EUROPESE COMMISSIE
Brussel,7.6.2018
COM(2018) 435 final
2018/0224(COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot vaststelling van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding
(Voor de EER relevante tekst)
{SEC(2018) 291 final}
{SWD(2018) 307 final}
{SWD(2018) 308 final}
{SWD(2018) 309 final}
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Redenen en doelstellingen
Het "Horizon Europa"-voorstel is volledig in overeenstemming met het voorstel van de Commissie voor de volgende langetermijnbegroting van de Unie voor de periode van 2021 tot en met 2027, met de prioriteiten van de Commissie zoals uiteengezet in haar agenda voor banen, groei, billijkheid en democratische verandering, en met de algemene beleidsprioriteiten (de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen). Het ondersteunt de agenda van de Unie na 2020 zoals overeengekomen in de Verklaring van Rome van 25 maart 2017.
Het uitgangspunt van het voorstel is de stelling dat onderzoek en innovatie (O&I) antwoorden biedt op de prioriteiten van de burgers, de productiviteit en het concurrentievermogen van de Unie stimuleert, van cruciaal belang is voor de instandhouding van ons sociaaleconomisch model en onze waarden, en oplossingen aanreikt waarmee uitdagingen op een meer systematische manier kunnen worden aangepakt.
Het Horizon Europa-pakket bestaat uit voorstellen voor:
1.een kaderprogramma voor onderzoek en innovatie met de naam "Horizon Europa", waarin met name de regels voor deelname aan en verspreiding van dat programma zijn vastgesteld (in overeenstemming met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie – VWEU),
2.een specifiek programma voor de uitvoering van "Horizon Europa" ("VWEU"),
3.een programma voor onderzoek en opleiding in het kader van het Euratom-Verdrag ter aanvulling van Horizon Europa, vergezeld van de
4.bijbehorende effectbeoordeling en het wettelijk financieel memorandum.
Voorgesteld wordt om bij Verordening .../.../EU van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Defensiefonds voor de periode 2021-2027 een specifiek programma voor defensieonderzoek vast te stellen.
In het pakket worden twee actuele rechtshandelingen (het kaderprogramma en de regels voor deelname en verspreiding) samengevoegd tot één rechtshandeling en wordt tegelijkertijd een aantal verbeteringen aangebracht met het oog op vereenvoudiging.
Horizon Europa zal met name de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de Unie versterken om de grote wereldwijde uitdagingen van onze tijd te helpen aanpakken en bij te dragen tot de verwezenlijking van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen (SDG's). Tegelijkertijd zal het programma het concurrentievermogen van de Unie stimuleren, waaronder dat van de industriesector. Horizon Europa zal bijdragen tot het vervullen van de strategische prioriteiten van de Unie en zal de ontwikkeling en uitvoering van het beleid van de Unie ondersteunen. In een snel veranderende wereld hangt het succes van Europa in toenemende mate af van haar vermogen om excellente wetenschappelijke resultaten om te zetten in innovaties die een tastbaar en gunstig effect hebben op onze economie en onze levenskwaliteit en die nieuwe markten creëren met meer gekwalificeerde arbeidsplaatsen.
Om deze doelstelling te bereiken en voort te bouwen op het succes van zijn voorganger, blijft Horizon Europa de hele O&I-cyclus op geïntegreerde wijze ondersteunen.
Het beginsel van één stelsel van regels voor deelname en verspreiding wordt gehandhaafd, en met dit voorstel worden deze regels nog verder verbeterd.
Dit voorstel, dat van toepassing zou moeten worden op 1 januari 2021, wordt voorgelegd voor een Unie van 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich terug te trekken uit de Europese Unie en uit Euratom die de Europese Raad op 29 maart 2017 heeft ontvangen uit hoofde van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
•Verenigbaarheid met bestaande beleidsbepalingen
Het kaderprogramma is het vlaggenschipprogramma van de Unie ter ondersteuning van O&I, vanaf het concept tot de introductie ervan op de markt. Het is bedoeld als aanvulling op nationale en regionale financiering. Het kaderprogramma heeft reeds unieke Europese toegevoegde waarde opgeleverd door het stimuleren van de concurrentie en samenwerking over het hele continent met het oog op topwetenschap en topinnovatie. Dit heeft geleid tot wetenschappelijke doorbraken, een verbetering van het concurrentievermogen en oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Met het voorgestelde nieuwe kaderprogramma (Horizon Europa) zal worden gestreefd naar een nog grotere impact dan het huidige kaderprogramma (Horizon 2020), dat algemeen wordt erkend als waardevol voor de verwezenlijking van de ambities van Europa. Doordat onderzoek en innovatie zich van nature snel ontwikkelen, is overheidssteun voor O&I tegen een achtergrond van wereldwijde concurrentie meer dan ooit van essentieel belang, in het bijzonder op het niveau van de Unie waar de toegevoegde waarde ervan buiten kijf staat. Het voorstel is volledig in overeenstemming met de agenda van de Commissie voor O&I, met inbegrip van de hoofddoelstelling om 3 % van het bbp van de Unie te investeren in onderzoek en ontwikkeling, alsook met de mededeling "Een vernieuwde Europese agenda voor onderzoek en innovatie – de kans om de toekomst van Europa vorm te geven" (de bijdrage van de Europese Commissie aan de informele bijeenkomst van leiders op 16 en 17 mei 2018).
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Het voorstel is volledig in overeenstemming met het bestaande beleid van de Unie. Horizon Europa werd uitgewerkt met inachtneming van de prioriteiten van de huidige Commissie, het beleid voor een resultaatgerichte begroting (dat vereist dat de uitgavenprogramma's van de Unie meer dan ooit kosteneffectief moeten zijn), de uitvoering van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, de uitvoering van de integrale strategie van de Unie en het voorstel van de Commissie voor de volgende langetermijnbegroting van de Unie.
Op gebieden zoals gezondheidszorg, digitale technologieën, industriële transformatie, inclusieve en democratische samenlevingen, natuurlijke hulpbronnen, energie, mobiliteit, milieu, levensmiddelen, koolstofarme economie, ruimtevaart en veiligheid is O&I van cruciaal belang voor de succesvolle verwezenlijking van de volgende prioriteiten van de Unie: banen en groei, de digitale eengemaakte markt, de energie-unie en klimaatactie. O&I ligt aan de basis van de productiviteit en het concurrentievermogen van een geavanceerde economie zoals die van de Unie.
De investeringen in O&I zijn complementair met de investeringen in andere EU-programma's en versterken elkaar wederzijds. De resultaten van O&I zullen in samenwerking met andere EU-programma’s worden geëxploiteerd. Hierdoor wordt de aanwending van die resultaten op nationaal en regionaal niveau gestimuleerd en wordt het Europese potentieel voor innovatie maximaal benut. Dit zal worden aangevuld met doeltreffende O&I-communicatie- en voorlichtingscampagnes die gericht zijn op het grote publiek. In de langetermijnbegroting van de Unie wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke complementariteit en synergie tussen ondersteuning voor O&I en de exploitatie van de O&I-resultaten. Dit zal gebeuren aan de hand van een strategisch O&I-planningsproces dat flexibel genoeg zal zijn om de Commissie en andere instellingen van de Unie in staat te stellen snel te reageren op dringende behoeften en nieuwe prioriteiten.
Het voorstel is ook volledig in overeenstemming met de aanpak die wordt gevolgd in het kader van het proces voor de coördinatie van het economisch beleid van het Europees semester. Deze banden moeten worden behouden en versterkt, voortbouwend op de desbetreffende bijdragen die reeds in het kader van Horizon 2020 zijn geleverd voor de ondersteuning van structurele hervormingen ter verbetering van de kwaliteit en efficiëntie van de nationale onderzoeks- en innovatiestelsels op drie niveaus: in de eerste plaats via aanzienlijke investeringen in onderzoek en innovatie op wetenschappelijk en technologisch gebied; in de tweede plaats door het ondernemingsklimaat meer innovatievriendelijk en minder risicoschuw te maken; en tenslotte door de Europese burgers te ondersteunen tijdens wat een snelle en, voor sommigen, turbulente overgang zal zijn die wordt gedreven door innovatie, digitalisering en wereldwijde megatrends zoals kunstmatige intelligentie en de circulaire economie.
De acties van het programma moeten worden gebruikt om marktfalen of suboptimale investeringssituaties op evenredige wijze aan te pakken, zonder dat particuliere financiering wordt gedupliceerd of verdrongen, en moeten een duidelijke Europese toegevoegde waarde hebben. Dit zal de verenigbaarheid van de acties van het programma met de EU-staatssteunregels waarborgen, zodat buitensporige concurrentieverstoringen op de interne markt worden vermeden.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van "Horizon Europa" wordt gevormd door de VWEU-titels "Industrie" en "Onderzoek en technologische ontwikkeling en ruimte" (artikelen 173, 182, 183 en 188).
Omdat het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa sterk gericht is op de ondersteuning van innovatie, wordt het nu gebaseerd op de VWEU-titels "Industrie" en "Onderzoek en technologische ontwikkeling en ruimte" (artikelen 173 en 182), net zoals het specifieke programma voor defensieonderzoek (ibidem).
Het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) vloeit voort uit de titel "Industrie" en zal zoals voorheen verder worden gefinancierd door een financiële bijdrage uit Horizon Europa.
De rechtsgrondslag van het voorstel voor het Euratom-programma voor onderzoek en opleiding is artikel 7 van het Euratom-Verdrag.
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Op basis van artikel 4, lid 3, VWEU heeft de Unie op dit gebied gedeelde (parallelle) bevoegdheid. Om het hoofd te bieden aan de uitdagingen waarmee Europa momenteel wordt geconfronteerd, moet de Unie investeren in O&I: dit leidt tot voordelen op het gebied van schaal, toepassingsgebied en snelheid. Door de Unie gefinancierde O&I-activiteiten hebben duidelijke voordelen in vergelijking met nationale en regionale O&I-ondersteuning: zij creëren een kritische massa voor het aanpakken van wereldwijde uitdagingen, versterken de wetenschappelijke excellentie van de Unie via competitieve financiering, brengen grensoverschrijdende multidisciplinaire netwerken tot stand, versterken het menselijk kapitaal, bieden een structuur voor nationale O&I systemen, verhogen het concurrentievermogen van de Unie, en scheppen nieuwe marktkansen.
•Evenredigheid
De Unie zal acties ondernemen om grensoverschrijdende samenwerking en wereldwijde concurrentie mogelijk te maken zodat dat de beste voorstellen worden geselecteerd. Hierdoor wordt het niveau van excellentie verhoogd en krijgen de vooraanstaande O&I-initiatieven meer zichtbaarheid. Het ondersteunt bovendien de transnationale mobiliteit en trekt de beste talenten aan. Een programma op het niveau van de Unie is het best geschikt voor risicovolle en langlopende O&I-projecten omdat het risico wordt gedeeld en een groter toepassingsgebied en grotere schaalvoordelen kunnen worden gecreëerd. Er zal worden gestreefd naar onderlinge verbanden met nationale initiatieven, met name op het gebied van innovatie.
Op die manier kunnen dergelijke programma's zorgen voor bijkomende openbare en particuliere investeringen in O&I, bijdragen tot de verdere versterking van het Europese O&I-landschap en de commercialisering en verbreiding van innovatie versnellen. Programma’s op het niveau van de Unie kunnen bovendien de beleidsvorming en beleidsdoelstellingen ondersteunen.
De voorgestelde acties gaan niet verder dan nodig is om de doelstellingen van Unie te bereiken.
•Keuze van het instrument
Zoals in het verleden heeft de rechtshandeling de vorm van een verordening, aangezien daarbij rechten en verplichtingen voor de begunstigden in het leven worden geroepen die in al hun onderdelen verbindend en rechtstreeks toepasselijk zijn in alle lidstaten van de Unie en de met het kaderprogramma geassocieerde landen.
3.EVALUATIE ACHTERAF, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Evaluatie achteraf van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
De kaderprogramma’s van de Unie hebben geleid tot aanzienlijke en langdurige effecten, zoals onder meer is gebleken uit de opeenvolgende evaluaties sinds de Unie in 1984 in O&I is beginnen te investeren.
Dit initiatief is opgesteld op basis van de feedback van belanghebbenden, de resultaten van de tussentijdse evaluaties van de huidige programma’s, de evaluaties achteraf van de eerdere programma’s en prognoses.
In de mededeling over de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 worden verschillende gebieden aangehaald waar het beter kan. De bevindingen van de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 waren gebaseerd op een grondige analyse, op uitgebreide feedback van belanghebbenden en de strategische aanbevelingen van de onafhankelijke groep op hoog niveau inzake het optimaal benutten van het effect van de O&I-programma's van de EU (de Lamy-groep). Deze conclusies kunnen als volgt kort worden samengevat:
a)blijven vereenvoudigen;
b)baanbrekende innovatie ondersteunen;
c)een groter effect creëren door zich te richten op missies en burgers erbij te betrekken;
d)meer synergieën creëren met andere financieringsprogramma’s en beleidsterreinen van de Unie;
e)de internationale samenwerking versterken;
f)de openheid versterken; en
g)het financieringslandschap rationaliseren.
•Raadpleging van belanghebbenden
De Commissie heeft door middel van openbare raadplegingen om feedback gevraagd over de belangrijkste elementen van het ontwerp van het O&I-programma van de Unie voor de periode na 2020. De resultaten van deze raadplegingen zijn gebruikt bij de effectbeoordeling van het programma en hebben mee geleid tot het opstellen van het onderhavige wetgevingsvoorstel.
De raadplegingen zijn op verschillende tijdstippen uitgevoerd om te waarborgen dat bij het ontwerp en de formulering van het Horizon Europa-programma systematisch rekening werd gehouden met de standpunten van belanghebbenden. Om rekening te houden met de verschillende informatiebehoeften, zijn de raadplegingen georganiseerd in de vorm van conferenties en evenementen voor belanghebbenden, deskundigengroepen, onlineraadplegingen, workshops, vergaderingen en studiedagen, en analyses van standpuntnota’s.
97 % van de respondenten van de openbare raadpleging over de volgende langetermijnbegroting van de Unie op het gebied van O&I, kleine en middelgrote ondernemingen en de eengemaakte markt vinden het bevorderen van O&I in de Unie de belangrijkste beleidsuitdaging.
De belangrijkste boodschappen van de belanghebbenden kunnen als volgt worden samengevat:
·de driepijlerstructuur van Horizon 2020 moet worden behouden, maar de verbindingen tussen de pijlers moeten worden verbeterd;
·er zijn meer middelen nodig voor de regelingen voor individuele onderzoekers (ERC, MSCA);
·subsidies moeten het voornaamste financieringsmodel blijven, waar nodig aangevuld met de specifieke financiële instrumenten;
·er moet steun worden verleend aan activiteiten die excellentie helpen verspreiden of uitwisselen;
·kleinschaligere samenwerkingsprojecten zijn belangrijk voor het verbreden van de deelname;
·missies lijken de aangewezen weg om een groot effect te bereiken;
·de burgers moeten meer betrokken worden bij het kaderprogramma;
·de Europese Innovatieraad zou een Europese accelerator van innovatie moeten zijn;
·internationale samenwerking moet worden gestimuleerd om wereldwijde uitdagingen aan te pakken;
·gegevens en kennis die het resultaat zijn van door de Unie gefinancierde projecten moeten voor iedereen toegankelijk zijn;
·er is een duidelijke behoefte aan het vereenvoudigen van het O&I-landschap;
·synergieën met andere Unie-programma’s zijn moeilijk te bereiken maar een absolute noodzaak;
·het programmeringsproces voor de oproepen en missies moet worden verbeterd;
·het streven naar vereenvoudiging moet worden voortgezet; en
·de effecten kunnen meten en erover communiceren is van cruciaal belang.
•Externe expertise
De Commissie heeft uitgebreid gebruikgemaakt van externe expertise. Hieronder vallen met name de aanbevelingen en conclusies van de groep op hoog niveau onder leiding van Pascal Lamy, die worden gepresenteerd in het verslag "LAB – FAB – APP: Investing in the European future we want", Report of the Independent High Level Group on Maximising the Impact of EU Research and Innovation Programmes", dat in juli 2017 is aangenomen.
In januari 2017 is de groep op hoog niveau van innovatoren van de Europese Innovatieraad opgericht en belast met de ondersteuning van de Europese Commissie bij het opzetten van de Europese Innovatieraad (EIC). Het verslag "
Europe is back: Accelerating breakthrough innovation
" (Europa is terug: baanbrekende innovatie versnellen) met 14 aanbevelingen is in januari 2018 aangenomen.
Naar aanleiding van de aanbevelingen van het verslag-Lamy over missies is een externe deskundige aangewezen om de Commissie te adviseren over de missiebenadering. In februari 2018 heeft professor Mariana Mazzucato een verslag ingediend ("
Mission-Oriented Research & Innovation in the European Union - A problem-solving approach to fuel innovation-led growth
" - Onderzoek en innovatie in de Europese Unie op basis van missies - een probleemoplossende benadering om groei op basis van innovatie te stimuleren) waarin zij vijf belangrijke criteria aanbeveelt voor de selectie van missies op EU-niveau.
Voorts heeft de door professor Jürgen Rüttgers voorgezeten groep op hoog niveau voor strategie inzake industriële technologieën een herdefiniëring van sleuteltechnologieën voorgesteld en aanbevelingen gedaan waarmee de bijdrage van die technologieën aan inclusieve groei en democratie, welvaart, meer gelijkheid en betere banen maximaal kan worden benut.
De bijlage bij de effectbeoordeling bevat een uitgebreide lijst van verslagen van groepen op hoog niveau en studies.
•Effectbeoordeling
Dit voorstel wordt ondersteund door een effectbeoordeling. Het advies van de Raad voor regelgevingstoetsing was "gunstig, met punten van voorbehoud", waarbij werd aanbevolen i) het evenwicht tussen de pijlers van het programma, ii) de achtergrond en toegevoegde waarde van de EIC- en O&I-missies, en iii) de gestroomlijnde uitvoeringsmechanismen beter te beschrijven.
In een economie die steeds meer op kennis is gebaseerd en waarin de concurrentie wereldwijd is, is O&I in een geavanceerde economie zoals die van Europa bepalend voor de productiviteit en het concurrentievermogen: ongeveer twee derde van de economische groei in Europa de afgelopen decennia werd gestimuleerd door innovatie. O&I stimuleert en ondersteunt het scheppen van nieuwe en betere banen en de ontwikkeling van kennisintensieve activiteiten, goed voor meer dan 33 % van de totale werkgelegenheid in Europa. Op strategische gebieden die van fundamenteel belang zijn voor onze maatschappij, economie en internationale verbintenissen moet Europa zijn technologische, industriële en innovatiecapaciteit op duurzame wijze handhaven en zelfs versterken.
Er moet meer worden gedaan om wijdverbreide innovatie in Europa te stimuleren, want dat is de basis voor het behoud van ons Europese sociaaleconomische model en onze Europese waarden. De verwachte impact van de voortzetting van het programma zijn in de effectbeoordeling geanalyseerd. In vergelijking met het lopende programma zal Horizon Europa naar verwachting leiden tot:
·nieuwe en bijkomende kennis en technologieën waardoor wetenschappelijke excellentie en de impact van de wetenschap worden bevorderd. Het programma zal steun blijven verlenen aan grensoverschrijdende samenwerking tussen vooraanstaande wetenschappers en innovatoren en maakt transnationale en sectoroverschrijdende coördinatie tussen openbare en particuliere O&I-investeringen mogelijk. Horizon 2020 heeft reeds de beste onderzoeksinstellingen en onderzoekers ter wereld aangetrokken, steun verleend aan 340 000 onderzoekers en het hooggekwalificeerd menselijk kapitaal van Europa verder ontwikkeld. De wetenschappelijke publicaties van Horizon 2020 zijn van wereldklasse (meer dan twee keer vaker geciteerd dan het wereldgemiddelde) en hebben bijgedragen tot belangrijke wetenschappelijke doorbraken;
·positieve effecten op de groei en de handels- en investeringsstromen, op de kwaliteit van banen en op de internationale mobiliteit van onderzoekers in de Europese Onderzoeksruimte. Het programma zal naar verwachting leiden tot een verhoging van het bbp met gemiddeld 0,08 % tot 0,19 % over 25 jaar. Dat betekent dat elke euro die over die periode wordt geïnvesteerd, tot elf euro bbp zou kunnen opbrengen. Geschat wordt dat investeringen van de Unie in O&I tijdens de "investeringsfase" (2021-2027) naar verwachting zullen leiden tot 100 000 rechtstreekse banen in O&I-activiteiten. De economische activiteit die het programma genereert, zou in de periode 2027-2036 naar verwachting een indirecte winst van wel 200 000 banen kunnen opleveren, 40 % daarvan voor hooggekwalificeerd personeel;
·belangrijke effecten op sociaal en milieugebied. Deze effecten worden verkregen door het verspreiden, exploiteren en toepassen van wetenschappelijke resultaten en deze te vertalen naar nieuwe producten, diensten en processen die op hun beurt politieke, sociale en eco-innovatiedoelstellingen met succes zullen helpen verwezenlijken.
