Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016PC0779

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het door de Unie in te nemen standpunt in de OESO-werkgroep van de deelnemers aan de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten met betrekking tot referentiemarktwaarden

COM/2016/0779 final - 2016/0385 (NLE)

Brussel, 8.12.2016

COM(2016) 779 final

2016/0385(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het door de Unie in te nemen standpunt in de OESO-werkgroep van de deelnemers aan de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten met betrekking tot referentiemarktwaarden


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De OESO-regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten ("de regeling") is een gentlemen’s agreement tussen Australië, Canada, de Europese Unie, Japan, Korea, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Zwitserland en de Verenigde Staten. Brazilië is, hoewel geen OESO-lid, deelnemer aan de tot de regeling behorende Sectorovereenkomst inzake exportkredieten voor burgerluchtvaartuigen.

Het hoofddoel van de regeling is een kader te creëren voor het ordelijke gebruik van door de overheid gesteunde exportkredieten. In de praktijk betekent dit dat wordt gezorgd voor een gelijk speelveld, zodat de mededinging wordt gebaseerd op de prijs en de kwaliteit van de uitgevoerde goederen in plaats van de financiële voorwaarden. Bovendien wordt gestreefd naar het uitbannen van subsidies en marktverstoringen met betrekking tot door de overheid gesteunde exportkredieten.

De regeling is in 1978 tot stand gekomen, waarbij werd voortgebouwd op de "consensus" inzake exportkredieten die een aantal OESO-landen reeds in 1976 hadden bereikt. Daarvoor veroorzaakte het ontbreken van regels concurrentie tussen regeringen die de meest aantrekkelijke financiële voorwaarden probeerden aan te bieden ter ondersteuning van hun exporteurs die met elkaar concurreerden om handelscontracten in de wacht te slepen, wat leidde tot financiële subsidies en potentiële handelsverstoringen. De regeling stelt beperkingen aan de voorwaarden van door de overheid gesteunde exportkredieten en het verlenen van gebonden hulp. De regeling wordt regelmatig geactualiseerd, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met beleidsontwikkelingen en de evolutie van de mondiale financiële markten.

De richtsnoeren inzake referentiemarktwaarden bieden een leidraad bij de vaststelling van premies voor transacties waarbij kredietnemers in landen van categorie 0, OESO- en eurozonelanden met een hoog inkomen zijn betrokken. De huidige richtsnoeren voor de referentiemarktwaarden in de regeling werden ingevoerd als onderdeel van het Malzkuhn-Drysdale-pakket dat in september 2011 in werking trad. Hoewel de huidige richtsnoeren een kader bieden om niet onder de tarieven van de particuliere markt te bieden, is er nog altijd veel ruimte voor interpretatie, waardoor de praktijken van de deelnemers aan de regeling nog steeds aanzienlijk verschillen. In het voorstel dat het OESO-secretariaat ter tafel heeft gebracht - het "herziene voorstel van de voorzitter voor regels inzake referentiemarktwaarden" - worden duidelijkere richtsnoeren voorgesteld, wat moet leiden tot een gelijker speelveld binnen de OESO.

Samenhang met huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Indien het voorstel wordt goedgekeurd, zal het de huidige richtsnoeren voor referentiemarktwaarden in de regeling vervangen zonder te raken aan de huidige structuur van de regeling.

Het besluit tot goedkeuring wordt genomen door de werkgroep van de deelnemers aan de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten. Het standpunt van de Europese Unie wordt verwoord door de Commissie.

De OESO-deelnemers aan de regeling zullen waarschijnlijk tijdens hun jaarlijkse vergadering in november 2016 of via een bij de vergadering aansluitende schriftelijke procedure het herziene voorstel van de voorzitter voor regels inzake referentiemarktwaarden goedkeuren en de nodige wijzigingen van de OESO-regeling vaststellen, zodat de nieuwe regels tegen 1 februari 2017 ten uitvoer kunnen worden gelegd. Nu de onderhandelingen met succes zijn afgerond en het herziene voorstel van de voorzitter voor regels inzake referentiemarktwaarden voor besluit ter tafel ligt, is het belangrijk dat de Europese Unie haar goedkeuring van het huidige voorstel inzake referentiemarktwaarden en de daartoe vereiste wijzigingen van de OESO-regeling kan formaliseren.

De nieuwe versie van de regeling zal door een gedelegeerde handeling worden opgenomen in de EU-wetgeving. De OESO-regeling met de bijbehorende bijlagen en de wijzigingen daarvan heeft uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1233/2011 van het Europees Parlement en de Raad rechtsgevolgen in de Unie. Artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1233/2011 bepaalt als volgt: "De Commissie stelt overeenkomstig artikel 3 gedelegeerde handelingen vast om bijlage II te wijzigen naar aanleiding van wijzigingen in de richtsnoeren die de deelnemers aan de regeling overeenkomen".

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Niet van toepassing.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De OESO-regeling is een gentlemen's agreement tussen de EU en de acht andere deelnemers (Australië, Canada, Japan, Korea, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, de Verenigde Staten en Zwitserland). De regeling met de bijbehorende bijlagen en de opeenvolgende wijzigingen daarvan is in de EU-wetgeving opgenomen uit hoofde van de artikelen 1 en 2 van Verordening (EU) nr. 1233/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de toepassing van bepaalde richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten en tot intrekking van de Beschikkingen 2001/76/EG en 2001/77/EG van de Raad. De regeling met de bijbehorende bijlagen en de wijzigingen daarvan heeft dus rechtsgevolgen in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU (zie het arrest van het Hof van 7 oktober 2014 in zaak C-399/12, Bondsrepubliek Duitsland tegen Raad van de Europese Unie (OIV), punt 63). Volgens hoofdstuk I heeft de regeling voornamelijk tot doel een kader te creëren voor het ordelijke gebruik van door de overheid gesteunde exportkredieten en aldus op mondiaal niveau gelijke voorwaarden en eerlijke concurrentie tussen exporteurs te ontwikkelen, dus om het internationale handelsverkeer, met name het exportbeleid, te bevorderen en te reguleren in de zin van artikel 207 VWEU. Daarom is er een op artikel 207 en artikel 218, lid 9, VWEU gebaseerd besluit van de Raad nodig om het namens de Europese Unie door de OESO-deelnemers aan de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten in te nemen standpunt te bepalen.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

De OESO-regeling is een onderdeel van het handelsbeleid van de lidstaten, wat valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. 

Evenredigheid

Niet van toepassing.

Keuze van het instrument

Niet van toepassing.

3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Ex-postevaluatie/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Er is geen effectbeoordeling uitgevoerd met betrekking tot het huidige voorstel, aangezien de voorgestelde wijzigingen het constante EU-beleid inzake exportkredieten voortzetten, dat na elke jaarlijkse wijziging van de regeling bij gedelegeerde handeling in EU-wetgeving wordt omgezet. De inhoud van het voorstel kreeg tijdens de vergadering van 31.5.2016 de steun van de Groep exportkredieten van de Raad.

Raadpleging van belanghebbenden

Niet van toepassing.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Niet van toepassing.

Effectbeoordeling

Niet van toepassing.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Niet van toepassing.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft uitsluitend gevolgen voor de administratieve uitgaven.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Niet van toepassing.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Gedetailleerde uitleg van de specifieke bepalingen van het voorstel - samenvatting van de voorgestelde wijzigingen van de OESO-regeling en aanbevolen standpunt van de Europese Unie

Voorstel

Het voorstel is gehecht aan het besluit van de Raad.

Aanbevolen standpunt 

Steun voor het voorstel.

