EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0353

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de totstandbrenging van een raamwerk om duurzame beleggingen te bevorderen

COM/2018/353 final

Brussel, 24.5.2018

COM(2018) 353 final

2018/0178(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de totstandbrenging van een raamwerk om duurzame beleggingen te bevorderen

(Voor de EER relevante tekst)

{SEC(2018) 257 final}
{SWD(2018) 264 final}
{SWD(2018) 265 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

   Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel is onderdeel van een breder initiatief van de Commissie rond duurzame ontwikkeling. Het legt de basis voor een EU-raamwerk dat ecologische, sociale en governance (ESG) overwegingen centraal stelt in het financiële bestel, om de transformatie van de Europese economie naar een groener, veerkrachtiger en circulairder systeem te ondersteunen. Om beleggingen duurzamer te maken, dienen ESG-factoren bij beleggingen te worden meegenomen in het besluitvormingsproces, door rekening te houden met factoren zoals broeikasgasemissies, uitputting van hulpbronnen of arbeidsomstandigheden. Dit voorstel (en de andere parallel daarmee ingediende voorstellen voor wetgevingshandelingen) wil ESG-overwegingen op een coherente wijze over de verschillende sectoren integreren in het beleggings- en adviesproces. Een en ander moet ervoor zorgen dat financiëlemarktdeelnemers (icbe-beheermaatschappijen, abi-beheerders, verzekeringsondernemingen, IBPV's, EuVECA-beheerders en EuSEF-beheerders), verzekeringsdistributeurs of beleggingsadviseurs, die van hun cliënten of begunstigden een mandaat krijgen om namens hen beleggingsbeslissingen te nemen, ESG-overwegingen integreren in hun interne processen en hun cliënten daarover informeren. Voorts introduceren de voorstellen, om beleggers te helpen de koolstofvoetafdruk van beleggingen te vergelijken, de nieuwe categorieën benchmarks "koolstofarme benchmark" en "benchmark met een positieve koolstofbalans". Die voorstellen, die elkaar onderling versterken, dienen beleggingen in duurzame projecten en activa in de EU te bevorderen.

Meer bepaald bevat dit voorstel een reeks eenvormige criteria om uit te maken of een economische activiteit ecologisch duurzaam is. Voorts beschrijft het een proces met een multistakeholderplatform om een eengemaakt EU-classificatiesysteem op basis van een stel specifieke criteria tot stand te brengen, om uit te maken welke economische activiteiten als duurzaam gelden.

Daarmee zouden economische spelers en beleggers duidelijkheid krijgen over de vraag welke activiteiten als duurzaam worden beschouwd, om zo hun beleggingsbeslissingen te onderbouwen. Dit zou ervoor helpen te zorgen dat beleggingsstrategieën worden gericht op economische activiteiten die een reële bijdrage leveren aan het verwezenlijken van milieudoelstellingen, terwijl ook minimumnormen op sociaal gebied en op gebied van governance in acht worden genomen. Meer duidelijkheid over wat als een ecologisch duurzame belegging geldt, zal de toegang tot grensoverschrijdende kapitaalmarkten voor ecologisch duurzame beleggingen vergemakkelijken.

Het pakket van de Commissie sluit aan bij internationale inspanningen met het oog op een duurzamere economie. Regeringen over de hele wereld hebben de keuze gemaakt om onze planeet en onze economie een duurzamer pad op te sturen. Met het oog daarop hebben zij het klimaatakkoord van Parijs van 2016 en de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (VN) aangenomen.

De EU streeft naar ontwikkeling die voldoet aan de behoeften van de huidige generatie zonder de toekomstige generaties de kans te ontnemen om in hun eigen behoeften te voorzien. Duurzame ontwikkeling is van oudsher een centraal thema van het Europese project. In de EU-Verdragen worden de maatschappelijke en milieudimensie hiervan erkend en deze dimensies moeten als één geheel worden benaderd.

In de mededeling van de Commissie van 2016 over de volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst worden de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen (SDG's) 1 van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN gekoppeld aan het Europese beleidsraamwerk, zodat die doelstellingen van meet af aan worden geïntegreerd in alle EU-acties en beleidsinitiatieven, zowel binnen de EU als mondiaal. De EU spant zich ook ten volle in om de EU-2030-klimaat- en energiedoelstellingen te bereiken en duurzame ontwikkeling een plaats te geven in EU-beleidslijnen, zoals Jean-Claude Juncker heeft aangekondigd in de politieke beleidslijnen voor de Europese Commissie 2 . Daarom zijn veel van de beleidsprioriteiten van de Commissie voor 2014-2020 meegenomen in de EU-klimaatdoelstellingen en voeren zij de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN uit. Daarbij gaat het om het Investeringsplan voor Europa 3 , het pakket circulaire economie 4 , het pakket energie-unie 5 , de actualisering van de strategie voor de bio-economie van de EU 6 , de kapitaalmarktenunie 7 en de EU-begroting 2014-2020, met inbegrip van het Cohesiefonds en onderzoeksprojecten. Daarnaast heeft de Commissie een multistakeholderplatform opgezet voor follow-up en uitwisseling van goede praktijken voor de uitvoering van de SDG's.

Om de EU-duurzaamheidsdoelstellingen te verwezenlijken, zijn aanzienlijke investeringen vereist. Alleen al in de sectoren klimaat en energie, zou naar raming jaarlijks 180 miljard EUR extra moeten worden geïnvesteerd om tegen 2030 de klimaat- en energiedoelstellingen te halen 8 . Een substantieel deel van deze financiële stromen zal van de particuliere sector moeten komen. Om deze investeringskloof te dichten, zullen particuliere kapitaalstromen sterk moeten worden omgebogen naar duurzamere beleggingen en moet er een grondig omdenken komen van het Europese financiële raamwerk.

Tegen deze achtergrond heeft de Commissie in december 2016 een deskundigengroep op hoog niveau opgericht met het oog op de ontwikkeling van een EU-strategie voor duurzame financiering. Deze groep heeft op 31 januari 2018 zijn eindverslag 9 gepubliceerd. Dat verslag bevatte een alomvattende visie over duurzame financiering voor Europa en noemde twee onontkoombare eisen voor het Europese financiële systeem. Allereerst moet de bijdrage van de financiële sector aan duurzame en inclusieve groei worden verbeterd. In de tweede plaats moet de financiële stabiliteit worden versterkt door ecologische, sociale en governance (ESG) factoren mee te nemen in de besluitvorming over beleggingen. De deskundigengroep heeft acht essentiële aanbevelingen gedaan die volgens hem cruciale bouwstenen voor een duurzaam Europees financieel stelsel zijn. Een van die aanbevelingen is het pleidooi van de deskundigengroep om op EU-niveau een technisch robuust classificatiesysteem uit te werken dat duidelijkheid biedt over de vraag wat "groen" of "duurzaam is" - een zogenaamde duurzaamheidstaxonomie. De deskundigengroep adviseerde om, als eerste stap, te beginnen met het bepalen wanneer een economische activiteit als ecologisch duurzaam kan worden beschouwd.

Als follow-up voor de werkzaamheden van de deskundigengroep op hoog niveau heeft de Commissie op 8 maart 2018 een actieplan duurzame groei financieren 10 gepubliceerd. Daarin zegde zij toe om in het tweede kwartaal 2018 met een wetgevingsvoorstel te komen dat moet zorgen voor de geleidelijke uitbouw van een EU-taxonomie voor klimaatverandering en ecologisch en sociaal duurzame activiteiten, die, waar mogelijk, zal voortbouwen op bestaande werkzaamheden. Het is de bedoeling de toekomstige EU-taxonomie in EU-recht te verankeren en zo de basis te leggen voor het gebruik van dat classificatiesysteem op verschillende gebieden (bijv. normen, labels, duurzaamheidsbenchmarks).

   Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel legt de criteria en het proces vast om ecologisch duurzame beleggingen te identificeren, teneinde te vermijden dat de eengemaakte markt wordt verstoord doordat lidstaten een uiteenlopende interpretatie aan dit concept geven. Dit voorstel spoort met andere beleidsbepalingen in het beleid inzake de eengemaakte markt en de financiële markten, omdat het niet interfereert met bestaande bepalingen, maar ruimte biedt om bij bestaande en toekomstige juridische bepalingen het gemeenschappelijke concept van ecologisch duurzame belegging te benutten en daarop in de toekomst voort te bouwen. Er zijn geen verschillen of onverenigbaarheden met andere eengemaaktemarktbepalingen.

   Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is een aanvulling op bestaand EU-beleid inzake milieu en klimaat. Een consensus over wat een ecologisch duurzame belegging is, zal een aanvulling zijn op bestaande EU-milieubeleidslijnen, doordat een ijkpunt wordt geboden dat voor die beleidslijnen in de toekomst kan worden gebruikt zodat die beleidslijnen coherenter over de hele Unie worden ontwikkeld. Met het oog op coherentie bouwt dit voorstel voort op bestaand beleid en maakt het gebruik van de concepten die in het kader daarvan zijn ontwikkeld. Het bouwt voort op de concepten die zijn ontwikkeld in het kader van het zevende milieuactieprogramma 11 , de kaderrichtlijn water 12 , het actieplan voor de circulaire economie 13 , de richtlijn industriële emissies 14 , wanneer bijvoorbeeld wordt verwezen naar de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, de verordening milieukeur 15 , de statistische classificatie van economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (NACE) 16 , de classificatie van activiteiten voor de bescherming van het milieu (CEPA) en de classificatie van activiteiten voor het beheer van hulpbronnen (CReMA) 17 .

2.    RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

   Rechtsgrondslag

Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) geeft het Europees Parlement en de Raad de bevoegdheid maatregelen vast te stellen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen. Op grond van artikel 114 VWEU mag de EU ook maatregelen nemen om bestaande hinderpalen voor de uitoefening van de fundamentele vrijheden op te ruimen en om het ontstaan van dergelijke hinderpalen te voorkomen, onder meer die welke het voor marktdeelnemers - zoals beleggers - moeilijk maken om de voordelen van de interne markt ten volle te benutten.

Momenteel verschillen de lidstaten in hun interpretatie van wat als duurzame belegging geldt. Sommige lidstaten beschikken over regelingen voor het toekennen van labels of marktgedreven initiatieven om uit te maken wat voor beleggingsdoeleinden als "groen" kwalificeert, terwijl andere geen regels hebben maar veelal wetgeving op dit gebied aannemen die is gebaseerd op hun eigen definitie van wat een duurzame belegging is. Nationale labels op basis van uiteenlopende criteria voor de vraag welke economische activiteiten als ecologisch duurzaam kwalificeren, maken het voor beleggers moeilijk om groene beleggingen te vergelijken, hetgeen voor hen ontradend werkt om over de grenzen heen te beleggen.

Bestaande verschillen doen ook lasten ontstaan voor marktdeelnemers die aan uiteenlopende normen in de verschillende lidstaten moeten voldoen. Om iets te doen aan bestaande verschillen en om te voorkomen dat nieuwe barrières voor de interne markt worden opgeworpen, stelt dit voorstel op EU-niveau een gemeenschappelijke definitie vast van wat voor beleggingsdoeleinden kwalificeert als een ecologisch duurzame economische activiteit. Dit voorstel wil het begrip "ecologisch duurzame belegging" standaardiseren voor de hele Unie, zodat beleggingen in ecologisch duurzame economische activiteiten worden bevorderd, zowel nationaal als in meer dan één EU-land. Dankzij dit gestandaardiseerde concept zullen marktdeelnemers ook gemakkelijker beleggingen uit het buitenland kunnen aantrekken.

Artikel 114 VWEU vormt dus de rechtsgrondslag voor de EU op grond waarvan de EU dit voorstel kan vaststellen, omdat het tot doel heeft EU-brede beleggingen in duurzame economische activiteiten te bevorderen, ongeacht nationale grenzen.

   Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Dit voorstel strookt met het subsidiariteitsbeginsel als bedoeld in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Volgens dit beginsel mag alleen op EU-niveau actie worden ondernomen indien de beoogde doelstellingen niet op een lager niveau te behalen zijn.

Het bestaande gebrek aan duidelijkheid over de vraag wat een ecologisch duurzame economische activiteit is, kan nog worden verergerd indien lidstaten parallel, zonder coördinatie, acties op dat gebied proberen te ondernemen. Gezien de verbintenissen inzake doelstellingen van milieu- en klimaatbeleid - zowel internationaal (bijv. het klimaatakkoord van Parijs) als op EU-niveau - bestaat het risico dat in de toekomst meer en meer lidstaten de mogelijkheid zullen onderzoeken om labels voor duurzame financiële producten te creëren en dat zij in dat geval eigen afwijkende taxonomieën zullen gebruiken. Dit zou de nationale barrières voor het functioneren van kapitaalmarkten met het oog op het aantrekken van middelen voor duurzame projecten nog versterken. Uiteenlopende classificatiesystemen zouden de markt verder compartimenteren en zouden mededingingsproblemen doen rijzen, waardoor het voor beleggers moeilijker en duurder wordt om te begrijpen wat nu duurzaam is en wat niet.

De criteria om uit te maken wat voor beleggingsdoeleinden een duurzame activiteit is, dienen dus op EU-niveau te worden gestandaardiseerd. Bijgevolg dient een eenvormig EU-classificatiesysteem tot stand te worden gebracht via een proces waarbij alle betreffende stakeholders betrokken zijn. Hierdoor zal het voor economische spelers eenvoudiger worden om in de hele EU kapitaal aan te trekken voor duurzame beleggingen. Dit zal een eerste stap zijn in het aanpakken van "greenwashing" en zal het voor beleggers gemakkelijker maken om te bepalen welke criteria zijn gehanteerd om een financieel product als "groen" of duurzaam te classificeren. Het voorstel is zodanig vormgegeven dat de tekortkomingen van het bestaande wetgevingskader worden aangepakt door standaardcriteria vast te stellen om uit te maken wat als ecologisch duurzame belegging geldt. Actie op EU-niveau is doeltreffender omdat hiermee eenvormigheid en rechtszekerheid wordt gegarandeerd ten aanzien van de uitoefening van Verdragsvrijheden.

   Evenredigheid

Dit voorstel strookt met het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 5 VEU. De voorgestelde maatregelen zorgen voor prikkels om te beleggen in groene activiteiten zonder dat een en ander ten koste gaat van andere beleggingen. Zij zijn noodzakelijk om de zaken duidelijk te maken voor beleggers, door op EU-niveau de criteria te standaardiseren die worden gebruikt om de mate van ecologische duurzaamheid van een belegging na te gaan. Door standaardcriteria te bieden wordt het voor beleggers gemakkelijker om de relatieve ecologische duurzaamheid van een bepaalde investering te bepalen en om beleggingen zowel nationaal als tussen lidstaten te vergelijken.

Het voorstel wil een antwoord bieden op de verschillen tussen bestaande nationale taxonomieën en marktgebaseerde initiatieven op het nationale niveau, om zo het risico op greenwashing tegen te gaan, om het voor marktdeelnemers eenvoudiger te maken over de grenzen heen middelen aan te trekken voor ecologisch duurzame activiteiten en om een gelijk speelveld voor alle marktdeelnemers tot stand te proberen brengen.

Wat betreft de kosten van dergelijke harmonisatie voor financiëlemarktdeelnemers, het voorstel introduceert alleen voor de partijen die financiële producten aanbieden welke volgens hen ecologisch duurzaam zijn, een informatieverschaffingsverplichting. Deze verplichting zal pas gaan gelden zodra het EU-classificatiesysteem is ontwikkeld. Bovendien biedt de in dit voorstel gehanteerde benadering de lidstaten voldoende soepelheid om beslissingen te nemen over specifieke details van nationale labels, zoals de flexibiliteit voor financiëlemarktdeelnemers wat betreft de mate waarin het financiële product dat wordt aangeboden, activa bevat die op grond van het EU-classificatiesysteem als ecologisch duurzaam worden beschouwd.

Het voorstel gaat bijgevolg niet verder dan hetgeen nodig is om de problemen op EU-niveau aan te pakken.

   Keuze van het instrument

Dit voorstel is bedoeld om de wijze te standaardiseren waarop wordt uitgemaakt in hoeverre een belegging ecologisch duurzaam is, door criteria vast te stellen waaraan een dergelijke belegging moet voldoen, en zo uiteenlopende nationale benaderingen te voorkomen. De keuze voor een ander instrument, zoals een niet-wetgevingsmaatregel of een richtlijn waarmee in minimale harmonisatie wordt voorzien, zou lidstaten de beoordelingsruimte laten om ecologisch duurzame beleggingen te definiëren op basis van uiteenlopende classificaties van economische activiteiten. Dit soort beoordelingsruimte zou de eengemaakte markt verder compartimenteren en zou betekenen dat financiële producten met geringe ecologische prestaties nog steeds een label "ecologisch duurzaam" krijgen. Dit voorstel zorgt ervoor dat financiëlemarktdeelnemers die financiële producten aanbieden als ecologisch duurzame beleggingen of als beleggingen met vergelijkbare kenmerken, aan beleggers duidelijk maken waarom dergelijke producten, op grond van op EU-niveau vastgelegde eenvormige criteria, als ecologisch duurzaam kunnen worden beschouwd. Voor het verwezenlijken van deze beleidsdoelstellingen is een rechtstreeks toepasselijke verordening vereist die voor een volledige harmonisatie zorgt. Een verordening is dus de beste methode om volledige harmonisatie te verwezenlijken, verschillen te vermijden en zodoende marktdeelnemers meer duidelijkheid te bieden.

3.    EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

   Raadpleging van belanghebbenden

Standpunten van stakeholders zijn verzameld tijdens een publieke consultatie over het tussentijdse verslag van de High Level Expert Group on sustainable finance, en via gerichte interviews die de Commissie van financiële instellingen heeft afgenomen. Stakeholders is gevraagd wat er allemaal onder een EU-taxonomie zou moeten vallen, of zij vonden dat de regelgever maatregelen moet nemen en hoe breed een EU-taxonomie in een eerste fase moet gaan. De standpunten over deze drie thema's kunnen als volgt worden samengevat:

·EU-regelgevingsmaatregelen: de overgrote meerderheid van de respondenten sprak zich uit voor de ontwikkeling van een taxonomie (d.w.z. een classificatie van duurzame economische activiteiten) op EU-niveau. Velen onder hen verklaarden dat een EU-taxonomie dient voort te bouwen op of ten minste rekening dient te houden met bestaande internationale raamwerken (bijv. SDG's van de VN) en classificaties (bijv. de werkzaamheden van het Climate Bonds Initiative, Eurosif, de Task Force on Climate-Related Financial Disclosures enz.).

·Reikwijdte: een meerderheid van de respondenten gaf aan dat een EU-taxonomie uiteindelijk alle (ecologische en sociale) duurzaamheidsdoelstellingen dient te bestrijken. Sommige respondenten waren voorstander van een stapsgewijze benadering, te beginnen met het milieu.

·Gedetailleerdheid: de standpunten liepen uiteen wat betreft de vraag hoe gedetailleerd een EU-taxonomie moet zijn. De financiële sector was doorgaans voorstander van een niet-normatieve taxonomie, terwijl bij andere stakeholders (particulieren en het maatschappelijke middenveld) de voorkeur ging naar een gedetailleerdere taxonomie, met heldere definities en (meetbare) criteria.