Deze effecten betekenen dat de potentiële kosten van de stopzetting van het O&I-programma van de Unie (d.w.z. de kosten van geen Europa) aanzienlijk zouden zijn. Stopzetting zou leiden tot een daling van het concurrentievermogen en de groei (een daling van het bbp met 720 miljard EUR over een periode van 25 jaar), een sterke afname van de particuliere en nationale investeringen die momenteel worden versterkt door co-investeringen door de Unie, en aanzienlijke verliezen wat de sociale, ecologische en economische effecten betreft.
Bovendien zullen in het nieuwe programma de regels verder worden vereenvoudigd, zal de rechtszekerheid worden verbeterd en zullen de administratieve lasten voor de begunstigden en de programmabeheerders worden verlaagd.
•Vereenvoudiging
Vereenvoudiging is essentieel om de doelstellingen van Horizon Europa te bereiken. Om de beste onderzoekers en de meest innovatieve ondernemers aan te trekken, moeten de administratieve lasten van deelname tot een minimum worden beperkt.
De belangrijkste elementen van vereenvoudiging die, voor het merendeel, in de regels voor deelname en verspreiding zijn uiteengezet, zijn (nadere details volgen hieronder):
–de voortzetting van de vereenvoudigingsmaatregelen die in het kader van Horizon 2020 werden toegepast en die op prijs werden gesteld door de deelnemers, zoals de driepijlerstructuur van het programma, het eenvoudige financieringsmodel en het deelnemersportaal;
–de vereenvoudiging van het financieringslandschap: de aanpak wat partnerschappen betreft, wordt bijvoorbeeld gestroomlijnd tot slechts drie soorten partnerschappen en een reeks duidelijke selectie- en uitvoeringscriteria om te waarborgen dat zij bijdragen tot de verwezenlijking van de algemene en specifieke doelstellingen van Horizon Europa;
–de verdere vereenvoudiging van het bestaande systeem van vergoeding van de reële kosten, met name wat de personeelskosten betreft;
–een bredere aanvaarding van de gebruikelijke boekhoudpraktijken van de begunstigden, in het bijzonder wat interne facturering en dienstverlening betreft, en die ook zou gelden voor het equivalent van de grote onderzoeksinfrastructuren van Horizon 2020;
–vaker een beroep doen op vereenvoudigde kostenopties zoals voorzien in het nieuwe Financieel Reglement, met name forfaitaire projectfinanciering op relevante terreinen, met inachtneming van de lessen die zijn getrokken uit het proefproject in het kader van Horizon 2020;
–een groter wederzijds vertrouwen in audits om de auditlasten voor begunstigden die aan meerdere financieringsprogramma’s van de EU deelnemen, te verminderen;
–de uitbreiding van het garantiefonds voor de deelnemers (dat wordt omgedoopt tot onderlingeverzekeringsmechanisme) tot de begunstigden van alle rechtstreeks beheerde Unieprogramma’s, en voor acties die niet onder het fonds vallen in het kader van Horizon 2020 (initiatieven op grond van artikel 185);
–aanvaarding van het excellentiekeurmerk, op basis waarvan voorstellen steun kunnen krijgen uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds+ of het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling;
–het behoud van de belangrijkste elementen van het proces voor de evaluatie en selectie van de voorstellen, in alle onderdelen van Horizon Europa. Er zal evenwel worden gestreefd naar een breder scala van expertise, afhankelijk van het toepassingsgebied van de oproepen, met inbegrip van de expertise van gebruikersgroepen en maatschappelijke organisaties. Nieuw in de aanpak op basis van missies is dat excellentie en effect niet alleen meer uitsluitend op het niveau van de individuele voorstellen zullen worden beoordeeld, maar dat ook zal worden nagegaan hoe excellente voorstellen passen in een portefeuille van voorstellen. Hoewel de belangrijkste beginselen op voorhand in de regels zijn aangegeven, worden in de werkprogramma's nadere details verstrekt over de toepassing van de gunningscriteria, die afhangt van de doelstellingen van de oproepen en instrumenten (bv. de aspecten waarmee rekening moet worden gehouden in de beoordelingsprocedures).
Naast de basishandelingen met betrekking tot Horizon Europa zullen stappen worden genomen om de uitvoering van het programma te vereenvoudigen, waarbij alle processen, documentatie, helpdesks, ondersteunende diensten en IT-systemen zullen worden bekeken, te beginnen bij de modelsubsidieovereenkomsten. Dit zal de administratieve lasten voor de deelnemers verder verlichten en de toekenningsprocedure versnellen. De Commissie zal dergelijke verbeterde uitvoeringsinstrumenten in overleg met de belanghebbenden tegelijk met het wetgevingsproces ontwikkelen.
•Grondrechten
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen in acht.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De begroting van alle voorstellen wordt gegeven in lopende prijzen. De Commissie kan, op basis van een kosten-batenanalyse, de uitvoerende agentschappen blijven inzetten voor de uitvoering van Horizon Europa.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Afhankelijk van het resultaat van de verplichte kosten-batenanalyse kan de Commissie het aandeel van de aan uitvoerende agentschappen gedelegeerde begroting verhogen. Gelet op de nieuwe elementen die onder de bevoegdheid van het nieuwe kaderprogramma vallen (bv. missies en de Europese Innovatieraad) en aangezien een groter budget moet worden gedelegeerd, zullen wijzigingen in de mandaten van de agentschappen noodzakelijk zijn.
Deze aanpak zal bijdragen tot een vermindering van de administratieve kosten, synergieën met andere programma's verbeteren en helpen meer aandacht te besteden aan de prestaties.
Activiteiten met een bijzonder belangrijke beleidsinhoud zijn in beginsel uitgesloten van delegatie aan uitvoerende agentschappen, maar met het oog op de versterking van de wetenschappelijke basis voor beleidsvorming zal de terugkoppeling van O&I-gegevens en -resultaten van de agentschappen naar de Commissie worden opgevoerd in overeenstemming met de strategie inzake verspreiding en exploitatie.
Evaluaties zullen worden uitgevoerd overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016, waarin de drie instellingen hebben bevestigd dat evaluaties van bestaande wetgeving en bestaand beleid de basis moeten vormen voor de effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. In het kader van de evaluaties zullen de effecten van het programma op het terrein worden beoordeeld aan de hand van de indicatoren/streefdoelen van het programma alsmede een gedetailleerde analyse van de mate waarin het programma kan worden geacht relevant, doeltreffend en doelmatig te zijn, voldoende EU-meerwaarde oplevert en coherent is met andere beleidsmaatregelen van de Unie. Tevens zullen lessen worden getrokken: wat zijn de eventuele tekortkomingen/problemen, in hoeverre zijn de acties of resultaten daarvan voor verbetering vatbaar en hoe kan de exploitatie/het effect ervan maximaal worden benut.
Om de effecten van het programma beter te kunnen volgen en daarover beter te kunnen communiceren, zal het monitoring- en evaluatiesysteem van Horizon Europa bestaan uit drie belangrijke bouwstenen:
·de jaarlijkse monitoring van de prestaties van het programma: het volgen van prestatie-indicatoren op korte, middellange en lange termijn aan de hand van belangrijke effecttrajecten met betrekking tot de doelstellingen van het programma, waar mogelijk op basis van uitgangswaarden en streefcijfers;
·de voortdurende verzameling van gegevens over het beheer en de uitvoering van de programma’s;
·twee volwaardige (meta)evaluaties van het programma: halverwege de looptijd en achteraf (na voltooiing). Deze evaluaties zullen voortbouwen op de gecoördineerde evaluaties van elk programmaonderdeel, elke soort actie en elk uitvoeringsmechanisme volgens gemeenschappelijke evaluatiecriteria en standaardmethoden en met de resultaten daarvan zal rekening worden gehouden als er aanpassingen aan het programma moeten worden gemaakt.
De effecttrajecten en de bijbehorende kernindicatoren vormen de structuur van de jaarlijkse monitoring van de mate waarin de prestaties van het programma bijdragen tot de doelstellingen ervan. Deze trajecten weerspiegelen drie complementaire effectcategorieën die de niet-lineaire aard van O&I-investeringen weerspiegelen:
1.wetenschappelijk effect: houdt verband met het creëren en verbreiden van hoogwaardige nieuwe kennis, vaardigheden, technologieën en oplossingen voor wereldwijde uitdagingen;
2.maatschappelijk effect: houdt verband met het vergroten van het effect van onderzoek en innovatie op de ontwikkeling, ondersteuning en uitvoering van het beleid van de Unie, en ondersteunt de toepassing van innovatieve oplossingen in de industrie en de maatschappij om wereldwijde uitdagingen aan te pakken;
3.economisch effect: houdt verband met het bevorderen van alle vormen van innovatie, met inbegrip van baanbrekende innovatie, en het ondersteunen van de introductie van innovatieve oplossingen op de markt.
Voor elke effectcategorie zal aan de hand van proxy-indicatoren verslag worden uitgebracht over de vorderingen, waarbij een onderscheid zal worden gemaakt tussen korte, middellange en lange termijn.
De beheer- en uitvoeringsgegevens van alle onderdelen van het programma en alle uitvoeringsmechanismen zullen net als voorheen worden verzameld in bijna-realtime. Deze gegevens zullen op een centraal beheerde en geharmoniseerde wijze worden verzameld. Zij zullen net als voorheen ook in bijna-realtime beschikbaar worden gesteld op een speciaal daartoe bestemd onlineportaal waarbij de gegevens per programmaonderdeel, soort actie en soort organisatie (met inbegrip van specifieke gegevens voor kleine en middelgrote ondernemingen) kunnen worden opgevraagd. Dit omvat onder meer voorstellen, aanvragen, deelnames en projecten (aantal, kwaliteit, bijdrage van de Unie enz.); succespercentages; profielen van beoordelaars, aanvragers en deelnemers (gedeeltelijk op basis van unieke identificatiecodes, en met inbegrip van land, geslacht, omzet, functie in het project enz.); uitvoering (met inbegrip van de subsidietoekenningstermijn, foutenpercentage, tevredenheidspercentage, de mate waarin risico's worden genomen enz.); activiteiten in verband met communicatie, verspreiding en exploitatie; en bijdrage aan de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie. Om de investeringen met betrekking tot de overgang naar een kennismaatschappij beter te kunnen volgen, kan informatie over de Uniefinanciering die met name via de kaderprogramma’s aan de exploitatie en toepassing van O&I-resultaten wordt toegewezen, tijdens de looptijd van de programma’s worden verzameld.
•Artikelsgewijze toelichting
Horizon Europa is een nieuw kaderprogramma dat is ontworpen om een maximaal effect te hebben, rekening houdend met het evoluerende karakter van onderzoek en innovatie. De architectuur van het programma is gericht op een betere samenhang en betere prestaties. Om de Europese Onderzoeksruimte te versterken, wordt voorgesteld te kiezen voor een driepijlerstructuur waarbij de pijlers onderling met elkaar verbonden zijn en worden aangevuld met ondersteunende activiteiten.
De driepijlerstructuur
De eerste pijler (Open wetenschap) zal een sterke continuïteit met Horizon 2020 waarborgen door excellente wetenschap te ondersteunen vanuit een bottom-upbenadering om het wetenschappelijk leiderschap van de Unie te versterken en de ontwikkeling van hoogwaardige kennis en vaardigheden te bevorderen via de Europese Onderzoeksraad, de Marie Skłodowska-Curie-acties en onderzoeksinfrastructuren. De beginselen en praktijken van Open wetenschap zullen de rode draad doorheen het hele programma zijn.
De tweede pijler (Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen) zal werk maken van de maatschappelijke uitdagingen en zal de industriële technologieën voortstuwen vanuit een meer top-downbenadering waarbij het beleid van de Unie en het wereldwijde beleid alsmede de uitdagingen en kansen inzake concurrentievermogen worden aangepakt. Deze worden geïntegreerd in vijf clusters ("Gezondheid"; "Inclusieve en veilige samenleving"; "Digitaal en industrie"; "Klimaat, energie en mobiliteit"; en "Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen"), die zijn afgestemd op de beleidsprioriteiten van de Unie en wereldwijde beleidsprioriteiten (de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen) en waarbij samenwerking en concurrentievermogen de belangrijkste stuwende krachten zijn. De integratie in clusters, die elk een aantal actieterreinen hebben, is bedoeld om interdisciplinaire, sectoroverschrijdende, beleidsoverschrijdende en internationale samenwerking te stimuleren, waardoor een groter effect kan worden bereikt en het innovatiepotentieel, dat vaak het grootst is op het snijvlak van disciplines en sectoren, beter kan worden benut.
Naast de periodieke oproepen tot het indienen van voorstellen, wordt een beperkte reeks van zeer zichtbare missies ingevoerd. Die zullen worden uitgewerkt in het kader van een proces van strategische planning. De missies, met ambitieuze maar tijdsgebonden en haalbare doelstellingen, moeten het publiek aanspreken en indien nodig aanmoedigen om actief deel te nemen. De lidstaten, het Europees Parlement, belanghebbenden en burgers zullen allemaal bijdragen aan het ontwerpen van deze missies.
De tweede pijler belichaamt de essentiële rol van de industrie bij de verwezenlijking van alle doelstellingen van het programma. Om ervoor te zorgen dat de industrie concurrerend kan blijven en dat de wereldwijde uitdagingen die op ons afkomen, kunnen worden aangepakt, moet de Unie haar technologische en industriële capaciteiten op de gebieden die cruciaal zijn voor de transformatie van onze economie en samenleving versterken. Prioriteit zal worden gegeven aan investeringen in de sleuteltechnologieën van de toekomst.
De tweede pijler zal ook voorzien in wetenschappelijke gegevens en technische ondersteuning voor het beleid van de Unie, inclusief via de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek. Deze pijler zal bijdragen tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie in de geest van het innovatiebeginsel, zoals voorgesteld in de mededeling van de Europese Commissie van 15 mei 2018 (Onderzoek en innovatie: een nieuwe Europese agenda). Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het verhogen van de deelname van entiteiten uit derde landen met lage of gemiddelde inkomens aan onderzoek en financiering.
Hoewel innovatie doorheen het gehele programma zal worden ondersteund, zal de derde pijler (Open innovatie) zich hoofdzakelijk richten op de opschaling van baanbrekende en marktcreërende innovatie door de oprichting van een Europese Innovatieraad, bijdragen tot de versterking van de Europese innovatie-ecosystemen en verder steun blijven verlenen aan het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT). De Europese Innovatieraad zal innovatoren met veel potentieel een éénloketsysteem bieden. De activiteiten zullen voornamelijk via een bottom-upbenadering worden vastgesteld. Dit zou de huidige steun aanzienlijk moeten vereenvoudigen en stroomlijnen en eventuele leemten tussen de subsidiëring in andere delen van Horizon Europa en de financieringsinstrumenten van InvestEU moeten opvullen. Er zal ook steun worden verleend aan de samenwerking met en tussen de nationale en regionale innovatiebureaus, maar ook met andere publieke of particuliere en algemene of sectorale spelers in het Europese innovatielandschap.
Door het bevorderen van duurzame innovatie-ecosystemen en het ontwikkelen van ondernemers- en innovatievaardigheden op prioritaire gebieden zal het Europees Instituut voor innovatie en technologie de activiteiten van de Europese Innovatieraad via zijn kennis- en innovatiegemeenschappen vervolledigen. Het Europees Instituut voor innovatie en technologie zal bijdragen aan de bevordering van de ondernemingsgeest in de universiteiten van de EU, en de activiteiten van het instituut zullen de synergieën en complementariteit met acties in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" maximaliseren.
De economische en sociale welvaart van Europa, onze levenskwaliteit, de kwaliteit van onze banen en van het milieu hangen af van het vermogen van Europa om kennis te creëren en te innoveren. De bottom-upbenaderingen in de eerste en de derde pijler zijn vooral bedoeld om de excellentie te versterken, kennis en innovatie te creëren en grotere investeringen aan te moedigen, met name in nieuwe, snelgroeiende gebieden van geavanceerde wetenschap en baanbrekende innovatie met opschalingspotentieel. Deze zijn van essentieel belang om de kennis- en innovatiekloof te dichten en de wetenschappelijke en technologische basis van de Unie te versterken. Zo worden de strategische doelstellingen en beleidsprioriteiten van de Unie ondersteund en wordt bijgedragen aan de groei en het concurrentievermogen op lange termijn.
De drie pijlers worden geschraagd door activiteiten ter versterking van de Europese Onderzoeksruimte, meer bepaald: het delen van excellentie om het potentieel van landen die minder goed presteren op het gebied van O&I volledig te benutten zodat zij de hoge Unienormen van excellentie bereiken (bv. via teamvorming, samenwerkingsverbanden, EOR-leerstoelen) en het hervormen en versterken van het Europees O&I-systeem, waaronder de beleidsondersteuningsfaciliteit van de volgende generatie.
Dit onderdeel omvat ook activiteiten op het gebied van: prognoses; monitoring en evaluatie van het kaderprogramma en de verspreiding en exploitatie van de resultaten; de modernisering van de Europese universiteiten; de ondersteuning van een betere internationale samenwerking; alsmede wetenschap, samenleving en burgers.
De driepijlerstructuur zal de interne samenhang van de verschillende programmaonderdelen versterken met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma. De duidelijk omschreven en elkaar aanvullende redenen voor interventie zullen hun onderlinge verbondenheid verbeteren, waarbij Open wetenschap en Open innovatie gemeenschappelijke elementen zijn. De driepijlerstructuur zal zorgen voor een systematische, op effecten gerichte aanpak die vakgebied- en zuiloverschrijdend is met het oog op een groter effect. Missies zullen bijvoorbeeld een aanzuigeffect hebben op de pijlers Open wetenschap en Open innovatie, terwijl innovaties die het potentieel hebben om snel te kunnen worden opgeschaald en die voortvloeien uit gezamenlijk onderzoek, de conceptvalidaties van de Europese Onderzoeksraad of de kennis- en innovatiegemeenschappen van het EIT snel zullen worden doorverwezen naar de Europese Innovatieraad. Strategische planning zal de interne samenhang van het programma nog meer versterken.
Horizontale elementen
Horizon Europa zal de internationale samenwerking aanzienlijk versterken, wat van vitaal belang is om wereldwijd toegang te krijgen tot talent, kennis, knowhow, faciliteiten en markten, wereldwijde uitdagingen effectief aan te pakken en mondiale verplichtingen na te komen. Het kaderprogramma zal de samenwerking intensiveren en de associatieovereenkomsten uitbreiden tot landen die excellente wetenschappelijke, technologische en innovatieve capaciteiten hebben. In het kader van het programma zal de financiering van entiteiten uit landen met lage of gemiddelde inkomens worden voortgezet, en worden entiteiten uit geïndustrialiseerde en opkomende economieën alleen gefinancierd als zij beschikken over essentiële vaardigheden of faciliteiten.
Het beginsel van Open wetenschap wordt de modus operandi van het nieuwe programma. Het zal verder gaan dan het opentoegangsbeleid van Horizon 2020 en open toegang vereisen tot publicaties en gegevens (met robuuste opt-outs voor gegevens) en tot beheersplannen inzake onderzoeksgegevens. In het kader van het programma zal het uitgebreide gebruik van FAIR-gegevens (findable, accessible, interoperable, en reusable - opspoorbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar) worden aangemoedigd, zullen activiteiten die de vaardigheden van onderzoekers met betrekking tot open wetenschap vergroten, worden bevorderd en zullen beloningssystemen voor systemen die open wetenschap bevorderen, worden ondersteund. Onderzoeksintegriteit en burgerwetenschap zullen, naast de ontwikkeling van een nieuwe generatie van indicatoren voor de evaluatie van onderzoek, een centrale rol spelen.
