This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012PC0172
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on imports of rice originating in Bangladesh
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh
/* COM/2012/0172 final - 2012/0085 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh /* COM/2012/0172 final - 2012/0085 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Het voorstel heeft tot doel Verordening (EEG)
nr. 3491/90 van de Raad van 26 november 1990 betreffende de invoer
van rijst van oorsprong uit Bangladesh[1]
in overeenstemming te brengen met het verschil tussen gedelegeerde en
uitvoeringshandelingen van de Commissie dat is ingevoerd bij de artikelen 290
en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). 2. RESULTATEN VAN DE
RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING Raadpleging van belanghebbende partijen Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid Het was niet nodig belanghebbende partijen te
raadplegen of een beroep te doen op externe deskundigheid, omdat het voorstel
om Verordening (EEG) nr. 3491/90 van de Raad aan het Verdrag van
Lissabon aan te passen een interinstitutionele aangelegenheid is die voor alle
verordeningen van de Raad van belang zal zijn. Effectbeoordeling Een effectbeoordeling was niet nodig omdat het
voorstel om Verordening (EEG) nr. 3491/90 van de Raad aan het Verdrag van
Lissabon aan te passen, een interinstitutionele aangelegenheid is die voor alle
verordeningen van de Raad van belang zal zijn. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTEL Samenvatting van de voorgestelde maatregel Specificatie van gedelegeerde en
uitvoeringshandelingen van de Commissie in Verordening (EEG) nr. 3491/90
van de Raad en vaststelling van de desbetreffende goedkeuringsprocedure voor
deze handelingen. Rechtsgrondslag Artikel 207 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie. Subsidiariteitsbeginsel Het landbouwbeleid wordt in gedeelde
bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten vastgesteld. Dit houdt concreet in dat
de lidstaten zelf daarvoor bevoegd blijven zolang de EU geen wetgeving ter zake
uitvaardigt. Het voorliggende voorstel heeft uitsluitend tot doel de bepalingen
inzake de preferentiële invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh aan te
passen aan de nieuwe vereisten die bij het Verdrag van Lissabon zijn ingevoerd.
De bestaande aanpak van de Unie wordt door dit voorstel dus niet gewijzigd. Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is in overeenstemming met het
evenredigheidsbeginsel. Keuze van instrumenten Voorgesteld instrument: een verordening van
het Europees Parlement en de Raad. Andere instrumenten zouden om de volgende
reden ongeschikt zijn: rechtstreekse toepassing is inherent aan de aard van het
GLB en de vereisten voor het beheer van het GLB zijn een onmisbaar kenmerk van
de GLB-wetgeving. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Deze maatregel heeft geen gevolgen voor de begroting. 2012/0085 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende de invoer van rijst van oorsprong
uit Bangladesh HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie, en met name artikel 207, Gezien het voorstel van de Europese Commissie[2], Na toezending van het ontwerp van de
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) In het kader van de
Uruguayronde heeft de Unie toegezegd om een preferentiële regeling aan te
bieden voor de invoer van rijst van oorsprong uit de minstontwikkelde landen.
Een van de betrokken landen, Bangladesh, heeft blijk gegeven van belangstelling
voor een ontwikkeling van handelsbetrekkingen in de rijstsector. Met het oog
daarop is Verordening (EEG) nr. 3491/90 van de Raad van 26 november 1990
betreffende de invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh[3] vastgesteld. (2) Bij Verordening (EEG)
nr. 3491/90 zijn aan de Commissie bevoegdheden verleend om voor een aantal
bepalingen uitvoeringsbepalingen vast te stellen. Als gevolg van de
inwerkingtreding van Verdrag van Lissabon moeten deze bevoegdheden worden
aangepast aan de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie (het Verdrag). Duidelijkheidshalve moet Verordening (EEG)
nr. 3491/90 worden ingetrokken en worden vervangen door een nieuwe
verordening. (3) Teneinde de betrouwbaarheid
en efficiëntie van de preferentiële invoerregeling te waarborgen, moet aan de
Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van
het Verdrag handelingen vast te stellen waarbij de deelname aan de regeling
afhankelijk wordt gesteld van het stellen van een zekerheid. Het is van
bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot
passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie
moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor
zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig, gelijktijdig en op gepaste
wijze worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. (4) Om eenvormige voorwaarden
voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie
uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten, tenzij
uitdrukkelijk anders wordt bepaald, worden uitgeoefend in overeenstemming met
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16
februari 2011 tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die
van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de
uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[4]. Ingeval een schorsing van de
preferentiële invoerregeling noodzakelijk wordt, moet de Commissie evenwel
uitvoeringshandelingen kunnen vaststellen zonder dat Verordening (EU) nr. 182/2011
wordt toegepast. (5) De preferentiële
invoerregeling brengt een verlaging van het invoerrecht voor ten hoogste een
bepaalde hoeveelheid gedopte rijst mee. De overeenkomstige hoeveelheden rijst
in andere bewerkingsstadia dan het stadium van gedopte rijst moeten worden
berekend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1312/2008 van de Commissie
van 19 december 2008 houdende vaststelling van de
omrekeningsgetallen, de bewerkingskosten en de waarde van de bijproducten
toevallend aan de verschillende verwerkingsstadia van rijst[5]. (6) Voor de vaststelling van de
invoerrechten voor de in het kader van de onderhavige verordening ingevoerde
rijst van oorsprong uit Bangladesh moet rekening worden gehouden met de ter
zake relevante bepalingen van Verordening nr. XXXX/XXXX van het
Europees Parlement en de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de
landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten
("Integrale-GMO-verordening")[6]. (7) Om ervoor te zorgen dat de
voordelen van de preferentiële invoerregeling beperkt blijven tot rijst van
oorsprong uit Bangladesh, moet een certificaat van oorsprong worden afgegeven
en moet door het land van uitvoer een uitvoerbelasting worden geïnd waarvan het
bedrag overeenkomt met de verlaging van het invoerrecht, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1 Toepassingsgebied 1. Bij deze verordening wordt
een preferentiële invoerregeling voor de invoer van rijst van oorsprong uit
Bangladesh van de GN-codes 1006 10 (met uitzondering van GN-code 1006 10 10),
1006 20 en 1006 30 ingesteld. 2. De preferentiële
invoerregeling geldt per kalenderjaar voor ten hoogste een hoeveelheid die
overeenkomt met 4 000 ton gedopte rijst.