2016/0385 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het door de Unie in te nemen standpunt in de OESO-werkgroep van de deelnemers aan de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten met betrekking tot referentiemarktwaarden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Een internationaal kader voor het ordelijke gebruik van exportkredieten is van wezenlijk belang om op mondiaal niveau een gelijk speelveld te creëren en de internationale handel te bevorderen. Een dergelijk kader moet regelmatig worden bijgewerkt, zoals in de voorgestelde actualisering van de regels inzake referentiemarktwaarden die door de deelnemers aan de OESO-regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten ("de regeling") is besproken.

(2)De leden van de OESO-werkgroep inzake exportkredieten en kredietgaranties hebben uitvoerig gediscussieerd over de regels inzake referentiemarktwaarden.

(3)De wijzigingen van de OESO-regeling inzake referentiemarktwaarden worden naar verwachting op 1 februari 2017 vastgesteld.

(5)De OESO-regeling met de bijbehorende bijlagen en de wijzigingen daarvan heeft uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1233/2011 van het Europees Parlement en de Raad 1 rechtsgevolgen in de Unie. Artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1233/2011 bepaalt als volgt: "De Commissie stelt overeenkomstig artikel 3 gedelegeerde handelingen vast om bijlage II te wijzigen naar aanleiding van wijzigingen in de richtsnoeren die de deelnemers aan de regeling overeenkomen".

(6)Bijgevolg is het zaak, overeenkomstig artikel 218, lid 9, van het VWEU, te bepalen welk standpunt de Unie moet innemen in de OESO-werkgroepen voor exportkredieten met betrekking tot de wijzigingen van de regeling.

(7)Een wijziging van de regeling op basis van de grondlijnen van het aan dit besluit gehechte herziene voorstel van de voorzitter voor regels inzake referentiemarktwaarden moet worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie in de OESO-werkgroepen voor exportkredieten. Ingeval van wijzigingen van specifieke punten die niet raken aan de grondlijnen van het voorstel, kunnen zij deze ook zonder nader besluit van de Raad goedkeuren.

(8)Om de doeltreffendheid van de in dit besluit vastgestelde maatregelen te garanderen, dient het besluit onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Europese Unie dient binnen de Groep exportkredieten en kredietgaranties van de deelnemers aan de OESO-regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten het standpunt in te nemen dat zij de grondlijnen van het aan dit besluit gehechte herziene voorstel van de voorzitter voor regels inzake referentiemarktwaarden steunt en goedkeurt.

Artikel 2

De vertegenwoordigers van de Europese Unie in de OESO-werkgroepen voor exportkredieten kunnen wijzigingen van specifieke punten die niet raken aan de grondlijnen van het hierbij gevoegde voorstel zonder nader besluit van de Raad goedkeuren.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1) Verordening (EU) nr. 1233/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de toepassing van bepaalde richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten en tot intrekking van de Beschikkingen 2001/76/EG en 2001/77/EG van de Raad (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 45).
Top

Brussel, 8.12.2016

COM(2016) 779 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een Besluit van de Raad

betreffende het door de Unie in te nemen standpunt in de OESO-werkgroep van de deelnemers aan de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten met betrekking tot referentiemarktwaarden


AANHANGSEL

VOORSTEL

24.MINIMUMPREMIETARIEVEN VOOR KREDIETRISICO

De deelnemers rekenen niet minder dan het toepasselijke minimumpremietarief (Minimum Premium Rate -- MPR) voor het kredietrisico.

a)Het toepasselijke MPR wordt bepaald aan de hand van de volgende factoren:

de toepasselijke landenrisico-indeling;

de looptijd van het risico (Horizon of Risk — HOR);

de geselecteerde afnemersrisicocategorie van de kredietnemer;

het dekkingspercentage voor politiek en commercieel risico en de kwaliteit van het officiële door de overheid gehanteerde exportkredietinstrument;

elke techniek om het landenrisico te beperken, en

elke kredietverbetering (credit enhancement) die ten aanzien van het afnemersrisico is toegepast.

b)MPR’s worden uitgedrukt in procenten van de hoofdsom van het krediet alsof de premie op de datum van de eerste kredietopname volledig werd betaald. Hoe de MPR's moeten worden berekend, wordt, met inbegrip van de wiskundige formule voor die berekening, toegelicht in bijlage IX.

c)Ongeacht het land van bestemming worden de door de deelnemers te hanteren premietarieven voor transacties met marktbenchmarking (bv. transacties waarbij de kredietnemers/garantiegevers, dus de bij het kredietrisico betrokken entiteiten, in landen van categorie 0, OESO- en eurozonelanden met een hoog inkomen 1 zijn gevestigd) per geval bepaald. Om te voorkomen dat de te hanteren premietarieven voor transacties waarbij kredietnemers in dergelijke landen zijn betrokken, lager liggen dan de tarieven op de particuliere markt, moeten de deelnemers zich houden aan de volgende procedure, met gebruikmaking van de overeengekomen afspraken inzake de omzetting van relevante prijsbenchmarken in premies:

1.Wanneer een deelnemer in het kader van een consortiale lening overheidssteun verleent in de vorm van een transactie waarvoor zakelijke zekerheid is gesteld 2 of een projectfinanciering 3 , moeten voor het gesteunde deel minstens evenveel vaste kosten worden aangerekend als wat (de) commerciële marktdeelnemer(s) van het syndicaat zou(den) aanrekenen en mag de berekende premie niet minder bedragen dan wat (de) commerciële marktdeelnemer(s) zou(den) aanrekenen. Om in aanmerking te komen voor een consortiale lening moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

Ten minste 25 % 4  van het syndicaat bestaat uit een of meer commerciële leningen en/of garanties en krijgt geen bilaterale of multilaterale steun (bv. van exportkredietinstellingen, financiële ontwikkelingsinstellingen, internationale financiële instellingen of multilaterale ontwikkelingsbanken) 5 , waarbij alle partijen bij de financiering op gelijke voet (pari passu) staan wat de financiële voorwaarden betreft, met inbegrip van het veiligheidspakket; en

De financiële voorwaarden van de transactie zijn volledig in overeenstemming met de regeling, zoals gewijzigd door deze bepalingen inzake marktbenchmarks voor consortiale leningen.

2.Voor alle andere transacties met marktbenchmarks gelden de volgende procedures:

De deelnemers stellen aan de hand van de beschikbare marktgegevens en de kenmerken van de onderliggende transactie het te hanteren premietarief vast door het af te stemmen op een of meer van de in bijlage X beschreven marktbenchmarks, waarbij wordt geopteerd voor de benchmarks die het best passen bij de specifieke transactie.

Bij de vaststelling van het premietarief bepaalt de deelnemer de risicoscore van de kredietnemer, ook als de kredietnemer al een rating heeft gekregen van een erkend ratingbureau 6 (credit rating agency — CRA). Deelnemers kunnen een rating geven die gunstiger is dan die van de erkende CRA (één klasse hoger op de schaal van het erkende CRA) 7 . Als er geen rating is vastgesteld door een erkend CRA, mag de risicoscore niet meer dan twee klassen hoger zijn (voordeliger zijn) dan de CRA-rating van het land van de woonplaats van de kredietnemer/garantiegever. Wanneer een deelnemer de kredietnemer/garantiegever in een hogere klasse indeelt dan de beste rating die deze van een erkend CRA heeft gekregen, of, indien er geen rating van een erkend CRA voorhanden is, wanneer een deelnemer een transactie in de klasse CC2 of hoger indeelt, of wanneer een kredietnemer/garantiegever een rating krijgt in de klasse AAA tot en met A-, of gelijk aan of gunstiger dan de beste rating die een erkend CRA heeft toegekend aan het land van de woonplaats van de kredietnemer/garantiegever, dan moet de deelnemer hiervan voorafgaandelijk kennis geven overeenkomstig artikel 48.