Het voorstel van de Commissie sluit grotendeels aan bij de standpunten van de stakeholders in die zin dat: i) het voorstel eenvormige criteria en een duidelijk proces beschrijft voor het vaststellen van een taxonomie van ecologisch duurzame activiteiten in een juridisch bindende handeling, op basis van milieudoelstellingen; ii) het ervoor zorgt dat de EU-taxonomie berust op bestaande internationale raamwerken en voldoende granulair en gedetailleerd is om als basis te dienen voor een gemeenschappelijk en eengemaakt woordgebruik met betrekking tot duurzaamheid; iii) het een evaluatieclausule bevat zodat mogelijk ook sociale doelstellingen worden bestreken. Hiermee zou de bestaande fragmentering kunnen worden aangepakt en zouden beleggers de nodige duidelijkheid krijgen over wat ecologisch duurzame economische activiteiten zijn.

   Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Het voorstel bouwt voort op het eindverslag van de High Level Expert Group on sustainable finance. Dat beveelt aan om op EU-niveau een gemeenschappelijke duurzaamheidstaxonomie uit te werken en in stand te houden. Volgens dit verslag dient deze gedeelde EU-classificatie van duurzame activiteiten:

·afgestemd te zijn op de verklaarde doelstellingen van EU-overheidsbeleid, zoals de uitvoering van het klimaatakkoord van Parijs, de SDG's;

·kapitaalmarktdeelnemers handvatten te geven over de relevantie of bijdrage van specifieke activiteiten;

·ervoor te zorgen dat de parameters van de taxonomie en de gegevens waarop deze zijn gebaseerd, vrij toegankelijk te zijn en dienen deze te worden uitgewerkt via een multistakeholderproces zodat ze door de markt worden geaccepteerd;

·een instrument in evolutie te zijn. De wetenschap is, wat het thema duurzaamheid betreft, dynamisch en in evolutie, net zoals de maatschappelijke verwachtingen en de behoeften van beleggers en markten. Daarom dient de taxonomie te worden beschouwd als de best beschikbare afspiegeling van de huidige stand van kennis en zal voortdurende evaluatie behoeven.

Het voorstel bouwt ook voort op een studie "Defining 'green' in the context of green finance" die Commissie in 2017 heeft laten uitvoeren. Die studie bevat:

·een overzicht en analyse van wereldwijde inspanningen om "groen" te definiëren waar het gaat om groene obligaties, groene kredieten en groene beursgenoteerde aandelen;

·de middelen en de ruimte om "groene" activa en activiteiten te identificeren via begripsdefinities, taxonomieën, ratingmethoden en andere mechanismen;

·een lijst van beschikbare "groene" definities, beschrijvingen en evaluaties van geselecteerde definities, alsmede een vergelijking van beschikbare "groene" sectorale taxonomieën.

Dit voorstel geeft de aanzet voor een geleidelijk proces om tot een EU-classificatiesysteem te komen, waarbij een breed scala stakeholders met relevante kennis en kunde wordt betrokken. Als een eerste stap tekent dit voorstel het raamwerk uit om te komen tot eenvormige criteria die duidelijk maken wanneer een economische activiteit als ecologisch duurzaam kan worden beschouwd. Nadien zal de Commissie bepalen welke activiteiten als duurzaam zullen kwalificeren; daarbij zal zij een beroep doen op het technische advies van een platform voor duurzame financiering dat bestaat uit deskundigen.

In deze benadering speelt mee dat de kennis van de milieu-effecten en de deskundigheid op dit gebied snel evolueren. Daarom moet het juridische raamwerk voldoende flexibel blijven zodat het waar nodig kan worden bijgewerkt in het licht van toekomstige ontwikkelingen op het gebied van wetenschap, technologie en markten. In de tweede plaats houdt dit voorstel rekening met de hoge mate van complexiteit, detail, granulariteit - en dus de vereiste middelen; die zijn van dien aard dat de EU-classificatie stapsgewijs zal moeten worden ontwikkeld, te beginnen met de milieusectoren waar maatregelen het dringendst nodig zijn en waar kennis verder gevorderd is.

   Effectbeoordeling

Het voorstel houdt rekening met de adviezen die de Raad voor regelgevingstoetsing (RSB) heeft uitgebracht (het positieve advies, met punten van voorbehoud, dat op 14 mei 2018 is uitgebracht en twee voorafgaande negatieve adviezen). Het voorstel en de herziene effectbeoordeling gaan nader in op de opmerkingen van de RSB, die in zijn adviezen concludeerde dat aanpassingen nodig waren voordat met dit initiatief verdere stappen konden worden gezet.

De opmerkingen die in het kader van het derde positieve advies zijn ontvangen, gaan vooral in op het volgende:

·zorgen voor duidelijkheid wat betreft het operationeel maken van de concepten "niet schaden" en "substantieel bijdragen tot duurzaamheid";

·ervoor zorgen dat het monitoring- en evaluatieraamwerk ook aspecten en risico's omvat die in aanmerking moeten worden genomen bij het ontwikkelen van de technische screeningcriteria;

·het transparanter maken van de kosten-batenanalyse bij het vergelijken van opties.

Deze punten van zorg zijn geadresseerd in de definitieve en herziene versie van de effectbeoordeling.

Opmerkingen die voordien van de RSB zijn ontvangen, zijn volledig geadresseerd in zowel het voorstel als de daarbij gaande herziene effectbeoordeling, en kunnen ruwweg in drie ruimere punten van zorg worden samengebracht.

In de eerste plaats, en meer algemeen, stelde de RSB voor dat in de effectbeoordeling de reikwijdte, volgorde en coherentie van de verschillende maatregelen beter dienden te worden uitgelegd, met inbegrip van de taxonomie en hoe deze zich verhoudt tot de overige voorstellen. Als dusdanig vond de definitieve versie van de effectbeoordeling baat bij de volgende verbeteringen:

·de onmiddellijke en potentiële toekomstige gebruiksmogelijkheden van de taxonomie zijn beter beschreven, net zoals de wijze waarop deze operationeel zal worden gemaakt;

·duidelijk is gemaakt dat voor de aard en de omvang van de kosten voor stakeholders een effectbeoordeling al zou worden uitgevoerd vóór de vaststelling van elk van de gedelegeerde handelingen waarin de technische screeningcriteria worden vastgelegd;

·de coherentie en complementariteit met bestaande EU-wetgeving en EU-beleid op andere domeinen (bijv. milieu en klimaat, energie, vervoer) is toegelicht;

·de volgorde en de interactie tussen een "ecologische taxonomie" en een "sociale taxonomie" zijn toegelicht;

·hoe de taxonomie mettertijd zou worden uitgebreid en bijgewerkt, is verduidelijkt en de daarmee samenhangende administratieve kosten zijn geraamd;

·duidelijk is gemaakt hoe de medewetgevers zouden worden geïnformeerd/betrokken bij de uitwerking van de technische screeningcriteria.

In de tweede plaats, en meer specifiek, toonde de RSB zich bezorgd wat betreft het onmiddellijke gebruik van de taxonomie en de risico's die verbonden zijn aan het verplicht maken daarvan voor financiëlemarktdeelnemers voordat de taxonomie voldoende stabiel en uitgerijpt is. Het wetgevingsvoorstel biedt, op basis van de definitieve en herziene effectbeoordeling, voor dit punt van zorg de volgende oplossing:

·Een aantal bepalingen in dit voorstel borgt dat de taxonomie pas zal worden gebruikt wanneer zij stabiel en uitgerijpt is. Zo worden buitensporige kosten voor financiëlemarktdeelnemers vermeden. Deze garanties moeten ervoor te zorgen dat de taxonomie er pas komt aan het eind van een proces van consultatie van stakeholders, dat voor acceptatie en een goed begrip van het concept heeft gezorgd:

Artikel 18 bepaalt dat het operationele gedeelte van deze verordening (de artikelen 3 tot en met 12) van toepassing wordt zes maanden na de inwerkingtreding van de gedelegeerde handelingen. Dit betekent dat financiëlemarktdeelnemers de criteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten pas zullen moeten gaan toepassen nadat zij voldoende tijd hebben gehad om zichzelf voor te bereiden op en vertrouwd te maken met de regels en de toepassing ervan.

Financiëlemarktdeelnemers die financiële producten als ecologisch duurzaam op de markt brengen, zullen in passende informatieverschaffing moeten voorzien. Dit voorstel zorgt er evenwel voor dat de betrokken informatieverschaffingsverplichtingen zodanig zijn dat zij de betrokken financiëlemarktdeelnemers geen onevenredige lasten opleggen. Artikel 4 eist informatieverschaffing over de wijze waarop en de mate waarin bij de besluitvorming over de belegging rekening is gehouden met criteria voor het bepalen van de ecologische duurzaamheid van een belegging, zoals uiteengezet in de taxonomie. De gedelegeerde handelingen zullen de precieze omvang van deze informatieverschaffingsverplichting nader invullen, op basis van een grondige effectbeoordeling.

Beheerders van koolstofarme benchmarks en van benchmarks met een positieve koolstofbalans zullen hun methodieken en de daarmee samenhangende informatieverschaffingsverplichtingen kunnen vormgeven zonder dat zij hoeven gebruik te maken van de taxonomie, die alleen als referentie zal dienen voor de selectie van de onderliggende activa van de benchmark.

In de derde plaats maakte de RSB zich zorgen over de wijze waarop de zes milieudoelstellingen van de taxonomie, zoals die in artikel 5 zijn bepaald, operationeel zullen worden gemaakt, met name wat betreft het concept "niet schaden" en de interactie daarvan met bestaande Uniewetgeving, alsmede het concept "substantieel bijdragen aan duurzaamheid". Een daarmee samenhangend punt van zorg waren mogelijke problemen van concurrentieverstoring wanneer heterogene criteria worden bepaald voor verschillende subsectoren. Deze punten van zorg kwamen in de effectbeoordeling tot uiting en het wetgevingsinstrument biedt daarop het volgende antwoord:

·In de overwegingen wordt beklemtoond dat voor de gedelegeerde handelingen tot vaststelling van de technische screeningcriteria voor elk van de zes milieudoelstellingen een grondige effectbeoordeling zal worden uitgevoerd. De machtiging van de Commissie bepaalt dat voor elk van de zes doelstellingen de beide reeksen criteria - die om te voldoen aan het "niet schaden"-vereiste en die om "de substantiële bijdrage aan duurzaamheid" van een activiteit te bepalen - samen zullen worden behandeld in de individuele gedelegeerde handelingen.

·Volgens artikel 14, lid 1, onder d), moet bij de ontwikkeling van de technische screeningcriteria met relevante bestaande EU-wetgeving rekening worden gehouden.

·Volgens artikel 14, lid 1, onder h), moet bij de technische screeningcriteria rekening worden gehouden met het risico van "gestrande" activa en het potentiële effect van de voorgestelde maatregelen op de liquiditeit van de markt. Deze risico's, alsmede mogelijke risico's dat incoherente prikkels worden gegeven, zullen, zoals beschreven in artikel 14, diepgaand worden beoordeeld bij het ontwikkelen van de technische screeningcriteria in het kader van de gedelegeerde handelingen.

·Artikel 14, lid 1, onder i), bepaalt dat de gedelegeerde handelingen per doelstelling zullen worden uitgewerkt, voor alle betrokken sectoren, om de mededinging niet te verstoren. Overweging 27 ondersteunt deze bepaling.

·In artikel 18 wordt voorzien in verdere garanties voor het gebruik van de taxonomie door financiëlemarktdeelnemers wanneer de toepassing van de operationele bepalingen in deze verordening wordt uitgesteld. Dit moet ervoor zorgen dat financiëlemarktdeelnemers geen extra verplichtingen worden opgelegd zolang er onvoldoende duidelijkheid is over de inhoud van de taxonomie en de inachtneming daarvan.

Dit voorstel spoort met de conclusies van de effectbeoordeling van de voorkeursoptie.

De algemene beleidsalternatieven die in de effectbeoordeling zijn onderzocht, bestonden uit de volgende opties:

·geen actie van de EU (optie 1)

·EU-milieutaxonomie met een gemiddelde mate van granulariteit (optie 2)

·EU-milieutaxonomie met een hoge mate van granulariteit (optie 3)

In de eerste optie valt te verwachten dat marktgedreven of marktgebaseerde initiatieven met uiteenlopend toepassingsbereik verder zullen worden ontwikkeld en zullen concurreren met classificaties die in de toekomst door overheidsinstanties (bijv. de EIB) worden ontwikkeld, zodat er op de middellange tot lange termijn geen coherent en eenduidig classificatiesysteem zal gaan ontstaan. Dit zal waarschijnlijk de mogelijkheden beperken om kapitaalstromen af te leiden naar duurzaamheidsdoelstellingen. Optie 2 voorziet dan weer in het bepalen van zes EU-milieudoelstellingen en de identificatie en classificatie van economische activiteiten (gegroepeerd naar macrosectoren, sectoren en subsectoren) die ondubbelzinnig aan die doelstellingen bijdragen. Het ontbreken echter van meer granulaire technische screeningcriteria roept twijfel op over de vraag: i) hoe "groen" de taxonomie in optie 2 werkelijk is (omdat hiermee economische activiteiten in een subsector als "groen" worden gedefinieerd, ook al zijn de milieuprestaties daarvan zwak) en ii) wat de bijdrage is aan een bepaalde EU-milieudoelstelling (bijv. het ontbreken van meetbare effecten maakt het ook moeilijker om gegevens te verzamelen en te monitoren).

Optie 3 voorziet in plaats daarvan in de ontwikkeling van technische screeningcriteria die specifiek zijn voor subsectoren en de EU-milieudoelstelling waaraan die subsectoren bijdragen. Dit is de voorkeursoptie omdat zij volledige duidelijkheid biedt over de vraag welke activiteiten ecologisch duurzaam zijn, doordat ook de belangrijkste tekortkomingen worden weggewerkt die werden geconstateerd voor de minder granulaire taxonomie (optie 2). In termen van economische effecten zou een eenvormige classificatie op EU-niveau helpen om uit te maken welke activiteiten als duurzaam kunnen worden beschouwd, en zou een en ander passende signalen uitsturen naar economische spelers, omdat hiermee EU-beleidsdoelstellingen zouden worden vertaald in tastbare handvatten voor het bepalen van de relevante projecten of beleggingen. Dit zou dus kunnen helpen om meer kapitaalstromen naar duurzame beleggingen te leiden. Deze verordening is een belangrijke eerste stap om tot meer duidelijkheid te komen over de vraag wat een duurzame belegging is, maar de taxonomie zelf zal worden ontwikkeld door middel van gedelegeerde handelingen. De effecten voor stakeholders hangen af van het uiteindelijke gebruik van de taxonomie en van de precieze inhoud van de taxonomie. In termen van kosten zal de ontwikkeling van een dergelijke taxonomie tijd en middelen vergen, hetgeen ook een effect zal hebben op de EU-begroting (zie hierover verder het onderdeel over de gevolgen voor de begroting).

In termen van milieu-effecten is de verwachting dat de EU-taxonomie, zodra deze operationeel is, een positief indirect milieu-effect zal hebben in de EU. Doordat zij duidelijkheid biedt over wat "groen" is, zal de taxonomie beleggingen in duurzame projecten en activa in de hele EU bevorderen. Dit zal bijdragen aan het bereiken van de EU-milieudoelstellingen, doordat bijvoorbeeld de broeikasgasemissies worden verminderd in lijn met het klimaatakkoord van Parijs, en door de transitie naar een hulpbronnenefficiënte en circulaire economie. De extra beleggingen als gevolg van meer transparantie en marktharmonisatie kunnen helpen te zorgen voor de verregaande duurzame transformatie die wordt nagestreefd door de milieubeleidslijnen die reeds bestaan op het niveau van de EU en de lidstaten. Beleggingen in groene sectoren (bijv. hernieuwbare energie, energie-efficiëntie, afvalbeheer, milieuherstel) zouden dus directe milieubaten op langere termijn opleveren zoals minder verontreiniging (bijv. van lucht, water en grond) en daarmee samenhangende gezondheidsbaten, minder broeikasgasemissies die gevaarlijke klimaatverandering mitigeren en het behoud en de versterking van natuurlijk kapitaal en ecosysteemdiensten.

In termen van sociale effecten valt, doordat het voorstel minimumgaranties bevat voor onder meer sociale aspecten, ook een aantal positieve minimale sociale effecten te verwachten. Met belangrijkere sociale effecten kan worden gerekend zodra het voorgenomen initiatief is herzien zodat het uiteindelijk ook sociale doelstellingen en sociaal duurzame activiteiten bestrijkt volgens de evaluatieclausule.

   Grondrechten

Het voorstel respecteert de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, gezien de verplichting dat de geïdentificeerde ecologische duurzame economische activiteit dient te worden verricht met in achtneming van een aantal minimale sociale en governancegaranties.

4.    GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel bevat een artikel over de oprichting van een platform voor duurzame financiering. Dit platform zal de Commissie bijstaan bij de geleidelijke ontwikkeling en actualisering van het EU-classificatiesysteem. Het zal andere taken uitvoeren die nodig zijn om de doelstellingen van het actieplan duurzame groei financieren te verwezenlijken en zal met name de Commissie adviseren over de noodzaak om het in dit voorstel beschreven raamwerk aan te passen. Het zal ook de taak krijgen om kapitaalstromen richting duurzame beleggingen te monitoren en daarover regelmatig verslag te doen aan de Commissie.

De Europese toezichthouders (ESA's) zullen een sleutelrol vervullen bij de ontwikkeling van de EU-duurzaamheidstaxonomie om ervoor te zorgen dat deze hanteerbaar is door financiële instellingen, toepasbaar op financiële producten en bestaanbaar met de financiële wetgeving van de EU. De ESA's zullen een belangrijke rol spelen om ervoor te zorgen dat de EU-duurzaamheidstaxonomie zodanig wordt uitgewerkt dat zij bruikbaar is bij klimaatscenarioanalyses en, in een later stadium, klimaatstresstests. Om deze en andere taken te vervullen, zou elke autoriteit één extra voltijds personeelslid nodig hebben vanaf 2020 wanneer de verschillende bepalingen van het voorstel naar verwachting van toepassing zullen worden.

Belangrijk in dat verband is dat alle budgettaire verzoeken van de ESA's nog steeds onderworpen zullen zijn aan alle verantwoordings- en controlemechanismen waarin de ESA-verordeningen voorzien wat betreft de opstelling, vaststelling en uitvoering van hun jaarlijkse begrotingen. Bovendien zou het jaarlijkse besluit over de compensatiebijdrage van de EU aan de ESA's en hun personeelsformaties (bijv. een besluit over het personeelsniveau) nog steeds moeten worden goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad, onder voorbehoud van kwijting door het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad.

