This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0257
REPORT FROM THE COMMISSION Report on Competition Policy 2012
VERSLAG VAN DE COMMISSIE Verslag over het mededingingsbeleid 2012
VERSLAG VAN DE COMMISSIE Verslag over het mededingingsbeleid 2012
/* COM/2013/0257 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE Verslag over het mededingingsbeleid 2012 /* COM/2013/0257 final */
INLEIDING De Europese Unie (EU) is
de grootste economische zone en het grootste handelsblok ter wereld. De unieke
troef van de EU en haar uitgesproken comparatief voordeel op het wereldtoneel
is de interne markt, met meer dan een half miljard consumenten en meer dan 20 miljoen
bedrijven. De interne markt is
sinds zijn voorzichtige begin voortdurend verbeterd en uitgebreid. Dit ging
hand in hand met de uitbouw van het EU-mededingingsbeleid. Het schuchtere begin
met de eerste mededingingszaken tegen belemmeringen van het handelsverkeer
binnen de interne markt gaat al terug tot de jaren 1960, met name de
baanbrekende beschikking van 1964 tegen Grundig en Consten. In die zaak
ging het om een afspraak om de markt op te delen, die tot substantiële
prijsverschillen tussen Frankrijk en Duitsland leidde. Het Hof van Justitie
bevestigde de Grundig-Consten-beschikking en herhaalde nadien in andere
arresten zijn standpunt over particuliere belemmeringen voor de
grensoverschrijdende handel en mededinging[1]. Toen in 1989 de
concentratieverordening werd goedgekeurd, betekende dat een kwalitatieve sprong
voorwaarts in het EU-mededingingsbeleid, die liet zien hoe de interne markt
zich had ontwikkeld sinds de inwerkingtreding van de Europese Akte in 1987. Het
EU-mededingingsbeleid speelde in op de nieuwe marktrealiteit, met meer kansen
voor Europese bedrijven om, over de nationale grenzen heen, te fuseren en
activa te verwerven. Ook het staatssteuntoezicht is geleidelijk een van de
onmisbare pijlers van de interne markt geworden: het zorgt ervoor dat
ondernemingen op voet van gelijkheid kunnen concurreren, ongeacht waar zij
gevestigd zijn, en het biedt garanties dat lidstaten niet verwikkeld raken in
een onderlinge subsidiewedloop - ten koste van elkaar en van het Europese algemeen
belang. Ten slotte luidde tien jaar later de goedkeuring van Verordening (EG)
nr. 1/2003 een nieuw tijdperk in voor de handhaving van de
EU-mededingingsregels: nationale mededingingsautoriteiten zijn nu zeer actieve
spelers geworden. De EU-mededingingsregels worden nu op de interne markt door
uiteenlopende handhavingsinstanties gehandhaafd volgens dezelfde
beoordelingsnormen. Deze regeling zorgt ervoor dat de handhaving van de
EU-mededingingsregels opvallend is versterkt en dat bedrijven die in Europa over
de grenzen actief zijn, op een gelijk speelveld opereren. Zonder een slagkrachtig
EU-mededingingsbeleid zou de interne markt niet zijn volledige potentieel
kunnen waarmaken. De weg zou openliggen voor particuliere barrières voor handel
en mededinging die in de plaats komen van overheidsbarrières die nu na ruim een
halve eeuw zijn gesloopt door de regels inzake vrij verkeer. Ook lidstaten
zouden vrij spel krijgen om de handel en de mededinging te verstoren door een
golf van subsidies. Dit scenario zou natuurlijk in het voordeel spelen van lidstaten
met ruimere budgettaire mogelijkheden. Het EU-mededingingsbeleid afzwakken zou
de interne markt ondermijnen en ten koste gaan van het groeipotentieel van de
EU, waarvan de verschillende economieën - met name die in de eurozone - steeds
sterker met elkaar verweven raken. Tegelijk is het mededingingsbeleid ook van
cruciaal belang om de EU in staat te stellen de strijd aan te binden met
misbruiken van machtspositie, kartels en onderling afgestemde feitelijke gedragingen
die consumenten schade berokkenen. In 2012 is de Europese
Commissie zich blijven inspannen om de interne markt goed te laten
functioneren, ondanks incidentele pleidooien voor een soepelere houding tegen
concurrentieverstorende praktijken van bedrijven of lidstaten, in deze tijden
van economische crisis. Het
is nu de tijd niet om de handhaving van de mededingingsregels te versoepelen Een
treffend voorbeeld zijn het kartel voor beeldbuismonitoren (CDT's) en dat voor
beeldbuizen (CPT's) die meer dan tien jaar liepen. Deze beide kartels bleken
alle zwaarste vormen van concurrentieverstorend gedrag te vertonen. Beeldbuismonitoren
en beeldbuizen zijn belangrijke onderdelen voor de productie van televisies en
computerschermen. Zij maken 50 tot 70% van de prijs uit. Op 5 december 2012
heeft de Europese Commissie aan zeven internationale concerns voor in totaal 1 470 515 000
EUR aan geldboeten opgelegd wegens hun rol in deze beide kartels. Ook in 2012 zijn alle
instrumenten van het EU-mededingingsbeleid (handhaving van de mededingingsregels,
concentratiecontrole en staatssteuntoezicht) ingezet als hefbomen voor grote
delen van de interne markt. In 2012 was het ook twintig jaar geleden dat de
Europese interne markt (in 1992) nieuw leven werd ingeblazen. In dit verslag
over het mededingingsbeleid ligt de klemtoon dan ook op de rol die het
mededingingsbeleid speelde om van de interne markt een hefboom voor groei te
maken. Voorts is de Commissie in 2012 blijven samenwerken met nationale
mededingingsautoriteiten om een coherente toepassing van de
EU-mededingingsregels te garanderen. Met name heeft de Commissie binnen het
European Competition Network (ECN) nauw samengewerkt met de nationale
mededingingsautoriteiten. Daarbij ging het onder meer om inspanningen om de convergentie
te bevorderen van de nationale procedures voor de handhaving van de
EU-mededingingsregels die doorgaans niet door EU-recht worden geregeld. Het afgelopen jaar ging
bij de handhaving van de EU-mededingingsregels de aandacht met name naar
sectoren die in de EU van systemisch en economiebreed belang zijn: financiële
diensten; vitale netwerkindustrieën zoals energie, telecom en postdiensten,
maar ook kennisintensieve markten zoals smartphones, e-books en farmaceutische
producten. In die sectoren vult de handhaving van de EU-mededingingsregels (die
meestal post factum speelt) de interne-marktregels aan. Veel van de kwesties die
in dit verslag aan bod komen, werden in de loop van het jaar al belicht tijdens
de volgehouden structurele dialoog van de Commissie met het Europees Parlement
(zie deel 5 over de concurrentiedialoog met andere instellingen en, voor meer
details, het werkdocument van de diensten van de Commissie dat als bijlage bij
dit verslag gaat). 1. HET
MEDEDINGINGSBELEID ALS STEUNPIJLER VOOR EEN EERLIJKERE EN TRANSPARANTERE
FINANCIËLE SECTOR Een levensvatbaar,
transparant en concurrerend bankbedrijf dat financiering verschaft aan de reële
economie, is een noodzakelijke voorwaarde om opnieuw voor duurzame groei te
zorgen. De oorzaken van de huidige financieel-economische crisis liggen in de
financiële sector en iedere strategie voor een uitweg uit de crisis moet
noodzakelijkerwijs de oorzaken van de crisis bij de wortel aanpakken. Vanuit die
gedachte is de Europese Commissie in 2012 de staatssteunregels blijven
toepassen bij haar toezicht op de betrokken delen van de EU-bankensector. Het
overgrote deel van de werkzaamheden betrof de herstructurering van banken, die
ervoor moet zorgen dat binnen afzienbare termijn de belastingbetaler geen middelen
meer moet beschikbaar stellen. In zaken waar banken niet meer te redden waren
met herstructurering, is het staatssteuntoezicht verder ingezet als een
feitelijk afwikkelingsmechanisme in afwachting van omvattendere interne-marktwetgeving[2].
Ook de concentratiecontrole en de mededingingsregels werden ingezet om ervoor
te zorgen dat de interne markt wordt geschraagd door een transparante en
concurrerende financiële sector[3].
De tijdelijke
noodregels als instrument voor de herstructurering en feitelijke afwikkeling
van banken Toen de financiële
crisis in 2008 en 2009 uitbarstte, werd het staatssteuntoezicht - eerder
onbedoeld - het belangrijkste instrument om op EU-niveau deze toestand zonder
weerga aan te pakken. De Commissie kwam snel met bijzondere staatssteunregels voor
het toezicht op reddingsmaatregelen van overheden voor probleembanken die de
stabiliteit van het ruimere financiële bestel moesten veilig stellen.[4]
Deze bijzondere regels moesten er ook voor zorgen dat de interne markt goed zou
blijven functioneren. Dat de interne markt in zijn voortbestaan bedreigd werd,
mag alleen blijken uit al de omvang van de overheidsmaatregelen die nodig
waren. Tussen 1 oktober 2008 en eind 2011 ging ongeveer 1,6 biljoen EUR naar
banken. Het bedrag dat overheden in de EU toezegden, was in feite nog driemaal
zo groot. Het overgrote deel van dat bedrag waren overheidsgaranties voor
verplichtingen van banken en andere vormen van liquiditeitsondersteuning, die
goed waren voor meer dan 9% van het EU-bbp, terwijl herkapitalisaties en
ondersteuning voor besmette activa uitkwamen op meer dan 3% van het EU-bbp. De
bijzondere tijdelijke regeling bleef ervoor zorgen dat de betrokken banken
overal op de interne markt op dezelfde voorwaarden werden ondersteund. Volgens
deze tijdelijke regels (die van kracht blijven zolang de marktsituatie en de
economische omstandigheden dat vereisen) kunnen EU-banken in ademnood overheidssteun
ontvangen mits zij herstructureren. De financiële
sector repareren om de reële economie te ondersteunen, terwijl de
belastingbetaler toch wordt beschermd Bij de herstructurering
van individuele banken bleef het leidbeginsel dat er levensvatbare
bedrijfsmodellen moeten komen die de reële economie ondersteunen. Snijden in de
kosten, afstoten van activa en terugplooien op de kernactiviteiten, dat waren
de voorwaarden die werden opgelegd in besluiten met betrekking tot onder meer een
aantal Duitse Landesbanken (NordLB en BayernLB), de Spaanse
banken CAM en UNNIM en de Letse hypotheekbank LHZB[5].