In afwijking van de voorgaande bepalingen rekenen de deelnemers een premietarief aan dat niet lager is dan de overeenkomstige premie die volgens het "through-the-cycle-market-benchmark-model" (TCMB) is vastgesteld, waarbij wordt uitgegaan van de risicoscore en de looptijd van de transactie, tenzij de marktbenchmark is gebaseerd op (i) obligaties op de secundaire markt of (ii) kredietverzuimswaps ("credit default swaps" of CDS) van een entiteit op naam of een gelieerde entiteit. Indien een deelnemer op basis van de rating door een erkende CRA van de marktbenchmark op naam 8 premietarieven aanrekent die lager zijn dan de overeenkomstige premietarieven volgens het TCMB-model, doet deze hiervan vooraf kennisgeving volgens de procedure van artikel 48.

d)Op de "grootste-risicolanden" in categorie 7 zijn in principe hogere premietarieven dan de voor die categorie vastgestelde MPR’s van toepassing; deze premietarieven worden bepaald door de deelnemer die overheidssteun verleent.

e)Voor de berekening van het MPR voor een transactie is de toe te passen landenrisico-indeling de indeling van het land van de kredietnemer en de toe te passen afnemersrisico-indeling de indeling van de kredietnemer 9 , tenzij:

zekerheid wordt gesteld in de vorm van een onherroepelijke, onvoorwaardelijke, op verzoek beschikbare, rechtsgeldige en afdwingbaar garantie van de totale schuldaflossingsverplichting voor de volledige looptijd van het krediet door een in verhouding tot de omvang van de gegarandeerde schuld kredietwaardige derde. Ingeval van garantstelling door een derde kan een deelnemer ervoor kiezen de landenrisico-indeling van het land waarin de garantiegever is gevestigd en de afnemersrisicocategorie van de garantiegever toe te passen 10 ; of

een multilaterale of regionale instelling zoals omschreven in artikel 28 als kredietnemer of garantiegever voor de transactie optreedt, in welk geval de toe te passen landenrisico-indeling en afnemersrisicocategorie die van deze multilaterale of regionale instelling kunnen zijn.

f)De criteria en de voorwaarden voor de toepassing van een garantstelling door een derde overeenkomstig de onder e), eerste en tweede streepje, beschreven situaties, worden uiteengezet in bijlage XI.

g)Wat de looptijd van het risico betreft, wordt bij de berekening van een MPR in de regel één helft van de uitbetalingsperiode tezamen met de volledige aflossingsperiode in aanmerking genomen, uitgaande van een regelmatig aflossingsschema voor het exportkrediet, dit wil zeggen aflossing in gelijke halfjaarlijkse termijnen van de hoofdsom plus verschuldigde rente te rekenen vanaf zes maanden na de aanvangsdatum van het krediet. Voor exportkredieten met een afwijkend aflossingsschema wordt de overeenkomstige aflossingsperiode (uitgedrukt in gelijke halfjaarlijkse termijnen) berekend volgens de volgende formule: overeenkomstige aflossingsperiode = (gewogen gemiddelde duur van de aflossingsperiode – 0,25) / 0,5.

h)De deelnemer die ervoor kiest een MPR toe te passen dat met een in een ander land dan dat van de kredietnemer gevestigde derde-garantiegever verband houdt, doet hiervan vooraf kennisgeving overeenkomstig artikel 47. De deelnemer die ervoor kiest een MPR toe te passen dat met een als garantiegever optredende multilaterale of regionale instelling verband houdt, doet hiervan vooraf kennisgeving overeenkomstig artikel 48.

25.LANDENRISICO-INDELING

Met uitzondering van de OESO- en eurozonelanden met een hoog inkomen, worden de landen ingedeeld volgens de mate waarin wordt verwacht dat zij hun externe schuld zullen voldoen (d.w.z. het landenkredietrisico).

a)De vijf elementen van het landenkredietrisico zijn:

een algemeen uitstel van betalingen afgekondigd door de overheid van de kredietnemer/garantiegever of door de instantie van een land via welke de terugbetaling plaatsvindt;

politieke gebeurtenissen en/of economische problemen buiten het land van de kennisgevende deelnemer of wettelijke/bestuursrechtelijke maatregelen die buiten het land van de kennisgevende deelnemer zijn genomen en die de overdracht van uit hoofde van het krediet betaalde middelen, belemmeren of vertragen;

wettelijke bepalingen die in het land van de kredietnemer/garantiegever zijn vastgesteld volgens welke terugbetalingen in plaatselijke valuta geldig zijn om de schuld te voldoen, niettegenstaande het feit dat deze terugbetalingen, ten gevolge van wisselkoersschommelingen, na omzetting in de valuta van het krediet, het bedrag van de schuld op de dag van de overdracht van de fondsen niet dekken;

alle andere maatregelen of besluiten van de overheid van een ander land die terugbetalingen uit hoofde van een krediet onmogelijk maken; en

gevallen van overmacht buiten het land van de kennisgevende deelnemer, d.i. oorlog (ook burgeroorlog), onteigening, revolutie, rellen, burgerlijke onlusten, wervelstormen, overstromingen, aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, vloedgolven en kernongevallen.

b)De landen worden in acht risicocategorieën (0-7) ingedeeld. Er werden MPR's vastgesteld voor de categorieën 1 tot en met 7, doch niet voor categorie 0, omdat het landenrisico voor landen in deze categorie wordt geacht verwaarloosbaar te zijn. Het kredietrisico dat is verbonden aan transacties in landen van categorie 0 is voornamelijk gerelateerd aan het risico van de kredietnemer/garantiegever.

c)De indeling van landen 11 geschiedt volgens de landenrisico-indelingsmethode, die bestaat uit:

het model voor de beoordeling van het landenkredietrisico (het model), waarbij het landenkredietrisico kwantitatief wordt beoordeeld op basis van, voor elk land, drie groepen risico-indicatoren: de betalingservaring van de deelnemers, de financiële situatie en de economische situatie. De methode van het model omvat verschillende stappen waaronder de beoordeling van de drie groepen risico-indicatoren, en de combinatie en flexibele weging van de risico-indicatorengroepen;

de kwalitatieve beoordeling van de resultaten van het model, bekeken per land, teneinde rekening te houden met het politieke risico en/of andere risicofactoren die niet volledig of ten dele in het model in aanmerking werden genomen. Zo nodig kan dit tot een correctie op de kwantitatieve beoordeling volgens het model leiden om tot een uiteindelijke beoordeling van het landenkredietrisico te komen.

d)Landenrisico-indelingen worden doorlopend gevolgd en ten minste jaarlijks herzien en de wijzigingen die uit de landenrisico-indelingsmethode voortvloeien, worden onmiddellijk door het secretariaat medegedeeld. Wanneer een land in een lagere of hogere risicocategorie wordt ingedeeld, rekenen de deelnemers uiterlijk vijf werkdagen na de mededeling van de herindeling door het secretariaat premietarieven aan die gelijk zijn aan of hoger liggen dan de MPR's die met de nieuwe risicocategorie verband houden.

e)De landenrisicocategorieën worden door het secretariaat bekendgemaakt.

