This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0547
Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on payment services in the internal market and amending Directives 2002/65/EC, 2013/36/EU and 2009/110/EC and repealing Directive 2007/64/EC
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2013/36/EU en 2009/110/EG en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2013/36/EU en 2009/110/EG en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG
/* COM/2013/0547 final - 2013/0264 (COD) */
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2013/36/EU en 2009/110/EG en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG /* COM/2013/0547 final - 2013/0264 (COD) */
TOELICHTING 1. Achtergrond van het voorstel De markt voor elektronische betalingen in
Europa biedt veel mogelijkheden voor innovatie. De
afgelopen jaren hebben de consumenten hun betalingsgewoonten al sterk
veranderd. Naast het steeds grotere aantal betalingen
met debet- en kredietkaarten hebben de groei van de e-commerce en de toenemende
populariteit van smartphones de weg gebaand voor de opkomst van nieuwe
betaalmiddelen. Betere marktintegratie en
minder versnippering op het niveau van de Europese Unie zouden aanzienlijke
voordelen opleveren. Met dit initiatief zullen consumenten en
handelaren ten volle kunnen profiteren van de interne markt, in het bijzonder
op het gebied van de e-commerce. Het voorstel
strekt ertoe de verdere ontwikkeling van een EU-markt voor elektronische
betalingen te ondersteunen, zodat consumenten, retailers en andere marktspelers
alle voordelen van de interne EU-markt kunnen benutten, in overeenstemming met
Europa 2020 en de digitale agenda. Een verdere
integratie is des te belangrijker naarmate de wereld de overstap maakt van de
klassieke handel naar een digitale economie. Om dit te bereiken en meer concurrentie,
efficiency en innovatie op het gebied van elektronische betalingen te
stimuleren, moet er sprake zijn van rechtsduidelijkheid en een gelijk
speelveld; dit zorgt ervoor dat kosten en prijzen voor
betalingsdienstgebruikers neerwaarts naar elkaar toe groeien, de keuze tussen
en de transparantie van betalingsdiensten toeneemt, het gemakkelijker wordt om
innoverende betalingsdiensten aan te bieden, en de veiligheid en de
transparantie van betalingsdiensten wordt gegarandeerd. Bestaande bepalingen op het door het
voorstel bestreken gebied –
Richtlijn 2007/64/EG: deze richtlijn creëerde een
geharmoniseerd rechtskader voor snellere en vlottere betalingen overal in de
EU, introduceerde meer concurrentie op het gebied van betalingssystemen en
vergemakkelijkte schaalvoordelen. Zij vergemakkelijkte ook de praktische
tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke eurobetalingsruimte (Single Euro
Payments Area — SEPA). –
Verordening (EG) nr. 924/2009 betreffende
grensoverschrijdende betalingen: bij deze verordening werd Verordening (EG)
nr. 2560/2001 ingetrokken en het toepassingsgebied van de verordening
uitgebreid tot automatische afschrijvingen. Deze verordening maakte een einde
aan het verschil in de kosten voor nationale en grensoverschrijdende betalingen
in euro’s binnen de Europese Unie die betalingsdienstgebruikers worden
aangerekend. Zij is van toepassing op alle betalingen die elektronisch worden
verwerkt. –
Verordening (EU) nr. 260/2012: deze
verordening stelt tijdslimieten vast voor de omschakeling naar SEPA voor
pan-Europese overmakingen en automatische afschrijvingen ter vervanging van de
nationale regelingen voor nationale en grensoverschrijdende betalingen in euro’s
binnen de Europese Unie. –
Richtlijn 2009/110/EG betreffende elektronisch
geld: deze richtlijn creëert het rechtskader voor de uitgifte en terugbetaling
van elektronisch geld en brengt het prudentiële toezicht op instellingen voor
elektronisch geld in overeenstemming met de vereisten voor
betalingsinstellingen in de RBD. –
Verordening (EG) nr. 1781/2006: deze
verordening verplicht betalingsdienstaanbieders om informatie over de betaler
door te geven door de hele betalingsketen met het oog op de voorkoming van, het
onderzoek naar en de opsporing van het witwassen van geld en
terrorismefinanciering. –
De wetgevingsinitiatieven van de Commissie
betreffende de digitale agenda voor Europa[1] en met
name het voorstel van de Commissie voor een rechtskader betreffende
elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische
transacties[2] en haar voorstel houdende maatregelen om een hoog gemeenschappelijk
niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Unie[3] te
waarborgen alsook de in de mededeling over e-commerce en onlinediensten[4] genoemde kernprioriteiten, die tot doel hebben een digitale
eengemaakte markt tot stand te brengen; –
de inspanningen van de Commissie om de concurrentie
te verhogen door de marktspelers gelijke plichten, rechten en kansen te geven
en de grensoverschrijdende verlening van betalingsdiensten te vergemakkelijken;
–
het wetgevingsvoorstel van de Commissie betreffende
interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties en
betreffende de toepassing van bepaalde restrictieve bedrijfsregels en
-praktijken, dat tegelijkertijd en in nauwe afstemming met dit voorstel wordt
opgesteld; –
Richtlijn 2011/83/EG betreffende consumentenrechten[5] die moet bijdragen aan de
totstandbrenging van een echte interne markt voor “business-to-consumer”-handel
(b2c) en het juiste evenwicht moet helpen te vinden tussen een hoog
beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het
bedrijfsleven, waarbij de speelruimte van de handelaren om een vergoeding aan
te rekenen voor het gebruik van betaalinstrumenten, wordt beperkt tot de
werkelijke kosten. 2. Raadpleging van
belanghebbende partijen en effectbeoordeling Op 11 januari 2012 heeft de Europese Commissie
een groenboek “Naar een geïntegreerde Europese markt voor kaart-, internet- en
mobiele betalingen”[6]
gepubliceerd, waarna een uitvoerige publieke raadpleging heeft plaatsgevonden.
De Commissie heeft meer dan 300 reacties ontvangen van autoriteiten, het
maatschappelijk middenveld, brancheorganisaties en bedrijven uit diverse
sectoren, die een breed spectrum van stakeholders vertegenwoordigen. Een
bijkomend aantal opmerkingen, standpuntnota’s en bijdragen zijn buiten de
raadpleging om ontvangen. De uitgebreide feedback van de stakeholders[7] verschafte relevante inzichten
in een aantal recente nieuwe ontwikkelingen en mogelijke noodzakelijke
wijzigingen in het bestaande betalingskader. In dezelfde context vond op 4 mei 2012
een openbare hoorzitting plaats, die door zo’n 350 geïnteresseerde stakeholders
werd bijgewoond. Uit de resultaten van de raadpleging blijkt
dat het bestaande rechtskader op een aantal punten grondig moet worden
bijgestuurd om de doeltreffendheid van de Europese betaalmarkt te versterken en
bij te dragen aan een betalingsomgeving die concurrentie, innovatie en
veiligheid in de hand werkt. De bestaande regels worden in de lidstaten
zeer uiteenlopend toegepast omdat er teveel keuzemogelijkheden zijn en de
toepassingscriteria vaak zeer algemeen geformuleerd zijn. Met name bepaalde
vrijstellingen in de RBD lijken te algemeen of verouderd te zijn gelet op de
marktontwikkelingen, en worden zeer verschillend uitgelegd. Het
toepassingsgebied vertoont ook leemten ten aanzien van betalingen waarvan één
schakel in de transactie zich buiten de EER bevindt, en betalingen in
niet-EU-valuta’s, met blijvende marktversnippering, regelgevingsarbitrage en
concurrentieverstoringen als gevolg. –
Er bestaat een rechtsvacuüm voor bepaalde nieuwe
aanbieders van diensten via het internet, zoals derde betalingsdienstaanbieders
die betalingsinitiatiediensten op basis van onlinebanking aanbieden. Deze
diensten zijn een degelijk en vaak ook goedkoper betalingsalternatief voor
kaartbetalingen, en ook interessant voor consumenten die geen kaarten hebben.
Het merendeel van deze aanbieders valt momenteel niet onder het bestaande
rechtskader omdat zij op geen enkel ogenblik geldmiddelen aanhouden. Dit
rechtsvacuüm kan een rem vormen op de innovatie en in de weg staan aan passende
voorwaarden inzake markttoegang. –
Er is sprake van onvoldoende standaardisatie en
interoperabiliteit tussen verschillende betaalmiddelen (kaart-, internet- en
mobiele betalingen), op diverse punten en in verschillende mate, met name op
grensoverschrijdend niveau, hetgeen nog wordt versterkt door zwakke
governanceregelingen voor de EU-retailbetaalmarkt. –
De praktijken inzake vergoedingen (die handelaren
vragen voor het gebruik van een specifiek betaalinstrument) zijn uiteenlopend
en niet-samenhangend in de verschillende EU-lidstaten (waarvan ongeveer de
helft toeslagen toestaat en de andere helft deze verbiedt), wat tot verwarring
leidt bij consumenten wanneer zij in het buitenland winkelen of op het internet
aankopen doen, en de concurrentievoorwaarden zijn niet gelijk. –
Op het gebied van betaalkaarten wordt de
concurrentie verstoord door diverse restrictieve bedrijfsregels en –praktijken
(op het gebied van MIV’s en regels met betrekking tot keuze en flexibiliteit
van handelaren in verband met de aanvaarding van kaarten). In de effectbeoordeling werd geconcludeerd
dat, wat de RBD betreft, de beste beleidsopties om de bestaande situatie te
verbeteren, waarbij i) wordt bijgedragen aan de totstandkoming van een omgeving
waarin bestaande en nieuwe aanbieders van kaart-, internet- en mobiele
betalingen onder gelijke voorwaarden met elkaar kunnen concurreren, ii) de
efficiency, transparantie en keuzemogelijkheden van betaalinstrumenten voor
gebruikers van betalingsdiensten (consumenten en handelaren) wordt vergroot, en
iii) een hoog beschermingsniveau wordt gecreëerd voor laatstgenoemden, erin
zouden bestaan om: –
het SEPA-project te versterken en alle stakeholders
in staat te stellen een actievere rol te spelen bij de opstelling en de
verwezenlijking van het beleid inzake retailbetalingen (governance); –
standaardisatie te vergemakkelijken door middel van
een passend governancekader en betere samenwerking met de Europese
normalisatie-instellingen (standaardisatie); –
rechtszekerheid te garanderen op het gebied van de
interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingen en
duidelijkheid te verschaffen over een aanvaardbaar bedrijfsmodel voor bestaande
en toekomstige kaartbetalingsinitiatieven (interbancaire vergoedingen); –
restrictieve bedrijfsregels voor kaartbetalingen
die de markt verstoren, af te schaffen (flankerende maatregelen voor
interbancaire vergoedingen); –
het beleid van de lidstaten inzake toeslagen te
harmoniseren met de regelgeving over interbancaire vergoedingen (flankerende
maatregelen voor interbancaire vergoedingen); –
voorwaarden vast te stellen voor de toegang die
derde betalingsdienstaanbieders hebben tot de informatie over de
beschikbaarheid van geldmiddelen, inclusief betalingsinitiatiediensten
(toepassingsgebied van de RBD); –
het toepassingsgebied aan te passen en de samenhang
in het wetgevingskader te verbeteren (toepassingsgebied van de RBD); –
de tenuitvoerlegging van de bestaande RBD te
verbeteren (bijsturingsmaatregelen RBD); –
de rechten van betalingsdienstgebruikers te
versterken en de rechten van de consument te vrijwaren rekening houdende met de
wijzigingen in de regelgeving (toepassingsgebied van de RBD; flankerende
maatregelen voor interbancaire vergoedingen). De Raad voor Effectbeoordeling heeft tijdens
een zitting op 20 maart 2013 een positief advies uitgebracht over de effectbeoordeling.
In overeenstemming met zijn aanbevelingen is het document op bepaalde punten
aangepast, met name waar het gaat om: –
het onderbouwen van de dringende behoefte aan een
herziening van de Richtlijn betalingsdiensten (RBD) en van de redenen voor de
reglementering van MIV’s via wetgeving; –
het stroomlijnen van de presentatie van de effecten
door de nadruk te leggen op de effecten van de belangrijkste opties in de tekst
zelf en minder belangrijke kwesties te verplaatsen naar de bijlagen; –
het beter uitleggen van de onderlinge
afhankelijkheid van de verschillende opties en pakketten. De voorgestelde beleidsmaatregelen zijn voor
het merendeel meegenomen in het huidige voorstel. Dit is met name het geval
voor de gebieden die al onder de bestaande RBD-bepalingen vallen, zoals
markttoegang voor derde betalingsdienstaanbieders, het aanrekenen van toeslagen
en voorschriften voor betalingsinstellingen. Andere maatregelen, met name de
reglementering van MIV’s en ondersteunende maatregelen, zullen aan de orde
komen in een specifiek wetgevingsvoorstel dat gelijktijdig wordt ingediend. Een aantal van de hierboven beschreven
maatregelen moeten langs andere dan wetgevende weg worden aangepakt,
bijvoorbeeld de medewerking van de Europese normalisatie-instellingen en de
SEPA-governance. De bestaande SEPA-governanceregelingen,
waaronder de rol van de huidige SEPA-raad - een ad-hocbestuursorgaan op hoog
niveau ingesteld onder het covoorzitterschap van de Commissie en de Europese
Centrale Bank voor een initiële periode van drie jaar om de betrokkenheid van
de stakeholders bij SEPA te verbeteren -, moeten worden versterkt. Daartoe
dient de opdracht van de SEPA-raad te worden verduidelijkt, de samenstelling
ervan te worden herzien en een beter evenwicht te worden gevonden tussen de belangen
van de aanbod- en de vraagzijde, zodat aan de Commissie en de Europese Centrale
Bank effectief advies kan worden gegeven in verband met de toekomstige richting
van het SEPA-project en het gemakkelijker wordt om een geïntegreerde,
concurrerende en innoverende markt voor retailbetalingen, met name in de
eurozone, tot stand te brengen. De Commissie zal samen met de Europese Centrale
Bank bekijken hoe de taken, de samenstelling, het voorzitterschap en de werking
van de governance op het gebied van SEPA op passende wijze kunnen worden
geregeld. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTEL Het onderhavige voorstel is gebaseerd op
artikel 114 VWEU. Een geïntegreerde EU-markt voor elektronische
retailbetalingen draagt bij aan de doelstelling van artikel 3 van het Verdrag
betreffende de Europese Unie, dat voorziet in een interne markt.
Marktintegratie is noodzakelijk om de Europese burgers ten volle te kunnen
laten profiteren van een aantal voordelen. Het betreft hier onder andere meer
concurrentie tussen betalingsdienstaanbieders en meer keuzemogelijkheden,
innovatie en veiligheid voor betalingsdienstgebruikers, in het bijzonder
consumenten. Een geïntegreerde betaalmarkt vergemakkelijkt in laatste instantie
ook de grensoverschrijdende aanbieding van goederen en diensten en draagt zo
bij tot de totstandkoming van een echte eengemaakte markt. De omvang van de
herziening van de Richtlijn betalingsdiensten staat in verhouding tot de
problemen die zich tot dusver hebben voorgedaan. De richtlijn functioneert
algemeen genomen nog altijd goed; tegelijkertijd is het evenwel zaak dat het
EU-rechtskader meegroeit met de laatste ontwikkelingen op technologisch en
zakelijk gebied in verband met retailbetalingen. Een geïntegreerde betaalmarkt, gebaseerd op
netwerken die de nationale grenzen overschrijden, vereist per definitie een
EU-brede aanpak, aangezien de toepasselijke beginselen, regels, processen en
standaarden consistent moeten zijn in alle lidstaten om rechtszekerheid en
gelijke voorwaarden voor alle relevante marktdeelnemers te garanderen. Gelet op
de huidige versnippering van de markt zou een individueel optreden op het
niveau van de lidstaten het doel, een geïntegreerde en efficiënte betaalmarkt
voor zowel binnenlandse als grensoverschrijdende goederen en diensten, niet
verwezenlijken. De gekozen aanpak ondersteunt de verdere
uitbreiding van de eengemaakte eurobetalingsruimte SEPA en spoort met de
digitale agenda, in het bijzonder de totstandbrenging van een digitale
eengemaakte markt. Hij zal de technologische innovatie stimuleren en bijdragen
aan nieuwe groei en werkgelegenheid, met name op de gebieden van e- en
m-commerce. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING De richtlijn heeft gevolgen voor de begroting
zoals uiteengezet in het financieel memorandum bij het voorstel. 5. Aanvullende informatie Europese Economische Ruimte De voorgestelde maatregel betreft een
onderwerp dat onder de EER-Overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid
tot de Europese Economische Ruimte. Toelichtende stukken In de voorgestelde nieuwe richtlijn wordt de
bestaande richtlijn op verschillende punten aangepast en krijgen de lidstaten
een aantal nieuwe verplichtingen – bij de omzetting van deze verplichtingen,
zoals de nieuwe bepalingen betreffende veiligheid, in nationaal recht krijgen
zij redelijk wat speelruimte. Zij worden daarom verzocht toelichtende stukken
te verstrekken in verband met de aan te nemen omzettingsmaatregelen zodat de
Commissie beter zicht heeft op de relevante nationale maatregelen en zij beter
kan toezien op de juiste omzetting van de richtlijn. Onderstaand summier overzicht strekt ertoe het
besluitvormingsproces te vergemakkelijken door middel van een bondige
beschrijving van de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de RBD die wordt
ingetrokken. Artikel 2 – Toepassingsgebied: er wordt een uitbreiding van het toepassingsgebied voorgesteld, zowel
geografisch als wat de valuta’s betreft die onder de richtlijn vallen. Artikel 2, lid 1:
de bepalingen van de RBD betreffende transparantie en informatievereisten
zullen ook gelden voor betalingstransacties naar derde landen waarbij slechts
een van de betalingsdienstaanbieders binnen de Europese Unie gevestigd is
(transacties bestaande uit één schakel), voor het gedeelte van de
betalingstransactie dat in de Europese Unie plaatsvindt. Artikel 2, lid 2:
de bepalingen van de RBD betreffende transparantie en informatievereisten
zullen gelden voor alle valuta’s en niet alleen voor – zoals nu het geval is -
EU-valuta’s. Artikel 3 – uitsluitingen van het
toepassingsgebied: in deze bepaling worden de
uitsluitingen van het toepassingsgebied van de RBD die in de huidige tekst zijn
opgenomen, verduidelijkt en geactualiseerd – dit betreft met andere woorden de
vrijstellingen voor een aantal betalings(gerelateerde) activiteiten: Artikel 3, onder b): de vrijstelling voor de “handelsagent” is gewijzigd zodat zij alleen
nog geldt voor handelsagenten die optreden voor rekening van ofwel de betaler
ofwel de begunstigde, en niet meer voor handelsagenten die optreden voor
rekening van zowel de betaler als de begunstigde. De bestaande vrijstelling
werd steeds vaker gebruikt voor betalingstransacties die worden verwerkt door
e-commerce-platformen voor rekening van zowel de verkoper (begunstigde) als de
koper (betaler). Dit gebruik gaat voorbij aan het doel van de vrijstelling, die
daarom nauwer moet worden afgebakend. Artikel 3, onder k): de vrijstelling voor “beperkte netwerken” werd steeds vaker gebruikt
voor grote netwerken met grote betalingsvolumes en brede assortimenten van
goederen en diensten. Dit gaat duidelijk voorbij aan het oorspronkelijke doel
van deze vrijstelling, want er blijven grote hoeveelheden betalingen buiten het
regelgevend kader en gereglementeerde marktspelers ondervinden een
concurrentienadeel. De nieuwe definitie, die in overeenstemming is met de
definitie van beperkte netwerken van Richtlijn 2009/110/EG, moet helpen om deze
risico’s te beperken. Artikel 3, onder l): de huidige vrijstelling voor digitale inhoud (“telecomvrijstelling”)
wordt aangescherpt en zal nog uitsluitend gelden voor nevendiensten bij
betalingtransacties die worden verleend door aanbieders van elektronische
netwerken of diensten, zoals telecomexploitanten. De vrijstelling zal gelden
voor de aanbieding van digitale inhoud die wordt geleverd door een derde
partij, met inachtneming van bepaalde drempels die in deze richtlijn zijn
vastgesteld. De nieuwe definitie moet zorgen voor gelijke
concurrentievoorwaarden tussen de verschillende aanbieders en efficiënter
tegemoet komen aan de behoeften van de consumentenbescherming in de context van
betalingen. Schrapping van het vroegere artikel 3,
onder o): de vrijstelling van geldautomaatdiensten die
worden verleend door onafhankelijke exploitanten van geldautomaten, heeft
geleid tot de oprichting van geldautomaatnetwerken waar de consumenten hoge
kosten worden aangerekend voor het opnemen van geld aan de automaat. Kennelijk
heeft deze bepaling de bestaande geldautomaatnetwerken, die in handen van de
banken waren, ertoe aangezet hun bestaande contractuele relatie met andere betalingsdienstaanbieders
te verbreken om de consument zo rechtstreeks hogere vergoedingen te kunnen
aanrekenen. Deze vrijstelling moet derhalve worden geschrapt. Artikel 9 – beschermingsvereisten: deze vereisten worden gestroomlijnd en de beschermingsvereisten voor
betalingsinstellingen die een RBD‑vergunning hebben, worden verder
geharmoniseerd, waarbij met name de lidstaten minder mogelijkheden krijgen om
de beschermingsvereisten te versoepelen en het aantal mogelijke
beschermingsmethoden te beperken, teneinde de concurrentievoorwaarden meer
gelijk te trekken en de rechtszekerheid te verbeteren. Artikel 14 – Europees elektronisch
toegangspunt bij de EBA: het opzetten van één enkel
elektronisch toegangspunt, dat voorziet in de interconnectie van de nationale
openbare registers op het niveau van de Unie, moet zorgen voor grotere
transparantie van vergunninghoudende en geregistreerde betalingsinstellingen. Artikel 27 – voorwaarden: de mogelijkheid om voor “kleine betalingsinstellingen” gebruik te
maken van een “minder strikte regeling”, zal worden uitgebreid tot een groter
aantal kleine instellingen, gelet op de negatieve ervaringen die sommige
lidstaten hebben gehad (zoals insolventie) met kleine betalingsdienstaanbieders
wier activiteiten de huidige drempel voor de ontheffingsregeling overstegen. Zo
moet een juist evenwicht worden gevonden waarbij enerzijds zeer kleine
instellingen geen onnodige regeldruk krijgen opgelegd en anderzijds
betalingsdienstgebruikers een passend niveau van bescherming wordt gegarandeerd. Artikel 29 - toegang tot betalingssystemen: in dit artikel worden de voorschriften in verband met de toegang tot
betalingssystemen nader bepaald waarbij voor de voorwaarden betreffende de
indirecte toegang van betalingsinstellingen tot betalingssystemen die zijn
aangewezen overeenkomstig Richtlijn 98/26/EG (richtlijn betreffende het
definitieve karakter van betalingen), aansluiting wordt gezocht bij de toegang
voor kleinere kredietinstellingen. Artikel 55, leden 3 en 4 – toepasselijke
kosten: deze bepaling zal de praktijken in verband met
toeslagen verder harmoniseren, met passende inachtneming van Richtlijn 2011/83/EU
betreffende consumentenrechten en het voorstel van de Commissie voor een
Verordening (EU) XXX van het Europees Parlement en de Raad betreffende
interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties, dat
samen met dit voorstel wordt voorgelegd. De speelruimte waarin de huidige RBD
voorziet doordat handelaren een toeslag mogen verlangen van de betaler, hem een
korting mogen toekennen of anderszins in de richting van het efficiëntste
betaalmiddel mogen duwen – met de voorwaarde dat de lidstaten dergelijke
toeslagen op hun grondgebied mogen verbieden of beperken –, heeft geleid tot
een zeer heterogene markt. Dertien lidstaten hebben gebruik gemaakt van de
mogelijkheid van de RBD om toeslagen te verbieden. De verschillende regelingen
in de lidstaten leiden tot problemen en verwarring, niet alleen bij de
handelaren maar ook bij de consumenten, met name bij de grensoverschrijdende
aankoop of verkoop van goederen en diensten via het internet. Het voorgestelde
verbod op toeslagen hangt rechtstreeks samen met de plafonnering van de
interbancaire vergoedingen overeenkomstig het hierboven genoemde voorstel voor
een verordening betreffende interbancaire vergoedingen voor op kaarten
gebaseerde betalingstransacties. Gelet op de forse beperking van de
vergoedingen die de handelaar zijn bank zal moeten betalen, zijn toeslagen niet
langer gerechtvaardigd voor de MIV-gereglementeerde kaarten die meer dan 95 %
van de consumentenkaartenmarkt zullen uitmaken. Dankzij de voorgestelde regels
zal de consument die met zijn kaart betaalt, overal in de EU een betere
ervaring hebben en zal het gebruik van betaalkaarten in plaats van contant geld
worden aangemoedigd. Wat kaarten betreft die niet onder de
verordening betreffende interbancaire vergoedingen vallen overeenkomstig het
hierboven genoemde voorstel betreffende interbancaire vergoedingen voor op
kaarten gebaseerde betalingstransacties, dat wil zeggen corporate kaarten en
driepartijenbetaalkaartsystemen, zullen handelaren nog altijd toeslagen mogen
aanrekenen zolang de toeslag overeenkomt met de werkelijke kosten, met passende
inachtneming van Richtlijn 2011/83/EU. Artikelen 65 en 66 – aansprakelijkheid
van betalingsdienstaanbieders en betalers bij niet-toegestane
betalingstransacties: de voorgestelde wijzigingen zullen de
aansprakelijkheidsregels in geval van niet-toegestane transacties stroomlijnen
en verder harmoniseren, en zo voor een grotere bescherming van de legitieme
belangen van de gebruikers zorgen. Behalve in geval van fraude of grove
nalatigheid zal het maximale bedrag dat een gebruiker hoe dan ook moet betalen
in geval van een niet-toegestane betalingstransactie, worden verlaagd van de
huidige 150 EUR naar 50 EUR. Ook zal worden verduidelijkt dat laattijdige
betalingen niet noodzakelijkerwijs aanleiding geven tot terugbetaling. Artikel 67 - terugbetalingen van door of
via een begunstigde geïnitieerde betalingstransacties: deze bepaling verduidelijkt het recht op terugbetaling voor
automatische-afschrijvingstransacties en brengt het in overeenstemming met de
SEPA-basisvoorschriften voor automatische afschrijvingen, mits de betaalde
goederen of diensten nog niet zijn verbruikt. Volgens de huidige voorschriften
gelden er verschillende terugbetalingsregelingen voor automatische
afschrijvingen naargelang er al dan niet voorafgaand toestemming werd verleend,
het bedrag hoger ligt dan wat de betaler had kunnen verwachten of, in plaats
daarvan, een andere compensatie werd overeengekomen. Artikel 85 – beveiligingsmaatregelen: de voorgestelde voorschriften regelen veiligheids- en
authenticatieaspecten in overeenstemming met het voorstel van de Commissie voor
een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende netwerk- en
informatiebeveiliging. Titel I-V en bijlage I, punt 7: uitbreiding
van het toepassingsgebied tot nieuwe diensten en dienstenaanbieders die toegang
verschaffen tot betaalrekeningen: deze spelers vallen tot dusver buiten de RBD
voor zover zij op geen enkel ogenblik beschikken over de geldmiddelen van de
betaler of de begunstigde. Het feit dat deze derde betalingsdienstaanbieders
momenteel niet onder de regels vallen, althans niet in sommige lidstaten, heeft
zorgen doen rijzen over veiligheid, gegevensbescherming en aansprakelijkheid,
ondanks de potentiële voordelen die deze diensten en dienstverleners bieden.
Met dit voorstel worden derde betalingsdienstaanbieders die met name
betalingsinitiatiediensten op basis van onlinebanking aanbieden, onder het
toepassingsgebied van de RBD gebracht (bijlage I, punt 7). Dit zou nieuwe
goedkope e-betalingsoplossingen op het internet een steun in de rug moeten
geven en tegelijkertijd garant moeten staan voor passende veiligheids-,
gegevensbeschermings- en aansprakelijkheidsnormen. Om
betalingsinitiatiediensten te mogen verlenen, zullen derde
betalingsdienstaanbieders een vergunning moeten hebben of geregistreerd moeten
zijn en aan hetzelfde toezicht worden onderworpen als betalingsinstellingen
(Titel II). Zoals andere betalingsdienstaanbieders zullen zij worden
onderworpen aan geharmoniseerde rechten en verplichtingen, en met name
beveiligingseisen (artikelen 85 en 86). In de voorgenomen voorschriften wordt
met name het volgende geregeld: voorwaarden voor de toegang tot
rekeninginformatie (artikel 58), vereisten inzake authenticatie (artikel 87) en
rectificatie van transacties (artikelen 63 en 64), en een evenwichtige
verdeling van de aansprakelijkheid (artikelen 65 en 66). Nieuwe betalingsdienstaanbieders
zullen profijt trekken van deze nieuwe regeling, ongeacht of zij op enig
tijdstip over de geldmiddelen van de betaler of de begunstigde beschikken of
niet. Hoofdstuk 6 – buitengerechtelijke klachten-
en beroepsprocedures voor de beslechting van geschillen: doel hiervan is de naleving van de richtlijn te versterken. Met de
nieuwe maatregelen worden de vereisten betreffende buitengerechtelijke
klachten- en beroepsprocedures en passende sancties geactualiseerd. Artikel 92 – sancties: zoals ook in andere recente voorstellen in de sector van de financiële
dienstverlening zullen de lidstaten worden verplicht administratieve sancties
op elkaar af te stemmen, te voorzien in passende administratieve maatregelen en
sancties voor overtredingen van de richtlijn, en te garanderen dat deze
sancties daadwerkelijk worden uitgevoerd. Europese Bankautoriteit: de richtlijn bestrijkt verschillende gebieden waarop de EBA (zoals
bepaald in Verordening (EU) nr. 1093/2010) actief zal zijn om uitvoering
te geven aan haar opdracht bij te dragen aan de consistente en coherente
werking van het toezicht. De EBA zal in het bijzonder worden gevraagd
richtsnoeren uit te vaardigen en technische reguleringsnormen op te stellen op
diverse gebieden, bijvoorbeeld om de regels te verduidelijken voor het verlenen
van een “paspoort” aan betalingsinstellingen die actief zijn in verschillende
lidstaten, of om te garanderen dat er toereikende beveiligingsvereisten worden
vastgesteld. 2013/0264 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende betalingsdiensten in de interne
markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2013/36/EU en
2009/110/EG en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 114, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[8],
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank[9], Na raadpleging van de Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming, Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) De afgelopen jaren is er op
het gebied van retailbetalingen in de Unie grote vooruitgang geboekt en een
sterke integratie tot stand gebracht, met name in het kader van de
Uniebesluiten betreffende betalingen, meer bepaald Richtlijn 2007/64/EG van het
Europees Parlement en de Raad[10],
Verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad[11], Richtlijn 2009/110/EG van het
Europees Parlement en de Raad[12],
en Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad[13] Dit rechtskader voor
betalingsdiensten is verder aangevuld door Richtlijn 2011/83/EU van het
Europees Parlement en de Raad[14],
die de toeslag die detailhandelaren hun klanten voor het gebruik van een
bepaald betaalmiddel kunnen aanrekenen, beperkt. (2) Richtlijn 2007/64/EG is
aangenomen in december 2007 op basis van een voorstel van de Commissie van
december 2005. De markt van de retailbetalingen heeft sindsdien grote
technische innovaties gezien, met de snelle toename van het aantal
elektronische en mobiele betalingen en de opkomst van nieuwe soorten
betalingsdiensten op de markt. (3) Uit de evaluatie van het
EU-rechtskader voor betalingsdiensten en met name uit de analyse van de
effecten van Richtlijn 2007/64/EG en de raadpleging over het groenboek van de
Commissie “Naar een geïntegreerde Europese markt voor kaart-, internet- en
mobiele betalingen”[15]
is gebleken dat deze ontwikkelingen de wet- en regelgeving voor grote
uitdagingen stellen. Belangrijke segmenten van de betaalmarkt, met name die van
de kaart-, internet- en mobiele betalingen, zijn vaak nog opgedeeld langs
nationale grenzen. Talrijke innoverende betalingsproducten of ‑diensten
vallen, volledig of grotendeels, buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 2007/64/EG.
In een paar gevallen is ook gebleken dat het toepassingsgebied van Richtlijn 2007/64/EG
en met name de uitsluiting van een aantal elementen, zoals bepaalde
betalingsgerelateerde activiteiten, van de algemene voorschriften te vaag, te
algemeen of gewoon achterhaald was, gelet op de ontwikkelingen op de markt. Dit
heeft geleid tot rechtsonzekerheid, potentiële veiligheidsrisico’s in de
betalingsketen en een gebrek aan consumentenbescherming op sommige gebieden.
