Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008L0105

Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG

PB L 348 van 24/12/2008, p. 84–97 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 13/09/2013

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2008/105/oj

24.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 348/84


RICHTLIJN 2008/105/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 december 2008

inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Chemische verontreiniging van het oppervlaktewater levert een bedreiging op voor het aquatisch milieu, waarbij effecten optreden als acute en chronische toxiciteit voor in het water levende organismen, accumulatie in het ecosysteem en verlies van habitats en biodiversiteit, en vormt tevens een bedreiging voor de gezondheid van de mens. De oorzaken van de verontreiniging moeten bij voorrang in kaart worden gebracht en de emissies moeten bij de bron worden aangepakt op de economisch en vanuit milieuoogpunt meest effectieve manier.

(2)

Zoals vastgelegd in artikel 174, lid 2, tweede zin, van het Verdrag, dient het milieubeleid van de Gemeenschap te berusten op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt.

(3)

Overeenkomstig artikel 174, lid 3, van het Verdrag, houdt de Gemeenschap bij het bepalen van haar beleid op milieugebied rekening met de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens, de milieuomstandigheden in de onderscheiden regio's van de Gemeenschap, de economische en sociale ontwikkeling van de Gemeenschap als geheel en de evenwichtige ontwikkeling van haar regio's, alsmede met de voordelen en lasten die kunnen voortvloeien uit optreden, of niet-optreden.

(4)

In Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (3) wordt gesteld dat milieu en gezondheid en de levenskwaliteit van het bestaan cruciale milieuprioriteiten voor dat programma zijn, terwijl met name wordt benadrukt dat er specifiekere wetgeving op het gebied van het waterbeleid moet worden vastgesteld.

(5)

In Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (4) wordt een strategie ter bestrijding van waterverontreiniging geformuleerd en wordt bepaald dat er verdere specifieke maatregelen voor emissiebeheersing en milieukwaliteitsnormen (MKN) moeten worden vastgesteld. In overeenstemming met de bepalingen en doelstellingen van Richtlijn 2000/60/EG legt deze richtlijn MKN vast.

(6)

In overeenstemming met artikel 4 van Richtlijn 2000/60/EG en met name lid 1, onder a), dienen de lidstaten de nodige maatregelen ten uitvoer te leggen overeenkomstig artikel 16, leden 1 en 8, van die richtlijn, met de bedoeling de verontreiniging door prioritaire stoffen geleidelijk te verminderen en emissies, lozingen en verliezen van prioritaire gevaarlijke stoffen stop te zetten of geleidelijk te beëindigen.

(7)

Sinds 2000 zijn er vele communautaire besluiten vastgesteld die emissiebeheersingsmaatregelen in de zin van artikel 16 van Richtlijn 2000/60/EG voor individuele prioritaire stoffen inhouden. Bovendien vallen veel maatregelen voor milieubescherming binnen het toepassingsgebied van andere bestaande communautaire wetgeving. Daarom dient in plaats van de vaststelling van nieuwe beheersingsmaatregelen prioriteit te worden gegeven aan de toepassing en herziening van bestaande instrumenten.

(8)

Ten aanzien van de emissiebeheersing van prioritaire stoffen uit puntbronnen en diffuse bronnen, zoals bedoeld in artikel 16 van Richtlijn 2000/60/EG, lijkt het kosteneffectiever en evenrediger als de lidstaten waar nodig naast de uitvoering van andere bestaande communautaire wetgeving conform artikel 10 van Richtlijn 2000/60/EG adequate beheersingsmaatregelen opnemen in het maatregelenprogramma dat krachtens artikel 11 van die richtlijn voor elk stroomgebiedsdistrict moet worden ontwikkeld.

(9)

De lidstaten dienen de beschikbare kennis en gegevens over de bronnen van prioritaire stoffen en de routes waarlangs verontreiniging optreedt, te verbeteren om gerichte en doeltreffende controlemogelijkheden te vinden. De lidstaten dienen, onder meer en waar passend, sediment en biota te monitoren in een gepaste frequentie teneinde voldoende gegevens te verkrijgen voor een betrouwbare analyse van langetermijntendensen van deze prioritaire stoffen die de tendens hebben te accumuleren in sediment en/of biota. De resultaten van deze monitoring, met inbegrip van het monitoren van sediment en biota, moeten, voor zover vereist in artikel 3 van Beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid (5), beschikbaar worden gesteld om als uitgangspunt te dienen voor toekomstige voorstellen van de Commissie uit hoofde van artikel 16, leden 4 en 8, van Richtlijn 2000/60/EG.

(10)

Beschikking nr. 2455/2001/EG bevat de eerste lijst met 33 stoffen of groepen stoffen die prioriteit hebben gekregen voor maatregelen op communautair niveau. Sommige van deze prioritaire stoffen zijn aangewezen als prioritaire gevaarlijke stof waarvoor de lidstaten de noodzakelijke maatregelen ten uitvoer moeten leggen met de bedoeling de emissies, lozingen en verliezen stop te zetten of geleidelijk te beëindigen. Voor de in de natuur voorkomende of in natuurlijke processen ontstane stoffen, is een stopzetting of geleidelijke beëindiging van emissies, lozingen en verliezen uit alle potentiële bronnen niet mogelijk. Voor sommige stoffen werd een evaluatie uitgevoerd en deze dienen nog te worden geclassificeerd. De Commissie moet de lijst van prioritaire stoffen blijven toetsen en stoffen prioriteren waarvoor actie moet worden ondernomen op basis van overeengekomen criteria waaruit het risico voor, of via, het aquatisch milieu, blijkt, overeenkomstig het tijdschema in artikel 16 van Richtlijn 2000/60/EG, en in voorkomend geval voorstellen indienen.

(11)

Gelet op het communautaire belang en met het oog op een effectieve regelgeving van de bescherming van oppervlaktewateren dienen MKN te worden vastgesteld voor verontreinigende stoffen die op communautair niveau als prioritaire stoffen zijn ingedeeld en dient aan de lidstaten te worden overgelaten om waar nodig voor de overige verontreinigende stoffen op nationaal niveau voorschriften vast te stellen, zulks met toepassing van de relevante communautaire voorschriften. Desalniettemin zijn acht verontreinigende stoffen die vallen binnen de werkingssfeer van Richtlijn 86/280/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van bepaalde onder lijst I van de bijlage van Richtlijn 76/464/EEG (6) en die behoren tot de groep van stoffen waarvoor de lidstaten maatregelen ten uitvoer moeten leggen met de bedoeling uiterlijk in 2015 een goede chemische toestand te bereiken onverminderd de artikelen 2 en 4 van Richtlijn 2000/60/EG niet in de lijst van prioritaire stoffen opgenomen. De voor deze verontreinigende stoffen vastgestelde gemeenschappelijke normen bleken echter nuttig te zijn en de regelgeving van hun normen op communautair niveau dient derhalve te worden gehandhaafd.

