EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 16.7.2021
COM(2021) 388 final
BIJLAGE
bij het
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD
met betrekking tot de toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen in burgerlijke of handelszaken
{SEC(2021) 279 final} - {SWD(2021) 192 final} - {SWD(2021) 193 final}
VERDRAG BETREFFENDE DE ERKENNING EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BUITENLANDSE BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE OF HANDELSZAKEN
De verdragsluitende partijen bij dit verdrag,
Geleid door de wens de daadwerkelijke toegang tot de rechter voor allen te bevorderen en op regels gebaseerde multilaterale handel en investeringen, alsmede mobiliteit, te vergemakkelijken door justitiële samenwerking,
Van mening dat die samenwerking kan worden versterkt door een uniform pakket basisregels tot stand te brengen inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen in burgerlijke of handelszaken, teneinde de daadwerkelijke erkenning en tenuitvoerlegging van dergelijke beslissingen te vergemakkelijken,
Ervan overtuigd dat voor deze versterkte justitiële samenwerking met name een internationale juridische regeling vereist is die meer voorspelbaarheid en zekerheid biedt met betrekking tot het wereldwijde verkeer van buitenlandse beslissingen, en die een aanvulling vormt op het Verdrag van 30 juni 2005 inzake bedingen van forumkeuze,
Hebben besloten daartoe dit verdrag te sluiten en hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen:
HOOFDSTUK I – TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Toepassingsgebied
1. Dit verdrag is van toepassing op de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke of handelszaken. Het heeft met name geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken of administratiefrechtelijke zaken.
2. Dit verdrag is van toepassing op de erkenning en tenuitvoerlegging in een verdragsluitende staat van een beslissing die is gegeven door een gerecht van een andere verdragsluitende staat.
Artikel 2
Uitsluitingen van het toepassingsgebied
1. Dit verdrag is niet van toepassing op de volgende aangelegenheden:
a) de staat en de bevoegdheid van natuurlijke personen;
b) onderhoudsverplichtingen;
c) andere familierechtelijke aangelegenheden, waaronder huwelijksvermogensregimes en andere rechten of verplichtingen die uit het huwelijk of soortgelijke betrekkingen voortvloeien;
d) testamenten en erfopvolging;
e) insolventie, gerechtelijk akkoorden, afwikkeling van financiële instellingen, en soortgelijke aangelegenheden;
f) het vervoer van passagiers en goederen;
g) grensoverschrijdende verontreiniging van de zee, verontreiniging van de zee in gebieden die buiten de nationale jurisdictie vallen, verontreiniging van de zee vanaf schepen, beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen en averij-grosse;
h) aansprakelijkheid voor kernschade;
i) de geldigheid, de nietigheid of de ontbinding van rechtspersonen of verenigingen van natuurlijke of rechtspersonen, en de geldigheid van beslissingen van de organen ervan;
j) de geldigheid van inschrijvingen in openbare registers;
k) smaad;
l) de persoonlijke levenssfeer;
m) intellectuele eigendom;
n) handelingen van strijdkrachten, met inbegrip van de handelingen van hun personeel bij de uitoefening van hun officiële taken;
o) rechtshandhavingsactiviteiten, met inbegrip van de activiteiten van rechtshandhavingspersoneel bij de uitoefening van hun officiële taken;
p) antitrustzaken (mededinging), behalve wanneer de beslissing gegrond is op een handelwijze die een mededingingsbeperkende overeenkomst of een onderling afgestemde feitelijke gedraging tussen daadwerkelijke of potentiële concurrenten vormt, bestaande in het bepalen van prijzen, het indienen van vervalste offertes, het opleggen van productiebeperkingen of -quota, dan wel het verdelen van markten door de toewijzing van klanten, leveranciers, gebieden of handelslijnen, en wanneer die handelwijze en de gevolgen ervan zich hebben voorgedaan in de staat van herkomst;
q) herstructurering van staatsschulden door middel van unilaterale overheidsmaatregelen.
2. Een beslissing is niet uitgesloten van het toepassingsgebied van dit verdrag wanneer een aangelegenheid waarop dit verdrag niet van toepassing is, louter als voorvraag opkwam in de procedure en niet als onderwerp van de procedure. In het bijzonder sluit het enkele feit dat een dergelijke aangelegenheid bij wijze van verweer werd aangevoerd, een beslissing niet uit van het toepassingsgebied van het verdrag indien die aangelegenheid geen onderwerp van de procedure was.
3. Dit verdrag is niet van toepassing op arbitrage en de daarop betrekking hebbende procedures.
4. Een beslissing wordt niet van het toepassingsgebied van dit verdrag uitgesloten op grond van het enkele feit dat een staat, met inbegrip van een regering, een overheidsinstantie of een voor een staat optredende persoon, partij was bij de procedure.
