Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017PC0801

    Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot intrekking van Besluit 2008/713/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in het Verenigd Koninkrijk

    COM/2017/0801 final

    Brussel, 22.11.2017

    COM(2017) 801 final

    Aanbeveling voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    tot intrekking van Besluit 2008/713/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in het Verenigd Koninkrijk


    Aanbeveling voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    tot intrekking van Besluit 2008/713/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in het Verenigd Koninkrijk

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 12,

    Gezien de aanbeveling van de Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Op 8 juli 2008 heeft de Raad, ingevolge een aanbeveling van de Commissie, bij Raadsbesluit 2008/713/EG in overeenstemming met artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap besloten dat er in het Verenigd Koninkrijk een buitensporig tekort bestond 1 . De Raad merkte op dat het overheidstekort van het Verenigd Koninkrijk volgens de in maart 2008 door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk ingediende BTP-gegevens in 2008-09 naar verwachting zou uitkomen op 3,2 % van het bbp en daarmee de referentiewaarde van 3 % van het bbp zou overschrijden. Door de na de bekendmaking van de begroting in maart 2008 op 13 mei 2008 aangekondigde verlaging van de personenbelasting voor 2008-09 werd een verdere stijging van het geplande tekort in dat begrotingsjaar verwacht. Door optelling van deze maatregelen bij de najaarsprognose 2008 van de Commissie zou het tekort in 2008-09 uitkomen op 3,5 % van het bbp. Het buitensporige tekort werd evenmin als tijdelijk beschouwd aangezien volgens de prognoses van de Commissie bij ongewijzigd beleid een tekort van 3,3 % van het bbp zou ontstaan in de periode 2009-10. Verder nam de Raad nota van het feit dat de algemene overheidsschuldquote ruim onder de referentiewaarde van 60 % bleef, hoewel volgens de projecties tot 2009-10 een stijgende trend werd verwacht. 

    (2)Op dezelfde datum heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 7, van het Verdrag en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad op basis van een aanbeveling van de Commissie een aanbeveling tot het Verenigd Koninkrijk gericht waarin deze lidstaat werd verzocht om uiterlijk in het begrotingsjaar 2009-10 een einde te maken aan de buitensporigtekortsituatie. De Raad heeft 8 januari 2009 vastgesteld als uiterste datum waarop doeltreffende maatregelen moesten zijn genomen. 

    (3)In overeenstemming met artikel 104, lid 8, van het Verdrag stelde de Raad op 27 april 2009 vast dat het Verenigd Koninkrijk geen doeltreffende maatregelen had genomen in reactie op de aanbeveling van de Raad van 8 juli 2008 2 .

    (4)Aangezien de begrotingssituatie van het Verenigd Koninkrijk in 2009-10 mede het resultaat was van de uitvoering van maatregelen ten belope van ongeveer 1,5 % van het bbp die een passende reactie op het Europees economisch herstelplan waren, en van de onbelemmerde werking van automatische stabilisatoren, richtte de Raad op grond van artikel 126, lid 7, van het VWEU op 2 december 2009 een herziene aanbeveling tot het Verenigd Koninkrijk om het buitensporige tekort uiterlijk in 2014-15 te corrigeren. Om het overheidstekort op een geloofwaardige en duurzame wijze onder de 3 % van het bbp te krijgen, werd het Verenigd Koninkrijk aanbevolen te zorgen voor een gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning van ten minste 1¾% van het bbp tussen 2010-11 en 2014-15. In zijn aanbeveling van 2 december 2009 stelde de Raad 2 juni 2010 vast als termijn voor het nemen van doeltreffende maatregelen in overeenstemming met artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97. 

    (5)Op 6 juli 2010 concludeerde de Commissie dat het Verenigd Koninkrijk op basis van de voorjaarsprognoses 2010 van de Commissie doeltreffende maatregelen had genomen overeenkomstig de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 uit hoofde van artikel 126, lid 7, van het Verdrag.