Daarbij werd er met name op gelet dat het geld van de belastingbetaler wordt
gebruikt om banken op lange termijn opnieuw levensvatbaar te maken en dat de
belastingbetaler op middellange termijn zijn geld zonder verliezen terugkrijgt.
Sommige instellingen die steun ontvangen hebben, zijn trouwens al begonnen om
de ontvangen steun aan hun overheden terug te betalen[6]. In het kader van de
economische aanpassingsprogramma's voor Ierland, Portugal en Griekenland
bleef het staatssteuntoezicht een belangrijke rol spelen bij de herstructurering[7]
van de volledige banksector in die landen als onderdeel van een ruimere
inspanning waarbij niet alleen de Commissie, maar ook de ECB en, in de meeste
gevallen, het IMF betrokken is. Ook nu weer stond het behoud van de integriteit
van de interne markt in een context van massale financiële steun van de
overheid voorop. De
herstructurering van de Spaanse banksector In
juli 2012 raakte de Eurogroep het eens over een Memorandum of Understanding
(MoU) voor een sectoraal programma voor de Spaanse financiële sector. In het
kader daarvan werd een strenge stresstest uitgevoerd die een periode van drie
jaar (tot 2014) betrof. Uit die stresstest bleek dat tien banken aankeken tegen
een kapitaaltekort van in totaal zo'n 60 miljard EUR. Twee van deze banken (Banco
Popular en Ibercaja) konden het nodige kapitaal verzamelen op de markt of via initiatieven
van het management. De acht overige banken die dit tekort niet uit particuliere
middelen konden dekken, werden geherkapitaliseerd met programmamiddelen en worden
nu geherstructureerd of afgewikkeld in overeenstemming met de
staatssteunregels. Een eerste groep van deze banken staat al onder de
zeggenschap van de Spaanse overheid: BFA/Bankia, Catalunya Caixa,
Nova Caixa Galicia en Banco de Valencia. De herstructureringsplannen
voor die banken werden op 28 november 2012 goedgekeurd. Voor een tweede groep,
bestaande uit Banco Mare Nostrum, Banco CEISS, Caja3 en Liberbank,
werden op 20 december 2012 herstructureringsbesluiten goedgekeurd. Dankzij al
deze maatregelen waren de kapitaalbuffers van het volledige Spaanse financiële
stelsel tegen eind 2012 volledig versterkt. De herstructureringsplannen moeten
die banken opnieuw levensvatbaar maken en hun capaciteit versterken om krediet
aan de reële economie te verschaffen. Tegelijk is geprobeerd de kosten voor de
belastingbetaler zo laag mogelijk te houden en de concurrentieverstoringen tot
een minimum te beperken. Van de 57 miljard EUR kapitaal die nodig is voor deze
groep van acht banken, zal 37 miljard EUR afkomstig zijn uit het EU-programma
voor de Spaanse financiële sector. Van de resterende 18 miljard EUR is 12
miljard EUR afkomstig van een deelname in de lasten door houders van
achtergestelde schulden, 5 miljard EUR van de afstoting van activa door de
banken en 1 miljard EUR in de vorm van de overdacht van vastgoedhypotheken aan
SAREB, de bad bank die de Spaanse overheid heeft opgericht. Het
mededingingsbeleid flankeert de EU-wetgeving inzake de interne markt die
financiële markten transparanter, eerlijker en gezonder moet maken Momenteel wordt gewerkt
aan een ambitieus pakket regels voor de interne markt dat de financiële markten
transparanter moet maken door de oorzaken van de financiële crisis in sectoren
als derivaten bij de wortel aan te pakken. Het spreekt voor zich dat het
EU-mededingingsbeleid deze inspanningen op het gebied van wetgeving
ondersteunt. Transparantie is van cruciaal belang voor concurrerende markten. In 2012 zette de
Commissie haar onderzoek voort in een aantal concurrentiezaken met betrekking tot
de Libor-, Euribor- en Tibor-referentierentevoeten. Het
onderzoek loopt tegen een aantal banken en makelaars. Het belang van de aan
deze referentierentevoeten gekoppelde financiële derivaten kan niet worden
overschat. Volgens de Bank voor Internationale Betalingen (BIS) beliep (in juni
2012) de uitstaande brutomarktwaarde van rentederivaten in alle valuta's 19
biljoen USD.[8]
Die producten spelen een sleutelrol bij het risicobeheer in de interne markt. Het
concurrentieonderzoek van de Commissie ging van start vóór het Libor-schandaal
uitbrak na onthullingen over de manipulatie van de Libor/Tibor- en nadien de
Euribor-referentierentevoeten, die ook in talrijke jurisdicties de aanleiding
vormden voor strafrechtelijke onderzoeken en onderzoeken van financiële toezichthouders.
In juli 2012 paste de Commissie een vroeger wetgevingsvoorstel aan, om van het
soort manipulatie dat door het Libor-schandaal aan het licht kwam, een
strafbaar feit te maken. Daarnaast zette de
Commissie de twee mededingingsonderzoeken voort die zij in 2011 opende naar de
markt voor credit default swaps (cds). De Commissie heeft met name de
samenwerking tussen een aantal vooraanstaande zakenbanken en een aanbieder van
informatiediensten verder onderzocht. Doel van dit onderzoek is na te gaan of
deze spelers hebben geprobeerd om hun greep op de winstgevende niet-beursverhandelde
(OTC) cds-markt te behouden door de ontwikkeling van beursverhandelde
cds-derivaten zodanig te belemmeren dat daarmee misschien inbreuk is gemaakt op
het EU-mededingingsrecht. De gebundelde
inspanningen van de Commissie en de EU-wetgever om via interne-marktwetgeving
de financiële markten transparanter te maken, kunnen worden ondergraven door
concurrentieverstorende heimelijke afspraken en misbruiken. Het EU-mededingingsbeleid
kan worden ingezet - en wordt ingezet - als een onderdeel van een ruimere mix
van oplossingen[9].
De Commissie heeft in 2012
ook de instrumenten van de concentratiecontrole ingezet om te zorgen voor
concurrerende prijzen voor ondernemingen die hun risico's beheren door in de EU
in derivaten te investeren. Op 1 februari 2012 heeft de Commissie de
voorgenomen fusie van Deutsche Börse en New York Stock Exchange
Euronext verboden. De Commissie was namelijk tot de conclusie gekomen dat
deze fusie de mededinging zou uitschakelen en een bijna-monopolie zou doen
ontstaan op bepaalde derivatenmarkten, met name de internationale markten voor Europese
aandelen- en indexderivaten en Europese rentederivaten. In die sectoren waren
de beide effectenbeurzen de facto de enige geloofwaardige internationale
spelers. De Commissie vond dat de fusie waarschijnlijk zou leiden tot hogere
prijzen en minder innovatie voor derivatencliënten. Ook de oplossingen die de
partijen voorstelden om deze bezwaren weg te nemen, vond zij onvoldoende. Transacties
in de hele interne markt bevorderen door beter functionerende betalingssystemen In 2012 nam de Commissie
verdere handhavingsinitiatieven tegen concurrentieverstorende gedragingen met
betrekking tot de multilaterale interbancaire vergoedingen (MIF's) die
kredietkaartondernemingen, met name Visa en MasterCard, berekenen. MIF's
vertegenwoordigen een belangrijk deel van de totale kostprijs die detailhandelaars
moeten betalen om betaalkaarten te kunnen accepteren. In 2010 werden binnen de
Europese Economische Ruimte (EER) 35 miljard kaartbetalingen uitgevoerd, samen
goed voor een bedrag van 1,8 biljoen EUR. De credit- en
debetkaarten van Visa zijn goed voor ongeveer 41% van alle betaalkaarten die
binnen de EER worden uitgegeven. Meer dan vijf miljoen handelaren accepteren
Visa-betaalkaarten. In 2012 heeft de Commissie aan Visa een aanvullende
mededeling van punten van bezwaar gezonden met betrekking tot de MIF's die de
onderneming berekent voor transacties met consumentencreditkaarten binnen de
EER[10].