Innoverende en gebruiksvriendelijke digitale betalingsdiensten konden daardoor
maar moeilijk ingang vinden en dienst doen als doeltreffende, handige en
veilige betalingsmethoden in de Unie voor consumenten en detailhandelaren. (4) De totstandbrenging van een
geïntegreerde eengemaakte markt voor elektronische betalingen is van wezenlijk
belang om ervoor te zorgen dat consumenten, handelaren en bedrijven alle
voordelen van de interne markt kunnen benutten, gelet op de ontwikkeling van de
digitale economie. (5) Nieuwe voorschriften moeten
worden vastgesteld om de leemten in de regelgeving te dichten en tegelijkertijd
de rechtsduidelijkheid te vergroten en een consistente toepassing van het
wetgevingskader overal in de Unie te garanderen. Bestaande en nieuwe spelers op
de markt moeten de garantie hebben dat zij onder gelijke voorwaarden hun
activiteiten kunnen ontplooien, waardoor nieuwe betaalmiddelen gemakkelijker
een grotere markt zullen bereiken en er in de hele Unie een hoog niveau van
consumentenbescherming bij het gebruik van deze betalingsdiensten zal worden
gegarandeerd. Dit moet de kosten en prijzen voor betalingsdienstgebruikers
laten dalen en tot meer keuze tussen en transparantie van betalingsdiensten
leiden. (6) De afgelopen jaren zijn de
veiligheidsrisico’s in verband met elektronische betalingen gestegen als gevolg
van de grotere technische complexiteit van elektronische betalingen, de
wereldwijd steeds grotere hoeveelheden elektronische betalingen en de nieuwe
soorten betalingsdiensten. Veilige en zekere betalingsdiensten zijn een
absolute voorwaarde voor een goed functionerende markt voor betalingsdiensten
en de gebruikers van die diensten moeten voldoende beschermd zijn tegen deze
risico’s. Betalingsdiensten zijn essentieel voor de handhaving van vitale
economische en maatschappelijke activiteiten en om die reden zijn
betalingsdienstaanbieders zoals kredietinstellingen aangemerkt als
marktdeelnemers overeenkomstig artikel 3, punt 8, van Richtlijn [nummer van
de NIB-richtlijn toevoegen na de vaststelling ervan] van het Europees
Parlement en de Raad[16]. (7) Naast de algemene maatregelen
die op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen overeenkomstig
Richtlijn [nummer van de NIB-richtlijn toevoegen na de vaststelling ervan],
dienen de veiligheidsrisico’s in verband met betalingstransacties ook te worden
aangepakt op het niveau van de betalingsdienstaanbieders. De door de
betalingsdienstaanbieders te nemen veiligheidsmaatregelen moeten in verhouding
staan tot de veiligheidsrisico’s in kwestie. Er dient een mechanisme voor
regelmatige rapportage te worden gecreëerd om ervoor te zorgen dat betalingsdienstaanbieders
de bevoegde autoriteiten jaarlijks actuele informatie verstrekken over de door
hen verrichte veiligheidsrisicobeoordeling en de naar aanleiding hiervan
genomen (aanvullende) maatregelen. Teneinde voorts te garanderen dat schade voor
andere betalingsdienstaanbieders en betalingssystemen, zoals een omvangrijke
verstoring van een betalingssysteem, en voor gebruikers zoveel mogelijk wordt
beperkt, is het van wezenlijk belang dat betalingsdienstaanbieders de
verplichting hebben om onverwijld belangrijke veiligheidsincidenten te melden
aan de Europese Bankautoriteit. (8) Het herziene
regelgevingskader voor betalingsdiensten wordt aangevuld door Verordening (EU)
[XX/XX/XX] van het Europees Parlement en de Raad[17]. Deze verordening voorziet in voorschriften
betreffende het aanrekenen van multilaterale en bilaterale interbancaire
vergoedingen voor alle transacties met debet- en kredietkaarten van consumenten
en op die transacties gebaseerde mobiele betalingen en legt beperkingen op ten
aanzien van de toepassing van bepaalde bedrijfsregels met betrekking tot
kaarttransacties. Zij moet bijdragen aan de snellere totstandkoming van een
effectieve geïntegreerde markt voor kaartbetalingen. (9) Om te vermijden dat de
lidstaten op uiteenlopende wijze te werk gaan, hetgeen ten koste van de
consument zou zijn, dienen de bepalingen betreffende transparantie en
informatievereisten voor betalingsdienstaanbieders in deze richtlijn ook te
gelden voor transacties waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler of
de begunstigde in de Europese Economische Ruimte (hierna “de EER” genoemd)
gevestigd is en de andere betalingsdienstaanbieder buiten de EER. Het is ook
passend de toepassing van de bepalingen betreffende transparantie en
informatievereisten uit te breiden tot transacties in alle valuta’s tussen
betalingsdienstaanbieders die in de EER gevestigd zijn. (10) De definitie van
betalingsdiensten moet technologieneutraal zijn en ruimte bieden voor de
verdere ontwikkeling van nieuwe soorten betalingsdiensten terwijl zij zowel
bestaande als nieuwe betalingsdienstaanbieders garandeert dat zij onder gelijke
voorwaarden hun activiteiten kunnen ontplooien. (11) De vrijstelling van
betalingstransacties die worden uitgevoerd via een handelsagent voor rekening
van de betaler of de begunstigde, zoals vastgesteld in Richtlijn 2007/64/EG,
wordt in de lidstaten op zeer uiteenlopende wijze toegepast. Sommige lidstaten
staan toe dat de vrijstelling ook wordt gebruikt door e-commerce-platformen die
optreden als tussenpersoon voor rekening van zowel individuele kopers als
verkopers zonder werkelijke ruimte om de verkoop of aankoop van goederen of
diensten tot stand te brengen of af te sluiten. Dit gaat verder dan de beoogde
werkingssfeer van de vrijstelling en kan leiden tot grotere risico’s voor de
consumenten, aangezien de bescherming van het rechtskader zich niet tot deze
aanbieders uitstrekt. Ook uiteenlopende praktijken bij de toepassing van de
vrijstelling verstoren de concurrentie op de betaalmarkt. Om deze problemen te
verhelpen, moet de definitie worden gepreciseerd en verduidelijkt. (12) Uit feedback van de markt
blijkt dat er bij de betalingsactiviteiten die plaatsvinden onder de
vrijstelling voor beperkte netwerken, vaak sprake is van zeer grote
betalingsvolumes en bedragen waarbij de consument honderden of duizenden
verschillende producten en diensten worden aangeboden, hetgeen in strijd is met
de geest van de vrijstelling voor beperkte netwerken van Richtlijn 2007/64/EG. Betalingsdienstgebruikers, met name consumenten, lopen
hierdoor grotere risico’s en hebben geen juridische bescherming terwijl
gereglementeerde marktdeelnemers duidelijk worden benadeeld. Om deze risico’s te beperken, dient een preciezere
definitie van een beperkt netwerk in overeenstemming met Richtlijn 2009/110/EG
te worden vastgesteld. Een betaalinstrument
dient daarom als een slechts binnen een “beperkt netwerk” bruikbaar instrument
te worden beschouwd als het alleen maar kan worden gebruikt voor de aankoop van
goederen en diensten in een welbepaalde winkel of winkelketen, dan wel voor de
aankoop van een beperkte reeks goederen of diensten, ongeacht de geografische
locatie van het verkooppunt. Dergelijke
instrumenten zijn bijvoorbeeld klantenkaarten, tankkaarten,
lidmaatschapskaarten, kaarten voor openbaar vervoer, maaltijdcheques of cheques
voor specifieke diensten, die soms onder een specifiek rechtskader op het
gebied van belastingen of arbeid vallen dat tot doel heeft het gebruik van
dergelijke instrumenten te bevorderen om de doelstellingen die zijn vastgelegd
in de sociale regelgeving te kunnen bereiken. Wanneer
een dergelijk instrument voor specifieke doeleinden een instrument voor
algemene doeleinden wordt, dient de vrijstelling van het toepassingsgebied van
deze richtlijn niet langer te gelden. Instrumenten
die voor aankopen in winkels van geregistreerde handelaren kunnen worden
gebruikt, mogen niet worden vrijgesteld van het toepassingsgebied van deze
richtlijn omdat dergelijke instrumenten juist zijn bedoeld voor een netwerk van
dienstverleners dat voortdurend aangroeit. De
vrijstelling moet gelden in combinatie met de verplichting voor potentiële
betalingsdienstaanbieders om activiteiten te melden die onder de definitie van
een beperkt netwerk vallen. (13) Richtlijn 2007/64/EG voorziet
in een vrijstelling voor bepaalde betalingstransacties via telecommunicatie- of
IT-toestellen waarbij de netwerkexploitant niet alleen optreedt als
intermediair voor de levering van digitale goederen en diensten via het toestel
in kwestie, maar ook waarde aan deze goederen of diensten toevoegt. Onder deze
vrijstelling valt met name het systeem waarbij gefactureerd wordt via de
exploitant of aankopen rechtstreeks via de telefoonrekening worden afgerekend,
hetgeen – zoals reeds het geval is met beltonen en premium sms-diensten –
bijdraagt aan de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen op basis van de
verkoop van digitale inhoud voor kleine bedragen. Feedback uit de markt wijst
er niet op dat deze betalingsmethode, die de consumenten praktisch vinden voor
laagdrempelige betalingen, zich heeft ontwikkeld tot een algemene
intermediatiedienst op het gebied van betalingen. Door de vage formulering van
de huidige vrijstelling hebben de lidstaten deze regel evenwel op uiteenlopende
wijze ten uitvoer gelegd. Dit vertaalt zich in een gebrek aan rechtszekerheid
voor exploitanten en consumenten en heeft occasioneel ook andere
intermediatiediensten op het gebied van betalingen in staat gesteld aanspraak
te maken op de vrijstelling van Richtlijn 2007/64/EG. Het is derhalve passend het
toepassingsgebied van die richtlijn te beperken. De vrijstelling moet specifiek
gericht zijn op microbetalingen voor digitale inhoud, zoals beltonen,
achtergronden, muziek, spellen, video’s of apps. De vrijstelling mag
uitsluitend gelden voor betalingsdiensten die als nevendienst worden verricht
bij elektronische communicatiediensten (dat wil zeggen de kernactiviteit van de
betrokken exploitant). (14) Richtlijn 2007/64/EG voorzag
ook in een vrijstelling voor betalingsdiensten die worden aangeboden door exploitanten
van geldautomaten, los van banken of andere betalingsdienstaanbieders. Deze
bepaling was oorspronkelijk bedoeld als een stimulans voor het installeren van
stand-alone geldautomaten in afgelegen en dunbevolkte gebieden omdat zij de
exploitant de mogelijkheid biedt een extra vergoeding te vragen bovenop de
vergoedingen voor de kaartuitgevende betalingsdienstaanbieders, maar het idee
was niet dat de vrijstelling zou worden gebruikt door geldautomaatexploitanten
met netwerken van honderden of zelfs duizenden automaten over een of meer
lidstaten. Hierdoor komt de richtlijn op een steeds groter deel van de markt
van geldautomaten niet tot toepassing, met negatieve gevolgen voor de
consumentenbescherming. Ook worden de bestaande exploitanten van geldautomaten
ertoe aangezet hun bedrijfsmodel aan te passen en hun gebruikelijke
contractuele relatie met de betalingsdienstaanbieders te verbreken om de
consument rechtstreeks hogere vergoedingen aan te rekenen. De vrijstelling moet
derhalve worden geschrapt. (15) Dienstverleners die een beroep
willen doen op een vrijstelling van Richtlijn 2007/64/EG, raadplegen vaak niet
de autoriteiten om na te gaan of hun activiteiten onder die richtlijn vallen of
ervan zijn vrijgesteld, maar vertrouwen in plaats daarvan op hun eigen oordeel.
Betalingsdienstaanbieders hebben kennelijk een aantal vrijstellingen
aangegrepen om hun bedrijfsmodel aan te passen zodat de aangeboden
betalingsactiviteiten buiten het toepassingsgebied van de richtlijn komen te
vallen. Dit kan ertoe leiden dat betalingsdienstgebruikers meer risico lopen en
dat de voorwaarden waaronder betalingsdienstaanbieders op de interne markt
actief zijn, uiteenlopen. Betalingsdienstaanbieders moeten daarom de
verplichting krijgen bepaalde activiteiten te melden bij de bevoegde
autoriteiten om te garanderen dat de regels overal op de interne markt op
dezelfde wijze worden geïnterpreteerd. (16) Het is zaak te bepalen dat
potentiële betalingsdienstaanbieders hun voornemen om activiteiten te
verrichten in het kader van een beperkt netwerk, moeten melden als het volume
van de betalingstransacties een bepaalde drempel overschrijdt. De bevoegde
autoriteiten dienen te onderzoeken of deze activiteiten kunnen worden
aangemerkt als activiteiten die worden verricht in het kader van een beperkt
netwerk, en vervolgens een met redenen omkleed besluit te nemen op basis van de
in artikel 3, onder k), vastgestelde criteria. (17) De nieuwe voorschriften moeten
de aanpak van Richtlijn 2007/64/EG volgen en alle soorten elektronische betalingsdiensten
bestrijken. Het is daarom nog altijd niet aangewezen dat de nieuwe regels van
toepassing zijn op diensten waarbij de overdracht van geldmiddelen van de
betaler aan de begunstigde of het transport ervan uitsluitend in de vorm van
bankbiljetten en munten plaatsvindt, of waarbij de overdracht is gebaseerd op
een papieren cheque, een papieren wisselbrief, promesse of ander instrument,
papieren vouchers of kaarten die door een betalingsdienstaanbieder of een
andere partij zijn uitgegeven met de bedoeling geldmiddelen beschikbaar te
stellen aan de begunstigde. (18) Sinds de vaststelling van
Richtlijn 2007/64/EG zijn er nieuwe soorten betalingsdiensten ontstaan, met
name op het gebied van internetbetalingen. Zo zijn er in het bijzonder derde
betalingsdienstaanbieders op de markt gekomen, die zogenaamde
betalingsinitiatiediensten verlenen aan consumenten en handelaren, vaak zonder
dat zij zelf in het bezit komen van de over te dragen geldmiddelen. Deze
diensten vergemakkelijken de e-commercebetalingen doordat zij een
softwareverbinding tot stand brengen tussen de website van de handelaar en het
onlinebankplatform van de consument om internetbetalingen te initiëren op basis
van overmakingen of automatische afschrijvingen. Derde
betalingsdienstaanbieders bieden een goedkoop alternatief voor kaartbetalingen
zowel voor handelaren als voor consumenten en bieden consumenten een
mogelijkheid om ook zonder kredietkaart online te winkelen. Aangezien derde
betalingsdienstaanbieders momenteel echter niet aan Richtlijn 2007/64/EG zijn
onderworpen, kunnen zij buiten het toezicht van een bevoegde autoriteit vallen
en hoeven zij de richtlijnvoorschriften niet te volgen. Dit werpt een reeks
juridische vragen op, onder meer op het gebied van consumentenbescherming,
veiligheid en aansprakelijkheid, mededinging en gegevensbescherming. De nieuwe
voorschriften moeten hierop derhalve een antwoord bieden. (19) Een geldtransfer is een
eenvoudige betalingsdienst, doorgaans op basis van contanten welke door een
betaler worden verstrekt aan een betalingsdienstaanbieder die het
overeenkomstige bedrag, bijvoorbeeld via een communicatienetwerk, overmaakt aan
een begunstigde of aan een andere, voor rekening van de begunstigde handelende
betalingsdienstaanbieder. In sommige lidstaten bieden supermarkten en andere
handelaren en winkeliers het publiek een vergelijkbare dienst aan die cliënten
in staat stelt hun rekeningen van nutsbedrijven en andere terugkerende
huishoudelijke rekeningen te voldoen. Deze diensten voor het betalen van
rekeningen moeten worden behandeld als geldtransferdiensten, tenzij de bevoegde
autoriteiten oordelen dat de activiteit onder een andere betalingsdienst valt. (20) Het is noodzakelijk om de
categorieën betalingsdienstaanbieders te specificeren die rechtmatig overal in
de Unie betalingsdiensten mogen aanbieden, namelijk kredietinstellingen die
deposito’s van gebruikers in ontvangst nemen die kunnen worden gebruikt voor de
financiering van betalingstransacties en die onderworpen dienen te blijven aan
de prudentiële vereisten van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en
de Raad[18],
instellingen voor elektronisch geld die elektronisch geld uitgeven voor de
financiering van betalingstransacties en die onderworpen dienen te blijven aan
de prudentiële vereisten van Richtlijn 2009/110/EG, betalingsinstellingen en
postcheque- en girodiensten die krachtens nationale wetgeving daartoe
gemachtigd zijn. (21) Deze richtlijn omvat regels
betreffende de uitvoering van betalingstransacties waarbij de geldmiddelen
elektronisch geld zijn zoals bepaald in Richtlijn 2009/110/EG. Onderhavige
richtlijn bevat evenwel geen regels betreffende de uitgifte van elektronisch
geld en wijzigt de voorschriften voor het prudentieel toezicht op instellingen
voor elektronisch geld van die richtlijn niet. Daarom is het
betalingsinstellingen niet toegestaan elektronisch geld uit te geven. (22) Bij Richtlijn 2007/64/EG is
een prudentiële regeling ingesteld, die voorzag in de invoering van één enkele
vergunning voor alle aanbieders van betalingsdiensten die geen verband houden
met het in ontvangst nemen van deposito’s of het uitgeven van elektronisch
geld. Te dien einde werd bij Richtlijn 2007/64/EG een nieuwe categorie
betalingsdienstaanbieders, hierna “betalingsinstellingen” genoemd, ingevoerd
door te bepalen dat aan rechtspersonen die niet tot de bestaande categorieën
behoren, vergunning wordt verleend om overal in de Unie betalingsdiensten aan
te bieden, mits deze personen een reeks strikte en veelomvattende voorwaarden
inachtnemen. Op die manier moeten voor deze diensten overal in de Unie dezelfde
voorwaarden gelden. (23) De voorwaarden voor de
verlening en handhaving van een vergunning als betalingsinstelling zijn niet
ingrijpend gewijzigd. Zoals in Richtlijn 2007/64/EG omvatten zij prudentiële
vereisten die in verhouding staan tot de operationele en financiële risico’s
die dergelijke instellingen bij de uitoefening van hun bedrijfsactiviteit
lopen. Hiervoor is een solide regeling nodig die aanvangskapitaal combineert
met lopend kapitaal, en die achteraf verfijnd zou kunnen worden naargelang de
behoeften van de markt. Omdat er zoveel verschillende soorten betalingsdiensten
zijn, dient deze richtlijn ruimte te bieden voor diverse toezichtmethoden die
de toezichthouders enige marge bieden, teneinde te garanderen dat alle
aanbieders van betalingsdiensten ten aanzien van dezelfde risico’s dezelfde
behandeling krijgen. De vereisten voor betalingsinstellingen dienen het feit te
weerspiegelen dat betalingsinstellingen meer gespecialiseerde en beperktere
activiteiten ontplooien, waardoor zij onderhevig zijn aan geringere en
makkelijker te volgen en te controleren risico’s dan die welke aan het hele
gamma van activiteiten van kredietinstellingen verbonden zijn. Zo zouden
betalingsinstellingen met name geen deposito’s van gebruikers in ontvangst
mogen nemen en alleen geldmiddelen mogen gebruiken die zij van gebruikers
hebben ontvangen voor het verstrekken van betalingsdiensten. De regels inzake
het vereiste prudentieel toezicht en het aanvangskapitaal moeten in verhouding
staan tot het risico dat samenhangt met de desbetreffende betalingsdienst die
door de betalingsinstelling wordt verricht. Diensten waarbij uitsluitend
toegang tot betalingsrekeningen wordt verleend zonder dat rekeningen zelf
worden aangeboden, moeten worden beschouwd als een middelgroot risico met
betrekking tot het aanvangskapitaal. (24) Er dienen regelingen te worden
getroffen om geldmiddelen van cliënten gescheiden te houden van de geldmiddelen
die een betalingsinstelling voor het verrichten van andere bedrijfsactiviteiten
aanhoudt. Beschermingsvereisten lijken evenwel alleen noodzakelijk wanneer een
betalingsinstelling in het bezit is van de geldmiddelen van cliënten.
Betalingsinstellingen dienen tevens te zijn onderworpen aan effectieve voorschriften
ter bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering. (25) Deze richtlijn wijzigt de
verplichtingen van betalingsinstellingen met betrekking tot hun financiële
verslaglegging en de controle van hun jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening
niet. Betalingsinstellingen moeten hun jaarrekening en geconsolideerde
jaarrekening opstellen overeenkomstig Richtlijn 78/660/EEG van de Raad[19] en, voor zover van toepassing,
Richtlijn 83/349/EEG van de Raad[20]
en Richtlijn 86/635/EEG van de Raad[21].
De jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen moeten door een accountant
gecontroleerd worden, tenzij de betalingsinstelling van die verplichting is
ontheven krachtens Richtlijn 78/660/EEG en, voor zover van toepassing,
Richtlijn 83/349/EEG en Richtlijn 86/635/EEG. (26) Met de technologische
ontwikkelingen heeft de afgelopen jaren ook een reeks aanvullende diensten
opgang gemaakt, zoals die waarbij rekeninginformatie of rekeningenoverzichten
worden verstrekt. Deze diensten moeten ook onder deze richtlijn vallen teneinde
consumenten voldoende bescherming en rechtszekerheid in verband met hun status
te verschaffen. (27) Betalingsdienstaanbieders die
een of meer onder deze richtlijn vallende betalingsdiensten aanbieden, moeten
altijd betaalrekeningen aanhouden die uitsluitend voor betalingstransacties
worden gebruikt. Betalingsinstellingen kunnen pas betalingsdiensten aanbieden
als zij ook toegang hebben tot betaalrekeningen. De lidstaten moeten er zorg
voor dragen dat die toegang wordt verleend op een wijze die in verhouding staat
tot het legitieme doel dat met die toegang wordt beoogd. (28) Deze richtlijn heeft alleen
betrekking op vormen van kredietverlening door betalingsinstellingen, met name
enkel kredietlijnen en de uitgifte van kredietkaarten, die nauw verbonden zijn
met betalingsdiensten. Alleen wanneer de kredietverlening strekt tot het
ondersteunen van betalingsdiensten en van kortlopende aard is, en wordt
verleend voor een periode die niet meer dan twaalf maanden bedraagt, inclusief
op hernieuwbare basis, is het passend die kredietverlening met betrekking tot
de grensoverschrijdende activiteiten van betalingsinstellingen toe te staan,
mits voor de herfinanciering ervan hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van het
eigen vermogen van de betalingsinstelling, alsmede van andere, op de
kapitaalmarkt aangetrokken middelen, doch niet van de namens cliënten voor de
betalingsdiensten aangehouden middelen. Dergelijke voorschriften laten onverlet
Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad[22] of andere toepasselijke Unie-
of nationale wetgeving betreffende aspecten van de voorwaarden voor
kredietverlening aan consumenten die niet door deze richtlijn geharmoniseerd
zijn. (29) Algemeen genomen heeft de
samenwerking tussen de bevoegde nationale autoriteiten die verantwoordelijk
zijn voor de vergunningverlening aan betalingsinstellingen, de uitoefening van
controles en het nemen van een beslissing over de intrekking van een
vergunning, naar behoren gefunctioneerd. Deze samenwerking moet evenwel worden
versterkt, zowel wat de uitwisseling van informatie betreft als ten aanzien van
een coherente toepassing en uitlegging van de richtlijn in gevallen waarin de
vergunninghoudende betalingsinstelling ook in een andere lidstaat dan haar
lidstaat van herkomst betalingsdiensten wil aanbieden in uitoefening van het
recht tot vestiging of het recht tot het vrij verrichten van diensten (het
verlenen van een Europees paspoort). De Europese Bankautoriteit (EBA) dient te
worden verzocht om een reeks richtsnoeren voor de samenwerking en
gegevensuitwisseling op te stellen. (30) Om de transparantie te
vergroten met betrekking tot de betalingsinstellingen die een vergunning hebben
gekregen van of in een register zijn ingeschreven bij bevoegde autoriteiten,
daaronder begrepen hun agenten en bijkantoren, moet bij de EBA een webportaal
worden opgezet dat dienst doet als Europees elektronisch toegangspunt en alle
nationale registers verbindt. Deze maatregelen moeten bijdragen aan een
sterkere samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten. (31) De beschikbaarheid van
correcte en actuele informatie moet worden verbeterd door van
betalingsinstellingen te verlangen dat zij de bevoegde autoriteit van hun
lidstaat van herkomst onverwijld in kennis stellen van wijzigingen die gevolgen
kunnen hebben voor de correctheid van de informatie en de bewijsstukken die zij
hebben verstrekt in verband met de vergunning, inclusief over extra agenten,
bijkantoren of instellingen waaraan werkzaamheden worden uitbesteed. De bevoegde autoriteiten moeten ook, in geval van
twijfel, verifiëren of de ontvangen informatie correct is. (32) In deze richtlijn worden de
minimale bevoegdheden vastgesteld die de bevoegde autoriteiten moeten hebben
bij het toezicht op de naleving ervan door betalingsinstellingen, maar deze
bevoegdheden moeten worden uitgeoefend met inachtneming van grondrechten, met
inbegrip van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Bij de
uitoefening van de bevoegdheden die verregaand kunnen ingrijpen in het recht op
de eerbiediging van het privéleven, het familie- en gezinsleven, de woning en
de communicatie, dienen de lidstaten te voorzien in adequate en doeltreffende
bescherming tegen misbruik of willekeur, bijvoorbeeld indien passend door
middel van voorafgaande toestemming van de gerechtelijke autoriteit van de
lidstaat in kwestie. (33) Het is zaak alle personen die
transferdiensten aanbieden, in een minimaal kader van wet- en regelgeving onder
te brengen. Het is derhalve wenselijk de identiteit en verblijfplaats te
registreren van alle personen die transferdiensten aanbieden, met inbegrip van
personen die niet aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning
als betalingsinstelling kunnen voldoen. Deze aanpak is in overeenstemming met
de opzet van speciale aanbeveling VI van de Financiële-actiegroep witwassen van
geld, namelijk om in een mechanisme te voorzien waarbij
betalingsdienstaanbieders die niet aan al de in die aanbeveling vastgestelde
voorwaarden kunnen voldoen, niettemin als betalingsinstelling kunnen worden
behandeld. Te dien einde moeten de lidstaten dergelijke personen in een
register van betalingsinstellingen inschrijven zonder alle voorwaarden voor het
verlenen van een vergunning toe te passen. Het is evenwel van essentieel belang
dat de mogelijkheid tot ontheffing afhankelijk wordt gesteld van strikte eisen
wat betreft het volume van de betalingstransacties. Betalingsinstellingen die
een ontheffing genieten, hebben niet het recht van vestiging of het recht tot
het vrij verrichten van diensten, noch mogen zij deze rechten indirect
uitoefenen wanneer zij lid zijn van een betalingssysteem. (34) Voor een
betalingsdienstaanbieder is het van essentieel belang dat hij toegang heeft tot
de diensten van de technische infrastructuren van betalingssystemen. Voor
dergelijke toegang dienen echter de nodige eisen te gelden teneinde de
integriteit en stabiliteit van deze systemen te verzekeren. Elke
betalingsdienstaanbieder die om deelname in een betalingssysteem verzoekt,
dient aan de deelnemers van het betalingssysteem het bewijs te leveren dat zijn
interne regelingen voldoende bestand zijn tegen alle soorten risico’s. Tot die
betalingssystemen behoren doorgaans de vierpartijenbetaalkaartsystemen alsmede
de grote systemen voor de verwerking van overmakingen en automatische
afschrijvingen. Om te garanderen dat de verschillende categorieën
vergunninghoudende betalingsdienstaanbieders in de gehele Unie een gelijke
behandeling genieten volgens de voorwaarden waaronder zij hun vergunning hebben
verkregen, dienen de regels betreffende de toegang tot het aanbieden van
betalingsdiensten en de toegang tot betalingssystemen te worden verduidelijkt. (35) Er dient te worden voorzien in
de niet-discriminerende behandeling van vergunninghoudende
betalingsinstellingen en kredietinstellingen zodat alle aanbieders van
betalingsdiensten in de interne markt op gelijke voet gebruik kunnen maken van
de diensten van de technische infrastructuren van die betalingssystemen.
Vergunninghoudende betalingsdienstaanbieders en betalingsdienstaanbieders die
in aanmerking komen voor een ontheffing krachtens de onderhavige richtlijn of
voor de ontheffing krachtens artikel 3 van Richtlijn 2009/110/EG, dienen
verschillend te worden behandeld gelet op de verschillen in het desbetreffende
prudentiële kader waarin zij functioneren. Verschillen in tariefvoorwaarden
zouden in ieder geval alleen mogen worden toegestaan wanneer dat
gerechtvaardigd is op grond van verschillen in kosten die door de
betalingsdienstaanbieders worden gemaakt. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan
het recht van de lidstaten om overeenkomstig Richtlijn 98/26/EG van het
Europees Parlement en de Raad[23]
de toegang tot systeemkritische betalingssystemen te beperken, noch aan de
bevoegdheden van de Europese Centrale Bank en het Europees Systeem van Centrale
Banken (ESCB) betreffende de toegang tot betalingssystemen. (36) In bepaalde gevallen hebben de
lidstaten specifieke betalingsdienstaanbieders indirecte toegang verleend tot
aangewezen betalingssystemen naar analogie met de bepalingen van Richtlijn 98/26/EG.
Deze beslissing ligt bij de betrokken lidstaat. Om eerlijke concurrentie tussen
de betalingsdienstaanbieders te garanderen, moet in deze richtlijn evenwel
worden bepaald dat wanneer een lidstaat een betalingsdienstaanbieder indirecte
toegang tot dergelijke systemen heeft verleend, andere
betalingsdienstaanbieders die in dezelfde situatie verkeren, dezelfde
niet-discriminerende behandeling dienen te krijgen. (37) De afgelopen jaren hebben
bepaalde driepartijenbetalingssystemen waarbij het systeem als enige
betalingsdienstaanbieder optreedt voor zowel de betaler als de begunstigde,
zich ontwikkeld tot belangrijke spelers op de markt voor de verwerking van
betalingen. Het is daarom niet langer gerechtvaardigd om deze systemen te laten
profiteren van een vrijstelling met betrekking tot het verlenen van toegang tot
andere betalingsdienstaanbieders wanneer andere betalingssystemen geen beroep
kunnen doen op een dergelijke vrijstelling. (38) Er moet een samenstel van
regels worden vastgesteld om de transparantie van de aan betalingsdiensten
verbonden voorwaarden en informatievereisten te waarborgen. (39) Deze richtlijn mag niet van
toepassing zijn op betalingstransacties in contanten aangezien er reeds een
eengemaakte markt voor betalingen in contanten bestaat. Evenmin mag deze
richtlijn van toepassing zijn op betalingstransacties op basis van papieren
cheques, omdat deze, vanwege hun aard, niet even efficiënt als andere
betaalmiddelen kunnen worden verwerkt. Goede praktijken op dit gebied moeten evenwel
gebaseerd zijn op de beginselen die zijn vastgelegd in deze richtlijn. (40) Consumenten en ondernemingen
verkeren niet in dezelfde positie en behoeven derhalve niet dezelfde mate van
bescherming. Het is belangrijk dat de rechten van consumenten gewaarborgd
worden door bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken, maar
redelijkerwijs moeten ondernemingen en organisaties anderszins kunnen
overeenkomen wanneer zij niet met consumenten te maken hebben. De lidstaten
moeten echter kunnen bepalen dat micro-ondernemingen als omschreven in
Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie[24]
als consumenten moeten worden behandeld. Sommige kernbepalingen van deze
richtlijn moeten evenwel altijd van toepassing zijn ongeacht de status van de
gebruiker. (41) In deze richtlijn dient te
worden gespecificeerd welke de plichten van betalingsdienstaanbieders zijn
wanneer zij informatie verstrekken aan betalingsdienstgebruikers, die allen
dezelfde, kwalitatief hoogwaardige en duidelijke informatie over betalingsdiensten
dienen te ontvangen om met kennis van zaken een vrije keuze te kunnen maken
overal in de Unie. Ter wille van de transparantie dienen bij deze richtlijn
geharmoniseerde vereisten te worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat aan
betalingsdienstgebruikers noodzakelijke en toereikende informatie over zowel
het betalingsdienstencontract als de betalingstransacties wordt verstrekt.
Teneinde een goede werking van de interne markt voor betalingsdiensten te
bevorderen, zouden de lidstaten alleen de informatievoorschriften waarin deze
richtlijn voorziet, mogen vaststellen. (42) De consument dient te worden
beschermd tegen oneerlijke en misleidende praktijken overeenkomstig Richtlijn 2005/29/EG
van het Europees Parlement en de Raad[25]
alsook Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad[26] en Richtlijn 2002/65/EG van
het Europees Parlement en de Raad[27].
De aanvullende bepalingen in deze richtlijnen blijven van toepassing. Wat de
informatie in de precontractuele fase betreft, dient de verhouding tussen de
onderhavige richtlijn en Richtlijn 2002/65/EG evenwel specifiek te worden
toegelicht. (43) De benodigde informatie dient
in verhouding te staan tot de gebruikersbehoeften en moet in een
standaardformaat worden meegedeeld. De informatievereisten voor een eenmalige
betalingstransactie dienen echter te verschillen van die voor een raamcontract
dat op een reeks betalingstransacties betrekking heeft. (44) In de praktijk zijn
raamcontracten en de daaronder vallende betalingstransacties veel
gebruikelijker en van groter economisch belang dan eenmalige
betalingstransacties. In geval van een betaalrekening of een specifiek
betaalinstrument is een raamcontract vereist. De voorschriften inzake
voorafgaande informatie dienen bij raamcontracten derhalve zeer uitgebreid te
zijn en informatie moet steeds worden verstrekt op papier of op een andere
duurzame drager, zoals uitdraaien van printers van rekeningafschriften,
cd-roms, dvd’s en harde schijven van personal computers waarop elektronische
post kan worden opgeslagen, en internetsites, mits deze gedurende een voor het
doel van de informatie toereikende periode kunnen worden geraadpleegd en de
opgeslagen informatie daarmee ongewijzigd kan worden gereproduceerd. De
betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker dienen evenwel de
mogelijkheid te hebben in het raamcontract overeen te komen op welke wijze
achteraf informatie over uitgevoerde betalingstransacties wordt verstrekt. Er
kan bijvoorbeeld worden overeengekomen dat bij internetbankieren alle
informatie betreffende de betaalrekening online beschikbaar wordt gesteld. (45) Bij eenmalige
betalingtransacties dient de betalingsdienstaanbieder alleen de essentiële
informatie altijd uit eigen beweging te verstrekken. Aangezien de betaler
doorgaans aanwezig is wanneer hij een betalingsopdracht geeft, hoeft niet te
worden voorgeschreven dat informatie in alle gevallen op papier of op een
andere duurzame drager wordt verstrekt. De betalingsdienstaanbieder mag aan de
balie mondelinge informatie verstrekken of anderszins vlot toegankelijk
stellen, bijvoorbeeld door de voorwaarden op een mededelingenbord in de
bedrijfsruimte te vermelden. De plaats waar andere, meer gedetailleerde
informatie beschikbaar is, zoals het webadres, moet eveneens worden vermeld. Op
verzoek van de consument moet de informatie evenwel op papier of op een andere
duurzame drager worden verstrekt. (46) Deze richtlijn bevestigt het
recht van de consument de toepasselijke informatie kosteloos te ontvangen
voordat hij door een betalingsdienstencontract gebonden wordt. Gedurende de
contractuele relatie dient de consument te allen tijde voorafgaande informatie,
alsmede het raamcontract, kosteloos op papier te kunnen verlangen. Aldus kan de
consument de diensten en de voorwaarden van betalingsdienstaanbieders vergelijken
en bij een eventueel geschil zijn contractuele rechten en plichten naslaan.
Deze voorschriften dienen in overeenstemming te zijn met de in Richtlijn 2002/65/EG
vastgestelde regels. Het feit dat deze richtlijn uitdrukkelijke bepalingen over
kosteloze informatie bevat, zou er niet toe mogen leiden dat kosten kunnen
worden aangerekend voor informatie die op grond van andere toepasselijke
richtlijnen aan consumenten wordt verstrekt. (47) Wat betreft de wijze waarop de
vereiste informatie door de betalingsdienstaanbieder aan de
betalingsdienstgebruiker moet worden verstrekt, moet rekening worden gehouden
met de behoeften van laatstgenoemde en met praktische technische aspecten en
kosteneffectiviteit, naar gelang van de situatie met betrekking tot de overeenkomst
in het betrokken betalingsdienstencontract. De richtlijn dient derhalve twee
manieren te onderscheiden waarop informatie door de betalingsdienstaanbieder
moet worden verstrekt. Ofwel moet de informatie worden verstrekt, d.w.z. actief
worden meegedeeld, door de betalingsdienstaanbieder op het gepaste tijdstip,
zoals voorgeschreven bij deze richtlijn, zonder verder verzoek van de
betalingsdienstgebruiker. Ofwel moet de informatie beschikbaar worden gesteld
aan de betalingsdienstgebruiker, rekening houdend met diens eventuele verzoeken
om nadere informatie. In het laatste geval moet de betalingsdienstgebruiker uit
eigen beweging stappen ondernemen om de informatie te verkrijgen, zoals de
betalingsdienstaanbieder daar expliciet om verzoeken, inloggen op de mailbox
van de bankrekening of een bankpas in een printer invoeren om bankafschriften
te verkrijgen. De betalingsdienstaanbieder moet er daartoe voor zorgen dat
toegang tot informatie mogelijk is en dat de informatie voor de
betalingsdienstgebruiker beschikbaar is. (48) De consument moet zonder extra
kosten de basisinformatie over uitgevoerde betalingstransacties ontvangen. In
geval van een eenmalige betalingstransactie mag de betalingsdienstaanbieder
voor deze informatie geen afzonderlijke kosten aanrekenen. Evenzo moet de
maandelijkse informatie over betalingstransacties in het kader van een
raamcontract kosteloos worden verstrekt. Gelet op het belang van transparante
tarieven en de uiteenlopende behoeften van cliënten kunnen de partijen evenwel
tot een akkoord komen over de kosten die worden aangerekend wanneer frequentere
of bijkomende informatie moet worden verstrekt. Teneinde rekening te houden met
verschillen in nationale praktijken moeten de lidstaten kunnen bepalen dat
maandelijkse papieren uittreksels van betaalrekeningen altijd kosteloos moeten
worden verstrekt. (49) Ter facilitering van
cliëntenmobiliteit moet het voor consumenten mogelijk zijn een raamcontract na
een jaar kosteloos te beëindigen. Voor consumenten zou geen opzegtermijn van meer
dan een maand en voor betalingsdienstaanbieders geen opzegtermijn van minder
dan twee maanden mogen worden overeengekomen. Deze richtlijn doet geen afbreuk
aan de verplichting van de betalingsdienstaanbieder om in uitzonderlijke
omstandigheden uit hoofde van andere Unie- of nationale wetgeving ter zake -
zoals wetgeving inzake het witwassen van geld en terrorismefinanciering, elke
maatregel gericht op het bevriezen van middelen of een specifieke maatregel in
verband met preventie van of onderzoek naar strafbare feiten -, het
betalingsdienstencontract te beëindigen. (50) Instrumenten voor de betaling
van kleine bedragen moeten een goedkoop en gebruiksvriendelijk alternatief
vormen bij laaggeprijsde goederen en diensten en mogen niet aan buitensporige
vereisten onderworpen zijn. De voor deze betalingen geldende
informatievereisten en de regels voor de uitvoering ervan moeten daarom tot
essentiële informatie beperkt blijven, waarbij voorts rekening wordt gehouden
met de technische voorzieningen die redelijkerwijs kunnen worden verwacht van
instrumenten die bestemd zijn voor betaling van kleine bedragen. Ondanks de
minder strikte regeling zou de betalingsdienstgebruiker toch een passende
bescherming genieten, aangezien dergelijke betaalinstrumenten, en vooral vooraf
betaalde betaalinstrumenten, beperkte risico’s inhouden. (51) Het is nodig om de criteria
vast te stellen op basis waarvan derde betalingsdienstaanbieders toegang mogen
hebben tot en gebruik mogen maken van de informatie over de beschikbaarheid van
geldmiddelen op de rekening van een betalingsdienstgebruiker bij een andere
betalingsdienstaanbieder. Er moet met name zowel door de derde
betalingsdienstaanbieder als door de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder
worden voldaan aan de noodzakelijke gegevensbeschermings- en
beveiligingsvereisten die zijn vastgesteld of waarnaar wordt verwezen in deze
richtlijn of die zijn opgenomen in de EBA-richtsnoeren. Betalers moeten de
derde betalingsdienstaanbieder uitdrukkelijke toestemming voor toegang tot hun
betaalrekening verlenen en naar behoren worden geïnformeerd over de omvang van
deze toegang. Om ook andere betalingsdienstaanbieders die geen deposito’s in
ontvangst mogen nemen, de mogelijkheid te bieden activiteiten te ontplooien,
moeten kredietinstellingen hen de informatie over de beschikbaarheid van
geldmiddelen verstrekken als de betaler ermee heeft ingestemd dat deze
informatie wordt meegedeeld aan de betalingsdienstaanbieder die het
betaalinstrument heeft uitgegeven. (52) De rechten en plichten van de
betalingsdienstgebruikers en de betalingsdienstaanbieders moeten waar nodig
worden aangepast om rekening te houden met de betrokkenheid van een derde
betalingsdienstaanbieder bij transacties waarbij gebruik wordt gemaakt van de
betalingsinitiatiedienst. Met name een evenwichtige verdeling van de
aansprakelijkheid tussen de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder en de
derde betalingsdienstaanbieder die bij de transactie betrokken is, moet beiden
verplichten de verantwoordelijkheid te nemen voor het respectieve deel van de
transactie waarover zij controle hebben, en in geval van incidenten zorgen voor
een duidelijke aanwijzing van de verantwoordelijke partij. In geval van fraude
of betwisting moet de derde betalingsdienstaanbieder een specifieke verplichting
hebben om de betaler en de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder de
referentie van de transacties en de informatie met betrekking tot de
toestemming voor de transactie in kwestie te verstrekken. (53) Om de risico’s en gevolgen van
niet-toegestane of foutieve betalingstransacties te beperken, moet de
betalingsdienstgebruiker de betalingsdienstaanbieder zo spoedig mogelijk in
kennis stellen van betwistingen in verband met vermeende niet-toegestane of
foutieve betalingstransacties, voor zover de betalingsdienstaanbieder zijn
informatieplicht conform deze richtlijn heeft vervuld. Indien deze
kennisgevingstermijn wordt nageleefd door de betalingsdienstgebruiker, moet hij
de desbetreffende vorderingen binnen de verjaringstermijnen overeenkomstig het
nationale recht kunnen instellen. Deze richtlijn laat andere vorderingen tussen
betalingsdienstgebruikers en betalingsdienstaanbieders onverlet. (54) In geval van niet-toegestane
betalingstransacties moet de betaler het bedrag van de desbetreffende
transactie onmiddellijk worden terugbetaald. Om te vermijden dat de betaler
enig nadeel ondervindt, mag de valutadatum van de creditering niet later zijn
dan de datum waarop het desbetreffende bedrag werd afgeschreven. Om de
betalingsdienstgebruiker ertoe aan te sporen de aanbieder onverwijld van een
eventuele diefstal of een eventueel verlies van een betaalinstrument in kennis
te stellen en aldus het risico van niet-toegestane betalingstransacties te
verminderen, dient de gebruiker slechts voor een zeer beperkt bedrag aansprakelijk
te zijn, tenzij de betalingsdienstgebruiker frauduleus of ernstig nalatig heeft
gehandeld. In dit verband lijkt een bedrag van 50 EUR passend om een
geharmoniseerd en hoog niveau van gebruikersbescherming binnen de Unie te
waarborgen. Zodra gebruikers een betalingsdienstaanbieder ervan in kennis
hebben gesteld dat hun betaalinstrument gecompromitteerd kan zijn, mag van de
gebruikers bovendien niet worden verlangd dat zij verdere verliezen dekken die
uit een niet-toegestaan gebruik van dat instrument voortvloeien. Deze richtlijn
doet geen afbreuk aan de verantwoordelijkheid van betalingsdienstaanbieders
voor de technische beveiliging van hun eigen producten. (55) Bij de beoordeling of de
betalingsdienstgebruiker nalatig is geweest, moeten alle omstandigheden in
aanmerking worden genomen. Het bewijs voor en de mate van de beweerde
nalatigheid moeten gewoonlijk volgens het nationale recht worden beoordeeld.