26.BEOORDELING VAN HET SOEVEREINE RISICO

a)Voor alle landen die overeenkomstig artikel 25, onder d), volgens de landenrisico-indelingsmethode zijn ingedeeld, wordt het soevereine risico beoordeeld om, bij wijze van uitzondering, na te gaan welke overheidsdebiteuren:

niet de kredietnemer met het laagste risico in het land zijn, en

gekenmerkt worden door een kredietrisico dat aanzienlijk hoger is dan het landenrisico.

b)De identificatie van de overheidsdebiteuren die aan de criteria onder a), voldoen, wordt uitgevoerd overeenkomstig de door de deelnemers ontwikkelde en goedgekeurde methode voor de beoordeling van het soevereine risico.

c)De lijst van overheidsdebiteuren die aan de criteria onder a) voldoen, wordt voortdurend gevolgd en ten minste jaarlijks herzien, en de wijzigingen die uit de methode voor de beoordeling van het soevereine risico voortvloeien, worden onmiddellijk door het secretariaat meegedeeld.

d)De lijst van in overeenstemming met punt b) geïdentificeerde overheidsdebiteuren wordt bekendgemaakt door het secretariaat.

27.AFNEMERSRISICO-INDELING

Kredietnemers en, in voorkomend geval, garantiegevers in landen die zijn ingedeeld in de landenrisicocategorieën 1-7, worden ingedeeld in een van de afnemersrisicocategorieën die voor het land van de kredietnemer/garantiegever zijn vastgesteld 12 . De matrix van de afnemersrisicocategorieën waarin kredietnemers en garantiegevers worden ingedeeld, is te vinden in bijlage IX. Kwalitatieve beschrijvingen van de afnemersrisicocategorieën zijn te vinden in bijlage XII.

a)Afnemersrisico-indelingen worden gebaseerd op de hoogste rating van het ongedekte eersterangskrediet van de kredietnemer/garantiegever zoals deze door de deelnemer is vastgesteld.

b)Niettegenstaande punt a), mogen transacties die worden gesteund overeenkomstig de voorwaarden van bijlage VII en transacties met een kredietwaarde van maximaal vijf miljoen SDR, worden ingedeeld op transactiebasis, d.w.z. na de eventuele toepassing van kredietverbeteringen in verband met het afnemersrisico, maar deze transacties komen, ongeacht de indeling ervan, niet in aanmerking voor aftrek uit hoofde van de toepassing van kredietverbeteringen in verband met het afnemersrisico.

c)Overheidskredietnemers en -garantiegevers zijn ingedeeld in afnemersrisicocategorie SOV/CC0.

d)Bij wijze van uitzondering kunnen niet-overheidskredietnemers en -garantiegevers worden ingedeeld in de "beter dan de overheidsafnemersrisicocategorie" (SOV+) 13 indien:

de kredietnemer/garantiegever een rating in vreemde valuta heeft van een erkend CRA die beter is dan de rating in vreemde valuta (van dezelfde CRA) van hun respectieve overheidsdebiteur, of

de kredietnemer/garantiegever is gevestigd in een land waarvan het soevereine risico significant hoger is bevonden dan het landenrisico.

e)De deelnemers doen vooraf kennisgeving overeenkomstig artikel 48 van transacties:

met een niet-overheidskredietnemer/-garantiegever indien de gehanteerde premie lager is dan die voor afnemersrisicocategorie CC1, d.w.z. CC0 of SOV+;

met een niet-overheidskredietnemer/-garantiegever met een kredietwaarde van meer dan 5 miljoen SDR, wanneer een deelnemer een afnemersrisicorating vaststelt voor een niet-overheidskredietnemer/-garantiegever ten aanzien waarvan een erkend CRA een rating heeft afgegeven, en die rating beter is dan de rating van het erkende CRA 14 .

e)In geval van concurrentie voor een specifieke transactie, waarbij de kredietnemer/garantiegever door concurrerende deelnemers is ingedeeld in verschillende afnemersrisicocategorieën, trachten de concurrerende deelnemers tot een gemeenschappelijke afnemersrisico-indeling te komen. Blijft een akkoord over een gemeenschappelijke indeling uit, dan is het de deelnemer(s) die de kredietnemer/garantiegever in een hogere afnemersrisicocategorie heeft/hebben ingedeeld, niet verboden de lagere afnemersrisico-indeling toe te passen.

28.INDELING VAN MULTILATERALE EN REGIONALE INSTELLINGEN

Multilaterale en regionale instellingen worden ingedeeld in een van de acht risicocategorieën (0-7) 15 en zo nodig opnieuw geëvalueerd; de toepasselijke indelingen worden door het secretariaat bekendgemaakt.

29.PERCENTAGE EN KWALITEIT VAN DE EXPORTKREDIETDEKKING DOOR DE OVERHEID

De MPR’s worden gedifferentieerd zoals omschreven in bijlage IX, teneinde rekening te houden met de verschillen in kwaliteit van de exportkredietproducten en het dekkingspercentage dat door de deelnemers wordt aangeboden. De differentiëring wordt gebaseerd op de toekomstverwachtingen van de exporteur (om het concurrentie-effect te neutraliseren dat voortvloeit uit de kwaliteitsverschillen van het aan de exporteur/financiële instelling aangeboden product).

a)De kwaliteit van een exportkredietproduct wordt bepaald door het antwoord op de vraag of het een verzekering, garantie of rechtstreekse kredieten/financiering betreft, en voor verzekeringsproducten of de rente gedurende de wachttermijn voor claims (dat wil zeggen de tijd tussen de datum waarop de kredietnemer moet betalen en de datum waarop de verzekeraar verplicht is de exporteur/financiële instelling te vergoeden) zonder toeslag wordt gedekt.

b)Alle bestaande exportkredietproducten die de deelnemers aanbieden, worden in een van de drie volgende productcategorieën ingedeeld, namelijk:

product beneden standaard, dat wil zeggen verzekering zonder dekking van de rente gedurende de wachttermijn voor claims en verzekering met dekking van de rente gedurende de wachttermijn voor claims met een passende premietoeslag;

standaardproduct, dat wil zeggen verzekering met dekking van de rente gedurende de wachttermijn voor claims zonder een passende premietoeslag alsmede rechtstreekse kredieten/financiering, en

product boven standaard, dat wil zeggen garanties.

30.TECHNIEKEN OM HET LANDENRISICO TE BEPERKEN

a)De deelnemers mogen de volgende technieken toepassen om het landenrisico te beperken, welke specifieke toepassing in bijlage XIII wordt uiteengezet:

constructie voor het genereren van een toekomstige inkomstenstroom buiten het projectland in combinatie met een geblokkeerde rekening (escrowrekening) buiten het projectland (Offshore future flow structure combined with offshore escrow account)

financiering in plaatselijke valuta

b)De deelnemer die een MPR hanteert waarin het gebruik van landenrisicobeperking tot uitdrukking komt, doet hiervan vooraf kennisgeving overeenkomstig artikel 47.

31.KREDIETVERBETERINGEN IN VERBAND MET HET AFNEMERSRISICO

a)De deelnemers kunnen de volgende kredietverbeteringen in verband met het afnemersrisico ("buyer risk credit enhancements" — "BRCE's") toepassen, waardoor een kredietverbeteringsfactor ("credit enhancement factor" — "CEF") groter dan 0 kan worden toegepast:

cessie van opbrengsten of vorderingen uit het contract

zakelijke zekerheid

zakelijke zekerheid op basis van vaste activa

geblokkeerde rekening (escrowrekening)

b)Definities van BRCE's en maximale CEF-waarden zijn vermeld in bijlage XIII.

c)BRCE's mogen alleen of in combinatie met de volgende beperkingen worden gebruikt:

de maximale CEF die door gebruikmaking van BRCE's kan worden bereikt, is 0,35;

"zakelijke zekerheid" en "zekerheid op basis van vaste activa" kunnen niet samen voor één transactie worden gehanteerd;

indien de toepasselijke landenrisico-indeling is verbeterd door gebruikmaking van een "offshore future flow structure combined with offshore escrow account", mogen geen BRCE's worden toegepast.

d)Voor transacties met kredietnemers tegen marktbenchmarks kunnen de volgende kortingen worden toegepast op de kredietrisicopremie die is vastgesteld op basis van de beste ongedekte CDS op naam en obligatiemarktbenchmarks of volgens het TCMB-model:

voor een zakelijke zekerheid: een korting van maximaal 15 %;

voor een zekerheid op basis van vaste activa: een korting van maximaal 10 %;

voor een geblokkeerde rekening (reserverekeningen voor de schuldendienst): een korting van maximaal 10 %, en

voor een combinatie van CEF's, in totaal: een korting van maximaal 25 %.

e)De deelnemers doen vooraf kennisgeving overeenkomstig artikel 48 van transacties met een niet-overheidskredietnemer/-garantiegever waarvan het krediet groter is dan 5 miljoen SDR, wanneer BRCE's leiden tot de toepassing van een CEF groter dan 0 of wanneer BRCE's worden ingezet bij een transactie met marktbenchmarking en dit leidt tot een prijsstelling die lager is dan de overeenkomstige TCMB-MPR.