(12)

Dit betekent dat de bepalingen voor de huidige milieukwaliteitsdoelstellingen, die zijn vastgesteld in Richtlijn 82/176/EEG van de Raad van 22 maart 1982 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor kwiklozingen afkomstig van de sector elektrolyse van alkalichloriden (7), Richtlijn 83/513/EEG van de Raad van 26 september 1983 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van cadmium (8), Richtlijn 84/156/EEG van de Raad van 8 maart 1984 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor kwiklozingen afkomstig van andere sectoren dan de elektrolyse van alkalichloriden (9), Richtlijn 84/491/EEG van de Raad van 9 oktober 1984 betreffende de grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor de lozing van hexachloorcyclohexaan (10) en Richtlijn 86/280/EEG, overbodig zullen worden en dienen te worden geschrapt.

(13)

Het aquatisch milieu kan zowel op korte als op lange termijn nadelige effecten van chemische verontreiniging ondervinden en derhalve dienen gegevens over zowel acute als chronische effecten als basis voor de vaststelling van MKN te worden gebruikt. Om ervoor te zorgen dat het aquatisch milieu en de gezondheid van de mens afdoende worden beschermd, dienen MKN in de vorm van jaargemiddelden te worden vastgesteld op een niveau dat bescherming biedt tegen langdurige blootstelling en dienen maximaal aanvaardbare concentraties te worden vastgesteld als bescherming tegen kortdurende blootstelling.

(14)

Overeenkomstig de in afdeling 1.3.4 van bijlage V bij Richtlijn 2000/60/EG neergelegde voorschriften, kunnen de lidstaten, bij de monitoring van de naleving van de MKN, ook indien uitgedrukt als maximaal aanvaardbare concentratie, statistische methoden invoeren, zoals een percentielberekening, om iets te doen aan uitschieters (zeer sterke afwijkingen van het gemiddelde) en foute uitlezingen, teneinde een aanvaardbaar niveau van betrouwbaarheid en nauwkeurigheid te waarborgen. Om ervoor te zorgen dat de monitoring tussen de lidstaten vergelijkbaar is, verdient het aanbeveling voor deze statistische methoden gedetailleerde regels op te stellen via de comitéprocedure.

(15)

De vaststelling van MKN-waarden op communautair niveau dient in deze fase voor de meeste stoffen uitsluitend tot oppervlaktewateren beperkt te blijven. Voor hexachloorbenzeen, hexachloorbutadieen en kwik kan de bescherming tegen indirecte effecten en secundaire vergiftiging op communautair niveau echter niet uitsluitend door MKN voor oppervlaktewateren worden gewaarborgd. Daarom is het dienstig voor die drie stoffen op communautair niveau MKN voor biota vast te stellen. Om de lidstaten afhankelijk van hun monitoringstrategie flexibiliteit te geven, dienen de lidstaten te kunnen kiezen tussen monitoring en toepassing van deze MKN voor biota of voor de vaststelling van strengere MKN voor oppervlaktewateren, die hetzelfde beschermingsniveau bieden.

(16)

Voorts moeten lidstaten op nationaal niveau MKN voor sediment en/of biota kunnen vaststellen en die MKN toepassen in plaats van de MKN voor water vastgelegd in deze richtlijn. Dergelijke MKN moeten worden vastgesteld via een transparante procedure met kennisgeving aan de Commissie en andere lidstaten, teneinde een beschermingsniveau te garanderen dat gelijkwaardig is aan dat van de MKN voor water die op communautair niveau zijn vastgesteld. De Commissie moet die kennisgevingen samenvatten in haar rapporten over de uitvoering van Richtlijn 2000/60/EG. Sedimenten en biota blijven bovendien belangrijke matrixen voor de monitoring van bepaalde stoffen met een significant accumulatiepotentieel. Teneinde de effecten van activiteiten van de mens op lange termijn, alsmede trends te bepalen, dienen de lidstaten bovendien met inachtneming van artikel 4 van Richtlijn 2000/60/EG maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de huidige verontreinigingsniveaus in biota en sedimenten niet significant zullen stijgen.

(17)

Overeenkomstig artikel 13 van en bijlage VII, Deel A, punt 5, van Richtlijn 2000/60/EG dienen uitzonderingen op de toepassing van MKN voor prioritaire stoffen, toegepast op waterlichamen overeenkomstig artikel 4, leden 4, 5 en 6, van die richtlijn, rekening houdend met artikel 4, leden 8 en 9 daarvan, vermeld te worden in het stroomgebiedsbeheersplan. Mits is voldaan aan de vereisten van artikel 4 van Richtlijn 2000/60/EG, met inbegrip van voorwaarden voor uitzonderingen, kunnen activiteiten die leiden tot lozingen, emissies en verliezen van prioritaire stoffen, waaronder baggerwerken en scheepvaart, plaatsvinden.

(18)

De lidstaten moeten voldoen aan Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (11) en de voor de winning van drinkwater gebruikte oppervlaktewateren overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2000/60/EG beheren. Deze richtlijn dient derhalve te worden toegepast onverminderd de voorschriften waarvoor strengere normen kunnen nodig zijn.

(19)

In de omgeving van lozingen uit puntbronnen zijn de concentraties van verontreinigende stoffen meestal hoger dan de concentraties in het water in de omgeving. Daarom moeten de lidstaten gebruik kunnen maken van mengzones, mits dit geen gevolgen heeft voor de naleving van de toepasselijke MKN in de rest van het desbetreffende oppervlaktewaterlichaam. De omvang van de mengzones moet beperkt worden tot de directe omgeving van het lozingspunt en moet proportioneel zijn. Overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Richtlijn 2000/60/EG dienen lidstaten er, waar passend, op toe te zien dat de vereisten voor het bereiken van de milieudoelstellingen, vastgesteld in artikel 4 van die richtlijn, worden gecoördineerd voor het gehele stroomgebiedsdistrict, met inbegrip van de aanwijzing van mengzones in grensoverschrijdende waterlichamen.

