EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021PC0274

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol nr. 37 (houdende de in artikel 101 bedoelde lijst) bij de EER-Overeenkomst

COM/2021/274 final

Brussel, 7.6.2021

COM(2021) 274 final

2021/0133(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol nr. 37 (houdende de in artikel 101 bedoelde lijst) bij de EER-Overeenkomst

(Voor de EER relevante tekst)


TOELICHTING

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt in verband met de beoogde vaststelling van de besluiten van het Gemengd Comité van de EER betreffende wijzigingen van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol nr. 37 (houdende de lijst bedoeld in artikel 101) bij de EER-Overeenkomst.

2.Achtergrond van het voorstel

2.1.De EER-Overeenkomst

De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna “de EER-Overeenkomst” genoemd) waarborgt gelijke rechten en verplichtingen binnen de interne markt voor burgers en marktdeelnemers in de EER. De EER-Overeenkomst voorziet in de opname erin van EU-wetgeving met betrekking tot de vier vrijheden in de 30 EER-staten, bestaande uit de EU-lidstaten, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. Daarnaast heeft de EER‑Overeenkomst betrekking op samenwerking op andere belangrijke gebieden, zoals onderzoek en ontwikkeling, onderwijs, sociaal beleid, milieu, consumentenbescherming, toerisme en cultuur, gezamenlijk aangeduid als “flankerend en horizontaal” beleid. De EER‑Overeenkomst is op 1 januari 1994 in werking getreden. De Europese Unie en haar lidstaten zijn partij bij de EER-Overeenkomst.

2.2.Het Gemengd Comité van de EER

Het Gemengd Comité van de EER is verantwoordelijk voor het beheer van de EER-Overeenkomst. Het is een forum voor het uitwisselen van standpunten in verband met de werking van de EER-Overeenkomst. Het Gemengd Comité neemt zijn besluiten bij consensus. Overeenkomstig het Verdrag van Lissabon is de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) verantwoordelijk voor de coördinatie van EER-aangelegenheden aan EU‑zijde. 

2.3.De beoogde handeling van het Gemengd Comité van de EER

Het Gemengd Comité van de EER zal naar verwachting twee besluiten van het Gemengd Comité van de EER vaststellen (“de beoogde handelingen”) betreffende de wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol nr. 37 (houdende de lijst bedoeld in artikel 101) bij de EER-Overeenkomst.

Het doel van de twee beoogde handelingen is Verordening (EU) 2018/1971 tot instelling van het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie (Berec) 1 en Richtlijn (EU) 2018/1972 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking) in de EER-Overeenkomst op te nemen.

De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig de artikelen 103 en 104 van de EER-Overeenkomst.

3.Namens de Unie in te nemen standpunt

De EDEO dient samen met de diensten van de Commissie de ontwerpbesluiten van het Gemengd Comité van de EER bij de Raad in met het oog op vaststelling van het standpunt van de Unie. De EDEO hoopt deze ontwerpbesluiten zo spoedig mogelijk in het Gemengd Comité van de EER te kunnen voorstellen.

De inhoud en de aard van de bijgaande ontwerpbesluiten van het Gemengd Comité van de EER gaan verder dan wat als technische aanpassing kan worden beschouwd in de zin van Verordening nr. 2894/94 van de Raad. Het standpunt van de Unie moet derhalve door de Raad worden vastgesteld.

De bijgaande besluiten van het Gemengd Comité van de EER bevatten onder meer de volgende aanpassingen.

3.1.Aanpassingen van Verordening (EU) 2018/1971 tot instelling van het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie (Berec) – besluit van het Gemengd Comité in bijlage 1

Inleiding

Overeenkomstig de institutionele opzet van de EER-Overeenkomst oefent de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA de toezichtbevoegdheden van de Commissie uit in de EVA-pijler en weerspiegelen haar toezichtbevoegdheden bijgevolg de toezichtbevoegdheden van de Commissie uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1971 (Berec-verordening) en Richtlijn (EU) 2018/1972 (richtlijn tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (richtlijn wetboek elektronische communicatie) 2 ) in de EVA-pijler. 

De Berec-verordening en de richtlijn wetboek elektronische communicatie voorzien in een aantal taken voor Berec met het oog op een consistente uitvoering van het regelgevend kader voor elektronische communicatie. Aangezien Berec een belangrijke rol speelt bij de toepassing van de Berec-verordening en de richtlijn wetboek elektronische communicatie, zijn de verordening en de richtlijn wetboek elektronische communicatie onlosmakelijk met elkaar verbonden. Deze koppeling komt tevens tot uiting in de twee ontwerpbesluiten van het Gemengd Comité waarbij de richtlijn en de Berec-verordening in de EER-Overeenkomst worden opgenomen. Het is belangrijk de twee ontwerpbesluiten van het Gemengd Comité samen te onderzoeken om inzicht te krijgen in de algemene structuur ervan in de context van de EER.