5. Dit verdrag laat onverlet de voorrechten en immuniteiten van staten of van internationale organisaties, ten aanzien van henzelf of van hun goederen.
Artikel 3
Definities
1. In dit verdrag wordt verstaan onder:
a) “verweerder”: een persoon tegen wie de vordering of tegenvordering in de staat van herkomst is ingesteld;
b) “beslissing”: een beslissing ten gronde van een gerecht, ongeacht de daaraan gegeven benaming, met inbegrip van een beschikking of een bevel, en een vaststelling van de gerechtskosten door het gerecht (met inbegrip van een functionaris van het gerecht), mits de vaststelling betrekking heeft op een beslissing ten gronde die ingevolge dit verdrag kan worden erkend of ten uitvoer kan worden gelegd. Een voorlopige of bewarende maatregel is geen beslissing.
2. Een entiteit of persoon, niet zijnde een natuurlijke persoon, wordt geacht zijn of haar gewone verblijfplaats te hebben in de staat:
a) waar zijn of haar statutaire zetel is gevestigd;
b) volgens het recht waarvan hij of zij is opgericht;
c) waar zijn of haar hoofdbestuur is gevestigd, of
d) waar zijn of haar hoofdvestiging zich bevindt.
HOOFDSTUK II – ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING
Artikel 4
Algemene bepalingen
1. Een door een gerecht van een verdragsluitende staat (staat van herkomst) gegeven beslissing wordt in een andere verdragsluitende staat (aangezochte staat) erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk. De erkenning of de tenuitvoerlegging kan uitsluitend worden geweigerd op de in dit verdrag vermelde gronden.
2. In de aangezochte staat wordt de juistheid van de beslissing niet onderzocht. Een dergelijke toetsing kan alleen plaatsvinden indien ze nodig is voor de toepassing van dit verdrag.
3. Een beslissing wordt alleen erkend indien zij rechtsgevolg heeft in de staat van herkomst, en wordt uitsluitend ten uitvoer gelegd indien zij uitvoerbaar is in de staat van herkomst.
4. De erkenning of de tenuitvoerlegging kan worden opgeschort of geweigerd indien tegen de in lid 3 bedoelde beslissing in de staat van herkomst een rechtsmiddel is ingesteld of indien de termijn voor het instellen van een gewoon rechtsmiddel nog niet is verstreken. Een zodanige weigering vormt geen belemmering voor een hernieuwd verzoek om erkenning of tenuitvoerlegging van de beslissing.
Artikel 5
Gronden voor erkenning en tenuitvoerlegging
1. Een beslissing komt voor erkenning en tenuitvoerlegging in aanmerking wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de persoon tegen wie erkenning of tenuitvoerlegging wordt gevraagd, had zijn gewone verblijfplaats in de staat van herkomst op het tijdstip waarop die persoon partij werd in de procedure voor het gerecht van herkomst;
b) de natuurlijke persoon tegen wie erkenning of tenuitvoerlegging wordt gevraagd, had zijn hoofdvestiging in de staat van herkomst op het tijdstip waarop die persoon partij werd in de procedure voor het gerecht van herkomst en de vordering die aan de beslissing ten grondslag ligt, vloeide voort uit de activiteiten van die vestiging;
c) de persoon tegen wie erkenning of tenuitvoerlegging wordt gevraagd, is de persoon die de vordering, niet zijnde een tegenvordering, die aan de beslissing ten grondslag ligt, heeft ingesteld;
d) de verweerder had in de staat van herkomst een filiaal, agentschap of andere vestiging zonder eigen rechtspersoonlijkheid op het tijdstip waarop die persoon partij werd in de procedure voor het gerecht van herkomst, en de vordering die aan de beslissing ten grondslag ligt, vloeide voort uit de activiteiten van dat filiaal, dat agentschap of die vestiging;
e) de verweerder heeft tijdens de procedure waarin de beslissing is gegeven, uitdrukkelijk ingestemd met de bevoegdheid van het gerecht van herkomst;
f) de verweerder heeft voor het gerecht van herkomst zijn argumenten ten gronde aangevoerd zonder de bevoegdheid te betwisten binnen de termijn die in het recht van de staat van herkomst is vastgesteld, tenzij het duidelijk is dat een betwisting van de bevoegdheid of van de uitoefening van de bevoegdheid volgens dat recht niet zou hebben kunnen slagen;
g) de beslissing heeft betrekking op een verbintenis uit overeenkomst en is gegeven door een gerecht van de staat waar die verbintenis is nagekomen of had moeten worden nagekomen, overeenkomstig