Het Europees Milieuagentschap (EEA) zal ook nauw betrokken worden bij de werkzaamheden rond duurzame financiering, met name door het inbrengen van zijn technische kennis van uiteenlopende milieusectoren bij het ontwikkelen en onderhouden van de EU-duurzaamheidstaxonomie, voor alle klimaat- en milieukwesties. Het EEA zal ook gegevens verzamelen en verschaffen over beleggingsbehoeften en -stromen in de EU-lidstaten als onderdeel van het Waarnemingscentrum voor duurzame financiering, en om EU-lidstaten advies te geven met het oog op de ontwikkeling van hun strategieën voor koolstofarme ontwikkeling en duurzaam beleggen. Om deze en andere taken te vervullen, zou het EEA vanaf 2020 twee extra voltijdse personeelsleden nodig hebben.

De Europese Commissie zal belast zijn met het beheer van het platform (bijv. de organisatie van de bijeenkomsten ervan en van eventuele subgroepen, rapportage over de uitkomsten, voorbereiden van wetgevingsvoorstellen, contacten met de ESA's en het EEA, onderhoud van een IT-samenwerkingsinstrument, vergoeding van deskundigen, uitvoeren van andere secretariaatstaken enz.). Om deze en andere taken te vervullen zou de Europese Commissie vanaf 2020 tien extra voltijdse personeelsleden (8 AD en 2 AST) nodig hebben.

De financiële gevolgen en de gevolgen voor de begroting van voorliggend voorstel zijn nader uiteengezet in het bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum.

De informatie in het financieel memorandum is verenigbaar met het voorstel voor een MFK voor de periode na 2020.

5.    OVERIGE ELEMENTEN

   Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De eenvormige criteria voor het bepalen van ecologisch duurzame economische activiteiten zullen nadien verder worden uitgewerkt en operationeel gemaakt door middel van gedelegeerde handelingen, die de technische screeningcriteria zullen vaststellen. Voor die gedelegeerde handelingen zullen de nodige effectbeoordelingen worden verricht. Bij de ontwikkeling van de technische screeningcriteria zal met name rekening worden gehouden met de effecten ervan op de concurrentie binnen en tussen bedrijfstakken, op bestaande groene financiële producten en markten en op de liquiditeit van financiële markten, alsmede met potentiële risico's dat incoherente prikkels worden afgegeven.

Evaluatie en verslaglegging staan gepland om de drie jaar na het van toepassing worden van deze verordening. De Commissie zal een verslag publiceren over de toepassing van deze verordening, met daarin een evaluatie van de vooruitgang bij de implementatie ervan met het oog op de ontwikkeling van technische screeningcriteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten, en de mogelijke noodzaak van een herziening van de in deze verordening beschreven criteria om een economische activiteit als ecologisch duurzaam te beschouwen.

Ook dient de Commissie na te gaan of het passend is een verificatiemechanisme op te zetten om de naleving na te gaan van de toepassing van de criteria om de ecologische duurzaamheid van een economische activiteit te bepalen.

Ten slotte dient de Commissie te onderzoeken of het passend is het toepassingsgebied van deze verordening uit te breiden tot andere duurzaamheidsdoelstellingen, met name sociale duurzaamheidsdoelstellingen, alsmede het gebruik van het gemeenschappelijke concept "ecologisch duurzame belegging" in Unierecht en op het niveau van de lidstaten.

Bij toekomstige wetgevingsvoorstellen van de Commissie die het gebruik van de EU-classificatie van ecologisch duurzame economische activiteiten in andere sectoren verplicht stellen, zullen effectbeoordelingen worden uitgevoerd, overeenkomstig de beginselen voor betere regelgeving.

De Commissie moet haar verslag aan het Europees Parlement en de Raad zenden. De Commissie moet, zo nodig, voorstellen doen om deze verordening aan te passen.

   Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 geeft het onderwerp en het toepassingsgebied van deze verordening aan.

Dit voorstel legt het raamwerk vast voor het uitwerken van eenvormige criteria om de ecologische duurzaamheid van een economische activiteit te bepalen, uitsluitend met het oog op het bepalen van de mate van duurzaamheid van een belegging.

Dit voorstel biedt de basis om de ecologische duurzaamheid te bepalen van economische activiteiten - niet die van ondernemingen of activa. Daardoor harmoniseert het niet de methodiek om de ecologische duurzaamheid van een belegging in bepaalde ondernemingen of activa te bepalen. Aan de hand echter van deze eenvormige criteria voor ecologisch duurzame activiteiten zal, voor beleggingsdoeleinden, de mate van ecologisch duurzaamheid van een bepaalde onderneming kunnen worden bepaald. Indien een onderneming uitsluitend ecologisch duurzame activiteiten verricht, geldt de belegging in die onderneming als ecologisch duurzaam. Zodoende zal een aandeel in die onderneming een ecologisch duurzaam actief zijn. Ondernemingen die diverse activiteiten verrichten en waarvan slechts een deel daarvan ecologisch duurzaam is, hebben misschien een verschillende mate van ecologische duurzaamheid, die kan worden bepaald aan de hand van bijvoorbeeld het aandeel van de omzet dat afkomstig is van duurzame activiteiten in vergelijking met andere activiteiten. De activa die worden gebruikt om uitsluitend de ecologisch duurzame activiteiten van de onderneming te financieren (bijv. bepaalde types obligaties), zullen als ecologisch duurzaam worden beschouwd, terwijl andere activa een andere mate van ecologische duurzaamheid zullen hebben. De mate van ecologische duurzaamheid kan ook worden bepaald voor beleggingsportfolio's die meerdere ondernemingen omvatten, hetgeen beleggingen in ecologisch duurzame economische activiteiten zal stimuleren, zonder beleggingen in andere economische activiteiten te benadelen of daarvoor negatieve prikkels te creëren.

Deze verordening is van toepassing op de lidstaten en de Unie in het kader van de vereisten voor marktspelers om financiële producten of overheidsobligaties met milieudoelstellingen in de markt te zetten, met name in het kader van de toekenning van labels.

Deze verordening stelt geen keurmerk voor duurzame financiële producten in. In plaats daarvan voorziet zij in het raamwerk om de criteria te bepalen die in aanmerking moeten worden genomen bij het opzetten van dit soort labels op nationaal niveau of op EU-niveau. Zodoende belet deze verordening de lidstaten niet om regelingen voor de toekenning van labels in stand te houden of verder te ontwikkelen - zolang deze voldoen aan de criteria die hier zijn vastgesteld voor ecologisch duurzame economische activiteiten.

Indien in de toekomst een label voor financiële producten wordt ontwikkeld onder de milieukeurverordening, kunnen reeds bestaande nationale regelingen voor de toekenning van labels blijven bestaan naast die milieukeur, mits ze voldoen aan de voorwaarden van artikel 11 van de milieukeurverordening.

Dit voorstel houdt verband met het voorstel voor een verordening ter verbetering van de informatieverschaffing over de duurzaamheid [voorstel van de Commissie betreffende informatieverschaffing in verband met duurzame beleggingen en duurzaamheidsrisico's en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/2341].

Deze verordening eist dat financiëlemarktdeelnemers die onderworpen zijn aan de in het voorstel voor een verordening ter verbetering van de informatieverschaffing over de duurzaamheid beschreven informatieverschaffingsverplichtingen (bijv. fondsbeheerders), informatie verschaffen over de mate van ecologische duurzaamheid van de financiële producten waarmee volgens hen milieudoelstellingen worden nagestreefd.

Indien een fondsbeheerder een fonds aanbiedt dat volgens hem een "groen fonds" is, zal hij voor dat specifieke fonds moeten aangeven hoe en in welke mate de criteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten zijn gebruikt om de ecologische duurzaamheid van de belegging te bepalen in het precontractueleinformatieverschaffingsdocument van het fonds.

Hoever deze verplichting gaat, zal in gedelegeerde handelingen nader worden bepaald zodra de technische screeningcriteria voor ecologisch duurzame activiteiten zijn ontwikkeld.

Deze informatieverschaffingsverplichting zal beleggers de mate van ecologische duurzaamheid van een financieel product beter helpen te begrijpen en deze beter te vergelijken voordat zij beleggingsbeslissingen nemen.

Deze verordening bevat bepalingen die een raamwerk bieden voor het proces om de technische screeningcriteria te ontwikkelen die ten gronde liggen aan de totstandbrenging van de EU-classificatie van ecologisch duurzame economische activiteiten.

Zij voorziet in een geleidelijke inwerkingtreding van de verordening zodra de criteria van de classificatie voor elke milieudoelstelling voldoen uitgerijpt en stabiel zijn, zodat een consultatieproces met stakeholders mogelijk wordt om bij de betrokken financiëlemarktdeelnemers acceptatie en een goed begrip van het concept te creëren.

Artikel 2 bevat de definities van de termen die in deze verordening worden gebruikt.

De definities van financiëlemarktdeelnemers en van financiële producten zijn die welke in het voorstel voor een verordening ter verbetering van de informatieverschaffing over de duurzaamheid worden gegeven.

Artikel 3 legt de criteria vast om de ecologische duurzaamheid van een economische activiteit te bepalen, met het oog op het bepalen van de mate van ecologische duurzaamheid van een belegging. Volgens die criteria moet de economische activiteit substantieel bijdragen aan één of meer milieudoelstellingen en mag zij andere doelstellingen geen aanzienlijke schade berokkenen. Ook erkennen deze criteria de beginselen die zijn vastgelegd in de Europese pijler van sociale rechten en eisen zij daarom dat de economische activiteit wordt verricht in overeenstemming met internationale minimumnormen op sociaal gebied en op het gebied van arbeid.

Zodra de Commissie - door middel van gedelegeerde handelingen - de technische screeningcriteria om uit te maken wat een substantiële bijdrage aan een milieudoelstelling vormt en wat substantiële schade aan andere doelstellingen is, nader heeft ingevuld, zijn die criteria ook van toepassing.

Artikel 4 legt de verplichtingen voor lidstaten en financiëlemarktdeelnemers neer om in specifieke gevallen de in artikel 3 gegeven criteria te gebruiken.

Het bepaalt dat zowel de lidstaten als de Unie de eenvormige criteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten moeten gebruiken wanneer zij de vereisten vastleggen om financiële producten of bedrijfsobligaties als ecologisch duurzaam in te markt te zetten, met name in het kader van regelingen voor de toekenning van labels (bijv. voor groene obligaties). Het legt ook een informatieverschaffingsverplichting vast voor activabeheerders en institutionele beleggers die financiële producten aanbieden die op de markt worden gebracht als ecologisch duurzaam of als beleggingen met gelijksoortige kenmerken, waarvan de reikwijdte nader zal worden ingevuld in de gedelegeerde handelingen van de Commissie.

Overeenkomstig artikel 18 zullen die verplichtingen pas van toepassing worden nadat de Commissie de technische criteria nader heeft bepaald die moeten worden gebruikt om uit te maken wanneer een activiteit substantieel bijdraagt aan een bepaalde milieudoelstelling en de andere doelstellingen geen aanzienlijk schade berokkent.

Artikel 5 bepaalt dat, voor de toepassing van deze verordening, de milieudoelstellingen de volgende zijn: 1) mitigatie van klimaatverandering; 2) adaptatie aan klimaatverandering; 3) duurzaam gebruik en bescherming van water en mariene hulpbronnen; 4) transitie naar een circulaire economie, afvalpreventie en recycling; 5) preventie en beheersing van verontreiniging; 6) bescherming van gezonde ecosystemen.

In de artikelen 6 tot en met 11 worden voor elk van de milieudoelstellingen de criteria voor een substantiële bijdrage nader bepaald.

De Commissie wordt gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op de nadere invulling van de technische screeningcriteria voor wat voor een bepaalde economische activiteit als een substantiële bijdrage aan een bepaalde milieudoelstelling geldt en wat wordt geacht aanzienlijke schade te berokkenen aan andere doelstellingen.

Elk artikel vermeldt de datum van vaststelling van de betrokken gedelegeerde handeling, zodat de EU-classificatie op basis van de technische screeningcriteria stapsgewijs kan worden ontwikkeld. De criteria die verband houden met mitigatie van en adaptatie aan klimaatverandering zullen het eerst worden vastgesteld (tegen december 2019). De criteria met betrekking tot de andere doelstellingen zullen stapsgewijs worden vastgesteld en toegepast tegen december 2021 (transitie naar een duurzame economie, afvalpreventie en recycling, en preventie en beheersing van verontreiniging) en tegen december 2022 (duurzaam gebruik en bescherming van water en mariene hulpbronnen, en bescherming van gezonde ecosystemen).

Artikel 12 geeft de details voor de criteria om uit te maken wanneer een economische activiteit milieudoelstellingen aanzienlijke schade berokkent.

Artikel 13 legt minimumgaranties vast aan de hand van de beginselen en rechten geformuleerd in de acht fundamentele verdragen genoemd in de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk.

Artikel 14 trekt de krijtlijnen voor de machtiging van de Commissie door de vereisten te geven voor de technische screeningcriteria die via gedelegeerde handelingen moeten worden vastgesteld.

Met name wordt daarin geëist dat die criteria voortbouwen op normen en labels die reeds op Unieniveau bestaan, waarbij de ecologische duurzaamheidscriteria uit andere contexten worden gegeven (zoals productetikketering, milieubescherming enz.). Aangezien die normen niet automatisch zijn te vertalen naar activa waarin kan worden belegd, dienen de technische criteria deze operationeel te maken voor beleggingsdoeleinden.

Die criteria dienen ook de vereisten in aanmerking te nemen die in bestaande EU-wetgeving worden beschreven, met name om de minimumeisen te bepalen die in acht moeten worden genomen om aanzienlijke schade aan een milieudoelstelling te vermijden. Dit houdt in dat een beoordeling wordt gemaakt van de vraag of bestaande vereisten al dan niet voldoende zijn voor dat doel.

De technische screeningcriteria dienen werkbaar te zijn, gemakkelijk toe te passen en verifieerbaar binnen redelijke marges inzake compliancekosten, en voldoende juridische duidelijkheid te bieden.

Bij het vastleggen van de technische screeningcriteria dient de Commissie het gebruik na te gaan van eventueel per economische sector en subsector verschillende criteria om in aanmerking te komen, en dient zij ernaar te streven dat het gemak waarmee een economische speler een activiteit kan uitoefenen die als duurzaam kan gelden, grotendeels gelijk is per sector.

Ook dient de Commissie rekening te houden met de potentiële impact van deze criteria op de waardering van de activa die tot vóór de vaststelling van de technische screeningcriteria volgens bestaande marktpraktijken als "groene" activa golden. Zij dient na te gaan of deze criteria voor duurzame activiteiten aanleiding zouden geven tot "gestrande" activa en het risico dat bepaalde activa aan waarde zouden verliezen als gevolg van de transitie naar een duurzamere economie, alsmede het risico om incoherente prikkels te geven.

De technische screeningcriteria dienen ook rekening te houden met de effecten op de liquiditeit van de markt en de mededinging.

Artikel 15 verlangt dat de Commissie een platform voor duurzame financiering opricht dat bestaat uit deskundigen die de Commissie over de technische screeningcriteria moeten adviseren. Het platform zal de vorm hebben van een deskundigengroep van de Commissie die wordt opgericht in overeenstemming met de horizontale voorschriften voor deskundigengroepen, en zal de deskundigengroep vervangen die voordien vergelijkbare taken kreeg toegewezen.

Artikel 16 handelt over de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheden.

Artikel 17 bevat een evaluatieclausule, die de Commissie verplicht om tegen 31 december 2021, en nadien om de drie jaar, een verslag uit te brengen waarin een evaluatie wordt gemaakt van de implementatie van deze verordening en de eventuele noodzaak om deze aan te passen.

Artikel 18 bepaalt de datum van inwerkingtreding en de rechtstreekse toepasselijkheid van deze verordening.

Het stelt de toepasselijkheid van de verordening uit tot een datum die ligt na de vaststelling van de gedelegeerde handelingen waarin, voor elk van de milieudoelstellingen, de technische screeningcriteria worden vastgelegd. Zodoende zullen, wat elk van deze milieudoelstellingen betreft, de bepalingen met betrekking tot elke milieudoelstelling pas van toepassing worden zes maanden nadat de technische screeningcriteria zijn vastgesteld, om de betrokken marktspelers voldoende tijd te geven zich voor te bereiden.

2018/0178 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de totstandbrenging van een raamwerk om duurzame beleggingen te bevorderen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank 18 ,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 19 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Met artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende Europese Unie wordt beoogd een interne markt tot stand te brengen die zich inzet voor de duurzame ontwikkeling van Europa, op basis van onder meer een evenwichtige economische groei en een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu.

(2)Op 25 september 2015 heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een nieuw mondiaal raamwerk voor duurzame ontwikkeling vastgesteld: de 2030 Agenda voor duurzame ontwikkeling 20 , waarin de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen (hierna "SDG's" genoemd) centraal staan die drie duurzaamheidspijlers bestrijken: milieu, sociaal en economie/governance. In de mededeling van de Commissie van 2016 over de volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst 21 worden de SDG's gekoppeld aan het beleidsraamwerk van de Unie, zodat die doelstellingen van meet af aan worden geïntegreerd in alle acties en beleidsinitiatieven van de Unie, zowel binnen de Unie als mondiaal. In zijn conclusies van 20 juni 2017 heeft de Europese Raad 22 bevestigd dat de Unie en de lidstaten vastbesloten zijn de Agenda 2030 uit te voeren op volledige, samenhangende, alomvattende, geïntegreerde en doeltreffende wijze en in nauwe samenwerking met partners en andere stakeholders.

(3)In 2016 heeft de Raad, namens de Unie, de Klimaatovereenkomst van Parijs ondertekend 23 . In artikel 2, lid 1, onder c), van de Klimaatovereenkomst van Parijs wordt als doelstelling gesteld om de reactie op de dreiging van klimaatverandering te versterken, onder meer door geldstromen in lijn te brengen met een traject naar broeikasgasarme emissies en klimaatbestendige ontwikkeling.

(4)Duurzaamheid en de transitie naar een koolstofarme en klimaatbestendige, meer hulpbronnenefficiënte en circulaire economie zijn cruciale elementen om het concurrentievermogen van de Unie op lange termijn te waarborgen. Duurzaamheid vormt sinds lang de kern van het project van de Europese Unie en de Verdragen erkennen de sociale en ecologische dimensies van de Unie.

(5)In december 2016 heeft de Commissie een deskundigengroep op hoog niveau opgericht om een overkoepelende en alomvattende Uniestrategie inzake duurzame financiering te ontwikkelen. In het verslag van deze deskundigengroep dat op 31 januari 2018 is gepubliceerd 24 , wordt opgeroepen tot de oprichting van een technisch robuust classificatiesysteem op Unieniveau om duidelijkheid te bieden over de vraag welke activiteiten "groen" of "duurzaam" zijn, te beginnen met mitigatie van klimaatverandering.