32.HERZIENING VAN DE GELDIGHEID VAN DE MINIMUMPREMIETARIEVEN VOOR KREDIETRISICO

a)Om te beoordelen of de MPR’s passend zijn en deze zo nodig naar boven of beneden te kunnen bijstellen, wordt een aantal premieterugkoppelingsinstrumenten (Premium Feedback Tools — PFT’s) naast elkaar gebruikt ten behoeve van het periodieke toezicht op en de periodieke aanpassing van de MPR’s.

b)Met behulp van deze PFT's wordt beoordeeld of de MPR’s geschikt zijn in termen van zowel de feitelijke ervaring van instanties die overheidssteun voor exportkredieten verlenen, als van particuliere marktgegevens over de prijsstelling van het kredietrisico.

c)Uiterlijk op 31 december 2018 moeten alle aspecten van de premievoorschriften van de regeling zijn geëvalueerd, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan de regeling inzake marktprijsbenchmarken

48.VOORAFGAANDE KENNISGEVING

a)Ten minste tien kalenderdagen voordat hij een toezegging doet, stelt een deelnemer alle andere deelnemers hiervan overeenkomstig bijlage VIII in kennis indien hij voornemens is:

1)een krediet te steunen overeenkomstig artikel 10, onder d), 3);

2)voor een land in klasse I een krediet te steunen met een krediettermijn van meer dan vijf jaar;

3)een krediet te steunen overeenkomstig artikel 13, onder a);

4)een krediet te steunen overeenkomstig artikel 14, onder d);

5)een premietarief toe te passen overeenkomstig de bepalingen van artikel 24, onder c), punt 1, wanneer zij deelnemen aan een consortiale lening;

6)bij een transactie met marktbenchmarking de kredietnemer/garantiegever in een hogere klasse in te delen dan de beste rating die deze van een erkend CRA heeft gekregen, of, indien er geen rating van een erkend CRA voorhanden is, een transactie in de klasse CC2 of hoger in te delen, of wanneer een kredietnemer/garantiegever een rating krijgt in de klasse AAA tot en met A-, of gelijk aan of gunstiger dan de beste rating die een erkend CRA heeft toegekend aan het land van de woonplaats van de kredietnemer/garantiegever;

7)een premietarief toe te passen dat lager is dan de overeenkomstige premietarieven volgens het TCMB-model, overeenkomstig het derde streepje van artikel 24, onder c), punt 2, derde streepje;

8)een premietarief toe te passen overeenkomstig artikel 24, onder e), tweede streepje, waarbij de toepasselijke landenrisico-indeling en de voor de berekening van het MPR gebruikte afnemersrisicocategorie zijn bepaald door de betrokkenheid als kredietnemer of garantiegever van een ingedeelde multilaterale of regionale instelling;

9)een premietarief toe te passen overeenkomstig artikel 27, onder e), waarbij de geselecteerde afnemersrisicocategorie die wordt gebruikt voor de berekening van het MPR voor een transactie:

met een niet-overheidskredietnemer/-garantiegever lager is dan CC1 (d.w.z. CC0 of SOV+);

met een niet-overheidskredietnemer/-garantiegever met een krediet van meer dan 5 miljoen SDR beter is dan de rating door een erkend CRA;

10)een premietarief toe te passen overeenkomstig artikel 31, onder a), waarbij het gebruik van kredietverbeteringen in verband met het afnemersrisico leidt tot de toepassing van een CEF groter dan 0, of wanneer BRCE’s worden gebruikt bij een transactie met marktbenchmarking en dit leidt tot een prijsstelling die lager is dan de overeenkomstige TCMB-MPR;

11)een krediet te steunen overeenkomstig artikel 8, onder a), van bijlage II;

12)een krediet te steunen overeenkomstig artikel 10, onder a), punt 1, van bijlage IV;

13)een krediet te steunen overeenkomstig artikel 5, onder b), van bijlage V;

14)een krediet te steunen overeenkomstig artikel 4, onder a), van bijlage VI;

b)Indien de initiatiefnemende deelnemer een dergelijke transactie niet meer of in mindere mate wenst te steunen, deelt hij dit onmiddellijk aan alle andere deelnemers mede.

BIJLAGE VIII: GEGEVENS DIE BIJ KENNISGEVINGEN MOETEN WORDEN VERSTREKT

De gegevens van deel I moeten bij alle kennisgevingen op grond van de regeling (inclusief bijlagen) worden verstrekt. Bij specifieke soorten kennisgevingen moeten bovendien de desbetreffende gegevens van deel II worden verstrekt.

I.    GEGEVENS VOOR ALLE KENNISGEVINGEN

a)    Basisinformatie

1.Kennisgevend land

2.Datum van kennisgeving

3.Naam van de kennisgevende autoriteit/instantie

4.Referentienummer

5.Eerste kennisgeving of herziening van een vorige kennisgeving (indien van toepassing, nummer van de herziening)

6.Nummer van de tranche (indien van toepassing)

7.Referentienummer van de kredietlijn (indien van toepassing)

8.Artikel(en) van de regeling op grond waarvan de kennisgeving plaatsvindt

9.Referentienummer van de kennisgeving naar aanleiding waarvan matching plaatsvindt (indien van toepassing)

10.Beschrijving van de gematchte steun (indien van toepassing)

11.Land van bestemming

b)    Informatie over de afnemer/kredietnemer/garantiegever

12.Land van de afnemer

13Naam van de afnemer

14.Adres van de afnemer

15.Status van de afnemer

16.Land van de kredietnemer (indien afwijkend van dat van de afnemer)

17.Naam van de kredietnemer (indien afwijkend van die van de afnemer)

18.Adres van de kredietnemer (indien afwijkend van dat van de afnemer)

19.Status van de kredietnemer (indien afwijkend van die van de afnemer)

20.Land van de garantiegever (indien van toepassing)

21.Naam van de garantiegever (indien van toepassing)

22.Adres van de garantiegever (indien van toepassing)

23.Status van de garantiegever (indien van toepassing)

c)    Informatie over de geëxporteerde goederen en/of diensten en over het project

24.Beschrijving van de geëxporteerde goederen en/of diensten

25.Beschrijving van het project (indien van toepassing)

26.Plaats van het project (indien van toepassing)

27.Uiterste inschrijvingsdatum (indien van toepassing)

28.Vervaldatum van de kredietlijn (indien van toepassing)

29.Waarde van het (de) gesteunde contract(en): feitelijke waarde (van alle kredietlijnen en projectfinancieringstransacties of, op vrijwillige basis, van afzonderlijke transacties) dan wel de waarde overeenkomstig de volgende categorieën in miljoenen SDR:

Categorie

Van

Tot

I:

0

1

II:

1

2

III:

2

3

IV:

3

5

V:

5

7

VI:

7

10

VII:

10

20

VIII:

20

40

IX:

40

80

X:

80

120

XI:

120

160

XII:

160

200

XIII:

200

240

XIV:

240

280

XV:

280

*

*Vermeld het aantal veelvouden van 40 miljoen SDR boven de 280 miljoen SDR, bijvoorbeeld 410 miljoen SDR wordt genoteerd als "Categorie XV+3".