De Commissie was daarin tot de voorlopige conclusie gekomen dat de MIF's de
prijsconcurrentie tussen de acquirerende banken beperken, de acceptatiekosten
van creditkaarten voor handelaren doen stijgen en zo uiteindelijk ook de
prijzen voor de consumenten. Voorts kwam de Commissie tot de bevinding dat de
verplichting die voor grensoverschrijdende acquirerende banken bestaat om MIF's
te betalen in het land van de transactie, een hinderpaal vormt voor de
grensoverschrijdende acquisitie en de compartimentering van de interne markt in
nationale markten in stand houdt. Dit belet handelaren om te profiteren van
lagere MIF's in andere lidstaten. Het onderzoek van de
Commissie in de zaak-Visa sloot nauw aan bij het arrest van het EU-Gerecht in
de zaak-MasterCard, waarin de conclusies van de Commissie over het
concurrentieverstorende karakter van MIF's over de hele lijn werden bevestigd[11]. 2. HERVORMING
VAN HET STAATSSTEUNBELEID OM DE INTERNE MARKT VERDER UIT TE BOUWEN EN GROEI TE
ONDERSTEUNEN BINNEN EEN CONTEXT VAN SCHAARSE PUBLIEKE MIDDELEN Het afgelopen jaar
werden de eerste besluiten vastgesteld waarin het nieuwe raamwerk voor
staatssteun aan diensten van algemeen economisch belang (DAEB's) werd toegepast
dat in 2011 is goedgekeurd. In mei 2012 gaf de Commissie de aanzet voor een nog
ambitieuzere hervormingsagenda: de modernisering van het EU-staatssteunbeleid. Nieuwe
DAEB-regels van kracht: ondanks de bugettaire krapte het maximum doen om het
Europese sociaaleconomische model te ondersteunen DAEB's zijn openbare
diensten die niet door de markt alleen zouden worden verricht, of toch niet in
een vorm die voor iedereen zou open staan. DAEB's maken integrerend deel uit
van het Europese model van een sociale markteconomie. De nieuwe DAEB-regels
(die vanaf 31 januari 2012 van kracht zijn) helpen overheden bij het vormgeven
van slimmere, doelmatigere en doeltreffendere diensten in sectoren zoals
energie, vervoer, telecom en postdiensten. Deze nieuwe aanpak betekent dat de
Commissie zich voortaan concentreert op DAEB's waar grote bedragen aan
overheidsmiddelen naar toe gaan - en waar het risico dus ook groter is dat
daarmee de mededinging op de interne markt wordt verstoord. De eerste besluiten
(over bijvoorbeeld Post Office Ltd)[12]
laten zien dat met de DAEB-regels postbezorging en andere onmisbare
overheidsdiensten gegarandeerd kunnen blijven, terwijl toch gezorgd wordt voor
eerlijke concurrentie op de interne markt[13] (zie ook onderdeel 3.3). Modernisering
van het EU-staatssteunbeleid: de dubbele uitdaging van groei en
begrotingsbeperkingen aangaan en toch ook de interne markt veilig stellen Op 8 mei 2012 gaf de
Commissie de aanzet voor de modernisering van het EU-staatssteunbeleid (SAM),
een hervorming van het hele staatssteunbeleid. Bij de handhaving prioriteit geven
aan zaken met een aanzienlijke impact op de interne markt, is een van de
cruciale doelstellingen van het SAM-initiatief. Een andere belangrijke
doelstelling is ervoor te zorgen dat de schaarse overheidsmiddelen worden
ingezet op daadwerkelijk marktfalen, d.w.z. dat deze middelen niet worden
verspild aan projecten die toch zouden zijn uitgevoerd. Met andere woorden, het
doel van dit initiatief is de behandeling te vereenvoudigen voor steun die goed
ontworpen is, toegesneden is op het aanpakken van marktfalen en doelstellingen
van gemeenschappelijk belang, en die het minst verstorend werkt ("goede
steun"). Daarentegen moet het toezicht worden verscherpt voor steun die
ondernemingen geen echte prikkels geeft, die particuliere investeringen
wegdrukt en ondoelmatige en niet-levensvatbare ondernemingen kunstmatig in
leven houdt ("slechte steun")[14]. Goede steun
versterkt de interne markt, terwijl slechte steun deze verzwakt. Staatssteun is
een horizontaal instrument dat doorwerkt in de hele interne markt, niet het
minst in de recentelijk geliberaliseerde netwerkindustrieën. Daarom kan én moet
staatssteun zo zijn vormgegeven en op zodanige wijze als hefboom worden ingezet
dat lidstaten daarmee de groei opnieuw kunnen aanzwengelen, zonder de
houdbaarheid van de overheidsfinanciën in gevaar te brengen. De concrete vertaling
van het SAM-initiatief begon met de herziening van een aantal belangrijke
staatssteunrichtsnoeren en steunkaders. Deze exercitie moet al deze
instrumenten laten sporen met een coherente, omvattende filosofie en methodiek.
Daarom heeft de Commissie publieke consultaties gehouden over de bestaande
regels inzake staatssteun voor breedbandinfrastructuur, milieubescherming en
regionale ontwikkeling. Ook werd er vooruitgang geboekt bij de reeds aangevatte
herziening van de regels inzake steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie
(O&O&I), risicokapitaal en reddings- en herstructureringssteun. Het is
de bedoeling dat het overgrote deel van de regels uit het SAM-pakket voorliggen
tegen het eind van de huidige zittingsperiode van het Europees Parlement[15].
3. DE
CONCURRENTIE IN NETWERKINDUSTRIEËN BEVORDEREN: DE RUGGENGRAAT VAN DE INTERNE
MARKT 3.1 De energiemarkten
integreren in het belang van de duurzaamheid Om de resterende
obstakels op gas- en elektriciteitsmarkten op te ruimen is interne-marktwetgeving
nodig, geflankeerd door mededingingsbeleid In 2005 heeft de
Commissie een diepgaand sectoraal onderzoek gevoerd naar de gas- en
elektriciteitsmarkten. Daaruit bleek dat, ondanks de inspanningen die sinds
eind jaren 1990 worden geleverd om de interne markt via sectorale EU-wet- en
regelgeving te integreren, er nog grote hinderpalen bleven bestaan voor de
concurrentie. Die vaststelling gold met name voor geconcentreerde markten met
hoge toetredingsdrempels, met vaak een dominante positie van verticaal
geïntegreerde gevestigde ondernemingen. De problemen werden nog vergroot door
de beperkte interconnectiecapaciteit tussen lidstaten. Die toestand heeft
geleid tot tarieven en leveringsomstandigheden die binnen de interne markt
sterk uiteenlopen. Aansluitend bij dit sectorale onderzoek heeft de Commissie
op mededingingsgebied een aantal handhavingsinitiatieven genomen, waarbij zij
vaak gebruikmaakte van besluiten waarin zij instemde met de toezeggingen van
dominante gas- en elektriciteitsspelers in diverse landen[16]. Het
EU-mededingingsbeleid is alléén niet in staat om te zorgen voor de integratie
van de gas- en elektriciteitsmarkten in de EU of voor concurrerende tarieven en
bevoorradingszekerheid. Daarom werd in 2011 een derde wetgevingspakket voor gas
en elektriciteit goedgekeurd. Dit wordt momenteel in de praktijk omgezet om
tegen 2014 een EU-brede interne energiemarkt tot stand te brengen. De aandacht van
het handhavingsbeleid in de energiesector verschuiven naar het oosten Sinds de publicatie in 2005
van de uitkomsten van het sectorale onderzoek naar de gas- en
elektriciteitsmarkten lag de nadruk van de meeste onderzoeken en besluiten in
mededingingszaken in deze sector op West-Europese markten. Recentelijk, en met
name in 2012, is de aandacht verschoven richting oosten. Bij Centraal- en
Oost-Europese gasnetwerken is de interconnectie over de grenzen beperkter dan
bij West-Europese netwerken. In de zaak van het
gevestigde Tsjechische elektriciteitsbedrijf CEZ, waar het ging om mogelijk
misbruik van een machtspositie, voerde de Commissie in 2012 een markttest uit
voor de structurele toezeggingen van het bedrijf die een oplossing moesten
bieden voor de afscherming van de Tsjechische elektriciteitsmarkt. Voor Bulgarije
voert de Commissie momenteel een onderzoek naar mogelijke afscherming van de
markt door het nationale gasbedrijf BEH en naar mogelijke obstakels voor
grensoverschrijdende handel in elektriciteit. Voorts heeft de Commissie op 11
december 2012 een formele mededingingsprocedure ingeleid tegen energiebeurs
OPCOM, waar producenten en afnemers elektriciteit in Roemenië kunnen
verhandelen, en haar moedermaatschappij Transelectrica, een staatsbedrijf dat
het elektriciteitsnet in die lidstaat beheert. De Commissie maakt zich zorgen
dat OPCOM misschien van haar machtspositie misbruik maakt door ondernemingen te
discrimineren op basis van hun nationaliteit of hun vestigingsplaats. Energiebeurzen
zijn van cruciaal belang voor de transparante en betrouwbare tariefvorming voor
elektriciteit. In 2012 is de Commissie
ook een mededingingsprocedure begonnen tegen Gazprom in verband met vermeende
gedragingen van het bedrijf op een aantal Centraal- en Oost-Europese
gasmarkten. De Commissie heeft de procedure ingeleid omdat zij zich zorgen
maakte dat Gazprom misbruik maakte - en misschien nog maakt - van haar
machtspositie op de upstreammarkt voor gaslevering in Centraal- en Oost-Europa,
waar Gazprom op bepaalde markten nagenoeg de enige leverancier is. In de
procedure gaat de aandacht vooral naar de vraag of Gazprom gasmarkten heeft
opgedeeld door de vrije doorstroming van gas tussen EU-landen te beletten en of
de onderneming met betrekking tot infrastructuurgebruik voorwaarden opdringt
die een diversificatie van leveringsbronnen voor gas beletten. In de procedure
wordt ook gekeken naar de vraag of afnemers mogelijk onbillijke tarieven
opgelegd krijgen. Rekening houden
met energie-intensieve bedrijven in het kader van het EU-systeem van handel in
broeikasgasemissierechten De
energie-intensieve industrie beschermen tegen koolstoflekkage zonder dat dit
ten koste gaat van de integriteit van de interne markt De
Commissie heeft ook belangrijke staatssteunregels vastgesteld voor de
