Questo documento è un estratto del sito web EUR-Lex.
Documento 52013PC0273
Proposal for a COUNCIL DECISION authorising Member States to sign, in the interests of the European Union, the Arms Trade Treaty
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Unie het Wapenhandelsverdrag te ondertekenen
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Unie het Wapenhandelsverdrag te ondertekenen
/* COM/2013/0273 final - 2013/0146 (NLE) */
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Unie het Wapenhandelsverdrag te ondertekenen /* COM/2013/0273 final - 2013/0146 (NLE) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 1.1 Inleiding Met VN-resolutie
61/89, goedgekeurd in 2006, werden de werkzaamheden opgestart voor een verdrag
inzake de internationale handel in conventionele wapens, het zogenaamde
Wapenhandelsverdrag (WHV). Bedoeling was een juridisch bindend verdrag op te
stellen dat voor grotere verantwoordelijkheid binnen de legale handel in
conventionele wapens zorgt, door wereldwijd voor de invoer, uitvoer en
overdracht van deze wapens hoge gemeenschappelijke standaarden vast te stellen. In 2007 en 2009 werd
intensief voorbereidingswerk verricht, gevolgd door een eerste VN-conferentie
over het WHV in New York van 2 tot 27 juli 2012. Hoewel op de conferentie geen
consensus kon worden bereikt, werd er een eerste ontwerptekst opgesteld. Op de laatste
VN-conferentie in maart 2013 werd dit ontwerpverdrag herzien, maar nog steeds
kon geen overeenstemming worden bereikt aangezien drie staten het voorstel van
de voorzitter verwierpen. Uiteindelijk werd het Verdrag op 2 april 2013 met een
gekwalificeerde meerderheid goedgekeurd. De meerderheid van de VN-leden stemden
ermee in om het Verdrag vanaf 3 juni 2013 voor ondertekening open te stellen. 1.2 EU-bevoegdheid Op basis van de
regels inzake externe samenwerking in artikel 3, lid 2 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) betreft het WHV
aangelegenheden waarvoor de Unie exclusief bevoegd is. Het WHV bevat onder meer maatregelen –
zoals invoer- en uitvoercontroles – die onder het gemeenschappelijk handelsbeleid
van de Unie vallen. De hierbij door het WHV bestreken gebieden van het
Unierecht worden al door een ruime mate van regulering gekenmerkt. Bovendien is
ook de volgende secundaire EU-wetgeving betreffende de interne markt van
belang: a) Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei
2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van
defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap, b) Richtlijn 91/477/EEG
van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het
voorhanden hebben van wapens, c) Verordening (EU) nr. 258/2012 van het
Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel
10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van
en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling
van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van
grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en
tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen,
componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan. Aangezien het WHV
exclusieve bevoegdheden van de Unie betreft, kunnen lidstaten niet autonoom
beslissen of ze het Verdrag ondertekenen. Ze kunnen dit enkel doen in het
belang van de Unie en met toestemming van de Raad, op voorstel van de
Commissie. 1.3 Inhoud en reikwijdte van het WHV Doel van het WHV is
tot de internationale en regionale vrede, veiligheid en stabiliteit bij te
dragen door de internationale handel in conventionele wapens te reglementeren
en illegale wapenhandel uit te bannen. In het WHV worden normen vastgesteld
voor de overdracht van conventionele wapens en worden verdragsluitende staten
verplicht hun volledige wapenuitvoer te herzien teneinde te verzekeren dat
conventionele wapens en munitie niet worden gebruikt bij onder meer schendingen
van mensenrechten, terrorisme en schendingen van het humanitaire recht. Het WHV voorziet in
een evaluatie van wapenoverdrachten en maatregelen om te vermijden dat
conventionele wapens aan de aandacht van de invoerende en uitvoerende staten
worden onttrokken. Bovendien zorgt het voor meer transparantie binnen de
wapenhandel, door het bijhouden van archieven en de verslaglegging aan het
secretariaat en aan de andere verdragsluitende staten aan te moedigen. De
conventionele wapens waarop het WHV van toepassing is, vallen onder de volgende
categorieën: gevechtstanks, gepantserde gevechtsvoertuigen, zware
artilleriesystemen, gevechtsvliegtuigen, aanvalshelikopters, oorlogsschepen,
raketten en raketwerpers, alsook kleine en lichte wapens. Het Verdrag betreft
ook hun munitie, onderdelen en componenten. 1.4 Implicaties voor het
communautaire acquis Door het WHV kan
de reikwijdte van gemeenschappelijke regels van de Europese Unie worden
aangetast of gewijzigd. De Raad heeft dan ook, in zijn bijlage bij Besluit
…/2013 waarbij de Commissie wordt gemachtigd om over het WHV te onderhandelen
m.b.t. de aspecten die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, de volgende
onderhandelingsrichtsnoeren vastgesteld: 1) Het Wapenhandelsverdrag mag
geen bepalingen bevatten waardoor lidstaten in de onmogelijkheid worden gesteld
de volgende Richtlijnen toe te passen: a) Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18
juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van
wapens, zoals gewijzigd; b) Richtlijn 93/15/EEG van de Raad van
5 april 1993 betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het
in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik,
zoals gewijzigd; c) Richtlijn 2009/43/EG van het Europees
Parlement en de Raad betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de
overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap is op
6 mei 2009 vastgesteld, zoals gewijzigd. 2) In het Wapenhandelsverdrag
mogen geen bepalingen worden opgenomen waardoor het vrij verkeer van goederen,
personen, diensten en kapitaal binnen de interne markt van de Unie wordt
beperkt, tenzij deze beperking specifiek wordt verantwoord op grond van art.
