EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020L0285

Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en uitwisseling van inlichtingen voor doeleinden van toezicht op de juiste uitvoering van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen

ST/14527/2019/INIT

OJ L 62, 2.3.2020, p. 13–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2020/285/oj

2.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 62/13


RICHTLIJN (EU) 2020/285 VAN DE RAAD

van 18 februari 2020

tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en uitwisseling van inlichtingen voor doeleinden van toezicht op de juiste uitvoering van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien de adviezen van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (3) kunnen de lidstaten hun bijzondere regelingen ten aanzien van kleine ondernemingen behouden, zulks overeenkomstig gemeenschappelijke voorschriften en met het oog op verdergaande harmonisatie. Die voorschriften zijn echter verouderd en zorgen niet voor minder nalevingslasten voor kleine ondernemingen, aangezien ze zijn opgesteld voor een gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) dat berust op belastingheffing in de lidstaat van oorsprong.

(2)

De Commissie heeft in haar actieplan voor de btw een uitgebreid pakket aan vereenvoudigingsmaatregelen voor kleine ondernemingen aangekondigd met als doel hun administratieve lasten te verminderen en bij te dragen tot een belastingklimaat dat bevorderlijk is voor hun groei en de ontwikkeling van de grensoverschrijdende handel. Zoals aangegeven in de mededeling over de follow-up van het actieplan voor de btw, houdt dat pakket aan vereenvoudigingsmaatregelen een herziening van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen in. De herziening van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen vormt dus een belangrijk onderdeel van het in het kader van het actieplan voor de btw uiteengezet hervormingspakket.

(3)

Om de onevenredige nalevingslast aan te pakken waaronder vrijgestelde kleine ondernemingen gebukt gaan, moet hun een aantal vereenvoudigingsmaatregelen ter beschikking worden gesteld.

(4)

De bijzondere regeling voor kleine ondernemingen laat momenteel alleen toe dat een vrijstelling wordt verleend aan ondernemingen die gevestigd zijn in de lidstaat waar de btw verschuldigd is. Voor niet in die lidstaat gevestigde ondernemingen heeft dit een negatieve impact op hun concurrentiepositie in de interne markt. Om dit te verhelpen en verdere verstoringen te vermijden, moeten kleine ondernemingen die in andere lidstaten zijn gevestigd dan die waar de btw verschuldigd is, ook gerechtigd zijn om van de vrijstelling te genieten.

(5)

Indien een belastingplichtige in de lidstaat waar hij is gevestigd onderworpen is aan de gewone btw-regeling, maar in een andere lidstaat gebruikmaakt van de vrijstelling voor kleine ondernemingen, moet de aftrek van voorbelasting verband houden met de belaste goederenleveringen of diensten van de belastingplichtige. Bijgevolg zal, wanneer een belastingplichtige in de lidstaat waar hij is gevestigd inkomende handelingen verricht die verband houden met vrijgestelde goederenleveringen of diensten in andere lidstaten, geen aftrek van voorbelasting mogelijk mag zijn.

(6)

Kleine ondernemingen kunnen uitsluitend van de vrijstelling genieten indien hun jaaromzet onder de drempel ligt van de lidstaat waar de btw verschuldigd is. Bij het vaststellen van hun drempel moeten de lidstaten de in Richtlijn 2006/112/EG vastgelegde regels voor drempels in acht nemen. Die regels, waarvan het merendeel in 1977 werd ingevoerd, zijn niet meer geschikt.

(7)

Met het oog op een vereenvoudiging werd een aantal lidstaten gemachtigd om beperkt in de tijd een drempelwaarde toe te passen die hoger ligt dan die welke in het kader van Richtlijn 2006/112/EG is toegestaan. Aangezien het niet wenselijk is om de algemene regels te blijven wijzigen door middel van derogatiemaatregelen, moeten de regels inzake de drempels worden geactualiseerd.

(8)

De lidstaten moeten zelf hun nationale drempel voor de vrijstelling kunnen vaststellen op een niveau dat het best past bij hun economische en politieke situatie, met inachtneming van de bovenste drempel waarin deze richtlijn voorziet. In dit verband moet worden verduidelijkt dat ingeval een lidstaat variërende drempels hanteert voor verschillende bedrijfssectoren, dit moet gebeuren op grond van objectieve criteria. Indien een belastingplichtige voor meer dan één sectordrempel in aanmerking komt, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de belastingplichtige slechts één van die drempels kan toepassen. Ook moeten zij ervoor zorgen dat hun drempels geen onderscheid maken tussen gevestigde en niet-gevestigde belastingplichtigen.

(9)

De drempel inzake de jaaromzet, die de basis vormt voor de vrijstelling die is ingevoerd door middel van de bijzondere regeling van deze richtlijn, wordt uitsluitend gevormd door de gecombineerde waarde van de goederenleveringen en diensten die door een kleine onderneming worden verricht in de lidstaat waar de vrijstelling is verleend. Er kunnen concurrentieverstoringen ontstaan wanneer een niet in die lidstaat gevestigde onderneming van een dergelijke vrijstelling gebruik kan maken ongeacht haar in andere lidstaten behaalde omzet. Om dergelijke concurrentieverstoringen te beperken en de belastingopbrengst te beschermen, mogen uitsluitend die ondernemingen waarvan de jaaromzet in de Unie onder een bepaalde drempel valt, in aanmerking komen voor vrijstelling in een lidstaat waar zij niet gevestigd zijn. Ondernemingen waarvan de omzet in de lidstaat waar zij gevestigd zijn, onder de nationale drempel ligt, moeten in die lidstaat vrijgestelde goederenleveringen of diensten kunnen blijven verrichten ongeacht de omzet die zij in andere lidstaten genereren, zelfs indien hun totale omzet de Uniedrempel overschrijdt.