Voor de omrekening van de hoeveelheden rijst in andere bewerkingsstadia dan het
stadium van gedopte rijst worden de omrekeningscoëfficiënten toegepast die in
artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1312/2008 zijn vastgesteld. 3. De Commissie schorst middels
een uitvoeringshandeling die zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1,
van Verordening nr. XXXX/XXXX bedoelde comité wordt vastgesteld, de
toepassing van de preferentiële invoerregeling waarin lid 1 voorziet, zodra zij
in de loop van het jaar constateert dat de invoer in het kader van deze
regeling de in lid 2 vastgestelde hoeveelheid heeft bereikt. Artikel 2 Invoerrecht 1. Binnen de grenzen van de in
artikel 1, lid 2, vastgestelde hoeveelheid is het invoerrecht voor rijst gelijk
aan: — voor padie van GN-code 1006 10, met
uitzondering van GN-code 1006 10 10, de in het gemeenschappelijk douanetarief
vastgestelde douanerechten, verminderd met 50 % en vervolgens met een bedrag
van 4,34 EUR; — voor gedopte rijst van GN-code 1006 20,
het overeenkomstig artikel 242 van Verordening nr. XXXX/XXXX vastgestelde
recht, verminderd met 50 % en vervolgens met een bedrag van 4,34 EUR; — voor halfwitte en volwitte rijst van
GN-code 1006 30, het overeenkomstig artikel 244 van Verordening nr.
XXXX/XXXX vastgestelde recht, verminderd met een bedrag van 16,78 EUR en
vervolgens verminderd met 50 % en met een bedrag van 6,52 EUR. 2. Lid 1 is van toepassing onder
de volgende voorwaarden: a) er wordt bewijs geleverd dat Bangladesh
een uitvoerbelasting heeft geïnd waarvan het bedrag met de in lid 1 bedoelde
verlaging overeenkomt; b) de bevoegde autoriteit van Bangladesh
heeft een certificaat van oorsprong afgegeven. Artikel 3 Gedelegeerde bevoegdheden De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel
4 gedelegeerde handelingen vast te stellen met voorschriften waarbij de
deelname aan de in artikel 1 vastgestelde preferentiële invoerregeling
afhankelijk wordt gesteld van het stellen van een zekerheid. Artikel 4 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om
gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend
onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden. 2. De in artikel 3 bedoelde
bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie
toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van de inwerkingtreding
van deze verordening. 3. Het Europees Parlement of de
Raad kan de in de artikel 3 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde
intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat
besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de
bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een
daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht
zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een
gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig
kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. 5. Een overeenkomstig artikel 3
vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het
Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden
na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad
bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor
het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij
daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het
Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd. Artikel 5 Uitvoeringsbevoegdheden De Commissie stelt middels
uitvoeringshandelingen de nodige maatregelen vast voor: a) de voor het beheer van de
preferentiële invoerregeling toe te passen methode; b) de middelen ter bepaling van de
oorsprong van het product dat onder de preferentiële invoerregeling valt; c) de vorm en geldigheidsduur van het
in artikel 2, lid 2, bedoelde certificaat van oorsprong; d) de aard van de vereiste bewijzen op
basis waarvan kan worden vastgesteld dat de in artikel 2, lid 2, bedoelde
uitvoerbelasting is betaald; e) in voorkomend geval, de
geldigheidsduur van de invoercertificaten; f) het bedrag van de overeenkomstig
artikel 3 te stellen zekerheid; g) de informatie die de lidstaten aan
de Commissie moeten verstrekken. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de
in artikel [323, lid 2,] van Verordening (EU) nr. [xxxx/xxxx] van het Europees
Parlement en de Raad ("Integrale-GMO-verordening") bedoelde
onderzoeksprocedure vastgesteld. Artikel 6 Intrekking Verordening (EEG) nr. 3491/90 wordt
ingetrokken. Verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 3491/90
gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening volgens de
concordantietabel in de bijlage bij de onderhavige verordening. Artikel 7 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de dag
na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, op Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter BIJLAGE CONCORDANTIETABEL
ALS BEDOELD IN ARTIKEL 6 Verordening (EEG) nr. 3491/90 || Deze verordening Artikel 1 || Artikel 2 Artikel 2, lid 1 || Artikel 1, lid 2 Artikel 2, lid 2 || Artikel 1, lid 3 Artikel 3 || Artikelen 3, 4 en 5 [1] PB L 337 van 4.12.1990, blz. 1. Verordening gewijzigd
bij Verordening (EG) nr. 1532/2007 (PB L 337 van 21.12.2007, blz. 19). [2] PB C […] van […], blz. […]. [3] PB L 337 van 4.12.1990, blz. 1. [4] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [5] PB L 344 van 20.12.2008, blz. 56. [6] PB L […] van […], blz. […].