i) de overeenstemming tussen de partijen, of
ii) het recht dat op de overeenkomst van toepassing is, bij gebreke van een overeengekomen plaats van uitvoering,
tenzij de activiteiten van de verweerder in verband met de transactie duidelijk geen doelbewuste en wezenlijke band hadden met die staat;
h) de beslissing heeft betrekking op de huur van een onroerend goed en is gegeven door een gerecht van de staat waar het onroerend goed is gelegen;
i) de tegen de verweerder gegeven beslissing heeft betrekking op een verbintenis uit overeenkomst die gewaarborgd is door een zakelijk recht op een in de staat van herkomst gelegen onroerend goed, indien de vordering uit overeenkomst samen met een vordering uit hoofde van dat zakelijk recht is ingesteld tegen dezelfde verweerder;
j) de beslissing heeft betrekking op een niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit overlijden, lichamelijk letsel, beschadiging of verlies van lichamelijke zaken en het handelen of nalaten dat de schade rechtstreeks heeft veroorzaakt, heeft zich voorgedaan in de staat van herkomst, ongeacht waar die schade is ingetreden;
k) de beslissing heeft betrekking op de geldigheid, de uitlegging, de gevolgen, het bestuur of de wijziging van een trust die vrijwillig is ingesteld en waarvan het bewijs schriftelijk is geleverd, en
i) op het tijdstip waarop de procedure werd ingesteld, was de staat van herkomst in de trustakte aangewezen als een staat voor de gerechten waarvan geschillen over dergelijke aangelegenheden moeten worden beslecht, of
ii) op het tijdstip waarop de procedure werd ingesteld, was de staat van herkomst in de trustakte uitdrukkelijk of impliciet aangewezen als de staat waar het hoofdbestuur van de trust is gevestigd.
Deze alinea is alleen van toepassing op beslissingen over de interne aspecten van een trust tussen personen die deel uitmaken of uitmaakten van de trustrelatie;
l) de beslissing heeft betrekking op een tegenvordering:
i) voor zover die beslissing ten gunste was van de partij die de tegenvordering heeft ingesteld, mits de tegenvordering uit dezelfde transactie of dezelfde gebeurtenis voortvloeide als de vordering, of
ii) voor zover die beslissing ten nadele was van de partij die de tegenvordering heeft ingesteld, tenzij het recht van de staat van herkomst vereiste dat de tegenvordering zou worden ingesteld om uitsluiting te voorkomen;
m) de beslissing is gegeven door een gerecht dat is aangewezen in een overeenkomst die is gesloten of vastgelegd in schriftelijke vorm of met behulp van enig ander communicatiemiddel waarmee informatie toegankelijk wordt gemaakt voor latere raadpleging, met uitzondering van een exclusief forumkeuzebeding.
Voor de toepassing van deze alinea wordt onder een “exclusief forumkeuzebeding” verstaan een tussen twee of meer partijen gesloten beding waarin, voor de kennisneming van geschillen die in verband met een bepaalde rechtsbetrekking zijn gerezen of zouden kunnen rijzen, de gerechten van een staat dan wel een of meer bepaalde gerechten van een staat worden aangewezen, met uitsluiting van de bevoegdheid van alle andere gerechten.
2. Indien de erkenning of de tenuitvoerlegging wordt gevraagd tegen een natuurlijke persoon die hoofdzakelijk optreedt voor zichzelf, voor zijn familie of zijn huishouden (een consument) in zaken die verband houden met een consumentenovereenkomst, of tegen een werknemer in zaken die verband houden met de arbeidsovereenkomst van de werknemer:
a) is lid 1, punt e), alleen van toepassing indien de instemming mondeling of schriftelijk ten overstaan van het gerecht is gegeven;
b) is lid 1, punt f), g) en m), niet van toepassing.
3. Lid 1 is niet van toepassing op een beslissing betreffende een huurovereenkomst voor een woning of betreffende de registratie van een onroerend goed. Een dergelijke beslissing komt slechts voor erkenning en tenuitvoerlegging in aanmerking indien zij is gegeven door een gerecht van de staat waar het betrokken onroerend goed is gelegen.
Artikel 6
Exclusieve grond voor erkenning en tenuitvoerlegging
Niettegenstaande artikel 5 wordt een beslissing over een zakelijk recht op een onroerend goed erkend en ten uitvoer gelegd indien en alleen indien het onroerend goed in de staat van herkomst is gelegen.