(10)

Om een doeltreffende controle van het gebruik van de vrijstelling mogelijk te maken en ervoor te zorgen dat de lidstaten toegang hebben tot de nodige gegevens, moeten belastingplichtigen die van de vrijstelling willen gebruikmaken in een lidstaat waar zij niet zijn gevestigd, worden verplicht de lidstaat waar zij zijn gevestigd daarvan vooraf in kennis te stellen. Met het oog op vereenvoudiging en beperking van de nalevingskosten moeten belastingplichtigen enkel in de lidstaat waar zij zijn gevestigd geïdentificeerd worden aan de hand van een individueel nummer. Dit kan, maar hoeft niet het individuele btw-identificatienummer te zijn.

(11)

Om te zorgen voor de goede werking en monitoring van de vrijstellingsregeling en de tijdige doorgifte van informatie, moeten de rapporteringsverplichtingen van belastingplichtigen die van de vrijstelling gebruikmaken in een lidstaat waar zij niet zijn gevestigd, duidelijk worden vastgelegd. Dit moet toelaten dat belastingplichtigen die de voorschriften naleven, ontheven worden van dergelijke verplichtingen en van de registratieverplichting in andere lidstaten dan deze waar zij zijn gevestigd. De lidstaten moeten evenwel kunnen vereisen dat ingeval niet-gevestigde belastingplichtigen niet aan de specifiek voor hen geldende rapporteringsverplichtingen voldoen, zij moeten voldoen aan de algemene btw-registratie- en rapporteringsverplichtingen overeenkomstig de nationale btw-wetgeving.

(12)

Ter voorkoming van inconsistenties in de berekening van de jaaromzet in de lidstaat die als maatstaf dient voor toepassing van de vrijstelling, en van de jaaromzet in de Unie, moet worden gespecificeerd welke elementen van de omzet in aanmerking moeten worden genomen.

(13)

Om het omzeilen van de regels betreffende de vrijstelling voor kleine ondernemingen te voorkomen en ter behoud van het doel van deze vrijstelling, mag een belastingplichtige, ongeacht of hij al dan niet gevestigd is in de lidstaat die de vrijstelling verleent, niet van de vrijstelling kunnen genieten indien de daarin vastgelegde nationale drempel in het voorgaande kalenderjaar is overschreden. Om dezelfde redenen mag een belastingplichtige die niet gevestigd is in de lidstaat die de vrijstelling verleent, niet van de vrijstelling kunnen genieten indien de jaaromzetdrempel in de Unie in het voorgaande kalenderjaar is overschreden.

(14)

Om ervoor te zorgen dat kleine ondernemingen geleidelijk overgaan van vrijstelling naar belastingbetaling, moeten belastingplichtigen gedurende een beperkte tijd van de vrijstelling voor kleine ondernemingen kunnen blijven genieten indien hun omzet de nationale vrijstellingsdrempel met niet meer dan een bepaald percentage van die drempel overschrijdt. Aangezien het niveau van de drempel van lidstaat tot lidstaat kan verschillen, moeten de lidstaten kunnen kiezen om een van de twee voorgestelde percentages toe te passen, mits de toepassing van het percentage er niet toe leidt dat de vrijgestelde omzet van een belastingplichtige een bepaald bedrag overschrijdt. Indien tijdens een kalenderjaar de jaaromzetdrempel in de Unie wordt overschreden, is het noodzakelijk dat, gelet op de functie van de drempel als beschermer van de belastingopbrengst, de vrijstelling met ingang van dat tijdstip ophoudt van toepassing te zijn.

(15)

Indien een vrijstelling van toepassing is, moeten kleine ondernemingen die daar gebruik van maken in de lidstaat waar zij zijn gevestigd, op zijn minst toegang hebben tot een btw-registratieprocedure binnen een bepaald tijdskader. Lidstaten moeten dat tijdskader in specifieke gevallen kunnen verlengen indien er grondige controles nodig zijn om belastingontduiking of -ontwijking te voorkomen.

(16)

Kleine ondernemingen die in de lidstaat waar zij zijn gevestigd gebruikmaken van de vrijstelling, moeten op zijn minst toegang hebben tot vereenvoudigde rapporteringsverplichtingen.

(17)

De bijzondere regelingen voorzien niet alleen in btw-vrijstelling maar laten ook een degressieve belastingvermindering toe. Degressieve belastingvermindering is een bron van complexiteit en draagt weinig bij tot het verminderen van de nalevingslasten van kleine ondernemingen. Deze maatregel moet derhalve worden geschrapt.

(18)

De lidstaten moeten belastingplichtigen het recht kunnen geven om tussen het algemene btw-stelsel en de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen te kiezen. Indien de belastingplichtige van dat recht gebruikmaakt, dient het aan de lidstaten te worden overgelaten om de gedetailleerde regels en voorwaarden voor de uitoefening ervan vast te stellen.

