EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021PC0388

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD met betrekking tot de toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen in burgerlijke of handelszaken

COM/2021/388 final

Brussel, 16.7.2021

COM(2021) 388 final

2021/0208(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

met betrekking tot de toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen in burgerlijke of handelszaken

{SEC(2021) 279 final} - {SWD(2021) 192 final} - {SWD(2021) 193 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Momenteel hebben EU-burgers en -bedrijven die een in de EU gegeven beslissing willen laten erkennen en ten uitvoer leggen in een niet-EU-land, te maken met een versnipperd juridisch landschap omdat er tot dusver geen alomvattend internationaal kader bestaat voor de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Dit betekent dat schuldeisers hun weg moeten zoeken in een labyrint van nationale wetten van niet-EU-landen inzake de aanvaarding van buitenlandse beslissingen, en bilaterale, regionale en multilaterale verdragen. Wie een internationaal geschil aanhangig maakt en de beslissing uitgevoerd wil zien, zal dan ook bereid moeten zijn om tijd en geld te investeren en, in veel gevallen, externe experts in te schakelen om een doortimmerde processtrategie voor te bereiden. Deze complexiteit, alsook de daarmee gepaard gaande kosten en rechtsonzekerheid, kunnen voor bedrijven en burgers een reden zijn om in plaats van een gerechtelijke procedure een andere vorm van geschillenbeslechting te kiezen, afstand doen van hun vorderingen of helemaal geen internationale transacties aan te gaan. Dit kan op zijn beurt een negatief effect hebben op de bereidheid van EU-bedrijven en -burgers om deel te nemen aan internationale handels- en investeringsactiviteiten. Bovendien vormt de onzekerheid over de tenuitvoerlegging van in de EU gegeven beslissingen in derde landen een belemmering voor het recht op toegang tot de rechter van EU-bedrijven en -burgers.

Door de groei van de internationale handels- en investeringsstromen nemen deze juridische risico’s voor EU-bedrijven en -burgers nog toe, maar deze situatie kan worden aangepakt door middel van een voorspelbaar systeem van grensoverschrijdende erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke of handelszaken. Tot voor kort was de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen in burgerlijke en handelszaken op internationaal niveau echter niet volledig gereglementeerd, ook al bestaan er enkele bilaterale of multilaterale overeenkomsten met een beperkt toepassingsgebied. In juli 2019 kwam er verandering in deze situatie, met de goedkeuring van het Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen in burgerlijke of handelszaken (“het Verdrag betreffende beslissingen”) 1 .

Het Verdrag betreffende beslissingen, dat is aangenomen onder auspiciën van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, kan leiden tot een verbetering van het huidige systeem met betrekking tot het verkeer van buitenlandse beslissingen. Het verdrag beoogt de daadwerkelijke toegang tot de rechter voor allen te bevorderen en op regels gebaseerde multilaterale handel en investeringen, alsmede mobiliteit, te vergemakkelijken door justitiële samenwerking 2 .

De EU is altijd voorstander geweest van de totstandbrenging van een multilateraal systeem voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke of handelszaken en was derhalve actief bij de onderhandelingen over het verdrag betrokken met het oog op mogelijke toetreding tot dit internationale stelsel. De Europese Commissie heeft de belangen van de Unie tijdens de onderhandelingen bij de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht vertegenwoordigd op basis van het mandaat dat ze daartoe in mei 2016 van de Raad had ontvangen 3 .

De onderhandelingen over het Verdrag betreffende beslissingen zijn in juli 2019 met succes afgerond en het verdrag staat momenteel open voor ondertekening, ratificatie of toetreding. Als de Europese Unie, zoals de Commissie voorstelt, toetreedt tot het Verdrag betreffende beslissingen, zou het verdrag van toepassing zijn op de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen van de EU-lidstaten in de andere verdragsluitende staten en omgekeerd.

Dit voorstel is in overeenstemming met de doelstellingen van de Commissie zoals uiteengezet in de politieke beleidslijnen voor de Europese Commissie (2019-2024) 4 , met name in verband met de prioriteit “Een nieuwe impuls voor de Europese democratie” 5 . Het is in overeenstemming met het streven van de Unie naar multilateralisme in de internationale betrekkingen en zal andere landen en handelspartners van de EU waarschijnlijk aanmoedigen zich bij het Verdrag betreffende beslissingen aan te sluiten. De toetreding van de EU tot een multilateraal verdrag betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken zou ook in overeenstemming zijn met het beleid van de Unie voor meer groei in internationale handel en buitenlandse investeringen en voor meer mobiliteit van burgers over de hele wereld.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De EU beschikt over een goed ontwikkeld systeem 6 voor wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken tussen de lidstaten. Dit systeem is opgezet als noodzakelijke aanvulling op de eengemaakte markt van de EU. De Brussel I bis-verordening 7 is echter niet van toepassing op de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen die in derde landen zijn gegeven.

Op internationaal niveau heeft de EU een internationaal verdrag gesloten met de EER-staten en Zwitserland (het Verdrag van Lugano van 2007 8 ). Bovendien heeft een eerste poging om een multilateraal kader voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen tot stand te brengen, geleid tot de sluiting van het Forumkeuzeverdrag van 2005 9 . Dit verdrag waarborgt de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in gevallen waarin de partijen overeenstemming hebben bereikt over het gerecht dat exclusief bevoegd is voor de behandeling van hun geschil. De Unie heeft dit verdrag in 2015 geratificeerd, wat betekent dat het nu deel uitmaakt van het acquis van de Unie.

Afgezien van het Forumkeuzeverdrag van 2005, dat slechts een beperkt toepassingsgebied heeft, bestaat er geen mondiaal multilateraal kader inzake het verkeer van beslissingen.

Het Verdrag betreffende beslissingen zou dus een aanvulling vormen op het bestaande rechtskader in de Unie, waardoor het verkeer van buitenlandse beslissingen ook buiten het bestaande systeem dat van toepassing is tussen de EU en de EER-staten en Zwitserland, zou worden gewaarborgd.

Indien er geen verklaring wordt afgelegd, zou het interne acquis van de EU niet worden gewijzigd door het verdrag, omdat de twee instrumenten in verschillende contexten van toepassing zijn 10 . De Brussel I bis-verordening is van toepassing is op de erkenning en tenuitvoerlegging van binnen de EU-gegeven beslissingen, terwijl het verdrag van toepassing zou zijn op beslissingen die worden gegeven in derde landen. Er is echter een verklaring nodig om ervoor te zorgen dat de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Brussel I bis-verordening niet wordt beïnvloed door de toetreding tot het verdrag. Meer in het bijzonder kent de Brussel I bis-verordening in zaken betreffende commerciële huur, verhuur, pacht en verpachting de exclusieve bevoegdheid toe aan de gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is. Het Verdrag betreffende beslissingen maakt geen gewag van dergelijke exclusieve bevoegdheidsregels voor commerciële huur, verhuur, pacht en verpachting. Dit betekent dat de lidstaten op grond van het verdrag verplicht zouden zijn om beslissingen van derde landen over commerciële huurovereenkomsten inzake op hun grondgebied gelegen onroerend goed te erkennen en ten uitvoer te leggen. Dit zou in strijd zijn met de beleidsdoelstelling van de Brussel I bis-verordening om in geschillen over in de EU gelegen onroerend goed exclusieve bevoegdheid toe te kennen aan gerechten in de EU.

Daarom zou bij de toetreding een gerichte verklaring moeten worden afgelegd waarbij de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake commerciële huur, verhuur, pacht of verpachting van in de EU gelegen onroerend goed worden uitgesloten. Deze beperkte verklaring garandeert coherentie tussen het verdrag en het EU-acquis, zonder dat de volledige verwezenlijking van alle beleidsdoelstellingen van dit voorstel erdoor wordt verhinderd.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het Verdrag betreffende beslissingen is het resultaat van een geleidelijk proces om het verkeer van beslissingen wereldwijd te vergemakkelijken. Het bouwt voort op het Forumkeuzeverdrag van 2005, met als doel de werkingssfeer van beslissingen die het voorwerp kunnen uitmaken van verkeer tussen staten, uit te breiden. De onder auspiciën van de Haagse Conferentie aangenomen verdragen beogen dit te doen zonder te raken aan bestaande bilaterale verdragen of aan gespecialiseerde verdragen op bepaalde gebieden zoals maritieme of vervoersaangelegenheden.

Door de rechtszekerheid te vergroten en zowel de kosten als de duur van procedures in verband met internationale rechtszaken te beperken, kan het Verdrag betreffende beslissingen EU-bedrijven en -burgers stimuleren om om internationale transacties aan te gaan, met een toename van het volume van grensoverschrijdende handel en investeringen tot gevolg.