elektriciteitsmarkten. De hervorming van het EU-systeem van handel in
broeikasgasemissierechten (ETS) die in 2009 werd overeengekomen, wordt in 2013
van kracht. Dit betekent dat elektriciteitsproductie niet langer gratis CO2-emissierechten
krijgt, waardoor de elektriciteitsrekeningen voor ondernemingen in de EU zouden
kunnen gaan stijgen. Met de regels die zijn goedgekeurd, kunnen lidstaten vanaf
2013 installaties in de meest elektriciteitsintensieve sector compenseren voor
een deel van de als gevolg van het ETS gestegen elektriciteitskosten.[17]
De regels zijn zo vormgegeven dat, in deze tijden van economische onzekerheid
en behoefte aan begrotingsdiscipline, de concurrentiedistorsies op de interne
markt in de vorm van subsidiewedlopen tot een minimum beperkt blijven. Dit
gebeurt bijvoorbeeld door niet toe te staan dat de gestegen
elektriciteitsprijzen volledig worden gecompenseerd en door de compensatie
mettertijd te verlagen. Tegelijk zijn de regels zo vormgegeven dat de
EU-doelstelling van een koolstofarme Europese economie intact blijft. De
bedrijfstakken die voor compensatie in aanmerking komen, zijn producenten van
aluminium, koper, meststoffen, ijzer en staal, papier, katoen, chemicaliën en
bepaalde kunststoffen. Met deze nieuwe steunregels kunnen lidstaten voorkomen dat
de productie wordt verplaatst van de EU naar derde landen met minder strenge
milieuregels. Dit zou anders de doelstelling van een wereldwijde vermindering
van de broeikasgasemissies in gevaar brengen. 3.2 De interne-marktwetgeving
in de telecomsector ondersteunen De afgelopen vijftien jaar
is met de interne-marktwetgeving van de EU grote vooruitgang geboekt bij het
introduceren van concurrentie op de telecommarkten. Vandaag hebben gevestigde
operatoren niet langer een monopolie en moeten zij wholesalediensten en netwerktoegang
bieden aan alternatieve operatoren. Toch hebben vele ex-monopolisten nog steeds
sterke marktposities omdat zij eigenaar zijn van de vaste netwerken die zij
hebben uitgerold toen er nog monopolies bestonden. Wat daarnaast mobiele
netwerken betreft, vier op vijf EU-burgers hebben een mobiel abonnement bij één
van de vier grote groepen. Tegelijk blijven vele aspecten van de telecommarkten
nog steeds overwegend nationaal, zoals de vergunningen voor operatoren en voor
het spectrumgebruik voor mobiele diensten. De voltooiing van de interne
telecommarkt in de EU is nog veraf: momenteel zijn nu talrijke operatoren
actief op 27 afzonderlijke markten. Daarnaast blijven er nog hardnekkige
barrières bestaan waardoor consumenten niet volledig kunnen profiteren van de
vrijmaking van de markt. Uit een recente studie over het aanbieden van
internetdiensten[18] bleek dat het
ontbreken van transparante en vergelijkbare informatie, maar ook contractuele
belemmeringen (zoals de lange looptijd van contracten en de vergoedingen die
worden berekend bij het voortijdig opzeggen van een abonnement) consumenten
ontmoedigen om over te stappen naar een andere aanbieder. Marktmacht
op en compartimentering van telecommarkten aanpakken parallel met interne-marktwetgeving
Tegen die achtergrond
moet ex-post handhaving van het EU-mededingingsrecht de ex-anteregulering van
de interne markt flankeren, met name om gelijke toegangsvoorwaarden voor
nieuwkomers te garanderen. In 2012 heeft de
EU-rechter[19]
een beschikking van 2007 bevestigd waarin de Commissie Telefónica een
geldboete had opgelegd omdat de onderneming haar machtspositie op de Spaanse
breedbandmarkt had misbruikt. De tarieven die Telefónica berekende aan haar
wholesaleklanten - die tegelijk haar concurrenten op het retailniveau waren -
dwongen dezen om met verlies te opereren, wilden zij op de markt actief
blijven. De Commissie zette haar
onderzoek voort in een mededingingszaak met betrekking tot mogelijk
concurrentieverstorende gedragingen van Slovak Telekom op diverse
wholesalebreedbandmarkten in Slovakije. Daarbij onderzocht zij ook of de
moedermaatschappij Deutsche Telekom aansprakelijk kan worden gehouden
voor de gedragingen van Slovak Telekom. Daarnaast zette de
Commissie haar onderzoek voort in een mededingingszaak tegen Telefónica
en Portugal Telecom. Hier ging het om de afspraken die beide
ondernemingen hadden gemaakt om niet met elkaar te concurreren op de Iberische
telecommarkten. Dit is de eerste mededingingszaak in de telecomsector die gaat
over grensoverschrijdende afspraken om markten te verdelen. Het is voor de
Commissie van bijzonder belang om deze kwestie te onderzoeken, zodat kan worden
voorkomen dat de interne markt kunstmatig wordt gecompartimenteerd langs
nationale grenzen. Een andere zaak die de
Commissie onderzocht, was de wijze waarop de vijf grootste telecombedrijven (de
zogenaamde "E5": Deutsche Telecom, France Télécom, Telefónica,
Vodafone en Telecom Italia) en de internationale brancheorganisatie voor de
mobiele telecomindustrie GSMA standaarden ontwikkelden voor nieuwe mobiele
communicatiediensten. Met dit initiatief wilde de Commissie ervoor zorgen dat
het vaststellen van standaarden niet werd gebruikt om de markt voor
concurrenten af te schermen. In het kader van de
EU-concentratiecontrole heeft de Commissie onvoorwaardelijke goedkeuring
gegeven voor de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming van Vodafone,
Telefónica en Everything Everywhere op het gebied van mobiele
commerciële diensten (mCommerce) in het Verenigd Koninkrijk. mCommerce of betalen
met mobiele portemonnees is een sector die volop in ontwikkeling is. Het grote
punt van zorg van de Commissie was dat zij garanties wilde dat dit soort
markten open blijft zodat een aantal concurrerende oplossingen kunnen ontstaan,
zonder onnodige hinderpalen. Het onderzoek leerde dat al een aantal
alternatieven bestaat en dat het erg waarschijnlijk was dat vele andere
alternatieven in de nabije toekomst zouden ontstaan, zodat de concurrentiedruk
voldoende groot blijft op het platform voor mobiele portemonnees van de gemeenschappelijke
onderneming in het Verenigd Koninkrijk. In december 2012 gaf de
Commissie ook toestemming voor de overname van Hutchison 3G Austria door
haar concurrent Orange. Daardoor daalde het aantal operatoren in Oostenrijk van
vier naar drie. Aan die goedkeuring was een aantal voorwaarden verbonden. Hutchison
zegde toe om spectrum beschikbaar te stellen, een noodzakelijke voorwaarde om nieuwe
mobiele exploitanten de markt te laten betreden. Ook deed Hutchison de toezegging
om wholesaletoegang beschikbaar te stellen voor maximaal 16 virtuele operatoren
(MVNO's) zonder een volledig eigen netwerk. Bovendien mocht de concentratie pas
tot stand worden gebracht nadat de partijen met minstens één MVNO een
overeenkomst hadden gesloten. De
uitrol van breedbandinfrastructuur over de hele interne markt ondersteunen De
uitrol van nieuwe infrastructuur voor breedbandnetwerken over de hele interne
markt was een ander strategisch aandachtspunt van het EU-mededingingsbeleid in 2012.
Hier was de grootste uitdaging dat commerciële partijen wel het grootste deel
van de investeringen voor hun rekening nemen, maar dat er nauwelijks prikkels
zijn om het bereik van hun netwerk uit te breiden tot afgelegen, dunbevolkte en
landelijke gebieden waar de markt alleen hun kosten niet zal dekken. Tegelijk
is het de ambitie van de Digitale Agenda - een van de vlaggenschipinitiatieven
van de Europa 2020-strategie - dat alle Europeanen tegen 2013 over
basisbreedband beschikken en ervoor te zorgen dat tegen 2020: i) alle
Europeanen toegang hebben tot veel sneller internet (meer dan 30 Mbps) en ii) 50%
of meer van de Europese huishoudens een abonnement hebben voor zeer snelle
internetverbindingen (meer dan 100 Mbps). Het is duidelijk dat in sommige
gevallen overheidssubsidies nodig zijn om marktfalen aan te pakken. Zo heeft de
Commissie de voorbije twee jaar goedkeuring verleend voor rond 4 miljard EUR
steun, waarbij zij onder meer is nagegaan dat overheidsmiddelen particuliere
investeringen niet wegdrukken. Dit
jaar heeft de Commissie, in het kader van het omvattende project voor de
modernisering van het EU-staatssteunbeleid, haar herziening van de regels
inzake staatssteun voor breedbandinfrastructuur (de richtsnoeren breedbandsteun)
afgerond. Deze richtsnoeren moeten nauwer aansluiten op de ambitieuze
doelstellingen van de Digitale Agenda die zeer snelle breedbandaansluitingen in
de hele EU wil stimuleren. Met die doelstelling voor ogen willen de nieuwe
richtsnoeren tot een juiste mix komen van publieke en particuliere
investeringen, terwijl ook een concurrentiebevorderende omgeving verder wordt
uitgebouwd (bijv. door alle spelers op de interne markt open toegang te
garanderen tot door de overheid gefinancierde infrastructuur). Nationale
gevestigde exploitanten domineren de breedbandmarkten nog steeds, afgezien van
de paar landen waar landelijke kabelinfrastructuur is aangelegd. Om de
doelstelling van de Digitale Agenda te helpen bereiken dat tegen 2020 de helft
van de Europese huishoudens beschikken over zeer snelle verbindingen (meer dan 100
Mbps), zullen de herziene richtsnoeren de mogelijkheid bieden om ook in
stedelijke gebieden overheidsfinanciering te verlenen. Daaraan zijn wel zeer
strikte voorwaarden gekoppeld die voor een resultaat moeten zorgen dat meer
concurrentie garandeert. Ook
heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd om de machtigingsverordening van 1998
te wijzigen. Hierdoor zou de Commissie bepaalde categorieën steun voor