(19)

Deze richtlijn mag geen nieuwe registratie- of rapporteringsverplichtingen meebrengen voor kleine ondernemingen die alleen in de lidstaat van vestiging van de vrijstelling gebruikmaken.

(20)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het verminderen van de nalevingslasten van kleine ondernemingen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kan worden bereikt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals vervat in dat artikel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(21)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (4) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

(22)

Om ervoor te zorgen dat de in Richtlijn 2006/112/EG opgenomen vereenvoudigingsmaatregelen ten aanzien van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen op gepaste wijze kunnen worden gemonitord, dient Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad (5) dusdanig te worden gewijzigd dat de relevante bevoegde autoriteiten van de lidstaten geautomatiseerde toegang hebben tot de gegevens die verzameld zijn onder belastingplichtigen die gebruikmaken van de btw-vrijstelling voor kleine ondernemingen.

(23)

Om kleine ondernemingen een vlotte toegang tot de bepalingen betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen in iedere lidstaat te bieden, moeten die bepalingen op de website van de Commissie worden gepubliceerd.

(24)

Het Comité van de Regio's heeft op 10 oktober 2018 een advies uitgebracht (6).

(25)

Richtlijn 2006/112/EG en Verordening (EU) nr. 904/2010 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2006/112/EG

Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

in artikel 2, lid 1, punt b), wordt subpunt i) vervangen door:

“i)

door een als zodanig handelende belastingplichtige of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon, indien de verkoper een als zodanig handelende belastingplichtige is die noch onder de in artikel 284 bedoelde vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen, noch onder artikel 33 of 36 valt;”;

2)

artikel 139 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

“De in artikel 138, lid 1, voorziene vrijstelling is niet van toepassing op de levering van goederen verricht door belastingplichtigen die in de lidstaat waarin de levering wordt verricht, genieten van de in artikel 284 voorziene vrijstelling voor kleine ondernemingen.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   De in artikel 138, lid 2, punt b), voorziene vrijstelling is niet van toepassing op de levering van accijnsproducten door belastingplichtigen die in de lidstaat waarin de levering wordt verricht, genieten van de in artikel 284 voorziene vrijstelling voor kleine ondernemingen.”;

3)

artikel 167 bis wordt als volgt gewijzigd:

a)

de tweede alinea wordt vervangen door:

“De lidstaten die de in de eerste alinea bedoelde facultatieve regeling toepassen, stellen voor de belastingplichtigen die de regeling binnen hun grondgebied gebruiken, een drempel vast die gebaseerd is op de overeenkomstig artikel 288 berekende jaaromzet van de belastingplichtige. Die drempel mag niet hoger zijn dan 2 000 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid.”;

b)

de derde alinea wordt geschrapt;

4)

in artikel 169 wordt punt a) vervangen door:

“a)

andere handelingen dan deze die zijn vrijgesteld krachtens artikel 284 en verband houden met de in artikel 9, lid 1, tweede alinea, bedoelde werkzaamheden, die verricht zijn buiten de lidstaat waarin de belasting is verschuldigd of voldaan, waarvoor recht op aftrek zou ontstaan indien zij in die lidstaat zouden zijn verricht;”;

5)

in artikel 220 bis, lid 1, wordt het volgende punt ingevoegd:

“c)

wanneer de belastingplichtige gebruikmaakt van de in artikel 284 voorziene vrijstelling voor kleine ondernemingen.”;

6)

in artikel 270 wordt punt a) vervangen door:

“a)

het totale jaarbedrag, de btw niet inbegrepen, van de door hem verrichte goederenleveringen en diensten overschrijdt met niet meer dan 35 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid het bedrag van de jaaromzet die als maatstaf dient voor belastingplichtigen die van de in artikel 284 voorziene vrijstelling voor kleine ondernemingen genieten;”;

7)

in artikel 272, lid 1, wordt punt d) geschrapt;

8)

in titel XII, hoofdstuk 1, wordt de volgende afdeling ingevoegd:

Afdeling -1

Definities

Artikel 280 bis

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

1)

“jaaromzet in de lidstaat”: het totale jaarbedrag, de btw niet inbegrepen, van de goederenleveringen en diensten verricht door een belastingplichtige in deze lidstaat gedurende een kalenderjaar;

2)

“jaaromzet in de Unie”: het totale jaarbedrag, de btw niet inbegrepen, van de goederenleveringen en diensten verricht door een belastingplichtige binnen het grondgebied van de Gemeenschap gedurende een kalenderjaar;”;

9)

in titel XII, hoofdstuk 1, wordt de titel van afdeling 2 vervangen door:

“Vrijstellingen”;

10)

artikel 282 wordt vervangen door:

Artikel 282

De in deze afdeling voorziene vrijstellingen zijn van toepassing op door kleine ondernemingen verrichte goederenleveringen en diensten.”;

11)

in artikel 283, lid 1, wordt punt c) geschrapt.

