EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CJ0064

Samenvatting van het arrest

Court reports – general

Zaak C‑64/12

Anton Schlecker

tegen

Melitta Josefa Boedeker

(verzoek van de Hoge Raad der Nederlanden om een prejudiciële beslissing)

„Verdrag van Rome inzake recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst — Arbeidsovereenkomst — Artikel 6, lid 2 — Recht dat van toepassing is bij gebreke van rechtskeuze — Recht van land waar werknemer ‚gewoonlijk zijn arbeid verricht’ — Overeenkomst die nauwer is verbonden met andere lidstaat”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 12 september 2013

  1. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst – Recht dat van toepassing is bij gebreke van rechtskeuze – Criteria voor aanknoping – Arbeidsovereenkomst – Rangorde van criteria voor aanknoping – Land waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht – Criterium voor aanknoping dat bij voorrang van toepassing is – Beoordelingscriteria

    (Verdrag van Rome van 19 juni 1980, art. 6, lid 2, sub a en b)

  2. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst – Recht dat van toepassing is bij gebreke van rechtskeuze – Criteria voor aanknoping – Arbeidsovereenkomst – Werknemer die arbeid gedurende lange periode en ononderbroken gewoonlijk in een land heeft verricht – Nauwere verbondenheid van arbeidsovereenkomst met ander land – Mogelijkheid om recht van land waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht, buiten toepassing te laten – Beoordelingsbevoegdheid van de nationale rechter – Beoordelingscriteria

    (Verdrag van Rome van 19 juni 1980, art. 6, lid 2)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 31‑33)

  2.  Artikel 6, lid 2, van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, voor ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980, moet in die zin worden uitgelegd dat de nationale rechter, zelfs indien een werknemer de arbeid ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst gewoonlijk, langdurig en zonder onderbreking in hetzelfde land verricht, overeenkomstig het laatste zinsdeel van deze bepaling het recht van het land waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht, buiten toepassing kan laten wanneer uit het geheel der omstandigheden blijkt dat die overeenkomst nauwer is verbonden met een ander land.

    Daartoe dient de verwijzende rechterlijke instantie rekening te houden met alle factoren die de arbeidsbetrekking kenmerken, en te bepalen welke factor of factoren daarvan volgens haar het zwaarste wegen. De rechter die in een concreet geval uitspraak dient te doen, mag echter niet automatisch tot de conclusie komen dat de regel van artikel 6, lid 2, sub a, van genoemd verdrag buiten toepassing moet worden gelaten louter omdat de andere relevante omstandigheden, buiten de plaats waar de arbeid daadwerkelijk wordt verricht, door hun aantal een ander land aanwijzen.

    Onder de belangrijke factoren voor die aanknoping dient met name rekening te worden gehouden met het land waar de werknemer belastingen en heffingen op inkomsten uit arbeid betaalt en het land waar hij is aangesloten bij de sociale zekerheid en de verschillende pensioen-, ziektekostenverzekerings- en invaliditeitsregelingen. Bovendien dient de nationale rechterlijke instantie rekening te houden met alle omstandigheden van de zaak, zoals met name de criteria betreffende de vaststelling van het salaris en de andere arbeidsvoorwaarden.

    (cf. punten 36, 37, 40‑42, 44 en dictum)

Top

Zaak C‑64/12

Anton Schlecker

tegen

Melitta Josefa Boedeker

(verzoek van de Hoge Raad der Nederlanden om een prejudiciële beslissing)

„Verdrag van Rome inzake recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst — Arbeidsovereenkomst — Artikel 6, lid 2 — Recht dat van toepassing is bij gebreke van rechtskeuze — Recht van land waar werknemer ‚gewoonlijk zijn arbeid verricht’ — Overeenkomst die nauwer is verbonden met andere lidstaat”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 12 september 2013

  1. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst — Recht dat van toepassing is bij gebreke van rechtskeuze — Criteria voor aanknoping — Arbeidsovereenkomst — Rangorde van criteria voor aanknoping — Land waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht — Criterium voor aanknoping dat bij voorrang van toepassing is — Beoordelingscriteria

    (Verdrag van Rome van 19 juni 1980, art. 6, lid 2, sub a en b)

  2. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst — Recht dat van toepassing is bij gebreke van rechtskeuze — Criteria voor aanknoping — Arbeidsovereenkomst — Werknemer die arbeid gedurende lange periode en ononderbroken gewoonlijk in een land heeft verricht — Nauwere verbondenheid van arbeidsovereenkomst met ander land — Mogelijkheid om recht van land waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht, buiten toepassing te laten — Beoordelingsbevoegdheid van de nationale rechter — Beoordelingscriteria

    (Verdrag van Rome van 19 juni 1980, art. 6, lid 2)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 31‑33)

  2.  Artikel 6, lid 2, van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, voor ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980, moet in die zin worden uitgelegd dat de nationale rechter, zelfs indien een werknemer de arbeid ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst gewoonlijk, langdurig en zonder onderbreking in hetzelfde land verricht, overeenkomstig het laatste zinsdeel van deze bepaling het recht van het land waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht, buiten toepassing kan laten wanneer uit het geheel der omstandigheden blijkt dat die overeenkomst nauwer is verbonden met een ander land.

    Daartoe dient de verwijzende rechterlijke instantie rekening te houden met alle factoren die de arbeidsbetrekking kenmerken, en te bepalen welke factor of factoren daarvan volgens haar het zwaarste wegen. De rechter die in een concreet geval uitspraak dient te doen, mag echter niet automatisch tot de conclusie komen dat de regel van artikel 6, lid 2, sub a, van genoemd verdrag buiten toepassing moet worden gelaten louter omdat de andere relevante omstandigheden, buiten de plaats waar de arbeid daadwerkelijk wordt verricht, door hun aantal een ander land aanwijzen.

    Onder de belangrijke factoren voor die aanknoping dient met name rekening te worden gehouden met het land waar de werknemer belastingen en heffingen op inkomsten uit arbeid betaalt en het land waar hij is aangesloten bij de sociale zekerheid en de verschillende pensioen-, ziektekostenverzekerings- en invaliditeitsregelingen. Bovendien dient de nationale rechterlijke instantie rekening te houden met alle omstandigheden van de zaak, zoals met name de criteria betreffende de vaststelling van het salaris en de andere arbeidsvoorwaarden.

    (cf. punten 36, 37, 40‑42, 44 en dictum)

Top