breedbandinfrastructuur kunnen vrijstellen van de verplichting tot voorafgaande
aanmelding bij de Commissie. Ook de goedkeuring van bepaalde soorten projecten
zou hiermee kunnen worden vereenvoudigd. Hierbij gaat het met name om: • steun
voor basisbreedband in regio's waar geen breedbandinfrastructuur voorhanden is
en waar dit soort infrastructuur waarschijnlijk in de nabije toekomst ook niet
zal worden ontwikkeld ("witte gebieden"), en individuele
steunmaatregelen van geringe omvang voor zeer snelle toegangsnetwerken van de
volgende generatie ("Next Generation Access" – NGA) in "witte
NGA-gebieden"; • steun
voor civieltechnische werken op het gebied van breedband en passieve
breedbandinfrastructuur. 3.3 Efficiëntere
grensoverschrijdende postdiensten stimuleren en tegelijk de openbare dienst
verzekeren Postdiensten zijn een
andere traditionele netwerkindustrie die van cruciaal belang is voor het goede
functioneren van de interne markt. Vele Europese bedrijven doen steeds meer een
beroep op just in time-leveringen om hun voorraadkosten op een optimaal niveau
te houden. Vaak schakelen zij koeriersdiensten in hun logistieke keten in, met
name voor grensoverschrijdende bezorging. Uit oogpunt van groei is het van
essentieel belang dat het grensoverschrijdende postverkeer zo efficiënt
mogelijk functioneert. Efficiënte postdiensten zijn ook een instrument om het
groeipotentieel van grensoverschrijdende e-commerce aan te boren. Tegelijk is de
postsector een fundamentele dienst van algemeen economisch belang (DAEB)
waarvoor soms staatssteun nodig kan zijn, wanneer de markt zelf geen universele
en betaalbare dienstverlening zou garanderen. De EU-mededingingsregels en de
interne-marktregels verzoenen deze beide eisen. De nieuwe regels
infaseren die moeten zorgen voor levensvatbare DAEB's en eerlijke concurrentie
in de hele interne markt De
postsector was net de eerste sector waarin het nieuwe DAEB-steunkader werd
toegepast dat sinds 31 januari 2012 van kracht is. In maart 2012 heeft de
Commissie namelijk, op grond van het nieuwe DAEB-steunkader, twee besluiten
vastgesteld betreffende Post Office Ltd (Verenigd Koninkrijk). De Commissie
kwam tot de bevinding dat de steun niet méér bedroeg dan de nettokosten van de
publieke taak waarmee Post Office Ltd was belast en dat de toewijzing van deze
taak in overeenstemming met de regels inzake overheidsopdrachten was verlopen. Bovendien bevatten de
brief waarmee de onderneming met die taak werd belast, en de
financieringsovereenkomst inzake de compensatiebetaling de nodige bepalingen
die aanzetten tot een doelmatige openbaredienstverlening, in lijn met het
strategisch plan 2012-2015 van Post Office Ltd dat inzet op de modernisering en
de verbetering van de dienstverlening over haar hele netwerk volgens jaarlijks
te halen efficiëntiemijlpalen. Voorts gaf de Commissie
goedkeuring voor een belastingvermindering van 764 miljoen EUR die Frankrijk
aan La Poste, de gevestigde postexploitant, heeft gegeven. Die maatregel
moest de onderneming de kosten helpen te dekken van de instandhouding van een
zeer dicht netwerk van postdiensten in de periode 2008-2012. Tegelijk gaf de
Commissie goedkeuring voor een compensatie van 1,2 miljard EUR voor de kosten
die La Poste in diezelfde periode moest maken in het kader van haar opdracht
voor het vervoer en de bezorging van kranten en tijdschriften. De beide
steunmaatregelen bleken verenigbaar te zijn met de EU-staatssteunregels omdat
zij de nettokosten van de aan La Poste opgelegde belangrijke publieke taken
slechts ten dele compenseerden - en de onderneming dus geen ongeoorloofd
concurrentievoordeel kreeg op de interne markt. De postsector verdiende
bijzondere aandacht omdat de sector tegen eind 2012 in de hele EU volledig was
vrijgemaakt. Met het oog daarop heeft de Commissie vier belangrijke besluiten
vastgesteld over staatssteun van Duitsland, België, Frankrijk en Griekenland
voor hun respectieve gevestigde postexploitanten. In het geval van
Duitsland en België gelastte de Commissie de terugvordering van substantiële
bedragen onverenigbare steun, terwijl zij goedkeuring gaf voor de Franse en
Griekse steun. Deutsche Post en het Belgische bpost hadden steun
ontvangen voor een bedrag dat hoger uitkwam dan de hoeveelheid compensatie die
nodig is om de DAEB's te verrichten waarmee de overheid hen had belast. Daarom
heeft de Commissie geoordeeld dat die extra steun onverenigbaar was met de
interne markt, omdat die beide ondernemingen daarmee tegenover hun concurrenten
een voordeel kregen voor commerciële activiteiten die buiten hun publieke taak
vallen. Concentratiecontrole
als garantie voor het behoud van concurrentie op grensoverschrijdende
pakketmarkten Door de ontwikkelingen
in de postsector was er in het handhavingsbeleid ook een rol weggelegd voor de
concentratiecontrole. Het concentratievoornemen waarbij TNT door UPS zou
worden overgenomen, zou het aantal ondernemingen met een Europees netwerk voor
het verzenden van expressepakketten, hebben teruggebracht van vier naar drie. Op
20 juli 2012 is de Commissie een diepgaand onderzoek begonnen naar de
voorgenomen concentratie en op 30 januari 2013 heeft zij de geplande overname
uiteindelijk verboden. De transactie zou in vijftien lidstaten de concurrentie
hebben beperkt voor expreslevering van pakketjes in andere lidstaten. In die
lidstaten zou de overname het aantal grote spelers hebben teruggebracht tot
slechts drie of twee, waarbij DHL soms als enige alternatief voor UPS zou
overblijven. De concentratie dreigde dus de klanten te schaden, doordat zij tot
hogere tarieven zou leiden en de concurrentiedruk van TNT zou uitschakelen. De
Commissie heeft de voorgestelde corrigerende maatregelen (remedies)
grondig onderzocht, onder meer via een markttest waarbij klanten en andere
belanghebbenden werden geraadpleegd. De voorgestelde oplossingen bleken echter
ontoereikend om de vastgestelde mededingingsbezwaren weg te nemen. 4. HET
POTENTIEEL VAN DE KENNISECONOMIE HELPEN AAN TE BOREN 4.1 Misbruiken
voorkomen in opkomende en zich snel ontwikkelende digitale sectoren In digitale sectoren
kunnen netwerk- en lock-in-effecten stevig verankerde marktposities doen
ontstaan die zouden kunnen worden gebruikt om concurrenten of nieuwkomers uit
te sluiten. In het verleden heeft de Commissie in hightechsectoren al besluiten
genomen die ondernemingen met een machtspositie moesten beletten om misbruik te
maken van specifieke technologie of om zich in te laten met andere vormen van concurrentieverstorende
gedragingen[20].
Bij zaken met betrekking tot de digitale economie is de centrale uitdaging dat
de betrokken markten doorgaans razendsnel evolueren, waardoor snel en
doortastend optreden noodzakelijk is[21].
Of, zoals de EU-rechter het formuleerde in zijn arrest in de zaak-Telia Sonera:
"(...) de toepassing [van de mededingingsregels] mag (…) niet afhangen van
de omstandigheid dat de betrokken markt reeds in zekere mate ontwikkeld is. Artikel
102 VWEU verlangt immers dat juist bij een sterk groeiende markt zo vroeg
mogelijk wordt opgetreden, teneinde te vermijden dat op die markt een
mededingingsstructuur ontstaat en wordt bestendigd die is verstoord als gevolg
van de als misbruik aan te merken strategie van een onderneming (…)"[22]. Voortdurende
innovatie mogelijk maken in digitale sectoren - van smartphones tot muziek Bijzondere aandacht ging
dit jaar naar mogelijk misbruik van octrooien voor (delen van)
gestandaardiseerde technologie (de zogeheten essentiële octrooien) in de "octrooioorlogen"
tussen producenten van smartphones. De Commissie onderzocht de kwestie van de essentiële
octrooien in het licht van de EU-concentratieverordening toen zij de overname
van Motorola door Google goedkeurde[23]. Daarnaast
is zij drie procedures[24]
begonnen in verband met mogelijk misbruik door Samsung en Motorola van
hun essentiële octrooien, deels om op dit gebied meer duidelijkheid te bieden
na de talrijke klachten die de Commissie dit jaar heeft ontvangen. Op 21
december 2012 heeft de Commissie in een van deze drie procedures een mededeling
van punten van bezwaar gezonden aan Samsung. Daarin deelde de Commissie de
onderneming als voorlopige standpunt mee dat het feit dat Samsung in diverse
landen Apple probeert te laten veroordelen voor schending van haar voor mobiele
telefoons essentiële octrooirechten, neerkomt op misbruik van een machtspositie[25]. Het
cruciale belang van essentiële octrooien voor innovatie in de ict-sector De
zogeheten essentiële octrooien zijn van belang voor innovatie in een hele
sector. Dit soort octrooien maken per definitie deel uit van een standaard en
de houders van die octrooien hebben toegezegd hiervoor een licentie te verlenen
op eerlijke, redelijke en niet-discriminatoire voorwaarden (ook wel
FRAND-voorwaarden genoemd). Een mogelijk worstcasescenario is dat een
onderneming die tegen FRAND-voorwaarden een licentie wil nemen voor essentiële
octrooien, van de markt wordt uitgesloten door een rechterlijk bevel. Dit soort
gedingen (of de dreiging daarmee) kan dus een rem zetten op de innovatie in de
hele sector. Standaarden kunnen enorm gunstig zijn voor een aantal nauw
verweven markten, kunnen de interoperabiliteit stimuleren en kunnen schaal- en
toepassingsvoordelen opleveren op de interne markt en daarbuiten. Wat concentratiecontrole
betreft, heeft de Commissie toestemming gegeven voor de overname door Universal
(de grootste platenmaatschappij ter wereld) van de muziekdivisie van EMI.