Horizon Europa zal partnerschappen op een nieuwe manier benaderen die meer gericht is op de effecten. De huidige overvloed aan Europese partnerschappen zal worden gerationaliseerd, zodat zij in vereenvoudigde vormen die open staan voor iedereen (zoals de academische wereld, de industrie, de lidstaten en liefdadigheidsinstellingen) kunnen worden voortgezet, waarbij erop wordt toegezien dat zij daadwerkelijk kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de algemene en specifieke doelstellingen van Horizon Europa. De partnerschappen zullen worden opgezet op basis van meerwaarde voor de Unie, transparantie, openheid, impact, hefboomeffect, de financiële verbintenis van alle betrokken partijen op lange termijn, flexibiliteit, samenhang en complementariteit met initiatieven op regionaal, nationaal en Unieniveau. Met deze aanpak wordt gestreefd naar een geconsolideerd en gerationaliseerd aantal partnerschappen die beter zijn afgestemd op de beleidsprioriteiten van de Unie en waarbij overlapping en duplicering worden vermeden.
Er komen drie niveaus van partnerschappen:
a)medegeprogrammeerd, op basis van memoranda van overeenstemming of contractuele regelingen met partners;
b)medegefinancierd, op basis van één flexibele medefinancieringsactie voor programma's;
c)geïnstitutionaliseerde partnerschappen (op basis van de artikelen 185 of 187 VWEU en op basis van de EIT-verordening voor de kennis- en innovatiegemeenschappen).
De gebieden waarop partnerschappen kunnen worden gevormd, met inbegrip van de mogelijke voortzetting van bestaande partnerschappen, zullen worden vastgesteld tijdens het proces van strategische planning (de voorgestelde rechtsgrondslag bevat alleen de instrumenten en criteria voor het gebruik van de partnerschappen). In de strategische innovatieagenda (SIA) van het EIT zullen voorstellen voor toekomstige kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) van het EIT worden opgenomen, en zal rekening worden gehouden met de resultaten van het proces van strategische planning. De thema's zullen worden geïdentificeerd en geselecteerd met het oog op het bereiken van een zo groot mogelijke complementariteit en synergie met de acties in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen".
In het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader voor 2021-2027 wordt een ambitieuzere doelstelling voor de integratie van klimaatmaatregelen in alle EU-programma's vastgesteld, met als algemeen streefdoel dat 25 % van de EU-uitgaven moeten bijdragen aan klimaatdoelstellingen. De bijdrage van dit programma aan de verwezenlijking van dat algemeen streefdoel zal worden gevolgd via een EU-systeem van klimaatindicatoren op een passend uitsplitsingsniveau, inclusief het gebruik van preciezere methoden als die beschikbaar zijn. De Commissie zal de informatie jaarlijks blijven voorstellen in de vorm van vastleggingskredieten in het kader van de jaarlijkse ontwerpbegroting.
Teneinde het volledige gebruik van het potentieel van het programma om bij te dragen aan de klimaatdoelstellingen te ondersteunen, zal de Commissie ernaar streven relevante acties in kaart te brengen tijdens het proces van voorbereiding, toepassing, beoordeling en evaluatie van het programma.
Synergieën
Synergieën tussen de verschillende programma’s van de Unie zullen in hoge mate worden aangemoedigd en versterkt door middel van het proces van strategische planning, dat zal fungeren als referentiekader voor O&I-steun doorheen de gehele begroting van de Unie. Op die manier zullen doeltreffende en operationele synergieën met andere programma's van de Unie worden gewaarborgd, met name met het oog op het ontwikkelen van een doeltreffend raakvlak tussen wetenschap en beleid, het aanpakken van beleidsbehoeften, het bevorderen van een snellere verspreiding en toepassing van de resultaten van onderzoek en innovatie en het nastreven van gemeenschappelijke doelstellingen en gemeenschappelijke gebieden voor activiteiten (zoals gebieden voor partnerschappen of missies).
Deze programma’s zouden onder andere het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) omvatten, alsmede het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF+), het Europees ruimtevaartprogramma, het programma voor de eengemaakte markt, het programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE), de Connecting Europe Facility (CEF), het programma Digitaal Europa, het Erasmus-programma, het InvestEU-Fonds, en de instrumenten voor extern optreden (het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking en het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III)). Er zal bijzondere aandacht worden besteed aan de koppeling met het Europees semester en het hervormingsinstrument, onder meer via de beleidsondersteuningsfaciliteit.
Deze programma’s kunnen in volledige complementariteit met Horizon Europa steun verlenen aan activiteiten op het gebied van onderzoek en innovatie, met inbegrip van de demonstratie van oplossingen op maat voor specifieke nationale/regionale omstandigheden en behoeften, en aan bilaterale en interregionale initiatieven. In het bijzonder zal het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling de opbouw van ecosystemen voor onderzoek en innovatie in de lidstaten ondersteunen wat betreft infrastructuur, personele middelen, modernisering van de openbare en de particuliere sector, en (inter-)regionale samenwerkingsnetwerken zoals clusterstructuren.
Voor programma’s zoals de Connecting Europe Facility (CEF), het programma Digitaal Europa, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, of LIFE zullen overheidsopdrachten een belangrijk instrument zijn om fysieke infrastructuren op te zetten en innoverende technologieën en oplossingen uit te rollen die hun oorsprong kunnen vinden in activiteiten binnen het kaderprogramma en daarbuiten.
De regels voor deelname en verspreiding
De volgende belangrijke nieuwe elementen zijn aan de regels voor deelname en verspreiding toegevoegd:
·het beginsel van één pakket regels wordt behouden, maar met verdere verbeteringen. In overeenstemming met de institutionele evolutie naar één regelboek (single-rule book) en de voorbereiding van het MFK zal het nieuwe Financieel Reglement van de Unie worden gebruikt als gemeenschappelijke referentie waarbinnen de regels die van toepassing zijn op alle financieringsprogramma’s van de EU op elkaar zullen worden afgestemd;
·de financieringspercentages van Horizon 2020 zullen worden gehandhaafd. Het financieringspercentage zal een maximum zijn dat kan worden verlaagd wanneer dit voor de uitvoering van specifieke acties gerechtvaardigd is. Hierdoor zal het programma aantrekkelijk blijven;
·de kostenvergoedingsregeling zal verder worden vereenvoudigd, met name wat de regeling voor de reële personeelskosten betreft: het onderscheid tussen de basis- en aanvullende vergoeding verdwijnt en de Horizon 2020-limiet op de aanvullende vergoeding wordt afgeschaft;
·bredere aanvaarding van de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden: de kostprijs per eenheid voor intern gefactureerde goederen en diensten zal het mogelijk maken de werkelijke indirecte kosten, berekend in overeenstemming met de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden, te dekken;
·een groter wederzijds vertrouwen in audits en beoordelingen - ook die van andere programma’s van de Unie - wordt overwogen. Dit zou moeten zorgen voor een vermindering van de administratieve lasten voor de begunstigden van EU-fondsen door de verdere onderlinge afstemming van de regels. De regels staan uitdrukkelijk toe dat ook elementen van borging de basis kunnen vormen voor wederzijds vertrouwen, hetgeen leidt tot een verminderde behoefte aan financiële audits bij die begunstigden die positieve resultaten op hun systeemaudits hebben behaald. Bovendien kan wederzijds vertrouwen deel uitmaken van de voorwaarden voor de opheffing van de verplichting voor de begunstigden om een certificaat over het financiële overzicht in te dienen;
·het Garantiefonds voor de deelnemers (dat wordt omgedoopt tot onderlingeverzekeringsmechanisme) zal worden uitgebreid tot alle vormen van geïnstitutionaliseerde partnerschappen, met inbegrip van initiatieven uit hoofde van artikel 185 die niet onder Horizon 2020 vallen, en tot de begunstigden van andere rechtstreeks beheerde EU-programma’s;
·verspreiding en exploitatie van de resultaten: de meeste bepalingen van de regels van Horizon 2020 voor deelname en verspreiding worden gehandhaafd, waar nodig met verdere verbeteringen. Dit omvat meer aandacht voor de exploitatie, in het bijzonder binnen de Unie, en voor de rol van het plan voor de verspreiding en exploitatie van de resultaten tijdens en na afloop van het project. De Commissie zal bovendien voorzien in specifieke steun voor verspreiding, exploitatie en kennisverbreiding en meer nadruk leggen op de bevordering van de exploitatie van O&I-resultaten;
·communicatie door de begunstigden van middelen van de Unie: in overeenstemming met de aanbevelingen van het verslag-Lamy, wordt in de regels het belang benadrukt van de taak die de begunstigden hebben om meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren. Voortbouwend op de ervaringen van Horizon 2020 zal door middel van richtsnoeren aan begunstigden worden getoond hoe zij de belangrijkste voorlichters over alle aspecten van hun projectactiviteiten kunnen worden;
·door het bevorderen van Open wetenschap zullen de O&I-resultaten binnen de Unie beter kunnen worden geëxploiteerd. Dit zal bevorderlijk zijn voor de introductie op de markt, zal de impact stimuleren, synergieën met andere initiatieven van de Unie maximaliseren en het innovatiepotentieel van de op basis van Uniefinanciering gegenereerde resultaten verhogen.
Met name worden de volgende maatregelen overwogen:
·het ondersteunen van O&I-belanghebbenden door het beginsel van open toegang ten volle te onderschrijven en met hen samen te werken om van de Europese open wetenschapscloud een realiteit te maken;
·het versterken van de Europese gegevensruimte die een onbeperkte en permanente uitwisseling van kennis en gegevens mogelijk maakt, en het creëren van de nodige stimulansen voor programmabegunstigden en innovatoren om hun resultaten en gegevens te delen met het oog op hergebruik;
·het invoeren van stimulansen voor de exploitatie van de resultaten van de programma's door de begunstigden te helpen bij het vinden van de meest geschikte instrumenten en kanalen om hun innovatie ingang te doen vinden op de markt;
·het invoeren van een strategie voor het vergroten van de beschikbaarheid van O&I-resultaten en het versnellen van de toepassing ervan, ook voor beleidsdoeleinden, waardoor het algehele effect van het programma en het Europees innovatiepotentieel wordt vergroot;
·het bieden van uitgebreide ondersteuning tijdens de gehele verspreidings- en exploitatiecyclus om ervoor te zorgen voor een constante stroom van innovatie uit het programma.
Voor Horizon Europa zullen de gunningscriteria excellentie, effect en kwaliteit en doeltreffendheid van de uitvoering zijn. Deze criteria zijn dezelfde als voor de vorige kaderprogramma’s.
In de voorgestelde verordening is vastgesteld dat excellentie het enige criterium is voor de Europese Onderzoeksraad (ERC), in overeenstemming met de doelstelling van het verleggen van de grenzen van de kennis. Deze bepaling is geen afwijking van de afspraak dat het element "effect" van het programma moet worden gestimuleerd. "Effect" kan in feite betrekking hebben op wetenschappelijke, technologische, sociaaleconomische of andere effecten. In het geval van de ERC ligt de nadruk op wetenschappelijk effect, dat de basis vormt voor veel andere effecten, met inbegrip van het sociaaleconomische effect. De ERC zal een duidelijke en inspirerende ambitie voor de Europese wetenschap blijven vooropstellen door het creëren van pan-Europese concurrentie op het gebied van ideeën en talent.
Het Europees Instituut voor innovatie en technologie
Het Europees Instituut voor innovatie en technologie zal zich voornamelijk via zijn kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) richten op het versterken van innovatie-ecosystemen waarin wereldwijde uitdagingen worden aangepakt, door het bevorderen van de integratie van bedrijfsleven, onderzoek, hoger onderwijs en ondernemerschap. Terwijl de aandacht van het EIT op innovatie-ecosystemen is toegespitst en het dus van nature in de pijler "Open innovatie" van Horizon Europa past, kan de pijleroverschrijdende aard van het EIT zorgen voor een bijkomende gerichte aanpak van de mondiale uitdagingen die in het programma worden aangestipt. In de strategische innovatieagenda (SIA) van het EIT zullen voorstellen voor toekomstige kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) die in overeenstemming zijn met de EIT-verordening worden opgenomen, en zal rekening worden gehouden met de resultaten van het proces van strategische planning en met de prioriteiten van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen".
Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC)
Hoewel het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek algemeen zal bijdragen aan andere delen van Horizon Europa, zal het JRC een belangrijke ondersteunende rol spelen in de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen". In deze context zal het JRC tijdens deze beleidscyclus wetenschappelijk advies en ondersteuning blijven bieden aan het beleid van de Unie.
2018/0224 (COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot vaststelling van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 173, lid 3, artikel 182, lid 1, artikel 183, en artikel 188, tweede alinea,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Gezien het advies van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)De Unie wil haar wetenschappelijke en technologische basis versterken en haar concurrentievermogen, met name dat van de industrie, verbeteren en alle onderzoeks- en innovatieactiviteiten die oplossingen bieden op het gebied van de strategische prioriteiten van de Unie bevorderen, met de uiteindelijke bedoeling de vrede, de waarden van de Unie en het welzijn van haar volkeren te bevorderen.
(2)Om wetenschappelijke, economische en maatschappelijke effecten te behalen met het oog op deze algemene doelstelling, moet de Unie via Horizon Europa, het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie 2021-2027 ("het programma"), investeren in onderzoek en innovatie met het oog op het creëren en verbreiden van hoogwaardige kennis en technologieën, het versterken van het effect van onderzoek en innovatie op het gebied van ontwikkeling, het ondersteunen en uitvoeren van het beleid van de Unie, het ondersteunen van de toepassing van innovatieve oplossingen in de industrie en de samenleving om wereldwijde uitdagingen aan te pakken en het industriële concurrentievermogen te stimuleren, het bevorderen van alle vormen van innovatie, met inbegrip van baanbrekende innovatie, en de marktintroductie van innovatieve oplossingen versterken en het optimaliseren van de inzet van dergelijke investeringen om het effect ervan binnen een versterkte Europese Onderzoeksruimte te vergroten.
(3)Bij het bevorderen van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die noodzakelijk worden geacht om bij te dragen aan de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie moet rekening worden gehouden met het innovatiebeginsel, zoals voorgesteld in de mededeling van de Commissie van 15 mei 2018 "Een vernieuwde Europese agenda voor onderzoek en innovatie - de kans om de toekomst van Europa vorm te geven" (COM(2018) 306 final).
(4)Open wetenschap, Open innovatie en Open voor de wereld vormen algemene beginselen die de excellentie en impact van de investeringen van de Unie in onderzoek en innovatie moeten waarborgen. Deze beginselen moeten in acht worden genomen bij de uitvoering van het programma, met name voor de strategische planning ten aanzien van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen".
(5)Open wetenschap, met inbegrip van open toegang tot wetenschappelijke publicaties en onderzoeksgegevens, kan de kwaliteit, het effect en de voordelen van wetenschap verhogen en de vooruitgang van kennis versnellen door de wetenschap betrouwbaarder, efficiënter en nauwkeuriger te maken, haar beter begrijpbaar te maken voor de samenleving en beter laten inspelen op de maatschappelijke uitdagingen. Er moeten bepalingen worden vastgesteld om te waarborgen dat de begunstigden open toegang verschaffen tot collegiaal getoetste wetenschappelijke publicaties en onderzoeksgegevens en tot andere onderzoeksoutputs op een open en niet-discriminerende wijze, gratis en zo vroeg mogelijk tijdens het verspreidingsproces, zodat deze zo ruim mogelijk kunnen worden gebruikt en hergebruikt. Er moet met name meer aandacht worden besteed aan een verantwoord beheer van onderzoeksgegevens, dat moet stroken met de zogeheten FAIR-beginselen: "findability" (opspoorbaarheid), "accessibility" (toegankelijkheid), "interoperability" (interoperabiliteit) en "reusability" (herbruikbaarheid), in het bijzonder door het integreren van plannen voor gegevensbeheer. In voorkomend geval moeten de begunstigden gebruikmaken van de mogelijkheden van de Europese open wetenschapscloud en zich houden aan de overige beginselen en praktijken van Open wetenschap.
(6)De ontwikkeling en het ontwerp van het programma moet beantwoorden aan de noodzaak om een kritische massa van doorheen de hele Unie en via internationale samenwerking ondersteunde activiteiten vast te stellen, in overeenstemming met de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN (SDG's). De uitvoering van het programma moet bijdragen aan de verwezenlijking van dit doel.
(7)De in het kader van het programma ondersteunde activiteiten moeten bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen en prioriteiten van de Unie, aan het toezicht op en de evaluatie van de vorderingen ten aanzien van die doelstellingen en prioriteiten en aan de ontwikkeling van nieuwe of herziene prioriteiten.
(8)De aanpak van het programma moet een evenwicht vormen tussen bottom-up- (vertrekkend vanuit de onderzoeker of innovator) en top-downfinanciering (bepaald op basis van strategisch vastgestelde prioriteiten), afhankelijk van de aard van de betrokken onderzoeks- en innovatiegemeenschappen, de aard en het doel van de uitgevoerde activiteiten en de nagestreefde effecten. De combinatie van deze factoren moet bepalen welke aanpak wordt gekozen voor de respectieve onderdelen van het programma, die alle bijdragen tot de algemene en specifieke doelstellingen van het programma.
(9)De inhoud van de onderzoeksactiviteiten die uit hoofde van de pijler "Open wetenschap" worden uitgevoerd, moet worden bepaald op basis van de behoeften en mogelijkheden van de wetenschap. De onderzoeksagenda moet in nauw overleg met de wetenschappelijke gemeenschap worden vastgesteld. Onderzoek moet worden gefinancierd op basis van excellentie.
(10)De pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" moet worden opgericht in de vorm van clusters van onderzoeks- en innovatieactiviteiten, teneinde voor een zo groot mogelijke integratie in de respectieve werkgebieden te zorgen en te waarborgen dat de effecten in verhouding tot de geïnvesteerde middelen aanzienlijk en duurzaam zijn. Het programma zal aanmoedigen tot multidisciplinaire, sector-, beleids- en grensoverschrijdende samenwerking bij de verwezenlijking van de SDG's van de VN en de stimulering van het concurrentievermogen van de industrie van de Unie op dat gebied.
(11)De volledige betrokkenheid van de industrie in het programma, op alle niveaus, van de individuele ondernemers en de kleine en middelgrote ondernemingen tot de grote ondernemingen, vormt een van de belangrijkste kanalen waarlangs de doelstellingen van het programma moeten worden verwezenlijkt, met name wat het scheppen van duurzame banen en groei betreft. De industrie moet bijdragen aan de perspectieven en prioriteiten die zijn vastgesteld door middel van het proces van strategische planning dat de ontwikkeling van werkprogramma’s moet ondersteunen. Een dergelijke betrokkenheid van de industrie bij de acties moet ten minste in dezelfde mate worden ondersteund als het geval was in het vorige kaderprogramma, Horizon 2020, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad ("Horizon 2020").
(12)Het is belangrijk de industrie te steunen bij het veroveren of behouden van wereldleiderschap in innovatie, digitalisering of het koolstofvrij maken van de economie, met name door investeringen in sleuteltechnologieën die de basis vormen voor het bedrijfsleven van morgen. De acties van het programma moeten worden gebruikt om marktfalen of suboptimale investeringssituaties op evenredige wijze aan te pakken, zonder dat particuliere financiering wordt gedupliceerd of verdrongen, en moeten een duidelijke Europese toegevoegde waarde hebben. Dit zal de verenigbaarheid van de acties van het programma met de EU-staatssteunregels waarborgen, zodat buitensporige concurrentieverstoringen op de interne markt worden vermeden.
(13)Het programma moet op een geïntegreerde wijze steun verlenen aan onderzoek en innovatie, met inachtneming van alle relevante bepalingen van de Wereldhandelsorganisatie. Het concept onderzoek, waaronder experimentele ontwikkeling, moet worden gebruikt in overeenstemming met het Frascati-handboek van de OESO, terwijl het concept innovatie moet worden gebruikt in overeenstemming met het Oslo-handboek van de OESO en Eurostat, waarbij een brede aanpak moet worden gevolgd die sociale innovatie omvat. Zoals in het vorige kaderprogramma Horizon 2020 moet met de OESO-definities betreffende het niveau van technologische paraatheid (TRL) verder rekening worden gehouden bij de classificatie van activiteiten op het gebied van technologisch onderzoek, productontwikkeling en demonstratie, alsmede met de definities van de soorten acties die in oproepen tot het indienen van voorstellen kunnen worden gebruikt. Subsidies worden in beginsel niet toegekend voor acties waarvan de activiteiten TRL 8 overschrijden. Het werkprogramma voor een bepaalde oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" kan subsidies toestaan voor grootschalige productvalidatie en marktreplicatie.