Contractuele clausules en voorwaarden met betrekking tot de verstrekking en het
gebruik van een betaalinstrument die de bewijslast voor de consument vergroten
of de bewijslast voor de verstrekker verminderen, moeten als nietig worden
beschouwd. In specifieke situaties en met name wanneer het betaalinstrument
niet aanwezig is op de plaats van de verkoop, zoals bij onlinebetalingen via
het internet, is het voorts passend dat de betalingsdienstaanbieder het bewijs
van de beweerde nalatigheid moet leveren aangezien de betaler slechts zeer
beperkte middelen heeft om in zulke gevallen het tegendeel te bewijzen. (56) Er moet worden voorzien in de
toewijzing van verliezen in geval van niet-toegestane betalingstransacties.
Behalve in geval van fraude of grove nalatigheid zou van een consument nooit
een bedrag van meer dan 50 EUR mogen worden verlangd in geval van een
niet-toegestane transactie van zijn rekening. Voor andere
betalingsdienstgebruikers dan consumenten kunnen andere bepalingen gelden,
aangezien dergelijke gebruikers gewoonlijk in een zodanige positie verkeren dat
zij beter in staat zijn het frauderisico in te schatten en tegenmaatregelen te
treffen. (57) Er moeten in deze richtlijn
voorschriften inzake terugbetaling worden vastgesteld waardoor de consument
wordt beschermd indien de uitgevoerde betalingstransactie het redelijkerwijs te
verwachten bedrag overschrijdt. Om te vermijden dat de betaler financieel
nadeel ondervindt, moet worden gegarandeerd dat de valutadatum van een
creditering niet later is dan de datum waarop het desbetreffende bedrag werd
afgeschreven. In het geval van automatische afschrijvingen dienen
betalingsdienstaanbieders nog gunstiger voorwaarden te kunnen vaststellen voor
hun cliënten, die een onvoorwaardelijk recht op terugbetaling van elke betwiste
betalingstransactie zouden moeten hebben. Dit onvoorwaardelijke recht op terugbetaling
dat het hoogste niveau van consumentenbescherming garandeert, is evenwel niet
gerechtvaardigd in gevallen waarin de handelaar het contract al heeft nagekomen
en het overeenkomstige goed of de overeenkomstige dienst al werd verbruikt.
Ingeval de gebruiker de terugbetaling eist van een betalingstransactie, moeten
de terugbetalingsrechten de aansprakelijkheid van de betaler jegens de
begunstigde die voortvloeit uit de onderliggende betrekking, bijvoorbeeld voor
de bestelde, verbruikte of rechtmatig aangerekende goederen of diensten, alsook
de gebruikersrechten met betrekking tot de herroeping van een betalingsopdracht
onverlet laten. (58) Met het oog op financiële
planning en de tijdige nakoming van betalingsverplichtingen moeten consumenten
en ondernemingen zekerheid hebben omtrent de tijd die voor de uitvoering van
een betalingsopdracht nodig is. Daarom wordt in deze richtlijn een tijdstip
bepaald waarop rechten en plichten ingaan. Dit is het tijdstip waarop de
betalingsdienstaanbieder de betalingsopdracht ontvangt, ook wanneer hij de
gelegenheid heeft gehad de opdracht te ontvangen via het in het
betalingsdienstencontract overeengekomen communicatiemiddel, en
niettegenstaande eerdere betrokkenheid bij het proces dat leidt tot het
ontstaan en de toezending van de betalingsopdracht, bijvoorbeeld
veiligheidscontroles en controles van de beschikbaarheid van de middelen,
informatie over het gebruik van het persoonlijk identificatienummer, afgifte
van een belofte tot betaling. Bovendien zou van ontvangst van een
betalingsopdracht sprake moeten zijn wanneer de betalingsdienstaanbieder van de
betaler de betalingsopdracht ontvangt die van de rekening van de betaler moet
worden gedebiteerd. De datum of het tijdstip waarop een begunstigde aan de
betalingsdienstaanbieder betalingsopdrachten toezendt voor de inning van
bijvoorbeeld kaartbetalingen of automatische afschrijvingen of waarop de
begunstigde door de betalingsdienstaanbieder een voorfinanciering van de
desbetreffende bedragen wordt verleend (door dienovereenkomstige creditering
van de rekening) zou in dit verband niet ter zake mogen doen. De gebruiker moet
ervan kunnen uitgaan dat een volledige en geldige betalingsopdracht goed wordt
uitgevoerd indien de betalingsdienstaanbieder geen contractuele of wettelijke
weigeringsgrond kan aanvoeren. Indien de betalingsdienstaanbieder een
betalingsopdracht weigert, dienen de weigering en de weigeringsgrond zo spoedig
mogelijk aan de betalingsdienstgebruiker te worden meegedeeld, onverminderd de
voorschriften van het Unierecht en het nationale recht. (59) Gezien de snelheid waarmee
moderne, volautomatische betalingssystemen betalingstransacties verwerken —
hetgeen inhoudt dat betalingsopdrachten na een zeker tijdstip niet meer kunnen
worden herroepen zonder dat dit hoge kosten voor manuele interventie met zich
brengt —, is het noodzakelijk een duidelijk tijdstip te specificeren waarna
geen herroeping meer mogelijk is. Afhankelijk van de soort betalingsdienst en
de betalingsopdracht kan de termijn evenwel tussen de partijen worden
overeengekomen. De herroeping in dit verband dient alleen van toepassing te
zijn op de betrekkingen tussen een betalingsdienstgebruiker en
betalingsdienstaanbieder en laat de onherroepelijkheid en het definitieve
karakter van betalingstransacties in betalingssystemen derhalve onverlet. (60) Een dergelijke
onherroepelijkheid zou geen afbreuk mogen doen aan het recht dat of de
verplichting die een betalingsdienstaanbieder krachtens de wetgeving van
sommige lidstaten heeft om, uit hoofde van het raamcontract van de betaler of
van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen of richtsnoeren, het
bedrag van de uitgevoerde betalingstransactie aan de betaler terug te betalen
in geval van een geschil tussen de betaler en de begunstigde. Een dergelijke
terugbetaling moet als een nieuwe betalingsopdracht worden aangemerkt. Met
uitzondering van die gevallen zou een juridisch geschil dat rijst in een aan de
betalingsopdracht ten grondslag liggende betrekking louter tussen de betaler en
de begunstigde beslecht moeten worden. (61) Ten behoeve van een volledig
geïntegreerde automatische verwerking van betalingen van begin tot einde en
voor het bieden van rechtszekerheid wat de nakoming van elke onderliggende
verplichting tussen betalingsdienstgebruikers betreft, is het van essentieel
belang dat het volledige bedrag dat door de betaler is overgemaakt, op de
rekening van de begunstigde wordt gecrediteerd. Het mag bijgevolg niet mogelijk
zijn dat een van de bij de uitvoering van betalingstransacties betrokken
intermediairs inhoudingen op het overgemaakte bedrag toepast. Het moet echter
wel mogelijk zijn voor de begunstigde om met zijn betalingsdienstaanbieder een
overeenkomst te sluiten op grond waarvan laatstgenoemde provisies mag inhouden.
Om de begunstigde in staat te stellen na te gaan of het verschuldigde bedrag
correct betaald is, dient de achteraf verstrekte informatie evenwel naast het
volledige overgemaakte bedrag ook het bedrag van de eventuele kosten te
vermelden. (62) Wat kosten betreft, heeft de ervaring
geleerd dat het delen van kosten tussen betaler en begunstigde het meest
efficiënte systeem is omdat het de automatische verwerking van betalingen van
begin tot einde vergemakkelijkt. Er dient derhalve voor te worden gezorgd dat,
in de normale procedure, kosten rechtstreeks aan de betaler en de begunstigde
kunnen worden aangerekend door hun respectieve betalingsdienstaanbieders. Dit
mag echter alleen gelden in gevallen waarin de betalingstransactie geen
valutawissel vereist. Het bedrag van de in rekening gebrachte kosten kan ook
nihil zijn, aangezien deze richtlijn geen afbreuk mag doen aan de praktijk
waarbij de betalingsdienstaanbieder consumenten geen kosten aanrekent voor de
creditering van hun rekeningen. Evenzo kan een betalingsdienstaanbieder,
afhankelijk van de contractuele voorwaarden, alleen aan de begunstigde
(handelaar) kosten voor het gebruik van de betalingsdienst in rekening brengen,
met als gevolg dat de betaler geen kosten hoeft te betalen. De kosten voor het
gebruik van het betalingssysteem kunnen als abonnementsgeld in rekening worden
gebracht. De bepalingen inzake het overgemaakte bedrag of in rekening gebrachte
kosten zijn niet rechtstreeks van invloed op de tussen de
betalingsdienstaanbieders of eventuele intermediairs gehanteerde tarieven. (63) Uiteenlopende nationale
praktijken in verband met het aanrekenen van kosten voor het gebruik van een
bepaald betaalinstrument (hierna “toeslagen” genoemd) hebben geleid tot een
zeer heterogene betaalmarkt in de Unie en zijn een bron van verwarring voor de
consument, met name in het kader van e-commerce en grensoverschrijdende
situaties. Handelaren die gevestigd zijn in lidstaten waar toeslagen mogen
worden geheven, bieden producten en diensten aan in lidstaten waar dit verboden
is en rekenen daarbij de consument nog altijd een toeslag aan. Het feit dat
Verordening (EU) nr. xxx/yyyy voorziet in regels voor multilaterale
interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingen, is bovendien
een sterk argument dat pleit voor de herziening van de praktijken met
toeslagen. Aangezien interbancaire vergoedingen het belangrijkste element zijn
dat de meeste kaartbetalingen duur maakt en het aanrekenen van toeslagen in de
praktijk beperkt is tot op kaarten gebaseerde betalingen, dienen de regels voor
interbancaire vergoedingen vergezeld te gaan van een herziening van de regels
voor het aanrekenen van toeslagen. Om de kosten transparanter te maken en het
gebruik van de efficiëntste betaalinstrumenten te stimuleren, mogen de
lidstaten en betalingsdienstaanbieders niet beletten dat de begunstigde een
vergoeding van de betaler verlangt voor het gebruik van een specifiek
betaalinstrument, met passende inachtneming van de bepalingen van Richtlijn 2011/83/EU.
Het recht van de begunstigde om een toeslag te verlangen, mag evenwel alleen
gelden voor betaalinstrumenten waarvoor de interbancaire vergoedingen niet
gereglementeerd zijn. Een en ander moet een sturende werking hebben in de
richting van de goedkoopste betaalmiddelen. (64) Teneinde de doelmatigheid van
betalingen overal in de Unie te bevorderen, dient een maximale
uitvoeringstermijn van één dag te worden vastgesteld voor alle door de betaler
geïnitieerde, in euro of in een valuta van een lidstaat buiten de eurozone
luidende betalingsopdrachten, met inbegrip van overmakingen en geldtransfers.
Voor alle andere betalingen, zoals door of via een begunstigde geïnitieerde
betalingen, met inbegrip van automatische afschrijvingen en kaartbetalingen,
dient de uitvoeringstermijn van één dag te gelden indien er tussen de
betalingsdienstaanbieder en de betaler geen uitdrukkelijke overeenkomst bestaat
waarin een langere uitvoeringstermijn is vastgesteld. Indien de
betalingsopdracht op papier wordt gegeven, dient het mogelijk te zijn deze
termijnen met nog eens een werkdag te verlengen. Zodoende kan de verlening van
betalingsdiensten aan consumenten die louter aan papieren documenten gewend
zijn, worden voortgezet. Bij gebruikmaking van automatische afschrijving dient
de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde de opdracht tot inning toe te
zenden binnen de tussen de begunstigde en de betalingsdienstaanbieder
overeengekomen termijnen, zodat de afwikkeling op de afgesproken datum kan
plaatsvinden. Gezien het feit dat betalingsinfrastructuren veelal zeer
efficiënt zijn, en om verslechtering van het huidige dienstverleningsniveau te
voorkomen, dient de lidstaten te worden toegestaan in voorkomend geval regels
te stellen of te handhaven die een uitvoeringstermijn van minder dan één
werkdag specificeren. (65) De bepalingen betreffende de
uitvoering voor het volledige bedrag en de uitvoeringstermijn dienen als goede
praktijk te gelden wanneer een van de betalingsdienstaanbieders niet in de Unie
is gevestigd. (66) Het is van essentieel belang
dat de betalingsdienstgebruiker de werkelijke kosten en lasten van
betalingsdiensten kent, zodat hij een passende keuze kan maken. Het hanteren
van niet-transparante prijszettingsmethoden mag dan ook niet worden toegestaan,
aangezien algemeen wordt erkend dat dergelijke methoden het voor gebruikers bijzonder
moeilijk maken om de werkelijke prijs van de betalingsdienst te bepalen. Met
name het gebruik van valutering in het nadeel van de gebruiker mag niet worden
toegestaan. (67) Voor een vlotte en efficiënte
werking van het betalingssysteem moet de gebruiker erop kunnen vertrouwen dat
de betalingsdienstaanbieder de betalingstransactie correct en binnen de
overeengekomen termijn uitvoert. De aanbieder is doorgaans in een goede positie
om de risico’s te beoordelen die verbonden zijn aan de betalingstransactie. De
aanbieder stelt het betalingssysteem beschikbaar en treft de regelingen om op
de verkeerde plaats terechtgekomen of verkeerd toegewezen geldmiddelen terug te
roepen, en beslist in de meeste gevallen welke tussenpersonen bij de uitvoering
van een transactie worden betrokken. In het licht van het bovenstaande is het,
behoudens abnormale en onvoorziene omstandigheden, geheel juist dat de
betalingsdienstaanbieder aansprakelijkheid wordt opgelegd met betrekking tot de
uitvoering van een betalingstransactie die hij van de gebruiker heeft aanvaard,
met uitzondering van het handelen en nalaten van de betalingsdienstaanbieder
van de begunstigde, voor de keuze waarvan louter de begunstigde aansprakelijk
is. Teneinde evenwel de betaler niet onbeschermd achter te laten in een
onwaarschijnlijke samenloop van omstandigheden waarin niet onomstotelijk kan
worden bewezen (non liquet) of het bedrag van de betaling al dan niet door de
betalingsdienstaanbieder van de begunstigde werd ontvangen, dient de bewijslast
dienaangaande bij de betalingsdienstaanbieder van de betaler te worden gelegd.
In de regel kan worden verwacht dat de tussenpersoon (doorgaans een “neutrale”
instelling zoals een centrale bank of een clearinginstelling) die het bedrag
van de betaling van de verzendende naar de ontvangende betalingsdienstaanbieder
doorstuurt, de rekeninggegevens opslaat en in voorkomend geval kan verstrekken.
Zodra het bedrag van de betaling op de rekening van de ontvangende
betalingsdienstaanbieder is gecrediteerd, heeft de begunstigde een vordering op
de betalingsdienstaanbieder tot creditering van de rekening. (68) De betalingsdienstaanbieder
van de betaler dient aansprakelijk te zijn voor de correcte uitvoering van de
betaling, met inbegrip van met name het volledige bedrag van de
betalingstransactie en de uitvoeringstermijn, alsmede de volledige
verantwoordelijkheid voor enigerlei nalatigheid van andere partijen in de
betalingsketen tot en met de rekening van de begunstigde. Uit hoofde van deze
aansprakelijkheid dient de betalingsdienstaanbieder van de betaler, wanneer de
betalingsdienstaanbieder van de begunstigde niet of te laat voor het volledige
bedrag wordt gecrediteerd, de betalingstransactie te corrigeren of de betaler
onverwijld het toepasselijke bedrag van de transactie terug te betalen,
onverminderd andere mogelijke vorderingen conform het nationale recht. Gezien
de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder mogen aan de betaler of de
begunstigde geen kosten in verband met de onjuiste betaling worden opgelegd. In
geval van niet-uitvoering, onjuiste uitvoering of te late uitvoering van
betalingstransacties dienen de lidstaten erop toe te zien dat de valutadatum
van de door de betalingsdienstaanbieder verrichte correctiebetaling altijd
dezelfde is als de valutadatum bij correcte uitvoering. (69) Deze richtlijn dient alleen
betrekking te hebben op contractuele verplichtingen en aansprakelijkheden
tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder. Voor het
goed functioneren van overmakingen en andere betalingsdiensten moeten
betalingsdienstaanbieders en hun tussenpersonen, zoals verwerkers, evenwel
contracten hebben waarin hun wederzijdse rechten en verplichtingen zijn
geregeld. Vraagstukken in verband met aansprakelijkheden vormen een essentieel
onderdeel van deze uniforme contracten. Om de onderlinge betrouwbaarheid van de
bij een betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieders en
tussenpersonen te garanderen, moet de rechtszekerheid worden geboden dat een
betalingsdienstaanbieder die niet aansprakelijk blijkt te zijn, een vergoeding
krijgt voor alle verliezen die hij heeft geleden en/of de bedragen die hij
heeft betaald uit hoofde van de bepalingen van deze richtlijn betreffende de
aansprakelijkheid. Verdere rechten inzake regres en wat regres precies inhoudt,
alsmede de wijze van behandeling van vorderingen tegen de
betalingsdienstaanbieder of de tussenpersoon op grond van een gebrekkig
uitgevoerde betalingstransactie, dienen via contractuele bepalingen te worden
geregeld. (70) Het moet mogelijk zijn voor de
betalingsdienstaanbieder om op ondubbelzinnige wijze aan te geven welke
informatie nodig is om een betalingsopdracht correct uit te voeren. Om
fragmentatie te vermijden en het opzetten van geïntegreerde betalingssystemen
in de Unie niet in het gedrang te brengen, mag het de lidstaten daarentegen
niet worden toegestaan te verlangen dat voor betalingstransacties een
specifieke identificator wordt gebruikt. De lidstaten mogen echter wel
verlangen dat de betalingsdienstaanbieder van de betaler zorgvuldig handelt en
nagaat, voor zover zulks technisch en zonder manuele interventie mogelijk is,
of de unieke identificator coherent is en indien de unieke identificator niet
coherent blijkt te zijn, de betaalopdracht weigert en de betaler daaromtrent
inlicht. De aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder dient beperkt te
blijven tot een correcte uitvoering van de betalingstransactie in
overeenstemming met de betalingsopdracht van de betalingsdienstgebruiker. (71) Teneinde overal in de Unie
effectieve fraudepreventie te bevorderen en betalingsfraude tegen te gaan,
dient te worden voorzien in een efficiënte gegevensuitwisseling tussen
betalingsdienstaanbieders, die ertoe moeten worden gemachtigd om
persoonsgegevens over bij betalingsfraude betrokken personen te verzamelen, te
verwerken en uit te wisselen. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en
de Raad[28],
de nationale voorschriften tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG, en Verordening
(EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad[29] zijn van toepassing op de
verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn. (72) Deze richtlijn eerbiedigt de
grondrechten en neemt de beginselen in acht die bij het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, waaronder het recht op
eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op
bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap, het recht op
een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, en het
recht om niet tweemaal in een strafrechtelijke procedure voor hetzelfde delict
te worden berecht of gestraft. Deze richtlijn moet worden toegepast
overeenkomstig deze rechten en beginselen. (73) Er dient te worden toegezien
op de doeltreffende handhaving van de ter uitvoering van deze richtlijn
vastgestelde bepalingen van nationaal recht. Er dienen bijgevolg passende
procedures te worden vastgesteld om klachten te kunnen indienen tegen
betalingsdienstaanbieders die zich niet aan deze bepalingen houden, en om
ervoor te zorgen dat, in voorkomend geval, passende, doeltreffende, evenredige
en afschrikkende sancties worden opgelegd. Om een doeltreffende naleving van
deze richtlijn te waarborgen, dienen de lidstaten bevoegde autoriteiten aan te
wijzen die aan de voorwaarden van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het
Europees Parlement en de Raad[30]
voldoen en onafhankelijk van de betalingsdienstaanbieders optreden. Met het oog
op transparantie dienen de lidstaten de Commissie mee te delen welke
autoriteiten zij hebben aangewezen, en haar een duidelijke omschrijving van hun
taken in het kader van deze richtlijn te geven. (74) Onverminderd het recht van
cliënten om een gerechtelijke procedure in te stellen, dienen de lidstaten zorg
te dragen voor een laagdrempelige en kostenbewuste buitengerechtelijke
beslechting van de tussen betalingsdienstaanbieders en consumenten rijzende
geschillen die uit de in deze richtlijn neergelegde rechten en plichten
voortvloeien. In Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de
Raad[31]
wordt bepaald dat een bij overeenkomst gemaakte rechtskeuze de bescherming die
consumenten genieten op grond van de dwingende bepalingen van het recht van het
land waar zij hun gewone verblijfplaats hebben, niet mag aantasten. Met het oog
op de totstandbrenging van een efficiënte en doeltreffende procedure voor
geschillenbeslechting dienen de lidstaten erop toe te zien dat de
betalingsdienstaanbieders een doeltreffende klachtenprocedure voor consumenten
instellen, die hun cliënten kunnen volgen voordat het geschil in een
buitengerechtelijke procedure wordt behandeld of aan de rechter wordt
voorgelegd. De klachtenprocedure dient te voorzien in korte en duidelijk
bepaalde termijnen waarbinnen de betalingsdienstaanbieder op een klacht moet
reageren. (75) De lidstaten dienen te bepalen
of de voor de vergunningverlening aan betalingsinstellingen bevoegde
autoriteiten ook de bevoegde autoriteiten kunnen zijn met betrekking tot de
buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures. (76) Deze richtlijn dient de
bepalingen van nationaal recht onverlet te laten welke betrekking hebben op de
aansprakelijkheidsgevolgen van het feit dat een rekeningoverzicht onjuist
opgesteld of doorgegeven is. (77) Deze richtlijn dient de in
Richtlijn 2006/112/EG van het Europees Parlement en de Raad[32] vervatte bepalingen
betreffende de btw-behandeling van betalingsdiensten onverlet te laten. (78) Ter wille van de
rechtszekerheid is het wenselijk overgangsregelingen te treffen op grond
waarvan personen die overeenkomstig de bepalingen van nationaal recht tot
omzetting van Richtlijn 2007/64/EG voor de inwerkingtreding van deze richtlijn
de werkzaamheden van betalingsinstellingen hebben aangevangen, deze
werkzaamheden gedurende een gespecificeerde periode binnen de betrokken lidstaat
kunnen blijven voortzetten. (79) De bevoegdheid om
wetgevingshandelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet aan de Commissie
worden gedelegeerd met het oog op aanpassing van de verwijzing naar Aanbeveling
2003/361/EG, indien die aanbeveling wordt gewijzigd, en actualisering, in
verband met de inflatie of significante marktontwikkelingen, van het gemiddelde
bedrag van de betalingstransacties die door de betalingsdienstaanbieder worden
uitgevoerd, dat als drempelwaarde wordt gehanteerd door lidstaten die
gebruikmaken van de mogelijkheid om kleinere betalingsinstellingen
(gedeeltelijk) van de vergunningsvereisten vrij te stellen. Het is van
bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot
passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie
dient er bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen
voor te zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze
gelijktijdig aan het Europees Parlement en de Raad worden toegezonden. (80) Met het oog op een consequente
toepassing van deze richtlijn dient de Commissie gebruik te kunnen maken van de
deskundigheid en de steun van de EBA, die tot taak moet hebben richtsnoeren op
te stellen en technische reguleringsnormen te formuleren inzake de
beveiligingsaspecten van betalingsdiensten en de samenwerking tussen de
lidstaten in het kader van de dienstverlening door en de vestiging van
vergunninghoudende betalingsinstellingen in andere lidstaten. De Commissie
dient de bevoegdheid te worden gegeven om die technische reguleringsnormen vast
te stellen. Deze specifieke taken zijn volledig in overeenstemming met de rol
en de verantwoordelijkheden van de EBA zoals vastgesteld bij Verordening (EU)
nr. 1093/2010, waarbij de EBA is opgericht. (81) Aangezien de doelstelling van
deze richtlijn, namelijk de verdere integratie van de interne markt voor
betalingsdiensten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt omdat
zulks de harmonisatie vereist van een veelheid van verschillende voorschriften
die thans in de rechtsstelsels van de diverse lidstaten bestaan, en derhalve
beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in
artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde
subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde
artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan
wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. (82) Overeenkomstig de gezamenlijke
politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie
over toelichtende stukken[33]
hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de
kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of
meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de
overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht.
Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die
stukken gerechtvaardigd. (83) Gezien het aantal wijzigingen
dat in Richtlijn 2007/64/EG moet worden aangebracht, is het dienstig deze in te
trekken en te vervangen, HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN
VASTGESTELD: TITEL I
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES Artikel 1
Onderwerp 1. Deze richtlijn stelt de
regels vast op grond waarvan de lidstaten de volgende zes categorieën
betalingsdienstaanbieders onderscheiden: a) kredietinstellingen in de zin van artikel
4, lid 1, punt (1), van Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees
Parlement en de Raad[34],
met inbegrip van in de Unie gevestigde bijkantoren, in de zin van artikel 4,
lid 1, punt (17), van die verordening, van kredietinstellingen waarvan het
hoofdkantoor binnen of, overeenkomstig artikel 47 van Richtlijn 2013/36/EU,
buiten de Unie is gevestigd. b) instellingen voor elektronisch geld in de
zin van artikel 2, punt 1, van Richtlijn 2009/110/EG; c) postcheque- en girodiensten die krachtens
nationale wetgeving gemachtigd zijn om betalingsdiensten aan te bieden; d) betalingsinstellingen in de zin van
artikel 4, punt 4, van deze richtlijn; e) de Europese Centrale Bank en nationale
centrale banken wanneer zij niet handelen in hun hoedanigheid van monetaire
autoriteit of andere publieke autoriteit; f) de lidstaten en hun regionale en lokale
overheden wanneer zij niet handelen in hun hoedanigheid van overheidsinstantie. 2. Deze richtlijn stelt ook
regels vast met betrekking tot de transparantie van de aan betalingsdiensten
verbonden voorwaarden en informatievereisten en de respectieve rechten en
plichten van gebruikers en aanbieders van betalingsdiensten die verband houden
met het als gewoon beroep of bedrijf aanbieden van betalingsdiensten. Artikel 2
Toepassingsgebied 1. Deze richtlijn is van
toepassing op betalingsdiensten uitgevoerd in de Unie, waarbij zowel de
betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de
begunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken
betalingsdienstaanbieder, in de Unie gevestigd is. Artikel 78 en titel III zijn
tevens van toepassing op betalingstransacties waarbij slechts één van de
betalingsdienstaanbieders in de Unie is gevestigd, ten aanzien van de
onderdelen van de betalingstransactie die in de Unie worden uitgevoerd. 2. Titel III is van toepassing
op betalingsdiensten in elke valuta. Titel IV is van toepassing op
betalingsdiensten uitgevoerd in euro of in de valuta van een lidstaat buiten de
eurozone. 3. De lidstaten kunnen geheel of
gedeeltelijk ontheffing verlenen van de toepassing van deze richtlijn op de
instellingen bedoeld in artikel 2, lid 5, punten 4) tot en met 23), van
Richtlijn 2013/36/EU. Artikel 3
Activiteiten die niet onder het toepassingsgebied vallen Deze richtlijn is niet van toepassing op: a) betalingstransacties die uitsluitend in
contanten, rechtstreeks door de betaler aan de begunstigde worden verricht,
zonder enige tussenkomst; b) betalingstransacties tussen de betaler en
de begunstigde die worden uitgevoerd via een handelsagent die gemachtigd is om
voor rekening van de betaler of de begunstigde de verkoop of aankoop van
goederen of diensten tot stand te brengen of te sluiten; c) beroepsmatig fysiek transport van
bankbiljetten en muntstukken, inclusief het ophalen, verwerken en afleveren
ervan; d) betalingstransacties die bestaan in het
niet-beroepsmatig ophalen en afleveren van contanten in het kader van een
activiteit zonder winstoogmerk of voor liefdadigheidsdoeleinden; e) diensten waarbij de begunstigde aan de
betaler contanten verstrekt in het kader van een betalingstransactie, nadat de
betalingsdienstgebruiker hierom uitdrukkelijk heeft verzocht kort voordat de
betalingstransactie wordt uitgevoerd door middel van een betaling voor de
aankoop van goederen of diensten; f) contante transacties waarbij de geldmiddelen
niet op een betaalrekening worden aangehouden; g) betalingstransacties die zijn gebaseerd
op een van de volgende documenten die door een betalingsdienstaanbieder zijn
uitgegeven met de bedoeling geldmiddelen beschikbaar te stellen aan de
begunstigde: i) papieren cheques in de zin van het
Verdrag van Genève van 19 maart 1931 tot invoering van een eenvormige wet op
cheques; ii) papieren cheques die vergelijkbaar zijn
met die bedoeld onder i) en die vallen onder het recht van lidstaten die geen
partij zijn bij het Verdrag van Genève van 19 maart 1931 tot invoering van een
eenvormige wet op cheques; iii) papieren wissels in de zin van het
Verdrag van Genève van 7 juni 1930 tot invoering van een eenvormige wet op
wisselbrieven en orderbriefjes; iv) papieren wissels die vergelijkbaar zijn
met de onder iii) bedoelde en vallen onder het recht van de lidstaten die geen
partij zijn bij het Verdrag van Genève van 7 juni 1930 tot invoering van een
eenvormige wet op wisselbrieven en orderbriefjes; v) papieren tegoedbonnen; vi) papieren reischeques; vii) papieren postwissels als omschreven door
de Wereldpostunie; h) betalingstransacties die worden
uitgevoerd binnen een betalings- of een effectenafwikkelingssysteem, of tussen
afwikkelingsinstellingen, centrale tegenpartijen, clearinginstellingen en/of
centrale banken en andere deelnemers van het systeem, en
betalingsdienstaanbieders, onverminderd artikel 29; i) betalingstransacties in verband met
dienstverlening op effecten, met inbegrip van uitkeringen van dividend,
inkomsten en dergelijke, en aflossing en verkoop, uitgevoerd door personen als
bedoeld onder h) of door beleggingsondernemingen, kredietinstellingen,
instellingen voor collectieve belegging of vermogensbeheerders die
beleggingsdiensten aanbieden, alsmede andere instellingen waaraan bewaarneming
van financiële instrumenten is toegestaan; j) door technische dienstverleners
verrichte diensten die de aanbieding van betalingsdiensten ondersteunen zonder
dat de betrokken dienstverleners op enig moment in het bezit komen van de over
te maken geldmiddelen, met inbegrip van verwerking en opslag van gegevens,
diensten ter bescherming van het vertrouwen en het privéleven, authenticatie
van gegevens en entiteiten, aanbieding van informatietechnologie (IT)- en communicatienetwerken,
alsook aanbieding en onderhoud van automaten en instrumenten voor
betalingsdiensten, met uitzondering van betalingsinitiatiediensten en
rekeninginformatiediensten; k) diensten gebaseerd op specifieke
instrumenten die zijn ontwikkeld om aan welbepaalde behoeften te voldoen en
beperkte gebruiksmogelijkheden hebben, ofwel omdat zij door de houder van het
specifieke instrument alleen kunnen worden gebruikt om in de bedrijfsgebouwen
van de uitgever ervan of binnen een beperkt netwerk van dienstverleners uit
hoofde van een directe handelsovereenkomst met een professionele uitgever
goederen of diensten te kopen, ofwel omdat zij alleen kunnen worden gebruikt om
een beperkt assortiment goederen of diensten aan te schaffen; l) betalingstransacties die worden
uitgevoerd door een aanbieder van elektronischecommunicatienetwerken of ‑diensten,
waarbij de transactie voor een abonnee van het netwerk of de dienst wordt