Artikel 7
Weigering van erkenning en tenuitvoerlegging
1. Erkenning of tenuitvoerlegging kan worden geweigerd indien:
a) het stuk waarmee de procedure is ingeleid of een gelijkwaardig stuk, met inbegrip van een uiteenzetting van de wezenlijke elementen van de vordering:
i) niet zo tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder is medegedeeld, tenzij de verweerder is verschenen en verweer heeft gevoerd zonder de mededeling bij het gerecht van herkomst te betwisten, mits het recht van de staat van herkomst het betwisten van de mededeling mogelijk maakt, of
ii) aan de verweerder in de aangezochte staat is medegedeeld op een wijze die onverenigbaar is met de grondbeginselen van de aangezochte staat inzake de betekening van stukken;
b) de beslissing is verkregen door bedrog;
c) erkenning of tenuitvoerlegging kennelijk onverenigbaar zou zijn met de openbare orde van de aangezochte staat, met inbegrip van situaties waarin de procedure die in het specifieke geval tot de beslissing heeft geleid, onverenigbaar was met de grondbeginselen van een eerlijk proces in die staat en situaties waarin de veiligheid of de soevereiniteit van die staat is geschonden;
d) de procedure voor het gerecht van herkomst in strijd was met een overeenkomst of met een aanwijzing in een trustakte, op grond waarvan het geschil moet worden beslecht door een gerecht van een andere staat dan de staat van herkomst;
e) de beslissing onverenigbaar is met een beslissing die door een gerecht van de aangezochte staat is gegeven in een geschil tussen dezelfde partijen, of
f) de beslissing onverenigbaar is met een eerdere beslissing die door een gerecht van een andere staat tussen dezelfde partijen is gegeven over hetzelfde onderwerp, mits de eerder gegeven beslissing voldoet aan de noodzakelijke voorwaarden voor de erkenning ervan in de aangezochte staat.
2. Erkenning of tenuitvoerlegging kan worden uitgesteld of geweigerd indien tussen dezelfde partijen een procedure over hetzelfde onderwerp aanhangig is bij een gerecht van de aangezochte staat, indien:
a) de zaak bij het gerecht van de aangezochte staat aanhangig is gemaakt voordat zij bij het gerecht van herkomst aanhangig werd gemaakt, en
b) er een nauwe band bestaat tussen het geschil en de aangezochte staat.
Een weigering op grond van dit lid vormt geen belemmering voor een hernieuwd verzoek om erkenning of tenuitvoerlegging van de beslissing.
Artikel 8
Voorvragen
1. Een beslissing over een voorvraag wordt niet erkend of ten uitvoer gelegd uit hoofde van dit verdrag indien de beslissing betrekking heeft op een aangelegenheid waarop dit verdrag niet van toepassing is of op een in artikel 6 bedoelde aangelegenheid waarover een gerecht van een andere staat dan de in dat artikel bedoelde staat uitspraak heeft gedaan.
2. Erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing kan worden geweigerd indien en voor zover de beslissing gegrond was op een uitspraak over een aangelegenheid waarop dit verdrag niet van toepassing is, dan wel op een uitspraak over een in artikel 6 bedoelde aangelegenheid waarover een gerecht van een andere staat dan de in dat artikel bedoelde staat uitspraak heeft gedaan.
Artikel 9
Deelbaarheid
Erkenning of tenuitvoerlegging van een scheidbaar deel van een beslissing wordt toegestaan wanneer om erkenning of tenuitvoerlegging van dat deel wordt verzocht of wanneer slechts een deel van de beslissing op grond van dit verdrag kan worden erkend of ten uitvoer kan worden gelegd.
Artikel 10
Schadevergoeding
1. De erkenning of de tenuitvoerlegging van een beslissing kan worden geweigerd indien en voor zover in de beslissing schadevergoeding wordt toegekend - met inbegrip van schadevergoeding bij wijze van voorbeeld of bij wijze van sanctie - waarbij een partij niet schadeloos wordt gesteld voor het feitelijk geleden verlies of de feitelijk geleden schade.
2. Het aangezochte gerecht houdt rekening met de vraag of en in welke mate de door het gerecht van herkomst toegekende schadevergoeding dient ter dekking van de kosten van de procedure.
Artikel 11
Gerechtelijke schikkingen
Gerechtelijke schikkingen die door een gerecht van een verdragsluitende staat zijn goedgekeurd, of die tijdens een procedure voor een gerecht van een verdragsluitende staat tot stand zijn gekomen, en die op dezelfde wijze uitvoerbaar zijn als een beslissing in de staat van herkomst, worden op grond van dit verdrag op dezelfde wijze ten uitvoer gelegd als een beslissing.