Uit het onderzoek van de Commissie was gebleken dat de concentratie geen
negatieve effecten zou opleveren voor digitale klanten of voor de ontwikkeling
van nieuwe digitale diensten. De muziekbranche is een van de vele sectoren die door
de digitalisering ingrijpend van aanzien zal veranderen. De Commissie maakte
zich zorgen dat door deze transactie, in haar oorspronkelijk aangemelde vorm,
Universal minder goede licentieringsvoorwaarden zou gaan aanbieden aan digitale
platforms die consumenten muziek verkopen. Om die bezwaren weg te nemen, heeft
Universal verregaande toezeggingen gedaan, die vooral neerkomen op de afstoting
van een aanzienlijk deel van het repertoire van EMI in de EER, waaronder
momenteel best verkopende artiesten en artiesten uit hun muziekcatalogus. Ook
deed Universal de toezegging om in haar licentieringsovereenkomsten met
digitale muziekdiensten in de EER gedurende tien jaar geen
meestbegunstigingsclausule (MFN-clausule) op te nemen. Dankzij die toezeggingen
kon de Commissie concluderen dat de transactie geen verdere
mededingingsbezwaren deed rijzen. Besluiten tot
verbindendverklaring van gedane toezeggingen als een soepel alternatief om te
zorgen voor een snel herstel van de mededinging op zich snel ontwikkelende
digitale markten Besluiten waarbij, zoals
in de e-books-zaak (zie verder), toezeggingen verbindend worden verklaard,
kunnen langdurige procedures overbodig maken en bieden de Commissie de
mogelijkheid om concrete resultaten te bereiken voor consumenten. Toch kan deze
aanpak alleen werken indien partijen de gedane toezeggingen ook nauwgezet
naleven. Anders heeft de Commissie het recht om geldboetes op te leggen. Op 12 december 2012
heeft de Commissie een besluit waarbij toezeggingen verbindend werden
verklaard, vastgesteld in de sector e-books, een ander opkomend en zich snel
ontwikkelend onderdeel van de digitale economie. Met dat besluit werden de
toezeggingen verbindend verklaard die waren gedaan door Apple en vier internationale
uitgeverijen van e‑books: Simon & Schuster (CBS Corp.), Harper Collins
(News Corp.), Hachette Livre (Lagardère Publishing) en Verlagsgruppe Georg von
Holtzbrinck (eigenaar van onder meer Macmillan). In december 2011 had de
Commissie een procedure ingeleid tegen deze ondernemingen en tegen een vijfde
internationale uitgever van e-books, Penguin (Pearson Group). Het besluit van
december 2012 was niet tot Penguin gericht omdat die uitgever ervoor had
gekozen om geen toezeggingen aan de Commissie te doen. De Commissie voert
momenteel echter constructief overleg met Penguin over toezeggingen waardoor
ook voor die uitgeverij de procedure snel kan worden afgesloten. In haar besluit maakte de Commissie zich zorgen dat Apple en
de vier internationale uitgeverijen van e-books mogelijk heimelijke afspraken
hadden gemaakt om de concurrentie voor de detailhandelsprijs voor e-books in de
Europese Economische Ruimte (EER) te beperken. Dit zou een inbreuk zijn op de
EU-mededingingsregels. Tot januari 2010 werden e‑books door uitgevers aan de
detailhandel verkocht volgens het zogeheten "groothandelsmodel":
detailhandelaars konden e-books inkopen bij de uitgeverij en dan vrij de detailhandelsprijzen
bepalen voor de e-books die zij aan consumenten verkochten. In januari 2010
zijn Apple en de vier internationale uitgeverijen van e-books samen overgestapt
naar agentuurcontacten, die alle dezelfde essentiële voorwaarden bevatten. Daardoor
werden detailhandelaars handelsagenten voor uitgeverijen die rechtstreeks aan
consumenten wilden verkopen. In dit "agentuurmodel" bepaalden de vier
uitgeverijen de detailhandelsprijs voor e‑books volgens de prijszettingsregels
van agentuurcontracten. Die prijszettingsregels waren zo vormgegeven dat de
detailhandelsprijzen hoger uitvielen dan de prijzen die bepaalde grote detailhandelaars
op dat tijdstip berekenden. In sommige landen binnen de EER waren de regels zo
vormgegeven dat iedere mogelijkheid om consumenten lagere prijzen te berekenen,
gewoonweg was uitgesloten. Om de bezwaren van de Commissie weg te nemen, hebben Apple
en de vier internationale uitgeverijen van e-books erin toegestemd om een eind
te maken aan al hun bestaande agentuurcontracten die de beperkingen inzake
detailhandelsprijzen en de prijszettingsregels bevatten waartegen de Commissie
bezwaar had. Daarnaast hebben Apple en de vier internationale uitgeverijen van
e-books toegezegd om gedurende vijf jaar geen nieuwe contracten te sluiten die
de prijszettingsregels bevatten waartegen de Commissie bezwaar had gemaakt. Voorts
stemden de vier internationale uitgeverijen van e-books erin toe om
detailhandelaars gedurende twee jaar toe te staan op de detailhandelsprijs voor
e-books kortingen te geven van maximaal de provisie die een detailhandelaar
gedurende één jaar van de uitgeverij krijgt. Met deze toezeggingen kwam een eind aan de praktijken die
aan de basis lagen van de bezwaren van de Commissie, en werd de vroegere
toestand hersteld waardoor de markt voor e-books zich nu kan 'resetten'. In
landen waar de wetgeving inzake detailhandelsprijzen voor e-books dit toestaat,
zou dit besluit voor consumenten in de EER kunnen leiden tot lagere prijzen
voor e-books. Een zaak waarin sprake
is van mogelijk misbruik van een machtspositie, is de zaak-Google. De
Commissie had bezwaren geformuleerd tegen vier soorten zakelijke praktijken van
Google die misbruik van een machtspositie in de zin van artikel 102 VWEU kunnen
inhouden. Het ging om: i) de wijze waarop Google verticale zoekopdrachten toont
binnen de algemene zoekresultaten, vergeleken met diensten van concurrenten;
ii) de wijze waarop Google content van derden kan gebruiken en tonen in zijn
verticale zoekopdrachten; iii) exclusiviteitsovereenkomsten voor de levering
van Google-zoekadvertenties op andere websites, en iv) beperkingen inzake de
overdraagbaarheid van AdWords-reclamecampagnes. Eind januari 2013 heeft Google
een gedetailleerd document met toezeggingen ingediend. De diensten van de Commissie
zijn het voorstel van Google nu aan het onderzoeken, om te bepalen of de
Commissie op basis daarvan de procedure kan aanvatten om een besluit vast te stellen
op grond van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 (de toezeggingen dus
verbindend kan verklaren). In een zaak met
betrekking tot Microsoft ging het om de niet-naleving van een vroeger
besluit tot verbindendverklaring van toezeggingen. In december 2009 had
de Commissie toezeggingen juridisch bindend verklaard voor Microsoft. De
onderneming had toen toezeggingen gedaan om de mededingingsbezwaren weg te
nemen in verband met de koppeling (tying) van Microsofts webbrowser
(Internet Explorer) aan het dominante besturingssysteem van de onderneming voor
client pc's (Windows). Meer bepaald had Microsoft toegezegd om gedurende vijf
jaar (dus tot 2014) in de Europese Economische Ruimte (EER) een
"keuzescherm" beschikbaar te stellen. Hiermee zouden gebruikers van
het Windows besturingssysteem een weloverwogen en neutrale keuze kunnen maken
welke webbrowser(s) zij naast of in plaats van de webbrowser van Microsoft
willen installeren. Vanaf maart 2010 hadden Europese Windows-gebruikers die
Internet Explorer als hun standaard webbrowser hadden geïnstalleerd, dit
keuzescherm te zien moeten krijgen. In een besluit van 6
maart 2013 moest de Commissie echter vaststellen dat Microsoft het keuzescherm
voor de webbrowser tussen mei 2011 en juli 2012 niet had uitgerold met haar
Windows 7 Service Pack 1. Daardoor kregen 15 miljoen Windows-gebruikers in de
EU dit keuzescherm gedurende die periode niet te zien. Microsoft heeft publiek
erkend dat het keuzescherm gedurende die hele periode niet te zien was. 4.2 Voorkomen
van misbruik van intellectuele-eigendomsrechten in de farmasector De farmasector is een
andere sector waar kennis, uitvindingen en ideeën - en de intellectuele
eigendomsrechten die daarvan de vertaling zijn - een centrale rol spelen. In
die sector kunnen octrooihouders en generieke ondernemingen echter in de
verleiding komen om concurrentieverstorende akkoorden te sluiten om het op de
markt brengen van goedkopere generieke middelen te vertragen, met name wanneer
de basisoctrooibescherming voor het werkzame bestanddeel bijna afloopt of reeds
is afgelopen. Dit neemt niet weg dat veel van deze schikkingen in octrooigeschillen
een rationeel en maatschappelijk verantwoord middel zijn om onzekerheid te
verminderen en kosten van octrooigeschillen te vermijden. Tegen deze achtergrond
begon de Commissie in 2008 een sectoraal onderzoek naar de farmasector, waarvan
de uitkomsten in juli 2009 werden bekendgemaakt[26]. In
2012 werd op diverse punten vooruitgang geboekt bij de follow-up van dit
onderzoek. Wat handhaving van de mededingingsregels betreft, heeft de Commissie
op 25 en 30 juli 2012 aan meer dan veertien ondernemingen een mededeling van
punten van bezwaar gezonden in twee grote zaken waarin er mogelijk sprake is
van concurrentieverstorende afspraken en eenzijdige praktijken. Mededelingen
van punten van bezwaar wegens gedragingen waardoor generieke antidepressiva en
cardiovasculaire geneesmiddelen misschien met vertraging op de interne markt
zijn gekomen De
eerste van deze mededelingen van punten van bezwaar betrof de Citalopram-zaak
waar de originator-onderneming Lundbeck en diverse generieke
concurrenten akkoorden hadden gesloten die mogelijk verhinderden dat generiek citalopram
op markten in de EER kwam. Citalopram is het werkzame bestanddeel van een
bepaalde klasse antidepressiva. De mededeling van punten van bezwaar werd ook
gezonden aan Merck KGaA, Generics UK, Arrow, Resolution Chemicals, Xellia
Pharmaceuticals, Alpharma, A.L. Industrier en Ranbaxy, die allen
deel uitmaakten van de generieke groepen die de akkoorden hadden gesloten. Het
feit dat een mededeling van punten van bezwaar is gezonden, loopt niet vooruit
op de uiteindelijke uitkomst van het onderzoek. De
ondernemingen sloten deze akkoorden op het moment dat het in beginsel mogelijk
werd een generiek middel op de markt te brengen omdat bepaalde van Lundbecks
citalopram-octrooien waren verlopen. Volgens de eerste bevindingen in de
mededeling van punten van bezwaar zouden er door deze akkoorden substantiële
waardeoverdrachten van Lundbeck naar vier generieke concurrenten plaatsvinden. In
ruil daarvoor zouden de generieke ondernemingen dan ervan hebben afgezien om de
interne markt te betreden en er generieke citalopram te verkopen. Bij deze
waardeoverdrachten van Lundbeck naar haar generieke concurrenten ging het onder
meer om directe betalingen om voorraden generiek citalopram op te kopen met het
oog vernietiging en om winstgaranties die de generieke bedrijven bij
distributieovereenkomsten kregen. Het voorlopige standpunt van de Commissie in
deze zaak was dat deze gedragingen, mochten deze worden bewezen, de consumenten
aanzienlijk hebben geschaad, omdat door deze akkoorden het op de markt brengen
van generieke middelen kon worden afgeremd en de prijzen hoger konden worden
gehouden. De
tweede mededeling van punten van bezwaar betrof de Perindopril-zaak waar
Les Laboratoires Servier en diverse generieke concurrenten
akkoorden hadden gesloten die mogelijk verhinderden dat generiek perindopril op
de interne markt kwam. Perindopril is het werkzame bestanddeel van een bepaalde
klasse cardiovasculaire geneesmiddelen. Volgens het voorlopige standpunt in de
mededeling van punten van bezwaar hebben generieke ondernemingen, in ruil voor
betalingen van Servier, ermee ingestemd om de markt niet te betreden met hun
goedkopere generieke middelen of niet langer de geldigheid aan te vechten van
de octrooien die Serviers duurdere geneesmiddel beschermden. Ook heeft Servier
misschien een omvattende strategie gehanteerd om te beletten dat goedkopere
generieke versies van perindopril op de markt kwamen toen de octrooibescherming
voor perindopril van Servier bijna afliep. Bij de onderzochte praktijken gaat
het onder meer om de verwerving van octrooien die concurrenten mogelijk van de
markt kunnen uitsluiten, maar ook schikkingen van octrooigeschillen met andere
ondernemingen, waaronder het soort reverse payments die in de Citalopram-zaak
speelden. Door
praktijken als die in de Citalopram- en Perindopril-zaken zouden, indien de klachten
bewezen kunnen worden, de nationale zorgstelsels ernstige schade kunnen lijden
en zorgverzekeringen zouden worden gedwongen om langer te blijven betalen voor
de duurdere, door een octrooi beschermde versies van een geneesmiddel. Sancties
nemen tegen dit soort concurrentieverstorende praktijken is nodig om de
innovatieprikkels in deze sector te behouden. Concurrentieverstorend gedrag mag
niet worden gebruikt voor het kunstmatig verlengen van octrooibescherming die
per definitie beperkt is in de tijd. Deze beperkte duur is van essentieel
belang om prikkels te behouden voor voortdurende innovatie in kennisintensieve
sectoren zoals de farmasector. De Commissie zette
haar monitoring voort van mogelijk schadelijke akkoorden om octrooigeschillen
tussen orginator- en generieke ondernemingen te schikken In juli 2012 bracht de
Commissie haar derde monitoringrapport uit over schikkingen van
octrooigeschillen in de farmasector[27].