30.Valuta van het (de) contract(en)

d)    Financiële voorwaarden van de exportkredietsteun door de overheid

31.Kredietwaarde: feitelijke waarde voor kennisgevingen betreffende kredietlijnen en projectfinancieringstransacties of, op vrijwillige basis, van afzonderlijke transacties, dan wel de waarde overeenkomstig de SDR-categorieën

32.Valuta van het krediet

33.Aanbetaling (percentage van de totale waarde van de gesteunde contracten)

34.Plaatselijke uitgaven (percentage van de totale waarde van de gesteunde contracten)

35.Aanvangsdatum van het krediet en vermelding van het toepasselijke punt van artikel 10

36.Duur van de krediettermijn

37.Basis van het rentetarief

38.Rentetarief of marge

II.    AANVULLENDE GEGEVENS VOOR KENNISGEVINGEN OP GROND VAN SPECIFIEKE BEPALINGEN

   a)    Artikel 14, onder d), punt 5, van de regeling

1.Aflossingsschema

2.Aflossingsfrequentie

3.Periode tussen de aanvangsdatum van het krediet en de eerste aflossing van de hoofdsom

4.Vóór de aanvangsdatum van het krediet gekapitaliseerd rentebedrag

5.Gewogen gemiddelde duur van de aflossingsperiode

6.Reden waarom geen steun overeenkomstig artikel 14, onder a), b) en c), wordt verleend

   b)    Artikelen 24, 27, 30 en 31 van de regeling

1.Landenrisico-indeling van het land van de kredietnemer

2.Geselecteerde afnemersrisicocategorie van de kredietnemer

3.Duur van de uitbetalingsperiode

4.Dekkingspercentage voor politiek (landen-)risico

5.Dekkingspercentage voor commercieel (afnemers-)risico

6.Kwaliteit van de dekking (beneden standaard, standaard, boven standaard)

7.MPR gebaseerd op de landenrisico-indeling van het land van de kredietnemer zonder garantiestelling door een derde, betrokkenheid van een multilaterale/regionale instelling, beperking van het risico en/of verbeteringen ten aanzien van het afnemersrisico

8.Toepasselijk MPR

9.Werkelijk aangerekend premietarief (uitgedrukt in MPR-vorm als percentage van de hoofdsom)

   c)    Artikel 24 van de regeling

1.Rating(s) in vreemde valuta van de kredietnemer door erkende CRA's

2.Rating(s) in vreemde valuta van het land door erkende CRA's

3.Overeenkomstig TCMB-MPR voor de transactie op basis van de beste beschikbare rating in vreemde valuta van de kredietnemer door erkende CRA’s

4.In het geval van de prijsstelling voor een consortiale lening, een gedetailleerde beschrijving van de methode die is gebruikt voor het bepalen van de premie op basis van de totaalprijs.

5.In het geval van een prijsstelling voor obligaties of CDS op naam, een gedetailleerde beschrijving van de gebruikte methode voor de berekening van de tarieven, gedetailleerde informatie over waarom de prijsstelling relevant is, met inbegrip van de vraag of de prijsstelling betrekking heeft op de werkelijke kredietnemer of een gelieerde entiteit, en in het laatste geval, uitleg over hoe aan de criteria van een gelieerde entiteit is voldaan.

BIJLAGE X: MARKTBENCHMARKS VOOR TRANSACTIES IN LANDEN VAN CATEGORIE 0

Ongedekt gedeelte van exportkredieten of het niet door een exportkredietinstelling gedekte gedeelte van een consortiale lening

De door particuliere banken/instellingen geboden prijs voor het ongedekte gedeelte van het betrokken exportkrediet (of soms voor het niet door een exportkredietinstelling gedekte gedeelte van een consortiale lening) kan de dekking door een exportkredietinstelling het best weergeven. De voor dergelijke ongedekte gedeelten geboden prijs mag alleen worden gebruikt als die op commerciële voorwaarden is gebaseerd (dit zou bv. door internationale financiële instellingen gefinancierde gedeelten uitsluiten).

Bedrijfsobligaties op naam

Bedrijfsobligaties weerspiegelen het naamspecifieke kredietrisico. Bij de matching moet zorgvuldigheid worden betracht wat de kenmerken van het contract met de exportkredietinstelling betreft, zoals de looptijd, de munteenheid waarin een contract luidt en kredietverbeteringen. Indien primaire bedrijfsobligaties (d.w.z. totaal rendement bij de uitgifte) of secundaire bedrijfsobligaties (d.w.z. de "option adjusted spread" over de passende curve, die gewoonlijk de betrokken munteenheidswapcurve is) worden gebruikt, moeten in de eerste plaats die van de kredietnemer worden gebruikt; indien deze niet beschikbaar zijn, kunnen de primaire of secundaire bedrijfsobligaties van gelieerde entiteiten kunnen worden gebruikt.

Kredietverzuimswap op naam

Kredietverzuimswaps (Credit Default Swaps — CDS) zijn een vorm van bescherming tegen wanbetaling. De CDS-spread is het door de koper van de CDS per periode betaalde bedrag als percentage van de theoretische hoofdsom en wordt gewoonlijk uitgedrukt in basispunten. De CDS-koper koopt in feite een verzekering tegen wanbetaling door betalingen te doen aan de CDS-verkoper gedurende de looptijd van de swap, of tot de kredietgebeurtenis zich voordoet. In eerste instantie moet worden gebruikgemaakt van een CDS-curve voor de kredietnemer; indien deze niet beschikbaar is, kunnen de CDS-curves van gelieerde entiteiten worden gebruikt.

Leningbenchmarks

Primaire leningbenchmarks (d.w.z. prijzen bij uitgifte) of secundaire leningbenchmarks (d.w.z. het lopende rendement van de lening dat wordt verwacht door de financiële instelling die de lening van een andere financiële instelling koopt). Bij primaire leningbenchmarks moeten alle vergoedingen bekend zijn, zodat het totale rendement kan worden berekend. Indien leningbenchmarks worden gebruikt, moeten in de eerste plaats die voor de kredietnemer worden gebruikt; indien deze niet beschikbaar zijn, kunnen de leningbenchmarks van gelieerde entiteiten worden gebruikt.

Benchmarkmarktcurves

Benchmarkmarktcurves weerspiegelen het kredietrisico van een gehele sector of van een gehele afnemerscategorie. Deze marktinformatie kan relevant zijn wanneer er geen naamspecifieke gegevens beschikbaar zijn. In het algemeen is de kwaliteit van de aan deze markten inherente informatie afhankelijk van de liquiditeit ervan. Er moet hoe dan ook worden gekeken naar marktinstrumenten die de beste match bieden wat kenmerken van contracten met exportkredietinstellingen betreft, zoals datum, kredietrating, looptijd en de munteenheid waarin een contract luidt.