Tot slot is toetreding tot het Verdrag inzake beslissingen in overeenstemming met het streven van de Unie naar multilateralisme en een op regels gebaseerde wereldorde.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De bevoegdheid van de Unie om kwesties inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen in burgerlijke en handelszaken te regelen, is gebaseerd op artikel 81, lid 2, punt a), VWEU.

Op grond van artikel 3, lid 2, VWEU is de Unie exclusief bevoegd een internationale overeenkomst te sluiten indien die sluiting gevolgen kan hebben voor gemeenschappelijke regels van de EU of de strekking daarvan kan wijzigen. Als gevolg van de vaststelling van de Brussel I-verordening heeft de Unie deze exclusieve externe bevoegdheid verworven voor het regelen van kwesties betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen van derde landen in burgerlijke en handelszaken 11 .

Het Verdrag betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen valt dus onder deze exclusieve externe bevoegdheid van de Unie. De Unie kan tot het verdrag toetreden op grond van artikel 81, lid 2, punt a), en artikel 218, lid 6, punt a), VWEU.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Niet van toepassing.

Evenredigheid

Dit voorstel heeft tot doel de toegang tot de rechter voor EU-partijen te verbeteren door de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen die ongeacht waar de debiteur activa heeft, door gerechten in de EU zijn gegeven, te vergemakkelijken, de rechtszekerheid voor bedrijven en burgers die bij internationale transacties betrokken zijn, te vergroten en de kosten en de duur van procedures in grensoverschrijdende rechtszaken te verminderen. Tegelijkertijd beoogt dit voorstel de erkenning en tenuitvoerlegging van in derde landen gegeven beslissingen in de EU alleen toe te staan als de grondbeginselen van het EU-recht worden geëerbiedigd en het interne acquis niet wordt aangetast.

Deze doelstellingen kunnen alleen worden bereikt aan de hand van een stelsel van wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen tussen staten, zoals het stelsel dat in het Verdrag betreffende beslissingen is vastgesteld. De lidstaten hebben niet langer de mogelijkheid om te onderhandelen over multilaterale of bilaterale overeenkomsten inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen, omdat de externe bevoegdheid op het gebied van internationale rechterlijke bevoegdheid en erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken uitsluitend bij de Europese Unie berust.

Unilateraal optreden op EU-niveau zou niet geschikt zijn om de bovengenoemde doelstellingen te halen, omdat het de erkenning en tenuitvoerlegging van EU-beslissingen in derde landen niet zou vergemakkelijken.

Ten slotte zou toetreding tot een reeds bestaand multilateraal kader waarover de EU mee heeft onderhandeld, efficiënter zijn dan het aangaan van onderhandelingen met derde landen op bilateraal niveau. Afhankelijk van het aantal staten dat tot het verdrag zal toetreden, zou op die manier een gemeenschappelijk rechtskader tot stand worden gebracht waarbinnen in derde landen gegeven beslissingen, ongeacht hun oorsprong, worden behandeld en waarbinnen EU-bedrijven en -burgers in de EU gegeven rechterlijke beslissingen kunnen laten erkennen en ten uitvoer leggen in landen buiten de EU 12 .

Keuze van het instrument

Niet van toepassing.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

In het kader van de beoordeling van de verschillende beleidsopties in verband met het Verdrag betreffende beslissingen heeft de Commissie de belanghebbenden om hun standpunt gevraagd via een open publieke raadpleging en een workshop met de lidstaten 13 . Daarnaast werd een studie uitgevoerd door een externe contractant, die ook een aantal raadplegingsactiviteiten heeft verricht, onder meer via een online-enquête, gerichte interviews met belanghebbenden en een vragenlijst die onder de autoriteiten van de lidstaten werd verspreid.

Uit deze raadpleging bleek dat zowel de lidstaten als de overgrote meerderheid van de belanghebbenden (waaronder beoefenaars van juridische beroepen, bedrijven, beroepsorganisaties van advocaten en gerechtsdeurwaarders, academici) voorstander waren van toetreding tot het Verdrag betreffende beslissingen. Wat betreft de mogelijkheid om verklaringen af te leggen 14 , hebben de lidstaten bezwaar gemaakt tegen een verklaring op grond van artikel 19 van het verdrag en hebben zij geen duidelijk standpunt ingenomen ten aanzien van verklaringen uit hoofde van artikel 18. Slechts een klein aantal belanghebbenden was voorstander van toetreding met een verklaring uit hoofde van artikel 19. Ten aanzien van verklaringen uit hoofde van artikel 18 tekende zich geen duidelijke tendens af.

De informatie die uit deze raadplegingsactiviteiten naar voren kwam, was erg nuttig voor de beraadslagingen van de Commissie over de beste aanpak voor dit voorstel. Uiteindelijk heeft de Commissie besloten voor te stellen dat de EU tot het Verdrag betreffende beslissingen zou toetreden met een beperkte, gerichte verklaring waarbij de erkenning en de tenuitvoerlegging in de EU van in derde landen gegeven beslissingen over commerciële huur, verhuur, pacht en verpachting van in de EU gelegen onroerend goed, worden uitgesloten.

 

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Tijdens de onderhandelingen over het Verdrag betreffende beslissingen heeft de Commissie voortdurend overleg gepleegd met deskundigen uit de lidstaten en gebruik gemaakt van hun expertise. Ook bij de voorbereiding van dit voorstel zijn deskundigen uit de lidstaten geraadpleegd.

Voorts is de Commissie voor de effectbeoordeling uitgegaan van een studie van een externe contractant. Deze studie 15 bevat een uitvoerige economische en juridische analyse van de beleidsopties. Voor de studie zijn verschillende analytische instrumenten ingezet (gaande van via een online-enquête, een vragenlijst en interviews verzamelde empirische gegevens, tot statistieken en controles op stukken). Indien er geen kwantitatieve gegevens beschikbaar waren, werd een beroep gedaan op kwalitatieve ramingen. Deze ramingen en de verschillende aannames werden tijdens een workshopvergadering door externe deskundigen bevestigd.

De conclusie van de studie luidde dat toetreding tot het verdrag zonder verklaring de meest passende manier is om de beleidsdoelstellingen te halen. Deze conclusie komt tot uiting in dit voorstel: voorgesteld wordt om tot het Verdrag betreffende beslissingen toe te treden met slechts een beperkte, gerichte verklaring die noodzakelijk wordt geacht met het oog op de samenhang met het bestaande EU-acquis. Het voorstel zal ook met een dergelijke beperkte verklaring zijn andere doelstellingen halen en de verwachte directe voordelen voor EU-bedrijven en -burgers op doeltreffende wijze tot stand brengen.

Tot slot heeft de Commissie zich gebaseerd op de uitgebreide expertise die op het gebied van de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op EU-niveau is opgedaan in het kader van de toepassing van de Brussel I bis-verordening en de voorloper daarvan, Verordening (EG) nr. 44/2001 16 , die zelf de opvolger was van het Verdrag van Brussel van 1968 17 over hetzelfde onderwerp. Het HvJ-EU heeft uitgebreide richtsnoeren gegeven met betrekking tot de interpretatie en toepassing van deze instrumenten op EU-niveau.

Effectbeoordeling

De wenselijkheid van toetreding van de EU tot het verdrag is onderzocht in het kader van een effectbeoordelingsverslag. Voor het scenario dat de EU tot het verdrag toetreedt, zijn verschillende beleidsopties in overweging genomen: toetreding, hetzij zonder verklaring, hetzij met een specifiek omschreven verklaring (ofwel op grond van artikel 18 van het verdrag om bepaalde aangelegenheden, zoals consumenten-, arbeids- of verzekeringszaken en/of commerciële huurovereenkomsten voor onroerend goed, van het toepassingsgebied uit te sluiten, ofwel op grond van artikel 19 van het verdrag, om beslissingen in burgerlijke en handelszaken waarbij staten of entiteiten betrokken zijn, van het toepassingsgebied uit te sluiten).

De voorkeur gaat uit naar toetreding tot het verdrag met een beperkte, gerichte verklaring waarbij de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen over commerciële huur, verhuur, pacht en verpachting van in de EU gelegen onroerend goed, worden uitgesloten.

Met het oog op de kwantificering van de gevolgen van het Verdrag betreffende beslissingen voor het verkeer van beslissingen tussen de EU en derde landen werd uitgegaan van de werkhypothese dat acht geselecteerde derde landen tot het verdrag zouden toetreden, met name Australië, Argentinië, Brazilië, Canada, China, Japan, Zuid-Korea en de Verenigde Staten. Er werd een raming opgesteld voor alle gevolgen gedurende een bepaalde referentieperiode (2022-2026).

De voorkeursoptie zal de toegang tot de rechter verbeteren en de rechtszekerheid en voorspelbaarheid in internationale rechtszaken vergroten. De directe voordelen voor EU-burgers en -bedrijven die een in de EU gegeven beslissing in de geselecteerde derde landen willen laten erkennen en ten uitvoer leggen, zouden volgens de ramingen in 2026 tussen 1,1 en 2,6 miljoen EUR bedragen. Naar verwachting zal het immers 10 tot 20 % goedkoper worden om in de EU gegeven beslissingen in derde landen te laten erkennen en ten uitvoer leggen. Bovendien zou de gemiddelde duur van een procedure gemiddeld drie tot zes maanden korter zijn.