(20)

De naleving van de doelstellingen voor stopzetting of geleidelijke beëindiging en vermindering, zoals bepaald in artikel 4, lid 1, onder a), van Richtlijn 2000/60/EG, moet worden gecontroleerd en de vaststelling of deze verplichtingen worden nageleefd, moet transparant worden gemaakt, met name ten aanzien van de beoordeling van significante emissies, lozingen en verliezen door menselijke activiteiten. Bovendien is voor een tijdschema voor stopzetting of geleidelijke beëindiging en vermindering een inventarisatie nodig. Tevens dient te kunnen worden bepaald of artikel 4, leden 4 tot en met 7, van Richtlijn 2000/60/EG wordt toegepast. Daarnaast is een geschikt instrument nodig voor de kwantificering van verliezen van stoffen die in de natuur voorkomen of ontstaan uit natuurlijke processen, aangezien in dat geval een volledige stopzetting of geleidelijke beëindiging uit alle potentiële bronnen onmogelijk is. Teneinde in deze behoeften te voorzien, dient elke lidstaat een inventaris van de emissies, lozingen en verliezen voor elk (deel van een) stroomgebiedsdistrict op zijn grondgebied op te stellen.

(21)

Teneinde te voorkomen dat bij de opstelling van deze inventarissen werkzaamheden worden herhaald en om de samenhang van deze inventarissen met andere bestaande instrumenten op het gebied van de bescherming van oppervlaktewateren te waarborgen, dienen de lidstaten gebruik te maken van informatie die is verzameld in het kader van Richtlijn 2000/60/EG en in het kader van Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (12).

(22)

Teneinde een consistente bescherming van oppervlaktewateren te waarborgen, dienen de lidstaten die oppervlaktewaterlichamen delen hun monitoringactiviteiten en, waar passend, de opstelling van inventarissen te coordineren.

(23)

Voor een betere aansluiting op hun behoeften dienen de lidstaten een geschikte referentieperiode van één jaar te kunnen kiezen om de basisinformatie van de inventaris te meten. Er dient echter rekening te worden gehouden met het feit dat de verliezen bij de toepassing van bestrijdingsmiddelen vanwege verschillen in de gebruikte hoeveelheden, bijvoorbeeld door verschillen in de klimatologische omstandigheden, van jaar tot jaar aanzienlijk kunnen verschillen. Daarom moeten de lidstaten voor bepaalde stoffen die onder Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (13) vallen, kunnen kiezen voor een referentieperiode van drie jaar.

(24)

Teneinde het gebruik van de inventaris te optimaliseren, dient aan de Commissie een termijn te worden gesteld om te controleren of de emissies, lozingen en verliezen vorderingen maken wat betreft de naleving van de in artikel 4, lid 1, onder a), van Richtlijn 2000/60/EG vermelde doelstellingen, behoudens artikel 4, leden 4 en 5, van die richtlijn.

(25)

Er dienen technische richtsnoeren te worden ontwikkeld om bij te dragen aan de harmonisatie van de methodologieën die de lidstaten hanteren voor de opstelling van inventarissen van emissies, lozingen en verliezen, met inbegrip van verliezen afkomstig van verontreiniging die is opgestapeld in sedimenten.

(26)

Verscheidene lidstaten worden getroffen door verontreiniging waarvan de bron buiten hun nationale rechtsmacht gelegen is. Derhalve moet duidelijk worden gemaakt dat overschrijding van een MKN ten gevolge van een dergelijke grensoverschrijdende verontreiniging niet inhoudt dat een lidstaat zijn verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn niet nakomt, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan en de lidstaat, in voorkomend geval, de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2000/60/EG heeft benut.

(27)

Op basis van de verslagen van de lidstaten overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 2000/60/EG, beoordeelt de Commissie of er behoefte is aan wijziging van de geldende wetgeving en aan bijkomende specifieke, voor de gehele Gemeenschap geldende maatregelen, zoals emissiebeheersingsmaatregelen, en, indien passend, dient de Commissie toepasselijke voorstellen in. De Commissie dient over haar conclusies verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad in de context van het verslag uit hoofde van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2000/60/EG. Bij het formuleren van voorstellen voor emissiebeheersingsmaatregelen moet de Commissie, gelet op artikel 10 van Richtlijn 2000/60/EG, rekening houden met bestaande emissiebeheersingsvereisten, zoals die in Richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (14) en de nieuwste technologische ontwikkelingen op het gebied van het terugdringen van verontreiniging.

(28)

Criteria voor de identificatie van stoffen die persistent, bioaccumuleerbaar en toxisch zijn en van stoffen die anderszins even zorgwekkend zijn, met name zeer persistente en zeer bioaccumuleerbare stoffen, zoals bedoeld in Richtlijn 2000/60/EG, worden vastgesteld in de technische leidraad voor risicobeoordeling ter ondersteuning van Richtlijn 93/67/EEG van de Commissie van 20 juli 1993 tot vaststelling van de beginselen die gelden bij de beoordeling van de risico's voor mens en milieu van stoffen die zijn aangegeven krachtens Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (15), Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (16) en Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen (17). Teneinde de verenigbaarheid van wetgevingsinstrumenten van de Gemeenschap te waarborgen, dienen uitsluitend deze criteria te worden toegepast op de stoffen die overeenkomstig Beschikking nr. 2455/2001/EG worden getoetst en dient bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG dienovereenkomstig te worden vervangen.

(29)

De verplichtingen die zijn vastgelegd in de in bijlage IX bij Richtlijn 2000/60/EG vermelde richtlijnen, zijn reeds opgenomen in Richtlijn 2008/1/EG en in Richtlijn 2000/60/EG en als de MKN worden gehandhaafd of herzien, wordt minimaal hetzelfde beschermingsniveau gewaarborgd. Teneinde een consistente aanpak van de chemische verontreiniging van oppervlaktewateren te waarborgen en de bestaande communautaire wetgeving op dat gebied te vereenvoudigen en te verduidelijken, dienen Richtlijn 82/176/EEG, Richtlijn 83/513/EEG, Richtlijn 84/156/EEG, Richtlijn 84/491/EEG en Richtlijn 86/280/EEG overeenkomstig Richtlijn 2000/60/EG met ingang van 22 december 2012 te worden ingetrokken.

(30)

De in Richtlijn 2000/60/EG bedoelde aanbevelingen, met name die van het Wetenschappelijk Comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu zijn in aanmerking genomen.

(31)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” (18) worden de lidstaten ertoe aangespoord om voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen de richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze tabellen openbaar te maken.