Bijlage XV: LIJST VAN DEFINITIES

Voor de toepassing van de regeling wordt verstaan onder:

a)Toezegging: elke verklaring, in welke vorm dan ook, waarmee aan het ontvangende land, de afnemer, de kredietnemer, de exporteur of de financiële instelling de bereidheid of het voornemen wordt bekendgemaakt overheidssteun te verlenen. 

b)Gemeenschappelijke gedragslijn: een overeenkomst tussen de deelnemers over specifieke financiële voorwaarden voor overheidssteun die geldt voor een bepaalde transactie of in bijzondere omstandigheden. De regels van een overeengekomen gemeenschappelijke gedragslijn hebben uitsluitend voor de in die gedragslijn omschreven transactie of omstandigheden voorrang op de regels van de regeling.

c)Concessionaliteitsniveau van gebonden hulp: voor schenkingen is het concessionaliteitsniveau 100 %. Voor leningen is het concessionaliteitsniveau het verschil tussen de nominale waarde van de lening en de contante waarde van de door de kredietnemer te verrichten schuldendienstbetalingen. Dit verschil wordt in procenten van de nominale waarde van de lening uitgedrukt.

d)Ontmanteling: buitenbedrijfstelling of ontmanteling van een kerncentrale.

e)Waarde van het exportcontract: het totale bedrag dat door of namens de afnemer van de uitgevoerde goederen en/of diensten moet worden betaald, met uitsluiting van de hieronder gedefinieerde plaatselijke uitgaven; in geval van een leasecontract is het met de rente overeenkomende aandeel van de leasebetaling uitgesloten.

f)Definitieve toezegging: bij een exportkrediettransactie (in de vorm van één enkele transactie of een kredietlijn) is er sprake van een definitieve toezegging wanneer de deelnemer zich tot specifieke en volledige financiële voorwaarden verbindt, hetzij door een wederzijdse overeenkomst, hetzij door een eenzijdige rechtshandeling.

g)Eerste splijtstoflading: de eerste splijtstoflading bestaat uit niet meer dan de eerste geïnstalleerde kern plus twee daaropvolgende wisselladingen, samen bestaande uit ten hoogste twee derde van een kern.

h)Rentesubsidie: een overeenkomst tussen een regering en banken of andere financiële instellingen die het verlenen van exportfinanciering tegen een vast tarief op of boven het CIRR mogelijk maakt.

i)Kredietlijn: een kader voor exportkredieten, in welke vorm dan ook, voor een reeks transacties die al dan niet met een specifiek project verband houden.

j)Plaatselijke uitgaven: uitgaven voor de levering van goederen en diensten in het land van de afnemer, noodzakelijk voor de uitvoering van het contract van de exporteur of de voltooiing van het project waarvan het contract van de exporteur een onderdeel vormt. Deze uitgaven omvatten niet de commissie die verschuldigd is aan de agent van de exporteur in het land van de afnemer.

k)Obligaties of CDS op naam: een obligatie of CDS op naam is beperkt tot de benchmarkinstrumenten van precies dezelfde kredietnemer als die van de gesteunde transactie.

l)Zuivere dekking: door of namens een regering verleende overheidssteun die zich beperkt tot de garantie of verzekering van het exportkrediet, m.a.w. waarbij geen overheidssteun in de vorm van financiering wordt verleend.

m)Gelieerde entiteit: Verwijzingen naar gelieerde entiteiten zijn benchmarkinstrumenten die niet van precies dezelfde kredietnemer als die van de ondersteunde transactie zijn, maar van een daarmee verbonden kredietnemer. Indien de kredietnemer geen beursgenoteerde obligaties of CDS heeft en er binnen de organisatiestructuur van de kredietnemer een moeder-, dochter of zustermaatschappij bestaat die over uitstaande obligaties of CDS op naam beschikt, dan is het overeenkomstig artikel 24, onder c), mogelijk om deze obligaties of CDS op naam te gebruiken als waren zij door de kredietnemer zelf uitgegeven, indien:

1)de moeder-, dochter- of zustermaatschappij als emittent door de CRA dezelfde rating is toegekend als de kredietnemer; of

2)er wordt voldaan aan alle volgende criteria:

a.de door de deelnemer toegekende interne rating van de kredietnemer/garantiegever stemt overeen met de door de CRA toegekende rating van de gelieerde entiteit;

b.de kredietnemer/garantiegever is de belangrijkste werkmaatschappij van de moedermaatschappij/holding en vormt een essentieel en integraal onderdeel van de groep;

c.d door de CRA toegekende rating is gebaseerd op de kernactiviteiten van de groep;

d.de kredietnemer/garantiegever levert een aanzienlijk deel van de inkomsten van de groep, ofwel door het aanbieden van sommige van de belangrijkste producten/diensten aan de cliënten of als eigenaar en exploitant van een groot deel van de activa van de moedermaatschappij.

e.de verkoop van de kredietnemer/garantiegever van de groep is moeilijk voorstelbaar en zou de algehele structuur van de groep grondig veranderen;

f.wanbetaling van de kredietnemer/garantiegever zou een groot reputatierisico inhouden voor de groep, ernstige schade aan haar franchise toebrengen en haar voortbestaan in gevaar brengen;

g.er is sprake van een hoog niveau van operationele en beheerstechnische integratie, waarbij de moedermaatschappij of een dochtermaatschappij gewoonlijk via groepsinterne leningen het kapitaal verstrekt en financiert en de steun van de moedermaatschappij buiten kijf staat.

n)Krediettermijn: de periode die ingaat bij de aanvangsdatum van het krediet, zoals gedefinieerd in deze bijlage, en eindigt op de contractdatum van de laatste aflossing van de hoofdsom.

o)Aanvangsdatum van het krediet: 

1)Onderdelen of componenten (intermediaire goederen) met inbegrip van de bijbehorende diensten: bij onderdelen of componenten valt de aanvangsdatum van het krediet niet later dan de feitelijke datum van de aanvaarding van de goederen of de gewogen gemiddelde datum van de aanvaarding van de goederen (met inbegrip van de diensten, indien van toepassing) door de afnemer, of voor diensten, de datum van de indiening van de facturen bij de klant of aanvaarding van de diensten door de klant.

2.Quasi-kapitaalgoederen, met inbegrip van bijbehorende diensten - machines of installaties, meestal met een vrij lage eenheidswaarde, voor industrieel, productief of commercieel gebruik: bij quasi-kapitaalgoederen valt de aanvangsdatum van het krediet niet later dan de feitelijke datum van de aanvaarding van de goederen of de gewogen gemiddelde datum van de aanvaarding van de goederen door de afnemer; indien de exporteur verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de uiterste aanvangsdatum de datum van inbedrijfstelling, of voor diensten, de datum van de indiening van de facturen bij de klant of aanvaarding van de diensten door de klant. Voor diensten is de aanvangsdatum van het krediet de datum van de indiening van de facturen bij de klant of de aanvaarding van de diensten door de klant.

3)Bij een dienstverleningsovereenkomst waarbij de leverancier verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de uiterste aanvangsdatum de datum van inbedrijfstelling:

kapitaalgoederen en projectdiensten - machines of installaties met een hoge waarde, voor industrieel, productief of commercieel gebruik: voor contracten inzake de verkoop van kapitaalgoederen bestaande uit afzonderlijke, als zodanig te gebruiken goederen, is de uiterste aanvangsdatum de feitelijke datum dan wel de gewogen gemiddelde datum waarop de afnemer de goederen fysiek in ontvangst neemt;

voor contracten inzake de verkoop van kapitaalgoederen voor complete installaties of fabrieken waarbij de leverancier niet verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de uiterste aanvangsdatum de datum waarop de afnemer de volledige, volgens het contract geleverde installatie (met uitzondering van reserveonderdelen) fysiek in ontvangst neemt;

indien de exporteur verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de uiterste aanvangsdatum de datum van inbedrijfstelling;

voor diensten is de uiterste aanvangsdatum van het krediet de datum van de indiening van de facturen bij de klant of de aanvaarding van de diensten door de klant. Voor diensten is de aanvangsdatum van het krediet de datum van de indiening van de facturen bij de klant of de aanvaarding van de diensten door de klant.