Een eenvoudiger en voorspelbaarder systeem voor de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen in burgerlijke en handelszaken zal ook positieve gevolgen hebben op het vlak van internationale handel en investeringen, waar, gezien de voorspelde groei, positieve effecten te verwachten zijn, zowel op micro- als op macroniveau, evenals positieve gevolgen voor de werkgelegenheidskansen. Met name kleine en middelgrote ondernemingen zullen profiteren van de verbeterde toegang tot de rechter en de rechtszekerheid bij internationale transacties als gevolg van het Verdrag betreffende beslissingen.

De voorkeursoptie is met name volledig in overeenstemming met het EU-acquis op dit gebied, namelijk de Brussel I bis-verordening. In het kader van de voorkeursoptie zijn commerciële huur, verhuur, pacht en verpachting uitgesloten van de toepassing van het verdrag, aangezien de Brussel I bis-verordening de gerechten in de EU exclusieve bevoegdheid verleent voor de behandeling van geschillen in verband met commerciële huur, verhuur, pacht en verpachting van in de EU gelegen onroerend goed.

Een verklaring tot uitsluiting van de andere in overweging genomen aangelegenheden 18 werd niet noodzakelijk geacht. Het verdrag biedt wel adequate bescherming aan zwakkere partijen (consumenten, werknemers of de verzekeringnemer, verzekerde of begunstigde van een verzekeringsovereenkomst), zij het op een andere wijze dan het EU-acquis. Bovendien kunnen verklaringen met een breder toepassingsgebied – anders dan bij commerciële huur, verhuur, pacht en verpachting van in de EU gelegen onroerend goed – de volledige verwezenlijking van de doelstellingen van dit initiatief in de weg staan.

Het effectbeoordelingsverslag heeft op 23 april 2021 een positief advies van de Raad voor regelgevingstoetsing gekregen.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de kosten van kleine en middelgrote ondernemingen. Omdat dergelijke ondernemingen geschillen doorgaans liever via gerechtelijke weg dan via arbitrage beslechten, zal de grotere rechtszekerheid in combinatie met de lagere kosten en kortere procedures in internationale rechtszaken naar verwachting een positief effect hebben op hun bereidheid om internationale transacties aan te gaan of uit te breiden. De toetreding tot het verdrag kan ook het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen verbeteren. Reden daarvoor is de daling van de kosten van internationale rechtszaken, en dus indirect van internationaal zakendoen. Daardoor krijgen kmo’s die hun zetel in de EU hebben, een relatief voordeel ten opzichte van bedrijven uit landen die het verdrag niet hebben geratificeerd. Het voorstel zal naar verwachting ook een positief effect hebben op het vlak van internationale handel en investeringen.

Grondrechten

Het voorstel beoogt de toegang tot de rechter voor EU-bedrijven en -burgers te verbeteren door de grensoverschrijdende erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen – een integraal onderdeel van het recht op toegang tot de rechter – te verbeteren en voorspelbaarder te maken. Het verdrag weerspiegelt grotendeels de regels inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen die intern in de EU van toepassing zijn (de Brussel I bis-verordening). Bijgevolg wijkt het verdrag in beginsel niet af van de grondrechten en beginselen van de EU op het gebied van een eerlijk proces. Het verdrag voorziet met name in een grond om erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen te weigeren in geval van onverenigbaarheid met de grondbeginselen van een eerlijk proces of met de openbare orde van de staat waar om erkenning en tenuitvoerlegging wordt verzocht. Dit zou op basis van een beproefde aanpak 19 helpen te waarborgen dat de grondrechten, zoals het recht op verdediging of het recht op een eerlijk proces, in een niet-EU-land naar behoren in acht zijn genomen. Door de erkenning en tenuitvoerlegging van in de EU gegeven beslissingen in derde landen te verbeteren, zal het verdrag bovendien de vrijheid van ondernemerschap vergemakkelijken en de eerbiediging van het recht op eigendom versterken in de EU.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie. Het voorstel kan leiden tot eenmalige kosten voor de lidstaten in verband met de uitvoering van het verdrag en tot enigszins hogere kosten voor justitie in de lidstaten als gevolg van de verwachte lichte stijging van het aantal zaken. Deze kosten zullen naar verwachting echter op middellange en lange termijn worden gecompenseerd door de verwachte verkorting van de duur van de procedures.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Aangezien het voorstel betrekking heeft op de toetreding van de EU tot een internationaal verdrag dat duidelijke regels bevat inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen, zal er geen uitvoeringsplanning worden opgesteld.

Wat de controle en de evaluatie van de praktische werking van het verdrag betreft, zal de EU deelnemen aan de vergaderingen van de speciale commissie die regelmatig door de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht worden georganiseerd om de balans van de praktische toepassing van het verdrag op te maken.

Het interne evaluatie- en controlemechanisme van de EU zal zoveel mogelijk overeenkomen met het inventarisatiemechanisme bij de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht. De op gezette tijden uit te voeren evaluatie zal een beoordeling van de gevolgen van de toetreding van de EU tot het Verdrag betreffende beslissingen omvatten, alsook een evaluatie van de verwezenlijking van de belangrijkste doelstellingen van de toetreding. Voorts zal de evaluatie een analyse van de wenselijkheid van verklaringen omvatten, om te beoordelen of de reeds afgelegde verklaring(en) moet(en) worden gehandhaafd of ingetrokken dan wel of er behoefte is aan een of meer nieuwe verklaringen.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Gezien de exclusieve externe bevoegdheid van de Europese Unie en het feit dat regionale organisaties voor economische integratie op grond van artikel 26 van het Verdrag betreffende beslissingen tot het verdrag kunnen toetreden, dient de EU zelf, zonder de lidstaten, partij bij het verdrag te worden op basis van een positief besluit van de Raad.

Bij toetreding tot het verdrag dient de Europese Unie derhalve overeenkomstig artikel 27 van het verdrag te verklaren dat zij de bevoegdheid uitoefent ter zake van alle aangelegenheden die in het verdrag worden geregeld en dat haar lidstaten geen partij bij dit verdrag zullen zijn, maar gebonden zullen zijn door de toetreding door de EU. Overeenkomstig Protocol (Nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, volgens hetwelk Denemarken niet deelneemt aan maatregelen uit hoofde van artikel 81, lid 2, van het Verdrag, heeft de toetreding van de EU tot het Verdrag betreffende beslissingen geen betrekking op Denemarken.

Bij toetreding tot het verdrag dient de EU op grond van artikel 18 van het verdrag ook een verklaring betreffende het materiële toepassingsgebied van het verdrag af te leggen, waarbij beslissingen inzake commerciële huur, verhuur, pacht en verpachting van in de EU gelegen onroerend goed worden uitgesloten van het toepassingsgebied van het verdrag.

2021/0208 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

met betrekking tot de toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen in burgerlijke of handelszaken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 2, punt a), en artikel 218, lid 6, punt a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement 20 ,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het Verdrag inzake de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen in burgerlijke of handelszaken onder auspiciën van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht (hierna “het verdrag” genoemd) is op 2 juli 2019 gesloten.

(2)Het verdrag heeft tot doel de toegang tot de rechter wereldwijd te bevorderen door middel van versterkte internationale justitiële samenwerking. Het verdrag beoogt met name de risico’s en kosten in verband met grensoverschrijdende rechtszaken en geschillenbeslechting te verminderen en daardoor de internationale handel, investeringen en mobiliteit te vergemakkelijken.

(3)De Unie heeft actief deelgenomen aan de onderhandelingen die tot de aanneming van het verdrag hebben geleid, en deelt de doelstellingen ervan.

(4)Momenteel hebben burgers en bedrijven van de Unie die een in de Unie gegeven beslissing willen laten erkennen en ten uitvoer leggen in een land buiten de Unie, te maken met een versnipperd juridisch landschap omdat er tot dusver geen alomvattend internationaal kader bestaat voor de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen in burgerlijke en handelszaken. De daaruit voortvloeiende – en door de groei van de internationale handels- en investeringsstromen nog toenemende – juridische risico’s voor bedrijven en burgers van de Unie moeten worden aangepakt door middel van een voorspelbaar systeem van grensoverschrijdende erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke of handelszaken.

(5)Deze doelstellingen kunnen alleen worden bereikt aan de hand van een stelsel van wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen tussen staten, zoals het stelsel dat in het verdrag is vastgesteld. Tegelijkertijd mag het verdrag de erkenning en tenuitvoerlegging van in derde landen gegeven beslissingen in de Unie alleen toestaan als de grondbeginselen van het Unierecht worden geëerbiedigd en het interne acquis niet wordt aangetast.