(14)In de mededeling van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 (COM(2018) 2 final) is voor dit programma een reeks aanbevelingen geformuleerd, met inbegrip van regels voor deelname en verspreiding ervan, die voortbouwen op de lessen die zijn getrokken uit het vorige programma, alsook op de input van de EU-instellingen en belanghebbenden. In die aanbevelingen wordt onder meer opgeroepen om ambitieuzer te investeren om een kritische massa te bereiken en het effect zo groot mogelijk te maken, om baanbrekende innovatie te ondersteunen, om prioriteit te geven aan investeringen in onderzoek en innovatie (O&I) in de Unie op gebieden met een hoge toegevoegde waarde, met name via missiegerichtheid, burgerbetrokkenheid en brede communicatie, om het financieringslandschap van de Unie te rationaliseren, onder meer door het gamma van partnerschapsinitiatieven en medefinancieringsregelingen te stroomlijnen, om meer en concrete synergieën tussen verschillende financieringsinstrumenten van de Unie te ontwikkelen, met name met het oog op het helpen mobiliseren van onderbenut O&I-potentieel in de Unie, om de internationale samenwerking en de openheid ten aanzien van de deelname van derde landen te versterken en om door te gaan met de vereenvoudiging op basis van de ervaringen met de uitvoering van Horizon 2020.
(15)In het kader van het programma moet worden gestreefd naar synergieën met andere programma's van de Unie, gaande van het ontwerp en de strategische planning tot de monitoring, audits en governance van het programma, met inbegrip van de selectie van de projecten, het beheer, de communicatie en de verspreiding en exploitatie van de resultaten. Teneinde dubbel werk en overlappingen te vermijden en het hefboomeffect van de EU-financiering te vergroten, is de overdracht van andere programma's van de Unie naar Horizon Europa mogelijk. In dat geval volgen zij de regels van Horizon Europa.
(16)Om ervoor te zorgen dat de EU-financiering een zo groot mogelijk effect heeft en op de meest doeltreffende wijze bijdraagt aan de beleidsdoelstellingen van de Unie, moet het programma Europese partnerschappen aangaan met partners uit de particuliere en/of publieke sector. Die partners zijn onder meer de industrie, onderzoeksorganisaties, organen met een openbaredienstverleningstaak op lokaal, regionaal, nationaal of internationaal niveau en maatschappelijke organisaties zoals stichtingen die onderzoek en innovatie ondersteunen en/of verrichten, op voorwaarde dat de gewenste effecten doeltreffender kunnen worden verwezenlijkt door een partnerschap dan door de Unie alleen.
(17)Het programma moet de samenwerking tussen de Europese partnerschappen en de partners uit de particulieren en/of private sector op internationaal niveau versterken door programma's voor onderzoek en innovatie te verbinden met grensoverschrijdende investeringen in onderzoek en innovatie die wederzijdse voordelen opleveren voor de burgers en de bedrijven, terwijl er tegelijkertijd op wordt toegezien dat de EU haar belangen op strategische gebieden kan handhaven.
(18)Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) moet gedurende de hele beleidscyclus onafhankelijke klantgestuurde wetenschappelijke gegevens en technologische ondersteuning ter beschikking blijven stellen ten behoeve van het Uniebeleid. Het JRC moet zijn eigen acties op flexibele, efficiënte en transparante wijze uitvoeren, waarbij rekening moet worden gehouden met de relevante behoeften van zijn gebruikers en de behoeften van het Uniebeleid, en waarbij de financiële belangen van de Unie moeten worden beschermd. Het JRC moet extra middelen blijven genereren.
(19)In het kader van de pijler "Open innovatie" moet een reeks maatregelen worden vastgesteld voor de geïntegreerde ondersteuning van de behoeften van ondernemers en ondernemerschap om baanbrekende innovatie te verwezenlijken en te versnellen met het oog op een snelle groei van de markt. Deze pijler moet innovatieve bedrijven aantrekken die het potentieel hebben om op te schalen tot Unie-en internationaal niveau en moet snelle en flexibele subsidies en co-investeringen bieden, ook in samenwerking met particuliere investeerders. Deze doelstellingen moeten worden nagestreefd door middel van de oprichting van een Europese Innovatieraad (EIC). Deze pijler moet ook het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) en de Europese innovatie-ecosystemen in het algemeen ondersteunen, met name via medefinancieringspartnerschappen met nationale en regionale innovatieondersteunende actoren.
(20)De beleidsdoelstellingen van dit programma worden ook nagestreefd aan de hand van financiële instrumenten en begrotingsgaranties in het kader van de beleidsluiken van het InvestEU-fonds. De financiële steun moet worden gebruikt om marktfalen of suboptimale investeringssituaties op evenredige wijze aan te pakken, zonder dat de acties leiden tot duplicering of verdringing van particuliere financiering of de concurrentie op de interne markt verstoren. De acties moeten een duidelijke Europese toegevoegde waarde hebben.
(21)Via haar instrumenten Pathfinder en Accelerator moet de EIC baanbrekende marktcreërende innovaties identificeren, ontwikkelen en op de markt introduceren en de snelle opschaling naar EU- en internationaal niveau ondersteunen. Door middel van samenhangende en gestroomlijnde ondersteuning van baanbrekende innovatie moet het EIC de huidige leemte in overheidssteun en particuliere investeringen voor baanbrekende innovatie opvullen. Met het oog op de doelstellingen van het EIC, en met name de activiteiten in verband met marktintroductie, zijn voor de EIC-instrumenten specifieke juridische en beheersmechanismen nodig.
(22)Aan de hand van gemengde EIC-financiering moet de Accelerator de "vallei des doods" tussen onderzoek, de fase die voorafgaat aan de grootschalige commercialisering en de opschaling van bedrijven overbruggen. De Accelerator moet met name steun verlenen aan activiteiten waarvan de technologische of marktrisico's van zo'n aard zijn dat zij niet rendabel worden beschouwd en dus onvoldoende investeringen op de markt kunnen aantrekken, en vormt dus een aanvulling op het InvestEU-programma dat is opgericht bij Verordening ....
(23)Het EIT moet zich in de eerste plaats via zijn kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) richten op het versterken van innovatie-ecosystemen die wereldwijde uitdagingen aanpakken, door het bevorderen van de integratie van bedrijfsleven, onderzoek, hoger onderwijs en ondernemerschap. Het EIT moet innovatie in zijn activiteiten stimuleren en moet de integratie van het hoger onderwijs in het innovatie-ecosysteem ondersteunen, met name door het stimuleren van onderwijs op het gebied van ondernemerschap, het bevorderen van sterke, vakgebiedonafhankelijke samenwerking tussen het bedrijfsleven en de academische wereld en het identificeren van de toekomstige vaardigheden zoals geavanceerde digitale en innovatieve vaardigheden die toekomstige innovatoren nodig hebben om de wereldwijde uitdagingen aan te pakken. EIT-steunregelingen moeten de EIC-begunstigden ten goede komen, terwijl start-ups die uit de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) van het EIT voortvloeien toegang moeten hebben tot EIC-acties. Hoewel het EIT zich richt op innovatie-ecosystemen en het dus van nature binnen de pijler "Open innovatie" zou moeten passen, moet de planning van zijn KIG's door middel van het proces van strategische planning met de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" worden afgestemd.
(24)
Het waarborgen en handhaven van een gelijk speelveld voor ondernemingen die concurreren op een bepaalde markt is een essentiële voorwaarde om baanbrekende of disruptieve innovatie tot bloei te laten komen, zodat met name kleine en middelgrote innovatoren de vruchten van hun investeringen kunnen plukken en een deel van de markt kunnen veroveren.
(25)Het programma moet de samenwerking met derde landen en internationale organisaties en initiatieven op basis van gemeenschappelijke belangen, wederzijds voordeel en mondiale verbintenissen tot uitvoering van de SDG's van de VN bevorderen en integreren. Internationale samenwerking moet gericht zijn op het versterken van de excellentie, de aantrekkelijkheid en het economische en industriële concurrentievermogen van de Unie op het gebied van onderzoek en innovatie, om de mondiale uitdagingen die in de SDG's van de VN zijn opgenomen, aan te pakken, en ter ondersteuning van het buitenlands beleid van de Unie. Er zou een benadering van algemene openheid ten aanzien van internationale deelname en doelgerichte acties op het gebied van internationale samenwerking moeten worden gevolgd, waarbij onder andere in landen met lage of gemiddelde inkomens gevestigde entiteiten in aanmerking kunnen komen voor financiering. Tegelijkertijd moet de associatie van derde landen met het programma worden aangemoedigd.
(26)Met het oog op het verdiepen van de relatie tussen wetenschap en maatschappij en het maximaliseren van de voordelen van hun interacties, moet het programma de burgers en maatschappelijke organisaties inzetten en betrekken bij het co-ontwerpen en cocreëren van verantwoorde onderzoeks- en innovatieagenda’s en -inhoud waarin wetenschapsonderwijs wordt bevorderd, wetenschappelijke kennis toegankelijk wordt gemaakt voor het publiek en de deelname van burgers en maatschappelijke organisaties aan de activiteiten van het programma mogelijk wordt gemaakt. Dit moet doorheen het gehele programma gebeuren aan de hand van specifieke activiteiten in het onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte". De inzet van burgers en het maatschappelijk middenveld in onderzoek en innovatie moet worden gekoppeld aan publieke voorlichtingsactiviteiten om steun van het publiek voor het programma tot stand te brengen en te behouden. Het programma moet ook bijdragen aan het wegnemen van belemmeringen en het stimuleren van synergieën tussen wetenschap, technologie, cultuur en de kunsten om een nieuw niveau van duurzame innovatie te bereiken.
(27)Overeenkomstig artikel 349 VWEU komen de ultraperifere gebieden van de Unie in aanmerking voor specifieke maatregelen (rekening houdend met hun structurele, sociale en economische situatie) wat de toegang tot horizontale programma’s van de Unie betreft. In het programma moet dus rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van die regio’s, in overeenstemming met de mededeling van de Commissie over "Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU" (COM(2017) 623 final), zoals goedgekeurd door de Raad op 12 april 2018.
(28)De activiteiten die in het kader van het programma worden ontwikkeld, moeten streven naar het wegnemen van genderongelijkheden en moeten de gelijkheid tussen vrouwen en mannen in onderzoek en innovatie bevorderen, in overeenstemming met de artikelen 2 en 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 8 VWEU. De genderdimensie moet op een toereikende wijze in onderzoeks- en innovatieonderwerpen worden geïntegreerd en gedurende alle fasen van de onderzoekscyclus worden gevolgd.
(29)Gezien de specifieke kenmerken van de defensiesector, moeten de gedetailleerde bepalingen voor de financiering door de Unie van onderzoeksprojecten op het gebied van defensie worden vastgesteld in Verordening … tot oprichting van het Europees Defensiefonds] waarin de regels voor deelname aan defensieonderzoek zijn vastgesteld. De in het kader van het Europees Defensiefonds verrichte onderzoeks- en innovatieactiviteiten moeten zich exclusief op defensietoepassingen richten.
(30)In deze verordening worden voor het programma de financiële middelen vastgelegd. Het voor het in artikel 1, lid 3, onder a), bedoelde specifieke programma aangegeven bedrag moet voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van [verwijzing indien nodig actualiseren op basis van het nieuw Interinstitutioneel Akkoord: punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer].Tenzij anders vermeld, is Verordening (EU, Euratom) [het nieuwe Financieel Reglement] (het "Financieel Reglement") op dit programma van toepassing. Die verordening bevat regels voor de uitvoering van de Uniebegroting, daaronder begrepen regels voor subsidies, prijzen, aanbestedingen, indirecte uitvoering, financiële bijstand, financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties.
(31)Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden (waaronder begrepen fraude), terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratieve onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad. Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.
(32)Krachtens [verwijzing indien nodig actualiseren op basis van een nieuw besluit over de LGO's: artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad] komen in landen en gebieden overzee (LGO's) gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.
(33)Krachtens de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven moet dit programma worden geëvalueerd op basis van gegevens die uit hoofde van specifieke voorschriften voor toezicht worden verzameld, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften ook meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan de effecten van het programma op het terrein worden geëvalueerd.
(34)Om de indicatoren van de effecttrajecten indien nodig te kunnen aanvullen of wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(35)Samenhang en synergie tussen Horizon Europa en het ruimtevaartprogramma van de EU zal een wereldwijd concurrerende en vernieuwende Europese ruimtevaartsector bevorderen, de autonomie van Europa inzake toegang tot en gebruikmaking van de ruimte in een klimaat van zekerheid en veiligheid verbeteren en de rol van Europa als mondiale speler versterken. Baanbrekende oplossingen in Horizon Europa zullen worden ondersteund door gegevens en diensten die door het ruimtevaartprogramma ter beschikking worden gesteld.
(36)De regels voor deelname en verspreiding moeten op passende wijze de behoeften van het programma weerspiegelen, rekening houdend met de punten van zorg en de aanbevelingen die diverse belanghebbenden hebben aangestipt.
(37)Gemeenschappelijke regels voor de hele programma moeten zorgen voor een coherent kader dat de deelname aan programma's die financieel worden gesteund door de begroting van Horizon Europa vergemakkelijkt, inclusief de deelname aan programma’s die worden beheerd door financieringsorganen zoals het EIT, gemeenschappelijke ondernemingen of andere structuren in de zin van artikel 187 VWEU, en de deelname aan programma’s die de lidstaten overeenkomstig artikel 185 VWEU ondernemen. Wanneer dit gerechtvaardigd is, moet er voldoende flexibiliteit zijn om specifieke regels vast te stellen.
(38)De acties die onder het toepassingsgebied van het programma vallen, moeten in overeenstemming zijn met de grondrechten en de beginselen van met name het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Dergelijke acties moeten voldoen aan alle wettelijke verplichtingen, met inbegrip van het internationale recht en relevante besluiten van de Commissie zoals het bericht van de Commissie van 28 juni 2013, en aan ethische beginselen, onder meer het voorkomen van elke inbreuk op de integriteit van het wetenschappelijk onderzoek. Bij onderzoeksactiviteiten moet rekening worden gehouden met artikel 13 VWEU, en het gebruik van dieren voor onderzoek en proeven moet worden beperkt en uiteindelijk moeten dieren in het onderzoek worden vervangen.
(39)Conform de doelstellingen van internationale samenwerking zoals bepaald in de artikelen 180 en 186 VWEU moet de deelname van rechtspersonen die in derde landen zijn gevestigd en van internationale organisaties worden gestimuleerd. De uitvoering van het programma moet in overeenstemming zijn met de maatregelen die zijn vastgesteld overeenkomstig de artikelen 75 en 215 VWEU, alsook met het internationale recht. In het geval van acties die betrekking hebben op de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Unie kan de deelname aan specifieke acties van het programma beperkt worden tot entiteiten die in lidstaten zijn gevestigd, of tot entiteiten die in lidstaten en in bepaalde geassocieerde of andere derde landen zijn gevestigd.
(40)In het licht van het belang om de klimaatverandering aan te pakken overeenkomstig de verbintenis van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties uit te voeren, zal dit programma bijdragen aan klimaatmainstreaming en het verwezenlijken van de algemene doelstelling dat 25 % van de uitgaven in de EU-begroting klimaatdoelstellingen moet ondersteunen.
(41)De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie hebben vastgesteld, zijn op deze verordening van toepassing. Deze regels zijn neergelegd in het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen, indirecte uitvoering, en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op basis van artikel 322 VWEU vastgestelde regels hebben ook betrekking op de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen ten aanzien van de rechtsstaat in de lidstaten, aangezien de eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële basisvoorwaarde is voor een goed financieel beheer en effectieve EU-financiering.
(42)Het gebruik van gevoelige achtergrondinformatie of toegang door onbevoegden tot gevoelige resultaten kunnen een negatief effect hebben op de belangen van de Unie of van één of meer van haar lidstaten. De behandeling van vertrouwelijke gegevens en gerubriceerde informatie moet dus worden onderworpen aan het relevante Unierecht, inclusief de interne regels van de instellingen, zoals Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie, waarin de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie zijn vastgesteld.
(43)Het is noodzakelijk de minimumvoorwaarden voor deelname vast te stellen, zowel als algemene regel waarbij ten minste één juridische entiteit uit een lidstaat deel moet uitmaken van het consortium, als met betrekking tot de kenmerken van specifieke soorten acties in het kader van het programma.
(44)Het is dienstig voorwaarden vast te stellen met betrekking tot het toekennen van financiering door de Unie aan deelnemers van acties op grond van het programma. Subsidies moeten worden toegepast, rekening houdend met alle in het Financieel Reglement vastgestelde vormen van bijdragen, met inbegrip van vaste bedragen, forfaitaire kosten of eenheidskosten, met het oog op verdere vereenvoudiging.
(45)De subsidiepercentages in deze verordening zijn aangemerkt als maxima teneinde te voldoen aan het medefinancieringsbeginsel.
(46)In overeenstemming met het Financieel Reglement moet het programma de basis vormen voor een bredere aanvaarding van de gangbare kostenberekeningsmethoden van de begunstigden wat personeelskosten en eenheidskosten voor intern gefactureerde goederen en diensten betreft.
(47)Het huidige systeem van terugbetaling van de reële personeelskosten moet verder worden vereenvoudigd op basis van de in het kader van Horizon 2020 ontwikkelde aanpak voor projectgebaseerde vergoeding en moet verder in overeenstemming worden gebracht met het Financieel Reglement.
(48)Het in het kader van Horizon 2020 ingestelde en door de Commissie beheerde garantiefonds voor de deelnemers is een belangrijk vrijwaringsmechanisme gebleken om de risico's te verzachten die verbonden zijn aan verschuldigde bedragen die niet worden terugbetaald door in gebreke blijvende deelnemers. Daarom moet het garantiefonds voor de begunstigden, dat wordt omgedoopt tot onderlingeverzekeringsmechanisme ("het mechanisme"), worden voortgezet en uitgebreid tot andere financieringsorganen, en met name tot initiatieven op grond van artikel 185 VWEU. Het mechanisme moet worden opengesteld voor de begunstigden van andere rechtstreeks beheerde EU-programma’s.
(49)Voor de exploitatie en verspreiding van de resultaten moeten regels worden vastgesteld teneinde te waarborgen dat de begunstigden die resultaten op passende wijze beschermen, exploiteren, verspreiden en toegankelijk maken. Er moet meer aandacht worden besteed aan de exploitatie van de resultaten, met name in de Unie. De begunstigden moeten hun plannen voor het exploiteren en verspreiden van hun resultaten tijdens en na de voltooiing van de actie actualiseren.
(50)De belangrijkste elementen van het systeem voor de evaluatie en selectie van voorstellen van het vorige programma, Horizon 2020, waarin bijzondere aandacht werd besteed aan excellentie, moet worden gehandhaafd. De voorstellen moeten net als voorheen worden geselecteerd op basis van een beoordeling door onafhankelijke deskundigen. In voorkomend geval moet rekening worden gehouden met de noodzaak om te zorgen voor de algehele samenhang van de projecten in de portefeuille.
(51)Teneinde de administratieve lasten voor de begunstigden van Uniefinanciering te verminderen, moet een groter wederzijds vertrouwen in audits en beoordelingen – onder meer met andere Unieprogramma's – worden overwogen. Voor wederzijds vertrouwen moet uitdrukkelijk worden gezorgd door ook rekening te houden met andere elementen van borging zoals systeem- en procesaudits.
(52)Specifieke uitdagingen op het gebied van onderzoek en innovatie moeten worden aangepakt door middel van prijzen, in voorkomend geval onder meer door middel van gezamenlijke of gemeenschappelijke prijzen, georganiseerd door de Commissie of het financieringsorgaan samen met andere organen van de Unie, derde landen, internationale organisaties of rechtspersonen zonder winstoogmerk.