4)Complete installaties of fabrieken – complete productie-eenheden van hoge waarde waarvoor het gebruik van kapitaalgoederen is vereist:

voor contracten inzake de verkoop van kapitaalgoederen voor complete installaties of fabrieken waarbij de leverancier niet verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de uiterste aanvangsdatum de datum waarop de afnemer de volledige, volgens het contract geleverde installatie (met uitzondering van reserveonderdelen) fysiek in ontvangst neemt;

voor bouwcontracten waarbij de aannemer niet verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de uiterste aanvangsdatum de datum van voltooiing van de bouwwerkzaamheden;

voor contracten waarbij de leverancier of aannemer contractueel verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de uiterste aanvangsdatum de datum waarop de installatie of de bouwwerkzaamheden werden voltooid en met het oog op het gebruik werden getest. Dit geldt ongeacht het feit of de contractuele overdracht aan de afnemer op die datum geschiedt en ongeacht het feit of de leverancier of aannemer verplichtingen van langere duur heeft, bijvoorbeeld de garantie van de goede werking of voor de opleiding van plaatselijk personeel;

wanneer het contract de aparte uitvoering van afzonderlijke delen van een project inhoudt, is de uiterste aanvangsdatum de datum die geldt als aanvangsdatum voor ieder afzonderlijk deel, of de gemiddelde datum van deze aanvangsdata; wanneer het contract van de leverancier niet op het hele project doch op een belangrijk deel daarvan betrekking heeft, kan de aanvangsdatum de aanvangsdatum zijn voor het project in zijn geheel;

voor diensten is de uiterste aanvangsdatum van het krediet de datum van de indiening van de facturen bij de klant of de aanvaarding van de diensten door de klant. Bij een dienstverleningscontract waarbij de leverancier verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de uiterste aanvangsdatum de datum van inbedrijfstelling.

p)Gebonden hulp: hulp die (rechtens of feitelijk) gebonden is aan de aankoop van goederen en/of diensten in het donorland en/of een beperkt aantal andere landen, dit omvat leningen, schenkingen of gecombineerde financieringspakketten met een concessionaliteitsniveau van meer dan 0 %. 

Deze definitie is van toepassing ongeacht het feit of de "binding" al dan niet formeel tussen het ontvangende land en het donorland is overeengekomen, en ongeacht het feit of een pakket componenten bevat uit de in artikel 34 van de regeling vermelde soorten gebonden hulp die niet vrij en volledig beschikbaar is om aankopen te financieren in het ontvangende land, de meeste andere ontwikkelingslanden en de deelnemerslanden, of indien het praktijken betreft die de DAC of de deelnemers met een dergelijke "binding" gelijkstellen.

q)Ongebonden hulp: hulp die leningen of schenkingen omvat waarvan het bedrag volledig en vrij beschikbaar is om aankopen te financieren in eender welk land.

r)Gewogen gemiddelde duur van de aflossingsperiode: de tijd die nodig is om de helft van de hoofdsom van een krediet af te lossen. Dit wordt berekend als de som van de tijd (in jaren) tussen de aanvangsdatum van het krediet en elke aflossing op de hoofdsom gewogen met het gedeelte van de hoofdsom dat op elke aflossingsdatum wordt afgelost.

(1) Elk jaar wordt de status van een land geëvalueerd wat betreft de volgende punten: 1) of het een land met een hoog inkomen betreft (zoals jaarlijks gedefinieerd door de Wereldbank op basis van het bni per hoofd), 2) lidmaatschap van de OESO, en 3) of het deel uitmaakt van de eurozone. De aanwijzing van een land in het kader van artikel 25, onder c), als een OESO- of eurozoneland met een hoog inkomen, alsmede het intrekken van die aanwijzing, treedt pas in werking nadat de indeling van het inkomen van het land (hoog inkomen of anders) twee achtereenvolgende jaren ongewijzigd is gebleven. Een wijziging in de aanwijzing van een land als OESO- of eurozoneland met een hoog inkomen, alsmede de intrekking van die aanwijzing in verband met een wijziging in het OESO-lidmaatschap of aansluiting bij de eurozone, treedt bij de jaarlijkse herziening van de status van landen meteen in werking.
(2) Om in aanmerking te komen als transactie waarvoor zakelijke zekerheid is gesteld, is er een eersterangszekerheid op het gefinancierde activum vereist; en, in geval van een leasestructuur, een cessie en/of een eersterangszekerheid op de leasebetalingen.
(3) Om in aanmerking te komen als projectfinanciering moet de transactie voldoen aan de basiscriteria die zijn vastgesteld in aanhangsel 1 van bijlage VI van de regeling.
(4) Voor transacties in landen met een markteconomie waarop de voorwaarden van bijlage V (spoor) of bijlage VI (projectfinanciering) van toepassing zijn, geldt dit minimumaandeel van commerciële leningen niet, maar wel het minimumaandeel dat in die bijlagen is vastgesteld.
(5) De 25 %-voorwaarde wordt beschouwd als voldaan wanneer ten minste 25 % van het aandeel van andere betaalmiddelen dan contant geld bij een transactie waarbij maar één bank betrokken is en een exportkredietinstelling borg staat, ongedekt is. Dergelijke transacties moeten voldoen aan alle overige criteria van punt 1, met inbegrip van de in dit streepje vastgestelde bepaling dat alle partijen bij de financiering op gelijke voet staan.
(6) Het secretariaat stelt een lijst van dergelijke erkende CRA 's op en houdt deze bij.
(7) Wanneer meer dan één erkend CRA een rating heeft vastgesteld voor de kredietnemer/garantiegever, geldt de beste beschikbare rating in vreemde valuta aan een preferente niet-gedekte basis voor de kredietnemer (of garantiegever).
(8) Indien er voor de desbetreffende entiteit op naam waarvoor de marktbenchmark moet worden bepaald, geen rating is vastgesteld door een erkend CRA, wordt ervan uitgegaan dat de resulterende tarieven op de particuliere markt lager zijn dan het overeenkomstige TCMB-tarief, zodat zij worden onderworpen aan voorafgaande kennisgeving in overeenstemming met artikel 48.
(9) Ten aanzien van de premietarieven die in rekening worden gebracht voor transacties met garantstelling door een derde door een kredietnemer uit een OESO- of eurozoneland met een hoog inkomen gelden de eisen van artikel 24, onder c).
(10) Ingeval van garantstelling door een derde moeten de toe te passen landenrisico-indeling en afnemersrisicocategorie betrekking hebben op dezelfde entiteit, d.w.z. hetzij de kredietnemer, hetzij de garantiegever.
(11) Om administratieve redenen kunnen sommige landen die in aanmerking komen om in een van de acht landenrisicocategorieën te worden ingedeeld, niet in de indeling worden opgenomen indien zij doorgaans geen door de overheid gesteunde exportkredieten ontvangen. Voor dergelijke niet in de indeling opgenomen landen staat het de deelnemers vrij de landenrisico-indeling te hanteren die zij passend achten.
(12) Regels betreffende de indeling van afnemers moeten aldus worden begrepen dat zij de meest gunstige indeling voorstaan; zo kan een overheidsafnemer worden ingedeeld in een minder gunstige afnemersrisicocategorie.
(13) De MPR’s die met de beter dan de overheidsafnemersrisicocategorie (SOV +) verband houden, liggen 10 % lager dan de MPR’s die met de overheidsafnemersrisicocategorie (CC0) verband houden.
(14) Wanneer door meer dan één erkend CRA een rating voor de niet-overheidskredietnemer wordt afgegeven, is kennisgeving alleen vereist wanneer de afnemersrisicorating gunstiger is dan de meest gunstige van de CRA-ratings.
(15) Met betrekking tot het afnemersrisico worden multilaterale en regionale instanties ingedeeld in afnemersrisicocategorie SOV/CC0.
Top