verricht met het oog op de aankoop van digitale inhoud als nevendienst bij
elektronischecommunicatiediensten, ongeacht het voor de aankoop of consumptie
van de inhoud gebruikte apparaat, mits de waarde van afzonderlijke
betalingstransacties niet meer is dan 50 EUR en de gecumuleerde waarde van de
betalingstransacties in geen enkele facturatiemaand meer is dan 200 EUR; m) betalingstransacties die worden uitgevoerd
tussen betalingsdienstaanbieders, hun agenten of bijkantoren, voor eigen
rekening; n) betalingstransacties tussen een
moederonderneming en haar dochteronderneming of tussen dochterondernemingen van
dezelfde moederonderneming, waarbij geen enkele andere betalingsdienstaanbieder
dan een tot dezelfde groep behorende onderneming betrokken is. Artikel 4
Definities Voor de toepassing
van deze richtlijn wordt verstaan onder: 1. “lidstaat van herkomst”: i) de lidstaat waar de statutaire zetel
van de betalingsdienstaanbieder zich bevindt; of ii) indien de betalingsdienstaanbieder
overeenkomstig zijn nationale wetgeving geen statutaire zetel heeft, de
lidstaat waar zijn hoofdkantoor zich bevindt; 2. “lidstaat van ontvangst”:
lidstaat die niet de lidstaat van herkomst is en waar de
betalingsdienstaanbieder een agent of bijkantoor heeft, dan wel
betalingsdiensten aanbiedt; 3. “betalingsdienst”: elke in
bijlage I vermelde bedrijfswerkzaamheid; 4. “betalingsinstelling”: een
rechtspersoon aan wie overeenkomstig artikel 10 vergunning is verleend om
overal in de Unie betalingsdiensten aan te bieden en uit te voeren; 5. “betalingstransactie”: een
door of namens de betaler of door de begunstigde geïnitieerde handeling waarbij
geldmiddelen worden gedeponeerd, overgemaakt of opgenomen, ongeacht of er
onderliggende verplichtingen tussen de betaler en de begunstigde zijn; 6. “betalingssysteem”:
geldovermakingssysteem met formele en gestandaardiseerde regelingen en gemeenschappelijke
regels voor de verwerking, clearing en/of afwikkeling van betalingstransacties; 7. “betaler”: hetzij een
natuurlijke persoon of rechtspersoon die houder is van een betaalrekening en
een betalingstransactie vanaf die betaalrekening toestaat, hetzij, bij
ontbreken van een betaalrekening, een natuurlijke persoon of rechtspersoon die
een betalingsopdracht geeft; 8. “begunstigde”: een
natuurlijke persoon of rechtspersoon die de beoogde ontvanger is van de
geldmiddelen waarop een betalingstransactie betrekking heeft; 9. “betalingsdienstaanbieder”:
instellingen als bedoeld in artikel 1, lid 1, en natuurlijke personen en
rechtspersonen die in aanmerking komen voor een ontheffing overeenkomstig
artikel 27; 10. “rekeninghoudende
betalingsdienstaanbieder”: een betalingsdienstaanbieder die ten behoeve van een
betaler betaalrekeningen aanbiedt en onderhoudt; 11. “derde
betalingsdienstaanbieder”: een betalingsdienstaanbieder die de in bijlage I,
punt 7, bedoelde bedrijfsactiviteiten uitoefent; 12. “betalingsdienstgebruiker”:
een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de hoedanigheid van betaler,
begunstigde of beide van een betalingsdienst gebruikmaakt; 13. “consument”: een natuurlijke
persoon die, in betalingsdienstcontracten die onder deze richtlijn vallen, voor
doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepswerkzaamheden handelt; 14. “raamcontract”: een
betalingsdienstencontract dat de toekomstige uitvoering beheerst van
afzonderlijke en opeenvolgende betalingstransacties en dat de verplichtingen en
voorwaarden voor de opening van een betaalrekening kan omvatten; 15. “geldtransfer”: een
betalingsdienst waarbij, zonder opening van betaalrekeningen op naam van de
betaler of de begunstigde, van een betaler geldmiddelen worden ontvangen met
als enig doel het daarmee corresponderende bedrag over te maken aan een
begunstigde of aan een andere, voor rekening van de begunstigde handelende
betalingsdienstaanbieder en/of waarbij de geldmiddelen voor rekening van de
begunstigde worden ontvangen en aan de begunstigde beschikbaar worden gesteld; 16. “betaalrekening”: een op naam
van een of meer betalingsdienstgebruikers aangehouden rekening die voor de
uitvoering van betalingstransacties wordt gebruikt; 17. “geldmiddelen”: bankbiljetten
en muntstukken, giraal geld en elektronisch geld als bedoeld in artikel 2, punt
2, van Richtlijn 2009/110/EG; 18. “betalingsopdracht”: een door
een betaler of begunstigde aan zijn betalingsdienstaanbieder gegeven instructie
om een betalingstransactie uit te voeren; 19. “valutadatum”: referentietijdstip
dat door een betalingsdienstaanbieder wordt gebruikt voor de berekening van de
interesten op de geldmiddelen waarmee een betaalrekening wordt gedebiteerd of
gecrediteerd; 20. “referentiewisselkoers”: de
wisselkoers die als berekeningsgrondslag wordt gehanteerd bij een valutawissel
en die door de betalingsdienstaanbieder beschikbaar wordt gesteld of afkomstig
is van een bron die door het publiek kan worden geraadpleegd; 21. “authenticatie”: een procedure
die de betalingsdienstaanbieder in staat stelt de identiteit van een gebruiker
van een specifiek betaalinstrument te verifiëren, onder meer door het gebruik
van persoonlijke veiligheidskenmerken of het controleren van persoonlijke
identiteitsdocumenten; 22. “versterkte
cliëntauthenticatie”: een procedure voor het valideren van de identificatie van
een natuurlijke persoon of rechtspersoon met gebruikmaking van twee of meer
factoren die kunnen worden aangemerkt als kennis, bezit en inherente eigenschap
en die onderling onafhankelijk zijn, in die zin dat compromittering van één
ervan geen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de andere en de procedure
zodanig is opgezet dat de vertrouwelijkheid van de authenticatiegegevens wordt
beschermd; 23. “referentierentevoet”: de
rentevoet die als grondslag wordt gehanteerd voor de berekening van eventueel
in rekening te brengen interesten en die afkomstig is van een bron die door het
publiek kan worden geraadpleegd en door beide partijen bij een
betalingsdienstencontract kan worden geverifieerd; 24. “unieke identificator”: de
door de betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker medegedeelde
combinatie van letters, nummers en symbolen, die laatstgenoemde dient te
verstrekken om de andere bij een betalingstransactie betrokken
betalingsdienstgebruiker en/of zijn betaalrekening ondubbelzinnig te
identificeren; 25. “agent”: een natuurlijke
persoon of rechtspersoon die bij de uitvoering van betalingsdiensten voor
rekening van een betalingsinstelling optreedt; 26. “betaalinstrument”:
gepersonaliseerd(e) instrument(en) en/of geheel van procedures, overeengekomen
door de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder, waarvan
gebruik wordt gemaakt voor het initiëren van een betalingsopdracht; 27. “techniek voor communicatie op
afstand”: ieder middel dat, zonder dat de betalingsdienstaanbieder en de
betalingsdienstgebruiker gelijktijdig fysiek aanwezig zijn, kan worden gebruikt
voor de sluiting van een betalingsdienstencontract; 28. “duurzame drager”: elk
hulpmiddel dat het de betalingsdienstgebruiker mogelijk maakt de aan die
betalingsdienstgebruiker persoonlijk gerichte informatie op zodanige wijze op
te slaan dat deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende
tijd kan worden geraadpleegd en waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd
kan worden gereproduceerd; 29. “micro-onderneming”: een
onderneming die op het tijdstip van sluiting van het betalingsdienstencontract
een onderneming is als gedefinieerd in artikel 1 en artikel 2, leden 1 en 3 van
de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG, zoals die op 6 mei 2003 luidde; 30. “werkdag”: een dag waarop de
betalingsdienstaanbieder van de betaler of de betalingsdienstaanbieder van de
begunstigde die betrokken is bij de uitvoering van een betalingstransactie,
geopend is voor de bij de uitvoering van een betalingstransactie vereiste
werkzaamheden; 31. “automatische afschrijving”:
een betalingsdienst voor debiteringen van de betaalrekening van een betaler,
waarbij een betalingstransactie wordt geïnitieerd door de begunstigde op basis
van een door de betaler aan de begunstigde, aan de betalingsdienstaanbieder van
de begunstigde of aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler verstrekte
instemming; 32. “betalingsinitiatiedienst”:
een door een derde betalingsdienstaanbieder aangeboden betalingsdienst die
toegang biedt tot een betaalrekening, waarbij de betaler actief betrokken kan
zijn bij de initiatie van de betaling of de software van de derde
betalingsdienstaanbieder, of waarbij de betaler of de begunstigde
betaalinstrumenten kunnen gebruiken om de gegevens van de betaler door te geven
aan de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder; 33. “rekeninginformatiedienst”:
een betalingsdienst waarbij aan een betalingsdienstgebruiker geconsolideerde en
gebruikersvriendelijke informatie wordt verstrekt over een of meer
betaalrekeningen die de betalingsdienstgebruiker aanhoudt bij een of meer
rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders; 34. “bijkantoor”: een
bedrijfszetel die niet het hoofdkantoor is en die een onderdeel zonder
rechtspersoonlijkheid vormt van een betalingsinstelling en rechtstreeks, geheel
of gedeeltelijk de handelingen verricht die eigen zijn aan de werkzaamheden van
een betalingsinstelling; verscheidene bedrijfszetels in eenzelfde lidstaat van
een betalingsinstelling met hoofdkantoor in een andere lidstaat worden als één
bijkantoor beschouwd; 35. “groep”: een groep
ondernemingen bestaande uit een moederonderneming, haar dochterondernemingen en
de deelnemingen van de moederonderneming en haar dochterondernemingen, alsook
ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in
artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG; 36. “elektronisch
communicatienetwerk”: een netwerk als gedefinieerd in artikel 2, onder a), van
Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad[35]; 37. “elektronische
communicatiedienst”: een dienst als gedefinieerd in artikel 2, onder c), van
Richtlijn 2002/21/EG; 38. “digitale inhoud”: goederen of
diensten als gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Richtlijn 2011/83/EU. TITEL II
BETALINGSDIENSTAANBIEDERS HOOFDSTUK 1
Betalingsinstellingen Afdeling 1
Algemene bepalingen Artikel 5
Vergunningaanvragen Voor het
verkrijgen van een vergunning als betalingsinstelling wordt bij de bevoegde
autoriteiten van de lidstaat van herkomst een aanvraag ingediend, samen met het
volgende: a) een programma van werkzaamheden,
waarin met name de aard van de voorgenomen betalingsdiensten wordt vermeld; b) een bedrijfsplan met een
budgetprognose voor de eerste drie boekjaren waarmee wordt aangetoond dat de
aanvrager in staat is gebruik te maken van passende en evenredige systemen,
middelen en procedures om op een gezonde basis te opereren; c) bewijs dat de betalingsinstelling
over het in artikel 6, genoemde aanvangskapitaal beschikt; d) voor de betalingsinstellingen bedoeld
in artikel 9, lid 1, een omschrijving van de maatregelen die zijn genomen ter
bescherming van de middelen van de betalingsdienstgebruikers overeenkomstig
artikel 9; e) een beschrijving van de regelingen
op het gebied van bestuur (governance) en de mechanismen voor interne controle
die de aanvrager heeft ingesteld, waaronder de administratieve en
boekhoudkundige procedures en de procedures voor risicobeheersing, waaruit
blijkt dat die bestuursregelingen, controlemechanismen en procedures evenredig,
passend, degelijk en adequaat zijn; f) een beschrijving van de procedures
voor het monitoren, afhandelen en opvolgen van veiligheidsincidenten en
veiligheidsgerelateerde klachten van klanten, met inbegrip van een mechanisme
voor het melden van incidenten dat rekening houdt met de in artikel 86
vastgelegde meldingsplicht voor betalingsinstellingen; g) een beschrijving van de procedures
voor het monitoren, traceren en beperken van de toegang tot gevoelige
betalingsgegevens en van kritieke logische en fysieke middelen; h) een beschrijving van de regeling
voor bedrijfscontinuïteit waarin de essentiële werkzaamheden duidelijk zijn
aangegeven, met doeltreffende noodplannen en een procedure om de toereikendheid
en efficiëntie van deze plannen regelmatig te beproeven en te herzien; i) een beschrijving van de beginselen
en definities die zijn toegepast voor het verzamelen van statistische gegevens
over prestaties, transacties en fraude; j) een beschrijving van het
beveiligingsbeleid, een gedetailleerde risicoanalyse van de betalingsdiensten
en een beschrijving van de maatregelen op het gebied van beveiliging en
risicobeperking die worden genomen om de gebruikers van de betalingsdiensten
afdoende te beschermen tegen de vastgestelde risico’s, waaronder fraude en
illegaal gebruik van gevoelige gegevens en persoonsgegevens; k) een beschrijving van de
internecontrolemechanismen die de aanvrager heeft opgezet om de in Richtlijn 2005/60/EG
van het Europees Parlement en de Raad[36]
en Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad[37] neergelegde verplichtingen in
verband met het witwassen van geld en terrorismefinanciering na te komen; l) een beschrijving van de
organisatiestructuur van de aanvrager, met inbegrip van, voor zover van
toepassing, een beschrijving van het voorgenomen gebruik van agenten en
bijkantoren en van de regeling voor uitbesteding, alsmede van de deelname van
de aanvrager aan een nationaal of internationaal betalingssysteem; m) de identiteit van personen die,
direct of indirect, gekwalificeerde deelnemingen in de aanvrager bezitten in de
zin van artikel 3, lid 1, punt 33, van Richtlijn 2013/36/EG, alsmede de omvang
van hun deelneming en het bewijs van hun geschiktheid, gelet op de noodzaak een
gezonde en prudente bedrijfsvoering van de betalingsinstelling te garanderen; n) de identiteit van de bestuurders en
managers van de betalingsinstelling en, waar dienstig, de personen die belast
zijn met het beheer van de betalingsdienstactiviteiten van de
betalingsinstelling, alsmede het bewijs dat zij als betrouwbaar bekend staan en
over de nodige kennis en ervaring beschikken om betalingsdiensten uit te
voeren, zoals bepaald door de lidstaat van herkomst van de betalingsinstelling; o) indien van toepassing, de identiteit
van wettelijke auditors en auditkantoren als omschreven in Richtlijn 2006/43/EG
van het Europees Parlement en de Raad[38]; p) de rechtsvorm en de statuten van de
aanvrager; q) het adres van het hoofdkantoor van
de aanvrager. Voor de toepassing van de punten d), e), f) en
l) geeft de aanvrager een beschrijving van de regelingen voor
accountantscontrole en de organisatorische regelingen die hij heeft getroffen
voor het nemen van alle redelijke maatregelen om de belangen van zijn
gebruikers te beschermen en om de continuïteit en betrouwbaarheid bij het
uitvoeren van betalingsdiensten te garanderen. Bij de onder j) bedoelde maatregelen op het
gebied van beveiliging en risicobeperking wordt aangegeven op welke wijze een
hoog niveau van technische beveiliging wordt gewaarborgd, ook wat betreft de
software en IT-systemen die worden gebruikt door de aanvrager of door
ondernemingen waaraan de aanvrager zijn activiteiten geheel of gedeeltelijk
heeft uitbesteed. Deze maatregelen omvatten tevens de bij artikel 86, lid 1,
vastgestelde beveiligingsmaatregelen. De maatregelen houden tevens rekening met
de in artikel 86, lid 2, bedoelde richtsnoeren van de Europese Bankautoriteit
(EBA), zodra die zijn vastgesteld. Artikel 6
Aanvangskapitaal De lidstaten
schrijven voor dat betalingsinstellingen, op het tijdstip waarop hun vergunning
wordt verleend, over een aanvangskapitaal beschikken als bedoeld in artikel 57,
onder a) en b), van Richtlijn 2013/36/EG, en wel als volgt: (a)
wanneer de betalingsinstelling alleen de in punt 6
van bijlage I bedoelde betalingsdienst verricht, bedraagt haar kapitaal te
allen tijde ten minste 20 000 EUR; (b)
wanneer de betalingsinstelling de in punt 7 van
bijlage I bedoelde betalingsdienst verricht, bedraagt haar kapitaal te allen
tijde ten minste 50 000 EUR; (c)
wanneer de betalingsinstelling een in de punt 1 tot
en met 5 van bijlage I bedoelde betalingsdienst verricht, bedraagt haar
kapitaal te allen tijde ten minste 125 000 EUR. Artikel 7
Eigen vermogen 1. Het eigen vermogen van de
betalingsinstelling mag niet kleiner worden dan de bedragen bedoeld in de
artikelen 6 en 8, afhankelijk van welke drempel het hoogste is. 2. De lidstaten nemen de nodige
maatregelen ter voorkoming van het meervoudige gebruik van elementen die voor
de berekening van het eigen vermogen in aanmerking komen wanneer de betalingsinstelling
tot eenzelfde groep behoort als een andere betalingsinstelling,
kredietinstelling, beleggingsonderneming, vermogensbeheerder of
verzekeringsonderneming. Dit lid is van overeenkomstige toepassing wanneer een
betalingsinstelling een hybride karakter heeft en ook andere activiteiten
uitvoert dan het aanbieden van betalingsdiensten. 3. Indien de voorwaarden van
artikel 7 van Verordening (EU) nr. 575/2013 vervuld zijn, kunnen de lidstaten
of hun bevoegde autoriteiten besluiten artikel 8 van deze richtlijn niet toe te
passen op betalingsinstellingen die onder het geconsolideerde toezicht op de
moederkredietinstelling krachtens Richtlijn 2013/36/EU vallen. Artikel 8 Berekening van het eigen vermogen 1. Onverminderd de vereisten
voor het aanvangskapitaal neergelegd in artikel 6, schrijven de lidstaten voor
dat betalingsinstellingen te allen tijde een eigen vermogen aanhouden dat
berekend wordt volgens een van de volgende drie methoden, als bepaald door de
bevoegde autoriteiten overeenkomstig de nationale wetgeving: Methode A Het eigen vermogen van de betalingsinstelling
bedraagt ten minste 10% van de vaste kosten van het voorgaande jaar. De
bevoegde autoriteiten mogen dit vereiste aanpassen in geval van aanzienlijke
wijzigingen in de werkzaamheden van de betalingsinstelling sinds het voorgaande
jaar. Wanneer de betalingsinstelling op de dag van de berekening haar
werkzaamheden niet gedurende een volledig jaar heeft uitgeoefend, bedraagt het
vereiste inzake eigen vermogen 10% van de in haar bedrijfsplan begrote vaste
kosten, tenzij de bevoegde autoriteiten een aanpassing van dit plan verlangen. Methode B Het eigen vermogen van de betalingsinstelling is
ten minste gelijk aan de som van de volgende elementen, vermenigvuldigd met de
in lid 2 vastgestelde schaalfactor k, waarbij het betalingsvolume een twaalfde
is van het totale bedrag van de betalingstransacties die de betalingsinstelling
het voorgaande jaar heeft verricht: a) 4,0% van het deel van het betalingsvolume
tot 5 miljoen EUR, plus b) 2,5% van het deel van het betalingsvolume
boven 5 miljoen EUR tot 10 miljoen EUR, plus c) 1,0% van het deel van het betalingsvolume
boven 10 miljoen EUR tot 100 miljoen EUR, plus d) 0,5% van het deel van het betalingsvolume
boven 100 miljoen EUR tot 250 miljoen EUR, plus e) 0,25% van het deel van het
betalingsvolume boven 250 miljoen EUR. Methode C Het eigen vermogen van de betalingsinstelling is
ten minste gelijk aan de relevante indicator als omschreven onder a),
vermenigvuldigd met een multiplicator als omschreven onder b), nogmaals
vermenigvuldigd met de schaalfactor k, als omschreven in lid 2. a) De relevante indicator is de som van het
volgende: –
rente-inkomsten; –
rente-uitgaven; –
ontvangen provisies en vergoedingen, en –
overige bedrijfsopbrengsten. Elk bestanddeel wordt meegeteld met het
bijbehorende positieve of negatieve teken. Inkomsten uit buitengewone of
ongewone posten mogen niet worden meegeteld bij de berekening van de relevante
indicator. De uitgaven aan de uitbesteding van diensten die door een derde
worden verricht, kunnen de relevante indicator verlagen als de uitgaven voor
rekening komen van een onderneming die onder het toezicht krachtens deze
richtlijn valt. De relevante indicator wordt berekend op basis van de laatste
twaalfmaandelijkse waarneming aan het einde van het voorgaande boekjaar. De
relevante indicator wordt berekend over het laatste boekjaar. Het volgens
methode C berekende eigen vermogen mag voor de relevante indicator echter niet
onder 80% van het gemiddelde van de laatste drie boekjaren dalen. Wanneer geen
gecontroleerde cijfers beschikbaar zijn, mogen bedrijfsramingen worden
gebruikt. b) De multiplicator is: i) 10% van het deel van de relevante
indicator tot 2,5 miljoen EUR, ii) 8% van het deel van de relevante
indicator boven 2,5 miljoen EUR tot 5 miljoen EUR, iii) 6% van het deel van de relevante
indicator boven 5 miljoen EUR tot 25 miljoen EUR, iv) 3% van het deel van de relevante
indicator boven 25 miljoen EUR tot 50 miljoen EUR, v) 1,5% boven 50 miljoen EUR. 2. De schaalfactor k die bij
methode B en methode C wordt gebruikt, is: a) 0,5 wanneer de betalingsinstelling alleen
de in punt 6 van bijlage I vermelde betalingsdienst aanbiedt; b) 1,0 wanneer de betalingsinstelling een in
de punten 1 tot en met 5 of 7 van bijlage I vermelde betalingsdienst aanbiedt. 3. De bevoegde autoriteiten
kunnen, op basis van een beoordeling van de risicobeheersingsprocessen, de
database van risicoverliezengegevens en het internecontrolesysteem van de
betalingsinstelling, verlangen dat de betalingsinstelling een eigen vermogen
aanhoudt dat tot 20% hoger is dan het bedrag dat het resultaat is van de
toepassing van de overeenkomstig lid 1 gekozen methode, of de
betalingsinstelling toestaan een eigen vermogen aan te houden dat tot 20% lager
is dan het bedrag dat het resultaat is van de overeenkomstig lid 1 gekozen
methode. Artikel 9
Beschermingsvereisten 1. De lidstaten of de bevoegde
autoriteiten verlangen dat een betalingsinstelling die een betalingsdienst
aanbiedt, voor zover zij tegelijkertijd andere in artikel 17, lid 1, onder c),
bedoelde werkzaamheden verricht, de middelen die zij van de
betalingsdienstgebruikers of via een andere betalingsdienstaanbieder heeft
ontvangen voor de uitvoering van betalingstransacties, op een van de volgende
wijzen veiligstelt: a) de middelen worden op geen enkel tijdstip
vermengd met de geldmiddelen van een andere natuurlijke persoon of
rechtspersoon dan de betalingsdienstgebruikers namens wie de geldmiddelen
worden aangehouden; wanneer zij aan het einde van de werkdag volgende op de dag
waarop de middelen zijn ontvangen, nog door de betalingsinstelling worden
aangehouden en nog niet aan de begunstigde of aan een andere
betalingsdienstaanbieder zijn overgemaakt, worden zij op een afzonderlijke
rekening gestort bij een kredietinstelling of belegd in veilige, liquide activa
met een lage risicograad als omschreven door de lidstaat van herkomst; zij
worden overeenkomstig het nationale recht in het belang van de
betalingsdienstgebruikers gevrijwaard tegen vorderingen van andere schuldeisers
van de betalingsinstelling, in het bijzonder in het geval van insolventie; b) de middelen worden gedekt door een
verzekeringspolis of een vergelijkbare garantie van een
verzekeringsmaatschappij of kredietinstelling die niet tot dezelfde groep
behoort als de betalingsinstelling, voor een bedrag dat gelijk is aan het
bedrag dat afgescheiden zou zijn bij het ontbreken van de verzekeringspolis of
vergelijkbare garantie, dat betaalbaar is ingeval de betalingsinstelling niet
in staat is haar financiële verplichtingen na te komen. 2. Wanneer een
betalingsinstelling middelen veilig moet stellen uit hoofde van lid 1 en een
gedeelte van die middelen moet worden gebruikt voor toekomstige
betalingstransacties, terwijl het resterende bedrag moet worden gebruikt voor andere
diensten dan betalingsdiensten, zijn de vereisten van lid 1 ook van toepassing
op het voor toekomstige betalingstransacties te gebruiken gedeelte van de
middelen. Wanneer dat gedeelte variabel of niet van tevoren bekend is, staan de
lidstaten de betalingsinstellingen toe dit lid toe te passen op basis van een
representatief gedeelte dat geacht wordt voor betalingsdiensten te worden
gebruikt, mits een dergelijk representatief gedeelte ten genoegen van de
bevoegde autoriteiten redelijkerwijs op basis van historische gegevens kan
worden geraamd. Artikel 10
Vergunningverlening 1. De lidstaten schrijven voor
dat andere ondernemingen dan die bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a), b), c),
e) en f), en andere dan natuurlijke personen en rechtspersonen die in aanmerking
komen voor de ontheffing uit hoofde van artikel 27, wanneer zij voornemens zijn
betalingsdiensten aan te bieden, een vergunning als betalingsinstelling moeten
hebben verkregen alvorens te beginnen met het aanbieden van betalingsdiensten.
Vergunningen worden uitsluitend verleend aan rechtspersonen met een vestiging
in een lidstaat. 2. Een vergunning wordt verleend
indien de gegevens en bewijsstukken die bij de aanvraag gevoegd zijn, geheel in
overeenstemming zijn met artikel 5 en indien de bevoegde autoriteiten die de
aanvraag onderzoeken over de gehele lijn tot een positief oordeel komen.
Voordat een vergunning wordt verleend, kunnen de bevoegde autoriteiten zo nodig
de nationale centrale bank of andere relevante overheidsinstanties raadplegen. 3. Een betalingsinstelling die
overeenkomstig de nationale wetgeving van haar lidstaat van herkomst een
statutaire zetel heeft, moet haar hoofdkantoor hebben in dezelfde lidstaat als
die waar zij haar statutaire zetel heeft. 4. De bevoegde autoriteiten
verlenen slechts een vergunning indien de betalingsinstelling, gelet op de
noodzaak een gezonde en prudente bedrijfsvoering van de betalingsinstelling te
garanderen, over solide governancesystemen voor het betalingsdienstenbedrijf
beschikt, waaronder een duidelijke organisatorische structuur met duidelijk
omschreven, transparante en samenhangende verantwoordelijkheden, effectieve
procedures voor de detectie, het beheer, de bewaking en verslaglegging van de
risico’s waaraan zij blootstaat of bloot kan komen te staan, en adequate
interne controleprocedures, zoals een goede administratieve en boekhoudkundige
organisatie; die maatregelen en procedures zijn gedetailleerd uitgewerkt en
staan in verhouding tot de aard, omvang en complexiteit van de
betalingsdiensten die de betalingsinstelling aanbiedt. 5. Wanneer een
betalingsinstelling een van de in bijlage I genoemde betalingsdiensten aanbiedt
en tegelijk andere werkzaamheden verricht, mogen de bevoegde autoriteiten het
opzetten van een aparte entiteit voor de activiteiten in verband met
betalingsdiensten verlangen, wanneer de niet met betalingsdiensten verband
houdende activiteiten van de betalingsinstelling afbreuk doen of dreigen te
doen aan de financiële soliditeit van de betalingsinstelling of aan het
vermogen van de bevoegde autoriteiten om te controleren of de
betalingsinstelling alle verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn nakomt. 6. De bevoegde autoriteiten
weigeren een vergunning te verlenen indien zij, gelet op de noodzaak een
gezonde en prudente bedrijfsvoering van een betalingsinstelling te garanderen,
niet overtuigd zijn van de geschiktheid van de aandeelhouders of vennoten die
een gekwalificeerde deelneming bezitten. 7. Wanneer er tussen de
betalingsinstelling en andere natuurlijke personen of rechtspersonen nauwe
banden bestaan als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 38, van Verordening
(EU) nr. 575/2013, verlenen de bevoegde autoriteiten de vergunning slechts
indien deze banden de effectieve uitoefening van hun toezichthoudende taken
niet belemmeren. 8. De bevoegde autoriteiten
verlenen de vergunning uitsluitend indien de wettelijke of bestuursrechtelijke
bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op één of meer
natuurlijke personen of rechtspersonen waarmee de kredietinstelling nauwe banden
heeft, of moeilijkheden bij de handhaving van die wettelijke of
bestuursrechtelijke bepalingen, geen belemmering vormen voor de juiste
uitoefening van hun toezichthoudende taken. 9. De vergunning is geldig in
alle lidstaten en stelt de betrokken betalingsinstelling in staat overal in de
Unie betalingsdiensten aan te bieden, zowel door middel van het vrij verrichten
van diensten, als door middel van vrijheid van vestiging, mits de aangeboden
diensten door de vergunning worden bestreken. Artikel 11
Mededeling van de genomen beslissing Binnen drie
maanden na ontvangst van de aanvraag of, indien de aanvraag onvolledig is,
binnen drie maanden na ontvangst van alle voor het nemen van de beslissing
benodigde gegevens, deelt de bevoegde autoriteit de aanvrager mee of de
vergunning verleend dan wel geweigerd is. Weigering van de vergunning wordt met
redenen omkleed. Artikel 12
Intrekking van een vergunning 1. De bevoegde autoriteiten
kunnen een vergunning die aan een betalingsinstelling is verleend alleen dan
intrekken wanneer: a) de instelling binnen een termijn van
twaalf maanden geen gebruik heeft gemaakt van de vergunning, uitdrukkelijk te
kennen heeft gegeven geen gebruik van de vergunning te zullen maken of de
werkzaamheden gedurende een periode van meer dan zes maanden heeft gestaakt,
indien de betrokken lidstaat niet heeft bepaald dat in die gevallen de
vergunning vervalt; b) de vergunning heeft verkregen door middel
van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze; c) niet meer voldoet aan de voorwaarden voor
het verlenen van een vergunning, of de bevoegde autoriteiten niet op de hoogte
heeft gesteld van belangrijke ontwikkelingen in dit verband; d) de instelling door de voortzetting van
haar betalingsdienstenbedrijf een bedreiging voor de stabiliteit van of het
vertrouwen in het betalingssysteem zou vormen; of e) wanneer een van de overige gevallen van
intrekking waarin de nationale voorschriften voorzien, zich voordoet. 2. Intrekking van een vergunning
wordt met redenen omkleed en aan de belanghebbenden meegedeeld. 3. De intrekking van een
vergunning wordt bekendgemaakt, onder meer door vermelding in de registers
bedoeld in de artikelen 13 en 14. Artikel 13
Registratie in de lidstaat van herkomst De lidstaten
leggen een openbaar register aan van vergunninghoudende betalingsinstellingen
en hun agenten en bijkantoren, alsmede van natuurlijke personen en
rechtspersonen en hun agenten en bijkantoren waarvoor een ontheffing
overeenkomstig artikel 27 is verleend, alsmede van de in artikel 2, lid 3,
bedoelde instellingen die krachtens nationale wetgeving gemachtigd zijn om
betalingsdiensten aan te bieden. Zij worden ingeschreven in het register van de
lidstaat van herkomst. In dat register
worden de betalingsdiensten vermeld waarvoor de betalingsinstelling een
vergunning heeft of waarvoor de natuurlijke persoon of rechtspersoon is
geregistreerd. De vermelding in het register van vergunninghoudende
betalingsinstellingen wordt afgezonderd van de vermelding van de natuurlijke
personen en rechtspersonen die zijn geregistreerd overeenkomstig artikel 27.
Het register kan door het publiek worden geraadpleegd, is online toegankelijk
en wordt regelmatig bijgewerkt. Artikel 14
Webportaal bij de EBA 1. De EBA stelt een webportaal
in dat als Europees elektronisch toegangspunt fungeert en de in artikel 13
bedoelde openbare registers aan elkaar koppelt. De EBA ontwikkelt en beheert
het toegangspunt. 2. Het
systeem van gekoppelde openbare registers bestaat uit: a) de centrale registers van de lidstaten; b) het portaal dat als Europees elektronisch
toegangspunt fungeert. 3. De lidstaten zorgen ervoor
dat hun openbare registers via het toegangspunt toegankelijk zijn. 4. De EBA stelt een ontwerp op
voor technische reguleringsnormen waarbij op het niveau van de Unie technische
vereisten worden vastgesteld voor de toegang tot de informatie die is opgenomen
in de in artikel 13 bedoelde openbare registers. De EBA legt dit ontwerp voor
technische reguleringsnormen uiterlijk op … [uiterlijk twee jaar na de datum
van inwerkingtreding van deze richtlijn] voor aan de Commissie. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de
in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen
volgens de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr.