(53)De soorten financiering en de uitvoeringsmethoden in het kader van deze verordening worden gekozen op grond van hun vermogen om de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten op te leveren, met name rekening houdend met de controlekosten, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Wat subsidies betreft, houdt dit mede in dat het gebruik van vaste bedragen, vaste percentages en schalen van eenheidskosten wordt overwogen,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
1.Bij deze verordening worden Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie ("het programma"), en de regels voor deelname aan en verspreiding van de resultaten van de in het kader van het programma uitgevoerde acties onder contract vastgesteld.
2.In deze verordening worden de doelstellingen van het programma, de begroting voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie en de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.
3.Het programma wordt uitgevoerd door middel van:
a) het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit (EU) .../..., dat een financiële bijdrage aan het EIT omvat;
b)het specifieke programma voor defensieonderzoek dat is vastgesteld bij Verordening (EU) .../... .
4.Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, hebben de in deze verordening gebruikte begrippen "Horizon Europa", "het programma" en "specifiek programma" betrekking op aangelegenheden die enkel relevant zijn voor het in lid 3, onder a), beschreven specifieke programma.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1)"onderzoeksinfrastructuren": faciliteiten die hulpbronnen en diensten ter beschikking stellen van de onderzoeksgemeenschappen om op hun gebied onderzoek te verrichten en innovatie te bevorderen. Deze definitie omvat tevens de bijbehorende personele middelen en zij bestrijkt belangrijke uitrusting of verzamelingen van instrumenten, aan kennis gerelateerde faciliteiten zoals verzamelingen, archieven of infrastructuren voor wetenschappelijke gegevens, computersystemen, communicatienetwerken en elke andere unieke infrastructuur die openstaat voor externe gebruikers en van wezenlijk belang is om excellentie in onderzoek en innovatie te bereiken. Waar dienstig kunnen de infrastructuren ook voor andere dan onderzoeksdoelen worden aangewend, bijvoorbeeld voor onderwijs of voor openbare dienstverlening, en het kan om infrastructuren op één locatie, op meerdere locaties of om virtuele infrastructuren gaan;
2)"strategie voor slimme specialisatie": strategie voor slimme specialisatie zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad die aan de in Verordening (EU) .../... [verordening gemeenschappelijke bepalingen] vastgestelde randvoorwaarden voldoet;
3)"Europees partnerschap": initiatief waarbij de Unie zich er, samen met particuliere en/of publieke partners (bijvoorbeeld de industrie, onderzoeksorganisaties, organen met een openbaredienstverleningstaak op lokaal, regionaal, nationaal of internationaal niveau of maatschappelijke organisaties, met inbegrip van stichtingen), toe verbindt de ontwikkeling en uitvoering van een programma voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten, met inbegrip van die welke verband houden met de toepassing in de markt, de regelgeving of het beleid, gezamenlijk te ondersteunen;
4)"open toegang": praktijk waarbij aan de eindgebruiker gratis online toegang wordt verstrekt tot onderzoeksresultaten die voortvloeien uit in het kader van het programma gefinancierde acties, met name wetenschappelijke publicaties en onderzoeksgegevens;
5)"missie": een portefeuille van acties gericht op het verwezenlijken van een meetbare doelstelling binnen een vastgestelde termijn, met een effect op de wetenschap en de technologie en/of de samenleving en de burgers dat niet met individuele acties kan worden bereikt;
6)"precommerciële inkoop": de inkoop van onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten waarbij op basis van de marktvoorwaarden sprake is van een deling van de risico's en voordelen, van een competitieve ontwikkeling in fasen en van een duidelijke scheiding tussen de ingekochte onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten en het gebruik van commerciële hoeveelheden eindproducten;
7)"overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen": inkoopactiviteiten waarbij de aanbestedende diensten als initiërende klant fungeren voor innovatieve goederen of diensten die nog niet op een grootschalige commerciële basis beschikbaar zijn, met inbegrip van conformiteitstests;
8)"toegangsrechten": gebruiksrechten van resultaten of background;
9)"background": alle gegevens, knowhow of informatie in welke vorm en van welke aard dan ook, materieel of immaterieel, met inbegrip van de daaraan verbonden rechten zoals intellectuele-eigendomsrechten, die i) reeds vóór hun toetreding tot de actie in het bezit van de begunstigden waren en ii) door de begunstigden schriftelijk als zodanig zijn aangemerkt op eender welke wijze als nodig is voor de uitvoering van de actie of voor de exploitatie van de resultaten ervan;
10)"verspreiding": het openbaar maken van de resultaten via geschikte kanalen (anders dan met het oogmerk om de resultaten te beschermen of te exploiteren), waaronder tevens begrepen wetenschappelijke publicaties via eender welk communicatiemiddel;
11)"exploitatie": het gebruik van resultaten bij andere onderzoeks- en innovatieactiviteiten dan die welke onder de desbetreffende actie vallen, of bij het ontwikkelen, creëren, produceren en in de handel brengen van een product of werkwijze, of bij het creëren en leveren van een dienst of bij normalisatieactiviteiten;
12)"eerlijke en redelijke voorwaarden": passende voorwaarden, met inbegrip van eventuele financiële voorwaarden of voorwaarden inzake royaltyvrije toegang, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van het verzoek om toegang, bijvoorbeeld de feitelijke of potentiële waarde van de resultaten of background waarvoor om toegang is verzocht en/of de omvang, de duur en andere kenmerken van de beoogde exploitatie;
13)"financieringsorgaan": ander orgaan of andere organisatie dan de Commissie, zoals bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement, waaraan de Commissie begrotingsuitvoeringstaken op grond van het programma heeft toevertrouwd;
14)"internationale Europese onderzoeksorganisatie": een internationale organisatie waarvan het merendeel van de leden lidstaten of geassocieerde landen zijn, en waarvan het hoofddoel de bevordering van de wetenschappelijke en technologische samenwerking in Europa is;
15)"juridische entiteit": elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die is opgericht krachtens en als dusdanig wordt erkend in het nationale recht, het recht van de Unie of het internationale recht, die rechtspersoonlijkheid bezit en die, in eigen naam handelend, rechten en verplichtingen kan hebben, dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 197, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement;
16)"juridische entiteit zonder winstoogmerk": een juridische entiteit die op grond van haar rechtsvorm geen winstoogmerk heeft of een wettelijke of statutaire verplichting heeft geen winsten uit te keren aan haar aandeelhouders of afzonderlijke leden;
17)"midcap-onderneming": onderneming die geen kleine, middelgrote of micro-onderneming ("kmo") is zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie en die ten hoogste 3 000 werknemers telt, waarvan het aantal werkzame personen wordt berekend volgens de artikelen 3, 4, 5 en 6 van titel I van de bijlage bij die aanbeveling;
18)"resultaten": alle materiële of immateriële effecten van de actie, bijvoorbeeld gegevens, knowhow of informatie in welke vorm en van welke aard dan ook en ongeacht of deze kunnen worden beschermd, alsook alle daaraan verbonden rechten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;
19)"excellentiekeurmerk": gecertificeerd keurmerk dat aantoont dat een naar aanleiding van een oproep tot het indienen van voorstellen ingediend voorstel alle in het werkprogramma vastgestelde drempelwaarden haalde, maar bij gebrek aan beschikbare middelen voor die oproep in het werkprogramma niet kon worden gefinancierd;
20)"werkprogramma": door de Commissie goedgekeurd document voor de uitvoering van het specifieke programma overeenkomstig artikel 12 ervan, of het door een financieringsorgaan aangenomen document dat inhoudelijk en structureel gelijkwaardig is;
21)"terug te betalen voorschot": deel van een gemengde Horizon Europa- of EIC-financiering dat overeenkomt met een lening op grond van titel X van het Financieel Reglement, maar dat rechtstreeks en zonder winstoogmerk door de Unie wordt verstrekt, om de kosten van activiteiten die overeenkomen met een innovatieactie te dekken, en dat door de begunstigde overeenkomstig de in het contract opgenomen voorwaarden aan de Unie moet worden terugbetaald;
22)"contract": overeenkomst die wordt gesloten tussen de Commissie of een financieringsorgaan en een juridische entiteit die een innovatie- en marktintroductieactie uitvoert en die wordt ondersteund door een gemengde Horizon Europa- of EIC-financiering;
23)"gerubriceerde informatie": gerubriceerde EU-informatie zoals gedefinieerd in artikel 3 van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie, alsook gerubriceerde informatie van de lidstaten, gerubriceerde informatie van derde landen waarmee de EU een beveiligingsovereenkomst heeft gesloten en gerubriceerde informatie van internationale organisaties waarmee de Unie een beveiligingsovereenkomst heeft gesloten;
24)"blendingverrichting": door de EU-begroting ondersteunde acties, onder meer in het kader van blendingfaciliteiten overeenkomstig artikel 2, lid 6, van het Financieel Reglement, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun en/of financieringsinstrumenten uit de EU-begroting worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;
25)"gemengde Horizon Europa- of EIC-financiering": enkelvoudige financiële steun aan een innovatie- en marktintroductieactie, bestaande uit een specifieke combinatie van een subsidie of een terug te betalen voorschot met een belegging in aandelen.
Artikel 3
Doelstellingen van het programma
1.De algemene doelstelling van het programma bestaat in het behalen van wetenschappelijke, economische en maatschappelijke effecten met de investeringen van de Unie in onderzoek en innovatie, met het oog op het versterken van de wetenschappelijke en technologische basis van de Unie en het vergroten van het concurrentievermogen van onder meer de industrie van de Unie, alsook het verwezenlijken van de strategische prioriteiten van de Unie en het bijdragen aan het aanpakken van wereldwijde uitdagingen, met name de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling.
2.De specifieke doelstellingen van het programma zijn:
a)het ondersteunen van het creëren en verbreiden van hoogwaardige nieuwe kennis, vaardigheden, technologieën en oplossingen voor wereldwijde uitdagingen;
b)het vergroten van het effect van onderzoek en innovatie op de ontwikkeling, ondersteuning en uitvoering van het beleid van de Unie, en het ondersteunen van de toepassing van innovatieve oplossingen in de industrie en de maatschappij voor wereldwijde uitdagingen;
c)het bevorderen van alle vormen van innovatie, met inbegrip van baanbrekende innovatie, en de marktintroductie van innovatieve oplossingen versterken;
d)het optimaliseren van de verwezenlijking van het programma om het effect ervan binnen een versterkte Europese Onderzoeksruimte zo groot mogelijk te maken.
Artikel 4
Structuur van het programma
1.Het programma bestaat uit de volgende onderdelen, die bijdragen aan de in artikel 3 uiteengezette algemene en specifieke doelstellingen:
1)Pijler I – "Open wetenschap", waarmee de in artikel 3, lid 2, onder a), uiteengezette specifieke doelstelling wordt nagestreefd en tevens de in artikel 3, lid 2, onder b) en c), uiteengezette specifieke doelstellingen worden ondersteund, met de volgende componenten:
a)de Europese Onderzoeksraad (ERC);
b)Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA);
c)onderzoeksinfrastructuren.
2)Pijler II – "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen", waarmee de in artikel 3, lid 2, onder b), uiteengezette specifieke doelstelling wordt nagestreefd en tevens de in artikel 3, lid 2, onder a) en c), uiteengezette specifieke doelstellingen worden ondersteund, met de volgende componenten:
a)cluster "Gezondheid";
b)cluster "Inclusieve en veilige samenleving";
c)cluster "Digitaal en industrie";
d)cluster "Klimaat, energie en mobiliteit";
e)cluster "Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen";
f)niet-nucleaire eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC).
3)Pijler III – "Open innovatie", waarmee de in artikel 3, lid 2, onder c), uiteengezette specifieke doelstelling wordt nagestreefd en tevens de in artikel 3, lid 2, onder a) en b), uiteengezette specifieke doelstellingen worden ondersteund, met de volgende componenten:
a)de Europese Innovatieraad (EIC);
b)Europese innovatie-ecosystemen;
c)het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT).
4)Onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", waarmee de in artikel 3, lid 2, onder d), uiteengezette specifieke doelstelling wordt nagestreefd en tevens de in artikel 3, lid 2, onder a), b) en c), uiteengezette specifieke doelstellingen worden ondersteund, met de volgende componenten:
a)delen van excellentie;
b)hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem.
2.De hoofdlijnen van activiteiten worden in bijlage I beschreven.
Artikel 5
Defensieonderzoek
1.Activiteiten die worden verricht in het kader van het in artikel 1, lid 3, onder b), bedoelde specifieke programma en die zijn vastgelegd in Verordening (EU) .../... tot oprichting van het Europees Defensiefonds, zijn onderzoeksactiviteiten die zich exclusief op defensietoepassingen richten, met als doel het concurrentievermogen, de efficiëntie en de innovatie binnen de defensiesector te bevorderen.
2.Deze verordening is niet van toepassing op het in artikel 1, lid 3, onder b), bedoelde specifieke programma, met uitzondering van dit artikel, artikel 1, leden 1 en 3, en artikel 9, lid 1.
Artikel 6
Uitvoering en vormen van EU-financiering
1.Het programma wordt uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met het Financieel Reglement of in indirect beheer met financieringsorganen als bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.
2.In het kader van het programma kan financiering voor acties onder contract worden verstrekt in een van de vormen als vastgesteld in het Financieel Reglement, met name subsidies (met inbegrip van exploitatiesubsidies), prijzen en aanbestedingen. Er kan eveneens financiering worden verstrekt in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen.
3.De in deze verordening vastgestelde regels voor deelname en verspreiding zijn van toepassing op acties onder contract.
4.De belangrijkste soorten acties waarvan in het kader van het programma gebruik moet worden gemaakt, zijn uitgewerkt en omschreven in bijlage II. Alle vormen van financiering worden op flexibele wijze gebruikt voor alle doelstellingen van het programma, waarbij het gebruik wordt bepaald door de behoeften en de kenmerken van de specifieke doelstellingen.
5.Het programma ondersteunt tevens eigen acties van het JRC. Wanneer deze acties een bijdrage leveren aan initiatieven krachtens artikel 185 of artikel 187 VWEU wordt deze bijdrage niet beschouwd als een deel van de aan deze initiatieven toegewezen financiële bijdrage.
6.De uitvoering van het specifieke programma is gebaseerd op een transparante en strategische meerjarige planning van onderzoeks- en innovatieactiviteiten, met name voor de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen", na overleg met belanghebbenden over de prioriteiten, de geschikte soorten acties en te gebruiken uitvoeringsvormen. Hierdoor wordt de overeenstemming met andere relevante programma's van de Unie gewaarborgd.
7.Horizon Europa-activiteiten worden voornamelijk verwezenlijkt door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen, waarvan sommige worden georganiseerd in het kader van missies en Europese partnerschappen.
8.In het kader van Horizon Europa verrichte onderzoeks- en innovatieactiviteiten richten zich op civiele toepassingen.
9.Het programma biedt garanties voor een doeltreffende bevordering van de gendergelijkheid en waarborgt dat de genderdimensie inhoudelijk aanwezig is in de onderzoeks- en innovatieactiviteiten. De aandacht gaat met name uit naar de zorg voor genderevenwicht, afhankelijk van de situatie in de betrokken onderzoeks- en innovatiesector, in evaluatiepanels en in organen zoals deskundigengroepen.
Artikel 7
Missies
1.Missies worden geprogrammeerd binnen de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen", maar kunnen ook profijt trekken van acties die binnen andere delen van het programma worden uitgevoerd.
2.De missies worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 5 van het specifieke programma. De evaluatie wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 26.
3.Missies:
a)hebben een duidelijke Europese toegevoegde waarde en dragen bij aan de verwezenlijking van de prioriteiten van de Unie;
b)zijn ambitieus en inspirerend, en hebben derhalve een brede maatschappelijke of economische relevantie;
c)geven een duidelijke richting aan en zijn gericht, meetbaar en tijdsgebonden;
d)zijn toegespitst op ambitieuze maar realistische onderzoeks- en innovatieactiviteiten;
e)brengen activiteiten op gang over de verschillende disciplines, sectoren en actoren heen;
f)staan open voor veelzijdige, bottom-upoplossingen.
Artikel 8
Europese partnerschappen
1.Delen van Horizon Europa kunnen worden uitgevoerd door middel van Europese partnerschappen. De betrokkenheid van de Unie bij Europese partnerschappen kan een van de volgende vormen aannemen:
a)deelname aan partnerschappen die worden opgezet op basis van memoranda van overeenstemming of contractuele regelingen tussen de Commissie en de in artikel 2, lid 3, bedoelde partners, waarin de doelstellingen van het partnerschap, de daarmee verband houdende door de partners aangegane verbintenissen in verband met financiële bijdragen en/of bijdragen in natura, de belangrijkste prestatie- en impactindicatoren en de te verrichten prestaties worden gespecificeerd. Hieronder vallen onder meer de vaststelling van aanvullende onderzoeks- en innovatieactiviteiten die worden uitgevoerd door de partners en in het kader van het programma (medegeprogrammeerde Europese partnerschappen);
b)deelname en financiële bijdrage aan een programma voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten, op basis van de door de partners aangegane verbintenis in verband met financiële bijdragen en bijdragen in natura en de integratie van hun relevante activiteiten door middel van een medefinancieringsactie voor programma's (medegefinancierde Europese partnerschappen);
c)deelname en financiële bijdrage aan onderzoeks- en innovatieprogramma's die worden opgezet door verscheidene lidstaten in overeenstemming met artikel 185 VWEU, door op grond van artikel 187 VWEU in het leven geroepen organen, zoals gemeenschappelijke ondernemingen, of door de kennis- en innovatiegemeenschappen van het EIT, in overeenstemming met de [EIT-verordening] (geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen), en die enkel worden uitgevoerd wanneer met andere vormen van Europese partnerschappen niet dezelfde doelstellingen zouden worden verwezenlijkt of niet de noodzakelijke verwachte effecten zouden worden gegenereerd, en wanneer zij worden gerechtvaardigd door een langetermijnperspectief en een hoge mate van integratie, met inbegrip van centraal beheer van alle financiële bijdragen.
2.Europese partnerschappen:
a)worden opgezet in gevallen waarin de doelstellingen van Horizon Europa door die partnerschappen beter kunnen worden verwezenlijkt dan door de Unie alleen;
b)worden gestoeld op de beginselen van toegevoegde waarde voor de Unie, transparantie, openheid, impact, hefboomeffect, financiële verbintenis voor de lange termijn door alle betrokken partijen, flexibiliteit, samenhang en complementariteit met initiatieven op lokaal, regionaal, nationaal, internationaal en Unieniveau;
c)worden in de tijd beperkt en omvatten de voorwaarden voor het geleidelijk beëindigen van de financiering uit het programma.
De voorschriften en criteria voor de selectie, uitvoering, monitoring, evaluatie en geleidelijke beëindiging ervan worden vastgesteld in bijlage III.
Artikel 9
Begroting
1.De financiële middelen voor de uitvoering van het kaderprogramma voor de periode 2021-2027 bedragen 94 100 000 000 EUR in lopende prijzen voor het in artikel 1, lid 3, onder a), bedoelde specifieke programma, vermeerderd met het bedrag voor het in artikel 1, lid 3, onder b), bedoelde specifieke programma, zoals vastgesteld in Verordening (EU) .../... tot oprichting van het Europees Defensiefonds.
2.De indicatieve verdeling van het in lid 1, eerste helft van de zin, bedoelde bedrag is als volgt:
a)25 800 000 000 EUR voor pijler I – "Open wetenschap" voor de periode 2021-2027, waarvan:
1) 16 600 000 000 EUR voor de Europese Onderzoeksraad;
2)6 800 000 000 EUR voor Marie Skłodowska-Curie-acties;
3)2 400 000 000 EUR voor onderzoeksinfrastructuren;
b)52 700 000 000 EUR voor pijler II – "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" voor de periode 2021-2027, waarvan:
1)7 700 000 000 EUR voor de cluster "Gezondheid";
2)2 800 000 000 EUR voor de cluster "Inclusieve en veilige samenleving";
3)15 000 000 000 EUR voor de cluster "Digitaal en industrie";
4)15 000 000 000 EUR voor de cluster "Klimaat, energie en mobiliteit";
5)10 000 000 000 EUR voor de cluster "Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen";
6)2 200 000 000 EUR voor de niet-nucleaire eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC);
c)13 500 000 000 EUR voor pijler III – "Open innovatie" voor de periode 2021-2027, waarvan:
1)10 500 000 000 EUR voor de Europese Innovatieraad, inclusief maximaal 500 000 000 EUR voor Europese innovatie-ecosystemen;
2)3 000 000 000 voor het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT);
d)2 100 000 000 EUR voor het onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte" voor de periode 2021-2027, waarvan:
1)1 700 000 000 EUR voor "delen van excellentie";
2) 400 000 000 EUR voor "hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem".