Het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité (in bijlage 1) bevat drie verschillende reeksen aanpassingen die hieronder worden gepresenteerd: de procedures voor deelname van de EVAstaten aan Berec (deel B), de aanpassingen met betrekking tot de relatie tussen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en Berec (deel C), andere aanpassingen met betrekking tot de deelname van de EVA-staten aan Berec (deel D) en algemene aanpassingen die gebruikelijk zijn in de context van de EER (deel E).

Procedures voor deelname van de EVA-staten aan Berec

Berec werd ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1211/2009 en Verordening (EU) 2018/1971 en moet bijdragen tot de ontwikkeling en betere werking van de interne markt voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, door te streven naar de consistente toepassing van het regelgevend kader voor elektronische communicatie van de EU. In de verordening wordt tevens erkend dat het wenselijk is dergelijke doelstellingen in de context van de EER te verwezenlijken en is bepaald dat de raad van regulators van het Berec (raad van regulators), de werkgroepen en de raad van bestuur moeten openstaan voor deelname van de nationale regelgevende instanties van de EER-EVA-staten, teneinde de consistente uitvoering van het regelgevend kader voor elektronische communicatie uit te breiden tot IJsland, Liechtenstein en Noorwegen 3 .

Artikel 101 van de EER-Overeenkomst luidt als volgt:

“1. Wat de commissies betreft die noch onder artikel 81 [d.w.z. programmacommissies] noch onder artikel 100 [d.w.z. comitologiecommissie] vallen, worden deskundigen uit de EVA-staten ingeschakeld bij de werkzaamheden wanneer de goede werking van deze Overeenkomst zulks vereist.

Bedoelde commissies zijn vermeld in Protocol nr. 37. De wijze van uitvoering van deze samenwerking wordt uiteengezet in de desbetreffende sectoriële protocollen en bijlagen waarin de betrokken onderwerpen worden behandeld.

2. Indien de overeenkomstsluitende partijen tot de conclusie komen dat een dergelijke samenwerking tot andere commissies met soortgelijke kenmerken moet worden uitgebreid, kan het Gemengd Comité van de EER Protocol nr. 37 wijzigen.” 4 .

Berec is geen comitologiecommissie en werd ook niet in het kader van een programma ingesteld. Als forum voor samenwerking tussen regelgevende instanties valt Berec onder de categorie “andere commissies” in de zin van artikel 101 van de EER-Overeenkomst, die zijn opgenomen in Protocol nr. 37. Overeenkomstig die bepaling wordt de wijze van uitvoering van deze samenwerking uiteengezet in de desbetreffende sectoriële bijlage waarin de betrokken onderwerpen worden behandeld. Dergelijke wijzen van uitvoering zijn opgenomen in de bijlagen (bij de EER-Overeenkomst) onder het desbetreffende punt en worden voorafgegaan door een inleidende zin die luidt als volgt: “Procedures voor deelname van de EVA-landen overeenkomstig artikel 101 van de Overeenkomst” (zie bv. de besluiten van het Gemengd Comité van de EER nr. 192/2014, nr. 18/2013, nr. 92/2010, nr. 10/2004). Dergelijke procedures worden niet als “aanpassingsteksten” beschouwd, aangezien zij niet tot doel hebben de regels van het in de EER-Overeenkomst opgenomen besluit te wijzigen maar ze aan te vullen, voor zover dat nodig is om de goede werking van de samenwerking te waarborgen.

In de wijzen van uitvoering van de samenwerking is bepaald dat de nationale regelgevende instanties van de EER-EVA-staten volledig deelnemen aan de werkzaamheden van de raad van regulators van Berec, de werkgroepen van Berec en de raad van bestuur van het Berec-Bureau, dat nationale regelgevende instanties van de EER-EVA-staten dezelfde rechten en plichten hebben als andere nationale regelgevende instanties in de EU, met uitzondering van stemrecht, maar niet in aanmerking komen voor het voorzitterschap van de raad van bestuur van Berec en de raad van bestuur van het Berec-Bureau. De nationale regelgevende instanties van de EER-EVA-staten kunnen echter werkgroepen voorzitten. De nationale regelgevende instanties van de EER-EVA-staten worden op een passend niveau vertegenwoordigd overeenkomstig de bepalingen van de Berec-verordening (zie artikel 7 van de Berec-verordening). De deelname van de nationale regelgevende instanties van de EVA-staten is cruciaal om convergentie van de regelgeving te bevorderen.