1093/2010. Artikel 15
Handhaving van de vergunning Wanneer de juistheid
van overeenkomstig artikel 5 verstrekte gegevens of geleverd bewijsmateriaal
door enigerlei wijziging wordt beïnvloed, stelt de betalingsinstelling de
bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst daarvan onverwijld in
kennis. Artikel 16
Boekhouding en wettelijke controle 1. Richtlijn 78/660/EEG en in
voorkomend geval de Richtlijnen 83/349/EEG en 86/635/EEG en Verordening (EG)
nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad[39] zijn van overeenkomstige
toepassing op betalingsinstellingen. 2. Tenzij zij krachtens
Richtlijn 78/660/EEG, en in voorkomend geval Richtlijn 83/349/EEG of 86/635/EEG,
van die verplichting ontheven zijn, worden de jaarrekeningen en geconsolideerde
jaarrekeningen van betalingsinstellingen gecontroleerd door wettelijke auditors
of auditkantoren in de zin van Richtlijn 2006/43/EG. 3. Met het oog op het toezicht
schrijven de lidstaten voor dat betalingsinstellingen afzonderlijke
boekhoudkundige gegevens verstrekken voor betalingsdiensten en voor de
werkzaamheden bedoeld in artikel 17, lid 1, waarvoor een auditverslag moet
worden opgesteld. Dat verslag wordt in voorkomend geval door de wettelijke
auditors of door een auditkantoor opgesteld. 4. De in artikel 63 van Richtlijn
2013/36/EU neergelegde verplichtingen zijn, met betrekking tot
betalingsdienstwerkzaamheden, van overeenkomstige toepassing op de wettelijke
auditor of de auditkantoren van betaalinstellingen. Artikel 17
Werkzaamheden 1. Naast het aanbieden van
betalingsdiensten mogen betalingsinstellingen de volgende werkzaamheden
uitoefenen: a) het verrichten van operationele en
daarmee nauw samenhangende nevendiensten, zoals het zorgen voor de uitvoering
van betalingstransacties, valutawisseldiensten, bewaringsactiviteiten en de
opslag en verwerking van gegevens; b) de exploitatie van betalingssystemen,
onverminderd artikel 29; c) andere bedrijfswerkzaamheden dan het
aanbieden van betalingsdiensten, met inachtneming van de toepasselijke
Uniewetgeving en nationale wetgeving. 2. Wanneer betalingsinstellingen
een of meer betalingsdiensten aanbieden, mogen zij alleen betaalrekeningen
aanhouden die uitsluitend voor betalingstransacties wordt gebruikt. De
lidstaten zorgen ervoor dat op evenredige basis toegang tot die betaalrekeningen
wordt verleend. 3. Geldmiddelen die
betalingsinstellingen van betalingsdienstgebruikers ontvangen in verband met
het aanbieden van betalingsdiensten, zijn geen deposito’s of andere
terugbetaalbare gelden in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2013/36/EG, noch
elektronisch geld in de zin van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2009/110/EG. 4. Betalingsinstellingen mogen
de in de punten 4 en 5 van bijlage I bedoelde kredieten in verband met
betalingsdiensten alleen verlenen indien aan de volgende voorwaarden is
voldaan: a) het krediet is een aanvullend krediet en
wordt uitsluitend verstrekt in verband met de uitvoering van een
betalingstransactie; b) niettegenstaande de nationale
voorschriften inzake kredietverlening via creditcards, wordt het in verband met
een betaling verleende krediet dat wordt uitbetaald overeenkomstig artikel 10,
lid 9, en artikel 26, terugbetaald binnen een korte termijn, die in geen geval
meer dan twaalf maanden mag bedragen; c) een dergelijk krediet wordt niet verleend
uit middelen die zijn ontvangen of die worden aangehouden voor het uitvoeren
van toekomstige betalingstransacties; d) het eigen vermogen van de
betalingsinstelling staat te allen tijde, naar tevredenheid van de
toezichthoudende autoriteiten, in redelijke verhouding tot het totale bedrag
van het verleende krediet. 5. Tot de werkzaamheden van
betalingsinstellingen behoort niet het in ontvangst nemen van deposito’s of
andere terugbetaalbare gelden in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2013/36/EU. 6. Deze richtlijn doet geen
afbreuk aan Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad[40] en andere toepasselijke
Uniewetgeving of nationale maatregelen betreffende niet bij deze richtlijn
geharmoniseerde voorwaarden voor kredietverlening aan consumenten die in
overeenstemming zijn met het Unierecht. Afdeling 2
Overige vereisten Artikel 18
Dienstverlening via agenten, bijkantoren of entiteiten waaraan werkzaamheden
worden uitbesteed 1. Een betalingsinstelling die
voornemens is betalingsdiensten aan te bieden via een agent, verstrekt de
bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst de volgende informatie: a) naam en adres van de agent; b) een beschrijving van de interne
controlemechanismen die de agent zal toepassen om de in Richtlijn 2005/60/EG
neergelegde verplichtingen in verband met het witwassen van geld en
terrorismefinanciering na te komen; c) de identiteit van de bestuurders en de
personen die verantwoordelijk zijn voor het management van de agent die voor
het aanbieden van betalingsdiensten wordt ingeschakeld, alsmede het bewijs dat
de betrokkenen betrouwbaar en deskundig zijn. 2. Wanneer de bevoegde
autoriteiten de lid 1 bedoelde gegevens ontvangen, schrijven zij de agent in in
het krachtens artikel 13 ingestelde register. 3. Indien de bevoegde
autoriteiten van oordeel zijn dat de hun verstrekte gegevens onjuist zijn,
kunnen zij maatregelen treffen om de gegevens te verifiëren alvorens zij de
agent in het register inschrijven. 4. Indien de bevoegde
autoriteiten er na het verifiëren van de gegevens niet van overtuigd zijn dat
de uit hoofde van lid 1 verstrekte gegevens juist zijn, schrijven zij de agent
niet in in het krachtens artikel 13 ingestelde register. 5. Een betalingsinstelling die
in een andere lidstaat betalingsdiensten wenst aan te bieden door een agent in
te schakelen, volgt de in artikel 26 vastgestelde procedure. Voordat de
bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst uit hoofde van dit artikel
de agent in het register inschrijven, stellen zij de bevoegde autoriteiten van
de lidstaat van ontvangst van dat voornemen in kennis en houden zij rekening
met het standpunt van laatstgenoemden. 6. Indien de bevoegde
autoriteiten van de lidstaat van ontvangst goede redenen hebben om te vermoeden
dat er, in verband met de voorgenomen inschakeling van een agent of de
voorgenomen vestiging van een bijkantoor, sprake is of is geweest van het
witwassen van geld of het financieren van terrorisme in de zin van Richtlijn 2005/60/EG,
of een poging daartoe, of dat de inschakeling van een dergelijke agent of de vestiging
van een dergelijk bijkantoor het risico op het witwassen van geld of het
financieren van terrorisme zou kunnen verhogen, stellen zij de bevoegde
autoriteiten van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis, die vervolgens
kunnen weigeren de agent of het bijkantoor in het register in te schrijven of,
indien de registerinschrijving van de agent of het bijkantoor reeds heeft
plaatsgevonden, deze kunnen doorhalen. 7. Wanneer een
betalingsinstelling voornemens is operationele taken in het kader van betalingsdiensten
uit te besteden, stelt zij de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van
herkomst daarvan in kennis. Uitbesteding van belangrijke operationele taken
mag niet wezenlijk afbreuk doen aan de kwaliteit van de interne controle van de
betalingsinstelling en aan het vermogen van de bevoegde autoriteiten om te
controleren of de betalingsinstelling alle verplichtingen uit hoofde van deze
richtlijn nakomt. Voor de toepassing van de tweede alinea wordt een
operationele taak als belangrijk aangemerkt indien een gebrekkige of
tekortschietende uitvoering ervan wezenlijk afbreuk zou doen aan de
voortdurende naleving door een betalingsinstelling van de vereisten van de
vergunning die zij uit hoofde van deze titel heeft aangevraagd, of van andere
verplichtingen waaraan zij uit hoofde van deze richtlijn onderworpen is, aan
haar financiële resultaten of aan de soliditeit of continuïteit van haar
betalingsdiensten. De lidstaten zorgen ervoor dat betalingsinstellingen bij de
uitbesteding van belangrijke operationele taken aan de volgende voorwaarden
voldoen: a) de uitbesteding leidt er niet toe dat de
hoogste leiding haar verantwoordelijkheid delegeert; b) de relatie van de betalingsinstelling met
haar cliënten en haar verplichtingen jegens hen uit hoofde van deze richtlijn
blijven onveranderd; c) de voorwaarden waaraan de
betalingsinstelling moet voldoen om overeenkomstig deze titel een vergunning te
verkrijgen en deze te behouden, worden niet ondermijnd; d) geen van de andere voorwaarden waaronder
de vergunning aan de betalingsinstelling is verleend, wordt tenietgedaan of
gewijzigd. 8. Betalingsinstellingen zorgen
ervoor dat agenten of bijkantoren die namens hen handelen, de
betalingsdienstgebruikers daarvan in kennis stellen. 9. Betalingsinstellingen stellen
de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst zo spoedig mogelijk in
kennis van elke wijziging met betrekking tot het inschakelen van agenten, zoals
vergroting van het aantal agenten, bijkantoren of entiteiten waaraan
werkzaamheden worden uitbesteed, en actualiseren in overeenstemming daarmee de
in lid 1 bedoelde informatie. Artikel 19
Aansprakelijkheid 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat betalingsinstellingen die een beroep doen op derden voor de uitvoering van
operationele taken, redelijke maatregelen nemen om te waarborgen dat aan de
vereisten van deze richtlijn wordt voldaan. 2. De lidstaten schrijven voor
dat betalingsinstellingen volledig aansprakelijk blijven voor alle handelingen
van hun werknemers, of van agenten, bijkantoren of entiteiten waaraan werkzaamheden
zijn uitbesteed. Artikel 20
Bijhouden van gegevens De lidstaten
schrijven voor dat betalingsinstellingen voor de toepassing van deze titel
gedurende ten minste vijf jaar alle nodige gegevens bijhouden, onverminderd
Richtlijn 2005/60/EG of andere toepasselijke wetgeving van de Unie. Afdeling 3
Bevoegde autoriteiten en toezicht Artikel 21
Aanwijzing van bevoegde autoriteiten 1. De lidstaten wijzen ofwel
overheidsinstanties, ofwel lichamen die erkend zijn bij de nationale wetgeving
of erkend zijn door overheidsinstanties die bij nationale wetgeving daartoe
uitdrukkelijk zijn gemachtigd, inclusief nationale centrale banken, aan als de
bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van
vergunningen aan en het uitoefenen van prudentieel toezicht op
betalingsinstellingen die de taken waarin deze titel voorziet moeten
uitoefenen. Gewaarborgd wordt dat de bevoegde autoriteiten
onafhankelijk zijn van economische organisaties en dat belangenconflicten
worden vermeden. Onverminderd de eerste alinea worden betalingsinstellingen,
kredietinstellingen, instellingen voor elektronisch geld of postcheque- en
girodiensten niet aangewezen als bevoegde autoriteiten. De lidstaten stellen de Commissie van de
aanwijzing in kennis. 2. De lidstaten zorgen ervoor
dat de overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde autoriteiten alle bevoegdheden
hebben die nodig zijn voor de vervulling van hun taken. 3. De lidstaten zorgen ervoor
dat wanneer op hun grondgebied meer dan één autoriteit bevoegd is voor de onder
deze titel vallende aangelegenheden, deze autoriteiten nauw samenwerken, zodat
zij hun respectieve taken effectief kunnen uitvoeren. Hetzelfde geldt wanneer
de voor de onder deze titel vallende aangelegenheden bevoegde autoriteiten niet
de bevoegde autoriteiten zijn die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op
kredietinstellingen. 4. De in lid 1 genoemde taken
van de bevoegde autoriteiten vallen onder de verantwoordelijkheid van de
overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde autoriteiten. 5. Lid 1 strekt er niet toe dat
de bevoegde autoriteiten gehouden zijn toezicht uit te oefenen op andere
werkzaamheden van de betalingsinstellingen dan de verlening van
betalingsdiensten en de werkzaamheden bedoeld in artikel 17, lid 1, onder a). Artikel 22
Toezicht 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat de controles die door de bevoegde autoriteiten worden uitgevoerd om na te
gaan of het bepaalde in deze titel doorlopend wordt nageleefd, evenredig en
passend zijn en aansluiten bij de risico’s waaraan betalingsinstellingen zijn
blootgesteld. Om na te gaan of het bepaalde in deze titel wordt
nageleefd, zijn de bevoegde autoriteiten gerechtigd de volgende maatregelen te
nemen, in het bijzonder: a) van de betalingsinstelling te verlangen
dat zij alle informatie verstrekt die nodig is om toezicht te houden op de
naleving; b) inspecties ter plaatse te verrichten bij
de betalingsinstelling, bij agenten en bij bijkantoren die betalingsdiensten
aanbieden onder de verantwoordelijkheid van de betalingsinstelling, of bij
entiteiten waaraan taken zijn uitbesteed; c) aanbevelingen, richtsnoeren en, voor
zover van toepassing, bindende administratieve maatregelen uit te vaardigen; d) in de in artikel 12 bedoelde gevallen de
vergunning op te schorten of in te trekken. 2. Onverminderd de voor de
intrekking van de vergunning geldende procedures en de bepalingen van het
strafrecht, bepalen de lidstaten dat hun bevoegde autoriteiten aan betalingsinstellingen
of aan de personen die de feitelijke zeggenschap over de bedrijfswerkzaamheden
van betalingsinstellingen uitoefenen, wanneer die de wettelijke of
bestuursrechtelijke voorschriften inzake het toezicht op of de uitoefening van
hun betalingsdienstenbedrijf overtreden, sancties kunnen opleggen of ten
aanzien van hen maatregelen kunnen treffen die specifiek beogen een einde te maken
aan de geconstateerde overtredingen of de oorzaken daarvan weg te nemen. 3. Onverminderd het bepaalde in
artikel 6, artikel 7, leden 1 en 2, en artikel 8, zien de lidstaten erop toe
dat de bevoegde autoriteiten de in lid 1 van dit artikel omschreven maatregelen
kunnen nemen om ervoor te zorgen dat betalingsdiensten over voldoende kapitaal
beschikken, met name wanneer de niet met betalingsdiensten verband houdende
activiteiten van de betalingsinstelling afbreuk doen of dreigen te doen aan de
financiële soliditeit van de betalingsinstelling. Artikel 23
Beroepsgeheim 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat alle personen die voor de bevoegde autoriteiten werkzaam zijn of zijn
geweest, alsmede deskundigen die in opdracht van de bevoegde autoriteiten
handelen, aan het beroepsgeheim zijn gebonden, zulks onverminderd de gevallen
die onder het strafrecht vallen. 2. Bij de uitwisseling van
informatie in overeenstemming met artikel 25 wordt strikt de hand gehouden aan
het beroepsgeheim ter bescherming van individuele en zakelijke rechten. 3. Bij de toepassing van dit
artikel kunnen de lidstaten mutatis mutandis rekening houden met de artikelen 53
tot en met 61 van Richtlijn 2013/36/EU. Artikel 24
Beroep bij de rechter 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat bij de rechter beroep kan worden ingesteld tegen besluiten die de bevoegde
autoriteiten jegens een betalingsinstelling nemen uit hoofde van wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn
vastgesteld. 2. Lid 1 is ook van toepassing
in geval van nalatigheid. Artikel 25
Uitwisseling van informatie 1. De bevoegde autoriteiten van
de verschillende lidstaten werken onderling samen en in voorkomend geval met de
Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de lidstaten, de EBA
en andere relevante bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen krachtens
Uniewetgeving of nationale wetgeving die op betalingsdienstaanbieders van
toepassing is. 2. De lidstaten staan tevens toe
dat informatie wordt uitgewisseld tussen hun bevoegde autoriteiten en de
volgende instanties: a) de bevoegde autoriteiten van een andere
lidstaat die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van vergunningen aan en
het uitoefenen van toezicht op betalingsinstellingen; b) de Europese Centrale Bank en de nationale
centrale banken van de lidstaten, in hun hoedanigheid van monetaire en
toezichthoudende autoriteit, alsook, in voorkomend geval, andere
overheidsinstanties die met het toezicht op betalings- en afwikkelingssystemen
belast zijn; c) andere relevante autoriteiten die zijn
aangewezen krachtens deze richtlijn, Richtlijn 2005/60/EG of andere
Uniewetgeving die op betalingsdienstaanbieders van toepassing is, zoals
wetgeving ter bestrijding van het witwassen van geld en het financieren van
terrorisme; d) de EBA, bij de uitoefening van haar taak
om bij te dragen tot de consistente en coherente werking van de
toezichtmechanismen, zoals bedoeld in artikel 1, lid 5, onder a), van
Verordening (EU) nr. 1093/2010. Artikel 26
Uitoefening van het recht tot vestiging en het recht tot het vrij verrichten
van diensten 1. Elke vergunninghoudende
betalingsinstelling die voor de eerste maal betalingsdiensten in een andere
lidstaat dan haar lidstaat van herkomst wil aanbieden op grond van het recht
tot vestiging of het recht tot het vrij verrichten van diensten, stelt de
bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst daarvan in kennis. Binnen een maand na ontvangst van deze
kennisgeving stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de
bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst in kennis van de naam en
het adres van de betalingsinstelling, van de namen van de managers van het
bijkantoor, van de organisatiestructuur, en van de aard van de
betalingsdiensten die deze instelling voornemens is op het grondgebied van de
lidstaat van ontvangst aan te bieden. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van
herkomst werken samen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van
ontvangst bij de in artikel 22 bedoelde controles en maatregelen ten aanzien
van een agent, een bijkantoor of een entiteit waaraan taken zijn uitbesteed,
van een betalingsinstelling op het grondgebied van een andere lidstaat. 2. In het kader van de
samenwerking overeenkomstig de leden 1 en 2 deelt de bevoegde autoriteit van de
lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst mee
wanneer zij een inspectie ter plaatse op het grondgebied van deze laatste
beoogt te verrichten. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van
herkomst kan de taak om inspecties ter plaatse bij de betrokken instelling te
verrichten, evenwel aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst
delegeren. 3. De bevoegde autoriteiten
verstrekken elkaar alle essentiële en/of relevante informatie, in het bijzonder
wanneer er sprake is van inbreuken of vermoedelijke inbreuken door een agent of
een bijkantoor of een entiteit waaraan taken zijn uitbesteed. Daartoe
verstrekken zij desgevraagd alle relevante informatie en verstrekken zij op
eigen initiatief alle essentiële informatie. 4. De leden 1 tot en met 4
gelden onverminderd de verplichting van de bevoegde autoriteiten uit hoofde van
Richtlijn 2005/60/EG en Verordening (EG) nr. 1781/2006, met name artikel 37,
lid 1, van Richtlijn 2005/60/EG en artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1781/2006,
om de naleving van de voorschriften van die rechtshandelingen te monitoren of
erop toe te zien. 5. De EBA vaardigt
overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 richtsnoeren uit
over de factoren die in aanmerking moeten worden genomen bij de beslissing of
de activiteit die een aangemelde betalingsinstelling in de andere lidstaat
wenst aan te bieden, valt onder de uitoefening van het recht tot vestiging of
het recht tot het vrij verrichten van diensten. Die richtsnoeren worden
uiterlijk op [datum invoegen] [uiterlijk twee jaar na de datum van
inwerkingtreding van deze richtlijn] vastgesteld. 6. De EBA stelt een ontwerp op
voor technische reguleringsnormen inzake het kader voor de samenwerking en de
uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van
herkomst, als bedoeld in lid 1, en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van
ontvangst, overeenkomstig dit artikel en artikel 18. In het ontwerp voor
technische reguleringsnormen worden de methoden, middelen en wijzen van
samenwerking vastgesteld voor de aanmelding van grensoverschrijdend werkzame
betalingsinstellingen, en met name de omvang en de behandeling van de te
verstrekken informatie, alsook gemeenschappelijke terminologie en standaard
meldingsformulieren, teneinde een consistent en efficiënt meldingsproces te
waarborgen. De EBA legt dit ontwerp voor technische
reguleringsnormen uiterlijk op [datum invoegen] [uiterlijk twee jaar na
de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] voor aan de Commissie. 7. De EBA stelt een ontwerp op
voor technische reguleringsnormen inzake het kader voor de samenwerking en de
uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van
herkomst en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, overeenkomstig
de leden 2, 3 en 4 van dit artikel en artikel 22. In het ontwerp voor
technische reguleringsnormen worden de methoden, middelen en wijzen van
samenwerking vastgesteld voor het toezicht op grensoverschrijdend werkzame
betalingsinstellingen, en met name de omvang en de behandeling van de uit te
wisselen informatie, teneinde consistent en efficiënt toezicht op
betalingsinstellingen die grensoverschrijdende betalingsdiensten aanbieden, te
waarborgen. De EBA legt dit ontwerp voor technische
reguleringsnormen uiterlijk op [datum invoegen] [uiterlijk twee jaar na
de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] voor aan de Commissie. 8. Aan de Commissie wordt de
bevoegdheid toegekend de in de leden 6 en 7 bedoelde technische
reguleringsnormen vast te stellen volgens de procedure van de artikelen 10 tot
en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010. Afdeling 4
Ontheffing Artikel 27
Voorwaarden 1. Onverminderd artikel 13
kunnen de lidstaten geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen of toestaan dat
hun bevoegde autoriteiten geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de
toepassing van de procedure en de voorwaarden die zijn vastgesteld in de
afdelingen 1 tot en met 3, met uitzondering van de artikelen 21, 23, 24 en 25,
en toestaan dat natuurlijke personen of rechtspersonen in het krachtens artikel
13 aangelegde register worden ingeschreven, indien: a) het gemiddelde van het totale bedrag aan
betalingstransacties die de betrokken persoon de voorafgaande twaalf maanden
heeft verricht, met inbegrip van die van agenten waarvoor hij volledig
aansprakelijk is, niet hoger is dan 1 miljoen EUR per maand. Dit vereiste wordt
beoordeeld op basis van het in het bedrijfsplan begrote totaalbedrag aan
betalingstransacties, tenzij de bevoegde autoriteiten een aanpassing van dat
plan verlangen; b) geen van de met de leiding of de
exploitatie van het betalingsdienstenbedrijf belaste natuurlijke personen
veroordeeld zijn wegens strafbare feiten in verband met het witwassen van geld,
het financieren van terrorisme of andere financiële misdrijven. 2. Van een natuurlijke persoon
of rechtspersoon met een registerinschrijving overeenkomstig lid 1 wordt
verlangd dat hij zijn hoofdkantoor of vestigingsplaats heeft in de lidstaat
waar hij zijn werkzaamheden feitelijk ontplooit. 3. De in lid 1 bedoelde personen
worden behandeld als betalingsinstellingen, met dien verstande dat artikel 10,
lid 9, en artikel 26 niet op hen van toepassing zijn. 4. De lidstaten kunnen ook
bepalen dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon met een registerinschrijving
overeenkomstig lid 1 slechts een aantal van de in artikel 17 opgesomde
activiteiten mag ontplooien. 5. De in lid 1 bedoelde personen
stellen de bevoegde autoriteiten in kennis van elke verandering in hun situatie
die relevant is voor de in genoemd lid gespecificeerde voorwaarden. De
lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de personen in
kwestie, wanneer de in de leden 1, 2 en 4 gestelde voorwaarden niet langer
vervuld zijn, binnen 30 kalenderdagen een vergunning aanvragen volgens de
procedure van artikel 10. 6. De leden 1 tot en met 5 zijn
niet van toepassing ten aanzien van de bepalingen van Richtlijn 2005/60/EG of
nationale bepalingen inzake de bestrijding van het witwassen van geld. Artikel 28
Kennisgeving en informatieverstrekking Indien een
lidstaat van de bij artikel 27 geboden ontheffingsmogelijkheid gebruikmaakt,
stelt hij de Commissie uiterlijk op [datum invoegen (uiterste datum van
omzetting)] daarvan in kennis en deelt hij de Commissie onverwijld elke latere
wijziging mee. Voorts stelt de lidstaat de Commissie in kennis van het aantal
betrokken natuurlijke personen en rechtspersonen en doet hij haar jaarlijks
mededeling van het totaalbedrag van de betalingsdiensten die tot en met 31
december van elk kalenderjaar zijn verricht, als bedoeld in artikel 27, lid 1,
onder a). HOOFDSTUK 2
Gemeenschappelijke
bepalingen Artikel 29
Toegang tot betalingssystemen 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat de regels voor de toegang van vergunninghoudende en in het register
ingeschreven betalingsdienstaanbieders die rechtspersonen zijn tot
betalingssystemen objectief, niet-discriminerend en evenredig zijn en de
toegang niet sterker belemmeren dan nodig is voor de bescherming tegen
specifieke risico’s zoals het afwikkelingsrisico, het exploitatierisico en het bedrijfsrisico,
en de bescherming van de financiële en operationele stabiliteit van het
betalingssysteem. Betalingssystemen mogen aan
betalingsdienstaanbieders, betalingsdienstgebruikers of andere
betalingssystemen geen van de volgende eisen opleggen: a) regels die effectieve deelneming aan
andere betalingssystemen belemmeren; b) regels die bepaalde vergunninghoudende
betalingsdienstaanbieders of bepaalde betalingsdienstaanbieders met een
registerinschrijving discrimineren wat de rechten, plichten en aanspraken van
deelnemers betreft; c) enigerlei beperking op grond van de
institutionele status. 2. Lid 1 is niet van toepassing
op: a) betalingssystemen die als zodanig zijn
aangemerkt krachtens Richtlijn 98/26/EG; b) betalingssystemen die uitsluitend bestaan
uit betalingsdienstaanbieders die behoren tot een groep bestaande uit door
kapitaalbanden verbonden entiteiten waarbij een van de verbonden entiteiten
effectieve zeggenschap over de andere verbonden entiteiten heeft. Voor de toepassing van het bepaalde onder a) zien
de lidstaten erop toe dat indien een als zodanig aangemerkt betalingssysteem
een betalingsdienstaanbieder toestaat om met behulp van een directe deelnemer
overboekingsopdrachten via het systeem door te geven, deze indirecte toegang
desgevraagd ook wordt verleend aan andere vergunninghoudende
betalingsdienstaanbieders of betalingsdienstaanbieders met een
registerinschrijving, zulks overeenkomstig lid 1. Artikel 30
Verbod voor andere personen dan betalingsdienstaanbieders om betalingsdiensten
aan te bieden, en meldingsplicht 1. De lidstaten verbieden dat
betalingsdiensten worden aangeboden door natuurlijke personen of rechtspersonen
die noch betalingsdienstaanbieders zijn, noch uitdrukkelijk buiten de
werkingssfeer van deze richtlijn zijn gelaten. 2. De lidstaten schrijven voor
dat dienstenaanbieders, alvorens zij een in artikel 3, onder k), bedoelde
activiteit ontplooien waarvoor het overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder a),
berekende volume van de betalingstransacties de daarin genoemde drempel
overschrijdt, de bevoegde autoriteiten in kennis stellen van hun voornemen en
een verzoek indienen om erkenning als een beperkt netwerk. De bevoegde autoriteit neemt op basis van de
criteria van artikel 3, onder k), binnen één maand na de ontvangst van het
verzoek om erkenning een met redenen omkleed besluit om de activiteit al dan
niet als beperkt netwerk te erkennen, en stelt de dienstenaanbieder van haar
besluit in kennis. Een samenvatting van het besluit wordt bekendgemaakt in het
openbare register bedoeld in artikel 13. De bevoegde autoriteiten stellen de Commissie in
kennis van elk besluit dat zij overeenkomstig de tweede alinea nemen. TITEL III
TRANSPARANTIE VAN AAN BETALINGSDIENSTEN VERBONDEN VOORWAARDEN EN
INFORMATIEVEREISTEN HOOFDSTUK 1
Algemene
bepalingen Artikel 31
Toepassingsgebied 1. Deze titel is van toepassing
op eenmalige betalingstransacties, op raamcontracten en op de daaronder
vallende betalingstransacties. De partijen kunnen overeenkomen dat deze titel
geheel of ten dele niet van toepassing is wanneer de betalingsdienstgebruiker
geen consument is. 2. De lidstaten mogen bepalen
dat de bepalingen van deze titel op micro-ondernemingen op dezelfde wijze
worden toegepast als op consumenten. 3. Deze richtlijn doet geen afbreuk
aan Richtlijn 2008/48/EG of andere toepasselijke Uniewetgeving of nationale
maatregelen betreffende niet bij deze richtlijn geharmoniseerde voorwaarden
voor kredietverlening aan consumenten die in overeenstemming zijn met het
Unierecht. Artikel 32
Andere bepalingen in de Uniewetgeving Deze titel doet
geen afbreuk aan Uniewetgeving waarbij ook andere vereisten inzake voorafgaande
informatieverstrekking worden opgelegd. Voor zover evenwel
ook Richtlijn 2002/65/EG van toepassing is, worden de informatievereisten van
artikel 3, lid 1, van die richtlijn, met uitzondering van punt 2, onder c) tot
en met g), punt 3, onder a), d) en e), en punt 4, onder b), van dat lid
vervangen door de artikelen 37, 38, 44 en 45 van de onderhavige richtlijn. Artikel 33
Kosten voor informatie 1. De betalingsdienstaanbieder
mag de betalingsdienstgebruiker geen kosten aanrekenen voor krachtens deze
titel verstrekte informatie. 2. De betalingsdienstaanbieder
en de betalingsdienstgebruiker kunnen overeenkomen dat kosten worden aangerekend
voor door de betalingsdienstgebruiker gevraagde aanvullende of frequenter of
met andere communicatiemiddelen verstrekte informatie dan in het raamcontract
is bepaald. 3. Kosten die de
betalingsdienstaanbieder krachtens lid 2 mag aanrekenen, zijn passend en in
overeenstemming met de kosten die de betalingsdienstaanbieder feitelijk heeft
gemaakt. Artikel 34
Bewijslast inzake informatievereisten De lidstaten
kunnen bepalen dat de bewijslast ten bewijze van de naleving van de
informatievereisten uit hoofde van deze titel op de betalingsdienstaanbieder
rust. Artikel 35
Derogatie van informatievereisten voor instrumenten voor de betaling van
kleine bedragen en elektronisch geld 1. Met betrekking tot
betaalinstrumenten die overeenkomstig het raamcontract uitsluitend worden
gebruikt voor afzonderlijke betalingstransacties van maximaal 30 EUR, waarvan
de uitgavenlimiet 150 EUR bedraagt of waarop maximaal een bedrag van 150 EUR
tegelijk kan worden opgeslagen, geldt het volgende: a) in afwijking van de artikelen 44, 45 en 49
verstrekt de betalingsdienstaanbieder de betaler uitsluitend informatie over de
voornaamste kenmerken van de betalingsdienst, met inbegrip van de wijze waarop
van het betaalinstrument gebruik kan worden gemaakt, de aansprakelijkheid, de
in rekening gebrachte kosten en andere feitelijke informatie die nodig is om
een weloverwogen besluit te nemen, en geeft hij tevens aan waar andere in
artikel 45 bedoelde informatie en voorwaarden op gemakkelijk toegankelijke
wijze beschikbaar zijn gesteld; b) er kan worden overeengekomen dat, in
afwijking van artikel 47, de betalingsdienstaanbieder niet verplicht is
wijzigingen in de voorwaarden van het raamcontract voor te stellen op de wijze
als bepaald in artikel 44, lid 1; c) er kan worden overeengekomen dat in
afwijking van de artikelen 50 en 51, na uitvoering van een betalingstransactie: i) de betalingsdienstaanbieder uitsluitend
een referentie verstrekt of beschikbaar stelt waarmee de gebruiker van de
betalingsdienst de betalingstransactie, het daarmee gemoeide bedrag en de
kosten ervan kan identificeren, en/of in het geval van verschillende
gelijkaardige betalingstransacties met dezelfde begunstigde, uitsluitend
informatie over het totale bedrag en de kosten van die betalingstransacties; ii) de betalingsdienstaanbieder niet
verplicht is de onder i) bedoelde informatie te verstrekken of beschikbaar te
stellen als het betaalinstrument anoniem wordt gebruikt of als de verstrekking
hiervan voor de betalingsdienstaanbieder uit technisch oogpunt onmogelijk is. De
betalingsdienstaanbieder biedt de betaler echter een mogelijkheid de opgeslagen
bedragen te verifiëren. 2. Voor nationale
betalingstransacties mogen de lidstaten of hun bevoegde autoriteiten de in lid 1
genoemde bedragen verlagen of verdubbelen. Voor vooruitbetaalde
betaalinstrumenten mogen de lidstaten die bedragen verhogen tot 500 EUR. HOOFDSTUK 2
Eenmalige
betalingstransacties Artikel 36
Toepassingsgebied 1. Dit hoofdstuk is van
toepassing op eenmalige betalingstransacties die niet onder een raamcontract
vallen. 2. Wanneer een betalingsopdracht
voor een eenmalige betalingstransactie wordt doorgegeven via een onder een
raamcontract vallend betaalinstrument, is de betalingsdienstaanbieder niet
verplicht informatie te verstrekken of beschikbaar te stellen die reeds uit
hoofde van een raamcontract met een andere betalingsdienstaanbieder aan de
betalingsdienstgebruiker is verstrekt of volgens het raamcontract aan hem zal
worden verstrekt. Artikel 37
Vooraf te verstrekken algemene informatie 1. De lidstaten schrijven voor
dat de betalingsdienstaanbieder, voordat de betalingsdienstgebruiker door een
contract of een aanbod betreffende een eenmalige betalingstransactie gebonden
is, hem op gemakkelijk toegankelijke wijze de in artikel 38 bedoelde informatie
en voorwaarden ter beschikking stelt. Op verzoek van de
betalingsdienstgebruiker verstrekt de betalingsdienstaanbieder hem de
informatie en voorwaarden op papier of op een andere duurzame drager. De
informatie en voorwaarden worden in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in
duidelijke en bevattelijke vorm verstrekt in een officiële taal van de lidstaat
waar de betalingsdienst wordt aangeboden of in een andere taal die door de
partijen is overeengekomen. 2. Indien het contract
betreffende een eenmalige betalingstransactie op verzoek van de
betalingsdienstgebruiker is gesloten met gebruikmaking van een techniek voor
communicatie op afstand die het de betalingsdienstaanbieder niet mogelijk maakt
zich aan lid 1 te houden, vervult deze zijn verplichtingen uit hoofde van
genoemd lid onmiddellijk na de uitvoering van de betalingstransactie. 3. De verplichtingen uit hoofde
van lid 1 kunnen ook worden vervuld door het verstrekken van een exemplaar van
het ontwerpcontract betreffende een eenmalige betalingstransactie of de
ontwerpbetalingsopdracht waarin de in artikel 38 bedoelde informatie en
voorwaarden zijn opgenomen. Artikel 38
Informatie en voorwaarden 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat de volgende informatie en voorwaarden aan de betalingsdienstgebruiker
worden verstrekt of ter beschikking worden gesteld: a) een opgave van de informatie of de unieke
identificator die de betalingsdienstgebruiker moet verstrekken opdat een
betalingsopdracht correct kan worden uitgevoerd; b) de maximale uitvoeringstermijn voor de
aangeboden betalingsdienst; c) alle kosten die de
betalingsdienstgebruiker aan zijn betalingsdienstaanbieder verschuldigd is en,
voor zover van toepassing, de uitsplitsing van de bedragen van die kosten; d) voor zover van toepassing, de bij de
betalingstransactie toe te passen feitelijke of referentiewisselkoers. 2. De lidstaten zorgen ervoor
dat, in het geval van betalingsinitiatiediensten, de derde
betalingsdienstaanbieder de betaler informatie over de aangeboden dienst en de
contactgegevens van de derde betalingsdienstaanbieder verstrekt. 3. Voor zover van toepassing
moeten de overige in artikel 42 bedoelde informatie en voorwaarden op
gemakkelijk toegankelijke wijze aan de betalingsdienstgebruiker ter beschikking
worden gesteld. Artikel 39
Aan de betaler en de begunstigde te verstrekken informatie bij
betalingsinitiatiediensten Wanneer een derde
betalingsdienstaanbieder op verzoek van de betaler een betalingsopdracht
initieert, worden aan de betaler en, indien van toepassing, de begunstigde, de
volgende gegevens verstrekt of ter beschikking gesteld: a) een bevestiging dat de
betalingsopdracht met succes is geïnitieerd bij de rekeninghoudende
betalingsdienstaanbieder van de betaler; b) een referentie aan de hand waarvan
de betaler en de begunstigde in voorkomend geval kunnen uitmaken om welke
betalingstransactie en om welke betaler het gaat, alsmede alle bij de
betalingstransactie gevoegde informatie; c) het bedrag van de
betalingstransactie; d) in voorkomend geval het bedrag van
de voor de betalingstransactie verschuldigde kosten en, voor zover van
toepassing, de uitsplitsing daarvan. Artikel 40
Aan de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler te
verstrekken informatie bij betalingsinitiatiediensten Als een
betalingsopdracht door het eigen systeem van de derde betalingsdienstaanbieder
wordt geïnitieerd, worden aan de betaler en de rekeninghoudende
betalingsdienstaanbieder in geval van fraude of een geschil de referentie van
de transacties en de autorisatiegegevens verstrekt of ter beschikking gesteld. Artikel 41
Aan de betaler na ontvangst van de betalingsopdracht te verstrekken
informatie Onmiddellijk na de
ontvangst van de betalingsopdracht wordt de volgende informatie door de
betalingsdienstaanbieder van de betaler op dezelfde wijze als in artikel 37,
lid 1, is bepaald, aan de betaler verstrekt of ter beschikking gesteld: a) een referentie aan de hand waarvan
de betaler kan uitmaken om welke betalingstransactie het gaat, en, in
voorkomend geval, informatie betreffende de begunstigde; b) het bedrag van de
betalingstransactie in de in de betalingsopdracht gebruikte valuta; c) het bedrag van de voor de
betalingstransactie door de betaler verschuldigde kosten en, voor zover van
toepassing, een uitsplitsing van die kosten; d) voor zover van toepassing, de door
de betalingsdienstaanbieder van de betaler bij de betalingstransactie
gehanteerde wisselkoers, of een desbetreffende referentie, indien deze
verschilt van de overeenkomstig artikel 38, lid 1, onder d), aangeboden
wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie na die valutawissel; en e) de datum van ontvangst van de
betalingsopdracht. Artikel 42
Aan de begunstigde te verstrekken informatie na uitvoering Onmiddellijk na de
uitvoering van de betalingstransactie wordt de volgende informatie door de betalingsdienstaanbieder
van de begunstigde op dezelfde wijze als in artikel 37, lid 1, is bepaald, aan
de begunstigde verstrekt of ter beschikking gesteld: a) de referentie aan de hand waarvan de
begunstigde kan uitmaken om welke betalingstransactie en, in voorkomend geval,
om welke betaler het gaat, en alle bij de betalingstransactie gevoegde
informatie; b) het bedrag van de
betalingstransactie, in de valuta waarin de geldmiddelen ter beschikking van de
begunstigde worden gesteld; c) het bedrag van de voor de
betalingstransactie door de begunstigde verschuldigde kosten en, voor zover van
toepassing, een uitsplitsing van die kosten; d) voor zover van toepassing, de door
de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de betalingstransactie
gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie vóór die
valutawissel; en e) de valutadatum van de creditering. HOOFDSTUK 3
Raamcontracten Artikel 43
Toepassingsgebied Dit hoofdstuk is
van toepassing op betalingstransacties die onder een raamcontract vallen. Artikel 44
Algemene informatie vooraf 1. De lidstaten schrijven voor
dat de betalingsdienstaanbieder, ruimschoots voordat de
betalingsdienstgebruiker door een raamcontract of aanbod gebonden is, hem op
papier of op een andere duurzame drager de in artikel 45 bedoelde informatie en
voorwaarden verstrekt. De informatie en voorwaarden worden in gemakkelijk te
begrijpen bewoordingen en in duidelijke en bevattelijke vorm verstrekt in een
officiële taal van de lidstaat waar de betalingsdienst wordt aangeboden of in
een andere taal die door de partijen is overeengekomen. 2. Wanneer het raamcontract op
verzoek van de betalingsdienstgebruiker is gesloten met gebruikmaking van een
techniek voor communicatie op afstand die het de betalingsdienstaanbieder
onmogelijk maakt zich aan lid 1 te houden, voldoet deze onmiddellijk na de
sluiting van het raamcontract aan zijn verplichtingen uit hoofde van dat lid. 3. De verplichtingen uit hoofde
van lid 1 kunnen ook worden nagekomen door het verstrekken van een exemplaar van
het ontwerpraamcontract waarin de in artikel 45 bedoelde informatie en
voorwaarden zijn opgenomen. Artikel 45
Informatie en voorwaarden De lidstaten
zorgen ervoor dat de volgende informatie en voorwaarden aan de
betalingsdienstgebruiker worden verstrekt: 1. betalingsdienstaanbieder: a) de naam van de betalingsdienstaanbieder,
het geografische adres van zijn hoofdkantoor en, in voorkomend geval, het
geografische adres van zijn agent of bijkantoor in de lidstaat waar de
betalingsdienst wordt aangeboden, en enig ander adres, inclusief e-mailadres,
dat relevant is voor de communicatie met de betalingsdienstaanbieder; b) de gegevens over de relevante
toezichthoudende autoriteiten en over het krachtens artikel 13 ingestelde
register of een ander relevant openbaar register waarin de
betalingsdienstaanbieder met het oog op zijn vergunning is opgenomen en het
registratienummer of gelijkaardig middel waarmee de registerinschrijvingen
gecontroleerd kunnen worden; 2. gebruik van een
betalingsdienst: a) een beschrijving van de voornaamste
kenmerken van de aan te bieden betalingsdienst; b) de gedetailleerde informatie of de unieke