3.Om in te spelen op onvoorziene situaties of nieuwe ontwikkelingen en behoeften kan de Commissie in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure maximaal 10 % afwijken van de in lid 2 bedoelde bedragen. Een dergelijke afwijking is niet toegestaan met betrekking tot de in lid 2, onder b), 6), bedoelde bedragen en het in lid 2 vastgelegde totaalbedrag voor het onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte".
4.Het in lid 1, eerste helft van de zin, bedoelde bedrag kan ook uitgaven dekken voor werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie alsmede andere werkzaamheden, en uitgaven die nodig zijn voor het beheer en de uitvoering van het programma, met inbegrip van alle administratieve uitgaven, en de beoordeling van de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Het kan bovendien uitgaven dekken met betrekking tot studies, vergaderingen van deskundigen, informatie- en communicatieacties, voor zover zij verband houden met de doelstellingen van het programma, alsmede uitgaven in verband met informatietechnologienetwerken voor informatieverwerking en -uitwisseling, daaronder begrepen institutionele informatietechnologie-instrumenten, en andere uitgaven voor technische en administratieve bijstand die nodig is voor het beheer van het programma.
5.Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in lid 4 bedoelde uitgaven in de begroting worden opgenomen.
6.Vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches worden verdeeld.
7.Onverminderd het Financieel Reglement kunnen uitgaven voor acties die voortvloeien uit in het eerste werkprogramma opgenomen projecten vanaf 1 januari 2021 in aanmerking komen.
8.Op verzoek van de lidstaten kunnen de middelen die aan hen in gedeeld beheer zijn toegewezen en die overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) .../... [verordening gemeenschappelijke bepalingen] overdraagbaar zijn, worden overgeschreven naar het programma. De Commissie voert die middelen overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement op directe wijze dan wel overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement op indirecte wijze uit. Indien mogelijk worden die middelen gebruikt ten voordele van de betrokken lidstaat.
9.Horizon Europa is ontworpen om in synergie met andere financieringsprogramma's van de Unie te worden uitgevoerd. Een niet-uitputtende lijst van synergieën met andere financieringsprogramma's van de Unie is opgenomen in bijlage IV.
Artikel 10
Open toegang en open data
1.Open toegang tot wetenschappelijke publicaties die voortvloeien uit in het kader van het programma gefinancierd onderzoek wordt gewaarborgd overeenkomstig artikel 35, lid 3. Open toegang tot onderzoeksgegevens wordt gewaarborgd in overeenstemming met het beginsel "zo open als mogelijk, zo gesloten als nodig". Open toegang tot andere onderzoeksresultaten wordt aangemoedigd.
2.Een verantwoord beheer van onderzoeksgegevens wordt gewaarborgd in overeenstemming met de FAIR-beginselen: "Findability" (opspoorbaarheid), "Accessibility" (toegankelijkheid), "Interoperability" (interoperabiliteit) en "Reusability" (herbruikbaarheid).
3.Openwetenschapspraktijken die verder gaan dan open toegang tot onderzoeksresultaten en verantwoord beheer van onderzoeksgegevens worden gestimuleerd.
Artikel 11
Aanvullende en gecombineerde financiering
Voor acties waaraan een excellentiekeurmerk is toegekend of die voldoen aan de volgende cumulatieve, vergelijkende voorwaarden:
a)beoordeeld zijn in het kader van een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het programma;
b)voldoen aan de minimumeisen inzake kwaliteit van die oproep tot het indienen van voorstellen;
c)niet gefinancierd zijn in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen vanwege budgettaire beperkingen,
kan steun worden ontvangen uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds+ of het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, overeenkomstig artikel [67], lid 5, van Verordening (EU) .../... [verordening gemeenschappelijke bepalingen] en artikel [8] van Verordening (EU) .../... [betreffende de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid], op voorwaarde dat die acties verenigbaar zijn met de doelstellingen van het betrokken programma. Hierbij gelden de regels van het fonds waaruit steun wordt ontvangen.
Artikel 12
Met het programma geassocieerde derde landen
1.Het programma staat open voor de associatie van de volgende derde landen:
a)landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), in overeenstemming met de in de EER-overeenkomst vastgestelde voorwaarden;
b)toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;
c)landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;
d)derde landen en gebieden die aan elk van de volgende criteria voldoen:
i)goede capaciteiten op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie;
ii)verbintenis tot een op regels gebaseerde open markteconomie, met inbegrip van een eerlijke en billijke benadering inzake intellectuele-eigendomsrechten, ondersteund door democratische instellingen;
iii)actieve bevordering van beleidsmaatregelen ter verbetering van het economische en sociale welzijn van de burgers.
De associatie van elk van de derde landen als bedoeld onder d) met het programma is in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld in een specifieke overeenkomst betreffende de deelname van het derde land aan een programma van de Unie, op voorwaarde dat de overeenkomst:
–een billijk evenwicht waarborgt tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan de programma's van de Unie deelneemt;
–de voorwaarden voor deelname aan het programma vaststelt, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan individuele programma's en de administratieve kosten ervan. Deze bijdragen worden aangemerkt als bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement;
–het derde land geen beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het programma verleent;
–de rechten van de Unie om naar een goed financieel beheer te streven en haar financiële belangen te beschermen, waarborgt.
2.Bij de vaststelling van de reikwijdte van de associatie van elk derde land met het programma wordt rekening gehouden met de doelstelling van bevordering van economische groei in de Unie door middel van innovatie. Dienovereenkomstig kunnen voor een specifiek land, met uitzondering van EER-leden, toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, delen van het programma worden uitgesloten van een associatieovereenkomst.
3.De associatieovereenkomst voorziet, waar passend, in de deelname van in de Unie gevestigde juridische entiteiten aan soortgelijke programma's van geassocieerde landen overeenkomstig de daarin vastgestelde voorwaarden.
4.De voorwaarden voor de vaststelling van de hoogte van de financiële bijdrage waarborgen een automatische correctie van eventuele aanzienlijke onevenwichtigheden in vergelijking met het bedrag dat in het geassocieerde land gevestigde entiteiten door deelname aan het programma ontvangen, waarbij rekening wordt gehouden met de kosten van het beheer, de uitvoering en het functioneren van het programma.
TITEL II
REGELS VOOR DEELNAME EN VERSPREIDING
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 13
Financieringsorganen en eigen acties van het JRC
1.Financieringsorganen kunnen enkel van de regels van deze titel afwijken wanneer de basishandeling tot oprichting van het financieringsorgaan of tot toewijzing van begrotingsuitvoeringstaken aan het financieringsorgaan daarin voorziet, of, in het geval van in artikel 62, lid 1, onder c), ii), iii) of v), van het Financieel Reglement bedoelde financieringsorganen, wanneer de bijdrageovereenkomst daarin voorziet en de specifieke operationele behoeften ervan of de aard van de actie dat vereisen.
2.De regels van deze titel zijn niet van toepassing op eigen acties van het JRC.
Artikel 14
Subsidiabele acties
1.Onverminderd de leden 2 en 3 komen alleen acties voor de verwezenlijking van de doelstellingen als bedoeld in artikel 3 in aanmerking voor financiering.
De volgende onderzoeksterreinen komen niet voor financiering in aanmerking:
a)activiteiten die gericht zijn op het klonen van mensen voor voortplantingsdoeleinden;
b)activiteiten bedoeld om het genetisch erfgoed van mensen te wijzigen waardoor dergelijke wijzigingen erfelijk zouden kunnen worden;
c)activiteiten bedoeld om uitsluitend ten behoeve van onderzoek of het verkrijgen van stamcellen, onder meer via overdracht van de celkern van somatische cellen, menselijke embryo's te produceren.
2.Onderzoek naar menselijke stamcellen, zowel van volwassenen als van embryo's, mag worden gefinancierd, afhankelijk van zowel de inhoud van het wetenschappelijke voorstel als het wetgevingskader van de betrokken lidstaten. Er wordt geen financiering verstrekt voor onderzoekactiviteiten die in alle lidstaten zijn verboden. Geen activiteit wordt gefinancierd in een lidstaat waar een dergelijke activiteit is verboden.
3.De in lid 1 vermelde onderzoeksterreinen kunnen in het kader van de in artikel 47, lid 2, bedoelde tussentijdse evaluatie worden herzien in het licht van de wetenschappelijke vooruitgang.
Artikel 15
Ethiek
1.In het kader van het programma verrichte acties zijn in overeenstemming met de ethische beginselen en de toepasselijke nationale, internationale en Uniewetgeving, inclusief het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de aanvullende protocollen.
Bijzondere aandacht wordt besteed aan het evenredigheidsbeginsel, het recht op privacy, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op lichamelijke en geestelijke integriteit van personen, het recht op non-discriminatie en de noodzaak om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te verzekeren.
2.Entiteiten die deelnemen aan de actie verstrekken:
a)een ethische zelfbeoordeling met daarin een opsomming en een gedetailleerde beschrijving van alle te verwachten ethische kwesties die verband houden met de doelstelling, de uitvoering en de te verwachten effecten van de te financieren activiteiten, met inbegrip van een bevestiging van de naleving van lid 1 en een beschrijving van hoe deze zal worden gewaarborgd;
b)een bevestiging dat de activiteiten in overeenstemming zullen zijn met "The European Code of Conduct for Research Integrity", gepubliceerd door All European Academies, en dat geen van financiering uitgesloten activiteiten zullen worden verricht;
c) in het geval van buiten de Unie verrichte activiteiten, een bevestiging dat dezelfde activiteiten zouden zijn toegestaan in een lidstaat, en
d)in het geval van activiteiten waarbij menselijke embryonale stamcellen worden gebruikt, waar van toepassing, nadere bijzonderheden betreffende de toestemmings- en toezichtmaatregelen die de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten nemen, alsmede betreffende de ethische goedkeuringen die vóór de aanvang van de betrokken activiteiten moeten worden verkregen.
3.Voorstellen worden systematisch gescreend om na te gaan welke acties aanleiding geven tot ingewikkelde of ernstige ethische kwesties en deze aan een ethische beoordeling te onderwerpen. De ethische beoordeling wordt uitgevoerd door de Commissie, tenzij het financieringsorgaan hiertoe wordt gemachtigd. In het geval van activiteiten waarbij menselijke embryonale stamcellen of menselijke embryo's worden gebruikt, is een ethische beoordeling verplicht. Ethische screenings en beoordelingen worden uitgevoerd met de hulp van ethische deskundigen. De Commissie en de financieringsorganen waarborgen dat de ethische procedures zo transparant mogelijk zijn.
4.Entiteiten die deelnemen aan de actie verkrijgen vóór de aanvang van de desbetreffende activiteiten alle goedkeuringen of andere verplichte documenten van de betrokken nationale of lokale ethische commissies of andere organen, bijvoorbeeld gegevensbeschermingsautoriteiten. Die documenten worden aangehouden en op verzoek aan de Commissie of het financieringsorgaan worden overgelegd.
5.In voorkomend geval voert de Commissie of het financieringsorgaan ethische controles uit. In het geval van ernstige of ingewikkelde ethische kwesties worden de controles uitgevoerd door de Commissie, tenzij het financieringsorgaan hiertoe wordt gemachtigd.
Ethische controles worden uitgevoerd met de hulp van ethische deskundigen.
6.Acties die ethisch niet aanvaardbaar zijn, kunnen te allen tijde worden verworpen of beëindigd.
Artikel 16
Beveiliging
1.In het kader van het programma verrichte acties voldoen aan de toepasselijke beveiligingsvoorschriften en met name aan de voorschriften inzake de bescherming van gerubriceerde informatie tegen ongeoorloofde openbaarmaking, inclusief naleving van het toepasselijke nationale recht en recht van de Unie. In het geval van buiten de Unie verricht onderzoek waarbij gerubriceerde informatie wordt gebruikt en/of gegenereerd, moeten niet alleen die voorschriften worden nageleefd, maar moet ook een beveiligingsovereenkomst worden gesloten tussen de Unie en het derde land waar het onderzoek wordt verricht.
2.In voorkomend geval bevatten voorstellen een zelfbeoordeling inzake beveiliging met daarin een opsomming van alle beveiligingskwesties en een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop deze kwesties zullen worden aangepakt met het oog op de naleving van het toepasselijke nationale recht en recht van de Unie.
3.In voorkomend geval worden voorstellen die aanleiding geven tot beveiligingskwesties door de Commissie of het financieringsorgaan aan een beveiligingscontrole onderworpen.
4.In voorkomend geval is de actie in overeenstemming met Besluit (EU, Euratom) 2015/444 en de uitvoeringsbepalingen daarbij.
5.Entiteiten die deelnemen aan de actie waarborgen de bescherming van bij de actie gebruikte en/of gegenereerde gerubriceerde informatie tegen ongeoorloofde openbaarmaking. Zij tonen vóór de aanvang van de betrokken activiteiten aan dat zij beschikken over een door de bevoegde nationale veiligheidsinstanties afgegeven veiligheidsmachtiging voor zichzelf en/of de vestiging.
6.Wanneer externe deskundigen te maken krijgen met gerubriceerde informatie wordt voorafgaand aan hun aanstelling de passende veiligheidsmachtiging verstrekt.
7.In voorkomend geval kan de Commissie of het financieringsorgaan beveiligingscontroles uitvoeren.
8.Acties die niet aan de veiligheidsvoorschriften voldoen, kunnen te allen tijde worden verworpen of beëindigd.
HOOFDSTUK II
Subsidies
Artikel 17
Subsidies
Subsidies in het kader van het programma worden toegekend en beheerd in overeenstemming met titel VIII van het Financieel Reglement, tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald.
Artikel 18
Voor deelname in aanmerking komende entiteiten
1.Alle juridische entiteiten, waar ook gevestigd, en alle internationale organisaties kunnen aan acties in het kader van het programma deelnemen, op voorwaarde dat voldaan is aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden, inclusief alle voorwaarden in het werkprogramma of de oproep.
2.Entiteiten maken deel uit van een consortium dat bestaat uit minimaal drie onafhankelijke juridische entiteiten die elk in een andere lidstaat of een ander geassocieerd land zijn gevestigd en waarvan er minimaal één in een lidstaat is gevestigd, tenzij:
a)indien dit gerechtvaardigd is, in het werkprogramma anders is bepaald;
b)het een in lid 3 of 4 bedoelde actie betreft.
3.Acties op het gebied van grensverleggend onderzoek van de Europese Onderzoeksraad (ERC), acties van de Europese Innovatieraad (EIC), opleidings- en mobiliteitsacties of medefinancieringsacties voor programma's kunnen worden uitgevoerd door een of meer juridische entiteiten, waarvan er minimaal één in een lidstaat of een geassocieerd land is gevestigd.
4.Coördinatie- en ondersteuningsacties kunnen worden uitgevoerd door een of meer in een lidstaat, een geassocieerd land of een ander derde land gevestigde juridische entiteiten.
5.Voor acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Unie kan in het werkprogramma worden vastgesteld dat de deelname kan worden beperkt tot entiteiten die in lidstaten zijn gevestigd, of tot entiteiten die in lidstaten en in bepaalde geassocieerde of andere derde landen zijn gevestigd.
6.In het werkprogramma kan worden voorzien in extra criteria om in aanmerking te komen, naast die welke in de leden 2, 3, 4 en 5 worden vermeld, overeenkomstig specifieke beleidsvereisten of de aard en de doelstellingen van de actie, met inbegrip van het aantal juridische entiteiten, de soort juridische entiteit en de plaats van vestiging.
7.In het geval van acties die in aanmerking komen voor de in artikel 9, lid 8, bedoelde middelen, wordt de deelname beperkt tot één enkele in het rechtsgebied van de delegatieverlenende beheersautoriteit gevestigde juridische entiteit, tenzij anders is overeengekomen met de beheersautoriteit en anders is bepaald in het werkprogramma.
8.Wanneer zulks in het werkprogramma is aangegeven, kan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek deelnemen aan acties.
9.Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, internationale Europese onderzoeksorganisaties en krachtens het recht van de Unie opgerichte juridische entiteiten worden geacht te zijn gevestigd in een andere lidstaat dan deze waarin andere aan de actie deelnemende juridische entiteiten zijn gevestigd.
10.In het geval van acties op het gebied van grensverleggend onderzoek van de Europese Onderzoeksraad (ERC) en opleidings- en mobiliteitsacties worden internationale organisaties met hoofdkantoor in een lidstaat of een geassocieerd land geacht in deze lidstaat of dit geassocieerde land te zijn gevestigd.
Artikel 19
Voor financiering in aanmerking komende entiteiten
1.Entiteiten komen in aanmerking voor financiering indien zij zijn gevestigd in een lidstaat of een geassocieerd land.
In het geval van acties die in aanmerking komen voor de in artikel 9, lid 8, bedoelde middelen komen enkel in het rechtsgebied van de delegatieverlenende beheersautoriteit gevestigde entiteiten in aanmerking voor financiering met die middelen.
2.In beginsel dragen in een niet-geassocieerd derde land gevestigde entiteiten de kosten van hun deelname. In het geval van laag- en middeninkomenslanden en uitzonderlijk andere niet-geassocieerde derde landen kunnen zij echter in aanmerking komen voor financiering in het kader van een actie indien:
a)het derde land wordt genoemd in het door de Commissie vastgestelde werkprogramma, of
b)de Commissie of het financieringsorgaan van oordeel is dat de deelname van de entiteit van wezenlijk belang is voor de uitvoering van de actie.
3.Verbonden entiteiten komen in aanmerking voor financiering in het kader van een actie indien zij zijn gevestigd in een lidstaat, een geassocieerd land of een derde land die of dat in het door de Commissie vastgestelde werkprogramma wordt genoemd.
Artikel 20
Oproepen tot het indienen van voorstellen
1.Bij alle acties, met uitzondering van transitieactiviteiten van de Pathfinder van de EIC, wordt de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen opgenomen in het werkprogramma.
2.In het geval van transitieactiviteiten van de Pathfinder van de EIC:
a)wordt de bekendmaking en de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen bepaald overeenkomstig de in het werkprogramma vastgestelde doelstellingen en begroting met betrekking tot de betrokken portefeuille van acties;
b)kunnen zonder oproep tot het indienen van voorstellen subsidies ten belope van een vast bedrag van maximaal 50 000 EUR worden toegekend om dringende coördinatie- en ondersteuningsacties te verrichten met het oog op het versterken van de gemeenschap van begunstigden van de portefeuille of het beoordelen van potentiële spin-offs of potentiële marktcreërende innovatie.
3.Oproepen kunnen, wanneer dit voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan noodzakelijk is, worden beperkt tot de ontwikkeling van extra activiteiten of tot de toevoeging van extra partners aan bestaande acties.
4.Een oproep tot het indienen van voorstellen is niet vereist voor coördinatie- en ondersteuningsacties of medefinancieringsacties voor programma's die:
a)door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek of door in het werkprogramma genoemde juridische entiteiten moeten worden uitgevoerd, en
b)niet binnen de reikwijdte van een oproep tot het indienen van voorstellen vallen.
5.In het werkprogramma worden de oproepen vermeld in het kader waarvan excellentiekeurmerken zullen worden toegekend. Met voorafgaande toestemming van de aanvrager kan informatie met betrekking tot de aanvraag en de evaluatie worden gedeeld met betrokken financierende instanties, op voorwaarde dat overeenkomsten inzake vertrouwelijkheid worden gesloten.
Artikel 21
Gezamenlijke oproepen
De Commissie of het financieringsorgaan kan een gezamenlijke oproep tot het indienen van voorstellen uitschrijven met:
a)derde landen, met inbegrip van de wetenschappelijke en technologische organisaties of agentschappen daarvan;
b)internationale organisaties;
c)juridische entiteiten zonder winstoogmerk.
In het geval van een gezamenlijke oproep worden gezamenlijke procedures voor de selectie en de evaluatie van voorstellen vastgesteld. Bij de procedures wordt een evenwichtige groep van door alle partijen aangestelde deskundigen betrokken.