(6)Op grond van artikel 26 van het verdrag kunnen regionale organisaties voor economische integratie die bevoegd zijn ter zake van sommige of alle aangelegenheden die in het verdrag worden geregeld, zoals de Unie, het verdrag ondertekenen, aanvaarden, goedkeuren of ertoe toetreden.

(7)Op grond van artikel 3, lid 2, VWEU is de Unie exclusief bevoegd een internationale overeenkomst te sluiten indien die sluiting gevolgen kan hebben voor gemeenschappelijke regels van de Unie of de strekking daarvan kan wijzigen. Het verdrag heeft gevolgen voor het afgeleide recht van de Unie betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en de tenuitvoerlegging van de daaruit voortvloeiende beslissingen, met name Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad 21 . Bijgevolg is de Unie exclusief bevoegd ter zake van alle aangelegenheden die in het verdrag worden geregeld.

(8)Op grond van artikel 24, lid 3, en artikel 28 van het verdrag kan toetreding tot het verdrag plaatsvinden vóór de inwerkingtreding ervan.

(9)De Unie dient het verdrag bij toetreding te sluiten.

(10)Bij toetreding tot het verdrag dient de Unie op grond van artikel 27 van het verdrag te verklaren dat zij de bevoegdheid uitoefent ter zake van alle aangelegenheden die in het verdrag worden geregeld. Het verdrag dient derhalve bindend te zijn voor de lidstaten doordat de Unie het sluit.

(11)Verordening (EU) nr. 1215/2012 kent in zaken betreffende commerciële huur, verhuur, pacht en verpachting de exclusieve bevoegdheid toe aan de gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is. Het verdrag maakt geen gewag van dergelijke exclusieve bevoegdheidsregels voor commerciële huur, verhuur, pacht en verpachting. Daarom dient de Unie op grond van artikel 18 van het verdrag bij toetreding tot het verdrag een verklaring af te leggen, waarbij beslissingen inzake commerciële huur, verhuur, pacht en verpachting van in de Unie gelegen onroerend goed worden uitgesloten van het toepassingsgebied van het verdrag.

(12)Ierland is gebonden door Verordening (EU) nr. 1215/2012 en neemt derhalve deel aan de vaststelling van dit besluit.

(13)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit; dit is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Verdrag van Den Haag van 2 juli 2019 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen in burgerlijke of handelszaken (“het verdrag”) wordt hierbij door de Unie gesloten. 

De tekst van het verdrag is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De Commissie wijst de persoon aan die gemachtigd wordt om namens de Unie de in artikel 24, lid 4, van het verdrag bedoelde akte van toetreding neer te leggen.

Artikel 3

Bij het neerleggen van de in artikel 24, lid 4, van het verdrag bedoelde akte legt de Unie overeenkomstig artikel 27, lid 1, van het verdrag de volgende verklaring af:

“De Europese Unie verklaart overeenkomstig artikel 27, lid 1, van het verdrag dat zij de bevoegdheid uitoefent ter zake van alle aangelegenheden die in het verdrag worden geregeld. Haar lidstaten zullen dit verdrag niet ondertekenen, ratificeren, aanvaarden of goedkeuren, maar het verdrag is bindend voor hen doordat de Europese Unie het sluit.

Voor de toepassing van deze verklaring omvat de term “Europese Unie” niet het Koninkrijk Denemarken overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (Nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.”

Artikel 4

Bij het neerleggen van de in artikel 24, lid 4, van het verdrag bedoelde akte legt de Unie overeenkomstig artikel 18 van het verdrag de volgende verklaring met betrekking tot commerciële huur, verhuur, pacht en verpachting van onroerend goed af:

“De Europese Unie verklaart hierbij op grond van artikel 18 van het verdrag dat zij het verdrag niet zal toepassen op commerciële huur, verhuur, pacht en verpachting van in de Europese Unie gelegen onroerend goed.”

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie 22 .

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Verdrag van 2 juli 2019 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen in burgerlijke of handelszaken.
(2)    Preambule van het Verdrag betreffende beslissingen.
(3)    Zie het resultaat van de zitting van de Raad Concurrentievermogen (3470e zitting ) van 26 en 27 mei 2016 (doc. 9357/16 – niet beschikbaar in het Nederlands) en het ontwerpbesluit van de Raad (nr. 8814/16) houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen over een verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (het Verdrag betreffende beslissingen) in het kader van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht.
(4)     https://ec.europa.eu/info/sites/default/files/political-guidelines-next-commission_nl.pdf .
(5)    Tevens ondersteunt het voorstel de doelstellingen in het kader van de prioriteiten “Een sterker Europa in de wereld” en “Een economie die werkt voor de mensen”.
(6)    De Brussel I bis-verordening (Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1)).
(7)    Ibidem.
(8)    Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 339 van 21.12.2007, blz. 3).
(9)    Verdrag van 30 juni 2005 inzake bedingen van forumkeuze.
(10)    Zie artikel 23, lid 4, van het Verdrag betreffende beslissingen. Er zij op gewezen dat de toepassing van het Verdrag van Lugano of van het Forumkeuzeverdrag van 2005 niet door het verdrag zou worden beïnvloed, aangezien eerder gesloten verdragen voorrang hebben op grond van artikel 23, lid 2.
(11)    Dit is bevestigd door het Hof van Justitie van de Europese Unie in zijn advies van Lugano, waarin het Hof oordeelde dat de exclusieve externe bevoegdheid van de Europese Gemeenschap onder meer van toepassing is op de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen van derde landen in burgerlijke en handelszaken. Zie advies 1/03, ECLI:EU:C:2006:81.
(12)    Zie in dit verband ook de punten 3 en 4 van het effectbeoordelingsverslag bij dit voorstel.
(13)    Tijdens de workshop hebben de lidstaten hun voorlopige standpunten kenbaar gemaakt in afwachting van een verdere analyse van de implicaties van alle beleidsopties.
(14)    Verklaring op grond van artikel 18 van het verdrag (uitsluiting van bepaalde aangelegenheden) en/of artikel 19 (uitsluiting van beslissingen in burgerlijke of handelszaken die betrekking hebben op staten).
(15)    Wordt gepubliceerd zodra dit voorstel wordt goedgekeurd.
(16)    Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1). 
(17)    Verdrag van Brussel van 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 299 van 31.12.1972, blz. 32).
(18)    Met name consumenten-, arbeids- en verzekeringsaangelegenheden.
(19)    In het kader van de Brussel I bis-verordening, het Verdrag van Lugano en het Forumkeuzeverdrag van 2005.
(20)    PB C van , blz. .
(21)    Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).
(22)    De datum waarop de overeenkomst in werking treedt, zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Top

Brussel, 16.7.2021

COM(2021) 388 final

BIJLAGE

bij het

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

met betrekking tot de toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen in burgerlijke of handelszaken

{SEC(2021) 279 final} - {SWD(2021) 192 final} - {SWD(2021) 193 final}


VERDRAG BETREFFENDE DE ERKENNING EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BUITENLANDSE BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE OF HANDELSZAKEN

 

De verdragsluitende partijen bij dit verdrag, 

Geleid door de wens de daadwerkelijke toegang tot de rechter voor allen te bevorderen en op regels gebaseerde multilaterale handel en investeringen, alsmede mobiliteit, te vergemakkelijken door justitiële samenwerking, 

Van mening dat die samenwerking kan worden versterkt door een uniform pakket basisregels tot stand te brengen inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen in burgerlijke of handelszaken, teneinde de daadwerkelijke erkenning en tenuitvoerlegging van dergelijke beslissingen te vergemakkelijken, 

Ervan overtuigd dat voor deze versterkte justitiële samenwerking met name een internationale juridische regeling vereist is die meer voorspelbaarheid en zekerheid biedt met betrekking tot het wereldwijde verkeer van buitenlandse beslissingen, en die een aanvulling vormt op het Verdrag van 30 juni 2005 inzake bedingen van forumkeuze, 

Hebben besloten daartoe dit verdrag te sluiten en hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen:

 

HOOFDSTUK I – TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES 

Artikel 1 
Toepassingsgebied

1. Dit verdrag is van toepassing op de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke of handelszaken. Het heeft met name geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken of administratiefrechtelijke zaken. 

2. Dit verdrag is van toepassing op de erkenning en tenuitvoerlegging in een verdragsluitende staat van een beslissing die is gegeven door een gerecht van een andere verdragsluitende staat. 