Artikel 12
Over te leggen stukken
1. De partij die om erkenning of tenuitvoerlegging verzoekt, dient de volgende stukken over te leggen:
a) een volledig en gewaarmerkt afschrift van de beslissing;
b) indien de beslissing bij verstek is gegeven, het origineel of een gewaarmerkt afschrift van een stuk waaruit blijkt dat het stuk waarbij de procedure is ingeleid of een gelijkwaardig stuk aan de partij die verstek heeft laten gaan, is medegedeeld;
c) elk stuk dat benodigd is om aan te tonen dat de beslissing rechtsgevolg heeft of, indien van toepassing, uitvoerbaar is in de staat van herkomst;
d) in het in artikel 11 bedoelde geval, een schriftelijke verklaring van een gerecht (met inbegrip van een functionaris van het gerecht) van de staat van herkomst, dat de gerechtelijke schikking of een deel daarvan in die staat op dezelfde wijze uitvoerbaar is als een beslissing.
2. Indien de inhoud van de beslissing het voor het aangezochte gerecht niet mogelijk maakt na te gaan of aan de voorwaarden van dit hoofdstuk is voldaan, kan dat gerecht elk benodigd stuk verlangen.
3. Een verzoek om erkenning of tenuitvoerlegging kan vergezeld gaan van een stuk betreffende de beslissing dat is afgegeven door een gerecht (met inbegrip van een functionaris van het gerecht) van de staat van herkomst, in een door de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht aanbevolen en gepubliceerde vorm.
4. Indien de in dit artikel bedoelde stukken niet in een officiële taal van de aangezochte staat zijn gesteld, dienen zij vergezeld te gaan van een gewaarmerkte vertaling in een officiële taal, tenzij in het recht van de aangezochte staat anders is bepaald.
Artikel 13
Procedure
1. De procedure voor de erkenning, de verklaring van uitvoerbaarheid of de registratie voor tenuitvoerlegging, en de tenuitvoerlegging van de beslissing worden beheerst door het recht van de aangezochte staat behoudens voor zover in dit verdrag anders is bepaald. Het gerecht van de aangezochte staat treedt voortvarend op.
2. Het gerecht van de aangezochte staat mag de erkenning of de tenuitvoerlegging van een beslissing uit hoofde van dit verdrag niet weigeren op grond van het feit dat er in een andere staat om erkenning of tenuitvoerlegging zou moeten worden verzocht.
Artikel 14
Kosten van de procedure
1. Van een partij die in een verdragsluitende staat verzoekt om de tenuitvoerlegging van een door een gerecht van een andere verdragsluitende staat gegeven beslissing, wordt geen zekerheid, borg of pand, onder welke benaming ook, verlangd op grond van het enkele feit dat die partij een buitenlander is of haar woon- of verblijfplaats niet heeft in de staat waar om tenuitvoerlegging is verzocht.
2. Een bevel tot betaling van de kosten van de procedure dat in een verdragsluitende staat is gegeven tegen eenieder die op grond van lid 1 of van het recht van de staat waar de procedure is ingesteld, is vrijgesteld van zekerheid-, borg- of pandstelling, wordt op verzoek van de begunstigde van het bevel in elke andere verdragsluitende staat uitvoerbaar verklaard.
3. Een staat kan verklaren dat hij lid 1 niet zal toepassen of in een verklaring aanwijzen welke van zijn gerechten lid 1 niet zullen toepassen.
Artikel 15
Erkenning en tenuitvoerlegging krachtens nationaal recht
Met inachtneming van artikel 6 staat dit verdrag niet in de weg aan de erkenning of de tenuitvoerlegging van beslissingen krachtens nationaal recht.
HOOFDSTUK III - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 16
Overgangsbepaling
Dit verdrag is van toepassing op de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen indien, op het tijdstip waarop de procedure in de staat van herkomst werd ingesteld, het verdrag tussen die staat en de aangezochte staat werking had.
Artikel 17
Verklaringen ter beperking van de erkenning en de tenuitvoerlegging
Een staat kan verklaren dat zijn gerechten kunnen weigeren een door een gerecht van een andere verdragsluitende staat gegeven beslissing te erkennen of ten uitvoer te leggen indien de partijen in de aangezochte staat hun verblijfplaats hadden en de betrekkingen tussen de partijen en alle andere voor het geschil ter zake doende elementen, behoudens de plaats van het gerecht van herkomst, uitsluitend met de aangezochte staat verbonden waren.
Artikel 18
Verklaringen ten aanzien van specifieke aangelegenheden
1. Wanneer een staat er groot belang bij heeft dit verdrag niet op een bijzondere aangelegenheid toe te passen, kan die staat verklaren het verdrag niet te zullen toepassen op die aangelegenheid. De staat die een dergelijke verklaring aflegt, ziet erop toe dat deze verklaring niet ruimer is dan nodig en dat de bijzondere aangelegenheid die wordt uitgesloten, duidelijk en nauwkeurig wordt omschreven.
2. Ten aanzien van die aangelegenheid is het verdrag niet van toepassing:
a) in de verdragsluitende staat die de verklaring heeft afgelegd;
b) in andere verdragsluitende staten, wanneer wordt verzocht om erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing van een gerecht van een verdragsluitende staat die de verklaring heeft afgelegd.