Artikel 22
Precommerciële inkoop en overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen
1.Acties kunnen gedeeltelijk bestaan uit of voornamelijk gericht zijn op precommerciële inkoop of overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen die worden uitgevoerd door begunstigden die aanbestedende diensten of aanbestedende entiteiten zijn in de zin van de Richtlijnen 2014/24/EU, 2014/25/EU en 2009/81/EG.
2.De inkoopprocedures:
a)moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van transparantie, non-discriminatie, gelijke behandeling, goed financieel beheer en evenredigheid, alsook met de mededingingsregels;
b)kunnen, in het geval van precommerciële inkoop, in specifieke voorwaarden voorzien, zoals dat de plaats van uitvoering van de gegunde activiteiten beperkt is tot het grondgebied van de lidstaten en de geassocieerde landen;
c)kunnen voorzien in de gunning van meerdere contracten binnen één en dezelfde procedure ("multiple sourcing"), en
d)moeten bepalen dat de contracten worden gegund aan de inschrijver of inschrijvers die de beste prijs-kwaliteitverhouding biedt of bieden, waarbij de afwezigheid van belangenconflicten wordt gewaarborgd.
3.Een contractant die in het kader van een precommerciële inkoopactie resultaten genereert, is minimaal rechthebbende van de daaraan verbonden intellectuele-eigendomsrechten. De aanbestedende diensten hebben minimaal en vrij van royalty's recht op toegang tot die resultaten voor eigen gebruik en hebben het recht om niet-exclusieve licenties aan derden te verlenen of om die licentie door de deelnemende contractant te doen verlenen, teneinde de resultaten onder eerlijke en redelijke voorwaarden voor de aanbestedende dienst te exploiteren, evenwel zonder sublicentierecht. Indien een contractant er niet in slaagt om de resultaten binnen een bepaalde periode na de precommerciële inkoop zoals vastgesteld in de overeenkomst, te exploiteren, kunnen de aanbestedende diensten eisen dat hij de eigendom van de resultaten aan de aanbestedende diensten overdraagt.
Artikel 23
Cumulatieve financiering
Voor een actie waarvoor een bijdrage uit een ander programma van de Unie is ontvangen, kan ook een bijdrage in het kader van het programma worden ontvangen, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De regels van elk bijdragend programma van de Unie gelden voor de respectievelijke bijdrage daaruit aan de actie. De cumulatieve financiering mag niet meer bedragen dan de totale subsidiabele kosten van de actie en de steun uit verschillende programma's van de Unie kan naar rato worden berekend overeenkomstig de documenten waarin de voorwaarden voor de steun zijn vastgesteld.
Artikel 24
Selectiecriteria
1.In afwijking van artikel 198 van het Financieel Reglement wordt enkel de financiële draagkracht van de coördinator geverifieerd en enkel wanneer de aangevraagde financiering van de Unie voor de actie 500 000 EUR of meer bedraagt.
2.Wanneer er echter redenen bestaan om te twijfelen aan de financiële draagkracht of wanneer het risico groter is vanwege deelname aan verscheidene lopende acties die door onderzoeks- en innovatieprogramma's van de Unie worden gefinancierd, verifieert de Commissie of het financieringsorgaan tevens de financiële draagkracht van andere aanvragers of van coördinatoren die onder de in lid 1 bedoelde drempelwaarde blijven.
3.Wanneer de financiële draagkracht structureel wordt gewaarborgd door een andere juridische entiteit wordt de financiële draagkracht van deze laatste geverifieerd.
4.In het geval van geringe financiële draagkracht kan de Commissie of het financieringsorgaan de deelname van de aanvrager afhankelijk stellen van de overlegging van een verklaring inzake de hoofdelijke aansprakelijkheid van een verbonden entiteit.
5.De bijdrage aan het in artikel 33 bedoelde onderlingeverzekeringsmechanisme wordt beschouwd als een toereikende garantie overeenkomstig artikel 152 van het Financieel Reglement. Er mag geen aanvullende garantie of zekerheid van de begunstigden worden aanvaard, noch aan hen worden opgelegd.
Artikel 25
Toekenningscriteria
1.Een voorstel wordt geëvalueerd aan de hand van de volgende toekenningscriteria:
a)excellentie;
b)effect;
c)kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering.
2.Op voorstellen voor acties op het gebied van grensverleggend onderzoek van de ERC is uitsluitend het in lid 1, onder a), bedoelde criterium van toepassing.
3.In het werkprogramma worden nadere gegevens over de toepassing van de in lid 1 genoemde toekenningscriteria opgenomen en kunnen wegingen en drempelwaarden worden gespecificeerd.
Artikel 26
Evaluatie
1.Voorstellen worden geëvalueerd door het evaluatiecomité, dat:
–volledig of gedeeltelijk kan zijn samengesteld uit externe onafhankelijke deskundigen;
–kan zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van instellingen of organen van de Unie zoals bedoeld in artikel 150 van het Financieel Reglement.
Het evaluatiecomité kan worden bijgestaan door onafhankelijke deskundigen.
2.Indien nodig rangschikt het evaluatiecomité de voorstellen die de toepasselijke drempelwaarden hebben gehaald volgens:
–de in het kader van de evaluatie behaalde scores;
–de bijdrage ervan aan de verwezenlijking van specifieke beleidsdoelstellingen, met inbegrip van de samenstelling van een consistente projectenportefeuille.
Het evaluatiecomité kan tevens eender welke aanzienlijke aanpassing van een voorstel voorstellen, voor zover nodig voor de consistentie van de portefeuille.
Artikel 27
Procedure voor de toetsing van evaluaties
1.Een aanvrager kan om toetsing van een evaluatie verzoeken wanneer hij van oordeel is dat de toepasselijke evaluatieprocedure niet correct op zijn voorstel is toegepast.
2.Een toetsing van een evaluatie is enkel van toepassing op de procedurele aspecten van de evaluatie en niet op de evaluatie van de verdiensten van het voorstel.
3.Een toetsing van een evaluatie leidt niet tot een vertraging van het selectieproces voor de voorstellen die niet worden getoetst.
Artikel 28
Subsidietoekenningstermijn
1.In afwijking van artikel 194, lid 2, eerste alinea, van het Financieel Reglement zijn de volgende termijnen van toepassing:
a)voor wat betreft de inkennisstelling van alle aanvragers betreffende de uitkomst van de evaluatie van hun aanvraag, ten hoogste vijf maanden na de uiterste datum voor de indiening van volledige voorstellen;
b)voor wat betreft de ondertekening van de subsidieovereenkomsten met de aanvragers, ten hoogste acht maanden na de uiterste datum voor de indiening van volledige voorstellen.
2.In het werkprogramma voor de EIC kunnen kortere termijnen worden vastgesteld.
3.Naast de in artikel 194, lid 2, tweede alinea, van het Financieel Reglement vermelde uitzonderingen kunnen de in lid 1 bedoelde termijnen worden overschreden in het geval van acties van de ERC, in het geval van missies en in het geval dat acties aan een ethische of beveiligingsbeoordeling worden onderworpen.
Artikel 29
Uitvoering van de subsidie
1.Indien een begunstigde zijn verplichtingen met betrekking tot de technische uitvoering van de actie niet nakomt, voldoen de andere begunstigden aan deze verplichtingen zonder enige aanvullende Uniefinanciering, tenzij zij uitdrukkelijk van die verplichting worden ontheven. De financiële aansprakelijkheid van elke begunstigde is beperkt tot zijn eigen schulden, onverminderd de bepalingen betreffende het onderlingeverzekeringsmechanisme.
2.In de subsidieovereenkomst kunnen mijlpalen en daarmee samenhangende voorfinancieringstranches worden vastgesteld. Indien de mijlpalen niet worden bereikt, kan de actie worden geschorst, gewijzigd of beëindigd.
3.De actie kan tevens worden beëindigd wanneer de verwachte resultaten om wetenschappelijke, technologische of economische redenen niet langer relevant zijn voor de Unie, en, in het geval van de EIC en van missies, wanneer zij niet langer relevant zijn als onderdeel van een portefeuille van acties.
Artikel 30
Financieringspercentages
1.Per actie is één enkel financieringspercentage van toepassing op alle activiteiten die in het kader daarvan worden gefinancierd. Het maximumpercentage wordt in het werkprogramma vastgesteld.
2.Het programma kan maximaal 100 % van de totale subsidiabele kosten van een actie vergoeden, met uitzondering van:
a)innovatieacties: maximaal 70 % van de totale subsidiabele kosten, met uitzondering van juridische entiteiten zonder winstoogmerk, waarbij het programma maximaal 100 % van de totale subsidiabele kosten kan vergoeden;
b)medefinancieringsacties voor programma's: minimaal 30 % van de totale subsidiabele kosten, en in specifieke en naar behoren gemotiveerde gevallen maximaal 70 %.
3.De in dit artikel bepaalde financieringspercentages zijn ook van toepassing op acties waarbij voor de financiering van de gehele of een deel van de actie een vast percentage, eenheidskosten of een vast bedrag zijn vastgelegd.
Artikel 31
Indirecte kosten
1.De indirecte subsidiabele kosten worden bepaald aan de hand van een vast percentage van 25 % van de totale directe subsidiabele kosten, exclusief direct subsidiabele kosten voor uitbesteding, financiële steun aan derden en eenheidskosten of vaste bedragen die indirecte kosten omvatten.
In voorkomend geval worden in eenheidskosten of vaste bedragen opgenomen indirecte kosten berekend aan de hand van het in lid 1 vastgestelde vaste percentage, met uitzondering van eenheidskosten voor intern gefactureerde goederen en diensten; deze worden berekend op basis van de werkelijke kosten, in overeenstemming met de gangbare kostenberekeningsmethoden van de begunstigden.
2.Wanneer het werkprogramma daarin voorziet, kunnen indirecte kosten echter in de vorm van een vast bedrag of op basis van eenheidskosten worden gedeclareerd.
Artikel 32
Subsidiabele kosten
1.Naast de in artikel 197 van het Financieel Reglement vastgestelde criteria zijn in het geval van begunstigden met projectgebaseerde vergoeding personeelskosten subsidiabel tot maximaal de hoogte van de vergoeding die de persoon ontvangt voor werkzaamheden in het kader van soortgelijke projecten die uit hoofde van nationale stelsels worden gefinancierd.
Onder projectgebaseerde vergoeding wordt verstaan de vergoeding die samenhangt met de deelname van een persoon aan projecten, deel uitmaakt van de gangbare vergoedingsmethoden van de begunstigde en op een consistente wijze wordt uitbetaald.
2.In afwijking van artikel 190, lid 1, van het Financieel Reglement zijn de kosten van in de vorm van bijdragen in natura door derden ter beschikking gestelde middelen subsidiabel tot maximaal de hoogte van de directe subsidiabele kosten van de derde partij.
3.In afwijking van artikel 192 van het Financieel Reglement worden inkomsten uit de exploitatie van de resultaten niet als ontvangsten uit de actie aangemerkt.
4.In afwijking van artikel 203, lid 4, van het Financieel Reglement is bij de betaling van het saldo een certificaat betreffende de financiële staten vereist wanneer het bedrag dat wordt gevorderd als in overeenstemming met de gangbare kostenberekeningsmethoden berekende werkelijke kosten en eenheidskosten, 325 000 EUR of meer bedraagt.
Artikel 33
Onderlingeverzekeringsmechanisme
1.Hierbij wordt een onderlingeverzekeringsmechanisme ("het mechanisme") ingesteld ter vervanging en opvolging van het krachtens artikel 38 van Verordening (EG) nr. 1290/2013 ingestelde fonds. Het mechanisme dekt de risico's van het niet terugkrijgen van bedragen die de begunstigden verschuldigd zijn:
a)aan de Commissie op grond van Besluit nr. 1982/2006/EG;
b)aan de Commissie en organen van de Unie op grond van Horizon 2020;
c)aan de Commissie en financieringsorganen op grond van het programma.
De dekking van het risico met betrekking tot financieringsorganen zoals bedoeld in de eerste alinea, onder c), kan worden toegepast via een in de toepasselijke overeenkomst vastgesteld systeem van indirecte dekking en rekening houdend met de aard van het financieringsorgaan.
2.Het mechanisme wordt beheerd door de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, die optreedt als uitvoerend agent. De Commissie stelt specifieke regels vast voor de werking van het mechanisme.
3.Begunstigden leveren een bijdrage van 5 % van de Uniefinanciering voor de actie. De Commissie kan deze bijdrage op basis van periodieke evaluaties verhogen tot maximaal 8 % of verlagen tot minder dan 5 %. De bijdrage van de begunstigden aan het mechanisme kan op de eerste voorfinanciering worden ingehouden en namens de begunstigden aan het mechanisme worden overgemaakt.
4.De bijdrage van de begunstigden wordt bij de betaling van het saldo terugbetaald.
5.Eventuele financiële opbrengsten van het mechanisme behoren toe aan het mechanisme. Indien de opbrengst ontoereikend is, treedt het mechanisme niet op en vordert de Commissie of het financieringsorgaan alle verschuldigde bedragen rechtstreeks bij de begunstigden of derden in.
6.De teruggekregen bedragen vormen voor het mechanisme bestemde ontvangsten in de zin van artikel 21, lid 4, van het Financieel Reglement. Zodra alle subsidies waarvan het risico direct of indirect wordt gedekt door het mechanisme zijn afgehandeld, worden eventuele uitstaande bedragen door de Commissie ingevorderd en worden zij, bij besluiten van de wetgevende autoriteit, opgenomen in de Uniebegroting.
7.Het mechanisme kan worden opengesteld voor de begunstigden van andere direct beheerde EU-programma's. De modaliteiten voor de deelname van de begunstigden van andere programma's worden door de Commissie vastgesteld.
Artikel 34
Eigendom en bescherming
1.Begunstigden zijn eigenaar van de door hen gegenereerde resultaten. Zij waarborgen dat eventuele rechten van hun werknemers of eender welke andere partij op de resultaten kunnen worden uitgeoefend op een wijze die verenigbaar is met de verplichtingen van de begunstigden overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden.
Twee of meer begunstigden hebben resultaten gezamenlijk in eigendom indien:
a)zij die resultaten gezamenlijk hebben gegenereerd, en
b)het niet mogelijk is om:
i) de respectieve bijdrage van elk van de begunstigden vast te stellen,
of
ii) hun respectieve bijdragen van elkaar te scheiden bij het aanvragen, verkrijgen of handhaven van de bescherming ervan.
De gezamenlijke eigenaren komen schriftelijk de verdeling van de gezamenlijke eigendom en de voorwaarden voor de uitoefening van het gezamenlijke eigendomsrecht overeen. Tenzij anders is overeengekomen, heeft elke gezamenlijke eigenaar het recht om niet-exclusieve licenties, zonder recht op sublicenties, aan derden te verlenen voor de exploitatie van de gezamenlijk in eigendom gehouden resultaten, indien de andere gezamenlijke eigenaren hiervan van tevoren in kennis worden gesteld en een eerlijke en redelijke vergoeding ontvangen. De gezamenlijke eigenaren kunnen schriftelijk een andere regeling dan gezamenlijke eigendom van toepassing verklaren.
2.Begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen, beschermen hun resultaten op passende wijze, voor zover bescherming mogelijk en gerechtvaardigd is, en houden daarbij rekening met alle relevante overwegingen, met inbegrip van de vooruitzichten voor commerciële exploitatie. Bij hun beslissing over de bescherming van hun resultaten houden de begunstigden tevens rekening met de rechtmatige belangen van de andere begunstigden van de actie.
Artikel 35
Exploitatie en verspreiding
1.Begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen, trachten naar beste vermogen hun resultaten te exploiteren, met name in de Unie. De begunstigden kunnen hun resultaten direct of indirect exploiteren, met name door de resultaten overeenkomstig artikel 36 over te dragen of in licentie te geven.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende exploitatieverplichtingen.
Wanneer er niettegenstaande dat een begunstigde naar beste vermogen heeft getracht zijn resultaten direct of indirect te exploiteren, binnen een bepaalde in de subsidieovereenkomst vastgestelde termijn geen exploitatie plaatsvindt, gebruikt de begunstigde een passend in de subsidieovereenkomst genoemd onlineplatform om partijen te vinden die geïnteresseerd zijn in de exploitatie van die resultaten. De begunstigde kan van deze verplichting worden ontheven wanneer dit op basis van een door hem ingediend verzoek gerechtvaardigd is.
2.Met inachtneming van de beperkingen als gevolg van de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten, veiligheidsvoorschriften of rechtmatige belangen, verspreiden begunstigden hun resultaten zo snel mogelijk.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende verspreidingsverplichtingen.
3.Begunstigden waarborgen dat de open toegang tot wetenschappelijke publicaties wordt toegepast overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden. De begunstigden waarborgen met name dat zij of de auteurs voldoende intellectuele-eigendomsrechten behouden om hun verplichtingen inzake open toegang na te leven.
Open toegang tot onderzoeksgegevens is de algemene regel overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden, maar indien gerechtvaardigd, worden uitzonderingen toegepast, rekening houdend met de rechtmatige belangen van de begunstigden en eventuele andere beperkingen, zoals de gegevensbeschermingsregels, veiligheidsvoorschriften of intellectuele-eigendomsrechten.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende verplichtingen inzake de inachtneming van openwetenschapspraktijken.
4.Begunstigden beheren alle onderzoeksgegevens overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden en stellen een plan voor gegevensbeheer op.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende verplichtingen inzake het gebruik van de Europese open wetenschapscloud voor de opslag van en de toegang tot onderzoeksgegevens.
5.Begunstigden die voornemens zijn hun resultaten te verspreiden, stellen de andere begunstigden van de actie hiervan van tevoren in kennis. De andere begunstigden kunnen bezwaar maken indien zij kunnen aantonen dat hun rechtmatige belangen met betrekking tot hun resultaten of background door de voorgenomen verspreiding aanzienlijk zouden worden geschaad. In dergelijke gevallen mag de verspreiding enkel plaatsvinden indien de nodige maatregelen zijn genomen om deze rechtmatige belangen te beschermen.
6.Tenzij in het werkprogramma anders is bepaald, omvatten voorstellen een plan voor de exploitatie en de verspreiding van de resultaten. Wanneer de te verwachten exploitatie het ontwikkelen, creëren, produceren en in de handel brengen van een product of werkwijze, of het creëren en leveren van een dienst inhoudt, omvat het plan een strategie voor deze exploitatie. Wanneer het plan voorziet in exploitatie die voornamelijk in niet-geassocieerde derde landen plaatsvindt, lichten de juridische entiteiten toe op welke wijze deze exploitatie nog in het belang van de Unie is.
Het plan wordt tijdens en na de actie door de begunstigden verder ontwikkeld.
7.Met het oog op de monitoring en de verspreiding door de Commissie of het financieringsorgaan verstrekken de begunstigden alle gevraagde informatie met betrekking tot de exploitatie en de verspreiding van hun resultaten. Onder voorbehoud van de rechtmatige belangen van de begunstigden wordt deze informatie openbaar gemaakt.
Artikel 36
Overdracht en licentieverlening
1.Begunstigden kunnen de eigendom van hun resultaten overdragen. Zij zorgen ervoor dat hun verplichtingen van toepassing worden op de nieuwe eigenaar en dat deze verplicht is om die verplichtingen bij elke volgende overdracht door te geven.
2.Tenzij voor welbepaalde derden schriftelijk anders is overeengekomen of het toepasselijke recht dit onmogelijk maakt, stellen begunstigden die voornemens zijn de eigendom van resultaten over te dragen, de andere begunstigden die nog toegangsrechten voor de desbetreffende resultaten hebben, hiervan van tevoren in kennis. Deze kennisgeving moet voldoende informatie over de nieuwe eigenaar bevatten om een begunstigde in staat te stellen de effecten op zijn toegangsrechten te beoordelen.
Tenzij voor welbepaalde derden schriftelijk anders is overeengekomen, kunnen begunstigden tegen de overdracht bezwaar maken indien zij kunnen aantonen dat de overdracht negatieve gevolgen voor hun toegangsrechten zou hebben. In dat geval kan de overdracht pas plaatsvinden nadat overeenstemming tussen de betrokken begunstigden is bereikt.