Artikel 2 
Uitsluitingen van het toepassingsgebied 

1. Dit verdrag is niet van toepassing op de volgende aangelegenheden: 

a) de staat en de bevoegdheid van natuurlijke personen;

b) onderhoudsverplichtingen;

c) andere familierechtelijke aangelegenheden, waaronder huwelijksvermogensregimes en andere rechten of verplichtingen die uit het huwelijk of soortgelijke betrekkingen voortvloeien;

d) testamenten en erfopvolging;

e) insolventie, gerechtelijk akkoorden, afwikkeling van financiële instellingen, en soortgelijke aangelegenheden;

f) het vervoer van passagiers en goederen;

g) grensoverschrijdende verontreiniging van de zee, verontreiniging van de zee in gebieden die buiten de nationale jurisdictie vallen, verontreiniging van de zee vanaf schepen, beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen en averij-grosse;

h) aansprakelijkheid voor kernschade;

i) de geldigheid, de nietigheid of de ontbinding van rechtspersonen of verenigingen van natuurlijke of rechtspersonen, en de geldigheid van beslissingen van de organen ervan;

j) de geldigheid van inschrijvingen in openbare registers;

k) smaad;

l) de persoonlijke levenssfeer;

m) intellectuele eigendom;

n) handelingen van strijdkrachten, met inbegrip van de handelingen van hun personeel bij de uitoefening van hun officiële taken;

o) rechtshandhavingsactiviteiten, met inbegrip van de activiteiten van rechtshandhavingspersoneel bij de uitoefening van hun officiële taken;

p) antitrustzaken (mededinging), behalve wanneer de beslissing gegrond is op een handelwijze die een mededingingsbeperkende overeenkomst of een onderling afgestemde feitelijke gedraging tussen daadwerkelijke of potentiële concurrenten vormt, bestaande in het bepalen van prijzen, het indienen van vervalste offertes, het opleggen van productiebeperkingen of -quota, dan wel het verdelen van markten door de toewijzing van klanten, leveranciers, gebieden of handelslijnen, en wanneer die handelwijze en de gevolgen ervan zich hebben voorgedaan in de staat van herkomst;

q) herstructurering van staatsschulden door middel van unilaterale overheidsmaatregelen. 

2. Een beslissing is niet uitgesloten van het toepassingsgebied van dit verdrag wanneer een aangelegenheid waarop dit verdrag niet van toepassing is, louter als voorvraag opkwam in de procedure en niet als onderwerp van de procedure. In het bijzonder sluit het enkele feit dat een dergelijke aangelegenheid bij wijze van verweer werd aangevoerd, een beslissing niet uit van het toepassingsgebied van het verdrag indien die aangelegenheid geen onderwerp van de procedure was. 

3. Dit verdrag is niet van toepassing op arbitrage en de daarop betrekking hebbende procedures. 

4. Een beslissing wordt niet van het toepassingsgebied van dit verdrag uitgesloten op grond van het enkele feit dat een staat, met inbegrip van een regering, een overheidsinstantie of een voor een staat optredende persoon, partij was bij de procedure. 

5. Dit verdrag laat onverlet de voorrechten en immuniteiten van staten of van internationale organisaties, ten aanzien van henzelf of van hun goederen.

Artikel 3 
Definities

1. In dit verdrag wordt verstaan onder: 

a) “verweerder”: een persoon tegen wie de vordering of tegenvordering in de staat van herkomst is ingesteld;

b) “beslissing”: een beslissing ten gronde van een gerecht, ongeacht de daaraan gegeven benaming, met inbegrip van een beschikking of een bevel, en een vaststelling van de gerechtskosten door het gerecht (met inbegrip van een functionaris van het gerecht), mits de vaststelling betrekking heeft op een beslissing ten gronde die ingevolge dit verdrag kan worden erkend of ten uitvoer kan worden gelegd. Een voorlopige of bewarende maatregel is geen beslissing.

2. Een entiteit of persoon, niet zijnde een natuurlijke persoon, wordt geacht zijn of haar gewone verblijfplaats te hebben in de staat: 

a) waar zijn of haar statutaire zetel is gevestigd;

b) volgens het recht waarvan hij of zij is opgericht;

c) waar zijn of haar hoofdbestuur is gevestigd, of

d) waar zijn of haar hoofdvestiging zich bevindt.

 

HOOFDSTUK II – ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING

Artikel 4 
Algemene bepalingen 

1. Een door een gerecht van een verdragsluitende staat (staat van herkomst) gegeven beslissing wordt in een andere verdragsluitende staat (aangezochte staat) erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk. De erkenning of de tenuitvoerlegging kan uitsluitend worden geweigerd op de in dit verdrag vermelde gronden. 

2. In de aangezochte staat wordt de juistheid van de beslissing niet onderzocht. Een dergelijke toetsing kan alleen plaatsvinden indien ze nodig is voor de toepassing van dit verdrag. 

3. Een beslissing wordt alleen erkend indien zij rechtsgevolg heeft in de staat van herkomst, en wordt uitsluitend ten uitvoer gelegd indien zij uitvoerbaar is in de staat van herkomst. 

4. De erkenning of de tenuitvoerlegging kan worden opgeschort of geweigerd indien tegen de in lid 3 bedoelde beslissing in de staat van herkomst een rechtsmiddel is ingesteld of indien de termijn voor het instellen van een gewoon rechtsmiddel nog niet is verstreken. Een zodanige weigering vormt geen belemmering voor een hernieuwd verzoek om erkenning of tenuitvoerlegging van de beslissing.

Artikel 5 
Gronden voor erkenning en tenuitvoerlegging

1. Een beslissing komt voor erkenning en tenuitvoerlegging in aanmerking wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: 

a) de persoon tegen wie erkenning of tenuitvoerlegging wordt gevraagd, had zijn gewone verblijfplaats in de staat van herkomst op het tijdstip waarop die persoon partij werd in de procedure voor het gerecht van herkomst;

b) de natuurlijke persoon tegen wie erkenning of tenuitvoerlegging wordt gevraagd, had zijn hoofdvestiging in de staat van herkomst op het tijdstip waarop die persoon partij werd in de procedure voor het gerecht van herkomst en de vordering die aan de beslissing ten grondslag ligt, vloeide voort uit de activiteiten van die vestiging;

c) de persoon tegen wie erkenning of tenuitvoerlegging wordt gevraagd, is de persoon die de vordering, niet zijnde een tegenvordering, die aan de beslissing ten grondslag ligt, heeft ingesteld;

d) de verweerder had in de staat van herkomst een filiaal, agentschap of andere vestiging zonder eigen rechtspersoonlijkheid op het tijdstip waarop die persoon partij werd in de procedure voor het gerecht van herkomst, en de vordering die aan de beslissing ten grondslag ligt, vloeide voort uit de activiteiten van dat filiaal, dat agentschap of die vestiging;

e) de verweerder heeft tijdens de procedure waarin de beslissing is gegeven, uitdrukkelijk ingestemd met de bevoegdheid van het gerecht van herkomst;

f) de verweerder heeft voor het gerecht van herkomst zijn argumenten ten gronde aangevoerd zonder de bevoegdheid te betwisten binnen de termijn die in het recht van de staat van herkomst is vastgesteld, tenzij het duidelijk is dat een betwisting van de bevoegdheid of van de uitoefening van de bevoegdheid volgens dat recht niet zou hebben kunnen slagen;

g) de beslissing heeft betrekking op een verbintenis uit overeenkomst en is gegeven door een gerecht van de staat waar die verbintenis is nagekomen of had moeten worden nagekomen, overeenkomstig

i) de overeenstemming tussen de partijen, of

ii) het recht dat op de overeenkomst van toepassing is, bij gebreke van een overeengekomen plaats van uitvoering,

tenzij de activiteiten van de verweerder in verband met de transactie duidelijk geen doelbewuste en wezenlijke band hadden met die staat;

h) de beslissing heeft betrekking op de huur van een onroerend goed en is gegeven door een gerecht van de staat waar het onroerend goed is gelegen;

i) de tegen de verweerder gegeven beslissing heeft betrekking op een verbintenis uit overeenkomst die gewaarborgd is door een zakelijk recht op een in de staat van herkomst gelegen onroerend goed, indien de vordering uit overeenkomst samen met een vordering uit hoofde van dat zakelijk recht is ingesteld tegen dezelfde verweerder;

j) de beslissing heeft betrekking op een niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit overlijden, lichamelijk letsel, beschadiging of verlies van lichamelijke zaken en het handelen of nalaten dat de schade rechtstreeks heeft veroorzaakt, heeft zich voorgedaan in de staat van herkomst, ongeacht waar die schade is ingetreden;

k) de beslissing heeft betrekking op de geldigheid, de uitlegging, de gevolgen, het bestuur of de wijziging van een trust die vrijwillig is ingesteld en waarvan het bewijs schriftelijk is geleverd, en

i) op het tijdstip waarop de procedure werd ingesteld, was de staat van herkomst in de trustakte aangewezen als een staat voor de gerechten waarvan geschillen over dergelijke aangelegenheden moeten worden beslecht, of

ii) op het tijdstip waarop de procedure werd ingesteld, was de staat van herkomst in de trustakte uitdrukkelijk of impliciet aangewezen als de staat waar het hoofdbestuur van de trust is gevestigd.