identificator die door de betalingsdienstgebruiker moet worden verstrekt opdat
een betalingsopdracht correct kan worden geïnitieerd of uitgevoerd; c) de vorm waarin en de procedure volgens
welke de instemming met het initiëren of uitvoeren van een betalingstransactie
wordt verstrekt, respectievelijk wordt ingetrokken, overeenkomstig de artikelen
57 en 71; d) een referentie aan het in artikel 69
omschreven tijdstip van ontvangst van een betalingsopdracht en aan het
eventueel door de betalingsdienstaanbieder bepaalde uiterste tijdstip; e) de maximale uitvoeringstermijn voor de
aangeboden betalingsdiensten; f) de vermelding of de mogelijkheid bestaat
uitgavenlimieten voor het gebruik van het betaalinstrument overeenkomstig
artikel 60, lid 1, overeen te komen; 3. kosten, rentevoet en
wisselkoers: a) alle kosten die door de
betalingsdienstgebruiker aan zijn betalingsdienstaanbieder verschuldigd zijn en,
voor zover van toepassing, de uitsplitsing van die kosten; b) voor zover van toepassing, de toe te
passen rentevoet en wisselkoers, of, indien de referentierentevoet en
-wisselkoers te hanteren zijn, de wijze van berekening van de feitelijke
interesten en de relevante datum en de index of basis voor de vaststelling van
die referentierentevoet of –wisselkoers; c) indien overeengekomen, de onmiddellijke
toepassing van wijzigingen in de referentierentevoet of -wisselkoers en de
informatievereisten met betrekking tot de wijzigingen overeenkomstig artikel 47,
lid 2; 4. communicatie: a) voor zover van toepassing, de technieken
voor communicatie, met inbegrip van de technische vereisten van de apparatuur
en software van de betalingsdienstgebruiker, zoals tussen de partijen voor de
mededeling van informatie en kennisgevingen overeenkomstig deze richtlijn
overeengekomen; b) de wijze waarop en de frequentie waarmee
informatie krachtens deze richtlijn moet worden verstrekt of ter beschikking
moet worden gesteld; c) de taal of talen waarin het raamcontract
wordt gesloten en waarin de communicatie gedurende de looptijd van de
contractuele betrekking plaatsvindt; d) een vermelding dat de
betalingsdienstgebruiker het recht heeft de contractuele voorwaarden van het
raamcontract en informatie en voorwaarden overeenkomstig artikel 46 te
ontvangen; 5. beschermende en corrigerende
maatregelen: a) voor zover van toepassing, een
beschrijving van de maatregelen die de betalingsdienstgebruiker moet nemen om
de veilige bewaring van een betaalinstrument te waarborgen alsook de wijze
waarop de betalingsdienstaanbieder in kennis moet worden gesteld voor de
toepassing van artikel 61, lid 1, onder b); een beschrijving van de beveiligde
procedure volgens welke de betalingsdienstaanbieder de cliënt in kennis stelt
van een vermoede of daadwerkelijke fraude en van beveiligingsbedreigingen; b) indien overeengekomen, de voorwaarden
waaronder de betalingsdienstaanbieder zich het recht voorbehoudt het gebruik
van een betaalinstrument te blokkeren overeenkomstig artikel 60; c) informatie over de aansprakelijkheid van
de betaler overeenkomstig artikel 66, onder vermelding van het relevante
bedrag; d) op welke wijze en binnen welke termijn de
betalingsdienstgebruiker de betalingsdienstaanbieder in kennis moet stellen van
een niet-toegestane of onjuist geïnitieerde of uitgevoerde betalingstransactie
overeenkomstig artikel 63, onder vermelding van de aansprakelijkheid van de
betalingsdienstaanbieder voor niet-toegestane betalingstransacties overeenkomstig
artikel 65; e) informatie over de aansprakelijkheid van
de betalingsdienstaanbieder voor de initiatie of uitvoering van
betalingstransacties overeenkomstig artikel 80; f) de voorwaarden voor terugbetaling
overeenkomstig de artikelen 67 en 68; 6. wijzigingen in en beëindiging
van het raamcontract: a) indien overeengekomen, de informatie dat
de betalingsdienstgebruiker geacht wordt overeenkomstig artikel 47 wijzigingen
in de voorwaarden te hebben aanvaard tenzij hij de betalingsdienstaanbieder
vóór de voorgestelde datum van inwerkingtreding van die wijzigingen ervan in
kennis heeft gesteld dat hij de wijzigingen niet aanvaardt; b) de looptijd van het contract; c) een vermelding dat de
betalingsdienstgebruiker het recht heeft een raamcontract te beëindigen en alle
afspraken met betrekking tot beëindiging overeenkomstig artikel 47, lid 1, en
artikel 48; 7. rechtsmiddelen: a) de contractuele bepalingen inzake het op
het raamcontract toepasselijke recht en/of inzake de bevoegde rechter; b) de buitengerechtelijke klachten- en
beroepsprocedures die voor de betalingsdienstgebruiker overeenkomstig de
artikelen 88 tot en met 91 openstaan. Artikel 46
Toegang tot informatie en tot de voorwaarden van het raamcontract Gedurende de
contractuele relatie heeft de betalingsdienstgebruiker te allen tijde het recht
de contractuele voorwaarden van het raamcontract alsmede de in artikel 45
vermelde informatie en voorwaarden op papier of op een andere duurzame drager
te vragen. Artikel 47
Wijzigingen in de voorwaarden van het raamcontract 1. Elke wijziging in het
raamcontract en in de in artikel 45 vermelde informatie en voorwaarden wordt
uiterlijk twee maanden vóór de datum van de beoogde inwerkingtreding ervan door
de betalingsdienstaanbieder voorgesteld op dezelfde wijze als in artikel 44,
lid 1, is bepaald. Voor zover van toepassing overeenkomstig artikel 45,
lid 6, onder a), deelt de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker
mee dat hij wordt geacht deze wijzigingen te hebben aanvaard indien hij de
betalingsdienstaanbieder niet vóór de voorgestelde datum van inwerkingtreding
van die wijzigingen ervan in kennis heeft gesteld dat hij de wijzigingen niet
aanvaardt. In dat geval vermeldt de betalingsdienstaanbieder eveneens dat de
betalingsdienstgebruiker het recht heeft het raamcontract onmiddellijk
kosteloos te beëindigen voor de datum waarop de voorgestelde wijzigingen van
toepassing worden. 2. Wijzigingen in de rentevoet
of de wisselkoers kunnen met onmiddellijke ingang zonder kennisgeving worden
toegepast, mits het recht daartoe in het raamcontract is overeengekomen en de
wijzigingen gebaseerd zijn op de overeenkomstig artikel 45, lid 3, onder b) en
c), overeengekomen referentierentevoet of -wisselkoers. De
betalingsdienstgebruiker wordt zo spoedig mogelijk van elke wijziging in de
rentevoet in kennis gesteld op dezelfde wijze als in artikel 44, lid 1, is
bepaald, tenzij door de partijen is overeengekomen dat de informatie met een
specifieke frequentie of op een specifieke wijze moet worden verstrekt of ter
beschikking moet worden gesteld. Wijzigingen in de rentevoet of de wisselkoers
die ten gunste van de betalingsdienstgebruiker uitvallen, kunnen echter zonder
kennisgeving worden toegepast. 3. Wijzigingen in de bij
betalingstransacties gebruikte rentevoet of wisselkoers worden uitgevoerd en
berekend op een neutrale wijze die betalingsdienstgebruikers niet
discrimineert. Artikel 48
Opzegging 1. De betalingsdienstgebruiker
kan het raamcontract te allen tijde beëindigen tenzij door de partijen een
opzegtermijn is overeengekomen. Die termijn mag niet langer zijn dan een maand. 2. Een raamcontract dat voor een
termijn van meer dan twaalf maanden of voor onbepaalde duur is gesloten, kan
door de betalingsdienstgebruiker na het verstrijken van die termijn van twaalf
maanden kosteloos worden beëindigd. In alle andere gevallen zijn de voor
beëindiging aan te rekenen kosten passend en in overeenstemming met de
feitelijke kosten. 3. Indien zulks in het
raamcontract is overeengekomen, kan de betalingsdienstaanbieder een voor
onbepaalde duur gesloten raamcontract beëindigen door op de wijze als bepaald
in artikel 44, lid 1, een opzegtermijn van ten minste twee maanden in acht te
nemen. 4. Op gezette tijden
aangerekende kosten voor betalingsdiensten zijn slechts naar evenredigheid
verschuldigd door de betalingsdienstgebruiker tot de beëindiging van het
contract. Indien die kosten vooraf zijn betaald, worden zij naar evenredigheid
terugbetaald. 5. Dit artikel doet geen afbreuk
aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten
betreffende het recht van de partijen om het raamcontract onafdwingbaar of
nietig te verklaren. 6. De lidstaten kunnen in
gunstiger bepalingen voor de betalingsdienstgebruikers voorzien. Artikel 49
Vóór de uitvoering van een afzonderlijke betalingstransactie te verstrekken
informatie In geval van een
door de betaler geïnitieerde afzonderlijke betalingstransactie uit hoofde van
een raamcontract, verstrekt een betalingsdienstaanbieder op verzoek van de
betaler voor deze specifieke betalingstransactie expliciete informatie over de
maximum uitvoeringstermijn en de door de betaler verschuldigde kosten en, voor
zover van toepassing, de uitsplitsing van de bedragen van eventuele kosten. Artikel 50
Informatie aan de betaler over afzonderlijke betalingstransacties 1. Nadat het bedrag van een
afzonderlijke betalingstransactie van de rekening van de betaler is gedebiteerd
of, indien de betaler geen betaalrekening gebruikt, na de ontvangst van de
betalingsopdracht, verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de betaler op de
wijze als bepaald in artikel 44, lid 1, de betaler onverwijld de volgende
informatie: a) een referentie aan de hand waarvan de
betaler kan uitmaken om welke betalingstransactie het gaat en, in voorkomend
geval, de informatie betreffende de begunstigde; b) het bedrag van de betalingstransactie in
de valuta waarin de betaalrekening van de betaler wordt gedebiteerd of in de
voor de betalingsopdracht gebruikte valuta; c) het bedrag van de voor de
betalingstransactie door de betaler verschuldigde kosten en voor zover van
toepassing, de uitsplitsing daarvan, ofwel de aan de betaler aan te rekenen
interesten; d) voor zover van toepassing, de door de
betalingsdienstaanbieder van de betaler bij de betalingstransactie gehanteerde
wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie na die valutawissel; e) de valutadatum van de debitering of de
datum van ontvangst van de betalingsopdracht. 2. Een raamcontract kan de
voorwaarde omvatten dat de in lid 1 bedoelde informatie op gezette tijden en
ten minste eenmaal per maand moet worden verstrekt of ter beschikking moet
worden gesteld op de overeengekomen wijze die de betaler de mogelijkheid biedt
informatie ongewijzigd op te slaan en te reproduceren. 3. De lidstaten mogen echter
verlangen dat de betalingsdienstaanbieder eenmaal per maand kosteloos op papier
informatie verstrekt. Artikel 51
Informatie aan de begunstigde over afzonderlijke betalingstransacties 1. Na de uitvoering van een
afzonderlijke betalingstransactie verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de
begunstigde op de wijze als bepaald in artikel 44, lid 1, de begunstigde
onverwijld de volgende informatie: a) de referentie aan de hand waarvan de
begunstigde kan uitmaken om welke betalingstransactie en, in voorkomend geval,
om welke betaler het gaat, en alle bij de betalingstransactie gevoegde
informatie; b) het bedrag van de betalingstransactie, in
de valuta waarin de rekening van de begunstigde wordt gecrediteerd; c) het bedrag van de voor de
betalingstransactie door de betaler verschuldigde kosten, en voor zover van
toepassing de uitsplitsing daarvan, ofwel de aan de begunstigde aan te rekenen
interesten; d) voor zover van toepassing, de door de
betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de betalingstransactie
gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie vóór die
valutawissel; e) de valutadatum van de creditering. 2. Een raamcontract kan de
voorwaarde bevatten dat de in lid 1 bedoelde informatie op gezette tijden en
ten minste eenmaal per maand moet worden verstrekt of ter beschikking moet
worden gesteld op een overeengekomen wijze die de betaler de mogelijkheid biedt
informatie ongewijzigd op te slaan en te reproduceren. 3. De lidstaten mogen echter
verlangen dat de betalingsdienstaanbieder eenmaal per maand kosteloos op papier
informatie verstrekt. HOOFDSTUK 4
Gemeenschappelijke
bepalingen Artikel 52
Valuta en valutawissel 1. De betalingen vinden plaats
in de valuta die tussen de partijen zijn overeengekomen. 2. Wanneer vóór het initiëren
van de betalingstransactie een valutawisseldienst wordt aangeboden en wanneer
die valutawisseldienst op het verkooppunt of door de begunstigde wordt
aangeboden, stelt de partij die de valutawisseldienst aan de betaler aanbiedt,
de betaler in kennis van alle aan te rekenen kosten, alsook van de wisselkoers
die bij de omrekening van de betalingstransactie zal worden gehanteerd. De betaler stemt in met de op deze basis
aangeboden valutawisseldienst. Artikel 53
Informatie over extra kosten of kortingen 1. Wanneer de begunstigde een
vergoeding verlangt of een korting aanbiedt voor het gebruik van een bepaald
betaalinstrument, wordt de betaler daarover door de begunstigde ingelicht
voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd. 2. Wanneer een
betalingsdienstaanbieder of een derde een vergoeding verlangt voor het gebruik
van een bepaald betaalinstrument, licht hij de betalingsdienstgebruiker
daarover in voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd. TITEL IV
RECHTEN EN PLICHTEN MET BETREKKING TOT DE AANBIEDING EN HET GEBRUIK VAN
BETALINGSDIENSTEN HOOFDSTUK 1
Gemeenschappelijke bepalingen Artikel 54
Toepassingsgebied 1. Wanneer de
betalingsdienstgebruiker geen consument is, kunnen de betalingsdienstgebruiker
en de betalingsdienstaanbieder overeenkomen dat artikel 55, lid 1, artikel 57,
lid 3, en de artikelen 64, 66, 67, 68, 71 en 80 geheel of deels niet van
toepassing zijn. De betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder
kunnen ook een andere termijn overeenkomen dan die welke is gesteld bij artikel
63. 2. De lidstaten kunnen bepalen
dat artikel 91 niet van toepassing is wanneer de betalingsdienstgebruiker geen
consument is. 3. De lidstaten kunnen bepalen
dat de bepalingen van deze titel op micro-ondernemingen op dezelfde wijze
worden toegepast als op consumenten. 4. Deze richtlijn laat ook Richtlijn
2008/48/EG en ander toepasselijk uniaal recht en nationale wetgeving onverlet
met betrekking tot de niet bij deze richtlijn geharmoniseerde aspecten van de
voorwaarden voor kredietverlening aan consumenten overeenkomstig het Unierecht. Artikel 55
Toepasselijke kosten 1. De betalingsdienstaanbieder
mag de betalingsdienstgebruiker geen kosten aanrekenen voor het vervullen van
zijn informatieverplichtingen of de toepassing van corrigerende of preventieve
maatregelen uit hoofde van deze titel, tenzij in artikel 70, lid 1, artikel 71,
lid 5, of artikel 79, lid 2, anders is bepaald. De aan te rekenen kosten worden
overeengekomen tussen de betalingsdienstgebruiker en de
betalingsdienstaanbieder; zij zijn passend en in overeenstemming met de kosten
die de betalingsdienstaanbieder feitelijk gemaakt heeft. 2. Wanneer met een
betalingstransactie geen valutawissel gemoeid is, schrijven de lidstaten voor
dat de betaler en de begunstigde elk voor zich de door hun respectieve
betalingsdienstaanbieder in rekening gebrachte kosten betalen. 3. De betalingsdienstaanbieder
belet niet dat de begunstigde aan de betaler een vergoeding vraagt, een korting
aanbiedt of de betaler anderszins stimuleert een bepaald betaalinstrument te
gebruiken. De eventueel in rekening gebrachte kosten mogen echter niet
uitstijgen boven de kosten die de begunstigde zelf voor het gebruik van het
specifieke betaalinstrument maakt. 4. De lidstaten zorgen er
evenwel voor dat de begunstigde geen vergoeding vraagt voor het gebruik van
betaalinstrumenten waarbij de interbancaire vergoedingen onder
Verordening (EU) nr. [XX/XX/XX/] [Publicatiebureau: nummer invoegen na
goedkeuring verordening] vallen. Artikel 56
Derogatie voor instrumenten voor de betaling van kleine bedragen en
elektronisch geld 1. Met betrekking tot
betaalinstrumenten die overeenkomstig het raamcontract uitsluitend worden
gebruikt voor afzonderlijke betalingstransacties van maximaal 30 EUR, met een
uitgavenlimiet van 150 EUR of waarop maximaal een bedrag van 150 EUR tegelijk
kan worden opgeslagen, kunnen betalingsdienstaanbieders met hun
betalingsdienstgebruikers overeenkomen: a) dat artikel 61, lid 1, onder b), en
artikel 62, lid 1, onder c) en d), en artikel 66, lid 2, niet van toepassing
zijn als het betaalinstrument niet kan worden geblokkeerd of verder gebruik
ervan niet kan worden geblokkeerd; b) dat de artikelen 64, 65 en 66, leden 1 en
2, niet van toepassing zijn als het betaalinstrument anoniem wordt gebruikt of
de betalingsdienstaanbieder om andere met het betaalinstrument verband houdende
redenen niet het bewijs kan leveren dat de betalingstransactie werd toegestaan; c) dat in afwijking van artikel 70, lid 1,
de betalingsdienstaanbieder niet verplicht is de betalingsdienstgebruiker in
kennis te stellen van de weigering van een betalingsopdracht als uit de context
duidelijk blijkt dat de opdracht niet is uitgevoerd; d) dat in afwijking van artikel 71 de
betaler de betalingsopdracht niet kan herroepen nadat hij de betalingsopdracht
heeft gegeven of de begunstigde voor de uitvoering van de betalingstransactie
toestemming heeft verleend; e) dat, in afwijking van de artikelen 74 en 75,
andere uitvoeringstermijnen worden toegepast. 2. Voor nationale
betalingstransacties mogen de lidstaten of hun bevoegde autoriteiten de in lid 1
genoemde bedragen verlagen of verdubbelen. Voor vooraf betaalde
betaalinstrumenten mogen zij die bedragen verhogen tot 500 EUR. 3. De artikelen 65 en 66 zijn
ook van toepassing op elektronisch geld in de zin van artikel 2, lid 2,
van Richtlijn 2009/110/EG, tenzij de betalingsdienstaanbieder van de betaler
niet de mogelijkheid heeft de rekening of het instrument te blokkeren. De
lidstaten kunnen deze derogatie beperken tot rekeningen of instrumenten met een
bepaalde waarde. HOOFDSTUK 2
Toestaan van
betalingstransacties Artikel 57
Instemming en het intrekken van instemming 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat een betalingstransactie pas als toegestaan wordt aangemerkt indien de
betaler heeft ingestemd met de uitvoering van de betalingsopdracht. Een
betalingstransactie kan voorafgaand aan de uitvoering of, indien overeengekomen
door de betaler en de betalingsdienstaanbieder, na de uitvoering door de
betaler worden toegestaan. 2. De instemming met de
uitvoering van een betalingstransactie of een reeks betalingstransacties wordt
verleend in de tussen de betaler en de betalingsdienstaanbieder overeengekomen
vorm. De instemming kan ook rechtstreeks of onrechtstreeks via de begunstigde
worden verleend. De instemming met de uitvoering van een betalingstransactie
wordt voorts geacht te worden verleend wanneer de betaler een derde
betalingsdienstaanbieder toestaat om de betalingstransactie bij de
rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder te initiëren. Zonder instemming wordt een betalingstransactie
als niet-toegestaan aangemerkt. 3. De instemming kan te allen
tijde, doch uiterlijk op het tijdstip van het onherroepelijk-worden krachtens
artikel 71, door de betaler worden ingetrokken. Hetzelfde geldt voor een
instemming met de uitvoering van een reeks betalingstransacties, die kan worden
ingetrokken met als gevolg dat iedere toekomstige betalingstransactie als
niet-toegestaan wordt aangemerkt. 4. De procedure voor het
verlenen van de instemming wordt overeengekomen tussen de betaler en de
relevante betalingsdienstaanbieder(s). Artikel 58
Toegang van een derde betalingsdienstaanbieder tot betaalrekeninginformatie
en gebruik van deze informatie door de derde betalingsdienstaanbieder 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat een betaler het recht heeft om via een derde betalingsdienstaanbieder betalingsdiensten
af te nemen op basis van de in bijlage I, punt 7, bedoelde toegang tot
betaalrekeningen. 2. Een derde
betalingsdienstaanbieder aan wie de betaler in het kader van lid 1 heeft
toegestaan betalingsdiensten aan te bieden, is verplicht om: a) ervoor te zorgen dat de gepersonaliseerde
beveiligingskenmerken van de betalingsdienstgebruiker niet voor andere partijen
toegankelijk zijn; b) zich op ondubbelzinnige wijze bij de
rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder(s) van de rekeninghouder te authenticeren;
c) geen gevoelige betalingsgegevens of
gepersonaliseerde beveiligingsgegevens van de betalingsdienstgebruiker op te
slaan. 3. Wanneer bij een
betalingsinitiatiedienst de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder de
betalingsopdracht van de betaler via de diensten van een derde
betalingsdienstaanbieder ontvangt, stelt hij de laatstgenoemde onmiddellijk van
de ontvangst van de betalingsopdracht in kennis en verstrekt hij informatie
over de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen voor de desbetreffende
betalingsopdracht. 4. De rekeninghoudende
betalingsdienstaanbieder behandelt betalingsopdrachten die via de diensten van
een derde betalingsdienstaanbieder worden gegeven, qua termijn en prioriteit
niet anders dan betalingsopdrachten die de betaler zelf rechtstreeks geeft,
tenzij er objectieve redenen zijn om deze ongelijk te behandelen. Artikel 59
Toegang van een derde uitgever van betaalinstrumenten tot
betaalrekeninginformatie en gebruik van deze informatie door de derde uitgever
van betaalinstrumenten 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat een betaler het recht heeft om via een derde uitgever van
betaalinstrumenten betaalkaartdiensten af te nemen. 2. Indien de betaler een derde
uitgever van betaalinstrumenten die aan de betaler een betaalinstrument heeft
verstrekt, toestemming heeft verleend om informatie over de beschikbaarheid van
voldoende financiële middelen voor een bepaalde betalingstransactie op een
bepaalde betaalrekening van de betaler in te winnen, dan verstrekt de
rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van die betaalrekening dergelijke
informatie aan de derde uitgever van betaalinstrumenten zodra de
betalingsopdracht van de betaler is ontvangen. 3. De rekeninghoudende
betalingsdienstaanbieder behandelt betalingsopdrachten die via de diensten van
een derde uitgever van betaalinstrumenten worden gegeven, qua termijn en
prioriteit niet anders dan betalingsopdrachten die de betaler persoonlijk
rechtstreeks geeft, tenzij er objectieve redenen zijn om deze ongelijk te
behandelen. Artikel 60
Restricties op het gebruik van het betaalinstrument 1. Wanneer voor de mededeling
van de instemming van een specifiek betaalinstrument gebruik wordt gemaakt,
kunnen de betaler en de betalingsdienstaanbieder van de betaler
uitgavenlimieten overeenkomen voor betalingsdiensten die met dat
betaalinstrument zijn verricht. 2. Indien zulks in het
raamcontract is overeengekomen, kan de betalingsdienstaanbieder zich het recht
voorbehouden een betaalinstrument te blokkeren om objectief gerechtvaardigde
redenen die verband houden met de veiligheid van het betaalinstrument, een
vermoeden van niet-toegestaan of frauduleus gebruik van het betaalinstrument
of, in geval van een betaalinstrument met een kredietlijn, een aanzienlijk
toegenomen risico dat de betaler niet in staat is zijn betalingsplicht na te
komen. 3. In dergelijke gevallen
informeert de betalingsdienstaanbieder de betaler op de overeengekomen wijze
over de blokkering van het betaalinstrument en over de redenen daarvoor, indien
mogelijk voordat het betaalinstrument wordt geblokkeerd, maar ten laatste
onmiddellijk daarna, tenzij dat informeren objectief gerechtvaardigde
veiligheidsoverwegingen zou doorkruisen of verboden is krachtens nationale of
Uniewetgeving. 4. De betalingsdienstaanbieder
deblokkeert het betaalinstrument of vervangt dit door een nieuw
betaalinstrument zodra de redenen voor de blokkering niet langer bestaan. Artikel 61
Plichten van de betalingsdienstgebruiker met betrekking tot
betaalinstrumenten 1. De betalingsdienstgebruiker
die gemachtigd is om een betaalinstrument te gebruiken, is verplicht om: a) het betaalinstrument te gebruiken
overeenkomstig de objectieve, niet-discriminerende en evenredige voorwaarden
die op de uitgifte en het gebruik van het betaalinstrument van toepassing zijn;
b) de betalingsdienstaanbieder, of de door
laatstgenoemde gespecificeerde entiteit, onverwijld in kennis te stellen
wanneer hij zich rekenschap geeft van het verlies, de diefstal of een
onrechtmatig gebruik van het betaalinstrument of van het niet-toegestane
gebruik ervan. 2. Voor de toepassing van lid 1,
onder a), neemt de betalingsdienstgebruiker, zodra hij een betaalinstrument
ontvangt, in het bijzonder alle redelijke maatregelen om de veiligheid van de
gepersonaliseerde veiligheidskenmerken ervan te waarborgen. De
zorgvuldigheidsplichten van de betalingsdienstgebruikers vormen geen beletsel
voor het gebruik van de in het kader van deze richtlijn toegestane
betaalinstrumenten en betalingsdiensten. Artikel 62
Plichten van de betalingsdienstaanbieder met betrekking tot
betaalinstrumenten 1. De betalingsdienstaanbieder
die het betaalinstrument uitgeeft, is verplicht om: a) ervoor te zorgen dat de gepersonaliseerde
veiligheidskenmerken van een betaalinstrument niet toegankelijk zijn voor
andere partijen dan de betalingsdienstgebruiker die gerechtigd is het
betaalinstrument te gebruiken, onverminderd de verplichtingen van de
betalingsdienstgebruiker overeenkomstig artikel 61; b) niet ongevraagd een betaalinstrument toe
te zenden, tenzij een betaalinstrument dat reeds aan de
betalingsdienstgebruiker verstrekt is, moet worden vervangen; c) ervoor te zorgen dat er te allen tijde
passende middelen beschikbaar zijn om de betalingsdienstgebruiker in staat te
stellen een kennisgeving krachtens artikel 61, lid 1, onder b), te doen of om
deblokkering te verzoeken op grond van artikel 60, lid 4; de
betalingsdienstaanbieder verstrekt de betalingsdienstgebruiker desgevraagd de
middelen waarmee laatstgenoemde kan bewijzen, tot achttien maanden na de
kennisgeving, dat hij een dergelijke kennisgeving heeft gedaan; d) de betaler de mogelijkheid te bieden om
de kennisgeving bedoeld in artikel 61, lid 1, onder b), kosteloos te doen.
Voorts mogen bij vervangingskosten alleen de rechtstreeks aan het
betaalinstrument toe te rekenen vervangingskosten in rekening worden gebracht; e) te beletten dat het betaalinstrument nog
kan worden gebruikt nadat de kennisgeving krachtens artikel 61, lid 1, onder
b), is gedaan. 2. De betalingsdienstaanbieder
draagt het risico van het zenden van een betaalinstrument aan de betaler of het
zenden van gepersonaliseerde veiligheidskenmerken ervan. Artikel 63
Kennisgeving van niet-toegestane of onjuist uitgevoerde betalingstransacties 1. De betalingsdienstgebruiker
die zich rekenschap geeft van een niet-toegestane of onjuist uitgevoerde
betalingstransactie die aanleiding geeft tot een vordering, met inbegrip van
een vordering krachtens artikel 80, verkrijgt alleen rectificatie van de
rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder indien hij de betalingsdienstaanbieder
onverwijld, maar uiterlijk dertien maanden na de valutadatum van de debitering
kennis geeft van de bewuste transactie, tenzij de betalingsdienstaanbieder, in
voorkomend geval, de informatie betreffende die betalingstransactie niet
overeenkomstig titel III heeft verstrekt of ter beschikking heeft gesteld. 2. Als bij de transactie een
derde betalingsdienstaanbieder betrokken is, verkrijgt de
betalingsdienstgebruiker tevens rectificatie van de rekeninghoudende
betalingsdienstaanbieder krachtens lid 1, zulks onverminderd artikel 65, lid 2,
en artikel 80, lid 1. Artikel 64
Bewijs inzake authenticatie en uitvoering van betalingstransacties 1. De lidstaten schrijven voor
dat, wanneer een betalingsdienstgebruiker ontkent dat hij een uitgevoerde
betalingstransactie heeft toegestaan of aanvoert dat de betalingstransactie
onjuist is uitgevoerd, de betalingsdienstaanbieder en in passende gevallen de
derde betalingsdienstaanbieder indien deze erbij betrokken is, gehouden zijn
het bewijs te leveren dat de betalingstransactie is geauthenticeerd, juist is
geregistreerd, is geboekt en niet door een technische storing of enig ander
falen is beïnvloed. Indien de betalingstransactie via een derde
betalingsdienstaanbieder is geïnitieerd, dient deze te bewijzen dat de
betalingstransactie niet door een technische storing of enig ander falen in
verband met zijn betalingsdienst is beïnvloed. 2. Wanneer een
betalingsdienstgebruiker ontkent dat hij een uitgevoerde betalingstransactie
heeft toegestaan, vormt het feit dat het gebruik van een betaalinstrument door
de betalingsdienstaanbieder en, in voorkomend geval, de derde
betalingsdienstaanbieder is geregistreerd op zichzelf niet noodzakelijkerwijze
afdoende bewijs dat de betalingstransactie door de betaler is toegestaan of dat
de betaler frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of met grove nalatigheid
een of meer van de verplichtingen uit hoofde van artikel 61 niet is nagekomen. Artikel 65
Aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor niet-toegestane
betalingstransacties 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat, onverminderd artikel 63, de betalingsdienstaanbieder van de betaler, in
geval van een niet-toegestane betalingstransactie, de betaler onmiddellijk het
bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terugbetaalt en, in voorkomend
geval, de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, herstelt in de
toestand zoals die geweest zou zijn mocht de niet-toegestane
betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden. In dit verband wordt er ook
voor gezorgd dat de valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de
betaler uiterlijk de datum is waarop het bedrag was gedebiteerd. 2. Bij betrokkenheid van een
derde betalingsdienstaanbieder betaalt de rekeninghoudende
betalingsdienstaanbieder het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie
terug en herstelt deze, in voorkomend geval, de betaalrekening die met dat
bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de
niet-toegestane betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden. In een
dergelijke situatie kan een financiële compensatie van de derde
betalingsdienstaanbieder aan de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van
toepassing zijn. 3. Er kan een aanvullende
financiële compensatie worden vastgesteld overeenkomstig het recht dat van
toepassing is op het tussen de betaler en zijn betalingsdienstaanbieder
gesloten contract of het tussen de betaler en de derde betalingsdienstaanbieder
gesloten contract, indien van toepassing. Artikel 66
Aansprakelijkheid van de betaler voor niet-toegestane betalingstransacties 1. In afwijking van artikel 65
kan de betaler worden verplicht om tot een bedrag van 50 EUR het verlies in
verband met een niet-toegestane betalingstransactie te dragen dat uit het
gebruik van een verloren of gestolen betaalinstrument of uit het onrechtmatig
gebruik van een betaalinstrument voortvloeit. De betaler draagt alle verliezen die uit
niet-toegestane betalingstransacties voortvloeien, indien deze zich hebben
voorgedaan doordat de betaler frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of door
grove nalatigheid een of meer van de in artikel 61 genoemde verplichtingen niet
is nagekomen. In dergelijke gevallen is het in lid 1 van dit artikel bedoelde
maximumbedrag niet van toepassing. Bij betalingen op afstand waarbij de
betalingsdienstaanbieder geen versterkte cliëntauthenticatie verlangt, draagt
de betaler alleen de financiële gevolgen wanneer de betaler frauduleus heeft
gehandeld. Mocht de begunstigde of de betalingsdienstaanbieder van de
begunstigde geen versterkte cliëntauthenticatie aanvaarden, vergoeden zij de
door de betalingsdienstaanbieder van de betaler geleden financiële schade. 2. Na de kennisgeving
overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder b), heeft het gebruik van het verloren,
gestolen of wederrechtelijk toegeëigende betaalinstrument geen financiële
gevolgen voor de betaler, tenzij de betaler frauduleus heeft gehandeld. Indien
de betalingsdienstaanbieder nalaat om overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder
c), passende middelen beschikbaar te stellen waarmee te allen tijde kennisgeving
kan worden gedaan van verlies, diefstal of wederrechtelijke toe-eigening van
een betaalinstrument, is de betaler niet aansprakelijk voor de financiële
gevolgen die uit het gebruik van dat betaalinstrument voortvloeien, tenzij de
betaler frauduleus heeft gehandeld. Artikel 67
Terugbetalingen van door of via een begunstigde geïnitieerde
betalingstransacties 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat een betaler recht heeft op de terugbetaling door de
betalingsdienstaanbieder van een toegestane, door of via een begunstigde
geïnitieerde, betalingstransactie die reeds is uitgevoerd, indien de volgende
voorwaarden vervuld zijn: a) toen de transactie werd toegestaan, is
niet het precieze bedrag van de betalingstransactie gespecificeerd; b) het bedrag van de betalingstransactie
ligt hoger dan de betaler, op grond van het eerdere uitgavenpatroon, de
voorwaarden van het raamcontract en relevante aspecten van de zaak,
redelijkerwijs had kunnen verwachten. Op verzoek van de betalingsdienstaanbieder toont
de betaler aan dat aan deze voorwaarden is voldaan. De terugbetaling bestaat in het volledige bedrag
van de uitgevoerde betalingstransactie. Dit houdt ook in dat de valutadatum van
de creditering van de betaalrekening van de betaler uiterlijk de datum is
waarop het bedrag was gecrediteerd. Bij automatische debiteringen heeft de betaler een
onvoorwaardelijk recht op terugbetaling binnen de in artikel 68 vastgestelde
termijnen, tenzij de begunstigde al aan de contractuele verplichtingen heeft
voldaan en de betaler de diensten al heeft ontvangen of de goederen al heeft
ge- of verbruikt. Op verzoek van de betalingsdienstaanbieder toont de
begunstigde aan dat aan de in de derde alinea genoemde voorwaarden is voldaan. 2. Voor de toepassing van lid 1,
eerste alinea, onder b), kan de betaler evenwel geen met een valutawissel
verband houdende redenen aanvoeren indien de referentiewisselkoers is toegepast
die hij overeenkomstig artikel 38, lid 1, onder d), en artikel 45, punt 3,
onder b), met zijn betalingsdienstaanbieder is overeengekomen. 3. In het raamcontract tussen de
betaler en de betalingsdienstaanbieder kan worden overeengekomen dat de betaler
geen recht heeft op terugbetaling wanneer deze zijn instemming met de
uitvoering van de betalingstransactie rechtstreeks aan de betalingsdienstaanbieder
heeft gericht en er, in voorkomend geval, informatie betreffende de toekomstige
betalingstransactie gedurende ten minste vier weken voor de vervaldag op een
overeengekomen wijze door de betalingsdienstaanbieder of door de begunstigde
aan de betaler was verstrekt of ter beschikking was gesteld. Artikel 68
Verzoeken om terugbetaling van door of via de begunstigde geïnitieerde
betalingstransacties 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat de betaler gedurende een periode van acht weken na de datum waarop de
geldmiddelen zijn gedebiteerd, om de in artikel 67 bedoelde terugbetaling van
een toegestane, door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransactie
kan verzoeken. 2. Binnen tien werkdagen na
ontvangst van een verzoek om terugbetaling betaalt de betalingsdienstaanbieder
het volledige bedrag van de betalingstransactie terug, of motiveert hij waarom
hij weigert tot terugbetaling over te gaan, met opgave van de instanties
waarbij de betaler de zaak overeenkomstig de artikelen 88 tot en met 91
aanhangig kan maken indien deze de aangevoerde motivering niet aanvaardt. Het in de eerste alinea bedoelde recht van de
betalingsdienstaanbieder om de terugbetaling te weigeren, is niet van
toepassing in het geval van artikel 67, lid 1, vierde alinea. HOOFDSTUK 3
Uitvoering van
betalingstransacties Afdeling 1
Betalingsopdrachten en overgemaakte bedragen Artikel 69
Ontvangst van betalingsopdrachten 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat het tijdstip van ontvangst het tijdstip is waarop de
betalingsdienstaanbieder van de betaler een betalingsopdracht ontvangt die
rechtstreeks door de betaler of namens hem door een derde
betalingsdienstaanbieder dan wel onrechtstreeks door of via een begunstigde is
geïnitieerd. Indien het tijdstip van ontvangst voor de betalingsdienstaanbieder
niet op een werkdag valt, wordt de ontvangen betalingsopdracht geacht op de
eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen. De betalingsdienstaanbieder kan een
uiterste tijdstip aan het einde van een werkdag vaststellen, na welk tijdstip
een ontvangen betalingsopdracht geacht wordt op de eerstvolgende werkdag te
zijn ontvangen. 2. Indien de
betalingsdienstgebruiker die een betalingsopdracht initieert, en de
betalingsdienstaanbieder overeenkomen dat de uitvoering van de
betalingsopdracht aanvangt op een specifieke datum, aan het einde van een
bepaalde termijn of op de dag waarop de betaler geldmiddelen ter beschikking
van de betalingsdienstgebruiker heeft gesteld, wordt het tijdstip van ontvangst
van de opdracht voor de toepassing van artikel 74 geacht op de overeengekomen
dag te vallen. Indien de overeengekomen dag geen werkdag is voor de
betalingsdienstaanbieder, wordt de ontvangen betalingsopdracht geacht op de
eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen. Artikel 70
Weigering van betalingsopdrachten 1. Wanneer de betalingsdienstaanbieder
weigert een betalingsopdracht uit te voeren, wordt de betalingsdienstgebruiker
in kennis gesteld van deze weigering en, indien mogelijk, van de redenen
daarvoor en van de procedure voor de correctie van eventuele feitelijke onjuistheden
die tot de weigering hebben geleid, tenzij andere toepasselijke uniale of
nationale wetgeving dit verbiedt. De betalingsdienstaanbieder verstrekt zo spoedig
mogelijk de kennisgeving — of stelt deze ter beschikking — op de overeengekomen
wijze, en in elk geval binnen de overeenkomstig artikel 74 vermelde
termijnen. In het raamcontract kan de voorwaarde worden
gesteld dat de betalingsdienstaanbieder voor die kennisgeving kosten mag
aanrekenen indien de weigering objectief gerechtvaardigd is. 2. Indien alle in het
raamcontract van de betaler gestelde voorwaarden vervuld zijn, weigert de
rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler niet een toegestane
betalingsopdracht uit te voeren, ongeacht of de betalingsopdracht door een
betaler zelf, namens hem door een derde betalingsdienstaanbieder dan wel door
of via een begunstigde is geïnitieerd, tenzij andere relevante uniale of
nationale wetgeving dit verbiedt. 3. Een betalingsopdracht waarvan
de uitvoering is geweigerd, wordt geacht niet ontvangen te zijn voor de
toepassing van de artikelen 74 en 80. Artikel 71
Onherroepbaarheid van een betalingsopdracht 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat de betalingsdienstgebruiker een betalingsopdracht niet kan herroepen zodra
de betalingsdienstaanbieder van de betaler die heeft ontvangen, tenzij anders
is bepaald in dit artikel. 2. Wanneer de
betalingstransactie namens de betaler door een derde betalingsdienstaanbieder
dan wel door of via de begunstigde wordt geïnitieerd, kan de betaler de
betalingsopdracht na de verlening van toestemming voor de initiatie van de
betalingstransactie aan de derde betalingsdienstaanbieder of na het geven van
de betalingsopdracht of na de verlening van toestemming voor de uitvoering van
de betalingstransactie aan de begunstigde niet herroepen. 3. In het geval van een
automatische afschrijving en onverminderd de rechten inzake terugbetaling kan
de betaler de betalingsopdracht evenwel herroepen, ten laatste aan het einde
van de werkdag die voorafgaat aan de dag waarop de betaalrekening volgens
afspraak wordt gedebiteerd. 4. In het in artikel 69, lid 2,
bedoelde geval kan de betalingsdienstgebruiker een betalingsopdracht herroepen
tot uiterlijk het einde van de werkdag die aan de overeengekomen dag
voorafgaat. 5. Na de in de leden 1 tot en met
4 bedoelde termijnen kan de betalingsopdracht alleen worden herroepen indien en
voor zover zulks tussen de betalingsdienstgebruiker en de relevante
betalingsdienstaanbieders is overeengekomen. In het in leden 2 en 3 bedoelde
geval is ook het akkoord van de begunstigde vereist. Indien zulks in het
raamcontract is overeengekomen, mag de relevante betalingsdienstaanbieder voor
de herroeping kosten aanrekenen. Artikel 72
Overgemaakte en ontvangen bedragen 1. De lidstaten schrijven voor
dat de betalingsdienstaanbieder(s) van de betaler, de
betalingsdienstaanbieder(s) van de begunstigde en eventuele intermediairs van
de betalingsdienstaanbieders het volledige bedrag van de betalingstransactie
overmaken en op het overgemaakte bedrag geen kosten inhouden. 2. De begunstigde en de
betalingsdienstaanbieder kunnen evenwel overeenkomen dat de relevante
betalingsdienstaanbieder zijn kosten op het overgemaakte bedrag inhoudt voordat
de rekening van de begunstigde daarmee wordt gecrediteerd. In dat geval worden
het volledige bedrag van de betalingstransactie en de kosten afzonderlijk
vermeld in de informatie die aan de begunstigde wordt verstrekt. 3. Indien andere kosten dan die
bedoeld in lid 2 op het overgemaakte bedrag worden ingehouden, zorgt de
betalingsdienstaanbieder van de betaler ervoor dat de begunstigde het volledige
bedrag van de door de betaler geïnitieerde betalingstransactie ontvangt.