12)

artikel 284 wordt vervangen door:

Artikel 284

1.   De lidstaten kunnen vrijstelling verlenen voor goederenleveringen en diensten verricht op hun grondgebied door belastingplichtigen die gevestigd zijn op dat grondgebied en wier jaaromzet in de lidstaat toe te rekenen aan deze leveringen en diensten niet hoger is dan de door deze lidstaat vastgestelde drempel voor de toepassing van de vrijstelling. Die drempel mag echter niet hoger zijn dan 85 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid.

De lidstaten kunnen op basis van objectieve criteria verschillende drempels voor verschillende bedrijfssectoren vaststellen. Die drempels mogen echter niet hoger zijn dan 85 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid.

De lidstaten zorgen ervoor dat een belastingplichtige die van meer dan één sectorale drempel gebruik zou kunnen maken, slechts één van die drempels kan gebruiken.

De door een lidstaat vastgestelde drempels maken geen onderscheid tussen belastingplichtigen die wel en belastingplichtigen die niet in de lidstaat zijn gevestigd.

2.   De lidstaten die de vrijstelling uit hoofde van lid 1 hebben ingevoerd, verlenen deze vrijstelling ook voor de goederenleveringen en diensten die op hun grondgebied worden verricht door belastingplichtigen die in een andere lidstaat zijn gevestigd, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de jaaromzet in de Unie van die belastingplichtige bedraagt niet meer dan 100 000 EUR;

b)

het bedrag van de goederenleveringen en diensten in de lidstaat waar de belastingplichtige niet is gevestigd, is niet hoger dan de drempel die in die lidstaat van toepassing is voor het verlenen van de vrijstelling aan belastingplichtigen die in die lidstaat zijn gevestigd.

3.   Niettegenstaande artikel 292 ter moet de belastingplichtige, om gebruik te kunnen maken van de vrijstelling in een lidstaat waar die belastingplichtige niet is gevestigd:

a)

een voorafgaande kennisgeving richten aan de lidstaat van vestiging, en

b)

voor de toepassing van de vrijstelling slechts worden geïdentificeerd door een individueel nummer in de lidstaat van vestiging.

De lidstaten kunnen het individuele btw-identificatienummer gebruiken dat reeds aan de belastingplichtige is toegekend met betrekking tot diens verplichtingen onder het interne systeem, of de structuur van een btw-nummer of een ander nummer toepassen voor de in de eerste alinea, punt b), bedoelde identificatie.

Het in de eerste alinea, punt b), bedoelde individuele identificatienummer heeft het achtervoegsel “EX”, of het achtervoegsel “EX” wordt toegevoegd aan dat nummer.

4.   De belastingplichtige stelt de lidstaat waar hij is gevestigd, door middel van een actualisering van een voorafgaande kennisgeving vooraf in kennis van iedere wijziging van de eerder overeenkomstig lid 3, eerste alinea, verstrekte informatie, inclusief van het voornemen om gebruik te maken van de vrijstelling in een andere lidstaat of andere lidstaten dan die aangegeven in de voorafgaande kennisgeving en van de beslissing om de toepassing van de vrijstellingsregeling in een lidstaat of in lidstaten waar hij niet is gevestigd, te beëindigen.

De beëindiging wordt van kracht op de eerste dag van het kalenderkwartaal volgend op de ontvangst van de informatie van de belastingplichtige of, indien die informatie in de laatste maand van een kalenderkwartaal wordt ontvangen, op de eerste dag van de tweede maand van het volgende kalenderkwartaal.

5.   De vrijstelling geldt ten aanzien van de lidstaat waar de belastingplichtige niet is gevestigd en waar die belastingplichtige van de vrijstelling gebruik wil maken overeenkomstig:

a)

een voorafgaande kennisgeving, vanaf de datum waarop de lidstaat waar de belastingplichtige is gevestigd, hem het individuele identificatienummer meedeelt, of

b)

een actualisering van een voorafgaande kennisgeving, vanaf de datum waarop de lidstaat waar de belastingplichtige is gevestigd, hem het nummer bevestigt naar aanleiding van de actualisering die deze heeft uitgevoerd.

De in de eerste alinea bedoelde datum valt niet later dan 35 werkdagen na de ontvangst van de voorafgaande kennisgeving of de actualisering van de voorafgaande kennisgeving, bedoeld in lid 3, eerste alinea, en lid 4, eerste alinea, behalve in bijzondere gevallen waarin de lidstaat met het oog op het voorkomen van belastingontduiking of -ontwijking meer tijd nodig heeft om de noodzakelijke controles uit te voeren.

6.   De tegenwaarde in de nationale munteenheid van het in dit artikel genoemde bedrag wordt berekend volgens de wisselkoers die op 18 januari 2018 door de Europese Centrale Bank is bekendgemaakt.”;

13)

de volgende artikelen worden ingevoegd:

Artikel 284 bis

1.   De in artikel 284, lid 3, eerste alinea, punt a), bedoelde voorafgaande kennisgeving bevat ten minste de volgende informatie:

a)

de naam, de activiteit, de rechtsvorm en het adres van de belastingplichtige;

b)

de lidstaat of lidstaten waar de belastingplichtige voornemens is van de vrijstelling gebruik te maken;

c)

het totale bedrag van de goederenleveringen en/of diensten die in het voorafgaande kalenderjaar zijn verricht in de lidstaat waar de belastingplichtige is gevestigd en in elk van de andere lidstaten;

d)

het totale bedrag van de goederenleveringen en/of diensten verricht in de lidstaat waar de belastingplichtige is gevestigd en in elk van de andere lidstaten, tijdens het kalenderjaar voorafgaand aan de kennisgeving.