(6)In maart 2018 is de Commissie met haar actieplan duurzame groei financieren gekomen 25 , waarin zij een ambitieuze en brede strategie voor duurzame financiering uittekent. Een van de doelstellingen uit dat actieplan is het heroriënteren van kapitaalstromen in de richting van duurzame beleggingen om zo duurzame en inclusieve groei te bewerkstelligen. De totstandbrenging van een eengemaakt classificatiesysteem voor duurzame activiteiten is de belangrijkste en dringendste maatregel die in het actieplan wordt overwogen. In het actieplan wordt erkend dat de verschuiving van kapitaalstromen naar duurzamere activiteiten moet stoelen op een consensus over wat "duurzaam" inhoudt. In een eerste stap dienen duidelijke handvatten met betrekking tot activiteiten die kwalificeren als bijdragend aan milieudoelstellingen, beleggers te helpen informeren over de beleggingen die ecologisch duurzame economische activiteiten financieren. In een latere fase kunnen misschien verdere handvatten worden ontwikkeld over de activiteiten die bijdragen tot andere duurzaamheidsdoelstellingen, zoals sociale doelstellingen.

(7)In Besluit nr. 1386/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad 26 is opgeroepen tot een uitbreiding van de financiering door de private sector voor milieu- en klimaatgerelateerde uitgaven, met name door het invoeren van stimulansen en methodologieën die bedrijven aanzetten tot meting van de milieukosten van hun activiteiten en van de winst als gevolg van het gebruik van milieudiensten.

(8)Om de SDG's in de Unie te verwezenlijken, moeten kapitaalstromen naar duurzame investeringen worden geleid. Het is van belang het potentieel van de interne markt ten volle te benutten om die doelstellingen te verwezenlijken. Daarnaast is het van belang om ervoor te zorgen dat kapitaalstromen die naar duurzame investeringen worden geleid, niet worden verstoord op de interne markt.

(9)Financiële producten aanbieden waarmee ecologisch duurzame doelstellingen worden nagestreefd, is een doeltreffende manier om particuliere beleggingen te kanaliseren naar duurzame activiteiten. Nationale vereisten om financiële producten en bedrijfsobligaties als duurzame beleggingen in de markt te zetten, met name vereisten waarmee de betrokken marktspelers een nationaal label kunnen gebruiken, zetten in op het vergroten van het beleggersvertrouwen, het creëren van zichtbaarheid en het aanpakken van zorgen over "greenwashing". Met "greenwashing" wordt de praktijk bedoeld waarbij een oneerlijk concurrentievoordeel wordt verkregen door een financieel product als milieuvriendelijk in de markt te zetten, terwijl dat in feite niet aan elementaire milieunormen voldoet. Momenteel zijn er slechts in een paar lidstaten regelingen voor het toekennen van labels. Deze berusten op uiteenlopende taxonomieën voor de classificatie van ecologisch duurzame economische activiteiten. Gezien de politieke toezeggingen in het kader van de Klimaatovereenkomst van Parijs en op Unieniveau, valt te verwachten dat meer en meer lidstaten zullen overwegen regelingen voor de toekenning van labels op te zetten of andere eisen aan marktspelers te stellen ten aanzien van financiële producten of bedrijfsobligaties die als ecologisch duurzaam in de markt worden gezet. Daarbij zouden lidstaten dan hun eigen nationale taxonomieën gebruiken om te bepalen welke beleggingen als duurzaam kwalificeren. Indien dergelijke nationale vereisten zijn gebaseerd op uiteenlopende criteria voor het beantwoorden van de vraag welke economische activiteiten als ecologisch duurzaam kwalificeren, zullen beleggers ontmoedigd worden om over de grenzen heen te investeren door de problemen die zij hebben om de verschillende beleggingskansen te vergelijken. Daarnaast zouden economische spelers die beleggingen van over de hele Unie willen aantrekken, in de verschillende lidstaten aan uiteenlopende criteria moeten voldoen, willen hun activiteiten voor de verschillende labels als ecologisch duurzaam kwalificeren. Het ontbreken van eenvormige criteria zal dus de kosten opdrijven en zal een sterk negatieve prikkel doen ontstaan voor economische spelers, die zou neerkomen op een belemmering van de toegang tot grensoverschrijdende kapitaalmarkten voor duurzame beleggingen. De barrières voor toegang tot grensoverschrijdende kapitaalmarkten met het oog op het aantrekken van middelen voor duurzame projecten, zullen naar verwachting nog verder toenemen. De criteria om te bepalen wanneer een economische activiteit ecologisch duurzaam is, dienen dus op Unieniveau te worden geharmoniseerd, om de hinderpalen voor het functioneren van de interne markt op te ruimen en te voorkomen dat verdere hinderpalen ontstaan. Met dit soort harmonisatie zullen economische spelers het eenvoudiger vinden om over de grenzen heen financiering aan te trekken voor hun groene activiteiten, omdat hun economische activiteiten kunnen worden afgetoetst aan eenvormige criteria om te worden geselecteerd als onderliggende activa voor ecologisch duurzame beleggingen. Een en ander zal dus ertoe bijdragen om in de Unie beleggingen over grenzen heen aan te trekken.

(10)Bovendien is het zo dat, indien marktdeelnemers geen toelichting verschaffen over de vraag hoe de activiteiten waarin zij beleggen, aan milieudoelstellingen bijdragen of indien zij in hun toelichting uiteenlopende concepten hanteren over wat een "duurzame" economische activiteit is, beleggers het onevenredig lastig zullen vinden om deze verschillende financiële producten te controleren en te vergelijken. Gebleken is dat beleggers hierdoor worden ontmoedigd om in groene financiële producten te beleggen. Bovendien heeft het gebrek aan beleggersvertrouwen belangrijke schadelijke effecten op de markt voor duurzame beleggingen. Voorts is aangetoond dat nationale regels of marktgebaseerde initiatieven om binnen nationale grenzen iets te doen aan deze kwestie, zullen leiden tot compartimentering van de interne markt. Indien financiëlemarktdeelnemers informatie verschaffen over de vraag hoe financiële producten die volgens hen milieuvriendelijk zijn, aan milieudoelstellingen voldoen en indien zij voor die informatieverschaffing gebruikmaken van in de hele Unie gemeenschappelijke criteria voor wat een ecologisch duurzame economische activiteit is, zal dit beleggers helpen om milieuvriendelijke beleggingskansen over de grenzen heen te vergelijken. Beleggers zullen in de hele Unie met meer vertrouwen in groene financiële producten beleggen, hetgeen het functioneren van de interne markt ten goede zal komen.

(11)Om de bestaande hinderpalen voor het functioneren van de interne markt aan te pakken en om te vermijden dat in de toekomst dergelijke obstakels ontstaan, dient van de lidstaten te worden verlangd dat zij, wanneer zij op nationaal niveau eisen aan marktspelers uitwerken om financiële producten of overheidsobligaties een label ecologisch duurzaam toe te kennen, een gemeenschappelijk concept hanteren van wat een ecologisch duurzame belegging is. Om diezelfde redenen dienen fondsbeheerders en institutionele beleggers die afficheren dat zijzelf milieudoelstellingen nastreven, van hetzelfde concept van ecologisch duurzame belegging gebruik te maken wanneer zij informatie verschaffen over de vraag hoe zij die doelstellingen nastreven.

(12)De vaststelling van criteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten kan bedrijven ertoe aanzetten om op hun websites, op vrijwillige basis, informatie te verschaffen over de ecologisch duurzame economische activiteiten die zij verrichten. Die informatie zal niet alleen de betrokken spelers op de financiële markten helpen om gemakkelijk uit te maken welke bedrijven ecologisch duurzame economische activiteiten verrichten, maar ook zal zij die bedrijven helpen om financiering voor hun groene activiteiten aan te trekken.

(13)Een Unieclassificatie van ecologisch duurzame economische activiteiten zou de ontwikkeling van toekomstig Uniebeleid faciliteren, met inbegrip van Uniebrede normen voor ecologisch duurzame financiële producten, en uiteindelijk de vaststelling van labels die formele erkenning bieden van de inachtneming van die normen in de hele Unie. Eenvormige juridische vereisten om beleggingen, op basis van eenvormige criteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten, als economisch duurzame beleggingen te beschouwen, zijn noodzakelijk als ijkpunt voor toekomstige Uniewetgeving die inzet op het faciliteren van die beleggingen.

(14)In het kader van het bereiken van SDG's in de Unie, zijn beleidskeuzes zoals de oprichting van een Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) doeltreffend gebleken om particuliere beleggingen - samen met overheidsuitgaven - naar duurzame beleggingen te leiden. Verordening (EU) 2015/2017 van het Europees Parlement en de Raad 27 geeft 40 % klimaatinvesteringen als streefcijfer voor infrastructuur- en innovatieprojecten in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen. Gemeenschappelijke criteria voor de duurzaamheid van economische activiteiten kunnen nieuwe vergelijkbare initiatieven van de Unie schragen die investeringen ondersteunen waarmee klimaatgerelateerde of andere milieudoelstellingen worden nagestreefd.

(15)Om te vermijden dat de markt wordt gecompartimenteerd, maar ook dat consumentenbelangen worden geschaad door een uiteenlopende invulling van het begrip ecologisch duurzame economische activiteiten, dienen nationale vereisten die marktspelers in acht dienen te nemen wanneer zij hun financiële producten of bedrijfsobligaties als ecologisch duurzaam in de markt willen zetten, voort te bouwen op de eenvormige criteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten. Bij die marktspelers gaat het om financiëlemarktdeelnemers die "groene" financiële producten aanbieden, en om niet-financiële vennootschappen die "groene" bedrijfsobligaties uitgeven.

(16)Om te vermijden dat consumentenbelangen worden geschaad, dienen fondsbeheerders en institutionele beleggers die financiële producten als zijnde ecologisch duurzaam aanbieden, informatie te verschaffen over de vraag hoe en in welke mate de criteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten zijn gebruikt om de ecologische duurzaamheid van de beleggingen te bepalen. De verschafte informatie dient beleggers in staat te stellen inzicht te krijgen in het gedeelte van de belegging waarmee ecologisch duurzame economische activiteiten worden gefinancierd, uitgedrukt als percentage van alle economische activiteiten - en dus in de mate van ecologische duurzaamheid van de belegging. De Commissie dient nader aan te geven welke informatie daarvoor dient te worden verschaft. Die informatie dient nationale bevoegde autoriteiten in staat te stellen om de inachtneming van de informatieverschaffingsverplichting eenvoudig na te gaan en om die verplichting af te dwingen in overeenstemming met het toepasselijke nationale recht.

(17)Om te vermijden dat de informatieverschaffingsverplichting wordt omzeild, dient die verplichting ook te gelden bij het aanbieden van financiële producten met kenmerken die vergelijkbaar zijn met ecologisch duurzame beleggingen, met inbegrip van die beleggingen die milieubescherming in ruime zin als doelstelling hebben. Van financiëlemarktdeelnemers dient niet te worden verlangd dat zij uitsluitend beleggen in ecologisch duurzame economische activiteiten die zijn vastgesteld in overeenstemming met de in deze verordening beschreven technische screeningcriteria. Zij dienen te worden aangemoedigd om de Commissie te informeren indien zij van mening zijn dat een economische activiteit die niet aan de technische screeningcriteria voldoet of waarvoor dergelijke criteria nog niet zijn vastgesteld, als ecologisch duurzaam dient te worden beschouwd, ten einde de Commissie te helpen na te gaan of de technische screeningcriteria dienen te worden aangevuld of bijgewerkt.

(18)Om uit te maken of een economische activiteit ecologisch duurzaam is, dient een uitputtende lijst van milieudoelstelling te worden vastgesteld.

(19)De milieudoelstelling van bescherming van gezonde ecosystemen dient te worden uitgelegd rekening houdende met de desbetreffende wetgevings- en niet-wetgevingsinstrumenten van de Unie, met inbegrip van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad 28 , Richtlijn 92/43/EEG van de Raad 29 , Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad 30 , de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 31 , de EU-strategie voor groene infrastructuur, Richtlijn 91/676/EEG van de Raad 32 , Verordening (EU) nr. 511/2014 van het Europees Parlement en de Raad 33 , Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad 34 , het actieplan voor wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT) 35 en het actieplan tegen de illegale handel in wilde dieren en planten 36 .

(20)Voor elk van de milieudoelstellingen dienen eenvormige criteria te worden vastgesteld om economische activiteiten te beschouwen als substantieel bijdragend aan die doelstelling. Een onderdeel van de eenvormige criteria dient te zijn dat aanzienlijke schade aan in deze verordening beschreven milieudoelstellingen wordt vermeden. Zo moet worden vermeden dat beleggingen als ecologisch duurzaam worden beschouwd ook al berokkenen de economische activiteiten die van deze beleggingen profiteren, meer schade aan het milieu dan de bijdrage die zij leveren aan een milieudoelstelling. De voorwaarden voor een substantiële bijdrage en voor het niet berokkenen van aanzienlijke schade dienen het mogelijk te maken dat beleggingen in ecologisch duurzame economische activiteiten een reële bijdrage leveren aan de milieudoelstellingen.

(21)Indachtig de gezamenlijke toezegging van het Europese Parlement, de Raad en de Commissie om de beginselen die in de Europese pijler van sociale rechten zijn vastgelegd ter ondersteuning van duurzame en inclusieve groei en bewust van de relevantie van internationale minimumnormen inzake mensen- en arbeidsrechten, dient inachtneming van minimumgaranties een voorwaarde te zijn, willen economische activiteiten als ecologisch duurzaam kwalificeren. Om die reden dienen economische activiteiten uitsluitend als ecologisch duurzaam te kwalificeren wanneer zij worden verricht met inachtneming van de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (hierna "IAO" genoemd) betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk en de acht IAO-basisverdragen. In de IAO-basisverdragen worden mensenrechten en arbeidsrechten vastgesteld die bedrijven in acht moeten nemen. Diverse van deze internationale normen zijn ook vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name het verbod van slavernij en dwangarbeid en het non-discriminatiebeginsel. Die minimumgaranties laten in voorkomend geval de toepassing onverlet van strengere eisen inzake milieu, gezondheid, veiligheid en sociale duurzaamheid die in het Unierecht zijn vastgesteld.

(22)Gezien de specifieke technische details die nodig zijn om de milieu-impact van een economische activiteit te beoordelen, en gezien het snel veranderende karakter van wetenschap en technologie, dienen de criteria van ecologisch duurzame economische activiteiten op regelmatige tijdstippen aan die veranderingen te worden aangepast. Willen de criteria actueel zijn en gebaseerd zijn op wetenschappelijk bewijs en input van deskundigen en betrokken stakeholders, dan dienen de voorwaarden voor wat een substantiële bijdrage en aanzienlijke schade is voor de verschillende economische activiteiten, meer in detail te worden uitgewerkt en dienen zij op regelmatige tijdstippen te worden bijgewerkt. Met het oog daarop dient de Commissie voor de verschillende economische activiteiten gedetailleerde en gekalibreerde technische screeningcriteria vast te stellen, op basis van de technische input van een multistakeholderplatform voor duurzame financiering.

(23)Sommige economische activiteiten hebben een negatieve impact op het milieu en een substantiële bijdrage aan één of meer milieudoelstellingen kan worden bereikt door die negatieve impact te verminderen. Voor die economische activiteiten dienen technische screeningcriteria te worden vastgesteld die een substantiële verbetering van de milieuprestaties ten opzichte van (onder meer) het sectorale gemiddelde vergen. Die criteria dienen ook rekening te houden met de impact op lange termijn van een bepaalde economische activiteit.

(24)Een economische activiteit mag niet als ecologisch duurzaam worden beschouwd indien deze het milieu meer schade berokkent dan de voordelen die zij oplevert. De technische screeningcriteria dienen de minimumeisen in kaart te brengen die nodig zijn om aanzienlijke schade aan andere doelstellingen te vermijden. Bij het vaststellen en bijwerken van de technische screeningcriteria dient de Commissie erop toe te zien dat die criteria zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en dat zij op geregelde tijdstippen worden bijgewerkt. Wanneer het risico op basis van wetenschappelijke evaluatie met onvoldoende zekerheid kan worden bepaald, dient het voorzorgsbeginsel te gelden, overeenkomstig artikel 191 VWEU.

(25)Bij het vaststellen en bijwerken van de technische screeningcriteria dient de Commissie rekening te houden met het desbetreffende Unierecht, alsmede met reeds bestaande niet-wetgevingsinstrumenten van de Unie, met inbegrip van Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad 37 , het EU-milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) 38 , de EU-criteria voor groene overheidsopdrachten 39 en de lopende werkzaamheden met betrekking tot regels voor de ecologische voetafdruk van producten en organisaties 40 . Om onnodige incoherenties te vermijden met classificaties van economische activiteiten die reeds voor andere doeleinden bestaan, dient de Commissie ook rekening te houden met de statistische classificaties met betrekking tot de sector milieugoederen en -diensten, met name de classificatie van activiteiten voor de bescherming van het milieu (CEPA) en de classificatie van activiteiten voor het beheer van hulpbronnen (CReMA) 41 .

(26)Bij het vaststellen en bijwerken van de technische screeningcriteria dient de Commissie ook rekening te houden met de specifieke kenmerken van de infrastructuursector en dient zij ook ecologische, sociale en economische externaliteiten in een kosten-batenanalyse mee te nemen. Op dat punt dient de Commissie rekening te houden met de werkzaamheden van internationale organisaties, zoals de OESO, de desbetreffende Uniewetgeving en -normen, met inbegrip van Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad 42 , Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad 43 , Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad 44 , Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad 45 , Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad 46 , en de bestaande methodiek. In dat verband dienen de technische screeningcriteria passende governanceraamwerken te bevorderen waarin ecologische, sociale en governancefactoren zijn geïntegreerd, als bedoeld in de door de Verenigde Naties gesteunde Principles for Responsible Investment (UN PRI) 47 , tijdens alle fasen van de levenscyclus van een project.

(27)Om te vermijden dat bij het aantrekken van financiering voor ecologisch duurzame economische activiteiten de mededinging wordt verstoord, dienen de technische screeningcriteria ervoor te zorgen dat alle betrokken economische activiteiten binnen een bepaalde bedrijfstak als ecologisch duurzaam kunnen kwalificeren en gelijk worden behandeld indien zij in gelijke mate aan één of meer van de in deze verordening bepaalde milieudoelstellingen bijdragen. Hun potentiële vermogen om aan die milieudoelstellingen bij te dragen, kan echter verschillen tussen bedrijfstakken, hetgeen in de criteria tot uiting dient te komen. Binnen elke bedrijfstak mogen deze criteria echter niet bepaalde economische activiteiten oneerlijk benadelen tegenover andere indien die eerste groep in dezelfde mate aan de milieudoelstellingen bijdraagt als de tweede groep.

(28)Bij het vaststellen van technische screeningcriteria dient de Commissie na te gaan of de vaststelling van die criteria voor ecologisch duurzame activiteiten aanleiding kan geven tot gestrande activa of incoherente prikkels kan afgeven, en of een en ander een negatief effect op liquiditeit van financiële markten kan hebben.

(29)Om te vermijden dat compliancekosten een te grote belasting zijn voor economische spelers, dient de Commissie technische screeningcriteria vast te stellen die voldoende rechtszekerheid bieden, werkbaar zijn, eenvoudig zijn toe te passen en waarvan de naleving binnen redelijke marges inzake compliancekosten na te gaan zijn.