36, art. 45 lid 3, art. 52 lid 1, art. 65 of art. 346 VWEU. 3) Maatregelen in het Verdrag
waardoor de uitvoer uit de Unie, de invoer in de Unie of de doorvoer op haar
grondgebied worden beperkt, dienen in overeenstemming te zijn met de toepasselijke
bepalingen van het Unierecht, waaronder met name: a) Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad
van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling; b) Verordening (EG) nr. 1061/2009 van de
Raad van 19 oktober 2009 houdende de totstandbrenging van een
gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer; c) Verordening (EU) nr. 258/2012 van het
Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10
van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en
handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling
van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van
grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en
tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen,
componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan;
en d) Richtlijn 2009/43/EG van het Europees
Parlement en de Raad betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de
overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap is op
6 mei 2009 vastgesteld, zoals gewijzigd. Aangezien deze
wetgevingshandelingen van de Europese Unie deel uitmaken van het acquis,
is het van fundamenteel belang dat ze door de goedkeuring van het WHV niet op
de helling komen te staan. Gelet op het feit dat het Verdrag geen bepaling
inzake geïntegreerde regionale organisaties bevat, is het extra belangrijk dat
de wetgeving betreffende de interne markt wordt veiliggesteld. In overeenstemming
met de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad ter zake werd dan ook een
gedetailleerde analyse uitgevoerd, op basis waarvan werd geconcludeerd dat de
gehanteerde bepalingen (art. 6, 7, 9 en 26) garanderen dat het WHV verenigbaar
is met het acquis. In ieder geval is het mogelijk alle eventuele
problemen op het vlak van verenigbaarheid op te lossen a.h.v. art. 26, lid 1.
Daarin wordt gesteld dat de tenuitvoerlegging van het Verdrag geen afbreuk mag
doen aan de verplichtingen die verdragsluitende staten hebben of zullen hebben
krachtens internationale overeenkomsten waarbij ze partij zijn, indien die
verplichtingen met dit Verdrag verenigbaar zijn. De Europese Unie kan
geen partij worden bij het WHV, aangezien het volgens de huidige tekst enkel
voor staten openstaat. Niettemin houdt het WHV een mogelijkheid in tot
aanpassingen op een later tijdstip, zodat de Europese Unie bij dit Verdrag
partij kan worden indien driekwart van de verdragsluitende staten daar bij
stemming mee instemmen. 1.5 Ondertekening van het Verdrag Als zodanig kan de
Europese Unie het WHV niet ondertekenen. Aangezien het WHV deels onder de
bevoegdheid van de Unie en deels onder die van de lidstaten ressorteert, is het
echter noodzakelijk dat de instellingen van de Unie en de lidstaten alle
maatregelen nemen om samen te werken bij de ondertekening van het WHV en bij
het verzekeren van de tenuitvoerlegging van de verplichtingen die uit dit
Verdrag voortvloeien. Gelet op het
voornemen van de lidstaten om het WHV op 3 juni 2013 te ondertekenen, dient prioritair
een Raadsbesluit te worden voorbereid en goedgekeurd waarbij lidstaten worden
gemachtigd het WHV te ondertekenen. Als dit besluit is goedgekeurd, zal de
Commissie een tweede – door het Europees Parlement goed te keuren –
Raadsbesluit voorstellen, waarbij lidstaten worden gemachtigd het Verdrag te
ratificeren. 1.6 Besluit Het is van wezenlijk belang dat op
internationaal niveau het vacuüm inzake de ongereglementeerde handel van
conventionele wapens wordt aangepakt en dat de ontwikkeling van vredesopbouwende
en humanitaire inspanningen wordt ondersteund. Door voor de invoer, uitvoer en overdracht
van conventionele wapens gemeenschappelijke en juridisch bindende standaarden
vast te stellen, zorgt het WHV voor een meer verantwoordelijke en transparante
wapenhandel, een doelstelling die door zowel het Europees Parlement, de Raad en
de Commissie wordt onderschreven. Het Verdrag biedt potentieel om de
internationale vrede en veiligheid wereldwijd te versterken. Door illegale of
slecht gereglementeerde handel in conventionele wapens gaan mensenlevens
verloren: meer dan 740 000 mannen, vrouwen en kinderen sterven elk jaar door
wapengeweld. Het is dus van het grootste belang dat het WHV snel in werking
treedt. Daartoe is het van wezenlijk belang dat de lidstaten het Verdrag op de
officiële plechtigheid van 3 juni 2013 ondertekenen. 2. RESULTATEN
VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN Niet van toepassing. 3. JURIDISCHE
ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Artikel 1 Aangezien de EU geen
partij kan worden bij het Verdrag, worden de lidstaten in dit artikel
gemachtigd het Verdrag te ondertekenen inzake een onderwerp dat exclusief tot
de bevoegdheid van de Unie behoort. Artikel 2 In dit artikel worden
de EU-lidstaten aangemoedigd om het Verdrag, indien mogelijk, op de vermelde
datum te ondertekenen. Zoals door talrijke lidstaten wordt voorgestaan, vormt
de ondertekening op die dag een belangrijk signaal, waarmee de nadruk wordt
gelegd op het engagement van de EU en haar lidstaten om het WHV zo snel
mogelijk ten uitvoer te leggen. Krachtens art. 20 van het WHV dienen vijftig
staten het Verdrag te ratificeren vooraleer het in werking kan treden. Als alle
lidstaten dit Verdrag ondertekenen, zou dat dus een belangrijke stap in de
richting van deze doelstelling kunnen zijn. Artikel 3 Het doel van dit
besluit is de lidstaten te machtigen ermee in te stemmen door het Verdrag
gebonden te worden; het is daarom tot hen gericht. 4. GEVOLGEN
VOOR DE BEGROTING Geen. 2013/0146 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het
belang van de Europese Unie het Wapenhandelsverdrag te ondertekenen DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114 en artikel
207, lid 3, in samenhang met artikel 218, lid 5, Gezien het voorstel
van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen
volgt: (1) De Raad heeft de Commissie op
11 maart 2013 gemachtigd in het kader van de Verenigde Naties te onderhandelen
over het Wapenhandelsverdrag wat betreft de aangelegenheden waarvoor de Unie
exclusieve bevoegdheid heeft. (2) Op 2 april 2013 heeft de
Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de tekst van het
Wapenhandelsverdrag goedgekeurd[1].
De Algemene Vergadering heeft de verdragsluitende staten ook uitgenodigd om het
Verdrag voor ondertekening open te stellen op een officiële ceremonie op 3 juni
2013. (3) Doelstelling van dit Verdrag
is de hoogst mogelijke gemeenschappelijke internationale standaarden vast te
stellen om de internationale handel in conventionele wapens te reglementeren en
het illegale verhandelen van conventionele wapens te voorkomen en uit te
bannen. De lidstaten hebben hun tevredenheid betuigd over het resultaat van de
onderhandelingen en hun bereidheid uitgedrukt om het Verdrag zeer spoedig te
ondertekenen. (4) De Verdragsbepalingen vallen
onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie inzake het gemeenschappelijk
handelsbeleid en de voorschriften van de interne markt inzake de doorvoer van
conventionele wapens en explosieven. (5) De Europese Unie kan het
Verdrag niet ondertekenen, omdat alleen staten partij bij het Verdrag kunnen
zijn. (6) Krachtens artikel 2, lid 1,
VWEU dient de Raad de lidstaten daarom te machtigen het Verdrag te ondertekenen, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD: Artikel 1 De lidstaten worden
hierbij gemachtigd het Wapenhandelsverdrag te ondertekenen. Artikel 2 De lidstaten worden
aangespoord om het Wapenhandelsverdrag op de officiële ceremonie in New York op
3 juni 2013, of op de eerst mogelijke datum te ondertekenen. Artikel 3 Dit besluit is
gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] A/CONF.217/2013/L.3