Deze alinea is alleen van toepassing op beslissingen over de interne aspecten van een trust tussen personen die deel uitmaken of uitmaakten van de trustrelatie;

l) de beslissing heeft betrekking op een tegenvordering:

i) voor zover die beslissing ten gunste was van de partij die de tegenvordering heeft ingesteld, mits de tegenvordering uit dezelfde transactie of dezelfde gebeurtenis voortvloeide als de vordering, of

ii) voor zover die beslissing ten nadele was van de partij die de tegenvordering heeft ingesteld, tenzij het recht van de staat van herkomst vereiste dat de tegenvordering zou worden ingesteld om uitsluiting te voorkomen;

m) de beslissing is gegeven door een gerecht dat is aangewezen in een overeenkomst die is gesloten of vastgelegd in schriftelijke vorm of met behulp van enig ander communicatiemiddel waarmee informatie toegankelijk wordt gemaakt voor latere raadpleging, met uitzondering van een exclusief forumkeuzebeding.

Voor de toepassing van deze alinea wordt onder een “exclusief forumkeuzebeding” verstaan een tussen twee of meer partijen gesloten beding waarin, voor de kennisneming van geschillen die in verband met een bepaalde rechtsbetrekking zijn gerezen of zouden kunnen rijzen, de gerechten van een staat dan wel een of meer bepaalde gerechten van een staat worden aangewezen, met uitsluiting van de bevoegdheid van alle andere gerechten.

2. Indien de erkenning of de tenuitvoerlegging wordt gevraagd tegen een natuurlijke persoon die hoofdzakelijk optreedt voor zichzelf, voor zijn familie of zijn huishouden (een consument) in zaken die verband houden met een consumentenovereenkomst, of tegen een werknemer in zaken die verband houden met de arbeidsovereenkomst van de werknemer:

a) is lid 1, punt e), alleen van toepassing indien de instemming mondeling of schriftelijk ten overstaan van het gerecht is gegeven;

b) is lid 1, punt f), g) en m), niet van toepassing.

3. Lid 1 is niet van toepassing op een beslissing betreffende een huurovereenkomst voor een woning of betreffende de registratie van een onroerend goed. Een dergelijke beslissing komt slechts voor erkenning en tenuitvoerlegging in aanmerking indien zij is gegeven door een gerecht van de staat waar het betrokken onroerend goed is gelegen.

Artikel 6 
Exclusieve grond voor erkenning en tenuitvoerlegging

Niettegenstaande artikel 5 wordt een beslissing over een zakelijk recht op een onroerend goed erkend en ten uitvoer gelegd indien en alleen indien het onroerend goed in de staat van herkomst is gelegen. 

Artikel 7 
Weigering van erkenning en tenuitvoerlegging 

1. Erkenning of tenuitvoerlegging kan worden geweigerd indien: 

a) het stuk waarmee de procedure is ingeleid of een gelijkwaardig stuk, met inbegrip van een uiteenzetting van de wezenlijke elementen van de vordering:

i) niet zo tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder is medegedeeld, tenzij de verweerder is verschenen en verweer heeft gevoerd zonder de mededeling bij het gerecht van herkomst te betwisten, mits het recht van de staat van herkomst het betwisten van de mededeling mogelijk maakt, of

ii) aan de verweerder in de aangezochte staat is medegedeeld op een wijze die onverenigbaar is met de grondbeginselen van de aangezochte staat inzake de betekening van stukken;

b) de beslissing is verkregen door bedrog;

c) erkenning of tenuitvoerlegging kennelijk onverenigbaar zou zijn met de openbare orde van de aangezochte staat, met inbegrip van situaties waarin de procedure die in het specifieke geval tot de beslissing heeft geleid, onverenigbaar was met de grondbeginselen van een eerlijk proces in die staat en situaties waarin de veiligheid of de soevereiniteit van die staat is geschonden;

d) de procedure voor het gerecht van herkomst in strijd was met een overeenkomst of met een aanwijzing in een trustakte, op grond waarvan het geschil moet worden beslecht door een gerecht van een andere staat dan de staat van herkomst;

e) de beslissing onverenigbaar is met een beslissing die door een gerecht van de aangezochte staat is gegeven in een geschil tussen dezelfde partijen, of

f) de beslissing onverenigbaar is met een eerdere beslissing die door een gerecht van een andere staat tussen dezelfde partijen is gegeven over hetzelfde onderwerp, mits de eerder gegeven beslissing voldoet aan de noodzakelijke voorwaarden voor de erkenning ervan in de aangezochte staat. 

2. Erkenning of tenuitvoerlegging kan worden uitgesteld of geweigerd indien tussen dezelfde partijen een procedure over hetzelfde onderwerp aanhangig is bij een gerecht van de aangezochte staat, indien: 

a) de zaak bij het gerecht van de aangezochte staat aanhangig is gemaakt voordat zij bij het gerecht van herkomst aanhangig werd gemaakt, en

b) er een nauwe band bestaat tussen het geschil en de aangezochte staat. 

Een weigering op grond van dit lid vormt geen belemmering voor een hernieuwd verzoek om erkenning of tenuitvoerlegging van de beslissing.

Artikel 8 
Voorvragen 

1. Een beslissing over een voorvraag wordt niet erkend of ten uitvoer gelegd uit hoofde van dit verdrag indien de beslissing betrekking heeft op een aangelegenheid waarop dit verdrag niet van toepassing is of op een in artikel 6 bedoelde aangelegenheid waarover een gerecht van een andere staat dan de in dat artikel bedoelde staat uitspraak heeft gedaan.

2. Erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing kan worden geweigerd indien en voor zover de beslissing gegrond was op een uitspraak over een aangelegenheid waarop dit verdrag niet van toepassing is, dan wel op een uitspraak over een in artikel 6 bedoelde aangelegenheid waarover een gerecht van een andere staat dan de in dat artikel bedoelde staat uitspraak heeft gedaan.

Artikel 9 
Deelbaarheid 

Erkenning of tenuitvoerlegging van een scheidbaar deel van een beslissing wordt toegestaan wanneer om erkenning of tenuitvoerlegging van dat deel wordt verzocht of wanneer slechts een deel van de beslissing op grond van dit verdrag kan worden erkend of ten uitvoer kan worden gelegd.

Artikel 10 
Schadevergoeding 

1. De erkenning of de tenuitvoerlegging van een beslissing kan worden geweigerd indien en voor zover in de beslissing schadevergoeding wordt toegekend - met inbegrip van schadevergoeding bij wijze van voorbeeld of bij wijze van sanctie - waarbij een partij niet schadeloos wordt gesteld voor het feitelijk geleden verlies of de feitelijk geleden schade.

2. Het aangezochte gerecht houdt rekening met de vraag of en in welke mate de door het gerecht van herkomst toegekende schadevergoeding dient ter dekking van de kosten van de procedure.

Artikel 11 
Gerechtelijke schikkingen

Gerechtelijke schikkingen die door een gerecht van een verdragsluitende staat zijn goedgekeurd, of die tijdens een procedure voor een gerecht van een verdragsluitende staat tot stand zijn gekomen, en die op dezelfde wijze uitvoerbaar zijn als een beslissing in de staat van herkomst, worden op grond van dit verdrag op dezelfde wijze ten uitvoer gelegd als een beslissing.

Artikel 12 
Over te leggen stukken 

1. De partij die om erkenning of tenuitvoerlegging verzoekt, dient de volgende stukken over te leggen: 

a) een volledig en gewaarmerkt afschrift van de beslissing;

b) indien de beslissing bij verstek is gegeven, het origineel of een gewaarmerkt afschrift van een stuk waaruit blijkt dat het stuk waarbij de procedure is ingeleid of een gelijkwaardig stuk aan de partij die verstek heeft laten gaan, is medegedeeld;

c) elk stuk dat benodigd is om aan te tonen dat de beslissing rechtsgevolg heeft of, indien van toepassing, uitvoerbaar is in de staat van herkomst;

d) in het in artikel 11 bedoelde geval, een schriftelijke verklaring van een gerecht (met inbegrip van een functionaris van het gerecht) van de staat van herkomst, dat de gerechtelijke schikking of een deel daarvan in die staat op dezelfde wijze uitvoerbaar is als een beslissing.

2. Indien de inhoud van de beslissing het voor het aangezochte gerecht niet mogelijk maakt na te gaan of aan de voorwaarden van dit hoofdstuk is voldaan, kan dat gerecht elk benodigd stuk verlangen.

3. Een verzoek om erkenning of tenuitvoerlegging kan vergezeld gaan van een stuk betreffende de beslissing dat is afgegeven door een gerecht (met inbegrip van een functionaris van het gerecht) van de staat van herkomst, in een door de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht aanbevolen en gepubliceerde vorm. 