(32)

Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het verwezenlijken van een goede chemische toestand van het oppervlaktewater door middel van de vaststelling van MKN voor prioritaire stoffen en bepaalde andere verontreinigende stoffen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve met het oog op de handhaving van hetzelfde beschermingsniveau voor oppervlaktewateren in de hele Gemeenschap beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(33)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (19).

(34)

In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om punt 3 van deel B van bijlage I bij deze richtlijn te wijzigen. Daar het een maatregel van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, of ter aanvulling van deze richtlijn met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moet de maatregel worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Met de bedoeling een goede chemische toestand van het oppervlaktewater te bereiken, en in overeenstemming met de bepalingen en doelstellingen van artikel 4 van Richtlijn 2000/60/EG, worden in deze richtlijn overeenkomstig artikel 16 van die richtlijn milieukwaliteitsnormen (MKN) voor prioritaire stoffen en bepaalde andere verontreinigende stoffen vastgelegd.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de definities vastgesteld in artikel 2 van Richtlijn 2000/60/EG.

Artikel 3

Milieukwaliteitsnormen

1.   Overeenkomstig artikel 1 van deze richtlijn en artikel 4 van Richtlijn 2000/60/EG passen de lidstaten de MKN zoals vastgesteld in deel A van bijlage I bij deze richtlijn toe op oppervlaktewaterlichamen.

De lidstaten passen de MKN op oppervlaktewaterlichamen toe overeenkomstig de in deel B van bijlage I vastgestelde voorschriften.

2.   In bepaalde categorieën oppervlaktewateren kunnen de lidstaten ervoor kiezen om MKN voor sediment en/of biota toe te passen in plaats van de in deel A van bijlage I vastgestelde normen. De lidstaten die voor deze optie kiezen:

a)

passen voor kwik en zijn verbindingen een MKN toe van 20 μg/kg en/of voor hexachloorbenzeen een MKN van 10 μg/kg en/of voor hexachloorbutadieen een MKN van 55 μg/kg; deze MKN gelden voor weefsel van prooidieren (nat gewicht), waarbij uit vissen, weekdieren, schaaldieren en andere biota de meest passende indicator wordt gekozen;

b)

stellen, wat sediment en/of biota betreft, voor bepaalde stoffen andere dan de onder a) genoemde MKN vast en passen die toe. Die MKN bieden ten minste hetzelfde beschermingsniveau als de in bijlage I, deel A, vastgelegde MKN voor water;

c)

stellen voor de onder a) en b) genoemde stoffen de meetfrequentie in biota en/of sediment vast. De monitoring geschiedt evenwel minstens eenmaal per jaar, tenzij technische kennis en het oordeel van deskundigen een andere tussenpoos rechtvaardigen, en

d)

stellen de Commissie en de andere lidstaten via het in artikel 21 van Richtlijn 2000/60/EG bedoelde comité in kennis van de stoffen waarvoor MKN overeenkomstig punt b) zijn vastgesteld, vermelden de motivering en de uitgangspunten voor de toepassing van deze aanpak, de vastgestelde alternatieve MKN, met inbegrip van de gegevens en de methode waarmee zij zijn afgeleid, de categorieën oppervlaktewateren waarvoor zij zouden gelden alsmede de geplande monitoringfrequentie en de motivering van die frequentie.

De Commissie neemt in de conform artikel 18 van Richtlijn 2000/60/EG gepubliceerde verslagen een overzicht op van de overeenkomstig punt d) van dit lid en noot 9 bij bijlage I, deel A, gedane kennisgevingen.

3.   De lidstaten treffen regelingen voor de analyse van langetermijntendensen met betrekking tot de concentraties van de in deel A van bijlage I vermelde prioritaire stoffen die de tendens hebben te accumuleren in sediment en/of biota, en schenken daarbij bijzondere aandacht aan de stoffen 2, 5, 6, 7, 12, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 26, 28 en 30, op basis van de monitoring van de watertoestand, uitgevoerd overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2000/60/EG. Zij nemen, met inachtneming van artikel 4 van Richtlijn 2000/60/EG, maatregelen die erop gericht zijn dat dergelijke concentraties niet significant toenemen in sediment en/of de betrokken biota.

De lidstaten stellen de meetfrequentie in sediment en/of biota zodanig vast dat zij voldoende gegevens voor een betrouwbare analyse van langetermijntendensen oplevert. Als richtsnoer geldt dat de monitoring elke drie jaar wordt uitgevoerd, tenzij technische kennis en het oordeel van deskundigen een andere tussenpoos rechtvaardigen.

4.   De Commissie onderzoekt de vooruitgang van techniek en wetenschap, met inbegrip van de uitkomst van de in artikel 16, lid 2, onder a) en b), van Richtlijn 2000/60/EG bedoelde risicobeoordelingen en de informatie uit de registratie van stoffen die overeenkomstig artikel 119 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 openbaar wordt gemaakt, en dient indien nodig voorstellen in voor de herziening van de in de deel A van bijlage I bij deze richtlijn vastgestelde MKN, overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag en in overeenstemming met het tijdsschema van artikel 16, lid 4, van Richtlijn 2000/60/EG.

5.   Punt 3 van deel B van bijlage I bij deze richtlijn kan worden gewijzigd volgens de in artikel 9, lid 3, van deze richtlijn bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 4

Mengzones

1.   De lidstaten kunnen aan lozingspunten grenzende mengzones aanwijzen. In die mengzones mogen de concentraties van één of meer stoffen die zijn opgenomen in deel A van bijlage I de desbetreffende MKN overschrijden, mits dit geen gevolgen heeft voor de naleving van deze normen in de rest van het betrokken oppervlaktewaterlichaam.

2.   De lidstaten die mengzones aanwijzen, nemen in de overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2000/60/EG opgestelde stroomgebiedsbeheersplannen een beschrijving op van:

a)

de aanpak en de methoden die zijn toegepast om zulke zones af te bakenen, en tevens

b)

de maatregelen die zijn genomen met het oog op het verkleinen van de omvang van de mengzones in de toekomst, zoals maatregelen krachtens artikel 11, lid 3, onder k), van Richtlijn 2000/60/EG, of een herziening van vergunningen als genoemd in Richtlijn 2008/1/EG of van voorafgaande reguleringen als genoemd in artikel 11, lid 3, onder g), van Richtlijn 2000/60/EG.