Artikel 19
Verklaringen met betrekking tot beslissingen betreffende een staat
1. Een staat kan verklaren dat hij dit verdrag niet zal toepassen op beslissingen die voortvloeien uit procedures waaraan als partij wordt deelgenomen door:
a) die staat of een natuurlijke persoon die namens die staat optreedt, of
b) een overheidsinstantie van die staat, of een natuurlijke persoon die namens die overheidsinstantie optreedt.
De staat die een dergelijke verklaring aflegt, ziet erop toe dat deze verklaring niet ruimer is dan nodig en dat de uitsluiting van het toepassingsgebied duidelijk en nauwkeurig wordt omschreven. In de verklaring mag geen onderscheid worden gemaakt tussen beslissingen waarbij de staat, een overheidsinstantie van die staat of een natuurlijke persoon die namens een van hen optreedt, als verweerder of eiser optreedt in de procedure voor het gerecht van herkomst.
2. Erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing van een gerecht van een staat die een verklaring in de zin van lid 1 heeft afgelegd, kan worden geweigerd indien de beslissing voortvloeide uit een procedure waarbij de staat die de verklaring heeft afgelegd of de aangezochte staat, een van hun overheidsinstanties of een natuurlijke persoon die namens een van hen optreedt partij is, binnen de grenzen die in de verklaring zijn aangegeven.
Artikel 20
Uniforme uitlegging
Bij de uitlegging van dit verdrag dient rekening te worden gehouden met het internationale karakter ervan alsmede met de noodzaak de uniforme toepassing ervan te bevorderen.
Artikel 21
Toetsing van de werking van het verdrag
De secretaris-generaal van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht treft op gezette tijden regelingen om de werking van dit verdrag, met inbegrip van eventuele verklaringen, te evalueren en brengt verslag uit aan de Raad voor algemene zaken en beleid.
Artikel 22
Niet-geünificeerde rechtsstelsels
1. Ten aanzien van een verdragsluitende staat die op het gebied van enige bij dit verdrag geregelde aangelegenheid twee of meer rechtsstelsels heeft die binnen verschillende territoriale eenheden van toepassing zijn:
a) wordt een verwijzing naar het recht of de procedure van een staat in voorkomend geval uitgelegd als een verwijzing naar het in de desbetreffende territoriale eenheid geldende recht of de daar geldende procedure;
b) wordt een verwijzing naar het gerecht of de gerechten van een staat in voorkomend geval uitgelegd als een verwijzing naar het gerecht of de gerechten in de desbetreffende territoriale eenheid;
c) wordt een verwijzing naar een band met een staat in voorkomend geval uitgelegd als een verwijzing naar een band met de desbetreffende territoriale eenheid;
d) wordt een verwijzing naar een aanknopingspunt met betrekking tot een staat in voorkomend geval uitgelegd als een verwijzing naar dat aanknopingspunt met betrekking tot de desbetreffende territoriale eenheid.
2. Niettegenstaande lid 1 is een verdragsluitende staat met twee of meer territoriale eenheden waarin verschillende rechtsstelsels gelden, niet gehouden dit verdrag toe te passen op gevallen waarbij uitsluitend die verschillende territoriale eenheden betrokken zijn.
3. Een gerecht in een territoriale eenheid van een verdragsluitende staat met twee of meer territoriale eenheden waarin verschillende rechtsstelsels gelden, is niet gehouden een beslissing van een andere verdragsluitende staat te erkennen of ten uitvoer te leggen uitsluitend omdat de beslissing op grond van dit verdrag in een andere territoriale eenheid van dezelfde verdragsluitende staat is erkend of ten uitvoer gelegd.
4. Dit artikel is niet van toepassing op regionale organisaties voor economische integratie.
Artikel 23
Verhouding tot andere internationale instrumenten
1. Dit verdrag dient op zodanige wijze te worden uitgelegd dat het voor zover mogelijk verenigbaar is met andere voor de verdragsluitende staten van kracht zijnde overeenkomsten, ongeacht of deze vóór of na dit verdrag zijn gesloten.
2. Dit verdrag laat onverlet de toepassing door een verdragsluitende staat van een overeenkomst die vóór dit verdrag is gesloten.
3. Dit verdrag laat onverlet de toepassing door een verdragsluitende staat van een overeenkomst die na dit verdrag is gesloten met betrekking tot de erkenning of de tenuitvoerlegging van een beslissing die is gegeven door een gerecht van een verdragsluitende staat die eveneens partij bij die overeenkomst is. Niets in de andere overeenkomst doet afbreuk aan de verplichtingen uit hoofde van artikel 6 jegens verdragsluitende staten die geen partij zijn bij die overeenkomst.