De in de eerste alinea, punt c), van dit lid bedoelde informatie moet voor elk voorafgaand kalenderjaar dat behoort tot de in artikel 288 bis, lid 1, eerste alinea, bedoelde periode worden verstrekt voor elke lidstaat die de daarin vastgestelde optie toepast.

2.   Indien de belastingplichtige de lidstaat waar hij is gevestigd, overeenkomstig artikel 284, lid 4, in kennis stelt van zijn voornemen om gebruik te maken van de vrijstelling in een andere lidstaat of in andere lidstaten dan aangegeven in de voorafgaande kennisgeving, is hij niet verplicht de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie te geven voor zover die reeds in eerder krachtens artikel 284 ter ingediende rapporten is opgenomen.

De in de eerste alinea bedoelde actualisering van een kennisgeving bevat het in artikel 284, lid 3, punt b), bedoelde individuele identificatienummer.

Artikel 284 ter

1.   Een belastingplichtige die overeenkomstig de procedure van artikel 284, leden 3 en 4, van de in artikel 284, lid 1, voorziene vrijstelling gebruikmaakt in een lidstaat waar hij niet is gevestigd, registreert voor ieder kalenderkwartaal ten behoeve van de lidstaat van vestiging de volgende informatie en het aan hem toegewezen individueel identificatienummer als bedoeld in artikel 284, lid 3, onder b):

a)

het totale bedrag van de leveringen en diensten die tijdens het kalenderkwartaal zijn verricht in de lidstaat van vestiging, of “0” indien geen leveringen of diensten zijn verricht;

b)

het totale bedrag van leveringen en diensten die tijdens het kalenderkwartaal zijn verricht in de andere lidstaten dan de lidstaat van vestiging, of “0” indien geen leveringen of diensten zijn verricht;

2.   De belastingplichtige verstrekt de in lid 1 bedoelde informatie binnen één maand te rekenen vanaf het einde van het kalenderkwartaal.

3.   Wanneer de in artikel 284, lid 2, punt a), genoemde jaaromzetdrempel in de Unie wordt overschreden, stelt de belastingplichtige de lidstaat waar hij is gevestigd, binnen 15 werkdagen hiervan in kennis. Tegelijkertijd is de belastingplichtige verplicht het bedrag te rapporteren van de in lid 1 bedoelde leveringen en diensten die zijn verricht vanaf het begin van het lopende kalenderkwartaal tot de datum waarop de jaaromzetdrempel in de Unie werd overschreden.

Artikel 284 quater

1.   Voor de toepassing van artikel 284 bis, lid 1, punten c) en d), en artikel 284 ter, lid 1, geldt het volgende:

a)

totale bedragen bestaan uit de in artikel 288 bedoelde bedragen;

b)

totale bedragen worden uitgedrukt in euro’s;

c)

indien de lidstaat die de vrijstelling verleent, verschillende drempels hanteert als bedoeld in artikel 284, lid 1, tweede alinea, is de belastingplichtige verplicht met betrekking tot deze lidstaat het totale bedrag van de goederenleveringen en/of diensten voor elke drempel die van toepassing kan zijn, afzonderlijk te registreren.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt b), kunnen de lidstaten die niet de euro als munteenheid hebben, vereisen dat de bedragen in hun nationale munteenheid worden uitgedrukt. Indien het bedrag van leveringen of diensten in een andere munteenheid is uitgedrukt, hanteert de belastingplichtige de wisselkoers die gold op de eerste dag van het kalenderjaar. De omrekening geschiedt door toepassing te maken van de wisselkoers die de Europese Centrale Bank voor die dag bekend heeft gemaakt of, indien die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking.

2.   De lidstaat van vestiging kan vereisen dat de in artikel 284, leden 3 en 4, en in artikel 284 ter, leden 1 en 3, bedoelde informatie langs elektronische weg wordt verstrekt overeenkomstig de door die lidstaat vastgestelde voorwaarden.

Artikel 284 quinquies

1.   Een belastingplichtige die gebruikmaakt van de vrijstelling in een lidstaat waar die belastingplichtige niet is gevestigd, is wat betreft de leveringen en diensten waarop de vrijstelling in deze lidstaat van toepassing is, niet verplicht:

a)

te worden geregistreerd voor btw-doeleinden op grond van de artikelen 213 en 214;

b)

een btw-aangifte in te dienen op grond van artikel 250.

2.   Een belastingplichtige die gebruikmaakt van de vrijstelling in de lidstaat van vestiging en in een lidstaat waar hij niet is gevestigd, is niet verplicht een btw-aangifte op grond van artikel 250 in te dienen voor de goederenleveringen en diensten waarover de vrijstelling van de lidstaat van vestiging zich uitstrekt.

3.   In afwijking van de leden 1 en 2 van dit artikel kunnen de lidstaten, indien een belastingplichtige de in artikel 284 ter vastgestelde regels niet naleeft, vereisen dat hij btw-verplichtingen nakomt, zoals deze bedoeld in lid 1 van dit artikel.