3.   De lidstaten die mengzones aanwijzen, waarborgen dat de omvang van elke mengzone:

a)

beperkt is tot de nabijheid van het lozingspunt;

b)

proportioneel is, rekening houdend met de concentraties van de verontreinigende stoffen op het lozingspunt en de voorwaarden voor de emissies van verontreinigende stoffen in de voorafgaande reguleringen, zoals toestemming en/of vergunningen, als bedoeld in artikel 11, lid 3, onder g), van Richtlijn 2000/60/EG en andere toepasselijke communautaire regelgeving met betrekking tot de toepassing van de best beschikbare technieken en artikel 10 van Richtlijn 2000/60/EG, met name nadat die voorafgaande reguleringen zijn herzien.

4.   Technische richtsnoeren voor de identificatie van mengzones worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 9, lid 2, van deze richtlijn bedoelde regelgevingsprocedure.

Artikel 5

Inventaris van emissies, lozingen en verliezen

1.   Op basis van de overeenkomstig de artikelen 5 en 8 van Richtlijn 2000/60/EG, krachtens Verordening (EG) nr. 166/2006 verzamelde informatie, alsmede andere beschikbare gegevens, stellen de lidstaten voor elk stroomgebiedsdistrict of het op hun grondgebied gelegen deel daarvan een inventaris op, met inbegrip van kaarten indien deze beschikbaar zijn, van de emissies, lozingen en verliezen van alle in de deel A van bijlage I vermelde prioritaire stoffen en verontreinigende stoffen, waar passend, met inbegrip van hun concentraties in sedimenten en biota.

2.   De referentieperiode voor de schatting van de waarden van verontreinigende stoffen die in de in lid 1 bedoelde inventarissen worden opgenomen, is één jaar tussen 2008 en 2010.

Voor prioritaire stoffen of verontreinigende stoffen die onder Richtlijn 91/414/EEG vallen, kunnen deze waarden echter worden berekend als gemiddelde over de jaren 2008, 2009 en 2010.

3.   De lidstaten stellen de Commissie overeenkomstig de rapporteringsverplichtingen uit hoofde van artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2000/60/EG, in kennis van de overeenkomstig lid 1 van dit artikel opgestelde inventarissen met inbegrip van de desbetreffende referentieperioden.

4.   De lidstaten actualiseren hun inventarissen als onderdeel van de toetsing van de in artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2000/60/EG bedoelde analyses.

De referentieperiode voor de vaststelling van de waarden in de bijgestelde inventarissen is het jaar vóór de afronding van die analyse. Voor prioritaire stoffen of verontreinigende stoffen die onder Richtlijn 91/414/EEG vallen, mogen de waarden worden berekend als het gemiddelde van de drie jaren vóór de afronding van die analyse.

De lidstaten publiceren de geactualiseerde inventarissen in hun geactualiseerde stroomgebiedsbeheersplannen zoals bepaald in artikel 13, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG.

5.   De Commissie controleert uiterlijk in 2018 of er met de emissies, lozingen en verliezen zoals die in de inventaris zijn vermeld, vorderingen worden gemaakt wat betreft de naleving van de in artikel 4, lid 1, onder a), iv), van Richtlijn 2000/60/EG genoemde doelstellingen van vermindering of stopzetting, met inachtneming van artikel 4, leden 4 en 5, van de genoemde richtlijn.

6.   Technische richtsnoeren voor de vaststelling van inventarissen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 9, lid 2, van deze richtlijn bedoelde regelgevingsprocedure.

Artikel 6

Grensoverschrijdende verontreiniging

1.   Een lidstaat maakt geen inbreuk op zijn verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn in geval van een overschrijding van een MKN indien hij kan aantonen dat:

a)

de overschrijding te wijten is aan een buiten zijn nationale rechtsmacht gelegen verontreinigingsbron, en

b)

hij ten gevolge van die grensoverschrijdende verontreiniging niet in staat was effectieve maatregelen te nemen om de betrokken MKN na te leven, en

c)

hij de in artikel 3 van Richtlijn 2000/60/EG bepaalde coördinatiemechanismen heeft toegepast en in voorkomend geval de bepalingen van artikel 4, leden 4, 5 en 6, van die richtlijn heeft gebruikt voor de door de grensoverschrijdende verontreiniging getroffen waterlichamen.

2.   De lidstaten gebruiken het in artikel 12 van Richtlijn 2000/60/EG bepaalde mechanisme om de Commissie in de in lid 1 van dit artikel bedoelde omstandigheden de nodige informatie te verstrekken en een overzicht te geven van de maatregelen die in verband met de grensoverschrijdende verontreiniging in het betrokken stroomgebiedsbeheersplan zijn genomen, in overeenstemming met de rapporteringsverplichtingen uit hoofde van artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2000/60/EG.

Artikel 7

Verslaglegging en evaluatie

1.   Op basis van rapporten van de lidstaten, waaronder de rapporten overeenkomstig artikel 12 van Richtlijn 2000/60/EG, met name over grensoverschrijdende verontreiniging, beoordeelt de Commissie of er behoefte is aan wijziging van geldende wetgeving en aan bijkomende specifieke maatregelen voor de gehele Gemeenschap, zoals emissiebeheersingsmaatregelen.

2.   De Commissie brengt verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad in de context van het verslag dat zij opstelt overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2000/60/EG inzake:

a)

de conclusies van de in lid 1 van dit artikel bedoelde beoordeling;

b)

de maatregelen om de omvang van de overeenkomstig artikel 4, lid 1, van deze richtlijn aangewezen mengzones te verkleinen;

c)

de resultaten van de in artikel 5, lid 5, van deze richtlijn bedoelde controle;

d)

de situatie van de verontreiniging die afkomstig is van buiten het grondgebied van de Gemeenschap.

De Commissie laat dit verslag, indien passend, vergezeld gaan van toepasselijke voorstellen.

Artikel 8

Herziening van bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG

In het kader van de herziening van bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG, zoals voorgeschreven in artikel 16, lid 4, van die richtlijn, besteedt de Commissie onder meer aandacht aan de stoffen die in bijlage III bij deze richtlijn worden genoemd voor de mogelijke identificatie als prioritaire stoffen of prioritaire gevaarlijke stoffen. De Commissie brengt uiterlijk op 13 januari 2011 verslag uit over de resultaten van de herziening aan het Europees Parlement en de Raad. Zij doet dit verslag, waar passend, vergezeld gaan van toepasselijke voorstellen, in het bijzonder voorstellen voor de identificatie van nieuwe prioritaire stoffen of prioritaire gevaarlijke stoffen, of voor de identificatie van bepaalde prioritaire stoffen als prioritaire gevaarlijke stoffen en, voor de vaststelling van overeenkomstige MKN voor oppervlaktewateren, sedimenten of biota, waar passend.