4. Dit verdrag laat onverlet de toepassing van de regels van een regionale organisatie voor economische integratie die partij is bij dit verdrag met betrekking tot de erkenning of de tenuitvoerlegging van een beslissing die is gegeven door een gerecht van een verdragsluitende staat die tevens een lidstaat is van die regionale organisatie voor economische integratie, wanneer:
a) de regels zijn vastgesteld vóór de sluiting van dit verdrag, of
b) de regels zijn vastgesteld na de sluiting van dit verdrag, voor zover zij geen afbreuk doen aan de verplichtingen uit hoofde van artikel 6 jegens verdragsluitende staten die geen lidstaat zijn van de regionale organisatie voor economische integratie.
HOOFDSTUK IV – SLOTBEPALINGEN
Artikel 24
Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding
1. Dit verdrag staat open voor ondertekening door alle staten.
2. Dit verdrag dient door de ondertekenende staten te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd.
3. Dit verdrag staat open voor toetreding door alle staten.
4. De akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding worden nedergelegd bij het ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden, depositaris van het verdrag.
Artikel 25
Verklaringen met betrekking tot niet-geünificeerde rechtsstelsels
1. Indien een staat twee of meer territoriale eenheden heeft waarin verschillende rechtsstelsels gelden met betrekking tot in dit verdrag geregelde aangelegenheden, kan hij verklaren dat dit verdrag op al deze territoriale eenheden of slechts op één of meer daarvan van toepassing is. In een dergelijke verklaring worden de territoriale eenheden waarop dit verdrag van toepassing is, uitdrukkelijk genoemd.
2. Indien een staat geen verklaring aflegt krachtens dit artikel, is het verdrag van toepassing op alle territoriale eenheden van die staat.
3. Dit artikel is niet van toepassing op regionale organisaties voor economische integratie.
Artikel 26
Regionale organisaties voor economische integratie
1. Een regionale organisatie voor economische integratie die uitsluitend is samengesteld uit soevereine staten en die bevoegd is ter zake van sommige of alle aangelegenheden die in dit verdrag worden geregeld, kan dit verdrag ondertekenen, aanvaarden, goedkeuren of ertoe toetreden. De regionale organisatie voor economische integratie heeft in dat geval de rechten en verplichtingen van een verdragsluitende staat voor zover de organisatie bevoegd is ter zake van de aangelegenheden die in dit verdrag worden geregeld.
2. De regionale organisatie voor economische integratie doet, op het tijdstip van ondertekening, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, de depositaris schriftelijk mededeling van de in dit verdrag geregelde aangelegenheden ter zake waarvan de bevoegdheid door haar lidstaten aan die organisatie is overgedragen. De organisatie doet de depositaris onverwijld mededeling van wijzigingen van haar bevoegdheid als vermeld in de meest recente mededeling uit hoofde van dit lid.
3. Ten behoeve van de inwerkingtreding van dit verdrag telt een akte die wordt nedergelegd door een regionale organisatie voor economische integratie niet mee, tenzij de regionale organisatie voor economische integratie conform artikel 27, lid 1, verklaart dat haar lidstaten geen partij bij dit verdrag zullen zijn.
4. Alle verwijzingen naar een “verdragsluitende staat” of een “staat” in dit verdrag zijn in voorkomend geval eveneens van toepassing op een regionale organisatie voor economische integratie.
Artikel 27
Een regionale organisatie voor economische integratie als verdragsluitende partij zonder haar lidstaten
1. Op het tijdstip van ondertekening, aanvaarding of goedkeuring van dit verdrag of van toetreding ertoe kan een regionale organisatie voor economische integratie verklaren dat zij de bevoegdheid uitoefent ter zake van alle aangelegenheden die in dit verdrag worden geregeld en dat haar lidstaten geen partij bij dit verdrag zullen zijn, maar gebonden zullen zijn door ondertekening, aanvaarding, goedkeuring of toetreding door de organisatie.
2. Ingeval een regionale organisatie voor economische integratie een verklaring in de zin van lid 1 heeft afgelegd, zijn alle verwijzingen naar een “verdragsluitende staat” of “staat” in dit verdrag in voorkomend geval eveneens van toepassing op de lidstaten van de organisatie.
Artikel 28
Inwerkingtreding
1. Dit verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van de periode gedurende welke overeenkomstig artikel 29, lid 2, een kennisgeving kan worden gedaan ten aanzien van de tweede staat die zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding als bedoeld in artikel 24 heeft nedergelegd.