    (6)Op 19 juni 2015 stelde de Raad in overeenstemming met artikel 126, lid 8, van het Verdrag vast dat het Verenigd Koninkrijk geen doeltreffende maatregelen had genomen in reactie op de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 3 . De Raad nam er nota van dat de reële groei van het bbp in het VK sterk was gedaald als gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis in 2008 en 2009, die ook de overheidsfinanciën had geraakt. Daarop had het Verenigd Koninkrijk een consolidatieplan geïmplementeerd en was het overheidstekort als percentage van het bbp tussen de begrotingsjaren 2009-10 en 2014-15 ieder jaar afgenomen. De overheidsschuldquote was in die periode wel blijven stijgen, vooral door het nominale tekort, maar ook door interventies in de financiële sector. De Raad concludeerde dat het Verenigd Koninkrijk ondanks de uitvoering van een programma voor begrotingsconsolidatie zijn buitensporig tekort in 2014-15 niet had verholpen. Bovendien had het Verenigd Koninkrijk niet de gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning van 1¾% van het bbp geleverd die de Raad op 2 december 2009 had aanbevolen.

    (7)Op dezelfde datum richtte de Raad, overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het Verdrag en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad op basis van een aanbeveling van de Commissie een aanbeveling tot het Verenigd Koninkrijk om het buitensporig tekort in het begrotingsjaar 2016-17 te corrigeren. Het Verenigd Koninkrijk werd concreet aanbevolen een nominaal tekort te bereiken van 4,1 % van het bbp in 2015-2016 en van 2,7 % van het bbp in 2016-2017, hetgeen zou neerkomen op een verbetering van het structurele saldo met 0,5 % van het bbp in 2015-2016 en 1,1 % van het bbp in 2016-2017, op grond van de bijgewerkte voorjaarsprognoses 2015 van de Commissie.

    (8)Op 16 november 2015 concludeerde de Commissie dat het Verenigd Koninkrijk doeltreffende maatregelen had genomen om het buitensporige tekort in het begrotingsjaar 2016-17 te corrigeren, zoals de Raad op 19 juni 2015 had aanbevolen.

    (9)Overeenkomstig artikel 4 van Protocol nr. 12 betreffende de procedure bij buitensporige tekorten, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het VWEU, verstrekt de Commissie de voor de toepassing van de procedure benodigde gegevens. In het kader van de toepassing van dat protocol moeten de lidstaten, overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad, tweemaal per jaar, namelijk vóór 1 april en vóór 1 oktober, gegevens verstrekken over het overheidstekort en de overheidsschuld en over andere, daarmee samenhangende variabelen 4 .

    (10)Op basis van de gemelde gegevens neemt de Raad besluiten over de intrekking van een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Bovendien mag een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort alleen worden ingetrokken als uit de prognoses van de Commissie blijkt dat het tekort gedurende de prognoseperiode de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp niet zal overschrijden 5 .

    (11)Uit de gegevens die de Commissie (Eurostat) overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 479/2009 na het convergentieprogramma van 2017, de kennisgeving van september 2017 door het Verenigd Koninkrijk en de najaarsprognoses 2017 van de Commissie heeft verstrekt, blijkt dat de volgende conclusies gerechtvaardigd zijn:

    Het Verenigd Koninkrijk heeft de aanbevolen streefcijfers voor het overheidstekort in de afgelopen jaren gehaald. Na een piek van 10 % van het bbp in 2009-10 nam het nominale overheidstekort gestaag af, tot 4 % in 2015-16 en 2,3 % in 2016-17, overeenkomstig de aanbeveling van de Raad van 19 juni 2015. De in die periode doorgevoerde begrotingsconsolidatie was grotendeels gebaseerd op de uitgaven, met een daling van de totale lopende uitgaven van 42,9 % van het bbp in 2009-10 naar 38 % van het bbp in 2016-17. Een stijging van de overheidsontvangsten van 37,4 % van het bbp in 2009-10 naar 38,6 % van het bbp in 2016-17 heeft ook een bijdrage geleverd, zij het in mindere mate.