Dat rapport bevestigde dat het totale aantal schikkingen dat werd bereikt,
aanzienlijk is toegenomen. Tegelijk bleek het percentage schikkingen dat
problematisch kan zijn voor de mededinging, met de helft te zijn gedaald ten
opzichte van het niveau dat ten tijde van het sectorale onderzoek werd
waargenomen. Het percentage van potentieel problematische schikkingen is
gestabiliseerd op 11% (ten opzichte van de 21% die werd vastgesteld toen het
sectorale onderzoek werd uitgevoerd). Tegelijk is het totale aantal schikkingen
dat jaarlijks wordt bereikt, toegenomen tot 120, een stijging met 500% vergeleken
met de resultaten van het sectorale onderzoek. De meeste schikkingen lijken,
uit mededingingsoogpunt, niet problematisch te zijn. Uit de cijfers blijkt dat,
in tegenstelling tot wat bepaalde stakeholders eerst vreesden, het onderzoek
van de Commissie ondernemingen niet heeft belet om schikkingen te bereiken op
de interne markt. In zijn arrest
in de zaak-AstraZeneca heeft de EU-rechter geoordeeld dat het
EU-mededingingsrecht de interne-marktregels aanvult In juni 2005 gaf de
Commissie een beschikking waarbij AstraZeneca een geldboete kreeg opgelegd
wegens twee inbreuken op artikel 102 VWEU en artikel 54 van de
EER-Overeenkomst. De conclusie van die beschikking was dat AstraZeneca in een
aantal EER-Staten overheidsprocedures en -regels had misbruikt om generieke
ondernemingen uit te sluiten van de markt en parallelhandelaren te beletten te
concurreren met AstraZeneca's bestverkopende maagzuurremmer (Losec). In zijn arrest van 6
december 2012 (zaak C-457/10 P) heeft het Hof van Justitie het arrest van het
Gerecht van 2010 bevestigd waarin het Gerecht, vrijwel over de hele lijn, het
beroep van AstraZeneca tegen de beschikking van de Commissie had afgewezen. Destijds
was dit de eerste beschikking waarbij geldboeten werden opgelegd voor misbruik
van een machtspositie in de farmasector. Meer bepaald had het Gerecht bevestigd
dat misbruik van wettelijke procedures, in bepaalde omstandigheden, misbruik
van een machtspositie kan zijn. Het Hof van Justitie
merkte op dat misbruik van machtspositie in de meeste gevallen bestaat uit
gedragingen die voor het overige, volgens andere rechtstakken dan het
mededingingsrecht, rechtmatig zijn. Dit bevestigt dat het EU-mededingingsbeleid
een aanvulling is op, en niet ondergeschikt aan, andere takken van het
EU-recht, zoals de regels voor de interne markt. 5. DE
CONCURRENTIEDIALOOG MET ANDERE INSTELLINGEN 5.1
Gestructureerde dialoog met het Europees Parlement DG Concurrentie voert
over mededingingskwesties een voortdurende gestructureerde dialoog met het
Europees Parlement, en met name de Commissie Economische en monetaire zaken (ECON). Gestructureerde
dialoog met de Commissie ECON In
het kader van de gestructureerde dialoog heeft de met het mededingingsbeleid
belaste Vicevoorzitter in 2012 tweemaal de ECON-commissie bezocht. In juni
presenteerde hij er het Mededingingsverslag 2011 en in oktober het
werkprogramma van de Commissie voor 2013. De Vicevoorzitter onderhoudt ook buiten
die gestructureerde dialoog regelmatige contacten met het Europees Parlement. Op
22 mei 2012 woonde hij een workshop bij over het ECN-verslag over de handhaving
van de mededingingsregels in de Europese industrie[28]. Op
24 september 2012 nam hij deel aan een hoorzitting over de Libor-/Euribor-marktmanipulatie.
De Vicevoorzitter woonde ook een workshop bij over de modernisering van het
EU-staatssteunbeleid (25 september 2012) en een bijeenkomst rond het thema
gegevensbescherming en mededingingsregels (26 november 2012). In het kader van de samenwerking organiseerde DG
Concurrentie op 7 juni 2012 een seminar voor assistenten en politieke adviseurs
van de leden van de Commissie ECON waarin de belangrijkste thema's uit het
werkprogramma voor het mededingingsbeleid aan bod kwamen[29]. Op
28 februari 2012 wisselde de Vicevoorzitter met de Commissie Interne markt en
consumentenbescherming (IMCO) ook van gedachten over mededinging en groei. DG Concurrentie
houdt de betrokken commissies regelmatig op de hoogte van publieke consultaties
en nieuwe richtsnoeren die worden goedgekeurd. In totaal is de Vicevoorzitter
achtmaal naar het Europees Parlement gekomen (zie tabel). Datum || Bijeenkomst || Thema 28/02/2012 || EP IMCO-commissie || Gedachtewisseling over mededinging en groei 22/05/2012 || EP ECON werkgroep Concurrentie || ECN-verslag en hervorming GLB 19/06/2012 || EP ECON gestructureerde dialoog || Presentatie Mededingingsverslag 2011 11/09/2012 || EP Plenaire vergadering Vragenuur || Stand van zaken uitvoering acquis energiemarkt (3e pakket) - Gazprom 24/09/2012 || EP ECON Publieke hoorzitting - Libor || Marktmanipulatie - Libor 25/09/2012 || EP ECON Workshop – SAM || Modernisering EU-staatssteunbeleid 08/10/2012 || EP ECON gestructureerde dialoog || Presentatie werkprogramma 2013 26/11/2012 || EP Event – Privacy Platform || Concurrentie en privacy op datamarkten Publieke
consultaties en effectbeoordelingen DG
Concurrentie houdt het secretariaat van de Commissie ECON op de hoogte van de
publieke consultaties die worden georganiseerd. Meer algemeen ziet DG
Concurrentie uit naar bijdragen van leden van het Europees Parlement in een
vroege fase. De diensten van DG Concurrentie zijn ook beschikbaar om
Parlementsleden te briefen over aspecten die hen bijzonder interesseren. Publieke
consultaties en reacties daarop, studies met betrekking tot het
mededingingsbeleid, in opdracht van DG Concurrentie uitgevoerde studies,
effectbeoordelingen met betrekking tot het mededingingsbeleid en alle
betreffende werkdocumenten van de diensten van de Commissie worden gepubliceerd
op de website van DG Concurrentie[30]. Als antwoord op de
belangstelling die leden van de commissie ECON hadden laten blijken voor de
mededeling van de Commissie over de modernisering van het EU-staatssteunbeleid,
hebben de Vicevoorzitter en ambtenaren van DG Concurrentie op 8 oktober 2012 in
het Parlement aan een workshop over dit thema deelgenomen. In het kader van het
overleg over de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)
hebben leden van het Europees Parlement de Commissie opgeroepen om de kwestie
van de onderhandelingsmacht van producenten ten opzichte van detailhandelaars
in de voedselvoorzieningsketen van nabij te onderzoeken. De Commissie had,
zoals aangegeven in het rapport van het European Competition Network (ECN)[31],
in de detailhandelssector weliswaar geen specifieke mededingingsproblemen
vastgesteld. Toch heeft zij in december 2012 de opdracht gegeven voor een
studie die moet nagaan wat de impact is van de structuur van de
detailhandelsmarkt op de productinnovatie en het productaanbod in de voedingssector. Leden van het Europees
Parlement stellen de Commissie vaak vragen over individuele, lopende
mededingingszaken. De Commissie kan echter geen antwoord geven over bepaalde
aspecten van die zaken, omdat zij bij onderzoeksprocedures gebonden is aan
vertrouwelijkheid. Lopende
onderzoeken en sectorale onderzoeken Medewerkers
van DG Concurrentie hebben geregeld met leden van het Europees Parlement die
daarom verzoeken, bijeenkomsten om toelichting te geven over de procedurele
stappen in een onderzoek en om een algemeen overleg te voeren over een bepaalde
sector, telkens voor zover dit mogelijk is binnen de beperkingen van de
vertrouwelijkheidsverplichting ten aanzien van partijen. DG Concurrentie
beschikt over een reeks instrumenten om het EU-mededingingsrecht te doen
naleven en om markten met andere middelen concurrerender te maken, zoals
onderzoeken in individuele zaken, sectorale onderzoeken of samenwerking met
andere directoraten-generaal op het gebied van regelgevings- en toezichtsinitatieven
die een impact hebben op de mededinging op de interne markt. 5.2
Follow-up van de resolutie van het Parlement over het Mededingingsverslag 2010 In januari 2012 keurde het Parlement zijn
resolutie over het Mededingingsverslag 2010 goed[32]. In
die resolutie formuleerde het een aantal vragen aan de Commissie. Naast het
officiële antwoord van de Commissie op die resolutie van het Parlement heeft
het bevoegde lid van de Commissie in april 2012 geantwoord met een brief aan de
voorzitter van de Commissie ECON en heeft DG Concurrentie ook een gedetailleerd
antwoord gegeven op alle punten uit de resolutie van het Parlement. Thema's uit de resolutie van het Europees Parlement Het Parlement
toonde bijzondere belangstelling voor de activiteiten van DG Concurrentie met
betrekking tot de financieel-economische crisis en de rol van het
staatssteuntoezicht in dat verband. In haar antwoord onderstreepte de
Commissie welke soorten voorwaarden routinematig worden opgelegd bij de
toepassing van de tijdelijke staatssteunregels zoals die momenteel voor de
banksector gelden. Die zogeheten "conditionaliteit" betekent dat
banken en financiële instellingen een deel van de lasten moeten dragen en een herstructurering
opgelegd krijgen, om ervoor te zorgen dat hun levensvatbaarheid op lange
termijn wordt hersteld, zonder dat dit ten koste gaat van de integriteit van de
interne markt. In zijn
resolutie herhaalde het Parlement zijn eerdere verzoeken[33] aan
de Commissie om met wetgeving te komen die het eenvoudiger moet maken om een daadwerkelijke
vergoeding te krijgen voor schade die voortvloeit uit schendingen
van het EU-mededingingsrecht. Het werkprogramma van de Commissie voor 2012
omvat een voorstel voor particuliere schadevergoedingsacties wegens schendingen
van het mededingingsrecht. De met het mededingingsbeleid belaste Vicevoorzitter
heeft bevestigd dat in 2013 een voorstel in die zin ter tafel wordt gebracht. Als
antwoord op de oproep van het Parlement om de mededinging in de voedingssector
te onderzoeken, heeft DG Concurrentie intern een taskforce rond de
voedingssector opgezet die een studie van het European Competition Network
(ECN) over deze sector heeft gecoördineerd. Daarnaast heeft de Commissie opdracht
gegeven voor een studie naar de economische impact van de moderne detailhandel
op keuze en innovatie in de voedingssector. 5.3 De contacten
van DG Concurrentie met het EESC en het CvdR De Commissie houdt ook het Europees Economisch en Sociaal
Comité (EESC) en het Comité van de Regio's (CvdR) op de hoogte van belangrijke beleidsinitiatieven.