Artikel 9

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het in artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2000/60/EG bedoelde comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 10

Wijziging van Richtlijn 2000/60/EG

Bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze richtlijn.

Artikel 11

Wijziging van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG

1.   In de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG en 84/491/EEG wordt bijlage II geschrapt.

2.   In de delen I tot en met XI van bijlage II bij Richtlijn 86/280/EEG wordt rubriek B geschrapt.

Artikel 12

Intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG

1.   De Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG worden met ingang van 22 december 2012 ingetrokken.

2.   Vóór 22 december 2012 kunnen de lidstaten hun monitoring en rapportage uitvoeren overeenkomstig de artikelen 5, 8 en 15 van Richtlijn 2000/60/EG, in plaats van overeenkomstig de in lid 1 van deze richtlijn vermelde richtlijnen.

Artikel 13

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 13 juli 2010 aan deze richtlijn te voldoen.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 15

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 16 december 2008.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

B. LE MAIRE


(1)  PB C 97 van 28.4.2007, blz. 3.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 22 mei 2007 (PB C 102 E van 24.4.2008, blz. 90), Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van 20 december 2007 (PB C 71 E van 18.3.2008, blz. 1) en Standpunt van het Europees Parlement van 17 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 20 oktober 2008.

(3)  PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

(5)  PB L 331 van 15.12.2001, blz. 1.

(6)  PB L 181 van 4.7.1986, blz. 16.

(7)  PB L 81 van 27.3.1982, blz. 29.

(8)  PB L 291 van 24.10.1983, blz. 1.

(9)  PB L 74 van 17.3.1984, blz. 49.

(10)  PB L 274 van 17.10.1984, blz. 11.

(11)  PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32.

(12)  PB L 33 van 4.2.2006, blz. 1.

(13)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(14)  PB L 24 van 29.1.2008, blz. 8.

(15)  PB L 227 van 8.9.1993, blz. 9.

(16)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

(17)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1; gerectificeerd in PB L 136 van 29.5.2007, blz. 3.

(18)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

(19)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.


BIJLAGE I

MILIEUKWALITEITSNORMEN VOOR PRIORITAIRE STOFFEN EN BEPAALDE ANDERE VERONTREINIGENDE STOFFEN

DEEL A:   MILIEUKWALITEITSNORMEN (MKN)

JG

:

jaargemiddelde

MAC

:

maximaal aanvaardbare concentratie

Eenheid

:

[μg/l]


(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

Nr.

Naam van de stof

CAS-nummer (1)

JG-MKN (2)

Landoppervlaktewateren (3)

JG-MKN (2)

Andere oppervlaktewateren

MAC-MKN (4)

Landoppervlaktewateren (3)

MAC-MKN (4)

Andere oppervlaktewateren

(1)

Alachloor

15972-60-8

0,3

0,3

0,7

0,7

(2)

Antraceen

120-12-7

0,1

0,1

0,4

0,4

(3)

Atrazine

1912-24-9

0,6

0,6

2,0

2,0

(4)

Benzeen

71-43-2

10

8

50

50

(5)

Gebromeerde difenylethers (5)

32534-81-9

0,0005

0,0002

niet van toepassing

niet van toepassing

(6)

Cadmium en zijn verbindingen

(afhankelijk van de waterhardheidsklasse) (6)

7440-43-9

≤ 0,08 (klasse 1)

0,2

≤ 0,45 (klasse 1)

≤ 0,45 (klasse 1)

0,08 (klasse 2)

0,45 (klasse 2)

0,45 (klasse 2)

0,09 (klasse 3)

0,6 (klasse 3)

0,6 (klasse 3)

0,15 (klasse 4)

0,9 (klasse 4)

0,9 (klasse 4)

0,25 (klasse 5)

1,5 (klasse 5)

1,5 (klasse 5)

(6 bis)

Tetrachloorkoolstof (7)

56-23-5

12

12

niet van toepassing

niet van toepassing

(7)

C10-13-chlooralkanen

85535-84-8

0,4

0,4

1,4

1,4

(8)

Chloorfenvinfos

470-90-6

0,1

0,1

0,3

0,3

(9)

Chloorpyrifos (chloorpyriphosethyl)

2921-88-2

0,03

0,03

0,1

0,1

(9 bis)

Cyclodieenbestrijdingsmiddelen:

 

Σ = 0,01

Σ = 0,005

niet van toepassing

niet van toepassing

Aldrin (7)

309-00-2

Dieldrin (7)

60-57-1

Endrin (7)

72-20-8

Isodrin (7)

465-73-6

(9 ter)

DDT totaal (7)  (8)

niet van toepassing

0,025

0,025

niet van toepassing

niet van toepassing

p.p.'-DDT (7)

50-29-3

0,01

0,01

niet van toepassing

niet van toepassing

(10)

1,2-Dichloorethaan

107-06-2

10

10

niet van toepassing

niet van toepassing

(11)

Dichloormethaan

75-09-2

20

20

niet van toepassing

niet van toepassing

(12)

Di(2-ethylhexyl)-ftalaat (DEHP)

117-81-7

1,3

1,3

niet van toepassing

niet van toepassing

(13)

Diuron

330-54-1

0,2

0,2

1,8

1,8

(14)

Endosulfan

115-29-7

0,005

0,0005

0,01

0,004

(15)

Fluoranteen

206-44-0

0,1

0,1

1

1

(16)

Hexachloorbenzeen

118-74-1

0,01 (9)

0,01 (9)

0,05

0,05

(17)

Hexachloorbutadieen

87-68-3

0,1 (9)

0,1 (9)

0,6

0,6

(18)

Hexachloorcyclohexaan

608-73-1

0,02

0,002

0,04

0,02

(19)

Isoproturon

34123-59-6

0,3

0,3

1,0

1,0

(20)

Lood en zijn verbindingen

7439-92-1

7,2

7,2

niet van toepassing

niet van toepassing

(21)

Kwik en zijn verbindingen

7439-97-6

0,05 (9)

0,05 (9)

0,07

0,07

(22)

Naftaleen

91-20-3

2,4

1,2

niet van toepassing

niet van toepassing

(23)

Nikkel en zijn verbindingen

7440-02-0

20

20

niet van toepassing

niet van toepassing

(24)

Nonylfenolen (4 nonylfenol)

104-40-5

0,3

0,3

2,0

2,0

(25)

Octylfenolen ((4-(1,1′,3,3′-tetramethylbutyl)-fenol))