    In het convergentieprogramma voor 2016-17, dat op 27 april 2017 door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk voor de periode 2016-17 tot 2021-22 is ingediend, wordt uitgegaan van een toename van het overheidstekort tot 2,8 % van het bbp in 2017-18, gevolgd door een daling tot 1,9 % van het bbp in 2018-19. Deze prognose berustte op een gepland overheidstekort van 2,7 % in 2016-17, volgens de door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk in maart 2017 verstrekte BTP-gegevens. Sinds de indiening van het convergentieprogramma heeft het Office for National Statistics (ONS) zijn raming van het overheidstekort voor 2016-17 verlaagd tot 2,3 % van het bbp voor de periode 2016-17. Hoewel de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hierna geen bijgewerkte prognoses van het overheidstekort hebben gepubliceerd, wordt in de najaarsprognoses 2017 van de Commissie gerekend op een tekort van 2,5 % in 2017-18, 1,8 % in 2018-19 en 1,3 % in 2019-20, gebaseerd op de aanname dat het beleid ongewijzigd blijft. Bijgevolg zal het tekort in de prognoseperiode naar verwachting onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp blijven.

    Volgens de najaarsprognoses 2017 van de Commissie is het structurele saldo, dat wil zeggen het overheidssaldo gecorrigeerd voor de conjunctuur en ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, tussen 2008-09 en 2016-17 met 3,2 % van het bbp verbeterd.

    De bruto overheidsschuldquote van het Verenigd Koninkrijk is significant gestegen sinds de Raad op 8 juli 2008 heeft vastgesteld dat er een buitensporig tekort bestond in het Verenigd Koninkrijk. De overheidsschuldquote is gestegen van 41 % van het bbp in 2007-08 tot 86,8 % in 2016-17, als gevolg van hogere nominale overheidstekorten en van interventies in de financiële sector in deze periode. Volgens de najaarsprognoses 2017 van de Commissie heeft de schuldquote in 2016-17 een piek bereikt en zal deze geleidelijk afnemen tot 82,9 % van het bbp in 2019-20.

    (12)Overeenkomstig artikel 126, lid 12, van het Verdrag moet een besluit van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort worden ingetrokken indien de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.

    (13)Volgens de Raad is het buitensporige tekort in het Verenigd Koninkrijk gecorrigeerd en dient Besluit 2008/713/EG derhalve te worden ingetrokken,

    (14)Met ingang van 2017-18, het begrotingsjaar na de correctie van het buitensporige tekort, valt het Verenigd Koninkrijk onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en moet het in een passend tempo vooruitgang boeken in de richting van zijn minimale middellangetermijndoelstelling voor de begroting, waarbij ook de uitgavenbenchmark in acht wordt genomen; tevens moet het land aan het schuldcriterium voldoen in overeenstemming met artikel 2, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Uit een algehele evaluatie volgt dat de buitensporigtekortsituatie in het Verenigd Koninkrijk is verholpen.

    Artikel 2

    Besluit 2008/713/EG wordt ingetrokken.

    Artikel 3

    Dit besluit is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1)    Besluit 2008/713/EG van de Raad van 8 juli 2008 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in het Verenigd Koninkrijk (PB L 238 van 5.9.2008, blz. 5).
    (2)    Besluit 2009/409/EG van de Raad van 27 april 2009 waarbij overeenkomstig artikel 104, lid 8, van het Verdrag wordt vastgesteld of het Verenigd Koninkrijk doeltreffende maatregelen heeft genomen in reactie op de aanbeveling van de Raad van 8 juli 2008 overeenkomstig artikel 104, lid 7 (PB L 132 van 29.5.2009, blz. 11).
    (3)    Besluit 2015/1098 van de Raad van 19 juni 2015 waarbij wordt vastgesteld dat het Verenigd Koninkrijk geen doeltreffende maatregelen heeft genomen in reactie op de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 (PB L 180 van 8.7.2015, blz. 1).
    (4)    Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1).
    (5)    Overeenkomstig de "Specificaties inzake de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact en richtsnoeren inzake de vorm en de inhoud van stabiliteits- en convergentieprogramma’s" van 3 september 2012. Zie: http://ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance/sgp/pdf/coc/code_of_conduct_en.pdf
    Top