Zij neemt ook deel aan studiegroepen en afdelingsvergaderingen. Op 4 september 2012
had Vicevoorzitter Almunia een ontmoeting met de EESC-rapporteur over het
initiatief inzake de modernisering van het EU-staatssteunbeleid (SAM) en op 7
december 2012 met de CvdR-rapporteur over de herziening van de richtsnoeren
regionale steun. Op 14 november 2012 heeft het EESC een advies uitgebracht over
het initiatief inzake de modernisering van het EU-staatssteunbeleid[34] en op 4
december 2012 bracht de afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie (INT)
van het EESC een advies uit over het Mededingingsverslag 2011[35]. Op 29 november
2012 heeft het CvdR een advies uitgebracht over het initiatief inzake de
modernisering van het EU-staatssteunbeleid[36] en op 7 december 2012
bracht de Commissie Territoriale samenhang (COTER) van het CvdR een advies uit
over de richtsnoeren regionale steun[37]. [1] Arrest van 13 juli 1966,
gevoegde zaken C-56/64 en C-58/64, Établissements Consten S.à.R.L. en Grundig-Verkaufs-GmbH
/ Commissie, Jurispr. 1966, blz. 450. Zie ook arrest van 4 oktober 2011,
gevoegde zaken C-403/08 en C-429/08, Football Association Premier League Ltd
e.a., (nog niet bekendgemaakt in de Jurispr.). [2] De Commissie zal met een
voorstel komen voor een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme voor banken. In
december 2012 werd de Europese Raad het erover eens dat dit voorstel "door
de medewetgevers bij voorrang zal worden behandeld, om nog tijdens de lopende
parlementaire zittingsperiode te worden aangenomen". [3] Als reactie op de oproepen van
het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité om
initiatieven te nemen voor eerlijke, goed gereguleerde en transparante
financiële markten. [4] Kort gezegd betekenen deze
bijzondere regels dat de normale regels voor reddings- en
herstructureringssteun niet gelden voor de financiële sector (zie IP/11/1488). [5] Zie, voor een vollediger beeld,
bijlage 2 bij het werkdocument van de diensten van de Commissie dat bij dit
verslag hoort. [6] Zie onder meer steunmaatregel
SA.28487 - Herstructureringssteun BayernLB (zie persbericht IP/12/847). [7] Maar zo nodig ook afwikkeling,
zoals in het geval van de Griekse landbouwbank ATE. [8] Bank voor Internationale
Betalingen (BIS), november 2012, beschikbaar onder: http://www.bis.org/statistics/derstats.htm,
cijfergegevens beschikbaar onder: http://www.bis.org/statistics/otcder/dt21a21b.pdf [9] Zoals gevraagd door het Europees
Parlement. [10] Na de inleiding van de procedure
in maart 2008 had de Commissie Visa in april 2009 een mededeling van punten van
bezwaar gezonden met betrekking tot multilaterale interbancaire vergoedingen
(MIF's) voor transacties met consumentendebet- en -creditkaarten (zie MEMO/09/151).
Visa Europe zegde daarop toe om haar MIF's voor debetkaarten te maximeren op 0,20%,
toezegging die de Commissie in december 2010 verbindend verklaarde (zie IP/10/1684). De
procedure ten aanzien van MIF's voor consumentencreditkaarten blijft lopen. [11] Arrest van 24 mei 2012, zaak T-111/08,
MasterCard Inc. e.a. / Commissie (nog niet bekendgemaakt in de Jurispr.). [12] Steunmaatregel SA.33054 - Post
Office Limited: Compensation for net costs incurred to keep a non-commercially
viable network for the period 2012-15 and the continuation of a working capital
facility (zie IP/12/320).
De zaak werd getoetst aan artikel 106 VWEU. [13] Als antwoord op vragen vanuit
het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité. [14] Toespraak van vicevoorzitter
Almunia op 8 oktober 2012 voor het Europees Parlement bij de presentatie van
het werkprogramma 2013/2014 voor het mededingingsbeleid, beschikbaar onder: http://europa.eu/rapid/press-release_SPEECH-12-701_en.htm [15] Ibidem. [16] Zo heeft, als gevolg van het mededingingsonderzoek
van de Commissie, het Duitse E.ON toegezegd om zijn activa voor
elektriciteitsproductie en zijn activiteiten inzake hoogspanningslijnen in 2008
van de hand te doen. Dit was een mijlpaal in de openstelling van de Duitse
markt. Andere onderzoeken hielpen beperkingen op grensoverschrijdende gas- en
elektriciteitshandel op te heffen. Zo leidde het onderzoek van de Commissie tot
aanpassingen in het Zweedse transmissienet voor elektriciteit dat de uitvoer belemmerde,
door de capaciteit voor interconnectie met buurlanden te beperken. [17] Onder deze regels is het
mogelijk om in de periode 2013-2015 subsidies te geven voor maximaal 85% van de
stijging waarmee de meest doelmatige ondernemingen in elke bedrijfstak te maken
krijgen. Dit plafond neemt geleidelijk af tot 75% tegen 2019-2020. [18] The functioning of the market
for internet access and provision from a consumer perspective in the European
Union. Study on behalf of the European Commission, directoraat-generaal
Gezondheid en Consumenten (publicatie verwacht voor april 2013). [19] Arrest van 29 maart 2012, zaak
T-336/07, Telefónica SA en Telefónica de España SA / Commissie (nog niet
bekendgemaakt in de Jurispr.). [20] Met name in zaken op grond van
artikel 102 VWEU ten aanzien van Microsoft (zie de beschikking van de Commissie
van 24 maart 2004 in zaak COMP/C-3/37.792) en van Intel (zie de beschikking van
de Commissie van 13 mei 2009 in zaak COMP/C-3/37.990). [21] Zie de toespraak van Joaquín
Almunia, vicevoorzitter van de Europese Commissie, van 8 oktober 2012 (SPEECH/12/701). [22] Arrest van 17 februari 2011,
zaak C-52/09, Konkurrensverket / TeliaSonera Sverige AB, Jurispr. 2011, blz. I-527,
punt 108. [23] Zaak COMP/M.6381,
Google/Motorola Mobility (zie IP/12/129). [24] Inleiding van de procedure ten
aanzien van Samsung op 30 januari 2012 (zaak COMP/C-3/39.939); inleiding van de
procedure ten aanzien van Motorola op 2 april 2012 (zaken COMP/C-3/39.985 en
COMP/C-3/39.986). [25] Zie persbericht IP/12/1448 [26] Zie IP/09/1098 en
MEMO/09/321 [27] Zie MEMO/12/593 [28] http://ec.europa.eu/competition/ecn/food_report_en.pdf
[29] Thema's die aan bod kwamen waren
staatssteun in de financiële sector, de voedingsindustrie, de luchtvaartsector,
de financiële sector en het initiatief inzake de modernisering van het
EU-staatssteunbeleid (SAM). [30] http://ec.europa.eu/competition/index_en.html
[31] http://ec.europa.eu/competition/ecn/food_report_en.pdf
[32] P7_TA(2012)0031. [33] Resoluties van het Europees
Parlement in 2007, 2009, 2010 en 2011. [34] Beschikbaar onder http://www.eesc.europa.eu/?i=portal.en.int-opinions.23584
[35] Beschikbaar onder http://www.eesc.europa.eu/?i=portal.en.int-opinions.24209 [36] Beschikbaar onder: http://www.toad.cor.europa.eu/corwipdetail.aspx?folderpath=ECOS-V/035&id=21619
[37] Beschikbaar onder: http://www.toad.cor.europa.eu/corwipdetail.aspx?folderpath=COTER-V/034&id=21792