Wanneer de betalingstransactie door de begunstigde wordt geïnitieerd, zorgt de
betalingsdienstaanbieder ervoor dat het volledige bedrag van de
betalingstransactie door de begunstigde wordt ontvangen. Afdeling 2
Uitvoeringstermijn en valutadatum Artikel 73
Toepassingsgebied 1. Deze afdeling is van
toepassing op: a) betalingstransacties in EUR; b) binnenlandse betalingstransacties in de
valuta van de lidstaat buiten de eurozone; c) betalingstransacties met slechts één
valutawissel tussen de euro en de valuta van een lidstaat die de euro niet als
munt heeft, mits de vereiste valutawissel wordt uitgevoerd in de betrokken
lidstaat waar de euro niet de munteenheid is en, bij grensoverschrijdende
betalingstransacties, de overmaking in euro geschiedt. 2. Deze afdeling is van
toepassing op andere betalingstransacties, tenzij tussen de
betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder anders overeengekomen
is, met uitzondering van artikel 78, ten aanzien waarvan de partijen niet over
enige vrijheid beschikken. Indien de betalingsdienstgebruiker en de
betalingsdienstaanbieder evenwel een periode overeenkomen die langer is dan in
artikel 74 is bepaald, mag die periode voor intra-uniale betalingstransacties
niet langer zijn dan vier werkdagen na het tijdstip van ontvangst
overeenkomstig artikel 69. Artikel 74
Betalingstransacties op een betaalrekening 1. De lidstaten schrijven voor
dat de betalingsdienstaanbieder van de betaler ervoor moet zorgen dat de
rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde uiterlijk aan het
einde van de eerstvolgende werkdag na het tijdstip van ontvangst overeenkomstig
artikel 69 voor het bedrag van de betalingstransactie wordt gecrediteerd. Deze
termijnen kunnen voor betalingstransacties die op papier worden geïnitieerd,
met nogmaals een werkdag worden verlengd. 2. De lidstaten schrijven voor
dat de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde het bedrag van de
betalingstransactie valuteert en beschikbaar stelt op de betaalrekening van de
begunstigde zodra de betalingsdienstaanbieder het geld ontvangen heeft
overeenkomstig artikel 78. 3. De lidstaten schrijven voor
dat de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde een door of via de
begunstigde geïnitieerde betalingsopdracht toezendt aan de
betalingsdienstaanbieder van de betaler binnen de tussen de begunstigde en de
betalingsdienstaanbieder overeengekomen termijnen, zodat automatische
debiteringen op de afgesproken datum kunnen plaatsvinden. Artikel 75
De begunstigde heeft geen betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder Wanneer de
begunstigde geen betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder heeft, worden
de geldmiddelen door de betalingsdienstaanbieder die de geldmiddelen ten
behoeve van de begunstigde ontvangt, aan de begunstigde ter beschikking gesteld
binnen de in artikel 74 gespecificeerde termijn. Artikel 76
Op een betaalrekening gedeponeerde contanten Wanneer een
consument contanten op een betaalrekening bij een betalingsdienstaanbieder
deponeert in de valuta van die betaalrekening, zorgt die
betalingsdienstaanbieder ervoor dat het bedrag onmiddellijk na het tijdstip van
ontvangst van de geldmiddelen beschikbaar wordt gesteld en wordt gevaluteerd.
Wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is, wordt het bedrag
uiterlijk op de eerstvolgende werkdag na de ontvangst van de geldmiddelen op de
betaalrekening van de begunstigde beschikbaar gesteld en gevaluteerd. Artikel 77
Binnenlandse betalingstransacties Voor binnenlandse
betalingstransacties kunnen de lidstaten voorzien in kortere maximale
uitvoeringstermijnen dan die welke in deze afdeling zijn bepaald. Artikel 78
Valutadatum en beschikbaarheid van geldmiddelen 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat de valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de begunstigde
uiterlijk valt op de werkdag waarop het bedrag van de betalingstransactie op de
rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde wordt gecrediteerd. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde
zorgt ervoor dat het bedrag van de betalingstransactie ter beschikking van de
begunstigde komt zodra dat bedrag op de rekening van de
betalingsdienstaanbieder van de begunstigde is gecrediteerd, met inbegrip van
betalingen binnen één betalingsdienstaanbieder. 2. De lidstaten zorgen ervoor
dat de valutadatum van de debitering van de betaalrekening van de betaler niet
vroeger valt dan het tijdstip waarop het bedrag van de betalingstransactie van
die rekening is gedebiteerd. Afdeling 3
Aansprakelijkheid Artikel 79
Onjuiste unieke identificatoren 1. Indien een betalingsopdracht
wordt uitgevoerd op basis van de unieke identificator, wordt de
betalingsopdracht geacht correct te zijn uitgevoerd wat de in de unieke
identificator gespecificeerde begunstigde betreft. 2. Indien de unieke
identificator die door de betalingsdienstgebruiker is verstrekt, onjuist is, is
de betalingsdienstaanbieder uit hoofde van artikel 80 niet aansprakelijk voor
de niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van de betalingstransactie. 3. De betalingsdienstaanbieder
van de betaler levert evenwel redelijke inspanningen om de met de
betalingstransactie gemoeide geldmiddelen terug te verkrijgen. 4. Indien zulks in het
raamcontract is overeengekomen, mag de betalingsdienstaanbieder de
betalingsdienstgebruiker voor het terugverkrijgen kosten aanrekenen. 5. Indien de
betalingsdienstgebruiker aanvullende informatie verstrekt naast de informatie
die krachtens artikel 38, lid 1, onder a), of artikel 45, punt 2), onder b),
vereist is, is de betalingsdienstaanbieder alleen aansprakelijk voor de
uitvoering van betalingstransacties overeenkomstig de unieke identificator die
door de betalingsdienstgebruiker is gespecificeerd. Artikel 80
Niet-uitvoering, gebrekkige uitvoering of niet-tijdige uitvoering 1. Wanneer een betalingsopdracht
door de betaler rechtstreeks wordt geïnitieerd, is de betalingsdienstaanbieder,
onverminderd artikel 63, artikel 79, leden 2 en 3, en artikel 83, jegens de
betaler aansprakelijk voor een juiste uitvoering van de betalingstransactie,
tenzij deze tegenover de betaler en, voor zover relevant, tegenover de
betalingsdienstaanbieder van de begunstigde kan bewijzen dat de
betalingsdienstaanbieder van de begunstigde het bedrag van de
betalingstransactie heeft ontvangen overeenkomstig artikel 74, lid 1. In dat
geval is de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde jegens de begunstigde
aansprakelijk voor een juiste uitvoering van de betalingstransactie. Wanneer een betalingsopdracht door de betaler via
een derde betalingsdienstaanbieder wordt geïnitieerd, is de derde
betalingsdienstaanbieder, onverminderd artikel 63, artikel 79, leden 2 en 3, en
artikel 83, jegens de betaler aansprakelijk voor een juiste uitvoering van de
betalingstransactie, tenzij deze tegenover de betaler en, voor zover relevant,
tegenover de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler kan
bewijzen dat de betalingsinitiatie door de rekeninghoudende
betalingsdienstaanbieder van de betaler is ontvangen overeenkomstig artikel 69.
In dat geval is de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler
jegens de begunstigde aansprakelijk voor een juiste uitvoering van de
betalingstransactie. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler
of een derde betalingsdienstaanbieder aansprakelijk is uit hoofde van de eerste
of de tweede alinea, betaalt de relevante betalingsdienstaanbieder de betaler
onverwijld het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde
betalingstransactie terug en herstelt deze, in voorkomend geval, de
betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die
geweest zou zijn mocht de gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie niet hebben
plaatsgevonden. De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de
betaler is uiterlijk de datum waarop het bedrag was gedebiteerd. Ingeval een betalingstransactie niet tijdig wordt
uitgevoerd, kan de betaler bepalen dat het bedrag niet later op de
betaalrekening van de begunstigde wordt gevaluteerd dan op de datum waarop het
bij een correcte uitvoering had moeten worden gevaluteerd. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de
begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van de eerste alinea, stelt hij
onmiddellijk het bedrag van de betalingstransactie ter beschikking van de
begunstigde en crediteert hij, voor zover van toepassing, de betaalrekening van
de begunstigde met het overeenkomstige bedrag. Het bedrag wordt niet later
gevaluteerd dan op de datum waarop het bij een correcte uitvoering had moeten
worden gevaluteerd. Wanneer een betalingstransactie niet of gebrekkig
is uitgevoerd en de betalingsopdracht door de betaler was geïnitieerd, tracht
de betalingsdienstaanbieder, ongeacht de aansprakelijkheid uit hoofde van dit
lid, desgevraagd onmiddellijk de betalingstransactie te traceren en brengt hij
de betaler op de hoogte van de resultaten daarvan. De betaler worden daarvoor
geen kosten aangerekend. 2. Wanneer een betalingsopdracht
door of via de begunstigde wordt geïnitieerd, is de betalingsdienstaanbieder,
onverminderd artikel 63, artikel 79, leden 2 en 3, en artikel 83, jegens de
begunstigde aansprakelijk voor een juiste verzending van de betalingsopdracht
aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler, overeenkomstig artikel 74, lid 3.
Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit
hoofde van deze alinea, geeft hij de betrokken betalingsopdracht onmiddellijk
door aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler. Ingeval een
betalingsopdracht niet tijdig wordt gegeven, wordt het bedrag niet later op de
betaalrekening van de begunstigde gevaluteerd dan op de datum waarop het bij
een correcte uitvoering had moeten worden gevaluteerd. Voorts is de betalingsdienstaanbieder van de
begunstigde, onverminderd artikel 63, artikel 79, leden 2 en 3, en artikel 83,
jegens de begunstigde aansprakelijk voor het behandelen van de geldtransactie
overeenkomstig zijn verplichtingen krachtens artikel 78. Wanneer de
betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van de
eerste alinea, zorgt deze ervoor dat het bedrag van de betalingstransactie
onmiddellijk ter beschikking van de begunstigde wordt gesteld zodra de rekening
van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde met het overeenkomstige
bedrag is gecrediteerd. Het bedrag wordt niet later op de rekening van de
begunstigde gevaluteerd dan op de datum waarop het bij een correcte uitvoering
had moeten worden gevaluteerd. Bij een niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde
betalingstransactie waarvoor de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde
niet aansprakelijk is uit hoofde van de eerste en de tweede alinea, is de
betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk jegens de betaler.
Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk is uit hoofde
van de eerste alinea, betaalt hij, in voorkomend geval, de betaler onverwijld
het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie
terug en herstelt hij de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in
de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de gebrekkig uitgevoerde
betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden, zulks telkens onverwijld. De
valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler is
uiterlijk de datum waarop het bedrag was gedebiteerd. Bij een niet tijdig uitgevoerde betalingstransactie
kan de betaler bepalen dat het bedrag niet later op de betaalrekening van de
begunstigde wordt gevaluteerd dan op de datum waarop het bij een correcte
uitvoering had moeten worden gevaluteerd. Wanneer een betalingstransactie niet of gebrekkig
is uitgevoerd en de betalingsopdracht door of via de begunstigde was
geïnitieerd, tracht de betalingsdienstaanbieder, ongeacht de aansprakelijkheid
uit hoofde van dit lid, desgevraagd onmiddellijk de betalingstransactie te
traceren en stelt hij de begunstigde op de hoogte van de resultaten daarvan. De
begunstigde worden daarvoor geen kosten aangerekend. 3. Betalingsdienstaanbieders
zijn daarenboven aansprakelijk jegens hun respectieve betalingsdienstgebruikers
voor de kosten waarvoor zij verantwoordelijk zijn en de interesten die de
betalingsdienstgebruiker worden aangerekend wegens niet-uitvoering of
gebrekkige uitvoering of niet-tijdige uitvoering van de betalingstransactie. Artikel 81
Aanvullende financiële compensatie Elke aanvullende
financiële compensatie naast die waarin deze afdeling voorziet, kan worden
vastgesteld overeenkomstig het recht dat van toepassing is op het tussen de
betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder gesloten contract. Artikel 82
Recht van regres 1. Wanneer de aansprakelijkheid van
een betalingsdienstaanbieder uit hoofde van artikel 80 kan worden toegerekend
aan een andere betalingsdienstaanbieder of een intermediair, vergoedt die
betalingsdienstaanbieder of die intermediair eerstgenoemde
betalingsdienstaanbieder voor alle verliezen die zijn geleden en/of de bedragen
die zijn betaald uit hoofde van artikel 80. Daartoe behoort een compensatie
wanneer een van de betalingsdienstaanbieders geen versterkte
cliëntauthenticatie toepast. 2. Aanvullende financiële
compensatie kan worden vastgesteld conform tussen de betalingsdienstaanbieders
en/of intermediairs gesloten overeenkomsten en het recht dat van toepassing is
op de tussen hen gesloten overeenkomst. Artikel 83
Geen aansprakelijkheid De
aansprakelijkheid krachtens de hoofdstukken 2 en 3 geldt niet in abnormale en
onvoorziene omstandigheden die onafhankelijk zijn van de wil van degene die
zich erop beroept en waarvan de gevolgen ondanks alle voorzorgsmaatregelen niet
konden worden voorkomen, noch wanneer een betalingsdienstaanbieder uit hoofde
van nationale of uniale wetgeving andere wettelijke verplichtingen heeft. HOOFDSTUK 4
Gegevensbescherming Artikel 84
Gegevensbescherming De verwerking van
persoonsgegevens voor de toepassing van deze richtlijn geschiedt overeenkomstig
Richtlijn 95/46/EG, de nationale regelgeving tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG
en Verordening (EG) nr. 45/2001. HOOFDSTUK 5
Operationele en beveiligingseisen en authenticatie Artikel 85
Beveiligingseisen en melding van incidenten 1. De betalingsdienstaanbieders
zijn onderworpen aan Richtlijn [NIB-richtlijn] [Publicatiebureau: nummer
invoegen na goedkeuring richtlijn], en met name aan de in de artikelen 14 en 15
van die richtlijn vervatte eisen op het gebied van het risicobeheer en de
melding van incidenten. 2. De in het kader van artikel 6,
lid 1, van Richtlijn [NIB-richtlijn] [Publicatiebureau: nummer invoegen na
goedkeuring richtlijn] aangewezen autoriteit stelt de bevoegde autoriteit in de
lidstaat van herkomst en de EBA onverwijld in kennis van de meldingen van
NIB-incidenten die van betalingsdienstaanbieders worden ontvangen. 3. Na ontvangst van de melding
en voor zover relevant stelt de EBA de bevoegde autoriteiten in de andere
lidstaten ervan in kennis. 4. Naast het bepaalde in artikel
14, lid 4, van Richtlijn [NIB-richtlijn] [Publicatiebureau: nummer invoegen na
goedkeuring richtlijn] stelt zij, wanneer het beveiligingsincident gevolgen
voor de financiële belangen van de betalingsdienstgebruikers van de
betalingsdienstaanbieder kan hebben, zijn betalingsdienstgebruikers onverwijld
van het incident in kennis en informeert zij hen over de mitigerende
maatregelen die zij van hun kant kunnen nemen om de schadelijke effecten van
het incident te beperken. Artikel 86
Invoering en rapportage 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat de betalingsdienstaanbieders aan de in het kader van artikel 6, lid 1, van
Richtlijn [NIB-richtlijn] [Publicatiebureau: nummer invoegen na goedkeuring
richtlijn] aangewezen autoriteit jaarlijks bijgewerkte informatie verstrekken
over de beoordeling van de operationele en beveiligingsrisico’s die aan de door
hen aangeboden betalingsdiensten verbonden zijn, en over de toereikendheid van
de mitigerende maatregelen en controlemechanismen die in reactie op deze risico’s
zijn door- en ingevoerd. De in het kader van artikel 6, lid 1, van Richtlijn
[NIB-richtlijn] [Publicatiebureau: nummer invoegen na goedkeuring richtlijn]
aangewezen autoriteit zendt aan de bevoegde autoriteit in de lidstaat van
herkomst onverwijld een kopie van deze informatie toe. 2. Onverminderd de artikelen 14
en 15 van Richtlijn [NIB-richtlijn] [Publicatiebureau: nummer invoegen na
goedkeuring richtlijn], stelt de EBA in nauwe samenwerking met de ECB
richtsnoeren op over de vaststelling, invoering en monitoring van de
beveiligingsmaatregelen, waaronder de certificeringsprocedures voor zover zulks
relevant is. Zij houdt daarbij onder meer rekening met de normen en/of
specificaties die de Commissie in het kader van artikel 16, lid 2, van
Richtlijn [NIB-richtlijn] [Publicatiebureau: nummer invoegen na goedkeuring
richtlijn] bekend heeft gemaakt. 3. De EBA onderwerpt de
richtsnoeren in nauwe samenwerking met de ECB regelmatig, doch ten minste om de
twee jaar, aan een evaluatie. 4. Onverminderd de artikelen 14
en 15 van Richtlijn [NIB-richtlijn] [Publicatiebureau: nummer invoegen na
goedkeuring richtlijn], stelt de EBA richtsnoeren op die voor de
betalingsdienstaanbieders als leidraad kunnen dienen bij de kwalificering van
grote incidenten en van de omstandigheden waaronder een betalingsinstelling een
beveiligingsincident moet melden. Deze richtsnoeren worden uiterlijk op (datum
invoegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn)
verstrekt. Artikel 87
Authenticatie 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat een betalingsdienstaanbieder, wanneer de betaler een elektronische
betalingstransactie initieert, een versterkte cliëntauthenticatie toepast
tenzij de EBA-richtsnoeren voorzien in specifieke vrijstellingen op basis van
het risico dat aan de aangeboden betalingsdienst is verbonden. Dit geldt ook
voor een derde betalingsdienstaanbieder die een betalingstransactie namens de
betaler initieert. De rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder staat derde
betalingsdienstaanbieders, wanneer zij namens de betalingsdienstgebruiker
optreden, toe gebruik te maken van zijn authenticatiemethoden. 2. Wanneer een
betalingsdienstaanbieder de in bijlage I, punt 7, genoemde diensten aanbiedt,
authenticeert deze zich bij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de
rekeninghouder. 3. De EBA verstrekt de in
artikel 1, lid 1, van deze richtlijn genoemde betalingsdienstaanbieders
overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 richtsnoeren over
een geavanceerde versterkte cliëntauthenticatie en over vrijstellingen voor de
toepassing van een versterkte cliëntauthenticatie. Deze richtsnoeren worden
uiterlijk op (datum invoegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van
deze richtlijn) verstrekt en regelmatig bijgewerkt voor zover van toepassing. HOOFDSTUK 6
Buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures voor de
beslechting van geschillen Afdeling 1
Klachtenprocedures Artikel 88
Klachten 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat procedures voorhanden zijn die betalingsdienstgebruikers en andere
belanghebbenden, met inbegrip van consumentenverenigingen, de mogelijkheid
bieden bij de bevoegde autoriteiten klachten in te dienen met betrekking tot
beweerde inbreuken van betalingsdienstaanbieders op deze richtlijn. 2. In voorkomend geval en
onverminderd het recht om overeenkomstig het nationale procesrecht een klacht
aan een rechterlijke instantie voor te leggen, wordt de klager in het antwoord
van de bevoegde autoriteit geïnformeerd over de krachtens artikel 91 ingestelde
buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures. Artikel 89
Bevoegde autoriteiten 1. De lidstaten wijzen bevoegde
autoriteiten aan die een doeltreffende naleving van deze richtlijn waarborgen
en monitoren. Die bevoegde autoriteiten nemen alle noodzakelijke maatregelen om
een dergelijke naleving te waarborgen. Zij zijn onafhankelijk van de
betalingsdienstaanbieders. Zij zijn bevoegde autoriteiten in de zin van artikel
4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1039/2010. 2. De in lid 1 bedoelde
autoriteiten beschikken over alle bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor het
verrichten van hun taken. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer meer dan een
autoriteit bevoegd is om een doeltreffende naleving van deze richtlijn te
waarborgen en te monitoren, deze autoriteiten nauw samenwerken zodat zij hun
respectieve taken effectief kunnen uitvoeren. 3. In geval van inbreuk of
vermoedelijke inbreuk op de uit hoofde van titel III en titel IV vastgestelde
bepalingen van nationaal recht fungeren de bevoegde autoriteiten van de
lidstaat van herkomst van de betalingsdienstgebruiker als de in lid 1 bedoelde
bevoegde autoriteit; in het geval van agenten en bijkantoren die
betalingsdiensten aanbieden in het kader van de vrijheid van vestiging, zijn
dit evenwel de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst. 4. De lidstaten stellen de
Commissie uiterlijk [één jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn] in
kennis van de in lid 1 bedoelde aangewezen bevoegde autoriteiten. Zij brengen
de Commissie op de hoogte van de verdeling van de taken van die autoriteiten.
Zij stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van alle latere wijzigingen met
betrekking tot de aanwijzing en respectieve bevoegdheden van die autoriteiten. Afdeling 2
Buitengerechtelijke beroepsprocedures en sancties Artikel 90
Interne geschillenbeslechting 1. De lidstaten zorgen ervoor dat
de betalingsdienstaanbieders adequate en effectieve
consumentenklachtenprocedures opzetten voor de afhandeling van klachten van
betalingsdienstgebruikers met betrekking tot de uit deze verordening
voortvloeiende rechten en plichten. 2. De lidstaten schrijven voor
dat betalingsdienstaanbieders elke mogelijke inspanning leveren om binnen een
passende termijn, doch uiterlijk binnen 15 werkdagen, schriftelijk op de
klachten van de betalingsdienstgebruiker te reageren en op alle naar voren
gebrachte punten in te gaan. In uitzonderlijke situaties, waarin het om redenen
die de betalingsdienstaanbieder niet verwijtbaar zijn, niet mogelijk is om
binnen 15 werkdagen antwoord te geven, moet de betalingsdienstaanbieder een
bericht sturen waarin om een verlenging van de antwoordtermijn wordt verzocht,
de redenen van de vertraging in de beantwoording van de klacht duidelijk worden
vermeld en de termijn wordt genoemd waarbinnen de consument de definitieve
reactie zal ontvangen. Die termijn mag in geen geval meer dan 30 werkdagen
bedragen. 3. De betalingsdienstaanbieder
informeert de betalingsdienstgebruiker over de buitengerechtelijke
beroepsentiteiten die voor de behandeling van geschillen met betrekking tot de
uit deze richtlijn voortvloeiende rechten en plichten bevoegd zijn. 4. De in lid 2 bedoelde
informatie moet op eenvoudige, rechtstreekse en duidelijk zichtbare wijze en te
allen tijde toegankelijk zijn op de website van de betalingsdienstaanbieder,
voor zover deze over een website beschikt, in de algemene voorwaarden van het
tussen betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker gesloten
contract en op facturen en kwitanties met betrekking tot die contracten.
Daarbij wordt aangegeven hoe verdere informatie over de betrokken
buitengerechtelijke beroepsentiteit en over de voorwaarden voor de inschakeling
ervan kan worden verkregen. Artikel 91
Buitengerechtelijk beroep 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat adequate en effectieve buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures
voor de beslechting van geschillen tussen betalingsdienstgebruikers en
betalingsdienstaanbieders met betrekking tot de uit deze richtlijn
voortvloeiende rechten en plichten overeenkomstig de relevante nationale en
uniale wetgeving worden opgezet, waarbij in passende gevallen van bestaande organen
gebruik wordt gemaakt. De lidstaten zorgen ervoor dat dergelijke procedures op
betalingsdienstaanbieders van toepassing zijn en ook op de werkzaamheden van
benoemde vertegenwoordigers betrekking hebben. 2. De lidstaten zorgen ervoor
dat de in lid 1 bedoelde organen samenwerken bij de afhandeling van
grensoverschrijdende geschillen met betrekking tot de uit deze richtlijn
voortvloeiende rechten en plichten. Artikel 92
Sancties 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat betalingsdienstaanbieders en derde betalingsdienstaanbieders voor
overtredingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale
bepalingen aansprakelijk kunnen worden gesteld. 2. Onverminderd het recht van de
lidstaten om strafrechtelijke sancties op te leggen, zorgen de lidstaten ervoor
dat de bevoegde autoriteiten passende administratieve maatregelen kunnen nemen
en administratieve sancties kunnen opleggen wanneer een
betalingsdienstaanbieder of derde betalingsdienstaanbieder de ter uitvoering
van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen overtreedt, en zorgen zij
ervoor dat deze worden toegepast. Deze maatregelen en sancties moeten
doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. TITEL V
GEDELEGEERDE HANDELINGEN Artikel 93
Gedelegeerde handelingen De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel
94 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot: a) de aanpassing van de verwijzing naar
Aanbeveling 2003/361/EG in artikel 4, punt 29, van deze richtlijn wanneer die
aanbeveling wordt gewijzigd; b) de aanpassing van de in
artikel 27, lid 1, en artikel 66, lid 1, gespecificeerde
bedragen, teneinde met inflatie en significante marktontwikkelingen rekening te
houden. Artikel 94
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid tot
vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder
de in dit artikel gestelde voorwaarden. 2. De in artikel 93 bedoelde
bevoegdheidsdelegatie wordt met ingang van [datum invoegen – datum van
inwerkingtreding van de wetgevingshandeling] voor onbepaalde tijd aan de
Commissie verleend. 3. De in artikel 93 bedoelde
bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad
worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie
van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt op de
dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie
in werking of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit
laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen
onverlet. 4. Zodra de Commissie een
gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en
de Raad daarvan gelijktijdig in kennis. 5. Een overeenkomstig artikel 93
vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het
Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden
na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad
bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor
het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld
dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. De termijn wordt op initiatief van
het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd. TITEL VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 95
Volledige harmonisatie 1. Onverminderd artikel 31, lid 2,
artikel 34, artikel 35, lid 2, artikel 48, lid 6, artikel 50, lid 3, artikel 51,
lid 3, artikel 54, lid 2, artikel 56, lid 2, en de artikelen 77 en 96 mogen de
lidstaten, in zoverre deze richtlijn geharmoniseerde bepalingen bevat, geen
andere bepalingen handhaven of vaststellen dan die welke in deze richtlijn zijn
vervat. 2. Wanneer een lidstaat
gebruikmaakt van de in lid 1 bedoelde mogelijkheden, stelt hij de Commissie
daarvan in kennis, alsook van eventuele latere wijzigingen. De Commissie stelt
deze informatie beschikbaar voor het publiek via een website of op een andere
gemakkelijk toegankelijke wijze. 3. De lidstaten zorgen ervoor
dat betalingsdienstaanbieders niet ten nadele van betalingsdienstgebruikers
afwijken van de bepalingen van nationaal recht die uitvoering geven aan of
overeenstemmen met bepalingen van deze richtlijn, tenzij laatstgenoemde
bepalingen daarin uitdrukkelijk voorzien. Betalingsdienstaanbieders mogen evenwel besluiten
betalingsdienstgebruikers gunstiger voorwaarden te bieden. Artikel 96
Herzieningsclausule Binnen vijf jaar
na de inwerkingtreding van deze richtlijn dient de Commissie bij het Europees
Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de Europese
Centrale Bank een verslag in over de toepassing en gevolgen van deze richtlijn,
en met name over de adequatie en de gevolgen van de in artikel 55, leden 3 en 4,
vervatte voorschriften voor de kosten en vergoedingen. Artikel 97
Overgangsbepaling 1. De lidstaten bieden
rechtspersonen die vóór [Publicatiebureau: uiterste omzettingsdatum invoegen]
de werkzaamheden van betalingsinstelling in overeenstemming met het
nationale recht tot omzetting van Richtlijn 2007/64/EG hebben aangevangen, de
mogelijkheid die werkzaamheden overeenkomstig de eisen van Richtlijn 2007/64/EG
tot [Publicatiebureau: uiterste omzettingsdatum + zes maanden invoegen]
voort te zetten zonder dat zij een vergunning krachtens artikel 5 van deze
richtlijn hoeven te verkrijgen of hoeven te voldoen aan de overige bepalingen
die in titel II van deze richtlijn zijn neergelegd of waarnaar in titel II
van deze richtlijn wordt verwezen. De lidstaten verplichten de in de eerste alinea
bedoelde rechtspersonen ertoe de bevoegde autoriteiten alle dienstige informatie
te verstrekken om hen uiterlijk op [Publicatiebureau: uiterste
omzettingsdatum + zes maanden invoegen] in staat te stellen te beoordelen
of die rechtspersonen aan de eisen van deze richtlijn voldoen en, zo niet,
welke maatregelen moeten worden genomen om naleving te waarborgen, dan wel of
het aangewezen is de vergunning in te trekken. De in de eerste alinea bedoelde rechtspersonen die
na verificatie door de bevoegde autoriteiten aan de eisen van titel II van deze
richtlijn blijken te voldoen, krijgen een vergunning en worden opgenomen in het
register van de lidstaat van herkomst en het EBA-register waarin de artikelen 13
en 14 van deze richtlijn voorzien. Wanneer die rechtspersonen op [Publicatiebureau:
uiterste omzettingsdatum + zes maanden invoegen] niet aan de eisen van
titel II van deze richtlijn voldoen, wordt het hun overeenkomstig artikel 30
van deze richtlijn verboden betalingsdiensten aan te bieden. 2. De lidstaten kunnen bepalen
dat de in lid 1 bedoelde rechtspersonen automatisch een vergunning krijgen en
opgenomen worden in hun nationale register van de lidstaat van herkomst en het
EBA-register waarin de artikelen 13 en 14 voorzien, indien de bevoegde
autoriteiten reeds over het bewijs beschikken dat de in de artikelen 5 en 10
gestelde eisen worden nageleefd. De bevoegde autoriteiten informeren de
betrokken entiteiten alvorens hun een vergunning wordt verleend. 3. De lidstaten bieden
natuurlijke of rechtspersonen die vóór [Publicatiebureau: uiterste
omzettingsdatum invoegen] de werkzaamheden van betalingsinstelling in de
zin van deze richtlijn uitoefenen en in het kader van artikel 26 van Richtlijn 2007/64/EG
een ontheffing hebben gekregen, de mogelijkheid deze werkzaamheden in de
betrokken lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2007/64/EG tot [Publicatiebureau:
uiterste omzettingsdatum + twaalf maanden invoegen] voort te zetten zonder
dat zij een vergunning krachtens artikel 5 of artikel 27 van deze richtlijn
hoeven te verkrijgen of hoeven te voldoen aan de overige bepalingen die in
titel II van deze richtlijn zijn neergelegd of waarnaar in titel II van deze
richtlijn wordt verwezen. Personen die binnen deze periode geen vergunning of
ontheffing in het kader van deze richtlijn hebben gekregen, wordt
overeenkomstig artikel 30 van deze richtlijn verboden betalingsdiensten aan te
bieden. Artikel 98
Wijziging van Richtlijn 2002/65/EG Artikel 4, lid 5,
van Richtlijn 2002/65/EG wordt vervangen door: “5. Voor zover Richtlijn [Publicatiebureau:
nummer van deze richtlijn invoegen] van het Europees Parlement en de Raad* ook
van toepassing is, worden de informatievereisten van artikel 3, lid 1, van de
onderhavige richtlijn, met uitzondering van punt 2, onder c) tot en met g),
punt 3, onder a), d) en e), en punt 4, onder b), vervangen door de
artikelen 37, 38, 44 en 45 van eerstgenoemde richtlijn.” * Richtlijn … van het Europees Parlement en de
Raad van [volledige titel invoegen] (PB L..). Artikel 99
Wijziging van Richtlijn 2013/36/EU Punt 4 van bijlage
I bij Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad[41] wordt vervangen door: “4. betalingsdiensten als gedefinieerd in
artikel 4, punt 3, van Richtlijn 2014/XX/EU van het Europees Parlement en de
Raad* [Publicatiebureau: titel en nummer invoegen na goedkeuring richtlijn].” *Richtlijn … van het Europees Parlement en
de Raad van … Artikel 100
Wijziging van Richtlijn 2009/110/EG Aan artikel 18 van Richtlijn 2009/110/EG wordt het volgende
lid 4 toegevoegd: “4. De lidstaten bieden instellingen
voor elektronisch geld die vóór de goedkeuring van Richtlijn [Publicatiebureau:
nummer van deze richtlijn invoegen] van het Europees Parlement en de Raad* hun
werkzaamheden in overeenstemming met deze richtlijn en Richtlijn 2007/64/EG
hebben aangevangen in de lidstaat waar hun hoofdkantoor is gevestigd, de
mogelijkheid deze werkzaamheden in de desbetreffende lidstaat of een andere
lidstaat tot [Publicatiebureau: uiterste omzettingsdatum + zes maanden
invoegen] voort te zetten zonder dat zij een vergunning krachtens artikel 3 van
deze richtlijn hoeven te verkrijgen of hoeven te voldoen aan de overige eisen
die in titel II van deze richtlijn zijn neergelegd of waarnaar in titel II van
deze richtlijn wordt verwezen. De lidstaten verplichten de in de eerste
alinea bedoelde rechtspersonen ertoe de bevoegde autoriteiten alle dienstige
informatie te verstrekken om hen uiterlijk op [Publicatiebureau: uiterste
omzettingsdatum + zes maanden invoegen] in staat te stellen te beoordelen of
die rechtspersonen aan de eisen van titel II van deze richtlijn voldoen en, zo
niet, welke maatregelen moeten worden genomen om naleving te waarborgen, dan
wel of het aangewezen is de vergunning in te trekken. De in de eerste alinea bedoelde rechtspersonen
die na verificatie door de bevoegde autoriteiten aan de eisen van titel II van
deze richtlijn blijken te voldoen, krijgen een vergunning en worden opgenomen
in het register. Wanneer die rechtspersonen op [Publicatiebureau: uiterste
omzettingsdatum + zes maanden invoegen] niet aan de eisen van titel II van deze
richtlijn voldoen, wordt het hun verboden elektronisch geld uit te geven.” * Richtlijn … van het Europees Parlement en de
Raad van … [volledige titel invoegen] (PB L…). ** Artikel 101
Intrekking Richtlijn 2007/64/EG
wordt ingetrokken met ingang van [Publicatiebureau: dag na de in artikel 102,
lid 2, eerste alinea, vermelde datum invoegen]. Verwijzingen naar
de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn
en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II. Artikel 102
Omzetting 1. De lidstaten stellen uiterlijk
[twee jaar na goedkeuring] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen vast en maken deze bekend om aan deze richtlijn te voldoen. Zij
delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee. 2. Zij passen die bepalingen toe
met ingang van […]. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen,
wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze
richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de
lidstaten. 3. De lidstaten delen de Commissie
de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het
onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 103 Deze richtlijn
treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie. Artikel 104 Deze richtlijn is
gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter BIJLAGE–I
BETALINGSDIENSTEN
(DEFINITIE 3 IN ARTIKEL 4) 1. Diensten waarbij de
mogelijkheid wordt geboden contanten op een betaalrekening te plaatsen alsook
alle verrichtingen die voor het exploiteren van een betaalrekening vereist
zijn. 2. Diensten waarbij de
mogelijkheid wordt geboden contanten van een betaalrekening op te nemen alsook
alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn. 3. Uitvoering van
betalingstransacties, met inbegrip van geldovermakingen, op een betaalrekening
bij de betalingsdienstaanbieder van de gebruiker of bij een andere
betalingsdienstaanbieder: a) uitvoering van automatische debiteringen,
met inbegrip van eenmalige automatische debiteringen; b) uitvoering van betalingstransacties via
een betaalkaart of een soortgelijk instrument; c) uitvoering van overmakingen, met inbegrip
van automatische betalingsopdrachten. 4. Uitvoering van
betalingstransacties waarbij de geldmiddelen zijn gedekt door een kredietlijn
die aan de betalingsdienstgebruiker wordt verstrekt: a) uitvoering van automatische debiteringen,
met inbegrip van eenmalige automatische debiteringen; b) uitvoering van betalingstransacties via
een betaalkaart of een soortgelijk instrument; c) uitvoering van overmakingen, met inbegrip
van automatische betalingsopdrachten. 5. Uitgifte van
betaalinstrumenten en/of aanvaarding van betalingstransacties. 6. Geldtransfers. 7. Op toegang tot
betaalrekeningen gebaseerde diensten die worden verricht door een
betalingsdienstaanbieder die niet de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder
is, in de vorm van: a) betalingsinitiatiediensten; b) rekeninginformatiediensten. BIJLAGE II