(30)Om ervoor te zorgen dat beleggingen worden gekanaliseerd naar economische activiteiten die de grootste positieve impact op de milieudoelstellingen hebben, dient de Commissie prioriteit te geven aan de vaststelling van technische screeningcriteria voor de economische activiteiten die potentieel het meeste aan de milieudoelstellingen bijdragen.

(31)Passende technische screeningcriteria dienen te worden vastgesteld voor de vervoersector, onder meer voor mobiele activa, die rekening dienen te houden met het feit dat de vervoersector, met inbegrip van de internationale scheepvaart, voor bijna 26 % bijdraagt aan de totale broeikasgasemissies in de Unie. Zoals bleek uit het actieplan duurzame groei financieren 48 , vertegenwoordigt de vervoersector rond 30 % van de extra jaarlijkse investeringsbehoeften voor duurzame ontwikkeling in de Unie, onder meer door meer te elektrificeren of een sterkere transitie naar schonere vervoersvormen door het bevorderen van de modal shift en van verkeersbeheer.

(32)Het is van bijzonder belang dat de Commissie, wanneer zij de uitwerking van technische screeningcriteria voorbereidt, de nodige consultaties houdt in lijn met de vereisten inzake betere regelgeving. Bij het proces voor de vaststelling en bijwerking van technische screeningcriteria dienen ook de desbetreffende stakeholders te worden betrokken en dient te worden voortgebouwd op het advies van deskundigen met bewezen kennis en ervaring voor de betrokken gebieden. Daartoe dient de Commissie een platform voor duurzame financiering op te zetten. Dit platform dient te bestaan uit deskundigen die zowel de publieke als de particuliere sector vertegenwoordigen. Bij de vertegenwoordigers van de publieke sector dient het te gaan om deskundigen van het Europees Milieuagentschap (EEA), de Europese toezichthoudende autoriteiten (ESA's) en de Europese Investeringsbank (EIB). Bij de deskundigen uit de particuliere sector dient het te gaan om vertegenwoordigers van de betrokken stakeholders, zoals spelers op financiële markten, universiteiten, onderzoeksinstellingen, verenigingen en organisaties. Het platform dient de Commissie te adviseren over de uitwerking, analyse en herziening van technische screeningcriteria, onder meer wat betreft de potentiële impact ervan op de waardering van de activa die tot aan de vaststelling van de technische screeningcriteria volgens bestaande marktpraktijken als "groene" activa werden beschouwd. Ook dient het platform de Commissie te adviseren over de vraag of de technische screeningcriteria geschikt zijn voor verder gebruik in toekomstige beleidsinitiatieven van de Unie die gericht zijn op het bevorderen van duurzame investeringen.

(33)Met het oog op de nadere uitwerking van de in deze verordening uiteengezette vereisten, en met name met het oog op de vaststelling en uitwerking van gedetailleerde en gekalibreerde technische screeningcriteria van wat voor verschillende economische activiteiten een substantiële bijdrage en aanzienlijke schade aan de milieudoelstellingen is, dient ten aanzien van de informatie die vereist is om aan de in artikel 4, lid 3, uiteengezette informatieverschaffingsverplichting en de in artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 2, artikel 9, lid 2, artikel 10, lid 2, en artikel 11, lid 2, vermelde technische screeningcriteria te voldoen, aan de Commissie de bevoegdheid te worden overgedragen om handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende consultaties overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die consultaties plaatsvinden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Om met name te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, dienen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde moment te ontvangen als de deskundigen van de lidstaten, en dienen de deskundigen van het Europees Parlement en de Raad stelselmatig toegang te hebben tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

(34)Om de betrokken spelers voldoende tijd te geven om zich vertrouwd te maken met de in deze verordening uiteengezette criteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten en de toepassing ervan voor te bereiden, dienen de in deze verordening beschreven verplichtingen, voor elk van de milieudoelstellingen, van toepassing te worden zes maanden nadat de desbetreffende technische screeningcriteria zijn vastgesteld.

(35)De toepassing van deze verordening dient op regelmatige tijdstippen te worden bezien om na te gaan welke vooruitgang is geboekt bij de uitwerking van de technische screeningcriteria voor ecologisch duurzame activiteiten, het gebruik van de definitie van ecologisch duurzame beleggingen en de vraag of inachtneming van de verplichtingen het opzetten van een verificatiemechanisme rechtvaardigt. Bij deze evaluatie dient ook te worden nagegaan of het toepassingsgebied van deze verordening moet worden uitgebreid tot sociale duurzaamheidsdoelstellingen.

(36)Aangezien de doelstellingen van deze verordening onvoldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter op het niveau van de Unie kunnen worden gerealiseerd, omdat op Unieniveau eenvormige criteria moeten worden ingevoerd voor ecologisch duurzame economische activiteiten, kan de Unie maatregelen nemen in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I

Onderwerp, toepassingsgebied en definities

Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied

1.In deze verordening worden de criteria vastgesteld om uit te maken of een economische activiteit ecologisch duurzaam is, met het oog op het bepalen van de mate van ecologische duurzaamheid van een belegging.

2.Deze verordening is van toepassing op:

(a)door lidstaten of de Unie genomen maatregelen waarin voor marktspelers vereisten worden uiteengezet ten aanzien van financiële producten of bedrijfsobligaties die als ecologisch duurzaam op de markt worden gebracht;

(b)financiëlemarktdeelnemers die financiële producten aanbieden als zijnde ecologisch duurzame beleggingen of als beleggingen die vergelijkbare kenmerken hebben.

Artikel 2
Definities

1.Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(a)"ecologisch duurzame belegging": een investering waarmee één of meerdere economische activiteiten worden gefinancierd die op grond van deze verordening als ecologisch duurzaam kwalificeren;

(b)"financiëlemarktdeelnemers ": financiëlemarktdeelnemers in de zin van artikel 2, onder a), van [voorstel voor een verordening van de Commissie betreffende informatieverschaffing in verband met duurzame beleggingen en duurzaamheidsrisico's en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/2341];

(c)"financiële producten": financiële producten in de zin van artikel 2, onder j), van [voorstel voor een verordening van de Commissie betreffende informatieverschaffing in verband met duurzame beleggingen en duurzaamheidsrisico's en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/2341];

(d)"mitigatie van klimaatverandering": het proces om de gemiddelde mondiale temperatuurstijging te beperken tot beduidend minder dan 2 °C ten aanzien van het pre-industriële niveau en de temperatuurstijging te beperken tot 1,5 °C boven het pre-industriële niveau;

(e)"adaptatie aan klimaatverandering": het proces van aanpassing aan het daadwerkelijke en verwachte klimaat en de gevolgen daarvan;

(f)"broeikasgas": een broeikasgas genoemd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad 49 ;

(g)"circulaire economie": het zolang mogelijk behouden van de waarde van producten, materialen en hulpbronnen in de economie en het tot een minimum beperken van de afvalproductie, onder meer door toepassing van de afvalhiërarchie vastgesteld in artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad 50 ;

(h)"verontreiniging":

i)de directe of indirecte inbreng door menselijke activiteiten van stoffen, trillingen, warmte of geluid in lucht, water of bodem die de gezondheid van de mens of de milieukwaliteit kan aantasten, schade kan toebrengen aan materiële goederen, dan wel de belevingswaarde van het milieu of ander rechtmatig milieugebruik kan aantasten of in de weg kan staan;

ii)in het kader van mariene verontreiniging: verontreiniging in de zin van artikel 3, punt 8, van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad 51 ;

(i)"gezond ecosysteem": een ecosysteem dat in goede fysische, chemische en biologische toestand verkeert of dat van een goede fysische, chemische en biologische kwaliteit is;

(j)"energie-efficiëntie": een efficiënter energiegebruik in alle stadia van de energieketen - van opwekking tot eindverbruik;

(k)"goede milieutoestand": een goede milieutoestand in de zin van artikel 3, punt 5, van Richtlijn 2008/56/EG;

(l)"mariene wateren": mariene wateren in de zin van artikel 3, punt 1, van Richtlijn 2008/56/EG;

(m)"oppervlaktewater", "binnenwateren", "overgangswater" en "kustwateren" hebben dezelfde betekenis als in artikel 2, punten 1, 3, 6 en 7, van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad 52 ;

(n)"duurzaam bosbeheer": het gebruik van bossen en bosgronden op een manier en met een intensiteit waarbij deze hun biodiversiteit, productiviteit, regeneratiecapaciteit en vitaliteit behouden, alsook het vermogen om nu en in de toekomst relevante ecologische, economische en sociale functies op lokaal, nationaal en mondiaal niveau te vervullen, en waarbij geen schade aan andere ecosystemen wordt toegebracht.

Hoofdstuk II

Ecologisch duurzame economische activiteiten

Artikel 3
Criteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten

Met het oog op het bepalen van de mate van ecologische duurzaamheid van een belegging is een economische activiteit ecologisch duurzaam wanneer die activiteit aan elk van de volgende criteria voldoet:

(a)de economische activiteit draagt, overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 11, substantieel bij aan één of meer van de in artikel 5 genoemde milieudoelstellingen;

(b)de economische activiteit berokkent, overeenkomstig artikel 12, geen aanzienlijke schade aan de in artikel 5 genoemde milieudoelstellingen;

(c)de economische activiteit wordt verricht met inachtneming van de in artikel 13 vastgestelde minimumgaranties;

(d)de economische activiteit voldoet aan de technische screeningcriteria wanneer de Commissie die nader heeft uitgewerkt in overeenstemming met artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 2, artikel 9, lid 2, artikel 10, lid 2, en artikel 11, lid 2.

Artikel 4
Gebruik van de criteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten

1.De lidstaten passen de in artikel 3 voor het bepalen van ecologisch duurzame economische activiteiten vastgelegde criteria toe met het oog op maatregelen tot vaststelling van vereisten voor marktspelers ten aanzien van financiële producten of bedrijfsobligaties die als "ecologisch duurzaam" in de markt worden gezet.

2.Financiëlemarktdeelnemers die financiële producten aanbieden als zijnde ecologisch duurzaam of als beleggingen met vergelijkbare kenmerken, verschaffen informatie over de vraag hoe en in welke mate de in artikel 3 voor ecologisch duurzame economische activiteiten vastgelegde criteria worden gebruikt om de ecologische duurzaamheid van de belegging te bepalen. Wanneer financiëlemarktdeelnemers van oordeel zijn dat een economische activiteit die niet voldoet aan de in overeenstemming met deze verordening vastgestelde technische screeningcriteria of waarvoor die technische screeningcriteria nog niet zijn vastgesteld, als ecologisch duurzaam dient te worden beschouwd, kunnen zij de Commissie daarvan in kennis stellen.

3.De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 16 gedelegeerde handelingen vast tot aanvulling van lid 2 om nader aan te geven welke informatie vereist is om aan dat lid te voldoen, rekening houdende met de in overeenstemming met deze verordening vastgestelde technische screeningcriteria. Die informatie stelt beleggers in staat om het volgende te bepalen:

(a)het percentage van deelnemingen in ondernemingen die ecologisch duurzame economische activiteiten verrichten;

(b)het aandeel van de belegging waarmee ecologisch duurzame economische activiteiten worden gefinancierd, uitgedrukt als percentage van alle economische activiteiten.

4.De Commissie stelt de gedelegeerde handeling overeenkomstig lid 3 uiterlijk 31 december 2019 vast, om ervoor te zorgen dat deze per 1 juli 2020 van toepassing wordt. De Commissie kan die gedelegeerde handeling wijzigen, met name in het licht van wijzigingen van de gedelegeerde handelingen die in overeenstemming met artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 2, artikel 9, lid 2, artikel 10, lid 2, en artikel 11, lid 2, zijn vastgesteld.

Artikel 5
Milieudoelstellingen

Voor de toepassing van deze verordening is het volgende een milieudoelstelling:

(1)mitigatie van klimaatverandering;

(2)adaptatie aan klimaatverandering;

(3)duurzaam gebruik en bescherming van water en mariene hulpbronnen;

(4)transitie naar een circulaire economie, afvalpreventie en recycling;

(5)preventie en beheersing van verontreiniging;

(6)bescherming van gezonde ecosystemen.

Artikel 6
Substantiële bijdrage aan mitigatie van klimaatverandering

1.Een economische activiteit wordt geacht substantieel aan mitigatie van klimaatverandering bij te dragen wanneer die activiteit substantieel bijdraagt aan de stabilisering van de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer op een niveau waarop gevaarlijke antropogene verstoring van het klimaatsysteem wordt voorkomen, door het vermijden of verminderen van broeikasgasemissies of het versterken van broeikasverwijderingen door middel van een van de volgende methoden, onder meer door proces- of productinnovatie:

(a)opwekking, opslag of gebruik van hernieuwbare energie of klimaatneutrale energie (met inbegrip van koolstofneutrale energie), onder meer door gebruikmaking van innovatieve technologie met een potentieel voor aanzienlijke toekomstige besparingen of door de noodzakelijke versterking van het net;

(b)verbetering van de energie-efficiëntie;

(c)uitbreiding van schone of klimaatneutrale mobiliteit;

(d)overschakeling op het gebruik van hernieuwbare materialen;

(e)uitbreiding van het gebruik van koolstofafvang en -opslag (CCS);

(f)uitfasering van antropogene emissies van broeikasgassen, met inbegrip van fossiele brandstoffen;

(g)totstandbrenging van energie-infrastructuur die nodig is om energiesystemen koolstofvrij te maken;

(h)productie van schone en efficiënte brandstoffen uit hernieuwbare of koolstofneutrale bronnen.

2.De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 16 gedelegeerde handelingen vast tot:

(a)    aanvulling van lid 1 om technische screeningcriteria vast te stellen om uit te maken op welke voorwaarden een specifieke economische activiteit, voor de toepassing van deze verordening, geacht wordt substantieel bij te dragen aan mitigatie van klimaatverandering;

(b)    aanvulling van artikel 12 om technische screeningcriteria vast te stellen om, voor elke betrokken milieudoelstelling, uit te maken of een economische activiteit ten aanzien waarvan overeenkomstig punt a) van dit lid screeningcriteria zijn vastgesteld, wordt geacht, voor de toepassing van deze verordening, aanzienlijke schade te berokkenen aan één of meer van die doelstellingen.

3.De Commissie stelt de in lid 2 bedoelde technische screeningcriteria vast in één gedelegeerde handeling, rekening houdende met de in artikel 14 vastgestelde voorwaarden.

4.De Commissie stelt de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handeling uiterlijk 31 december 2019 vast, om ervoor te zorgen dat deze per 1 juli 2020 van toepassing wordt.

Artikel 7
Substantiële bijdrage aan adaptatie aan klimaatverandering

1.Een economische activiteit wordt geacht substantieel aan adaptatie aan klimaatverandering bij te dragen wanneer die activiteit substantieel bijdraagt aan het verminderen van de negatieve effecten van het huidige en verwachte toekomstige klimaat of een toename of verschuiving van negatieve effecten van klimaatverandering voorkomt, door middel van een van de volgende methoden:

(a)voorkomen of verminderen van de locatie- of contextspecifieke negatieve effecten van klimaatverandering op de economische activiteit, die worden beoordeeld en geprioriteerd aan de hand van beschikbare klimaatprognoses;

(b)voorkomen of verminderen van de negatieve effecten die klimaatverandering kan hebben voor de natuurlijke en gebouwde omgeving waarbinnen de economische activiteit plaatsvindt, hetgeen wordt beoordeeld en geprioriteerd aan de hand van beschikbare klimaatprognoses.

2.De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 16 een gedelegeerde handeling vast tot:

(a)aanvulling van lid 1 om technische screeningcriteria vast te stellen om uit te maken op welke voorwaarden een specifieke economische activiteit, voor de toepassing van deze verordening, geacht wordt substantieel bij te dragen aan adaptatie aan klimaatverandering;

(b)aanvulling van artikel 12 om technische screeningcriteria vast te stellen om, voor elke betrokken milieudoelstelling, uit te maken of een economische activiteit ten aanzien waarvan overeenkomstig punt a) van dit lid screeningcriteria zijn vastgesteld, wordt geacht, voor de toepassing van deze verordening, aanzienlijke schade te berokkenen aan één of meer van die doelstellingen.

3.De Commissie stelt de in lid 2 bedoelde technische screeningcriteria tezamen vast in één gedelegeerde handeling, rekening houdende met de in artikel 14 vastgestelde voorwaarden.

4.De Commissie stelt de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handeling uiterlijk 31 december 2019 vast, om ervoor te zorgen dat deze per 1 juli 2020 van toepassing wordt.

Artikel 8
Substantiële bijdrage aan het duurzaam gebruik en de bescherming van water en mariene hulpbronnen

1.Een economische activiteit wordt geacht substantieel aan het duurzaam gebruik en de bescherming van water en mariene hulpbronnen bij te dragen wanneer die activiteit substantieel bijdraagt aan de goede toestand van wateren, met inbegrip van zoet water, overgangswater en kustwateren, of de goede milieutoestand van mariene wateren door middel van een van de volgende methoden:

(a)bescherming van het aquatische milieu tegen de nadelige gevolgen van lozingen van stedelijk en industrieel afvalwater door, overeenkomstig de artikelen 3, 4, 5 en 11 van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad 53 , een afdoende opvang en behandeling van stedelijk en industrieel afvalwater te verzekeren;

(b)bescherming van de volksgezondheid tegen de schadelijke gevolgen van verontreiniging van voor menselijke consumptie bestemd water door ervoor te zorgen dat het geen micro-organismen, parasieten of andere stoffen bevat die een gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren, en dat het voldoet aan de minimumeisen bepaald in bijlage I, delen A en B, bij Richtlijn 98/83/EG van de Raad 54 , en uitbreiding van de toegang van burgers tot schoon drinkwater;

(c)onttrekking van water met inachtneming van de doelstelling van goede kwantitatieve toestand als omschreven in tabel 2.1.2 in bijlage V bij Richtlijn 2000/60/EG;

(d)verbetering van waterefficiëntie, bevordering van hergebruik van water, of iedere andere activiteit die de kwaliteit van Uniewaterlichamen beschermt of verbetert in overeenstemming met Richtlijn 2000/60/EG;

(e)borgen van het duurzame gebruik van mariene ecosysteemdiensten of bijdragen tot een goede milieutoestand van mariene wateren, als bepaald op grond van de kwalitatief beschrijvende elementen uiteengezet in bijlage I bij Richtlijn 2008/56/EG en zoals nader ingevuld in Besluit (EU) 2017/848 van de Commissie 55 .

2.De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 16 een gedelegeerde handeling vast tot:

(a)aanvulling van lid 1 om technische screeningcriteria vast te stellen om uit te maken op welke voorwaarden een specifieke economische activiteit, voor de toepassing van deze verordening, geacht wordt substantieel bij te dragen aan het duurzaam gebruik en de bescherming van water en mariene hulpbronnen;

(b)aanvulling van artikel 12 om technische screeningcriteria vast te stellen om, voor elke betrokken milieudoelstelling, uit te maken of een economische activiteit ten aanzien waarvan overeenkomstig punt a) van dit lid screeningcriteria zijn vastgesteld, wordt geacht, voor de toepassing van deze verordening, aanzienlijke schade te berokkenen aan één of meer van die doelstellingen.