Artikel 284 sexies

De lidstaat van vestiging moet zonder verwijl hetzij het in artikel 284, lid 3, punt b), bedoelde identificatienummer deactiveren, hetzij, indien de belastingplichtige van de vrijstelling gebruik blijft maken in een andere lidstaat of andere lidstaten, de op grond van artikel 284, leden 3 en 4, ontvangen informatie ten aanzien van de betrokken lidstaat of lidstaten aanpassen in de volgende gevallen:

a)

het totale bedrag van de door de belastingplichtige gerapporteerde leveringen en diensten overschrijdt het in artikel 284, lid 2, punt a), bedoelde bedrag;

b)

de lidstaat die de vrijstelling verleent, heeft gemeld dat de belastingplichtige niet in aanmerking komt voor de vrijstelling of dat de vrijstelling niet langer van toepassing is in die lidstaat;

c)

de belastingplichtige heeft zijn beslissing om de toepassing van de vrijstellingsregeling te beëindigen, gemeld, of

d)

de belastingplichtige heeft gemeld, of er kan anderszins worden aangenomen, dat zijn werkzaamheden zijn beëindigd.”;

14)

de artikelen 285, 286 en 287 worden geschrapt;

15)

artikel 288 wordt vervangen door:

Artikel 288

1.   De jaaromzet die als maatstaf dient voor de toepassing van de in artikel 284 bepaalde vrijstelling, wordt gevormd door de volgende bedragen, de btw niet inbegrepen:

a)

het bedrag van de goederenleveringen en diensten, voor zover die belast zouden zijn als ze door een niet-vrijgestelde belastingplichtige waren verricht;

b)

het bedrag van de handelingen die op grond van artikel 110 of 111 of artikel 125, lid 1, zijn vrijgesteld met recht op aftrek van voorbelasting;

c)

het bedrag van de op grond van de artikelen 146 tot en met 149, en de artikelen 151, 152 en 153 vrijgestelde handelingen;

d)

het bedrag van de op grond van artikel 138 vrijgestelde handelingen indien de in dat artikel bedoelde vrijstelling van toepassing is;

e)

het bedrag van handelingen ter zake van onroerende goederen en van financiële handelingen als bedoeld in artikel 135, lid 1, punten b) tot en met g), en van verzekerings- en herverzekeringsdiensten, tenzij die handelingen met andere handelingen samenhangende handelingen zijn.

2.   De overdracht van materiële of immateriële investeringsgoederen van de belastingplichtige wordt niet in aanmerking genomen voor het berekenen van de in lid 1 bedoelde omzet.”;

16)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

Artikel 288 bis

1.   Een belastingplichtige, die al dan niet is gevestigd in de lidstaat die de in artikel 284, lid 1, bepaalde vrijstelling verleent, mag gedurende een periode van één kalenderjaar geen gebruik kunnen maken van de vrijstelling indien de overeenkomstig dat lid vastgestelde drempel in het voorafgaande kalenderjaar werd overschreden. De lidstaat die de vrijstelling verleent, kan deze periode verlengen tot twee kalenderjaren.

Indien tijdens een kalenderjaar de in artikel 284, lid 1, bedoelde drempel wordt overschreden met:

a)

ten hoogste 10 %, moet een belastingplichtige gedurende dat kalenderjaar kunnen blijven gebruikmaken van de in artikel 284, lid 1, bedoelde vrijstelling;

b)

meer dan 10 %, is de in artikel 284, lid 1, bedoelde vrijstelling vanaf dat tijdstip niet langer van toepassing.

Niettegenstaande de punten a) en b) van de tweede alinea kunnen de lidstaten een plafond van 25 % instellen of de belastingplichtige toestaan gebruik te blijven maken van de in artikel 284, lid 1, bedoelde vrijstelling, zonder enig plafond, gedurende het kalenderjaar waarin de drempel wordt overschreden. De toepassing van dit plafond of deze optie mag echter niet leiden tot vrijstelling van een belastingplichtige wiens omzet in de lidstaat die de vrijstelling verleent, meer dan 100 000 EUR bedraagt.

In afwijking van de leden 2 en 3 kunnen de lidstaten bepalen dat de in artikel 284, lid 1, bedoelde vrijstelling niet langer van toepassing is zodra de overeenkomstig dat lid vastgestelde drempel wordt overschreden.

2.   Een belastingplichtige die niet is gevestigd in de lidstaat die de in artikel 284, lid 1, bepaalde vrijstelling verleent, mag geen gebruik kunnen maken van de in dat artikel bedoelde vrijstelling indien de jaaromzetdrempel in de Unie als bepaald in artikel 284, lid 2, punt a), in het voorafgaande kalenderjaar werd overschreden.

Indien tijdens een kalenderjaar de in artikel 284, lid 2, punt a), bepaalde jaaromzetdrempel in de Unie wordt overschreden, is de in artikel 284, lid 1, bedoelde vrijstelling die is verleend aan een belastingplichtige die niet is gevestigd in de lidstaat die de vrijstelling verleent, vanaf dat tijdstip niet langer van toepassing.