140-66-9

0,1

0,01

niet van toepassing

niet van toepassing

(26)

Pentachloorbenzeen

608-93-5

0,007

0,0007

niet van toepassing

niet van toepassing

(27)

Pentachloorfenol

87-86-5

0,4

0,4

1

1

(28)

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) (10)

niet van toepassing

niet van toepassing

niet van toepassing

niet van toepassing

niet van toepassing

Benzo(a)pyreen

50-32-8

0,05

0,05

0,1

0,1

Benzo(b)fluoranteen

205-99-2

Σ = 0,03

Σ = 0,03

niet van toepassing

niet van toepassing

Benzo(k)fluoranteen

207-08-9

Benzo(g,h,i)-peryleen

191-24-2

Σ = 0,002

Σ = 0,002

niet van toepassing

niet van toepassing

Indeno(1,2,3-cd)pyreen

193-39-5

(29)

Simazine

122-34-9

1

1

4

4

(29 bis)

etrachloorethyleen (7)

127-18-4

10

10

niet van toepassing

niet van toepassing

(29 ter)

Trichloorethyleen (7)

79-01-6

10

10

niet van toepassing

niet van toepassing

(30)

Tributyltinverbindingen (Tributyltinkation)

36643-28-4

0,0002

0,0002

0,0015

0,0015

(31)

Trichloorbenzenen

12002-48-1

0,4

0,4

niet van toepassing

niet van toepassing

(32)

Trichloormethaan (chloroform)

67-66-3

2,5

2,5

niet van toepassing

niet van toepassing

(33)

Trifluraline

1582-09-8

0,03

0,03

niet van toepassing

niet van toepassing

DEEL B:   TOEPASSING VAN DE MILIEUKWALITEITSNORMEN (MKN)

1.   Kolommen 4 en 5 van de tabel: Voor elk oppervlaktewaterlichaam wordt onder toepassing van de JG-MKN verstaan dat voor elk representatief meetpunt in dit waterlichaam het rekenkundig gemiddelde van de op verschillende tijdstippen in de loop van het jaar gemeten concentraties niet boven de norm ligt.

De berekening van het rekenkundig gemiddelde, de te gebruiken analysemethode en de wijze waarop een MKN wordt toegepast indien geen passende analysemethode bestaat die voldoet aan de minimale prestatiekenmerken, dienen in overeenstemming te zijn met uitvoeringsinstrumenten houdende technische specificaties voor de chemische controle en kwaliteit van analytische resultaten overeenkomstig Richtlijn 2000/60/EG.

2.   Kolommen 6 en 7 van de tabel: Voor elk oppervlaktewaterlichaam wordt onder de toepassing van de MAC-MKN verstaan dat de gemeten concentratie op enig representatief meetpunt in het waterlichaam niet boven de norm ligt.

Overeenkomstig punt 1.3.4 van bijlage V bij Richtlijn 2000/60/EG kunnen de lidstaten evenwel statistische methoden invoeren, zoals een percentielberekening, zodat een aanvaardbaar niveau van betrouwbaarheid en nauwkeurigheid wordt gewaarborgd wanneer wordt bepaald of aan de MAC-MKN is voldaan. Indien zij dat doen, moeten die statistische methoden voldoen aan overeenkomstig de in artikel 9, lid 2, van deze richtlijn bedoelde regelgevingsprocedure vastgestelde gedetailleerde regels.

3.   Met uitzondering van cadmium, lood, kwik en nikkel (hierna „metalen” genoemd) worden de in deze bijlage vastgestelde MKN uitgedrukt als totale concentratie in het volledige watermonster. Voor metalen hebben de MKN betrekking op de opgeloste concentratie, d.w.z. de opgeloste fase van een watermonster die wordt verkregen door filtratie over een filter van 0,45 μm of een gelijkwaardige voorbehandeling.

Wanneer de lidstaten de meetresultaten vergelijken met de MKN, kunnen zij rekening houden met:

a)

natuurlijke achtergrondconcentraties voor metalen en hun verbindingen, indien deze de naleving van de MKN beletten, en

b)

de hardheid, de pH of andere waterkwaliteitsparameters die de biologische beschikbaarheid van metalen beïnvloeden.


(1)  CAS: Chemical Abstracts Service.

(2)  Deze parameter is de MKN uitgedrukt als jaargemiddelde (JG-MKN). Tenzij anders is aangegeven, is deze van toepassing op de totale concentratie van alle isomeren.

(3)  Landoppervlaktewateren omvatten rivieren en meren en de bijbehorende kunstmatige of sterk veranderde waterlichamen.

(4)  Deze parameter is de milieukwaliteitsnorm uitgedrukt als maximaal aanvaardbare concentratie (MAC-MKN). Wanneer voor de MAC-MKN „niet van toepassing” wordt aangegeven, worden de JG-MKN-waarden verondersteld bescherming te bieden tegen kortdurende verontreinigingspieken in continue lozingen, aangezien deze aanzienlijk lager zijn dan de op basis van de acute toxiciteit afgeleide waarde.

(5)  Voor de groep prioritaire stoffen die vallen onder gebromeerde difenylethers (nr. 5), vermeld in Beschikking nr. 2455/2001/EG, wordt alleen voor de conegeren nr. 28, 47, 99, 100, 153 en 154 een MKN vastgesteld.

(6)  Voor cadmium en zijn verbindingen (nr. 6) zijn de MKN-waarden afhankelijk van de hardheid van het water, ingedeeld in vijf klassen (klasse 1: < 40 mg CaCO3/l, klasse 2: 40 tot < 50 mg CaCO3/l, klasse 3: 50 tot < 100 mg CaCO3/l, klasse 4: 100 tot < 200 mg CaCO3/l en klasse 5: ≥ 200 mg CaCO3/l).

(7)  Deze stof is geen prioritaire stof, maar een van de andere verontreinigende stoffen waarvoor de MKN identiek zijn aan die welke zijn vastgelegd in de wetgeving die vóór 13 januari 2009 van toepassing was.

(8)  DDT totaal omvat de som van de isomeren 1,1,1-trichloor-2,2-bis(p-chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer 50-29 3), EU-nummer 200-024-3); 1,1,1-trichloor-2-(o-chloorfenyl)-2-(p chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer 789-02-6), EU-nummer 212-332-5); 1,1-dichloor-2,2-bis(p-chloorfenyl)ethyleen (CAS-nummer 72-55-9) EU-nummer 200-784-6); en 1,1-dichloor-2,2-bis(p-chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer 72-54-8). EU-nummer 200-783-0).