In de wijzen van uitvoering is tevens bepaald dat Berec en het Berec-Bureau de nationale regelgevende instanties van de EER-EVA-staten en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zullen bijstaan.

Aanpassingen met betrekking tot de relatie tussen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en Berec

In de aanpassingen a), i) en ii) is bepaald dat Berec de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA moet bijstaan en adviseren en op verzoek van laatstgenoemde richtsnoeren moet uitvaardigen.

Aangezien de nationale regelgevende instanties van de EER-EVA-staten geen stemrecht zullen hebben in Berec, is in aanpassing a), iii), waarbij aan artikel 4 een nieuw lid 1 bis wordt toegevoegd, bepaald dat de standpunten van de nationale regelgevende instanties van de EER-EVA-staten afzonderlijk door Berec worden vastgelegd wanneer zij adviezen verstrekken overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt c), i) en ii), van de verordening. Dit betreft met name adviezen over ontwerpmaatregelen van de nationale regelgevende instanties van de EER-EVA-staten overeenkomstig de artikelen 32 en 33 van de richtlijn wetboek elektronische communicatie, en adviezen over grensoverschrijdende geschillen overeenkomstig artikel 27 van de richtlijn wetboek elektronische communicatie.

Overeenkomstig aanpassing a), v), moet de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zoveel mogelijk rekening houden met richtsnoeren, adviezen, aanbevelingen, gemeenschappelijke standpunten en beste praktijken van Berec.

Andere aanpassingen met betrekking tot de deelname van de EER-EVA-staten aan Berec

Het Berec-Bureau is een orgaan van de EU met rechtspersoonlijkheid 5 en is een agentschap dat Berec ondersteunt. Overeenkomstig eerdere opnamen van oprichtingsdocumenten van EU-agentschappen in de EER-Overeenkomst 6 wordt de deelname van de EVA-staten aan de activiteiten van het Berec-Bureau geregeld door middel van aanpassingen van de Berec-verordening. Aangezien het Berec-Bureau geen eigen beleidstaken uitoefent, is deze deelname veeleer administratief van aard.

Op grond van aanpassing e) van de Berec-verordening zullen de EER-EVA-staten financieel bijdragen aan de middelen van het Berec-Bureau door deel te nemen aan de subsidie van de Unie. In overeenstemming met de in het verleden gevolgde werkwijze zal deze financiële bijdrage worden vastgesteld overeenkomstig de procedures van artikel 82, lid 1, punt a), van de EER-Overeenkomst.

Krachtens artikel 12, lid 2, punt a), en artikel 82, lid 3, punt a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de EU (“RAP”) worden tijdelijke functionarissen respectievelijk arbeidscontractanten in dienst genomen, mits zij onderdaan zijn van een EU-lidstaat, tenzij het tot aanstelling bevoegde gezag anders beslist. Aanpassing f) voorziet derhalve in een ruime afwijking voor EER-EVA-onderdanen, die onder dezelfde voorwaarden als EU-onderdanen in aanmerking moeten komen.

In artikel 12, lid 2, punt e), artikel 82, lid 3, punt e), en artikel 85, lid 3, RAP wordt verwezen naar artikel 55, lid 1, VEU over de talen van de Unie. In aanpassing f) is voorts bepaald dat het Berec-Bureau met betrekking tot zijn personeel de in artikel 129, lid 1, van de EER-Overeenkomst genoemde officiële talen als talen van de Unie beschouwt.

Tot slot is in aanpassing g) bepaald dat de EER-EVA-staten dezelfde voorrechten en immuniteiten toepassen als de EU-lidstaten wat betreft het Berec-Bureau en zijn personeel, zoals beschreven in Protocol nr. 7 bij het VEU en het VWEU.

Overige aanpassingen

Overeenkomstig artikel 7 van de EER-Overeenkomst zijn alleen handelingen die zijn opgenomen in de EER-Overeenkomst bindend voor de EVA-staten. Daarom wordt de verwijzing naar het Unierecht in artikel 4, lid 4, aangepast om aan te geven dat, in de context van de EER, het juridische referentiekader de EER-Overeenkomst is (aanpassing a), iv)).

Om de consistente handhaving van EER-regels te vergemakkelijken, is in de aanpassingen b) en d) van de verordening bepaald dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, samen met de Commissie, ook vertegenwoordigd is in de raad van regulators van Berec en de raad van bestuur. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA heeft, in tegenstelling tot de Commissie, geen stemrecht in de raad van bestuur.