3.   De tegenwaarde in de nationale munteenheid van het in lid 1 bedoelde bedrag wordt berekend volgens de wisselkoers die op 18 januari 2018 door de Europese Centrale Bank is bekendgemaakt.”;

17)

in artikel 290 wordt de tweede zin vervangen door:

“De lidstaten kunnen nadere regels en voorwaarden vaststellen voor de toepassing van die optie.”;

18)

de artikelen 291 en 292 worden geschrapt;

19)

in titel XII, hoofdstuk 1, wordt de volgende afdeling ingevoegd:

Afdeling 2 bis

Vereenvoudiging van de verplichtingen voor vrijgestelde kleine ondernemingen

Artikel 292 bis

Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder "vrijgestelde kleine onderneming" verstaan: een belastingplichtige die van de vrijstelling gebruikmaakt in de lidstaat waar de btw verschuldigd is als voorzien in artikel 284, leden 1 en 2.

Artikel 292 ter

Onverminderd artikel 284, lid 3, kan een lidstaat de op zijn grondgebied gevestigde vrijgestelde kleine ondernemingen die uitsluitend op dat grondgebied gebruikmaken van de vrijstelling, ontheffen van de verplichting om opgave te doen van het begin van hun activiteit op grond van artikel 213 en van de verplichting tot identificatie onder een individueel nummer op grond van artikel 214, behalve indien deze ondernemingen onder artikel 214, punt b), d) of e), vallende handelingen verrichten.

Indien de in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid niet wordt gebruikt, voert de lidstaat een procedure in voor de identificatie van dergelijke vrijgestelde kleine ondernemingen door middel van een individueel nummer. De identificatieprocedure mag niet langer duren dan 15 werkdagen, behalve in bijzondere gevallen waarin de lidstaat met het oog op het voorkomen van belastingontduiking of -ontwijking meer tijd nodig heeft om de noodzakelijke controles uit te voeren.

Artikel 292 quater

Een lidstaat kan de op zijn grondgebied gevestigde vrijgestelde kleine ondernemingen die gebruikmaken van de vrijstelling, alleen op dat grondgebied ontheffen van de verplichting om een btw-aangifte in te dienen als bepaald in artikel 250.

Indien de in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid niet wordt gebruikt, staat de lidstaat dergelijke vrijgestelde kleine ondernemingen toe een vereenvoudigde btw-aangifte in te dienen die de periode van een kalenderjaar bestrijkt. Vrijgestelde kleine ondernemingen kunnen evenwel kiezen voor de toepassing van het belastingtijdvak volgens artikel 252.

Artikel 292 quinquies

Een lidstaat kan vrijgestelde kleine ondernemingen ontheffen van sommige of alle in de artikelen 217 tot en met 271 bepaalde verplichtingen.”;

20)

in titel XII, hoofdstuk 1, wordt afdeling 3 geschrapt;

21)

in artikel 314 wordt punt c) vervangen door:

“c)

een andere belastingplichtige, voor zover de levering van het goed door deze andere belastingplichtige in aanmerking komt voor de in artikel 284 bedoelde vrijstelling voor kleine ondernemingen en het gaat om een investeringsgoed;”;

22)

in artikel 334 wordt punt c) vervangen door:

“c)

een andere belastingplichtige, voor zover de levering van het goed door deze belastingplichtige is verricht krachtens een overeenkomst tot verkoop in commissie, in aanmerking komt voor de in artikel 284 bedoelde vrijstelling voor kleine ondernemingen en een investeringsgoed betreft;”.

Artikel 2

Wijzigingen van Verordening (EU) Nr. 904/2010

Verordening (EU) nr. 904/2010 wordt als volgt gewijzigd:

1)

artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 wordt het volgende punt toegevoegd:

“g)

de inlichtingen die hij op grond van artikel 284, leden 3 en 4, en artikel 284 ter van Richtlijn 2006/112/EG vergaart.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   De Commissie stelt bij uitvoeringshandeling de technische details vast van de geautomatiseerde opvraging van de in lid 1 van dit artikel bedoelde inlichtingen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”;

2)

in artikel 21 wordt het volgende lid ingevoegd:

“2 ter.   Wat de in artikel 17, lid 1, punt g), bedoelde inlichtingen betreft, zijn ten minste de volgende gegevens toegankelijk:

a)

de individuele identificatienummers van vrijgestelde belastingplichtigen die zijn toegekend door de lidstaat die de inlichtingen verstrekt;

b)

naam, activiteit, rechtsvorm en adres van de vrijgestelde belastingplichtigen die geïdentificeerd zijn aan de hand van het in punt a) bedoelde individueel identificatienummer;

c)

de lidstaat of lidstaten waar de belastingplichtige van de vrijstelling gebruikmaakt;

d)

de datum van aanvang van de vrijstelling ten aanzien van de belastingplichtige in een of meer lidstaten;

e)

de in artikel 284 bis, lid 1, eerste alinea, punten c) en d), van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde informatie;

f)

het totale bedrag van de goederenleveringen en/of diensten die per kalenderkwartaal zijn verricht door iedere belastingplichtige die over een individueel identificatienummer beschikt als bedoeld in punt a) in de lidstaat waar de belastingplichtige is gevestigd,;

g)

het totale bedrag van de goederenleveringen en/of diensten die per kalenderkwartaal zijn verricht door iedere belastingplichtige die over een individueel identificatienummer beschikt als bedoeld in punt a) in iedere andere lidstaat dan die waar de belastingplichtige is gevestigd;

h)

de datum waarop de jaaromzet in de Unie van de belastingplichtige het in artikel 284, lid 2, punt a), van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde bedrag heeft overschreden;

i)

de datum waarop de beslissing van de belastingplichtige om de toepassing van de vrijstellingsregeling vrijwillig te beëindigen ingaat en de lidstaat of lidstaten waar de beëindiging uitwerking heeft;

j)

de datum waarop de werkzaamheden van de belastingplichtige zijn beëindigd en de betrokken lidstaat of lidstaten.