(9)  Wanneer lidstaten niet de MKN voor biota toepassen, dienen zij striktere MKN voor water in te voeren teneinde hetzelfde beschermingsniveau te bieden als de in artikel 3, lid 2, van deze richtlijn bedoelde MKN voor biota. Zij stellen de Commissie en de andere lidstaten via het in artikel 21 van Richtlijn 2000/60/EG bedoelde comité in kennis van de motivering en de uitgangspunten voor de toepassing van deze aanpak, de vastgestelde alternatieve MKN voor water, met inbegrip van de gegevens en de methode waarmee de alternatieve MKN zijn afgeleid en de categorieën oppervlaktewateren waarvoor zij zouden gelden.

(10)  Op de groep prioritaire stoffen die onder polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) vallen (nr. 28), is elke afzonderlijke MKN van toepassing, hetgeen betekent dat de MKN voor benzo(a)pyreen en de MKN voor de som van benzo(b)fluorantheen en benzo(k)fluorantheen en de MKN voor de som van benzo(g,h,i)peryleen en indeno (1,2,3-cd)pyreen moeten worden nageleefd.


BIJLAGE II

Bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG wordt vervangen door:

„BIJLAGE X

LIJST VAN PRIORITAIRE STOFFEN OP HET GEBIED VAN HET WATERBELEID

Nummer

CAS-nummer (1)

EU-nummer (2)

Naam van de prioritaire stof (3)

Aangewezen als prioritaire gevaarlijke stof

(1)

15972-60-8

240-110-8

Alachloor

 

(2)

120-12-7

204-371-1

Antraceen

X

(3)

1912-24-9

217-617-8

Atrazine

 

(4)

71-43-2

200-753-7

Benzeen

 

(5)

niet van toepassing

niet van toepassing

Gebromeerde difenylethers (4)

X (5)

32534-81-9

niet van toepassing

Pentabroomdifenylether (congeneren 28, 47, 99, 100, 153 en 154)

 

(6)

7440-43-9

231-152-8

Cadmium en zijn verbindingen

X

(7)

85535-84-8

287-476-5

Chlooralkanen, C10-13  (4)

X

(8)

470-90-6

207-432-0

Chloorfenvinfos

 

(9)

2921-88-2

220-864-4

Chloorpyrifos (chloorpyriphosethyl)

 

(10)

107-06-2

203-458-1

1,2-Dichloorethaan

 

(11)

75-09-2

200-838-9

Dichloormethaan

 

(12)

117-81-7

204-211-0

Di(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP)

 

(13)

330-54-1

206-354-4

Diuron

 

(14)

115-29-7

204-079-4

Endosulfan

X

(15)

206-44-0

205-912-4

Fluorantheen (6)

 

(16)

118-74-1

204-273-9

Hexachloorbenzeen

X

(17)

87-68-3

201-765-5

Hexachloorbutadieen

X

(18)

608-73-1

210-158-9

Hexachloorcyclohexaan

X

(19)

34123-59-6

251-835-4

Isoproturon

 

(20)

7439-92-1

231-100-4

Lood en zijn verbindingen

 

(21)

7439-97-6

231-106-7

Kwik en zijn verbindingen

X

(22)

91-20-3

202-049-5

Naftaleen

 

(23)

7440-02-0

231-111-14

Nikkel en zijn verbindingen

 

(24)

25154-52-3

246-672-0

Nonylfenolen

X

104-40-5

203-199-4

(4-nonylfenol)

X

(25)

1806-26-4

217-302-5

Octylfenolen

 

140-66-9

niet van toepassing

(4-(1,1′,3,3′-tetramethylbutyl)fenol)

 

(26)

608-93-5

210-172-5

Pentachloorbenzeen

X

(27)

87-86-5

231-152-8

Pentachloorfenol

 

(28)

niet van toepassing

niet van toepassing

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

X

50-32-8

200-028-5

(Benzo(a)pyreen)

X

205-99-2

205-911-9

(Benzo(b)fluoranteen)

X

191-24-2

205-883-8

(Benzo(g,h,i)peryleen)

X

207-08-9

205-916-6

(Benzo(k)fluoranteen)

X

193-39-5

205-893-2

(Indeno(1,2,3-cd)pyreen)

X

(29)

122-34-9

204-535-2

Simazine

 

(30)

niet van toepassing

niet van toepassing

Tributyltinverbindingen

X

36643-28-4

niet van toepassing

Tributyltinkation

X

(31)

12002-48-1

234-413-4

Trichloorbenzenen

 

(32)

67-66-3

200-663-8

Trichloormethaan (chloroform)

 

(33)

1582-09-8

216-428-8

Trifluraline

 


(1)  CAS: Chemical Abstract Services.

(2)  EU-nummer: European Inventory of Existing Commercial Chemical Substances: EINECS of de European List of Notified Chemical Substances: ELINCS.

(3)  Wanneer groepen stoffen zijn geselecteerd, zijn typische voorbeelden daarvan als indicatieve parameter vermeld (tussen haakjes en zonder nummer). Voor deze groepen stoffen moeten de indicatieve parameters worden bepaald door de analysemethoden.

(4)  Deze groepen stoffen omvatten meestal een groot aantal verschillende verbindingen. Adequate indicatieve parameters kunnen op dit moment niet worden vermeld.

(5)  Alleen pentabroomdifenylether (CAS-nummer 32534-81-9).

(6)  Fluoranteen is in de lijst opgenomen als indicator voor andere, gevaarlijker polyaromatische koolwaterstoffen.”


BIJLAGE III

STOFFEN DIE DIENEN TE WORDEN GEËVALUEERD MET HET OOG OP DE MOGELIJKE IDENTIFICATIE ERVAN ALS PRIORITAIRE STOF OF PRIORITAIRE GEVAARLIJKE STOF

CAS-nummer

EU-nummer

Naam van de stof

1066-51-9

AMPA

25057-89-0

246-585-8

Bentazon

80-05-7

 

Bisfenol-A

115-32-2

204-082-0

Dicofol

60-00-4

200-449-4

EDTA

57-12-5

 

Vrije cyanide

1071-83-6

213-997-4

Glyfosaat

7085-19-0

230-386-8

Mecoprop (MCPP)

81-15-2

201-329-4

Musk xyleen

1763-23-1

 

Perfluoroctaan sulfonaat (PFOS)

124495-18-7

Quinoxyfeen (5,7-dichloro-4-(p-fluorofenoxy)quinoline)

Dioxinen

PCB


Top