Bij aanpassing c) van artikel 13, lid 3, wordt de tekst aangepast om de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA in staat te stellen deel te nemen aan door de raad van bestuur van Berec opgerichte werkgroepen. Net zoals het geval is voor de Commissie kan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA niet deelnemen aan werkgroepen die zijn opgericht om de in artikel 4, lid 1, punt c), ii), van de verordening bedoelde taken uit te voeren.

Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie maakt geen deel uit van de EER-Overeenkomst. Aanpassing h) van artikel 36 heeft tot doel ervoor te zorgen dat alle documenten die door Berec of het Berec-Bureau met betrekking tot de EER-EVA-staten worden opgesteld, overeenkomstig die verordening worden behandeld. Dezelfde aanpassing is normaliter voorzien met betrekking tot de agentschappen waaraan de EER-EVA-staten deelnemen.

Bij aanpassing i) wordt de tekst van artikel 40, lid 2, aangepast om de rol van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA in de desbetreffende bepaling weer te geven en om te verduidelijken dat de verwijzing naar “het Unierecht en het nationale recht” in de context van de EER moet worden begrepen als “de EER-Overeenkomst en het nationale recht”.

Bij aanpassing j) wordt de tekst van artikel 41, lid 1, punt a), aangepast om de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA dezelfde toegang tot het informatie- en communicatiesysteem te bieden als de Commissie, hetgeen belangrijk is voor een goede samenwerking en de consistente toepassing van het regelgevend kader voor elektronische communicatie.

3.2.Aanpassingen van Richtlijn (EU) 2018/1972 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking) – besluit van het Gemengd Comité in bijlage 2

De richtlijn heeft tot doel een interne markt voor elektronische communicatie binnen de EU tot stand te brengen en vervangt de Richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG, die in bijlage XI bij de EER-Overeenkomst zijn opgenomen. Parallel met de vaststelling van de richtlijn heeft de EU een nieuwe Verordening (EU) 2018/1971 tot instelling van het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie (Berec) vastgesteld.

De richtlijn voorziet in een aantal taken voor Berec, die tot doel hebben ervoor te zorgen dat het regelgevend kader voor elektronische communicatie consistent wordt uitgevoerd. Aangezien Berec een belangrijke rol speelt bij de toepassing van de verordening en de richtlijn, zijn de verordening en de richtlijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Deze koppeling komt tevens tot uiting in de twee ontwerpbesluiten van het Gemengd Comité waarbij de richtlijn en de Berec-verordening in de EER-Overeenkomst worden opgenomen, en die bij dit ontwerpbesluit van de Raad zijn gevoegd. Het is belangrijk die twee ontwerpbesluiten van het Gemengd Comité samen te onderzoeken om inzicht te krijgen in de algemene structuur ervan in de context van de EER.

Een belangrijke taak van Berec is om, in voorkomend geval, adviezen te verstrekken over maatregelen van nationale regelgevende instanties en over grensoverschrijdende geschillen (de artikelen 27, 32 en 33 van de richtlijn). Voor de toepassing van de EER-Overeenkomst zijn in het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité bij de verordening de procedures voor deelname van de EER-EVA-staten aan Berec nader bepaald. Daarnaast is bepaald dat de standpunten van de nationale regelgevende instanties van de EER-EVA-staten over de adviezen van Berec afzonderlijk worden vastgelegd en dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zoveel mogelijk rekening houdt met richtsnoeren, adviezen, aanbevelingen, gemeenschappelijke standpunten en beste praktijken van Berec. Het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité bevat voorts enkele andere noodzakelijke aanpassingen in de context van de EER.

Het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité, waarbij de richtlijn in de EER-Overeenkomst wordt opgenomen, voorziet op zijn beurt in andere aanpassingen van de richtlijn die noodzakelijk zijn in het licht van de EER-Overeenkomst.

Recht van de Unie/de EER-Overeenkomst (aanpassing a))

Overeenkomstig artikel 7 van de EER-Overeenkomst zijn alleen handelingen die zijn opgenomen in de EER-Overeenkomst bindend voor de EVA-staten. Daarom moet de verwijzing naar het Unierecht worden aangepast om aan te geven dat, in de context van de EER, het juridische referentiekader de EER-Overeenkomst is.

Adviezen van de Beleidsgroep Radiospectrum (aanpassing b)):

Overeenkomstig aanpassing b) van artikel 28 is de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bevoegd om tot de EVA-staten gerichte besluiten te nemen.