CONCORDANTIETABEL Deze richtlijn || Richtlijn 2007/64/EG || Artikel 1, lid 1 || Artikel 1, lid 1 || Artikel 1, lid 2 || Artikel 1, lid 2 || Artikel 2, lid 1 || Artikel 2, lid 1 || Artikel 2, lid 2 || Artikel 2, lid 2 || Artikel 2, lid 3 || Artikel 2, lid 3 || Artikel 3 o) geschrapt || Artikel 3 || Artikel 4 Definities toegevoegd || Artikel 4 || || || Artikel 5 – Regels toegevoegd voor de vergunningaanvragen || Artikel 5 Artikel 6 || Artikel 6 || Artikel 7, lid 1 || Artikel 7, lid 1 || Artikel 7, lid 2 || Artikel 7, lid 2 || Artikel 7, lid 3 || Artikel 7, lid 3 || Artikel 8, lid 1 || Artikel 8, lid 1 || Artikel 8, lid 2 || Artikel 8, lid 2 || Artikel 8, lid 3 || Artikel 8, lid 3 || Artikel 9, lid 1 || Artikel 9, lid 1 || || || Artikel 9, lid 2 Artikel 9, lid 3 & lid 4 geschrapt || Artikel 9, lid 2 Artikel 10, lid 1 || Artikel 10, lid 1 || Artikel 10, lid 2 || Artikel 10, lid 2 || Artikel 10, lid 3 || Artikel 10, lid 3 || Artikel 10, lid 4 || Artikel 10, lid 4 || Artikel 10, lid 5 || Artikel 10, lid 5 || Artikel 10, lid 6 || Artikel 10, lid 6 || Artikel 10, lid 7 || Artikel 10, lid 7 || Artikel 10, lid 8 || Artikel 10, lid 8 || Artikel 10, lid 9 || Artikel 10, lid 9 || Artikel 11 || Artikel 11 || Artikel 12, lid 1 || Artikel 12, lid 1 || Artikel 12, lid 2 || Artikel 12, lid 2 || Artikel 12, lid 3 || Artikel 12, lid 3 || Artikel 13 || Artikel 13 || Artikel 14, lid 1 || || Artikel 14, lid 2 || || Artikel 14, lid 3 || || Artikel 14, lid 4 || || Artikel 15 || Artikel 14 || Artikel 16, lid 1 || Artikel 15, lid 1 || Artikel 16, lid 2 || Artikel 15, lid 2 || Artikel 16, lid 3 || Artikel 15, lid 3 || Artikel 16, lid 4 || Artikel 15, lid 4 || Artikel 17, lid 1 || Artikel 16, lid 1 || Artikel 17, lid 2 || Artikel 16, lid 2 || Artikel 17, lid 3 || || Artikel 17, lid 4 || Artikel 16, lid 3 || Artikel 17, lid 5 || Artikel 16, lid 4 || Artikel 17, lid 6 || Artikel 16, lid 5 || Artikel 18, lid 1 || Artikel 17, lid 1 || Artikel 18, lid 2 || Artikel 17, lid 2 || Artikel 18, lid 3 || Artikel 17, lid 3 || Artikel 18, lid 4 || Artikel 17, lid 4 || Artikel 18, lid 5 || Artikel 17, lid 5 || Artikel 18, lid 6 || Artikel 17, lid 6 || Artikel 18, lid 7 || Artikel 17, lid 7 || Artikel 18, lid 8 || Artikel 17, lid 8 || Artikel 18, lid 9 || || Artikel 19, lid 1 || Artikel 18, lid 1 || Artikel 19, lid 2 || Artikel 18, lid 2 || Artikel 20 || Artikel 19 || Artikel 21, lid 1 || Artikel 20, lid 1 || Artikel 21, lid 2 || Artikel 20, lid 2 || Artikel 21, lid 3 || Artikel 20, lid 3 || Artikel 21, lid 4 || Artikel 20, lid 4 || Artikel 21, lid 5 || Artikel 20, lid 5 || Artikel 22, lid 1 || Artikel 21, lid 1 || Artikel 22, lid 2 || Artikel 21, lid 2 || Artikel 22, lid 3 || Artikel 21, lid 3 || Artikel 23, lid 1 || Artikel 22, lid 1 || Artikel 23, lid 2 || Artikel 22, lid 2 || Artikel 23, lid 3 || Artikel 22, lid 3 || Artikel 24, lid 1 || Artikel 23, lid 1 || Artikel 24, lid 2 || Artikel 23, lid 2 || Artikel 25, lid 1 || Artikel 24, lid 1 || Artikel 25, lid 2 - d) geschrapt || Artikel 24, lid 2 || Artikel 26, lid 1 || Artikel 25, lid 1 || Artikel 26, lid 2 || Artikel 25, lid 2 || Artikel 26, lid 3 || Artikel 25, lid 3 || Artikel 26, lid 4 || Artikel 25, lid 4 || Artikel 26, lid 5 || Artikel 25, lid 5 || Artikel 26, lid 6 || || Artikel 26, lid 7 || || Artikel 26, lid 8 || || Artikel 26, lid 9 || || Artikel 27, lid 1 || Artikel 26, lid 1 || Artikel 27, lid 2 || Artikel 26, lid 2 || Artikel 27, lid 3 || Artikel 26, lid 3 || Artikel 27, lid 4 || Artikel 26, lid 4 || Artikel 27, lid 5 || Artikel 26, lid 5 || Artikel 27, lid 6 || Artikel 26, lid 6 || Artikel 28 || Artikel 27 || Artikel 29, lid 1 || Artikel 28, lid 1 || Artikel 29, lid 2 – c) geschrapt || Artikel 28, lid 2 || Artikel 30, lid 1 || Artikel 29 || Artikel 30, lid 2 || || Artikel 31, lid 1 || Artikel 30, lid 1 || Artikel 31, lid 2 || Artikel 30, lid 2 || Artikel 31, lid 3 || Artikel 30, lid 3 || Artikel 32 || Artikel 31 || Artikel 33, lid 1 || Artikel 32, lid 1 || Artikel 33, lid 2 || Artikel 32, lid 2 || Artikel 33, lid 3 || Artikel 32, lid 3 || Artikel 34 || Artikel 33 || Artikel 35, lid 1 || Artikel 34, lid 1 || Artikel 35, lid 2 || Artikel 34, lid 2 || Artikel 36, lid 1 || Artikel 35, lid 1 || Artikel 36, lid 2 || Artikel 35, lid 2 || Artikel 37, lid 1 || Artikel 36, lid 1 || Artikel 37, lid 2 || Artikel 36, lid 2 || Artikel 37, lid 3 || Artikel 36, lid 3 || Artikel 38, lid 1 || Artikel 37, lid 1 || Artikel 38, lid 2 || || Artikel 38, lid 3 || Artikel 37, lid 2 || Artikel 39 || || Artikel 40 || || Artikel 41 || Artikel 38 || Artikel 42 || Artikel 39 || Artikel 43 || Artikel 40 || Artikel 44, lid 1 || Artikel 41, lid 1 || Artikel 44, lid 2 || Artikel 41, lid 2 || Artikel 44, lid 3 || Artikel 41, lid 3 || Artikel 45, lid 1 || Artikel 42, lid 1 || Artikel 45, lid 2 || Artikel 42, lid 2 || Artikel 45, lid 3 || Artikel 42, lid 3 || Artikel 45, lid 4 || Artikel 42, lid 4 || Artikel 45, lid 5 || Artikel 42, lid 5 || Artikel 45, lid 6 || Artikel 42, lid 6 || Artikel 45, lid 7 || Artikel 42, lid 7 || Artikel 46 || Artikel 43 || Artikel 47, lid 1 || Artikel 44, lid 1 || Artikel 47, lid 2 || Artikel 44, lid 2 || Artikel 47, lid 3 || Artikel 44, lid 3 || Artikel 48, lid 1 || Artikel 45, lid 1 || Artikel 48, lid 2 || Artikel 45, lid 2 || Artikel 48, lid 3 || Artikel 45, lid 3 || Artikel 48, lid 4 || Artikel 45, lid 4 || Artikel 48, lid 5 || Artikel 45, lid 5 || Artikel 48, lid 6 || Artikel 45, lid 6 || Artikel 49 || Artikel 46 || Artikel 50, lid 1 || Artikel 47, lid 1 || Artikel 50, lid 2 || Artikel 47, lid 2 || Artikel 50, lid 3 || Artikel 47, lid 3 || Artikel 51, lid 1 || Artikel 48, lid 1 || Artikel 51, lid 2 || Artikel 48, lid 2 || Artikel 51, lid 3 || Artikel 48, lid 3 || Artikel 52, lid 1 || Artikel 49, lid 1 || Artikel 52, lid 2 || Artikel 49, lid 2 || Artikel 53, lid 1 || Artikel 50, lid 1 || Artikel 53, lid 2 || Artikel 50, lid 2 || Artikel 54, lid 1 || Artikel 51, lid 1 || Artikel 54, lid 2 || Artikel 51, lid 2 || Artikel 54, lid 3 || Artikel 51, lid 3 || Artikel 54, lid 4 || Artikel 51, lid 4 || Artikel 55, lid 1 || Artikel 52, lid 1 || Artikel 55, lid 2 || Artikel 52, lid 2 || Artikel 55, lid 3 || Artikel 52, lid 3 || Artikel 55, lid 4 || || Artikel 56, lid 1 || Artikel 53, lid 1 || Artikel 56, lid 2 || Artikel 53, lid 2 || Artikel 56, lid 3 || Artikel 53, lid 3 || Artikel 57, lid 1 || Artikel 54, lid 1 || Artikel 57, lid 2 || Artikel 54, lid 2 || Artikel 57, lid 3 || Artikel 54, lid 3 || Artikel 57, lid 4 || Artikel 54, lid 4 || Artikel 58, lid 1 || || Artikel 58, lid 2 || || Artikel 58, lid 3 || || Artikel 58, lid 4 || || Artikel 59, lid 1 || || Artikel 59, lid 2 || || Artikel 59, lid 3 || || Artikel 60, lid 1 || Artikel 55, lid 1 || Artikel 60, lid 2 || Artikel 55, lid 2 || Artikel 60, lid 3 || Artikel 55, lid 3 || Artikel 60, lid 4 || Artikel 55, lid 4 || Artikel 61, lid 1 || Artikel 56, lid 1 || Artikel 61, lid 2 || Artikel 56, lid 2 || Artikel 62, lid 1 || Artikel 57, lid 1 || Artikel 62, lid 2 || Artikel 57, lid 2 || Artikel 63, lid 1 || Artikel 58 || Artikel 63, lid 2 || || Artikel 64, lid 1 || Artikel 59, lid 1 || Artikel 64, lid 2 || Artikel 59, lid 2 || Artikel 65, lid 1 || Artikel 60, lid 1 || Artikel 65, lid 2 || || Artikel 65, lid 3 || Artikel 60, lid 2 || Artikel 66, lid 1 || Artikel 61, lid 1 &, lid 2 || Artikel 66, lid 2 || Artikel 61, lid 4 &, lid 5 || Artikel 67, lid 1 || Artikel 62, lid 1 || Artikel 67, lid 2 || Artikel 62, lid 2 || Artikel 67, lid 3 || Artikel 62, lid 3 || Artikel 68, lid 1 || Artikel 63, lid 1 || Artikel 68, lid 2 || Artikel 63, lid 2 || Artikel 69, lid 1 || Artikel 64, lid 1 || Artikel 69, lid 2 || Artikel 64, lid 2 || Artikel 70, lid 1 || Artikel 65, lid 1 || Artikel 70, lid 2 || Artikel 65, lid 2 || Artikel 70, lid 3 || Artikel 65, lid 3 || Artikel 71, lid 1 || Artikel 66, lid 1 || Artikel 71, lid 2 || Artikel 66, lid 2 || Artikel 71, lid 3 || Artikel 66, lid 3 || Artikel 71, lid 4 || Artikel 66, lid 4 || Artikel 71, lid 5 || Artikel 66, lid 5 || Artikel 72, lid 1 || Artikel 67, lid 1 || Artikel 72, lid 2 || Artikel 67, lid 2 || Artikel 72, lid 3 || Artikel 67, lid 3 || Artikel 73, lid 1 || Artikel 68, lid 1 || Artikel 73, lid 2 || Artikel 68, lid 2 || Artikel 74, lid 1 || Artikel 69, lid 1 || Artikel 74, lid 2 || Artikel 69, lid 2 || Artikel 74, lid 3 || Artikel 69, lid 3 || Artikel 75 || Artikel 70 || Artikel 76 || Artikel 71 || Artikel 77 || Artikel 72 || Artikel 78, lid 1 || Artikel 73, lid 1 || Artikel 78, lid 2 || Artikel 73, lid 2 || Artikel 79, lid 1 || Artikel 74, lid 1 || Artikel 79, lid 2 || Artikel 74, lid 2 || Artikel 79, lid 3 || Artikel 74, lid 2 || Artikel 79, lid 4 || Artikel 74, lid 2 || Artikel 79, lid 5 || Artikel 74, lid 3 || Artikel 80, lid 1 || Artikel 75, lid 1 || Artikel 80, lid 2 || Artikel 75, lid 2 || Artikel 80, lid 3 || Artikel 75, lid 3 || Artikel 81 || Artikel 76 || Artikel 82, lid 1 || Artikel 77, lid 1 || Artikel 82, lid 2 || Artikel 77, lid 2 || Artikel 83 || Artikel 78 || Artikel 84 || Artikel 79 || Artikel 85, lid 1 || || Artikel 85, lid 2 || || Artikel 85, lid 3 || || Artikel 85, lid 4 || || Artikel 86, lid 1 || || Artikel 86, lid 2 || || Artikel 86, lid 3 || || Artikel 86, lid 4 || || Artikel 87, lid 1 || || Artikel 87, lid 2 || || Artikel 87, lid 3 || || Artikel 88, lid 1 || Artikel 80, lid 1 || Artikel 88, lid 2 || Artikel 80, lid 2 || Artikel 89, lid 1 || || Artikel 89, lid 2 || || Artikel 89, lid 3 || Artikel 82, lid 2 || Artikel 89, lid 4 || || Artikel 90, lid 1 || || Artikel 90, lid 2 || || Artikel 90, lid 3 || || Artikel 91, lid 1 || Artikel 83, lid 1 || Artikel 91, lid 2 || Artikel 83, lid 2 || Artikel 92, lid 1 || || Artikel 92, lid 2 || || Artikel 93 || Artikel 84 || Artikel 94, lid 1 || || Artikel 94, lid 2 || || Artikel 94, lid 3 || || Artikel 94, lid 4 || || Artikel 94, lid 5 || || Artikel 95, lid 1 || Artikel 86, lid 1 || Artikel 95, lid 2 || Artikel 86, lid 2 || Artikel 95, lid 3 || Artikel 86, lid 3 || Artikel 96 || Artikel 87 || Artikel 97 || Artikel 88 || Artikel 98, lid 1 || || Artikel 98, lid 2 || || Artikel 99, lid 1 || || Artikel 99, lid 2 || || || || Artikel 101 || || Artikel 102, lid 1 || Artikel 94, lid 1 || Artikel 102, lid 2 || Artikel 94, lid 1 || Artikel 102, lid 3 || Artikel 94, lid 2 || Artikel 103 || Artikel 95 || Artikel 104 || Artikel 96 || Bijlage I || Bijlage || BIJLAGE III
Financieel memorandum “Agentschappen” 1. KADER VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het
voorstel/initiatief 1.2. Betrokken beleidsterrein(en)
in de ABM/ABB-structuur 1.3. Aard van het
voorstel/initiatief 1.4. Doelstelling(en) 1.5. Motivering van het
voorstel/initiatief 1.6. Duur en financiële gevolgen 1.7. Beheersvorm(en) 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake het toezicht en
de verslagen 2.2. Beheers- en controlesysteem 2.3. Maatregelen ter voorkoming
van fraude en onregelmatigheden 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN
VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en) van het meerjarig
financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 3.2. Geraamde gevolgen voor de
uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.2. Geraamde gevolgen voor de
kredieten van [de instantie] 3.2.3. Geraamde gevolgen voor het
personeel van [de instantie] 3.2.4. Verenigbaarheid met het
huidige meerjarig financieel kader 3.2.5. Bijdrage van derden aan de
financiering 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten FINANCIEEL
MEMORANDUM 1. KADER VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het
voorstel/initiatief Richtlijn van
het Europees Parlement en de Raad betreffende betalingsdiensten in de interne
markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG en 2013/36/EU en
houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG. 1.2. Betrokken beleidsterrein(en)
in de ABM/ABB-structuur[42] Interne markt
– retail financiële diensten Consumentenbescherming
– financiële diensten 1.3. Aard van het
voorstel/initiatief ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie 1.4. Doelstelling(en) 1.4.1. De met het voorstel/initiatief
beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie Slimme en
inclusieve groei bevorderen Economische,
sociale en territoriale samenhang aanmoedigen 1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en
betrokken ABM/ABB-activiteiten Ontwikkelen van een EU-brede markt voor elektronische
betalingen, waardoor consumenten, detailhandelaren en andere marktspelers de
volledige voordelen van de interne markt van de EU kunnen genieten. Aanpakken van de leemten op het gebied van
standaardisatie en interoperabiliteit voor kaart-, internet- en mobiele
betalingen. Wegnemen van de belemmeringen voor mededinging, met
name voor kaart- en internetbetalingen. Op elkaar afstemmen van de praktijken inzake
vergoedingen voor en het stimuleren van het gebruik van betalingsdiensten in de
EU. Ervoor zorgen dat nieuwe typen betalingsdiensten en
betaalinstrumenten onder het regelgevingskader voor retailbetalingen in de EU
vallen. Ervoor zorgen dat het wetgevingskader (RBD) op een
samenhangende manier wordt toegepast en de praktische werking van de vergunnings-
en toezichtregels voor betalingsdiensten in de lidstaten op elkaar worden
afgestemd. Ervoor zorgen dat de consumentenbelangen in het
kader van betalingstransacties op passende en samenhangende wijze worden
beschermd, onder meer door de regelgevende bescherming tot nieuwe kanalen en
innoverende betalingsdiensten uit te breiden. 1.4.3. Verwachte resulta(a)t(en) en
gevolg(en) Vermeld de
gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de
begunstigden/doelgroepen. De
voorgestelde wijzigingen zullen zorgen voor rechtsduidelijkheid en een gelijk
speelveld; dit leidt ertoe dat kosten en prijzen voor betalingsdienstgebruikers
neerwaarts naar elkaar toe groeien, de keuze tussen en de transparantie van
betalingsdiensten toeneemt, het gemakkelijker wordt om innoverende
betalingsdiensten aan te bieden, en de veiligheid en de transparantie van
betalingsdiensten wordt gegarandeerd. De voorgestelde maatregelen willen dit
bewerkstelligen op een technologieneutrale manier, zodat zij ook relevant
blijven naarmate de betalingsdiensten zich verder ontwikkelen. Deze
doelstellingen zullen worden verwezenlijkt door het huidige kader voor
betalingsdiensten te actualiseren en aan te vullen, waarbij wordt voorzien in
voorschriften die de transparantie, innovatie en veiligheid op het gebied van
retailbetalingen versterken en de samenhang tussen de nationale regels
verbeteren, met de nadruk op de legitieme behoeften van de consumenten. 1.4.4. Resultaat- en
effectindicatoren Zodra de
richtlijn door ten minste een grote meerderheid van de lidstaten ten uitvoer is
gelegd, beoordeelt de Commissie de tenuitvoerlegging en het effect van deze
richtlijn, op basis van een conformiteitsbeoordeling van de nationale
uitvoeringsmaatregelen en een studie van het effect van de richtlijn op de
markt. Zij brengt verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees
Economisch en Sociaal Comité en de Europese Centrale Bank over de resultaten en
de voorgestelde follow-up. 1.5. Motivering van het
voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of
lange termijn moet worden voorzien De richtlijn
zal de werking van de interne markt voor betalingsdiensten en, meer in het
algemeen, voor alle goederen en diensten verbeteren, gelet op de behoefte aan
innoverende, doeltreffende en veilige betaalmiddelen. De richtlijn wil met name: ¨ Zorgen voor een competitief gelijk speelveld tussen alle categorieën
betalingsdienstaanbieders, met inbegrip van nieuwe aanbieders, wat op zijn
beurt de keuze, efficiëntie, transparantie en veiligheid van de retailbetalingen
vergroot. ¨ Het verstrekken van innoverende kaart-, internet- en mobiele
betalingsdiensten over de grenzen vergemakkelijken door te zorgen voor een
eengemaakte markt voor alle retailbetalingen. Voorts moet de
richtlijn het juiste evenwicht vinden tussen een hoog beschermingsniveau voor
de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, waarbij de
speelruimte van de handelaren om een vergoeding aan te rekenen voor het gebruik
van betaalinstrumenten, wordt beperkt tot de werkelijke kosten. Doordat de
richtlijn de economische transacties in de Unie gemakkelijker zal laten
verlopen, zal zij ook aan de verwezenlijking van de bredere doelstellingen van
de Europa 2020-strategie bijdragen en nieuwe groei helpen te bevorderen. 1.5.2. Toegevoegde waarde van de
deelname van de EU De
doelstellingen van het voorstel kunnen overeenkomstig het subsidiariteits- en
het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 VEU, niet
voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen derhalve beter door
de Unie worden verwezenlijkt. Een geïntegreerde EU‑markt voor
elektronische retailbetalingen draagt bij aan de doelstelling van artikel 3
van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat voorziet in een interne
markt. De voordelen van marktintegratie zijn onder meer mededinging tussen de
betalingsdienstaanbieders en meer keuze, innovatie en veiligheid voor de
gebruikers van betalingsdiensten, en dan vooral de consumenten. Een
geïntegreerde betaalmarkt, gebaseerd op netwerken die de nationale grenzen
overschrijden, vereist per definitie een EU-brede aanpak, aangezien de
toepasselijke beginselen, regels, processen en standaarden consistent moeten
zijn in alle lidstaten om rechtszekerheid en gelijke voorwaarden voor alle
marktdeelnemers te garanderen. Het alternatief voor een EU-wijde benadering zou
een stelsel van multilaterale of bilaterale overeenkomsten zijn waarvan de
complexiteit en kosten te hoog zouden zijn vergeleken met wetgeving op Europees
niveau. Een mogelijk optreden op EU-niveau is derhalve in overeenstemming met
het subsidiariteitsbeginsel. 1.5.3. Nuttige ervaring die bij
soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan Bij de analyse
van het huidige regelgevingskader en de richtlijn betalingsdiensten zijn met
name de volgende punten naar voren gekomen: - De bestaande
regels worden in de lidstaten zeer uiteenlopend toegepast omdat er teveel
keuzemogelijkheden zijn en de toepassingscriteria vaak zeer algemeen zijn
geformuleerd. Met name bepaalde vrijstellingen in de richtlijn betalingsdiensten
lijken te algemeen of verouderd te zijn gelet op de marktontwikkelingen, en
worden zeer verschillend uitgelegd. Het toepassingsgebied vertoont ook leemten
in het geval van betalingen waarbij één schakel van de transactie zich buiten
de EER bevindt en betalingen in niet-EU-valuta’s, met blijvende
marktversnippering, regelgevingsarbitrage en concurrentieverstoringen als
gevolg. - Er bestaat
een rechtsvacuüm voor bepaalde nieuwe aanbieders van diensten via het internet,
zoals derde dienstverrichters die betalingsinitiatiediensten op basis van
onlinebanking aanbieden. Deze diensten zijn een goed en vaak ook goedkoper
betalingsalternatief voor kaartbetalingen, en ook interessant voor consumenten
die geen kaarten hebben. De huidige businessmodellen doen echter bezorgdheid
rijzen bij banken en bepaalde lidstaten, aangezien de aanbieders momenteel niet
onder het bestaande rechtskader vallen. Het rechtsvacuüm kan een rem vormen op
de innovatie en in de weg staan aan passende voorwaarden inzake markttoegang. - Er is sprake
van onvoldoende standaardisatie en interoperabiliteit tussen verschillende
betaalmiddelen (kaart-, internet- en mobiele betalingen), op diverse punten en
in verschillende mate, met name op grensoverschrijdend niveau, hetgeen nog
wordt versterkt door zwakke governanceregelingen voor de EU-retailbetaalmarkt. - De
praktijken inzake vergoedingen (die handelaren vragen voor het gebruik van een
specifiek betaalinstrument) zijn uiteenlopend en niet-samenhangend in de
verschillende EU-lidstaten (waarvan ongeveer de helft toeslagen toestaat en de
andere helft deze verbiedt), wat tot verwarring leidt bij consumenten wanneer
zij in het buitenland winkelen of op het internet aankopen doen, alsook tot
niet-gelijke concurrentievoorwaarden. - Op het gebied
van betaalkaarten wordt de concurrentie verstoord door diverse restrictieve
bedrijfsregels en ‑praktijken (op het gebied van MIV’s en regels met
betrekking tot keuze en flexibiliteit van handelaren in verband met de
aanvaarding van kaarten). Op basis van
de evaluatie van het Europese kader en met name de RBD alsook de raadpleging
over het groenboek van de Commissie van 2012 “Naar een geïntegreerde
Europese markt voor kaart-, internet- en mobiele betalingen” is de conclusie
getrokken dat verdere maatregelen en actualiseringen van de regelgeving, zoals
onder meer aanpassingen aan de RBD, vereist zijn om ervoor te zorgen dat het
betalingskader beter is toegesneden op de behoeften van een effectieve Europese
betaalmarkt en aldus ten volle bijdraagt aan een betalingsomgeving die
concurrentie, innovatie en veiligheid in de hand werkt. 1.5.4. Samenhang en eventuele
synergie met andere relevante instrumenten Het
rechtskader dat de RBD, Verordening (EG) nr. 924/2009 betreffende
grensoverschrijdende betalingen en de tweede richtlijn elektronisch geld 2009/110/EG
hebben gecreëerd, heeft de integratie van de markten voor retailbetalingen in
Europa al sterk vooruit geholpen. De verordening einddatum SEPA (EU)
nr. 260/2012 stelt tijdslimieten vast voor de omschakeling voor
pan-Europese overmakingen en automatische afschrijvingen ter vervanging van de
nationale regelingen voor nationale en grensoverschrijdende betalingen in euro’s
binnen de EU vanaf 2014. Het regelgevingskader wordt aangevuld door
rechtspraak van het Hof van Justitie en besluiten van de Commissie in het kader
van het mededingingsrecht op het gebied van retailbetalingen. De markt voor
retailbetalingen is echter zeer dynamisch en is de afgelopen paar jaar in een
fors tempo geïnnoveerd. Belangrijke segmenten van de markt voor betalingen, met
name kaartbetalingen en nieuwe betaalmiddelen zoals internet- en mobiele
betalingen, zijn vaak nog altijd opgedeeld langs nationale grenzen, waardoor
het niet voor de hand ligt om innoverende en gebruiksvriendelijke digitale
betalingsdiensten efficiënt te ontwikkelen en consumenten en detailhandelaren
op pan-Europees niveau handige en veilige betalingsmethoden aan te bieden
(kredietkaarten eventueel niet te na gesproken) om een groeiend scala aan
goederen en diensten te kopen. De jongste ontwikkelingen op deze markten hebben
ook een aantal lacunes in het huidige rechtskader voor betalingen en gevallen
van falende marktwerking op de markten voor kaart-, internet- en mobiele
betalingen voor het voetlicht gebracht, die in dit initiatief moeten worden
aangepakt. 1.6. Duur en financiële gevolgen ¨ Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur ¨ Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met
[DD/MM]JJJJ ¨ Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ ¨ Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur 1.7. Beheersvorm(en)[43] Voor de begroting 2015 ¨ Indirect gecentraliseerd beheer door uitvoeringstaken te delegeren aan: ¨ uitvoerende agentschappen ¨ Gedeeld beheer met lidstaten ¨ Indirect beheer door het toevertrouwen van
begrotingsuitvoeringstaken aan: ¨ internationale organisaties en hun agentschappen (specificeren); ¨ de EIB en het Europees Investeringsfonds; ¨ de in de artikelen 208 en 209 bedoelde organen; ¨ publiekrechtelijke organen; ¨ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor
zover zij voldoende financiële garanties bieden; ¨ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van
een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties
bieden; ¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het
gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd
en die worden genoemd in de betrokken basishandeling. 2. Beheersmaatregelen 2.1. Regels inzake het toezicht en
de verslagen Vermeld frequentie
en voorwaarden. Overeenkomstig
artikel 81 van de verordening tot oprichting van de Europese
Bankautoriteit (EBA) moet de Commissie uiterlijk op 2 januari 2014 en
vervolgens om de drie jaar een algemeen verslag over de opgedane ervaring in
het kader van de werkzaamheden van de EBA publiceren. Hiertoe publiceert de
Commissie een aan het Europees Parlement en de Raad te zenden algemeen verslag.
Beheers- en controlesysteem 2.1.1. Mogelijke risico’s Wat het
rechtmatige, economische, efficiënte en doeltreffende gebruik van uit het
voorstel voortvloeiende kredieten betreft, wordt verwacht dat het voorstel geen
andere risico’s met zich mee zal brengen dan die welke momenteel door een
bestaand intern controlekader van de EBA worden bestreken. 2.1.2. Controlemiddel(en) De beheers- en
controlesystemen waarin de verordening tot oprichting van de Europese
Bankautoriteit (1093/2010) voorziet, zullen van toepassing zijn. 2.2. Maatregelen ter voorkoming
van fraude en onregelmatigheden Vermeld de
bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen. Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie
en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van
het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende
onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zonder enige
beperking van toepassing op de EBA. De EBA dient eveneens toe te treden tot het
Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees
Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese
Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees
Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en moet onverwijld passende voorzieningen
treffen die op alle EBA-werknemers van toepassing zijn. In de financieringsbesluiten en de daaruit
voortvloeiende overeenkomsten en tenuitvoerleggingsinstrumenten wordt
uitdrukkelijk bepaald dat de Rekenkamer en het OLAF indien nodig controles ter
plaatse mogen uitvoeren bij de begunstigden van door de EBA toegekende
financiering en bij het personeel dat voor de toekenning van de financiering
verantwoordelijk is. De artikelen 64 en 65 van de verordening tot oprichting van
de EBA bevatten de bepalingen betreffende de uitvoering van en het toezicht op
de EBA-begroting en de toepasselijke financiële regeling. 3. Geraamde financiële gevolgen
van het voorstel/initiatief 3.1. Rubriek(en) van het meerjarig
financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven Bestaande begrotingsonderdelen In volgorde van de
rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen Rubriek van het meerjarig financieel kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgaven || Bijdrage Aantal [Rubriek………………………...……………] || GK/NGK ([44]) || van EVA-landen[45] || van kandidaat-lidstaten[46] || van derde landen || In de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement 1.a || 12.03.02 Europese Bankautoriteit || GK || JA || JA || NEEN || NEEN 3.2. Geraamde gevolgen voor de
uitgaven De nieuwe taken zullen worden uitgevoerd met de
personele middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure
beschikbaar zijn, met inachtneming van de budgettaire beperkingen, die van
toepassing zijn op alle EU‑organen en overeenkomstig de financiële
programmering voor agentschappen. 3.2.1. Samenvatting van de geraamde
gevolgen voor de uitgaven in miljoen EUR (tot op drie decimalen) Rubriek van het meerjarig financieel kader || 1.a || Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid DG MARKT || || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL 12.03.02 || Vastleggingen || (1) || 0,160 || 0,150 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,609 Betalingen || (2) || 0,160 || 0,150 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,609 TOTAAL kredieten voor DG MARKT || Vastleggingen || =1+1a+3a || 0,160 || 0,150 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,609 Betalingen || =2+2a+3b || 0,160 || 0,150 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,609 in miljoen EUR (tot op drie decimalen) || || || 2015[47] || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot 5 van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || 0,160 || 0,150 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,609 Betalingen || 0,160 || 0,150 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,609 3.2.2. Geraamde gevolgen voor de
kredieten van [de instantie] ¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig 3.2.3. Geraamde gevolgen voor de
personele middelen en de begroting van [het agentschap] 3.2.3.1. Samenvatting ¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve
kredieten nodig 3.2.3.2. Geraamde behoefte aan personele
middelen voor het verantwoordelijke DG ¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen
nodig 3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige
meerjarig financieel kader ¨ Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige
meerjarig financieel kader 3.2.5. Bijdrage van derden aan de
financiering Het voorstel/initiatief voorziet in
medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd: Kredieten in miljoen EUR (tot op 3 decimalen) || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal Lidstaten || 0,240 || 0,225 || 0,112 || 0,112 || 0,112 || 0,112 || 0,913 TOTAAL medegefinancierde kredieten || 0,240 || 0,225 || 0,112 || 0,112 || 0,112 || 0,112 || 0,913 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten ¨ Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de
ontvangsten Bijlage 1 In het licht van de herziening van de RBD zijn
de volgende specifieke verantwoordelijkheden en taken voor de EBA vastgelegd,
die bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de
Raad is opgericht. Artikel 14 – Ontwikkelen en beheren van een
webportaal: –
Ontwikkelen en beheren van een webportaal dat als
elektronisch EU-toegangspunt fungeert en de in artikel 13 bedoelde
openbare registers aan elkaar koppelt, en opstellen van een ontwerp voor
technische reguleringsnormen waarbij technische vereisten worden vastgesteld
voor de toegang tot de informatie die in die openbare registers is opgenomen. Artikel 26 – Verplichtingen van de EBA in
het kader van de “paspoortprocedure”: –
Voorbereiden van richtsnoeren over de vraag of het
starten van activiteiten in een andere lidstaat onder de “paspoortregeling”
onder de uitoefening van het recht tot vestiging of het recht tot het vrij
verrichten van diensten valt. Die richtsnoeren worden verstrekt binnen twee
jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn. –
Opstellen van een ontwerp voor technische
reguleringsnormen inzake het kader voor de samenwerking en de uitwisseling van
informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst, als
bedoeld in artikel 26, lid 1, en de bevoegde autoriteiten van de
lidstaat van ontvangst, overeenkomstig artikel 26 en artikel 18.
Daarin worden de methoden, middelen en wijzen van samenwerking vastgesteld voor
de aanmelding van grensoverschrijdend werkzame betalingsinstellingen, en met
name de omvang en de behandeling van de te verstrekken informatie, alsook
gemeenschappelijke terminologie en standaard meldingsformulieren, teneinde een
consistent en efficiënt meldingsproces te waarborgen. De EBA legt deze
ontwerpen van technische reguleringsnormen binnen twee jaar na de datum van
inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie. –
Opstellen van een ontwerp voor technische
reguleringsnormen inzake het kader voor de samenwerking en de uitwisseling van
informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de
bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, overeenkomstig
artikel 26, leden 2, 3 en 4, en artikel 22. Daarin worden
de methoden, middelen en wijzen van samenwerking vastgesteld voor het toezicht
op grensoverschrijdend werkzame betalingsinstellingen, en met name de omvang en
de behandeling van de uit te wisselen informatie, teneinde consistent en
efficiënt toezicht op betalingsinstellingen die grensoverschrijdende
betalingsdiensten aanbieden, te waarborgen. De EBA legt deze ontwerpen van
technische reguleringsnormen binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding
van deze richtlijn voor aan de Commissie. Artikelen 86 en 87 – Opstellen van beveiligingsrichtsnoeren
en verstrekken van richtsnoeren voor de behandeling van grote
beveiligingsincidenten door betalingsdienstaanbieders –
Opstellen van richtsnoeren over de vaststelling,
invoering en monitoring van de beveiligingsmaatregelen die op grond van
artikel 85 moeten worden genomen, waaronder de certificeringsprocedures
voor zover zulks relevant is overeenkomstig de in artikel 85, lid 3,
bedoelde beginselen. Zij houdt daarbij onder meer rekening met de normen en/of
specificaties die de Commissie in het kader van artikel 16, lid 2,
van de NIB-richtlijn heeft bekendgemaakt. De EBA onderwerpt de richtsnoeren in
nauwe samenwerking met de ECB regelmatig, doch ten minste om de twee jaar, aan
een evaluatie. –
Verstrekken van richtsnoeren die voor de betalingsdienstaanbieders
als handvat kunnen dienen bij de kwalificering van grote incidenten en van de
omstandigheden waaronder een betalingsinstelling een beveiligingsincident moet
melden. Die richtsnoeren worden gegeven binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding
van deze richtlijn. –
Verstrekken, in nauwe samenwerking met de ECB, van
richtsnoeren over geavanceerde cliëntauthenticatie en over vrijstellingen voor
de toepassing van versterkte cliëntauthenticatie aan de in artikel 1,
lid 1, van deze richtlijn genoemde betalingsdienstaanbieders,
overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.
Die richtsnoeren worden uiterlijk binnen twee jaar na de datum van
inwerkingtreding van deze richtlijn verstrekt en regelmatig bijgewerkt voor
zover van toepassing. [1] Mededeling van de Europese
Commissie: “Een digitale agenda voor Europa”, COM(2010) 245
definitief. [2] Voorstel voor een verordening van
het Europees Parlement en de Raad betreffende elektronische identificatie en
vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt (COM(2012)
238 final). [3] Voorstel voor een Richtlijn van het
Europees Parlement en de Raad houdende maatregelen om een hoog
gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Unie te
waarborgen (COM(2013) 48 final). [4] Mededeling van de Europese
Commissie: “Een coherent kader voor een groter vertrouwen
in de digitale eengemaakte markt voor elektronische handel en onlinediensten” (
COM(2011) 942). [5] Richtlijn 2011/83/EU van het
Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende
consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van
Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking
van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en
de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64). [6] http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2011:0941:FIN:NL:PDF [7] http://ec.europa.eu/internal_market/payments/docs/cim/gp_feedback_statement_en.pdf [8] PB C [...] van [...],
blz. [...]. [9] PB C [...] van [...],
blz. [...]. [10] Richtlijn 2007/64/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de
interne markt (PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1). [11] Verordening (EG) nr. 924/2009 van het
Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende
grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van
Verordening (EG) nr. 2560/2001 (PB L 266 van 9.10.2009, blz. 11). [12] Richtlijn 2009/110/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot,
de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van
instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG
en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009,
blz. 7). [13] Verordening (EU) nr. 260/2012 van het
Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische
en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in
euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PB L 94 van 30.3.2012,
blz. 22). [14] Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn
93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en
de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van
het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64). [15] COM(2012) 941 final. [16] Richtlijn XXXX/XX/EU van het Europees
Parlement en de Raad van [datum] houdende maatregelen om een hoog
gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Unie te
waarborgen (PB L […] van […], blz. […]). [17] Verordening (EU) [XX/XX/XX] van het
Europees Parlement en de Raad [datum] betreffende interbancaire vergoedingen
voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties (PB L […] van […], blz. […]). [18] Richtlijn 2013/36/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf
van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en
beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot
intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176
van 27.6.2013, blz. 338). [19] Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25
juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (PB L 222
van 14.8.1978, blz. 11). [20] Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13
juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening (PB L 193 van 18.7.1983,
blz. 1). [21] Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986
betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en
andere financiële instellingen (PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1). [22] Richtlijn 2008/48/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor
consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133
van 22.5.2008, blz. 66). [23] Richtlijn 98/26/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van
de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en
afwikkelingssystemen (PB L 166 van 11. 6.1998, blz. 45). [24] Aanbeveling van de Commissie 2003/361/EG
van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en
micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36). [25] Richtlijn 2005/29/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken
van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (PB L 149 van 11.6.2005,
blz. 22). [26] Richtlijn 2000/31/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde
juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de
elektronische handel, in de interne markt (PB L 178 van 17.7.2000,
blz. 1). [27] Richtlijn 2002/65/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op
afstand van financiële diensten aan consumenten (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16). [28] Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in
verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer
van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31). [29] Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en
de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke
personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de
communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die
gegevens, (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1). [30] Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement
en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese
toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van
Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de
Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12). [31] Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement
en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op
verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6). [32] Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006
betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde
waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1). [33] Gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011
van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (PB L 369 van 17.12.2011,
blz. 14). [34] Verordening (EU) Nr. 575/2013 van
het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële
vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging
van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1). [35] Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor
elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (Kaderrichtlijn) (PB L 108
van 24.4.2002, blz. 33). [36] Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel
voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005,
blz. 15). [37] Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement
en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen
informatie over de betaler (PB L 345 van 8.12.2006, blz. 1). [38] Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en
geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG
van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157
van 9.6.2006, blz. 87). [39] Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement
en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale
standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1). [40] Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot
intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66). [41] Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van
kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en
beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot
intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176
van 27.6.2013, blz. 338). [42] ABM: activiteitsgestuurd management – ABB: activiteitsgestuurde
budgettering. [43] Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar
het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html [44] GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten. [45] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. [46] Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële
kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan. [47] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen.