn:
- onderzoek naar de samenstelling van ingezameld gemengd stedelijk afval om de hoeveelheid textielafval vast te stellen
- gegevens over de voorbereiding voor hergebruik van gebruikt textiel en textielafval
- informatie over het percentage gescheiden inzameling van gebruikt(e) en afgedankt(e) textielproducten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater, het door de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid bereikte percentage van hergebruik en voorbereiding voor hergebruik en recycling
- vermindering van de productie van voedselafval met 10 % in de voedselverwerking en -productie en met 30 % in de detailhandel, cateringdiensten en huishoudens tegen 2030
1,5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief
De gedetailleerde eisen moeten worden gespecificeerd door middel van uitvoeringshandelingen binnen een periode van ongeveer drie jaar. Zij omvatten het volgende:
- uitvoeringshandelingen tot vaststelling van het geharmoniseerde formaat voor registratie in het register
- mogelijke gedelegeerde handelingen tot wijziging van de in bijlage IV quater opgenomen codes van de gecombineerde nomenclatuur om deze in overeenstemming te brengen met de codes in bijlage 1 bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad en om de rechtszekerheid te waarborgen met betrekking tot de producten die onder de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vallen
- mogelijke uitvoeringshandeling tot vaststelling van criteria voor organisaties voor producentenverantwoordelijkheid voor de financiële bijdragen die de producenten aan hen betalen
- uitvoeringshandeling tot vaststelling van de methode voor de berekening en controle van het percentage dat gescheiden wordt ingezameld
- overeenkomstig lid 37 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandelingen tot vaststelling van het formaat voor de verslaglegging van de in lid 1 bedoelde gegevens om deze aan te passen aan de vereisten van lid 3 van dat artikel.
- er zijn geen vereisten waaraan moet worden voldaan op het gebied van voedselverspilling (aangezien de noodzakelijke voorwaarden reeds zijn vastgesteld in de herziening van de kaderrichtlijn afval in 2018 en de daaropvolgende secundaire wetgeving)
1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaten zou zijn gecreëerd.
Gezien het grensoverschrijdende karakter van de textielwaardeketen vanuit economisch, ecologisch en sociaal oogpunt is de verkoop, de consumptie en het beheer aan het einde van de levensduur van textiel onlosmakelijk verbonden met de werking van de eengemaakte markt en mondiale waardeketens. De grote afhankelijkheid van grondstoffen wijst op het belang van het bevorderen van circulaire bedrijfsmodellen om het gebruik van primaire grondstoffen te verminderen en de bijbehorende negatieve externe milieueffecten te helpen beperken.
De inzamelings-, sorteer- en recyclingsystemen moeten worden uitgebreid om voorbereid te zijn op de komende verplichting tot gescheiden inzameling en de volledige uitvoering ervan, aangezien verschillende regelgevings- en markttekortkomingen die gevolgen hebben voor alle lidstaten en actoren in de textielwaardeketen momenteel verhinderen dat er voldoende inzamelings-, sorteer- en recyclingcapaciteit beschikbaar is. Het ontbreken van een gemeenschappelijke EU-aanpak van het textielbeheer dreigt een versnippering van de regelgeving te veroorzaken of verder in de hand te werken en de afval- en materiaalstromen te verstoren, waardoor het grensoverschrijdende verkeer van textiel (producten, gebruikt textiel en textielafval) en gecoördineerde actie en snelle investeringen in de hele EU worden belemmerd. Er bestaat een groot risico dat de versnippering van de regelgeving en de administratieve lasten voor belanghebbenden uit de sector, met name kmo’s, verder toenemen als gevolg van de uiteenlopende toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt door nationale regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel. De aanpak van grensoverschrijdende externe milieueffecten, waaronder broeikasgasemissies en de uitvoer van textiel (en als niet-afval verhuld afval) naar derde landen, wordt doeltreffender aangepakt als de EU actie onderneemt, met name omdat de belangrijkste oorzaken van het probleem verband houden met tekortkomingen in de regelgeving als gevolg van het ontbreken van geharmoniseerde definities en versnippering van de regelgeving, en een financieringskloof waarmee alle lidstaten te kampen hebben.