In de aanpassing is tevens bepaald dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zoveel mogelijk rekening moet houden met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum. Dit moet ervoor zorgen dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bij de uitvoering van haar taak ten aanzien van de EVA-staten in het kader van de tweepijlerstructuur van de EER-Overeenkomst van dezelfde deskundigheid gebruikmaakt als de Commissie.

Voorts werken de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie in gevallen waarin zowel EVA-staten als EU-lidstaten betrokken zijn, samen om overeenstemming te bereiken over besluiten om tot een oplossing te komen voor de grensoverschrijdende schadelijke interferentie.

Verwijzing naar artikel 267 VWEU/artikel 34 van de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een toezichthoudende autoriteit en een Hof van Justitie (aanpassing c)):

Bij aanpassing c) wordt het juridisch kader voor rechterlijke instanties in de EVA-staten aangepast door de verwijzing naar artikel 267 VWEU te vervangen door een verwijzing naar artikel 34 van de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een toezichthoudende autoriteit en een Hof van Justitie.

Bepalen van transnationale markten (aanpassing d)):

De in het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité voorgestelde aanpassingstekst stemt overeen met hetgeen momenteel is voorzien bij aanpassing d) uit hoofde van Richtlijn 2002/21/EG (zie punt 5cl van bijlage XI bij de EER-Overeenkomst) met betrekking tot de voorwaarden voor samenwerking tussen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie.

Aanpassing van de verwijzing naar het “Handvest” (aanpassing e)):

Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is een instrument van het primaire EU-recht dat niet bindend is voor niet-lidstaten, en is niet relevant in de context van de EER. Daarom wordt in aanpassing g) van de richtlijn de in artikel 100, lid 1, opgenomen verwijzing naar het Handvest aangepast om te verwijzen naar “de grondrechten en de algemene beginselen van de EER-Overeenkomst”, en de verwijzingen in artikel 100, lid 2, naar “grondrechten”.

4.Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 7 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Gemengd Comité van de EER is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de EER-Overeenkomst. De door het Gemengd Comité van de EER vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig de artikelen 103 en 104 van de EER-Overeenkomst volkenrechtelijk bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de Overeenkomst. De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU, in samenhang met artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, in samenhang met artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad, vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de materiële rechtsgrondslag van de in de EER‑Overeenkomst op te nemen EU-rechtshandelingen.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De belangrijkste doelstelling en inhoud van de beoogde handelingen hebben betrekking op de onderlinge aanpassing van de wetgevingen; de materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 114 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit moet artikel 114 zijn, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU en artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

5.Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien bij de handelingen van het Gemengd Comité van de EER bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol nr. 37 (houdende de in artikel 101 bedoelde lijst) bij de EER-Overeenkomst zullen worden gewijzigd, is het passend deze na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2021/0133 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol nr. 37 (houdende de in artikel 101 bedoelde lijst) bij de EER-Overeenkomst

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114 VWEU in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte 8 , en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte 9 (hierna “de EEROvereenkomst” genoemd) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

(2)Overeenkomstig artikel 98 van de EER-Overeenkomst kunnen onder meer bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol nr. 37 (houdende de in artikel 101 bedoelde lijst) bij de EER-Overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.

(3)Verordening (EU) 2018/1971 van het Europees Parlement en de Raad 10 moet in de EER-Overeenkomst worden opgenomen.

(4)Met het oog op de goede werking van de EER-Overeenkomst moet Protocol nr. 37 bij de EER-Overeenkomst worden uitgebreid om het bij Verordening (EU) 2018/1971 ingestelde Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie (Berec) erin op te nemen.

(5)Met het oog op een consistente uitvoering van het regelgevend kader voor elektronische communicatie binnen het toepassingsgebied van de EER-Overeenkomst zullen de nationale regelgevende instanties van de EVA-staten volledig deelnemen aan de werkzaamheden van de raad van regulators van Berec, de werkgroepen van Berec en de raad van bestuur van het Berec-Bureau; daarbij beschikken zij evenwel niet over stemrecht. De standpunten van de nationale regelgevende instanties van de EVAstaten worden afzonderlijk vastgelegd wanneer Berec advies verstrekt. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA houdt zoveel mogelijk rekening met de adviezen van Berec.

(6)Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad 11 moet in de EER-Overeenkomst worden opgenomen.

(7)De in de EER-Overeenkomst opgenomen Richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG worden met ingang van 21 december 2020 bij Richtlijn (EU) 2018/1972 ingetrokken en moeten derhalve met ingang van 21 december 2020 uit de EER-Overeenkomst worden geschrapt.

(8)Bijlage XI en Protocol nr. 37 bij de EER-Overeenkomst moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER in de bijlage bij dit besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol nr. 37 (houdende de lijst bedoeld in artikel 101) bij de EER-Overeenkomst, is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel,

           Voor de Raad

           De voorzitter

(1)    Verordening (EU) 2018/1971 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot instelling van het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie (Berec) en het Bureau voor ondersteuning van Berec (Berec-Bureau), tot wijziging van Verordening (EU) 2015/2120 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1211/2009 (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 1).
(2)    PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36.
(3)    Zie overweging 34 van Verordening (EU) 2018/1971.
(4)    In de afgelopen vijfentwintig jaar zijn de EER-EVA-staten op grond van deze bepaling bij de werkzaamheden van diverse EU-organen betrokken. De volledige lijst van dergelijke organen is te vinden in de bijgewerkte versie van Protocol nr. 37. Zie hier
(5)    Artikel 2, lid 1, van de Berec-verordening.
(6)    De lijst van EU-agentschappen waaraan de EVA deelneemt en de besluiten van het Gemengd Comité waarbij hun oprichtingsverordeningen in de EER-Overeenkomst zijn opgenomen, zijn te vinden op http://www.efta.int/eea/eu-agencies
(7)    Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64.
(8)    PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
(9)    PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.
(10)    Verordening (EU) 2018/1971 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot instelling van het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie (Berec) en het Bureau voor ondersteuning van Berec (Berec-Bureau), tot wijziging van Verordening (EU) 2015/2120 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1211/2009 (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 1).
(11)    Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking), gerectificeerd bij PB L 334 van 27.12.2019, blz. 164 (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).
Top

Brussel, 7.6.2021

COM(2021) 274 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol nr. 37 (houdende de in artikel 101 bedoelde lijst) bij de EER-Overeenkomst


BIJLAGE 1

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. […]

van […]

tot wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol nr. 37 (houdende de lijst bedoeld in artikel 101) bij de EER-Overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna “de EER-Overeenkomst” genoemd), en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Verordening (EU) 2018/1971 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot instelling van het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie (Berec) en het Bureau voor ondersteuning van Berec (Berec-Bureau), tot wijziging van Verordening (EU) 2015/2120 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1211/2009 1 moet in de EER-Overeenkomst worden opgenomen.

(2)Met het oog op de goede werking van de EER-Overeenkomst moet Protocol nr. 37 bij de EER-Overeenkomst worden uitgebreid om het bij Verordening (EU) 2018/1971 ingestelde Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie (Berec) erin op te nemen.

(3)Met het oog op een consistente uitvoering van het regelgevend kader voor elektronische communicatie binnen het toepassingsgebied van de EER-Overeenkomst zullen de nationale regelgevende instanties van de EVA-staten volledig deelnemen aan de werkzaamheden van de raad van regulators van Berec, de werkgroepen van Berec en de raad van bestuur van het Berec-Bureau; daarbij beschikken zij evenwel niet over stemrecht. De standpunten van de nationale regelgevende instanties van de EVA-staten worden afzonderlijk vastgelegd wanneer Berec advies verstrekt. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA houdt zoveel mogelijk rekening met de adviezen van Berec.

(4)Bijlage XI en Protocol nr. 37 bij de EER-Overeenkomst moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XI bij de EER-Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1.    Na punt 5czp (Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/784 van de Commissie) wordt het volgende punt ingevoegd:

“5czq. 32018 R 1971: Verordening (EU) 2018/1971 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot instelling van het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie (Berec) en het Bureau voor ondersteuning van Berec (Berec-Bureau), tot wijziging van Verordening (EU) 2015/2120 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1211/2009 (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 1).

Procedures voor deelname van de EVA-staten overeenkomstig artikel 101 van de EER-Overeenkomst:

De nationale regelgevende instanties van de EVA-staten, waarbij de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de dagelijkse werking van de markten voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten in de eerste plaats berust, nemen volledig deel aan de werkzaamheden van de raad van regulators van Berec, de werkgroepen van Berec en de raad van bestuur van het Berec-Bureau.

Zij worden op een passend niveau vertegenwoordigd overeenkomstig de bepalingen van de Berec-verordening.

Daartoe hebben de nationale regelgevende instanties van de EVA-staten dezelfde rechten en plichten als de nationale regelgevende instanties van de EU-lidstaten, met uitzondering van het stemrecht. Leden uit de EVA-staten komen niet in aanmerking voor het voorzitterschap van de raad van regulators en de raad van bestuur.