De in de eerste alinea, punten e), f) en g), bedoelde bedragen worden afzonderlijk gespecificeerd voor iedere drempel die op grond van artikel 284, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG van toepassing kan zijn.”;

3)

in artikel 31 wordt het volgende lid ingevoegd:

“2 bis.   De lidstaten bevestigen langs elektronische weg dat de belastingplichtige aan wie het in artikel 284, lid 3, van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde individueel identificatienummer is toegekend, een vrijgestelde kleine onderneming is. De bevestiging preciseert de naam van de lidstaat of lidstaten waar de belastingplichtige van de vrijstelling gebruikmaakt.”;

4)

in artikel 32 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   De Commissie maakt op basis van door de lidstaten verstrekte inlichtingen op haar website gedetailleerde informatie bekend over de door elke lidstaat goedgekeurde bepalingen voor de omzetting van titel XI, hoofdstuk 3, artikel 167 bis, en titel XII, hoofdstuk 1, van Richtlijn 2006/112/EG.”;

5)

het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd:

HOOFDSTUK X bis

BEPALINGEN INZAKE DE BIJZONDERE REGELING VAN TITEL XII, HOOFDSTUK 1, VAN RICHTLIJN 2006/112/EG

Artikel 37 bis

1.   De lidstaat waar de belastingplichtige is gevestigd, zendt binnen 15 werkdagen vanaf de dag waarop de informatie beschikbaar is, langs elektronische weg de volgende informatie toe aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die de vrijstelling verlenen:

a)

met betrekking tot belastingplichtigen die een voorafgaande kennisgeving of een actualisering van een kennisgeving hebben ingediend als bedoeld in artikel 284, lid 3 of lid 4, van Richtlijn 2006/112/EG, de informatie bedoeld in artikel 21, lid 2 ter, punten a) en d), van deze verordening;

b)

met betrekking tot belastingplichtigen wier jaaromzet in de Unie het in artikel 284, lid 2, punt a), van Richtlijn 2006/112/EG genoemde bedrag heeft overschreden, de informatie bedoeld in artikel 21, lid 2 ter, punten a) en h), van deze verordening;

c)

met betrekking tot belastingplichtigen die de voorschriften van artikel 284 ter van Richtlijn 2006/112/EG niet hebben nageleefd, het feit van die niet-naleving en de informatie bedoeld in artikel 21, lid 2 ter, punt a), van deze verordening.

2.   De Commissie stelt bij uitvoeringshandeling de technische details vast, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht waarin de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie moet worden verzonden. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.".

Artikel 37 ter

1.   De lidstaat waaraan de belastingplichtige een voorafgaande kennisgeving of een actualisering heeft gegeven overeenkomstig artikel 284, lid 3 of lid 4, van Richtlijn 2006/112/EG, berekent, alvorens de belastingplichtige te identificeren of het individuele identificatienummer aan de belastingplichtige te bevestigen, op basis van het totale bedrag van de door de belastingplichtige gerapporteerde leveringen en diensten, of de in artikel 284, lid 2, punt a), van de Richtlijn bedoelde jaaromzetdrempel in de Unie in het huidige of het vorige kalenderjaar niet is overschreden.

2.   De lidstaat die de vrijstelling verleent, bevestigt binnen 15 werkdagen na ontvangst van de in artikel 37 bis, lid 1, punt a), van deze richtlijn bedoelde informatie langs elektronische weg aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging van de belastingplichtige, op basis van het totale bedrag van de door de belastingplichtige gerapporteerde leveringen en diensten, dat de in artikel 284, lid 2, punt b), van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde omzetdrempel in het lopende kalenderjaar niet is overschreden en dat aan de voorwaarden van artikel 288 bis, lid 1, van die richtlijn is voldaan.

3.   De lidstaat die de vrijstelling verleent, stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging van de belastingplichtige onverwijld langs elektronische weg in kennis van de datum waarop de belastingplichtige niet langer in aanmerking komt voor de vrijstelling krachtens artikel 288 bis, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG.

4.   De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de technische details vast van de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde kennisgevingen, waaronder een gemeenschappelijk elektronisch bericht. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

Artikel 3

Omzetting

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat zij uiterlijk op 31 december 2024 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen en bekendmaken om aan artikel 1 van deze richtlijn te voldoen. De lidstaten delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 1 januari 2025.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder artikel 1 van deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2 is van toepassing met ingang van 1 januari 2025.

Artikel 5

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussels, 18 februari 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

Z. MARIĆ


(1)  Adviezen van 11 september 2018 en van 15 januari 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB C 283 van 10.8.2018, blz. 35.

(3)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.).

(4)  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.

(5)  Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1).

(6)  PB C 461 van 21.12.2018, blz. 43.


Top