4. Indien de in dit artikel bedoelde stukken niet in een officiële taal van de aangezochte staat zijn gesteld, dienen zij vergezeld te gaan van een gewaarmerkte vertaling in een officiële taal, tenzij in het recht van de aangezochte staat anders is bepaald.

Artikel 13 
Procedure 

1. De procedure voor de erkenning, de verklaring van uitvoerbaarheid of de registratie voor tenuitvoerlegging, en de tenuitvoerlegging van de beslissing worden beheerst door het recht van de aangezochte staat behoudens voor zover in dit verdrag anders is bepaald. Het gerecht van de aangezochte staat treedt voortvarend op.

2. Het gerecht van de aangezochte staat mag de erkenning of de tenuitvoerlegging van een beslissing uit hoofde van dit verdrag niet weigeren op grond van het feit dat er in een andere staat om erkenning of tenuitvoerlegging zou moeten worden verzocht.

Artikel 14 
Kosten van de procedure 

1. Van een partij die in een verdragsluitende staat verzoekt om de tenuitvoerlegging van een door een gerecht van een andere verdragsluitende staat gegeven beslissing, wordt geen zekerheid, borg of pand, onder welke benaming ook, verlangd op grond van het enkele feit dat die partij een buitenlander is of haar woon- of verblijfplaats niet heeft in de staat waar om tenuitvoerlegging is verzocht. 

2. Een bevel tot betaling van de kosten van de procedure dat in een verdragsluitende staat is gegeven tegen eenieder die op grond van lid 1 of van het recht van de staat waar de procedure is ingesteld, is vrijgesteld van zekerheid-, borg- of pandstelling, wordt op verzoek van de begunstigde van het bevel in elke andere verdragsluitende staat uitvoerbaar verklaard. 

3. Een staat kan verklaren dat hij lid 1 niet zal toepassen of in een verklaring aanwijzen welke van zijn gerechten lid 1 niet zullen toepassen.

Artikel 15 
Erkenning en tenuitvoerlegging krachtens nationaal recht 

Met inachtneming van artikel 6 staat dit verdrag niet in de weg aan de erkenning of de tenuitvoerlegging van beslissingen krachtens nationaal recht.

 

HOOFDSTUK III - ALGEMENE BEPALINGEN 

Artikel 16 
Overgangsbepaling 

Dit verdrag is van toepassing op de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen indien, op het tijdstip waarop de procedure in de staat van herkomst werd ingesteld, het verdrag tussen die staat en de aangezochte staat werking had. 

Artikel 17 
Verklaringen ter beperking van de erkenning en de tenuitvoerlegging 

Een staat kan verklaren dat zijn gerechten kunnen weigeren een door een gerecht van een andere verdragsluitende staat gegeven beslissing te erkennen of ten uitvoer te leggen indien de partijen in de aangezochte staat hun verblijfplaats hadden en de betrekkingen tussen de partijen en alle andere voor het geschil ter zake doende elementen, behoudens de plaats van het gerecht van herkomst, uitsluitend met de aangezochte staat verbonden waren.

Artikel 18 
Verklaringen ten aanzien van specifieke aangelegenheden

1. Wanneer een staat er groot belang bij heeft dit verdrag niet op een bijzondere aangelegenheid toe te passen, kan die staat verklaren het verdrag niet te zullen toepassen op die aangelegenheid. De staat die een dergelijke verklaring aflegt, ziet erop toe dat deze verklaring niet ruimer is dan nodig en dat de bijzondere aangelegenheid die wordt uitgesloten, duidelijk en nauwkeurig wordt omschreven.

2. Ten aanzien van die aangelegenheid is het verdrag niet van toepassing: 

a) in de verdragsluitende staat die de verklaring heeft afgelegd;

b) in andere verdragsluitende staten, wanneer wordt verzocht om erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing van een gerecht van een verdragsluitende staat die de verklaring heeft afgelegd.

Artikel 19 
Verklaringen met betrekking tot beslissingen betreffende een staat 

1. Een staat kan verklaren dat hij dit verdrag niet zal toepassen op beslissingen die voortvloeien uit procedures waaraan als partij wordt deelgenomen door:

a) die staat of een natuurlijke persoon die namens die staat optreedt, of

b) een overheidsinstantie van die staat, of een natuurlijke persoon die namens die overheidsinstantie optreedt.

De staat die een dergelijke verklaring aflegt, ziet erop toe dat deze verklaring niet ruimer is dan nodig en dat de uitsluiting van het toepassingsgebied duidelijk en nauwkeurig wordt omschreven. In de verklaring mag geen onderscheid worden gemaakt tussen beslissingen waarbij de staat, een overheidsinstantie van die staat of een natuurlijke persoon die namens een van hen optreedt, als verweerder of eiser optreedt in de procedure voor het gerecht van herkomst. 

2. Erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing van een gerecht van een staat die een verklaring in de zin van lid 1 heeft afgelegd, kan worden geweigerd indien de beslissing voortvloeide uit een procedure waarbij de staat die de verklaring heeft afgelegd of de aangezochte staat, een van hun overheidsinstanties of een natuurlijke persoon die namens een van hen optreedt partij is, binnen de grenzen die in de verklaring zijn aangegeven.

Artikel 20 
Uniforme uitlegging 

Bij de uitlegging van dit verdrag dient rekening te worden gehouden met het internationale karakter ervan alsmede met de noodzaak de uniforme toepassing ervan te bevorderen. 

Artikel 21 
Toetsing van de werking van het verdrag 

De secretaris-generaal van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht treft op gezette tijden regelingen om de werking van dit verdrag, met inbegrip van eventuele verklaringen, te evalueren en brengt verslag uit aan de Raad voor algemene zaken en beleid.

Artikel 22 
Niet-geünificeerde rechtsstelsels 

1. Ten aanzien van een verdragsluitende staat die op het gebied van enige bij dit verdrag geregelde aangelegenheid twee of meer rechtsstelsels heeft die binnen verschillende territoriale eenheden van toepassing zijn: 

a) wordt een verwijzing naar het recht of de procedure van een staat in voorkomend geval uitgelegd als een verwijzing naar het in de desbetreffende territoriale eenheid geldende recht of de daar geldende procedure;

b) wordt een verwijzing naar het gerecht of de gerechten van een staat in voorkomend geval uitgelegd als een verwijzing naar het gerecht of de gerechten in de desbetreffende territoriale eenheid;

c) wordt een verwijzing naar een band met een staat in voorkomend geval uitgelegd als een verwijzing naar een band met de desbetreffende territoriale eenheid;

d) wordt een verwijzing naar een aanknopingspunt met betrekking tot een staat in voorkomend geval uitgelegd als een verwijzing naar dat aanknopingspunt met betrekking tot de desbetreffende territoriale eenheid. 

2. Niettegenstaande lid 1 is een verdragsluitende staat met twee of meer territoriale eenheden waarin verschillende rechtsstelsels gelden, niet gehouden dit verdrag toe te passen op gevallen waarbij uitsluitend die verschillende territoriale eenheden betrokken zijn. 

3. Een gerecht in een territoriale eenheid van een verdragsluitende staat met twee of meer territoriale eenheden waarin verschillende rechtsstelsels gelden, is niet gehouden een beslissing van een andere verdragsluitende staat te erkennen of ten uitvoer te leggen uitsluitend omdat de beslissing op grond van dit verdrag in een andere territoriale eenheid van dezelfde verdragsluitende staat is erkend of ten uitvoer gelegd. 

4. Dit artikel is niet van toepassing op regionale organisaties voor economische integratie.

Artikel 23 
Verhouding tot andere internationale instrumenten 

1. Dit verdrag dient op zodanige wijze te worden uitgelegd dat het voor zover mogelijk verenigbaar is met andere voor de verdragsluitende staten van kracht zijnde overeenkomsten, ongeacht of deze vóór of na dit verdrag zijn gesloten.  

2. Dit verdrag laat onverlet de toepassing door een verdragsluitende staat van een overeenkomst die vóór dit verdrag is gesloten. 

3. Dit verdrag laat onverlet de toepassing door een verdragsluitende staat van een overeenkomst die na dit verdrag is gesloten met betrekking tot de erkenning of de tenuitvoerlegging van een beslissing die is gegeven door een gerecht van een verdragsluitende staat die eveneens partij bij die overeenkomst is. Niets in de andere overeenkomst doet afbreuk aan de verplichtingen uit hoofde van artikel 6 jegens verdragsluitende staten die geen partij zijn bij die overeenkomst. 

4. Dit verdrag laat onverlet de toepassing van de regels van een regionale organisatie voor economische integratie die partij is bij dit verdrag met betrekking tot de erkenning of de tenuitvoerlegging van een beslissing die is gegeven door een gerecht van een verdragsluitende staat die tevens een lidstaat is van die regionale organisatie voor economische integratie, wanneer: 

a) de regels zijn vastgesteld vóór de sluiting van dit verdrag, of 

b) de regels zijn vastgesteld na de sluiting van dit verdrag, voor zover zij geen afbreuk doen aan de verplichtingen uit hoofde van artikel 6 jegens verdragsluitende staten die geen lidstaat zijn van de regionale organisatie voor economische integratie.

 

HOOFDSTUK IV – SLOTBEPALINGEN 

Artikel 24 
Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding 

1. Dit verdrag staat open voor ondertekening door alle staten. 

2. Dit verdrag dient door de ondertekenende staten te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. 

3. Dit verdrag staat open voor toetreding door alle staten. 

4. De akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding worden nedergelegd bij het ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden, depositaris van het verdrag.

Artikel 25 
Verklaringen met betrekking tot niet-geünificeerde rechtsstelsels 

1. Indien een staat twee of meer territoriale eenheden heeft waarin verschillende rechtsstelsels gelden met betrekking tot in dit verdrag geregelde aangelegenheden, kan hij verklaren dat dit verdrag op al deze territoriale eenheden of slechts op één of meer daarvan van toepassing is. In een dergelijke verklaring worden de territoriale eenheden waarop dit verdrag van toepassing is, uitdrukkelijk genoemd. 

2. Indien een staat geen verklaring aflegt krachtens dit artikel, is het verdrag van toepassing op alle territoriale eenheden van die staat. 

3. Dit artikel is niet van toepassing op regionale organisaties voor economische integratie.

Artikel 26 
Regionale organisaties voor economische integratie

1. Een regionale organisatie voor economische integratie die uitsluitend is samengesteld uit soevereine staten en die bevoegd is ter zake van sommige of alle aangelegenheden die in dit verdrag worden geregeld, kan dit verdrag ondertekenen, aanvaarden, goedkeuren of ertoe toetreden. De regionale organisatie voor economische integratie heeft in dat geval de rechten en verplichtingen van een verdragsluitende staat voor zover de organisatie bevoegd is ter zake van de aangelegenheden die in dit verdrag worden geregeld. 

2. De regionale organisatie voor economische integratie doet, op het tijdstip van ondertekening, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, de depositaris schriftelijk mededeling van de in dit verdrag geregelde aangelegenheden ter zake waarvan de bevoegdheid door haar lidstaten aan die organisatie is overgedragen. De organisatie doet de depositaris onverwijld mededeling van wijzigingen van haar bevoegdheid als vermeld in de meest recente mededeling uit hoofde van dit lid. 

3. Ten behoeve van de inwerkingtreding van dit verdrag telt een akte die wordt nedergelegd door een regionale organisatie voor economische integratie niet mee, tenzij de regionale organisatie voor economische integratie conform artikel 27, lid 1, verklaart dat haar lidstaten geen partij bij dit verdrag zullen zijn. 

4. Alle verwijzingen naar een “verdragsluitende staat” of een “staat” in dit verdrag zijn in voorkomend geval eveneens van toepassing op een regionale organisatie voor economische integratie.

Artikel 27 
Een regionale organisatie voor economische integratie als verdragsluitende partij zonder haar lidstaten 

1. Op het tijdstip van ondertekening, aanvaarding of goedkeuring van dit verdrag of van toetreding ertoe kan een regionale organisatie voor economische integratie verklaren dat zij de bevoegdheid uitoefent ter zake van alle aangelegenheden die in dit verdrag worden geregeld en dat haar lidstaten geen partij bij dit verdrag zullen zijn, maar gebonden zullen zijn door ondertekening, aanvaarding, goedkeuring of toetreding door de organisatie. 

2. Ingeval een regionale organisatie voor economische integratie een verklaring in de zin van lid 1 heeft afgelegd, zijn alle verwijzingen naar een “verdragsluitende staat” of “staat” in dit verdrag in voorkomend geval eveneens van toepassing op de lidstaten van de organisatie.

Artikel 28 
Inwerkingtreding 

1. Dit verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van de periode gedurende welke overeenkomstig artikel 29, lid 2, een kennisgeving kan worden gedaan ten aanzien van de tweede staat die zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding als bedoeld in artikel 24 heeft nedergelegd.

2. Vervolgens treedt dit verdrag in werking: 

a) voor elke staat die dit verdrag later bekrachtigt, aanvaardt, goedkeurt of ertoe toetreedt, op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van de periode gedurende welke overeenkomstig artikel 29, lid 2, kennisgevingen met betrekking tot die staat kunnen worden gedaan;

b) voor een territoriale eenheid waartoe dit verdrag overeenkomstig artikel 25 is uitgebreid nadat het verdrag in werking is getreden voor de staat die de verklaring aflegt, op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de in dat artikel bedoelde verklaring.

Artikel 29 
Totstandbrenging van betrekkingen krachtens het verdrag 

1. Dit verdrag heeft slechts werking tussen twee verdragsluitende staten indien geen van beide de depositaris een kennisgeving betreffende de andere heeft toegezonden overeenkomstig lid 2 of lid 3. Bij gebreke van een dergelijke kennisgeving heeft het verdrag werking tussen twee verdragsluitende staten vanaf de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van de periode gedurende welke kennisgevingen kunnen worden gedaan. 

2. Een verdragsluitende staat kan binnen twaalf maanden na de in artikel 32, punt a), bedoelde kennisgeving door de depositaris, aan de depositaris ter kennis brengen dat de bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding van een andere staat niet tot gevolg zal hebben dat tussen deze twee staten betrekkingen krachtens dit verdrag tot stand worden gebracht. 

3. Een staat kan bij de nederlegging van zijn akte overeenkomstig artikel 24, lid 4, aan de depositaris ter kennis brengen dat zijn bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding niet tot gevolg zal hebben dat met een verdragsluitende staat betrekkingen krachtens dit verdrag tot stand worden gebracht. 

4. Een verdragsluitende staat kan te allen tijde een kennisgeving die hij krachtens lid 2 of lid 3 heeft gedaan, intrekken. Deze intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een termijn van drie maanden na de datum van kennisgeving.

Artikel 30 
Verklaringen 

1. De in de artikelen 14, 17, 18, 19 en 25 bedoelde verklaringen kunnen worden afgelegd bij de ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding of op enig tijdstip daarna, en kunnen te allen tijde worden gewijzigd of ingetrokken. 

2. Van verklaringen, wijzigingen en intrekkingen wordt aan de depositaris mededeling gedaan. 

3. Een verklaring die is afgelegd op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding wordt van kracht op het tijdstip waarop het verdrag voor de betrokken staat in werking treedt. 

4. Een op een later tijdstip afgelegde verklaring en elke wijziging of intrekking van een verklaring worden van kracht op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een termijn van drie maanden na de datum waarop de kennisgeving door de depositaris is ontvangen. 

5. Een op een later tijdstip afgelegde verklaring en elke wijziging of intrekking van een verklaring zijn niet van toepassing op beslissingen die voortvloeien uit procedures die op het tijdstip waarop de verklaring van kracht wordt reeds bij het gerecht van herkomst zijn ingesteld.

Artikel 31 
Opzegging 

1. Een verdragsluitende staat kan bij schriftelijke kennisgeving aan de depositaris dit verdrag opzeggen. De opzegging kan worden beperkt tot bepaalde territoriale eenheden van een niet-geünificeerd rechtsstelsel waarop dit verdrag van toepassing is.

2. De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een termijn van twaalf maanden na de datum waarop de kennisgeving door de depositaris is ontvangen. Wanneer in de kennisgeving een langere opzegtermijn is aangegeven, wordt de opzegging van kracht na het verstrijken van deze langere termijn na de datum waarop de kennisgeving door de depositaris is ontvangen.

Artikel 32 
Kennisgevingen door de depositaris 

De depositaris geeft de leden van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht en andere staten en regionale organisaties voor economische integratie die conform de artikelen 24, 26 en 27 zijn overgegaan tot ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van dit verdrag of tot toetreding ertoe, kennis van het volgende: 

a) de ondertekeningen, bekrachtigingen, aanvaardingen, goedkeuringen en toetredingen als bedoeld in de artikelen 24, 26 en 27;

b) de datum waarop dit verdrag in werking treedt overeenkomstig artikel 28;

c) de kennisgevingen, verklaringen, wijzigingen en intrekkingen als bedoeld in de artikelen 26, 27, 29 en 30, en

d) de opzeggingen als bedoeld in artikel 31.

 

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit verdrag hebben ondertekend. 

Gedaan te Den Haag, op 2 juli 2019, in de Engelse en Franse taal, welke beide teksten gelijkelijk authentiek zijn, in een enkel exemplaar dat zal worden nedergelegd in het archief van de regering van het Koninkrijk der Nederlanden, en waarvan een gewaarmerkt afschrift langs diplomatieke weg zal worden toegezonden aan elk van de leden van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht op het tijdstip van haar tweeëntwintigste zitting alsmede aan alle andere staten die aan die zitting hebben deelgenomen.

Top