In voorkomend geval verlenen Berec en het Berec-Bureau bijstand aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de nationale regelgevende instanties van de EVA-staten, naargelang het geval, bij de uitvoering van hun respectieve taken.

De bepalingen van de verordening worden voor de toepassing van deze Overeenkomst met de volgende aanpassingen gelezen:

a) In artikel 4:

i) worden in lid 1, punt a), de woorden “, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” ingevoegd voor de woorden “en de Commissie”;

ii) worden in lid 1, punt e), de woorden “, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” ingevoegd voor de woorden “of de Commissie”;

iii) wordt het volgende lid ingevoegd:

“1 bis. De standpunten van de nationale regelgevende instanties van de EVA-staten worden afzonderlijk door Berec vastgelegd wanneer zij adviezen verstrekken overeenkomstig lid 1, punt c), i) en ii).”;

iv) worden in lid 4, wat betreft de EVA-staten, de woorden “het desbetreffende Unierecht” gelezen als “de EER-Overeenkomst”;

v) worden in lid 4 de woorden “of, in voorkomend geval, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” ingevoegd na de woorden “en de Commissie”.

b)In artikel 7, lid 4, worden de woorden “De Commissie neemt” vervangen door “De Commissie en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nemen” en wordt het woord “is” vervangen door “zijn”.

c)In artikel 13, lid 3,

i)worden de woorden “, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” ingevoegd na het woord “Berec”;

ii)worden de woorden “en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” ingevoegd na de woorden “van de Commissie”.

d)In artikel 15:

i)wordt in lid 1 aan het einde van de eerste alinea de onderstaande zin toegevoegd: “Een vertegenwoordiger van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA neemt zonder stemrecht deel aan de raad van bestuur.”;

ii)worden in lid 2 de woorden “en van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” ingevoegd na de woorden “van de Commissie”.

e)Aan artikel 25 wordt het volgende lid toegevoegd:

“5.    De EVA-staten nemen een gedeelte van de in lid 3, punt a), bedoelde bijdrage van de Unie voor hun rekening. Te dien einde zijn de procedures van artikel 82, lid 1, punt a), van de EER-Overeenkomst en Protocol nr. 32 bij de EER-Overeenkomst van overeenkomstige toepassing.”.

f)Aan artikel 30 worden de volgende alinea’s toegevoegd:

“In afwijking van artikel 12, lid 2, punt a), en artikel 82, lid 3, punt a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, kunnen onderdanen van de EVA-staten die over hun volledige burgerrechten beschikken, door de dienst aanwerving van het Agentschap in dienst worden genomen.

In afwijking van artikel 12, lid 2, punt e), artikel 82, lid 3, punt e), en artikel 85, lid 3, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, worden de in artikel 129, lid 1, van de EER-Overeenkomst bedoelde talen door het Bureau ten aanzien van zijn personeel beschouwd als in artikel 55, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde talen van de Unie.”.

g)In artikel 34 wordt het volgende toegevoegd:

“De EVA-staten kennen het Berec-Bureau gelijkwaardige voorrechten en immuniteiten toe als die welke zijn vervat in het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie.”.

h)Aan artikel 36 wordt het volgende lid toegevoegd:

“4.    Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is, voor de toepassing van de verordening, van toepassing op de bevoegde autoriteiten van de EVA-staten wat betreft de door Berec of het Berec-Bureau opgestelde documenten.”.

i)In artikel 40, lid 2,

i) worden de woorden “, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” ingevoegd na de woorden “de Commissie”;

ii) worden, wat betreft de EVA-staten, de woorden “het Unierecht en het nationale recht” gelezen als “de EER-Overeenkomst en het nationale recht”.

j)In artikel 41, lid 1, punten a) en b), worden de woorden “, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” ingevoegd na de woorden “de Commissie”.

2.    In punt 5ob (Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende toegevoegd:

“, gewijzigd bij:

-32018 R 1971: Verordening (EU) 2018/1971 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 1).”.

Artikel 2

Aan Protocol nr. 37 bij de EER-Overeenkomst wordt het volgende punt toegevoegd:

“41.Het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie (Berec) (Verordening (EU) 2018/1971 van het Europees Parlement en de Raad).”.

Artikel 3

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EU) 2018/1971 zijn authentiek.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op […], op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-Overeenkomst bedoelde kennisgevingen hebben plaatsgevonden 2*.

Artikel 5

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, […].

   Voor het Gemengd Comité van de EER

   De voorzitter

   […]

   De secretarissen

   van het Gemengd Comité van de EER

   […]

(1)    PB L 321 van 17.12.2018, blz. 1.
(2) *    [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]
Top

Brussel, 7.6.2021

COM(2021) 274 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol nr. 37 (houdende de in artikel 101 bedoelde lijst) bij de EER-Overeenkomst


BIJLAGE 2

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. […]

van […]

tot wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) bij de EER-Overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna “de EER-Overeenkomst” genoemd), en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking) 1 , gewijzigd bij PB L 334 van 27.12.2019, blz. 164, en PB L 419 van 11.12.2020, blz. 36, moet in de EER-Overeenkomst worden opgenomen.

(2)De in de EER-Overeenkomst opgenomen Richtlijnen 2002/19/EG 2 , 2002/20/EG 3 , 2002/21/EG 4 en 2002/22/EG 5 van het Europees Parlement en de Raad worden met ingang van 21 december 2020 bij Richtlijn (EU) 2018/1972 ingetrokken en moeten derhalve met ingang van 21 december 2020 uit de EER-Overeenkomst worden geschrapt.

(3)Bijlage XI bij de EER-Overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XI bij de EER-Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1.    Na punt 5czq (Verordening (EU) 2018/1971 van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende ingevoegd:

“5czr. 32018 L 1972: Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking) (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36), gerectificeerd bij PB L 334 van 27.12.2019, blz. 164 en PB L 419 van 11.12.2020, blz. 36.

De bepalingen van de richtlijn worden voor de toepassing van deze Overeenkomst met de volgende aanpassingen gelezen:

a)    Verwijzingen naar het recht van de Unie, met inbegrip van verwijzingen naar het VWEU en de bepalingen daarvan, worden begrepen als verwijzingen naar de EER-Overeenkomst.

b)    Aan artikel 28, lid 4, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Na raadpleging van de nationale regelgevende instanties kan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA besluiten nemen die tot de betrokken EVA-staten zijn gericht, waarbij zij zoveel mogelijk rekening houdt met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum.

Indien de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA of de Commissie voornemens is een besluit te nemen over een probleem of geschil waarbij zowel een EVA-staat als een EU-lidstaat betrokken zijn, werken zij samen om overeenstemming te bereiken over besluiten om tot een oplossing te komen voor de grensoverschrijdende schadelijke interferentie. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie houden daarbij zoveel mogelijk rekening met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum. Artikel 109 van de EER-Overeenkomst is van overeenkomstige toepassing.”.

c)    In artikel 31, lid 2, worden, wat betreft de EVA-staten, de woorden “artikel 267 VWEU” gelezen als “artikel 34 van de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een toezichthoudende autoriteit en een Hof van Justitie.”.

d)    Aan artikel 65, lid 1, worden de volgende alinea’s toegevoegd:

“Na raadpleging van de nationale regelgevende instanties kan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bij besluiten transnationale markten omschrijven in twee of meer EVA-staten.

Indien de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA of de Commissie voornemens is een transnationale markt te omschrijven waarbij zowel een EVA-staat als een EU-lidstaat betrokken zijn, werken zij samen om overeenstemming te bereiken over identieke besluiten om deze transnationale markt te bepalen. Artikel 109 van de EER-Overeenkomst is van overeenkomstige toepassing.”.

e)Wat betreft de EVA-staten,

i) worden in artikel 100, lid 1, de woorden “het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”) en de algemene beginselen van het Unierecht” gelezen als “de grondrechten en de algemene beginselen van de EER-Overeenkomst”;

ii)in artikel 100, lid 2, worden de woorden “de in het Handvest erkende rechten en vrijheden”, de woorden “artikel 52, lid 1, van het Handvest” en de woorden “het Handvest” gelezen als “de grondrechten”.”.

2.    Met ingang van 21 december 2020 wordt in punt 5cla (Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad) het volgende toegevoegd:

“, gewijzigd bij:

-32018 L 1972: Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).”.

3.    De tekst van de punten 5cj, 5ck, 5cl en 5cm wordt met ingang van 21 december 2020 geschrapt.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn (EU) 2018/1972, gerectificeerd bij PB L 334 van 27.12.2019, blz. 164, en PB L 419 van 11.12.2020, blz. 36, zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op […], op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-Overeenkomst bedoelde kennisgevingen hebben plaatsgevonden 6*.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, […].

   Voor het Gemengd Comité van de EER

   De voorzitter

   […]

   De secretarissen

   van het Gemengd Comité van de EER

   […]

(1)    PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36.
(2)    PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7.
(3)    PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.
(4)    PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.
(5)    PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51.
(6) *    [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]
Top