3.De Commissie stelt de in lid 2 bedoelde technische screeningcriteria tezamen vast in één gedelegeerde handeling, rekening houdende met de in artikel 14 vastgestelde voorwaarden.

4.De Commissie stelt de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handeling uiterlijk 1 juli 2022 vast, om ervoor te zorgen dat deze per 31 december 2022 van toepassing wordt.

Artikel 9
Substantiële bijdrage aan de circulaire economie en aan afvalpreventie en recycling

1.Een economische activiteit wordt geacht substantieel bij te dragen aan de transitie naar een circulaire economie en aan afvalpreventie en recycling wanneer die activiteit substantieel aan die milieudoelstelling bijdraagt door middel van een van de volgende methoden:

(a)verbeteren van het efficiënte gebruik van grondstoffen bij de productie, onder meer door het terugdringen van het gebruik van primaire grondstoffen en het opvoeren van het gebruik van bijproducten en afvalstoffen;

(b)vergroten van de duurzaamheid, repareerbaarheid, verbeterbaarheid en herbruikbaarheid van producten;

(c)vergroten van de recycleerbaarheid van producten, met inbegrip van individuele materialen in producten, onder meer door substitutie of verminderd gebruik van producten en materialen die niet recycleerbaar zijn;

(d)vermindering van het gehalte aan gevaarlijke stoffen in materialen en producten;

(e)verlenging van het gebruik van producten onder meer door het uitbreiden van hergebruik, remanufacturing, upgrading, reparatie en delen van producten door consumenten;

(f)verhogen van het gebruik van secundaire grondstoffen en de kwaliteit ervan, onder meer door hoogkwalitatieve afvalrecycling;

(g)terugdringen van afvalproductie;

(h)uitbreiden van voorbereiding voor hergebruik en recycling van afval;

(i)vermijden van afvalverbranding en -verwijdering;

(j)vermijden en opruimen van zwerfvuil en andere verontreiniging veroorzaakt door onoordeelkundig afvalbeheer;

(k)efficiënt gebruik van natuurlijke energiebronnen.

2.De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 16 een gedelegeerde handeling vast tot:

(a)aanvulling van lid 1 om technische screeningcriteria vast te stellen om uit te maken op welke voorwaarden een specifieke economische activiteit, voor de toepassing van deze verordening, geacht wordt substantieel bij te dragen aan de circulaire economie en aan afvalpreventie en recycling;

(b)aanvulling van artikel 12 om technische screeningcriteria vast te stellen om, voor elke betrokken milieudoelstelling, uit te maken of een economische activiteit ten aanzien waarvan overeenkomstig punt a) van dit lid screeningcriteria zijn vastgesteld, wordt geacht, voor de toepassing van deze verordening, aanzienlijke schade te berokkenen aan één of meer van die doelstellingen.

3.De Commissie stelt de in lid 2 bedoelde technische screeningcriteria tezamen vast in één gedelegeerde handeling, rekening houdende met de in artikel 14 vastgestelde voorwaarden.

4.De Commissie stelt de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handeling uiterlijk 1 juli 2021 vast, om ervoor te zorgen dat deze per 31 december 2021 van toepassing wordt.

Artikel 10
Substantiële bijdrage aan preventie en beheersing van verontreiniging

1.Een economische activiteit wordt geacht substantieel bij te dragen aan preventie en beheersing van verontreiniging wanneer die activiteit aan een hoog niveau van bescherming van het milieu tegen verontreiniging bijdraagt door middel van een van de volgende methoden:

(a)vermindering van lucht-, water- en bodemverontreinigende emissies niet zijnde broeikasgassen;

(b)verbetering van het niveau van lucht-, water- of bodemkwaliteit in gebieden waar de economische activiteit plaatsvindt, terwijl de negatieve effecten op en risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu tot een minimum worden beperkt;

(c)significant schadelijke effecten van de productie en het gebruik van chemische stoffen op de menselijke gezondheid of het milieu tot een minimum beperken.

2.De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 16 een gedelegeerde handeling vast tot:

(a)aanvulling van lid 1 om technische screeningcriteria vast te stellen om uit te maken op welke voorwaarden een specifieke economische activiteit, voor de toepassing van deze verordening, geacht wordt substantieel bij te dragen aan preventie en beheersing van verontreiniging;

(b)aanvulling van artikel 12 om technische screeningcriteria vast te stellen om, voor elke betrokken milieudoelstelling, uit te maken of een economische activiteit ten aanzien waarvan overeenkomstig punt a) van dit lid screeningcriteria zijn vastgesteld, wordt geacht, voor de toepassing van deze verordening, aanzienlijke schade te berokkenen aan één of meer van die doelstellingen.

3.De Commissie stelt de in lid 2 bedoelde technische screeningcriteria tezamen vast in één gedelegeerde handeling, rekening houdende met de in artikel 14 vastgestelde voorwaarden.

4.De Commissie stelt de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handeling uiterlijk 1 juli 2021 vast, om ervoor te zorgen dat deze per 31 december 2021 van toepassing wordt.

Artikel 11
Substantiële bijdrage aan de bescherming van gezonde ecosystemen

1.Voor de toepassing van deze verordening wordt een economische activiteit geacht substantieel aan gezonde ecosystemen bij te dragen wanneer die activiteit substantieel bijdraagt aan het beschermen, behouden en versterken van biodiversiteit en ecosysteemdiensten overeenkomstig de desbetreffende wetgevings- en niet-wetgevingsinstrumenten van de Unie, door middel van een van de volgende methoden:

(a)natuurbescherming (habitats, soorten); beschermen, herstellen en versterken van de toestand van ecosystemen en hun vermogen om diensten te leveren;

(b)duurzaam bodembeheer, met inbegrip van afdoende bescherming van de bodembiodiversiteit; neutraliteit qua bodemdegradatie, en sanering van verontreinigde terreinen;

(c)duurzame landbouwpraktijken, met inbegrip van praktijken die bijdragen tot het tot staan brengen of voorkomen van ontbossing en habitatverlies;

(d)duurzaam bosbeheer.

2.De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 16 een gedelegeerde handeling vast tot:

(a)aanvulling van lid 1 om technische screeningcriteria vast te stellen om uit te maken op welke voorwaarden een specifieke economische activiteit, voor de toepassing van deze verordening, geacht wordt substantieel bij te dragen aan de bescherming van gezonde ecosystemen;

(b)aanvulling van artikel 12 om technische screeningcriteria vast te stellen om, voor elke betrokken milieudoelstelling, uit te maken of een economische activiteit ten aanzien waarvan overeenkomstig punt a) van dit lid screeningcriteria zijn vastgesteld, wordt geacht, voor de toepassing van deze verordening, aanzienlijke schade te berokkenen aan één of meer van die doelstellingen.

3.De Commissie stelt de in lid 2 bedoelde technische screeningcriteria tezamen vast in één gedelegeerde handeling, rekening houdende met de in artikel 14 vastgestelde voorwaarden.

4.De Commissie stelt de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handeling uiterlijk 1 juli 2022 vast, om ervoor te zorgen dat deze per 31 december 2022 van toepassing wordt.

Artikel 12
Aanzienlijke schade aan milieudoelstellingen

Voor de toepassing van artikel 3, punt b), wordt een economische activiteit geacht aanzienlijke schade te berokkenen aan:

(a)mitigatie van klimaatverandering: wanneer die activiteit leidt tot aanzienlijke broeikasgasemissies;

(b)adaptatie aan klimaatverandering: wanneer die activiteit leidt tot een toegenomen negatief effect van het huidige en toekomstige klimaat op en verder dan de natuurlijke en gebouwde omgeving waarbinnen die activiteit plaatsvindt;

(c)duurzaam gebruik en bescherming van water en mariene hulpbronnen: wanneer die activiteit in aanzienlijke mate schadelijk is voor de goede toestand van Uniewateren, met inbegrip van zoetwater, overgangswateren en kustwateren, of aan de goede milieutoestand van mariene wateren van de Unie;

(d)circulaire economie, afvalpreventie en recycling: wanneer die activiteit leidt tot aanzienlijke inefficiënties bij het gebruik van materialen in één of meer stadia van de levenscyclus van producten, onder meer in termen van duurzaamheid, repareerbaarheid, verbeterbaarheid, herbruikbaarheid of recycleerbaarheid van producten, of wanneer die activiteit leidt tot een aanzienlijke toename van de productie, verbranding of verwijdering van afval;

(e)voorkoming en beheersing van verontreiniging: wanneer die activiteit leidt tot een aanzienlijke toename van emissies van verontreinigende stoffen in de lucht, het water of de bodem, vergeleken met de situatie voordat die activiteit van start ging;

(f)gezonde ecosystemen: wanneer die activiteit in aanzienlijke mate schadelijk is voor de goede toestand van ecosystemen.

Artikel 13
Minimumgaranties

De in artikel 3, punt c), bedoelde minimumgaranties zijn procedures die ten uitvoer worden gelegd door de onderneming die een economische activiteit verricht, om te garanderen dat de principes en rechten die worden genoemd in de acht in de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk genoemde fundamentele verdragen, in acht worden genomen: het recht niet te worden onderworpen aan dwangarbeid of verplichte arbeid, de vrijheid van vereniging, het recht van werknemers om zich te organiseren, het recht om collectief te onderhandelen, gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke arbeidskrachten voor arbeid van gelijke waarde, niet-discriminatie in kansen en behandeling in beroep en beroepsuitoefening, en het recht niet te worden onderworpen aan kinderarbeid.

Artikel 14
Vereisten voor technische screeningcriteria

1.De in overeenstemming met artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 2, artikel 9, lid 2, artikel 10, lid 2, en artikel 11, lid 2, vastgestelde technische screeningcriteria:

(a)identificeren de meest relevante potentiële bijdragen aan de specifieke milieudoelstelling, waarbij niet alleen naar de effecten van een specifieke economische activiteit op korte termijn wordt gekeken, maar ook naar die op langere termijn;

(b)bepalen nader de minimumvereisten waaraan moet worden voldaan om aanzienlijke schade aan de betrokken milieudoelstellingen te vermijden;

(c)zijn kwalitatief of kwantitatief, of beide, en bevatten zo mogelijk drempelwaarden;

(d)bouwen, in voorkomend geval, voort op Unieregelingen voor labels en certificering, Uniemethodieken voor het beoordelen van de ecologische voetafdruk en Uniesystemen voor statistische classificatie, en houden rekening met de desbetreffende bestaande Uniewetgeving;

(e)zijn gebaseerd op sluitend wetenschappelijk bewijs en houden, in voorkomend geval, rekening met het in artikel 191 VWEU vastgelegde voorzorgsbeginsel;

(f)houden rekening met de milieu-effecten van de economische activiteit zelf, alsmede die van de producten en diensten welke die economische activiteit oplevert, met name door rekening te houden met de productie, het gebruik en end-of-life ervan;

(g)houden rekening met de aard en de schaal van de economische activiteit;

(h)houden rekening met het potentiële effect op de liquiditeit van de markt, het risico dat bepaalde activa gestrande activa worden doordat zij aan waarde verliezen als gevolg van de transitie naar een duurzamere economie, alsmede het risico dat incoherente prikkels ontstaan;

(i)bestrijken alle relevante economische activiteiten binnen een bepaalde bedrijfstak en zorgen ervoor dat die activiteiten gelijk worden behandeld indien zij in gelijke mate bijdragen aan één of meer milieudoelstellingen, teneinde verstoring van de mededinging op de markt te vermijden;

(j)worden vastgesteld om zo mogelijk de controle op de naleving van die criteria te bevorderen.

2.De in lid 1 bedoelde technische screeningcriteria omvatten ook criteria voor activiteiten die verband houden met de transitie naar schone energie, met name energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, voor zover die activiteiten substantieel bijdragen aan een van de milieudoelstellingen.

3.De in lid 1 bedoelde technische screeningcriteria omvatten ook criteria voor activiteiten die verband houden met de overschakeling naar schone of klimaatneutrale mobiliteit, onder meer via modal shift, efficiëntiemaatregelen en alternatieve brandstoffen, voor zover die activiteiten substantieel bijdragen aan een van de milieudoelstellingen.

4.De Commissie evalueert op gezette tijdstippen de in lid 1 bedoelde screeningcriteria en wijzigt, in voorkomend geval, de in overeenstemming met deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen in het licht van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen.

Artikel 15
Platform voor duurzame financiering

1.De Commissie richt een platform voor duurzame financiering op, dat bestaat uit:

(a)vertegenwoordigers van:

i)het Europees Milieuagentschap;

ii)de Europese toezichthoudende autoriteiten;

iii)de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds;

(b)deskundigen die relevante particuliere stakeholders vertegenwoordigen;

(c)deskundigen die op persoonlijke titel zijn aangesteld, met bewezen kennis en ervaring op de door deze verordening bestreken terreinen.

2.Het platform voor duurzame financiering:

(a)adviseert de Commissie over de in artikel 14 bedoelde technische screeningcriteria en de eventuele noodzaak om die criteria bij te werken;

(b)analyseert het effect van de technische screeningcriteria in termen van potentiële kosten en baten van de toepassing ervan;

(c)staat de Commissie bij in het onderzoek van verzoeken van stakeholders om technische screeningcriteria voor een bepaalde economische activiteit te ontwikkelen of te herzien;

(d)adviseert de Commissie over de vraag of de technische screeningcriteria geschikt zijn voor mogelijk ander gebruik;

(e)monitort kapitaalstromen richting duurzame beleggingen en doet de Commissie daarover op gezette tijdstippen verslag;

(f)adviseert de Commissie over de eventuele noodzaak om deze verordening te wijzigen.

3.Het platform voor duurzame financiering wordt door de Commissie voorgezeten.

Artikel 16
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend op de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De bevoegdheid om de in artikel 4, lid 3, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 2, artikel 9, lid 2, artikel 10, lid 2, en artikel 11, lid 2, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [datum van inwerkingtreding van deze verordening].

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in lid 2 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.Een overeenkomstig artikel 4, lid 3, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 2, artikel 9, lid 2, artikel 10, lid 2, en artikel 11, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking als het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of wanneer zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van deze termijn de Commissie hebben meegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Hoofdstuk III

Slotbepalingen

Artikel 17
Evaluatieclausule

1.Uiterlijk 31 december 2021, en daarna om de drie jaar, maakt de Commissie een verslag over de toepassing van deze verordening bekend. In dat verslag wordt een beoordeling gemaakt van de volgende punten:

(a)de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van deze verordening ten aanzien van de uitwerking van technische screeningcriteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten;

(b)de eventuele noodzaak van een herziening van de in deze verordening beschreven criteria om een economische activiteit als ecologisch duurzaam te beschouwen;

(c)de vraag of het passend is het toepassingsgebied van deze verordening uit te breiden tot andere duurzaamheidsdoelstellingen, met name sociale duurzaamheidsdoelstellingen;

(d)het gebruik van de definitie van "ecologisch duurzame belegging" in het Unierecht en op lidstaatniveau, met inbegrip van de vraag of het passend is een controlemechanisme op te zetten voor de inachtneming van de in deze verordening uiteengezette criteria.

2.Dit verslag wordt naar het Europees Parlement en de Raad gezonden. Indien nodig werkt de Commissie begeleidende voorstellen uit.

Artikel 18
Inwerkingtreding en toepassing

1.Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.De artikelen 3 tot en met 13 van deze verordening zijn van toepassing:

(a)ten aanzien van de in artikel 5, punten 1) en 2), genoemde milieudoelstellingen: vanaf 1 juli 2020;

(b)ten aanzien van de in artikel 5, punten 4) en 5), genoemde milieudoelstellingen: vanaf 31 december 2021;

(c)ten aanzien van de in artikel 6, punten 3) en 6), genoemde milieudoelstellingen: vanaf 31 december 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter



FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstelling(en)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de kredieten van [de instantie]

3.2.3.Geraamde gevolgen voor het personeel van [de instantie]

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een raamwerk om duurzame beleggingen te bevorderen

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

Beleidsterrein: financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie

Activiteit: duurzame financiering

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 56  

◻ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie 

◻ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Bijdragen aan een beter geïntegreerde en innovatieve interne markt voor duurzame financiële diensten, waarbij tegelijk een hoog niveau van consumenten-/beleggersbescherming en financiële stabiliteit wordt gegarandeerd.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

In 2015 zijn historische internationale overeenkomsten tot stand gekomen: de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN (SDG's) en het klimaatakkoord van Parijs (COP21) . Deze verbintenissen en het toenemende besef dat klimaatverandering, andere aantastingen van het milieu en duurzaamheidsrisico's dringend moeten worden aangepakt, vereisen een doeltreffende EU-strategie voor duurzame financiering.

In haar mededeling "Kapitaalmarktenunie - Versnellen van de hervorming" van september 2016 kondigde de Commissie de oprichting aan van een High Level Expert Group on sustainable finance om op dit gebied een overkoepelende EU-strategie uit te tekenen. Kapitaalmarkten en particuliere middelen zullen een essentiële rol spelen bij het mobiliseren van investeringen in duurzame technologieën, toepassingen en infrastructuur en om de Europese Unie te helpen haar klimaat- en milieudoelstellingen te halen.

In december 2016 heeft de Commissie een High Level Expert Group on sustainable finance opgericht die bestond uit twintig hooggekwalificeerde vooraanstaande deskundigen uit het maatschappelijke middenveld, het bedrijfsleven en andere niet-overheidsinstanties. In januari 2018 heeft deze groep de Commissie een reeks beleidsaanbevelingen gedaan om a) de stroom van publiek en privaat kapitaal naar duurzame investeringen te bevorderen, en b) eventuele risico's voor het financiële bestel van de EU als gevolg van de blootstelling ervan aan koolstofintensieve activa zoveel mogelijk te beperken. Daarbij lag de klemtoon met name op ecologische duurzaamheid, maar ook andere duurzaamheidsdimensies, zoals sociale en governancerisico's, werden van belang geacht.

In haar mededeling over de tussentijdse evaluatie van het actieplan kapitaalmarktenunie van juni 2017 deed de Commissie de toezegging om "tegen uiterlijk het eerste kwartaal 2018 [te] beslissen over de concrete follow-up die zij zal geven aan de aanbevelingen van de High Level Expert Group on Sustainable Finance". Met het oog daarop formuleert het actieplan van de Commissie de doelstellingen van haar beleid in termen van duurzame financiering, bepaalt zij de prioriteiten en geeft zij de stappen aan die zij zal zetten, en het daarmee samenhangende tijdsschema.