Alle lidstaten produceren voedselafval, wat aanzienlijke grensoverschrijdende externe milieueffecten veroorzaakt. De productie, de opslag, het vervoer en de verwerking van voedsel en de verwijdering van voedselafval veroorzaken milieu- en klimaateffecten (zoals broeikasgasemissies en effecten op landgebruik, biodiversiteit, watergebruik en eutrofiëring) binnen de EU. Daarnaast kan de productie van in de EU geïmporteerd voedsel leiden tot aanzienlijke wereldwijde milieu- en klimaateffecten.
Om in elke lidstaat een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen te waarborgen en de negatieve gevolgen voor het klimaat, de biodiversiteit en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen te verminderen, met voordelen die verder reiken dan de nationale grenzen, moet voedselverspilling in de hele EU op een samenhangende manier worden teruggedrongen. Door het voedselsysteem efficiënter te maken, draagt de vermindering van voedselverspilling ook bij tot de voedselzekerheid in de hele EU.
Levensmiddelen worden op grote schaal verhandeld op de EU-markt en levensmiddelenbedrijven die grensoverschrijdend actief zijn, hebben behoefte aan samenhang en duidelijkheid over het verwachte ambitieniveau om investeringen en acties op het gebied van de preventie van voedselverspilling te plannen. Een gecoördineerde aanpak op EU-niveau kan betrouwbaarheid en continuïteit waarborgen en zo de invoering van nieuwe bedrijfsmodellen door exploitanten van levensmiddelenbedrijven ondersteunen om de vermindering van voedselverspilling in de hele voedselwaardeketen te versnellen.
Het vaststellen van streefdoelen voor de vermindering van voedselverspilling die de lidstaten tegen 2030 moeten verwezenlijken, zal naar verwachting de inspanningen versterken om doeltreffende strategieën en initiatieven binnen en tussen de lidstaten vast te stellen en uit te breiden, door: het stroomlijnen van de bijdrage van exploitanten van levensmiddelenbedrijven, met name in het kader van grensoverschrijdende toeleveringsketens; ervoor te zorgen dat de drijvende krachten achter de productie van voedselafval (markt en gedrag) door alle lidstaten consequent en gelijktijdig worden aangepakt, in overeenstemming met de maatregelen die tot dusver zijn genomen door, vooralsnog weinige, koplopers; en het versnellen van de ontwikkeling van doeltreffende nationale strategieën ter preventie van voedselverspilling door de verspreiding van goede praktijken en het verder benutten van de kennisbasis van de EU met betrekking tot de preventie van voedselverspilling.
1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
De kaderrichtlijn afvalstoffen bevat horizontaal toepasbare concepten met betrekking tot afvalproductie en afvalbeheer, met inbegrip van de verwerking, recycling en nuttige toepassing van afvalstoffen. Ook wordt bij die richtlijn de afvalhiërarchie bepaald, waarbij voorrang wordt gegeven aan afvalpreventie boven hergebruik en/of recycling, die weer voorrang krijgen boven andere opties voor nuttige toepassing en ten laatste definitieve verwijdering door middel van storting. Bovendien worden lidstaten verplicht te beschikken over goed functionerende regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, waarmee wordt gewaarborgd dat producenten van producten verantwoordelijk zijn voor het beheer van de afvalfase van hun producten. In het actieplan voor de circulaire economie heeft de Commissie toegezegd de kaderrichtlijn afval te herzien in de context van textielafval.
Hoewel dit het eerste streefdoel is om voedselverspilling terug te dringen, worden andere doelstellingen die in de afvalwetgeving zijn vastgesteld om de recycling van afval te bevorderen of het storten van afval te verminderen, over het algemeen als succesvol beschouwd, aangezien zij alle actoren en de samenleving in het algemeen duidelijke doelstellingen en rechtszekerheid bieden, terwijl de lidstaten volledige flexibiliteit wordt geboden bij de keuze van de nodige maatregelen. De ervaring leert dat de geboekte vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen moet worden gemonitord en dat de lidstaten moeten worden ondersteund door de uitwisseling van beste praktijken inzake instrumenten en hulpmiddelen die op nationaal niveau kunnen worden gebruikt om de doelstellingen te verwezenlijken, alsook door verduidelijking door middel van richtsnoeren en/of wijziging van relevante maatregelen in gerelateerde wetgeving om afvalpreventie te vergemakkelijken (bv. door mogelijke belemmeringen aan te pakken).
1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten
De initiatieven vallen onder de Europese Green Deal, die de leidraad vormt voor de herstelstrategie van de EU. In de Europese Green Deal worden de voordelen van investeringen in onze concurrerende duurzaamheid door de totstandbrenging van een eerlijker, groener en digitaler Europa erkend. Dit omvat de circulaire economie, die de belangrijkste aanjager is van de verhoging van de materiaalterugwinning en het verbeteren van de kwaliteit van secundaire grondstoffen, en de “van boer tot bord”-strategie.
De steun en inzet van de Europese Commissie voor onderzoek op het gebied van de circulaire economie, en met name met betrekking tot textiel, blijkt uit projecten die in het kader van het Horizon 2020-programma worden gefinancierd en de financiële bijdrage aan de uitvoering ervan. De resultaten van deze projecten zullen de circulariteit en recyclebaarheid van textiel bevorderen en stimuleren. Het netwerk van Europese digitale-innovatiehubs, dat wordt gefinancierd in het kader van het programma Digitaal Europa, helpt kmo’s bij de toepassing van digitale hulpmiddelen die de circulariteit en recyclebaarheid van textiel ondersteunen, en bij de vermindering van voedselverspilling in de agrovoedingsindustrie en de horecasector. Op het gebied van voedselverspilling worden onderzoeksprojecten gefinancierd ter ondersteuning van projecten in het kader van het Horizon 2020-programma, maar ook in het kader van Horizon Europa.
1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking
In theorie had er nationale wetgeving voor textiel in de lidstaten kunnen worden vastgesteld. Er kan echter worden opgemerkt dat de bestaande (en geplande) wetgeving niet het vereiste niveau van harmonisatie in de hele EU zou garanderen om versnippering van de interne markt te voorkomen.
In theorie had er nationale wetgeving voor textiel in de lidstaten kunnen worden vastgesteld. Er kan echter worden opgemerkt dat de bestaande (en geplande) wetgeving niet het vereiste niveau van harmonisatie in de hele EU zou garanderen om versnippering van de interne markt te voorkomen.
Het Europees Milieuagentschap is gekozen voor de verzameling en validering van gegevens vanwege zijn bestaande beheer van de gegevensstroom over het hergebruik van producten, zijn uitstekende reputatie en zijn beschikbaarheid om de gegevensstroom te beheren. Koppelingen met de ruimten voor industriële data kunnen helpen om de uitvoerings- en transactiekosten te verminderen.
Taken in verband met de ontwikkeling van uitvoeringshandelingen op EU-niveau kunnen niet worden uitbesteed.
De aard van het voorstel, waarbij de lidstaten wettelijk bindende streefdoelen worden opgelegd, impliceert dat daarmee samenhangende maatregelen voornamelijk op nationaal niveau zullen worden gefinancierd.
1,6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief
beperkte geldigheidsduur
–
van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ
–
financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.
onbeperkte geldigheidsduur
–uitvoering met een opstartperiode vanaf 2024 tot en met 2028,
–gevolgd door een volledige uitvoering.
1,7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting
Direct beheer door de Commissie
– door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;
–
door de uitvoerende agentschappen;
Gedeeld beheer met de lidstaten
Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken toe te vertrouwen aan:
– derde landen of de door hen aangewezen organen;
– internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
– de EIB en het Europees Investeringsfonds;
– de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;
– publiekrechtelijke organen;
– privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;
– privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die zijn voorzien van voldoende financiële garanties;
– organen waaraan of personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
–Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.
Opmerkingen
2.BEHEERSMAATREGELEN
2,1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en voorwaarden.
Dit financieel memorandum omvat personeelsuitgaven van de Commissie. De mogelijke behoefte aan versterking van het Europees Milieuagentschap zal worden samengevat in een financieel memorandum bij een toekomstig wetgevingsvoorstel, waarbij rekening zal worden gehouden met synergieën. Voor dit soort uitgaven zijn de standaardregels van toepassing.
2,2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)
2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie
2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken
2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).
2,3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3,1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
·Bestaande begrotingsonderdelen
In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarig financieel kader
|
Begrotingsonderdeel
|
Soort
uitgave
|
Bijdrage
|
|
Nummer
|
GK/NGK
|
van EVA-landen
|
van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten
|
Uit derde landen
|
andere bestemmings-
ontvangsten
|
7
|
20 02 02 01 Centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie
|
NGK
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
7
|
20 02 01 01 Arbeidscontractanten
|
NGK
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen
n.v.t.
3,2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
–
Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig
–
Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Rubriek van het meerjarig
financieel kader
|
7
|
“Administratieve uitgaven”
|
Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de
bijlage bij het financieel memorandum
(bijlage 5 bij het besluit van de Commissie betreffende de interne uitvoeringsvoorschriften voor de afdeling “Commissie” van de algemene begroting van de Europese Unie), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.
DG Milieu
|
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
TOTAAL
|
□ Personele middelen
|
0,171
|
0,358
|
0,358
|
0,358
|
0,358
|
1.603
|
□ Andere administratieve uitgaven
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL DG Milieu
|
Kredieten
|
0,171
|
0,358
|
0,358
|
0,358
|
0,358
|
1.603
|
De kosten van DG ENV vloeien voort uit de medebeslissingsprocedure en de uitvoering ervan, alsook uit de verschillende uitvoeringshandelingen die in het kader van de voorgestelde wijzigingen worden voorgesteld.
Het huidige personeel (0,75 VTE, AD) zal volledig worden ingezet voor de onderhandelingen over en de algemene uitvoering van de gewijzigde richtlijn en de verschillende voorbereidende werkzaamheden en het opstellen van de uitvoeringshandelingen overeenkomstig de in de wijziging voorgestelde termijnen. Voor dit laatste is 0,33 VTE (AD) nodig.
Er zijn drie contractanten (drie CA’s) nodig om de technische werkzaamheden uit te voeren, onder meer met betrekking tot:
- uitvoeringshandelingen tot vaststelling van het geharmoniseerde formaat voor registratie in het register
- mogelijke gedelegeerde handelingen tot wijziging van de in bijlage IV quater opgenomen codes van de gecombineerde nomenclatuur om deze in overeenstemming te brengen met de codes in bijlage 1 bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad en om de rechtszekerheid te waarborgen met betrekking tot de producten die onder de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vallen
- mogelijke uitvoeringshandeling tot vaststelling van criteria voor organisaties voor producentenverantwoordelijkheid voor de financiële bijdragen die de producenten aan hen betalen
- uitvoeringshandeling tot vaststelling van de methode voor de berekening en controle van het percentage dat gescheiden wordt ingezameld
- overeenkomstig lid 37 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandelingen tot vaststelling van het formaat voor de verslaglegging van de in lid 1 bedoelde gegevens om deze aan te passen aan de vereisten van lid 3 van dat artikel.
DG SANTE
|
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
TOTAAL
|
□ Personele middelen
|
0,086
|
0,086
|
0,086
|
0,086
|
0,086
|
0.427
|
□ Andere administratieve uitgaven
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL DG SANTE
|
Kredieten
|
0,086
|
0,086
|
0,086
|
0,086
|
0,086
|
0.430
|
De kosten van DG SANTE vloeien voort uit de medebeslissingsprocedure en de monitoring van de prestaties van de lidstaten. Zij weerspiegelen het bestaande personeel (AD).
TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader
|
(totaal vastleggingen = totaal betalingen)
|
0,257
|
0,444
|
0,444
|
0,444
|
0,444
|
2.033
|
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
|
|
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
TOTAAL
|
TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7
van het meerjarig financieel kader
|
Vastleggingen
|
0,257
|
0,444
|
0,444
|
0,444
|
0,444
|
2.033
|
|
Betalingen
|
0,257
|
0,444
|
0,444
|
0,444
|
0,444
|
2.033
|
3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten
Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Vermeld doelstellingen en outputs
|
|
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
|
OUTPUTS
|
|
Soort
|
Gem. kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Totaal aantal
|
Totale kosten
|
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1…
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
Geraamde behoeften aan administratieve kredieten bij de Commissie
–
Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
–
Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
TOTAAL
|
RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader
|
|
|
|
|
|
|
Personele middelen
|
0,257
|
0,444
|
0,444
|
0,444
|
0,444
|
2,033
|
Andere administratieve uitgaven
|
|
|
|
|
|
|
Subtotaal RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader
|
0,257
|
0,444
|
0,444
|
0,444
|
00,444
|
2,033
|
Buiten RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
Personele middelen
|
|
|
|
|
|
|
Andere administratieve
uitgaven
|
|
|
|
|
|
|
Subtotaal
buiten RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
TOTAAL
|
0,257
|
0,444
|
0,444
|
0,444
|
0,444
|
2,033
|
De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
3.2.3.3.Geraamde behoefte aan personele middelen voor de Commissie
–
Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig
–
Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
|
20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)
|
1,5
|
1
|
1
|
1
|
1
|
20 01 02 03 (delegaties)
|
|
|
|
|
|
01 01 01 01 (onderzoek onder contract)
|
|
|
|
|
|
01 01 01 11 (eigen onderzoek)
|
|
|
|
|
|
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)
|
|
|
|
|
|
|
20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)
|
|
3
|
3
|
3
|
3
|
20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)
|
|
|
|
|
|
XX 01 xx yy zz
|
- centrale diensten
|
|
|
|
|
|
|
- delegaties
|
|
|
|
|
|
01 01 01 02 (AC, END, INT – onderzoek onder contract)
|
|
|
|
|
|
01 01 01 12 (AC, END, INT – eigen onderzoek)
|
|
|
|
|
|
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
1,5
|
4
|
4
|
4
|
4
|
XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.
Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
Beschrijving van de uit te voeren taken:
Ambtenaren en tijdelijk personeel
|
DG ENV: Bestaande 0,75 VTE (AD) voor medebeslissing en bestaande 0,33 VTE (AD) voor uitvoering
DG SANTE: Bestaande 0,5 VTE (AD) voor medebeslissing en toezicht op de lidstaten
|
Extern personeel
|
DG ENV: Er zijn drie contractanten (drie CA’s) nodig om de technische werkzaamheden uit te voeren, onder meer met betrekking tot:
- uitvoeringshandelingen tot vaststelling van het geharmoniseerde formaat voor registratie in het register
- mogelijke gedelegeerde handelingen tot wijziging van de in bijlage IV quater opgenomen codes van de gecombineerde nomenclatuur om deze in overeenstemming te brengen met de codes in bijlage 1 bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad en om de rechtszekerheid te waarborgen met betrekking tot de producten die onder de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vallen
- mogelijke uitvoeringshandeling tot vaststelling van criteria voor organisaties voor producentenverantwoordelijkheid voor de financiële bijdragen die de producenten aan hen betalen
- uitvoeringshandeling tot vaststelling van de methode voor de berekening en controle van het percentage dat gescheiden wordt ingezameld
- overeenkomstig lid 37 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandelingen tot vaststelling van het formaat voor de verslaglegging van de in lid 1 bedoelde gegevens om deze aan te passen aan de vereisten van lid 3 van dat artikel.
|
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader
Het voorstel/initiatief:
–
kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).
–
hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.
Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen, de desbetreffende bedragen en de voorgestelde instrumenten.
–
hiervoor is een herziening van het MFK nodig.
Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
3.2.5.Bijdragen van derden
Het voorstel/initiatief:
–
voorziet niet in medefinanciering door derden
–
voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:
Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
Totaal
|
Medefinancieringsbron
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL medegefinancierde kredieten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3,3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–
Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten
–
Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
voor de eigen middelen
voor overige ontvangsten
geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:
|
Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten
|
Gevolgen van het voorstel/initiatief
|
|
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
Artikel ………….
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.
Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).