2. Vervolgens treedt dit verdrag in werking:
a) voor elke staat die dit verdrag later bekrachtigt, aanvaardt, goedkeurt of ertoe toetreedt, op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van de periode gedurende welke overeenkomstig artikel 29, lid 2, kennisgevingen met betrekking tot die staat kunnen worden gedaan;
b) voor een territoriale eenheid waartoe dit verdrag overeenkomstig artikel 25 is uitgebreid nadat het verdrag in werking is getreden voor de staat die de verklaring aflegt, op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de in dat artikel bedoelde verklaring.
Artikel 29
Totstandbrenging van betrekkingen krachtens het verdrag
1. Dit verdrag heeft slechts werking tussen twee verdragsluitende staten indien geen van beide de depositaris een kennisgeving betreffende de andere heeft toegezonden overeenkomstig lid 2 of lid 3. Bij gebreke van een dergelijke kennisgeving heeft het verdrag werking tussen twee verdragsluitende staten vanaf de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van de periode gedurende welke kennisgevingen kunnen worden gedaan.
2. Een verdragsluitende staat kan binnen twaalf maanden na de in artikel 32, punt a), bedoelde kennisgeving door de depositaris, aan de depositaris ter kennis brengen dat de bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding van een andere staat niet tot gevolg zal hebben dat tussen deze twee staten betrekkingen krachtens dit verdrag tot stand worden gebracht.
3. Een staat kan bij de nederlegging van zijn akte overeenkomstig artikel 24, lid 4, aan de depositaris ter kennis brengen dat zijn bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding niet tot gevolg zal hebben dat met een verdragsluitende staat betrekkingen krachtens dit verdrag tot stand worden gebracht.
4. Een verdragsluitende staat kan te allen tijde een kennisgeving die hij krachtens lid 2 of lid 3 heeft gedaan, intrekken. Deze intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een termijn van drie maanden na de datum van kennisgeving.
Artikel 30
Verklaringen
1. De in de artikelen 14, 17, 18, 19 en 25 bedoelde verklaringen kunnen worden afgelegd bij de ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding of op enig tijdstip daarna, en kunnen te allen tijde worden gewijzigd of ingetrokken.
2. Van verklaringen, wijzigingen en intrekkingen wordt aan de depositaris mededeling gedaan.
3. Een verklaring die is afgelegd op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding wordt van kracht op het tijdstip waarop het verdrag voor de betrokken staat in werking treedt.
4. Een op een later tijdstip afgelegde verklaring en elke wijziging of intrekking van een verklaring worden van kracht op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een termijn van drie maanden na de datum waarop de kennisgeving door de depositaris is ontvangen.
5. Een op een later tijdstip afgelegde verklaring en elke wijziging of intrekking van een verklaring zijn niet van toepassing op beslissingen die voortvloeien uit procedures die op het tijdstip waarop de verklaring van kracht wordt reeds bij het gerecht van herkomst zijn ingesteld.
Artikel 31
Opzegging
1. Een verdragsluitende staat kan bij schriftelijke kennisgeving aan de depositaris dit verdrag opzeggen. De opzegging kan worden beperkt tot bepaalde territoriale eenheden van een niet-geünificeerd rechtsstelsel waarop dit verdrag van toepassing is.
2. De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een termijn van twaalf maanden na de datum waarop de kennisgeving door de depositaris is ontvangen. Wanneer in de kennisgeving een langere opzegtermijn is aangegeven, wordt de opzegging van kracht na het verstrijken van deze langere termijn na de datum waarop de kennisgeving door de depositaris is ontvangen.
Artikel 32
Kennisgevingen door de depositaris
De depositaris geeft de leden van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht en andere staten en regionale organisaties voor economische integratie die conform de artikelen 24, 26 en 27 zijn overgegaan tot ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van dit verdrag of tot toetreding ertoe, kennis van het volgende:
a) de ondertekeningen, bekrachtigingen, aanvaardingen, goedkeuringen en toetredingen als bedoeld in de artikelen 24, 26 en 27;
b) de datum waarop dit verdrag in werking treedt overeenkomstig artikel 28;
c) de kennisgevingen, verklaringen, wijzigingen en intrekkingen als bedoeld in de artikelen 26, 27, 29 en 30, en
d) de opzeggingen als bedoeld in artikel 31.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit verdrag hebben ondertekend.
Gedaan te Den Haag, op 2 juli 2019, in de Engelse en Franse taal, welke beide teksten gelijkelijk authentiek zijn, in een enkel exemplaar dat zal worden nedergelegd in het archief van de regering van het Koninkrijk der Nederlanden, en waarvan een gewaarmerkt afschrift langs diplomatieke weg zal worden toegezonden aan elk van de leden van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht op het tijdstip van haar tweeëntwintigste zitting alsmede aan alle andere staten die aan die zitting hebben deelgenomen.