Het Actieplan: duurzame groei financieren dat de Commissie op 8 maart 2018 presenteerde, gaat vergezeld van de volgende acties:

• Vaststellen van een EU-classificatiesysteem voor duurzaamheidsactiviteiten (te beginnen met klimaatgerelateerde activiteiten)

• Normen en labels voor groene financiële producten creëren

• Duurzaamheid beter integreren in de beleggingsmandaten van institutionele beleggers en activabeheerders

• Duurzaamheidsbenchmarks ontwikkelen

• Duurzaamheid beter integreren in ratings en onderzoek

• Informatieverschaffing versterken

• Duurzaamheid in de prudentiële vereisten opnemen

• Duurzame corporate governance bevorderen en kortetermijndenken op de kapitaalmarkten verminderen

• Duurzaamheid beter integreren in toezichtprocessen (bijv. ESA's moeten met handvatten komen over de manier waarop in de betrokken EU-wetgeving inzake financiële diensten duurzaamheid kan worden meegenomen en moeten bestaande leemten helpen op te sporen; zij moeten ook convergentie bevorderen bij het vertalen van duurzaamheidsoverwegingen in EU-recht; in kaart brengen en rapporteren over de risico's die ESG-factoren voor de financiële stabiliteit inhouden - bijv. door de ontwikkeling van een gemeenschappelijke EU-methode voor relevante scenarioanalyses, die later kan uitgroeien tot stresstests op het gebied van klimaat/milieu)

• Een publiek-privaat platform creëren (met overheidsinstanties zoals de ESA's, EEA, EIB en Eurostat) dat belangrijke ontwikkelingen zou monitoren om ervoor te zorgen dat de EU-duurzaamheidstaxonomie stapsgewijs kan worden opgeschaald en aangepast. Op termijn zou het ook andere taken kunnen uitvoeren die noodzakelijk zijn om de doelstellingen van het actieplan te verwezenlijken.

Het voorstel voor een Verordening betreffende de totstandbrenging van een raamwerk ter bevordering van duurzame beleggingen is toegespitst op het uitwerken van een gemeenschappelijk woordgebruik voor duurzame financiering, bijv. een eengemaakt EU-classificatiesysteem (of "taxonomie"). Die taxonomie zal als basis dienen voor alle genoemde acties en zal nauw samenhangen met die werkzaamheden.

Het voorgestelde platform voor duurzame financiering zal: i) de EU-duurzaamheidstaxonomie bijwerken en deze stapsgewijs verder blijven opschalen; ii) andere taken uitvoeren die nodig zijn om de doelstellingen van het actieplan duurzame groei financieren te verwezenlijken, en iii) monitoren van en regelmatig verslag doen over kapitaalstromen richting duurzame beleggingen. De sleutelspelers bij deze werkzaamheden zijn:

Europese toezichthoudende autoriteiten (ESA's): de ESA's zullen betrokken worden bij alle bovengenoemde gerichte acties die sporen met hun bestaande mandaat, alsmede met hun herziene mandaat zoals voorgesteld in het ESA-wetgevingsvoorstel van september 2017 , waarin het mandaat van de ESA's wordt versterkt met de eis om specifiek ecologische, sociale en governance (ESG) risico's in hun werkzaamheden te integreren. Opmerking: Voor dit versterkte mandaat was geen verzoek om middelen opgenomen in het wetgevingsvoorstel voor de ESA's.

De ESA's zullen een sleutelrol vervullen bij de ontwikkeling van EU-taxonomieën om ervoor te zorgen dat deze hanteerbaar zijn door financiële instellingen, toepasbaar op financiële producten en bestaanbaar met de financiële wetgeving van de EU, met inbegrip van de prudentiële regelgeving. Zo zullen EBA en EIOPA er bijvoorbeeld voor zorgen dat aan de hand van EU-taxonomieën verschillen in risico's tussen bank- en verzekeringsactiva/-blootstellingen kunnen worden geanalyseerd, en zullen zij dergelijke verschillen en de mogelijke verwerking ervan in prudentiële regelgeving nagaan. ESMA en EIOPA zullen bijdragen aan de verwerking van EU-taxonomieën in de regels voor het beheer van pensioenfondsen en beleggingsondernemingen. ESMA en EBA zullen er met name voor zorgen dat EU-taxonomieën in de ontwikkeling van groene normen voor obligaties en groene labels voor andere financiële producten kunnen worden meegenomen en bijdragen aan de ontwikkeling van die normen en labels. Ook zal ESMA ervoor zorgen dat EU-taxonomieën worden meegenomen in de bouw/analyse van duurzaamheidsbenchmarks en zal zij bijdragen aan het koppelen van EU-taxonomieën aan duurzaamheidsbeoordelingen van financiële instrumenten en bedrijfsrapportage.

De ESA's, en met name EBA en EIOPA, zullen een belangrijke rol spelen om ervoor te zorgen dat taxonomieën zodanig worden ontwikkeld dat zij bruikbaar zijn voor de analyse van klimaatscenario's en, in een later stadium, voor klimaatstresstests. Zij zullen ook bijdragen aan de ontwikkeling van methodologieën voor dit soort scenarioanalyses en stresstests aan de hand van EU-taxonomieën.

De ESA's, en met name ESMA, zullen bijdragen aan het verzamelen en analyseren van marktgegevens (met inbegrip van transactiegegevens) ten behoeve van het Waarnemingscentrum voor duurzame financiering.

Om de hier opgesomde taken uit te kunnen voeren, zou elke autoriteit vanaf 2020 het volgende aantal nieuwe posten nodig hebben: 1 CA voor EBA, 1 CA voor EIOPA en 1 TA voor ESMA.

Europees Milieuagentschap (EEA): de nieuwe taken voor het EEA vallen binnen het bestaande mandaat van de EEA-oprichtingsverordening . Tegelijk zullen deze taken additionele taken voor het EEA zijn en dus meer middelen vergen.

Het EEA zal nauw betrokken worden bij de werkzaamheden rond duurzame financiering, met name de werkzaamheden rond het EU-classificatiesysteem voor duurzame activiteiten, normen en labels voor groene financiële producten, en bij het bieden van een advies-/waarnemingsfunctie. Het plan is dat het EEA zijn technische kennis op uiteenlopende milieudomeinen zal aanleveren om de EU-taxonomie voor alle klimaatgerelateerde en milieukwesties uit te werken en te onderhouden. Het EEA zal ook gegevens verzamelen en verschaffen over beleggingsbehoeften en -stromen in de EU-lidstaten in het kader van het Waarnemingscentrum voor duurzame financiering, en om EU-lidstaten advies te geven met het oog op de ontwikkeling van hun strategieën voor koolstofarme ontwikkeling en duurzaam beleggen. Het EEA zou vanaf 2020 het volgende aantal nieuwe posten nodig hebben: 1 TA-post en 1 CA-post.

Europese Commissie: de Europese Commissie zal betrokken zijn bij alle bovengenoemde gerichte acties, maar in het bijzonder bij het beheer van bovengenoemd publiek/privaat platform (bijv. de organisatie van de bijeenkomsten van het platform en eventuele subgroepen, rapportage over de uitkomsten, consultatie van stakeholders, voorbereiden van wetgevingsvoorstellen, ondersteuning bij de waarnemings-/adviesfunctie, contacten met de ESA's en het EEA, onderhoud van een IT-samenwerkingsinstrument, vergoeding van deskundigen, uitvoeren van andere secretariaatstaken enz.). De Europese Commissie zou de volgende personeelsleden nodig hebben: 10 VTE's (8 AD en 2 AST):

- FISMA zou 3 VTE's nodig hebben: 1 VTE (AD) voor het voorzitterschap van het platform, 2 VTE's (AD) voor het beheer van de groep, en 2 VTE's (AST) voor logistieke ondersteuning.

- ENV zou 2 VTE's (AD) nodig hebben voor het beheer van dit platform.

- CLIMA zou 2 VTE's (AD) nodig hebben voor het beheer van dit platform.

- ESTAT zou ook 1 VTE (AD) nodig hebben om bij te dragen aan de taxonomie, met name aan het monitoringaspect van het platform. Deze werkzaamheden zijn een aanvulling op de Sustainable Development in the EU. Monitoring report on progress towards SDGs in the EU context (2017) en Eurostat Resource efficiency scoreboard .

Het platform zal een bestaand IT-samenwerkingsinstrument van de Commissie voor communicatiedoeleinden aanpassen en gebruiken. De jaarlijkse operationele IT-kosten om de werkzaamheden van de platformleden te faciliteren, zullen 50 000 EUR bedragen, terwijl de jaarlijkse onderzoeks-/studie-/surveykosten ter ondersteuning van de werkzaamheden van de platformleden, 500 000 EUR zullen bedragen. Elke pijler van het platform zal naar verwachting tienmaal per jaar bijeenkomen en de jaarlijkse kosten voor vergoeding worden geraamd op 223 500 EUR.

1.4.3.Verwacht resultaat/verwachte resultaten en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen.

Het platform voor duurzame financiering zal de EU-duurzaamheidstaxonomie bijwerken en deze stapsgewijs verder blijven opschalen, zal andere taken uitvoeren die nodig zijn om de doelstellingen te verwezenlijken van het actieplan duurzame groei financieren, en zal kapitaalstromen richting duurzame beleggingen monitoren en daarover regelmatig verslag doen.

Een duidelijk en eengemaakt concept van wat ecologisch duurzame beleggingen zijn, moet economische spelers de nodige signalen geven waar het gaat om de vraag welke activiteiten als duurzaam worden beschouwd, moet particuliere beleggers beschermen door risico's op greenwashing te vermijden, moet ervoor zorgen dat de eengemaakte markt niet gecompartimenteerd wordt, en moet de basis bieden voor verdere betekenisvolle initiatieven (omdat er duidelijkheid zal zijn over wat "duurzaam" of "groen" is) op het gebied van onder meer normen, labels, informatieverschaffing en toekomstige aanpassingen van prudentiële voorschriften.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

De tenuitvoerlegging van de in dit voorstel beoogde acties zal door de Commissie worden gemonitord. Indicatoren zouden onder meer kunnen zijn:

- het aantal bijwerkingen van de taxonomie;

- het aantal monitoringverslagen over kapitaalstromen richting duurzame beleggingen.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Het voorstel voor deze verordening komt er na de goedkeuring van het actieplan van de Commissie van 8 maart 2018 en na het HLEG-eindverslag van januari 2018. Dit voorstel noemt een aantal initiatieven die duurzame financiering in de Europese financiële sector moeten doen aanslaan. Op dit gebied is weliswaar reeds een aantal wetgevingsinitiatieven genomen, maar toch worden andere (wetgevings- en niet-wetgevingsmaatregelen) noodzakelijk geacht om ervoor te zorgen dat de Europese financiële sector de voordelen van duurzame financiering in goede banen kan leiden en tegelijk kan zorgen voor een adequate consumenten-/beleggersbescherming en voor financiële stabiliteit. Voorts zal de Commissie een stabielere governancestructuur opzetten in de vorm van een publiek-privaat platform om de EU-duurzaamheidstaxonomie aan te passen en om cruciale ontwikkelingen te monitoren.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, o.a. coördinatiewinst, rechtszekerheid, een grotere doeltreffendheid en complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die zou zijn gecreëerd indien alleen de lidstaat een maatregel had getroffen.

Redenen voor een EU-optreden (vooraf):

Een duidelijke en eengemaakte EU-taxonomie (en het daarmee samenhangende concept van wat ecologisch duurzame beleggingen zijn) zal economische spelers de nodige signalen geven waar het gaat om de vraag welke activiteiten als duurzaam worden beschouwd, zal particuliere beleggers beschermen door risico's op greenwashing te vermijden, zal ervoor zorgen dat de eengemaakte markt niet gecompartimenteerd wordt, en zal de basis bieden voor verdere betekenisvolle initiatieven op het gebied van onder meer normen, labels, informatieverschaffing en toekomstige aanpassingen van prudentiële voorschriften.

Verwachte gegenereerde meerwaarde voor de Unie (achteraf)

De met dit voorstel voorgenomen werkzaamheden zullen het mogelijk maken om in de hele Unie duurzame financiering te mobiliseren en tegelijk toch een hoog niveau van financiële stabiliteit te verzekeren. Een eengemaakte taxonomie en de monitoring van duurzame beleggingen zal een steun zijn om duurzame financiering te laten aanslaan in de Europese financiële sector.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

(n.v.t.)

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

De doelstelling van dit voorstel spoort met een aantal andere EU-beleidslijnen en lopende initiatieven die gericht zijn op: i) de uitbouw van de Economische en Monetaire Unie (EMU); ii) de uitbouw van de kapitaalmarktenunie (KMU); iii) de integratie van duurzaamheid in het financiële stelsel in de EU, waarbij tegelijk de stabiliteit van het financiële stelsel wordt beschermd tegen risico's in verband met ESG-factoren.

Allereerst spoort dit voorstel met de EMU. In het verslag van de vijf voorzitters over de voltooiing van de EMU in Europa is beklemtoond dat de nauwere integratie van kapitaalmarkten en de geleidelijke opheffing van resterende nationale barrières nieuwe risico's voor de financiële stabiliteit met zich kunnen meebrengen. Volgens dat verslag zal het toezichtkader moeten worden uitgebreid en versterkt om de soliditeit van alle financiële actoren te verzekeren.

In de tweede plaats spoort dit voorstel met het KMU-project. In het licht van de steeds nauwere verwevenheid van financiële markten – zowel in de EU als wereldwijd – dient het EU-toezicht verder te worden geïntegreerd, om het hoofd te kunnen bieden aan de nieuwe uitdagingen die op de financiële markten in de EU afkomen. Zowel de VN-Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling als het klimaatakkoord van Parijs maken duidelijk dat hervormingen van het financiële stelsel van cruciaal belang zijn om onze economieën op het pad naar duurzame groei te krijgen. Particuliere kapitaalstromen ombuigen naar meer duurzame beleggingen vergt een ingrijpend en grondig omdenken van ons financiële raamwerk. Een eengemaakte taxonomie en een monitoringmechanisme van kapitaalstromen naar duurzame beleggingen zal de kapitaalmarktenunie ondersteunen.

In de derde plaats maakt duurzame financiering deel uit van de inspanningen van de Commissie om particulier kapitaal aan te trekken naar groene en duurzame investeringen en zo de transitie naar een koolfstofarme economie mogelijk te maken. Ook laat dit de vaste wil van de EU zien om risico's te mitigeren die klimaatverandering en milieu-uitdagingen met zich meebrengen. Met name moet de financiële sector in de EU worden toegerust met de juiste instrumenten om duurzame financiering te bevorderen en financiële stabiliteit te verzekeren. Met een duidelijke en eengemaakte EU-taxonomie (en het daarmee samenhangende concept van wat duurzame beleggingen zijn) zou de basis worden gelegd voor verdere initiatieven op het gebied van onder meer normen, labels, informatieverschaffing en toekomstige aanpassingen van prudentiële voorschriften.

1.6.Duur en financiële gevolgen

 Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur 

   Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

 Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 57  

  Direct beheer door de Commissie via

   uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

☑ de in de artikelen 208 en 209 bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Opmerkingen

(n.v.t.)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Het voorstel is om een publiek-privaat platform voor duurzame financiering op te richten dat cruciale ontwikkelingen zou monitoren om te zorgen voor vooruitgang bij en de opschaling en aanpasbaarheid van de EU-duurzaamheidstaxonomie. Wat de rol van de ESA's en de EEA betreft, de Commissie zal deze monitoren aan de hand van de in het voorstel overwogen taken.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Mogelijke risico's

In verband met het rechtmatige, economische en efficiënte gebruik van de kredieten die uit door de ESA's en het EEA in het kader van dit voorstel uit te voeren acties voortvloeien, brengt dit initiatief geen andere risico's met zich mee dan die welke momenteel door een bestaand intern controlekader worden bestreken.

De binnen het kader van dit voorstel uit te voeren acties zullen in 2020 van start gaan en zullen blijven doorlopen en zullen moeten worden overwogen onder het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK).

2.2.2.Controlemiddel(en)

De beheers- en controlesystemen waarin thans wordt voorzien door de verordeningen die het functioneren van de ESA's en het EEA beregelen. Die instanties werken nauw samen met de Dienst Interne Audit van de Commissie om ervoor te zorgen dat op alle gebieden van het internecontrolekader aan de passende normen wordt voldaan.

Jaarlijks verleent het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad, aan elk van de ESA's en het EEA kwijting voor de uitvoering van hun begroting.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten is Verordening (EG) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zonder enige beperking op de ESA's en het EEA van toepassing. De ESA's en het EEA beschikken over een specifieke fraudebestrijdingsstrategie en een daaruit resulterend actieplan. Daarnaast bevatten de verordeningen tot oprichting van de ESA's en het EEA, het financieel reglement van de ESA's bepalingen over de uitvoering en controle van de begroting van de ESA's en het EEA en de toepasselijke financiële regels, met inbegrip van die ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer

GK/ NGK 58

van EVA-landen 59

van kandidaat-lidstaten 60

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

1a) Concurrentievermogen voor groei en banen

12.0201FISMA

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

12.0204 EBA

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

12.0205 EIOPA

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

12.0206 ESMA

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer

GK 61

van EVA-landen 62

van kandidaat-lidstaten 63

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

2 - Duurzame groei: Natuurlijke hulpbronnen

07.0203 DG ENV 

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

07.0206 EEA

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer

NGK 64

van EVA-landen 65

van kandidaat-lidstaten 66

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

5 – Administra-tieve uitgaven

12 01 01 01 DG FISMA

Personele middelen

Administratieve kosten

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

07 01 01 01 DG ENV

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

34 01 01 01 DG CLIMA

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

29 01 01 01 ESTAT

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer
[Rubriek………………………………………]

GK/ NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

[XX.YY.YY.YY]

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoen EUR (tot op drie decimalen) 67

Rubriek van het meerjarig financieel
kader

1a)

Concurrentievermogen voor groei en banen

DG FISMA

Jaar
2020

Jaar
2021 68

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) 69

TOTAAL

FISMA

Vastleggingen

(1)

0,050

0,050

0,050

0,050

0,200

Betalingen

(2)

0,050

0,050

0,050

0,050

0,200

TOTAAL kredieten
voor FISMA

Vastleggingen

= 1+1a +3a

0,050

0,050

0,050

0,050

0,200

Betalingen

=2+2a

+3b

0,050

0,050

0,050

0,050

0,200

EBA

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL (door een 60/40-cofinancieringsregeling wordt hier slechts 40% vermeld)

Titel 1: Personeelsuitgaven

Vastleggingen

(1)

0,034

0,034

0,034

0,034

0,136

Betalingen

(2)

0,034

0,034

0,034

0,034

0,136

Titel 2: Infrastructuur- en operationele uitgaven

Vastleggingen

(1a)

Betalingen

(2a)

Titel 3: Operationele uitgaven

Vastleggingen

(3a)

Betalingen

(3b)

TOTAAL kredieten
voor EBA

Vastleggingen

= 1+1a +3a

0,034

0,034

0,034

0,034

0,136

Betalingen

=2+2a

+3b

0,034

0,034

0,034

0,034

0,136

EIOPA

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL (door een 60/40-cofinancieringsregeling wordt hier slechts 40% vermeld)

Titel 1: Personeelsuitgaven

Vastleggingen

(1)

0,029

0,029

0,029

0,029

0,116

Betalingen

(2)

0,029

0,029

0,029

0,029

0,116

Titel 2: Infrastructuur- en operationele uitgaven

Vastleggingen

(1a)

Betalingen

(2a)

Titel 3: Operationele uitgaven

Vastleggingen

(3a)

Betalingen

(3b)

TOTAAL kredieten
voor EIOPA

Vastleggingen

= 1+1a +3a

0,029

0,029

0,029

0,029

0,116

Betalingen

=2+2a

+3b

0,029

0,029

0,029

0,029

0,116

ESMA

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL (door een 60/40-cofinancieringsregeling wordt hier slechts 40% vermeld)

Titel 1: Personeelsuitgaven

Vastleggingen

(1)

0,066

0,066

0,066

0,066

0,264

Betalingen

(2)

0,066

0,066

0,066

0,066

0,264

Titel 2: Infrastructuur- en operationele uitgaven

Vastleggingen

(1a)

Betalingen

(2a)

Titel 3: Operationele uitgaven

Vastleggingen

(3a)

Betalingen

(3b)

TOTAAL kredieten
voor de ESMA

Vastleggingen

= 1+1a +3a

0,066

0,066

0,066

0,066

0,264

Betalingen

=2+2a

+3b

0,066

0,066

0,066

0,066

0,264

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 1
van het meerjarig financieel kader
 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,179

0,179

0,179

0,179

0,714

Rubriek van het meerjarig financieel
kader

2

Duurzame groei: Natuurlijke hulpbronnen

DG ENV

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

ENV (studies)

Vastleggingen

(1)

0,500

0,500

0,500

0,500

2,000

Betalingen

(2)

0,500

0,500

0,500

0,500

2,000

TOTAAL kredieten
voor DG ENV

Vastleggingen

= 1+1a +3a

0,500

0,500

0,500

0,500

2,000

Betalingen

=2+2a

+3b

0,500

0,500

0,500

0,500

2,000

EEA

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

Titel 1: Personeelsuitgaven

Vastleggingen

(1)

0,291

0,291

0,291

0,291

1,164

Betalingen

(2)

0,291

0,291

0,291

0,291

1,164

Titel 2: Infrastructuur- en operationele uitgaven

Vastleggingen

(1a)

Betalingen

(2a)

Titel 3: Operationele uitgaven

Vastleggingen

(3a)

Betalingen

(3b)

TOTAAL kredieten
voor EEA

Vastleggingen

= 1+1a +3a

0,291

0,291

0,291

0,291

1,164

Betalingen

=2+2a

+3b

0,291

0,291

0,291

0,291

1,164

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 2
van het meerjarig financieel kader
 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,791

0,791

0,791

0,791

3,164



Rubriek van het meerjarig financieel
kader

5

Administratieve uitgaven

in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

Europese Commissie

• Personele middelen

1,430

1,430

1,430

1,430

5,720

• Andere administratieve uitgaven (conferenties en vergaderingen)

0,224

0,224

0,224

0,224

0,896

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 5
van het meerjarig financieel kader
 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

1,654

1,654

1,654

1,654

6,616

in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarig financieel kader
 

Vastleggingen

2,624

2,624

2,624

2,624

10,496

Betalingen

2,624

2,624

2,624

2,624

10,496

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig.

Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

EBA

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar
2020

Jaar
2021 70

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) 71

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 72

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 1 73 Het platform ondersteunen bij zijn werkzaamheden rond taxonomie, input geven aan het Waarnemingscentrum duurzame financiering en acties uitvoeren van het actieplan duurzame groei financieren

Verschaffen analyse, handvatten, verslagen, gegevens en advies

Analyse, handvatten, verslagen, gegevens en advies

0,034 (per VTE)

1

0,034

1

0,034

1

0,034

1

0,034

1

0,136

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

0,034

0,034

0,034

0,034

0,136

TOTALE KOSTEN

0,034

0,034

0,034

0,034

0,136

EIOPA

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 74

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 1 75 Het platform ondersteunen bij zijn werkzaamheden rond taxonomie, input geven aan het Waarnemingscentrum duurzame financiering en acties uitvoeren van het actieplan duurzame groei financieren

Verschaffen analyse, handvatten, verslagen, gegevens en advies

Analyse, handvatten, verslagen, gegevens en advies

0,029

1

0,029

1

0,029

1

0,029

1

0,029

1

0,115

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

0,029

0,029

0,029

0,029

0,115

TOTALE KOSTEN

0,029

0,029

0,029

0,029

0,115

ESMA

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 76

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 1 77 Het platform ondersteunen bij zijn werkzaamheden rond taxonomie, input geven aan het Waarnemingscentrum duurzame financiering en acties uitvoeren van het actieplan duurzame groei financieren

Verschaffen analyse, handvatten, verslagen, gegevens en advies

Analyse, hand-vatten, verslagen, gegevens en advies

0,066 (per VTE)

1

0,066

1

0,066

1

0,066

1

0,066

1

0,263

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

0,066

0,066

0,066

0,066

0,263

TOTALE KOSTEN

0,066

0,066

0,066

0,066

0,263

EEA

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 78

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 79 Het platform ondersteunen bij zijn werkzaamheden rond taxonomie, normen en labels, input geven voor het Waarnemingscentrum duurzame financiering en advies aan de lidstaten bij de ontwikkeling van hun strategieën voor een koolstofarme economie en voor duurzame beleggingen

Verschaffen analyse, handvatten, verslagen, gegevens en advies

Analyse, handvatten, verslagen, gegevens en advies

0,145

2

0,291

2

0,291

2

0,291

2

0,291

2

1,164

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

0,291

0,291

0,291

0,291

1,164

TOTALE KOSTEN

0,291

0,291

0,291

0,291

1,164

FISMA

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 80

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 1 81 Gebruik van een IT-systeem voor communicatie door platformleden/-waarnemers

- Invoegtoepassingen voor het Confluence-samenwerkingsplatform

Invoeg-toepas-singen

0,025

2

0,050

2

0,050

2

0,050

2

0,050

8

0,200

TOTALE KOSTEN

0,050

0,050

0,050

0,050

0,200

DG ENV

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 82

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 1 Gebruik van onderzoeken/surveys/studies om de werkzaamheden van het platform te ondersteunen

- Uitvoeren van onderzoeken/sur-veys/studies

Onder-zoeken/sur-veys/
studies

0,250

2

0,500

2

0,500

2

0,500

2

0,500

8

2,000

TOTALE KOSTEN

0,500

0,500

0,500

0,500

2,000

3.2.3.Geraamde gevolgen voor personele middelen

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

EBA (1 arbeidscontractant)

Jaar
2020

Jaar
2021 83

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) 84

TOTAAL

Ambtenaren (AD)

Ambtenaren (AST)

Arbeidscontractanten

0,034

0,034

0,034

0,034

0,136

Tijdelijke functionarissen

Gedetacheerde nationale deskundigen

TOTAAL

0,034

0,034

0,034

0,034

0,136

De aanname is dat de geplande datum van indiensttreding 1 januari 2020 is.

EIOPA (1 arbeidscontractant)

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

Ambtenaren (AD)

Ambtenaren (AST)

Arbeidscontractanten

0,029

0,029

0,029

0,029

0,116

Tijdelijke functionarissen

Gedetacheerde nationale deskundigen

TOTAAL

0,029

0,029

0,029

0,029

0,116

De aanname is dat de geplande datum van indiensttreding 1 januari 2020 is.

ESMA (1 arbeidscontractant)

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

Ambtenaren (AD)

Ambtenaren (AST)

Arbeidscontractanten

Tijdelijke functionarissen

0,066

0,066

0,066

0,066

0,264

Gedetacheerde nationale deskundigen

TOTAAL

0,066

0,066

0,066

0,066

0,264

De aanname is dat de geplande datum van indiensttreding 1 januari 2020 is.

EEA (1 tijdelijke functionaris en 1 arbeidscontractant)

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

Ambtenaren (AD)

Ambtenaren (AST)

Arbeidscontractanten

0,099

0,099

0,099

0,099

0,396

Tijdelijke functionarissen

0,191

0,191

0,191

0,191

0,764

Gedetacheerde nationale deskundigen

TOTAAL

0,291

0,291

0,291

0,291

1,164

De aanname is dat de geplande datum van indiensttreding 1 januari 2020 is.

Europese Commissie (10 ambtenaren) 85  

Jaar
2020 86

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

Ambtenaren (AD)

1,144

1,144

1,144

1,144

 

 

 

4,576

Ambtenaren (AST)

0,286

0,286

0,286

0,286

 

 

 

1,144

Arbeidscontractanten

 

 

 

 

 

 

 

Tijdelijke functionarissen

 

 

 

 

 

 

 

Gedetacheerde nationale deskundigen

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL

1,430

1,430

1,430

1,430

 

 

 

5,720

3.2.3.2.Geraamde behoefte aan personele middelen voor het verantwoordelijke DG en andere betrokken DG's/diensten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

Jaar
2020

Jaar
2021 87

Jaar 2022

Jaar 2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) 88

·Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) 89

12 01 01 01 FISMA

5

5

5

5

07 01 01 01 ENV

2

2

2

2

34 01 01 01 CLIMA

2

2

2

2

29 01 01 01 EUROSTAT

1

1

1

1

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

 Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 90

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 jj 91

- zetel 92

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT - onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (geef aan welk)

TOTAAL

10

10

10

10

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

De Europese Commissie zal betrokken zijn bij alle gerichte acties uit punt 1.4.2, en in het bijzonder bij het beheer van bovengenoemd publiek/privaat platform (bijv. de organisatie van de bijeenkomsten van het platform en eventuele subgroepen, rapportage over de uitkomsten, consultatie van stakeholders, voorbereiden van wetgevingsvoorstellen, ondersteuning bij de waarnemings-/adviesfunctie, contacten met de ESA's en het EEA, onderhoud van een IT-samenwerkingsinstrument, vergoeding van deskundigen, uitvoeren van andere secretariaatstaken enz.).

Extern personeel

De beschrijving van de kostenberekening per voltijdequivalent dient in bijlage V, deel 3, te worden opgenomen.

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

   Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarig financieel kader en het MFK-voorstel voor de periode na 2020

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarig financieel kader.

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financiële kader 93 .

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

NBA's 94

Jaar
2020

Jaar
2021 95

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) 96

Totaal (door een 60/40-cofinancieringsregeling wordt hier slechts 60 % vermeld)

EBA

0,051

0,051

0,051

0,051

0,204

EIOPA

0,043

0,043

0,043

0,043

0,173

ESMA

0,098

0,098

0,098

0,098

0,394

TOTAAL medegefinancierde kredieten

0,193

0,193

0,193

0,193

0,771



3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

voor de eigen middelen

voor de diverse ontvangsten

in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 97

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ….

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten. 

(1)    De 17 SDG's zijn kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor de komende vijftien jaar om ons voor te bereiden op de toekomst en te werken aan menselijke waardigheid, stabiliteit, een gezonde planeet, eerlijke en veerkrachtige samenlevingen en welvarende economieën.
(2)    Een nieuwe start voor Europa: mijn agenda voor banen, groei, billijkheid en democratische verandering. Politieke beleidslijnen voor de volgende Europese Commissie, Straatsburg, 15 juli 2014, beschikbaar op: https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/juncker-political-guidelines-speech_nl.pdf  
(3)    COM(2014) 903 final.
(4)    COM(2015) 614 final.
(5)    COM(2015) 80 final.
(6)    Commission Staff Working Document on the review of the 2012 European Bioeconomy Strategy (SWD(2017) 374 final).
(7)    COM(2015) 468 final.
(8)    De raming is een jaarlijkse gemiddelde investeringskloof voor de periode 2021-2030, gebaseerd op projecties volgens het Primes-model die de Commissie in de effectbeoordeling bij het voorstel voor een richtlijn inzake energie-efficiëntie (2016) gebruikt, te vinden onder: http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1483696687107&uri=CELEX:52016SC0405 .
(9)    Eindverslag EU High-Level Expert Group on Sustainable Finance, Financing a Sustainable European Economy, beschikbaar op: https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/180131-sustainable-finance-final-report_en.pdf  
(10)    COM(2018) 97 final.
(11)    Besluit nr. 1386/2013/EU.
(12)    Richtlijn 2000/60/EG.
(13)    COM(2015) 614 final.
(14)    Richtlijn 2010/75/EU.
(15)    Verordening (EG) nr. 66/2010.
(16)    Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).
(17)    Bijlagen 4 en 5 bij Verordening (EU) nr. 538/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 113)
(18)    PB C xx van xx.xx.20xx, blz. xx.
(19)    PB C xx van xx.xx.20xx, blz. xx.
(20)    Transforming our world: the 2030 Agenda for Sustainable Development (VN 2015), beschikbaar op: https://sustainabledevelopment.un.org/post2015/transformingourworld
(21)    COM(2016) 739 final.
(22)    CO EUR 17, CONCL. 5.
(23)    Besluit (EU) 2016/1841 van de Raad van 5 oktober 2016 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4).
(24)    Eindverslag EU High-Level Expert Group on Sustainable Finance, Financing a Sustainable European Economy, beschikbaar op: https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/180131-sustainable-finance-final-report_en.pdf .
(25)    COM(2018) 97 final.
(26)    Besluit nr. 1386/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake een nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 "Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet" (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 171).
(27)    Verordening (EU) 2017/2396 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1316/2013 en Verordening (EU) 2015/1017 wat betreft de verlenging van de looptijd van het Europees Fonds voor strategische investeringen en wat betreft de invoering van technische versterkingen voor dat fonds en de Europese investeringsadvieshub (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 34).
(28)    Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).
(29)    Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
(30)    Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 35).
(31)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Onze levensverzekering, ons natuurlijk kapitaal: een EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 (COM(2011) 244 definitief).
(32)    Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1).
(33)    Verordening (EU) nr. 511/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende voor gebruikers bestemde nalevingsmaatregelen uit het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische rijkdommen en de eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit hun gebruik in de Unie (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 59).
(34)    Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 23).
(35)    Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT) - Voorstel voor een EU-actieplan (COM(2003) 251 def.).
(36)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Actieplan van de EU tegen de illegale handel in wilde dieren en planten (COM(2016) 87 final).
(37)    Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1).
(38)    Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1).
(39)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Overheidsopdrachten voor een beter milieu {SEC(2008) 2124} {SEC(2008) 2125} {SEC(2008) 2126} (COM(2008) 400 definitief).
(40)    Aanbeveling 2013/179/EU van de Commissie van 9 april 2013 over het gebruik van gemeenschappelijke methoden voor het meten en bekendmaken van de milieuprestatie van producten en organisaties gedurende hun levenscyclus (PB L 124 van 4.5.2013, blz. 1).
(41)    Bijlagen 4 en 5 bij Verordening (EU) nr. 538/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 113)
(42)    Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30).
(43)    Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).
(44)    Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).
(45)    Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
(46)    Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
(47)    https://www.unpri.org/download?ac=1534.
(48)    COM(2018) 97 final.
(49)    Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 13).
(50)    Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
(51)    Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).
(52)    Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz.1).
(53)    Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PB L 135 van 30.5.1991, blz. 40).
(54)    Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32).
(55)    Besluit (EU) 2017/848 van de Commissie van 17 mei 2017 tot vaststelling van criteria en methodologische standaarden inzake de goede milieutoestand van mariene wateren en specificaties en gestandaardiseerde methoden voor monitoring en beoordeling, en tot intrekking van Besluit 2010/477/EU (PB L 125 van 18.5.2017, p. 43).
(56)    In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(57)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx .
(58)    GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.
(59)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(60)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaten van de Westelijke Balkan.
(61)    GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.
(62)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(63)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaten van de Westelijke Balkan.
(64)    GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.
(65)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(66)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaten van de Westelijke Balkan.
(67)    Kleine verschillen in het totaalbedrag zijn het gevolg van het afronden van bedragen tot op drie decimalen.
(68)    De uitgaven voor de periode na 2020 zijn verenigbaar met de voorstellen voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (2021-2027) die de Commissie op 2 mei 2018 heeft bekendgemaakt.
(69)    Hoeveel jaar nodig is om de werkzaamheden van het platform te voltooien, valt op dit ogenblik niet in te schatten. Daarom geeft de tabel het effect op de uitgaven alleen voor de eerste vier jaar dat het platform bestaat. De verwachting is dat het platform ten minste voor de looptijd van het MFK zal bestaan (d.w.z. tot 2027).
(70)    De uitgaven voor de periode na 2020 zijn verenigbaar met de voorstellen voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (2021-2027) die de Commissie op 2 mei 2018 heeft bekendgemaakt.
(71)    Hoeveel jaar nodig is om de werkzaamheden van het platform te voltooien, valt op dit ogenblik niet in te schatten. Daarom geeft de tabel het effect op de uitgaven alleen voor de eerste vier jaar dat het platform bestaat. De verwachting is dat het platform ten minste voor de looptijd van het MFK zal bestaan (d.w.z. tot 2027).
(72)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(73)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".
(74)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(75)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".
(76)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(77)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".
(78)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(79)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".
(80)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(81)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".
(82)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(83)    De uitgaven voor de periode na 2020 zijn verenigbaar met de voorstellen voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (2021-2027) die de Commissie op 2 mei 2018 heeft bekendgemaakt.
(84)    Hoeveel jaar nodig is om de werkzaamheden van het platform te voltooien, valt op dit ogenblik niet in te schatten. Daarom geeft de tabel het effect op de uitgaven alleen voor de eerste vier jaar dat het platform bestaat. De verwachting is dat het platform ten minste voor de looptijd van het MFK zal bestaan (d.w.z. tot 2027).
(85)    Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van de DG's die reeds voor het beheer van de actie zijn aangesteld en/of daartoe binnen het DG zijn herschikt, eventueel aangevuld met personele middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
(86)    De uitgaven voor de periode na 2020 zijn verenigbaar met de voorstellen voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (2021-2027) die de Commissie op 2 mei 2018 heeft bekendgemaakt.
(87)    Hoeveel jaar nodig is om de werkzaamheden van het platform te voltooien, valt op dit ogenblik niet in te schatten. Daarom geeft de tabel het effect op de uitgaven alleen voor de eerste vier jaar dat het platform bestaat. De verwachting is dat het platform ten minste voor de looptijd van het MFK zal bestaan (d.w.z. tot 2027).
(88)    Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van de DG's die reeds voor het beheer van de actie zijn aangesteld en/of daartoe binnen het DG zijn herschikt, eventueel aangevuld met personele middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
(89)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JED = Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(90)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(91)    Voornamelijk voor de structuurfondsen, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Visserijfonds (EVF).
(92)    Zie de artikelen 11 en 17 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020.
(93)    Op basis van de huidige bestuurs- en financieringsregelingen (d.w.z. 60 % cofinanciering door de nationale bevoegde autoriteiten (NBA's) en 40 % EU-bijdrage), zonder rekening te houden met het Commissievoorstel over de herziening van de ESA's, dat nog niet is aangenomen.
(94)    De uitgaven voor de periode na 2020 zijn verenigbaar met de voorstellen voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (2021-2027) die de Commissie op 2 mei 2018 heeft bekendgemaakt.
(95)    Hoeveel jaar nodig is om de werkzaamheden van het platform te voltooien, valt op dit ogenblik niet in te schatten. Daarom geeft de tabel het effect op de uitgaven alleen voor de eerste vier jaar dat het platform bestaat. De verwachting is dat het platform ten minste voor de looptijd van het MFK zal bestaan (d.w.z. tot 2027).
(96)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
Top