3.Begunstigden kunnen licenties voor hun resultaten verlenen of op een andere wijze het recht geven om die resultaten te exploiteren, voor zover dit geen invloed heeft op de naleving van hun verplichtingen.
4.Wanneer zulks gerechtvaardigd is, kan in de subsidieovereenkomst worden voorzien in het recht om bezwaar te maken tegen de overdracht van de eigendom van resultaten of tegen de verlening van een exclusieve licentie voor resultaten, indien:
a)de begunstigden die de resultaten genereren Uniefinanciering hebben ontvangen;
b)de overdracht plaatsvindt of de licentie wordt verleend aan een in een niet-geassocieerd derde land gevestigde juridische entiteit, en
c)de overdracht of de licentieverlening niet strookt met het belang van de Unie.
Indien het recht om bezwaar te maken van toepassing is, deelt de begunstigde dit van tevoren mede. Er kan schriftelijk afstand worden gedaan van het recht om bezwaar te maken met betrekking tot een overdracht of een verlening van een exclusieve licentie aan welbepaalde juridische entiteiten, op voorwaarde dat er maatregelen zijn getroffen om de belangen van de Unie te vrijwaren.
Artikel 37
Toegangsrechten
1. De volgende beginselen betreffende de toegangsrechten zijn van toepassing:
a)een verzoek tot het uitoefenen of afstand doen van toegangsrechten wordt schriftelijk ingediend;
b)tenzij anders is overeengekomen met de entiteit die de toegangsrechten verleent, omvatten toegangsrechten niet het recht om sublicenties te verlenen;
c)de begunstigden brengen elkaar voorafgaand aan de toetreding tot de subsidieovereenkomst op de hoogte van alle beperkingen op het verlenen van toegang tot hun background;
d)wanneer een begunstigde niet langer bij een actie is betrokken, doet dit geen afbreuk aan zijn verplichtingen om toegang te verlenen;
e)wanneer een begunstigde zijn verplichtingen niet nakomt, kunnen de begunstigden overeenkomen dat de desbetreffende begunstigde geen toegangsrechten meer heeft.
2.Begunstigden verlenen toegang tot:
a)hun resultaten, vrij van royalty's, aan eender welke andere begunstigde van de actie die deze nodig heeft om zich van zijn eigen taken te kwijten;
a)hun background aan eender welke andere begunstigde van de actie die deze resultaten nodig heeft om zich van zijn eigen taken te kwijten, onverminderd de in lid 1, onder c), bedoelde beperkingen; deze toegangsrechten worden vrij van royalty's verleend, tenzij door de begunstigden voorafgaand aan hun toetreding tot de subsidieovereenkomst anders is overeengekomen;
b)hun resultaten en, onverminderd de in lid 1, onder c), bedoelde beperkingen, hun background aan eender welke andere begunstigde van de actie die deze nodig heeft om zijn eigen resultaten te exploiteren; deze toegangsrechten worden onder overeen te komen eerlijke en redelijke voorwaarden verleend.
3.Tenzij door de begunstigden anders is overeengekomen, verlenen zij tevens toegang tot hun resultaten en, onverminderd de in lid 1, onder c), bedoelde beperkingen, hun background aan een juridische entiteit:
a)die is gevestigd in een lidstaat of een geassocieerd land;
b)waarover een andere begunstigde direct of indirect zeggenschap kan uitoefenen, dan wel die onder dezelfde directe of indirecte zeggenschap staat als de desbetreffende begunstigde of die zelf de directe of indirecte zeggenschap over de desbetreffende begunstigde uitoefent, en
c)die deze toegang nodig heeft om de resultaten van de desbetreffende begunstigde te exploiteren.
De toegangsrechten worden onder overeen te komen eerlijke en redelijke voorwaarden verleend.
4.Een verzoek om toegangsrechten voor exploitatiedoeleinden kan tot één jaar na de beëindiging van de actie worden ingediend, tenzij de begunstigden een andere termijn overeenkomen.
5.Begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen, verlenen de instellingen, organen, bureaus of agentschappen van de Unie royaltyvrije toegang tot hun resultaten voor het ontwikkelen, uitvoeren en monitoren van het beleid of de programma's van de Unie. De toegangsrechten hebben enkel betrekking op een niet-commercieel en niet-competitief gebruik.
In het geval van acties in het kader van de cluster "Inclusieve en veilige samenleving", actiegebied "Bescherming en beveiliging", verlenen begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen tevens de nationale autoriteiten van de lidstaten royaltyvrije toegang tot hun resultaten voor het ontwikkelen, uitvoeren en monitoren van hun beleid of programma's op dat gebied. De toegangsrechten hebben enkel betrekking op een niet-commercieel en niet-competitief gebruik en worden verleend op basis van een bilaterale overeenkomst waarin de specifieke voorwaarden worden bepaald die ervoor zorgen dat deze rechten uitsluitend voor het beoogde doel worden gebruikt en dat in de passende geheimhoudingsverplichtingen is voorzien. De lidstaat die of de instelling, het orgaan, het bureau of het agentschap van de Unie die of dat daartoe een verzoek indient, stelt alle lidstaten daarvan in kennis.
6.In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende toegangsrechten.
Artikel 38
Specifieke bepalingen inzake exploitatie en verspreiding
Specifieke regels inzake eigendom, exploitatie en verspreiding, overdracht en licentieverlening alsmede toegangsrechten kunnen van toepassing zijn op ERC-acties, opleidings- en mobiliteitsacties, precommerciële inkoopacties, acties voor overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen, medefinancieringsacties voor programma's en coördinatie- en ondersteuningsacties.
Deze specifieke regels leiden niet tot wijziging van de verplichtingen inzake open toegang.
HOOFDSTUK III
Prijzen
Artikel 39
Prijzen
1.Prijzen in het kader van het programma worden toegekend en beheerd in overeenstemming met titel IX van het Financieel Reglement, tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald.
2.Alle juridische entiteiten, waar ook gevestigd, kunnen aan een wedstrijd deelnemen, tenzij in het werkprogramma of het wedstrijdreglement anders is bepaald.
3.De Commissie of het financieringsorgaan kan wedstrijden organiseren met:
a)andere organen van de Unie;
b)derde landen, met inbegrip van de wetenschappelijke en technologische organisaties of agentschappen daarvan;
c)internationale organisaties, of
d)juridische entiteiten zonder winstoogmerk.
4.In het werkprogramma of het wedstrijdreglement kunnen verplichtingen worden opgenomen met betrekking tot communicatie, exploitatie en verspreiding.
HOOFDSTUK IV
Aanbestedingen
Artikel 40
Aanbestedingen
1.Aanbestedingen in het kader van het programma worden gegund en beheerd in overeenstemming met titel VII van het Financieel Reglement, tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald.
2.Aanbestedingen kunnen ook de vorm aannemen van precommerciële inkoop of overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen namens de Commissie of het financieringsorgaan zelf dan wel gezamenlijk met de aanbestedende diensten van lidstaten en geassocieerde landen. In dit geval zijn de in artikel 22 vastgestelde regels van toepassing.
HOOFDSTUK V
Blendingverrichtingen en gemengde financiering
Artikel 41
Blendingverrichtingen
Blendingverrichtingen waartoe in het kader van dit programma is besloten, worden uitgevoerd in overeenstemming met het InvestEU-programma en titel X van het Financieel Reglement.
Artikel 42
Gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering
1.Op de onderdelen subsidies en terug te betalen voorschotten van gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering zijn de artikelen 30 tot en met 33 van toepassing.
2.Gemengde EIC-financiering wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 43. Steun in het kader van de gemengde EIC-financiering kan worden verleend totdat de actie kan worden gefinancierd als een blendingverrichting of als een financierings- en investeringsverrichting die volledig door de EU-garantie in het kader van InvestEU wordt gedekt. In afwijking van artikel 209 van het Financieel Reglement zijn de in lid 2, en met name onder a) en d), vastgestelde voorwaarden niet van toepassing op het ogenblik van de toekenning van gemengde EIC-financiering.
3.Gemengde Horizon Europa-financiering kan worden toegekend aan een medefinancieringsactie voor programma's wanneer in het kader van een gezamenlijk programma van lidstaten en geassocieerde landen financieringsinstrumenten worden ingezet ter ondersteuning van specifieke acties. Dergelijke acties worden geëvalueerd en geselecteerd overeenkomstig de artikelen 19, 20, 23, 24, 25 en 26. De uitvoeringsmodaliteiten van de gemengde Horizon Europa-financiering zijn in overeenstemming met artikel 29 en naar analogie artikel 43, lid 9, alsook met in het werkprogramma vastgestelde aanvullende voorwaarden.
4.Terugbetalingen, met inbegrip van terugbetaalde voorschotten en inkomsten in het kader van gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering, worden beschouwd als interne bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 3, onder f), en artikel 21, lid 4, van het Financieel Reglement.
5.Gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering wordt verstrekt op zodanige wijze dat de mededinging niet wordt verstoord.
Artikel 43
De Accelerator van de EIC
1.De begunstigde van de Accelerator van de EIC is een in een lidstaat of een geassocieerd land gevestigde juridische entiteit die als een startende onderneming, een kmo of een midcap wordt aangemerkt. Het voorstel kan worden ingediend door de begunstigde of door een of meer natuurlijke personen of juridische entiteiten die voornemens zijn die begunstigde op te richten of te ondersteunen.
2.Eén enkel gunningsbesluit heeft betrekking op en regelt de financiering voor alle vormen van bijdragen van de Unie in het kader van gemengde EIC-financiering.
3.Voorstellen worden geëvalueerd door onafhankelijke deskundigen op basis van hun individuele verdiensten en geselecteerd in de context van een jaarlijkse openbare oproep met bepaalde termijnen, gebaseerd op de artikelen 24, 25 en 26, onverminderd lid 4.
4.De toekenningscriteria zijn:
–excellentie;
–effect;
–het risiconiveau van de actie en de behoefte aan steun van de Unie.
5.Met instemming van de betrokken aanvragers kunnen de Commissie of de financieringsorganen die Horizon Europa uitvoeren een voorstel voor een innovatie- en marktintroductieactie dat al aan de eerste twee criteria voldoet onmiddellijk indienen voor evaluatie op basis van het laatste evaluatiecriterium, met inachtneming van de volgende cumulatieve voorwaarden:
–het voorstel vloeit voort uit een andere in het kader van Horizon 2020 of dit programma gefinancierde actie, of uit een nationaal programma dat vergelijkbaar is met de Pathfinder van de EIC en dat als dusdanig door de Commissie wordt erkend;
–het voorstel is gebaseerd op een eerdere projectevaluatie ter beoordeling van de excellentie en het effect van het voorstel, met inachtneming van voorwaarden en processen die nader worden beschreven in het werkprogramma.
6.Een excellentiekeurmerk kan worden toegekend mits aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:
–de begunstigde is een startende onderneming of een kmo;
–het voorstel was subsidiabel en heeft de toepasselijke drempelwaarden gehaald voor de eerste twee toekenningscriteria van lid 4,
– in het geval van activiteiten die subsidiabel zouden zijn in het kader van een innovatieactie.
7.Voor een voorstel dat de evaluatie heeft doorstaan, stellen onafhankelijke deskundigen een overeenkomstige gemengde EIC-financiering voor op basis van het risico dat wordt gelopen en de tijd die voor de marktintroductie van de innovatie nodig is.
De Commissie kan een door de onafhankelijke deskundigen geselecteerd voorstel verwerpen om gegronde redenen, waaronder overeenstemming met de doelstellingen van het beleid van de Unie.
8.De onderdelen subsidies of terug te betalen voorschotten van gemengde financiering vertegenwoordigen maximaal 70 % van de kosten van de geselecteerde innovatieactie.
9.De uitvoeringsmodaliteiten van de onderdelen kapitaalsteun en terugvorderbare steun van de gemengde EIC-financiering worden nader beschreven in Besluit [specifiek programma].
10.In het contract voor de geselecteerde actie wordt voorzien in specifieke mijlpalen en de overeenkomstige voorfinanciering en betaling in tranches van de gemengde EIC-financiering.
Activiteiten die overeenkomen met een innovatieactie kunnen worden opgestart en de eerste voorfinanciering van de subsidie of het terug te betalen voorschot kan worden uitbetaald vóór de uitvoering van andere onderdelen van de toegekende gemengde EIC-financiering. De uitvoering van deze onderdelen is afhankelijk van het bereiken van in het contract vastgestelde specifieke mijlpalen.
11.Overeenkomstig het contract wordt de actie geschorst, gewijzigd of beëindigd indien de mijlpalen niet worden bereikt. De actie kan eveneens worden beëindigd wanneer de verwachte marktintroductie niet kan worden verwezenlijkt.
De Commissie kan besluiten de gemengde EIC-financiering te verhogen, op voorwaarde dat een projectevaluatie door externe onafhankelijke deskundigen wordt uitgevoerd.
HOOFDSTUK VI
Deskundigen
Artikel 44
Aanstelling van externe deskundigen
1.In afwijking van artikel 237, lid 3, van het Financieel Reglement kunnen, indien dit gerechtvaardigd is en de selectie op een transparante wijze wordt uitgevoerd, externe deskundigen worden geselecteerd zonder oproep tot het indienen van blijken van belangstelling.
2.Overeenkomstig artikel 237, leden 2 en 3, van het Financieel Reglement worden externe deskundigen vergoed op basis van standaardomstandigheden. Indien gerechtvaardigd kan een passend niveau van vergoeding dat de standaardomstandigheden overstijgt, worden toegepast, gebaseerd op de relevante marktnormen, met name voor specifieke deskundigen op hoog niveau.
3.In aanvulling op artikel 38, leden 2 en 3, van het Financieel Reglement worden de namen van de op persoonlijke titel benoemde externe deskundigen die de subsidieaanvragen evalueren, ten minste één keer per jaar op de website van de Commissie of het financieringsorgaan bekendgemaakt, alsook hun vakgebied. Dergelijke informatie wordt verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig de gegevensbeschermingsregels van de EU.
TITEL III
MONITORING, COMMUNICATIE, EVALUATIE EN CONTROLE
Artikel 45
Monitoring en verslaglegging
1.Indicatoren om verslag uit te brengen over de door het programma geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 3 vermelde doelstellingen zijn vastgesteld in bijlage V op basis van effecttrajecten.
2.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot wijzigingen van bijlage V om indien nodig de indicatoren van de effecttrajecten aan te vullen of te wijzigen en om uitgangswaarden en streefcijfers vast te stellen.
3.Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten van het programma op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie en, in voorkomend geval, aan de lidstaten.
Artikel 46
Informatie, communicatie, publiciteit alsmede verspreiding en exploitatie
1.De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten) door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.
2.De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma alsmede de acties en de resultaten ervan. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.
3.De Commissie stelt tevens een strategie voor de verspreiding en de exploitatie van de resultaten op met het oog op grotere beschikbaarheid en toenemende verbreiding van de resultaten en kennis op het gebied van onderzoek en innovatie in het kader van het programma, met het doel om het gebruik daarvan sneller ingang op de markt te doen vinden en de impact van het programma te versterken. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie alsmede aan activiteiten op het gebied van informatie, communicatie, publiciteit en verspreiding en exploitatie van resultaten, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.
Artikel 47
Evaluatie van het programma
1.Evaluaties van het programma worden tijdig uitgevoerd zodat zij in de besluitvorming over het programma, het vervolgprogramma daarvan en andere voor onderzoek en innovatie relevante initiatieven kunnen worden meegenomen.
2.De tussentijdse evaluatie van het programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen. Zij omvat een beoordeling van de langetermijngevolgen van de vorige kaderprogramma's en vormt de grondslag voor de eventueel nodige aanpassing van de uitvoering van het programma.
3.Aan het einde van de uitvoering van het programma, doch uiterlijk vier jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit. Zij omvat een beoordeling van de langetermijngevolgen van de vorige kaderprogramma's.
4.De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.
Artikel 48
Audits
1.Het controlesysteem van het programma zorgt voor een passend evenwicht tussen vertrouwen en controle, met inachtneming van de administratieve en andere kosten van de controles op alle niveaus, met name voor de begunstigden.
2.De auditstrategie van het programma wordt gebaseerd op de financiële audit van een representatieve uitgavensteekproef voor het programma in zijn totaliteit. Deze representatieve steekproef wordt aangevuld met een selectie op basis van een uitgavengerelateerde risicobeoordeling. Acties die tegelijkertijd uit verschillende programma's van de Unie worden gefinancierd, worden slechts één keer aan een audit onderworpen, waarbij alle betrokken programma's en de desbetreffende toepasselijke regels ervan worden bestreken.
3.Daarnaast kan de Commissie of het financieringsorgaan zich baseren op gecombineerde systeemonderzoeken op het niveau van de begunstigden. Deze gecombineerde onderzoeken zijn voor bepaalde soorten begunstigden facultatief en bestaan in een systeem- en procesaudit, aangevuld met een audit van de verrichtingen, die wordt uitgevoerd door een bekwame onafhankelijke auditor die bevoegd is wettelijke audits van boekhoudbescheiden uit te voeren in overeenstemming met Richtlijn 2006/43/EG. Zij kunnen door de Commissie of het financieringsorgaan worden gebruikt voor de vaststelling van de algemene zekerheid over het goed financieel beheer van de uitgaven en voor heroverweging van het niveau van ex-postaudits en verklaringen inzake de financiële staten.
4.De Commissie of het financieringsorgaan mag zich overeenkomstig artikel 127 van het Financieel Reglement baseren op audits naar het gebruik van de bijdragen van de Unie uitgevoerd door andere personen of entiteiten, daaronder begrepen andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd.
5.Er kunnen tot twee jaar na betaling van het saldo audits worden uitgevoerd.
Artikel 49
Bescherming van de financiële belangen van de Unie
1.De Commissie, of haar vertegenwoordigers, en de Rekenkamer zijn bevoegd om audits te verrichten, of, in het geval van internationale organisaties, om controles te verrichten overeenkomstig met die organisaties gesloten overeenkomsten, op basis van documenten en ter plaatse, bij alle subsidiebegunstigden, contractanten en subcontractanten die middelen van de Unie hebben ontvangen uit hoofde van deze verordening.
2.Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan, overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad, administratieve onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met financiering of begrotingsgaranties van de Unie uit hoofde van deze verordening, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.
3.Van de bevoegde autoriteiten van derde landen en internationale organisaties kan tevens worden verlangd dat zij samenwerken met het Europees Openbaar Ministerie (EOM), in overeenstemming met overeenkomsten inzake wederzijdse rechtshulp, wanneer het overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 een onderzoek instelt naar strafbare feiten die onder zijn bevoegdheid vallen.
4.Onverminderd de leden 1 en 2 worden in samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, contracten, subsidieovereenkomsten en andere juridische verbintenissen alsmede overeenkomsten tot vaststelling van een begrotingsgarantie die uit de uitvoering van deze verordening voortvloeien, bepalingen opgenomen die uitdrukkelijk voorzien in de bevoegdheid van de Commissie, de Rekenkamer en OLAF om dergelijke audits, controles en verificaties ter plaatse, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, uit te voeren. Deze omvatten bepalingen waarmee wordt gewaarborgd dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie of een geheel of gedeeltelijk door een begrotingsgarantie ondersteunde financieringsoperatie, gelijkwaardige rechten verlenen.
Artikel 50
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 45, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend tot en met 31 december 2028.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 45, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.
5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6.Een overeenkomstig artikel 45, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
TITEL IV
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 51
Intrekking
Verordening (EU) nr. 1291/2013 en Verordening (EU) nr. 1290/2013 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.
Artikel 52
Overgangsbepalingen
1.Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van de betrokken acties op grond van Verordening (EU) nr. 1291/2013 en Verordening (EU) nr. 1290/2013, die op die acties van toepassing blijven totdat zij worden afgesloten. Werkplannen en in werkplannen voorziene acties die in het kader van Verordening (EU) nr. 1290/2013 en in het kader van de basishandelingen van de overeenkomstige financieringsorganen zijn vastgesteld, blijven aan Verordening (EU) nr. 1290/2013 en die basishandelingen onderworpen totdat zij zijn voltooid.
2.De financiële middelen voor het programma kunnen eveneens de uitgaven dekken voor noodzakelijke technische en administratieve bijstand om de overgang te waarborgen tussen het programma en de maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van de voorgaande Verordening (EU) nr. 1291/2013.
Artikel 53
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement
Voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter