Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006PC0753(01)

    Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van een Protocol tussen de Europese Gemeenschap, Zwitserland en Liechtenstein bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in Zwitserland of in Liechtenstein wordt ingediend

    /* COM/2006/0753 def. */

    52006PC0753(01)

    Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van een Protocol tussen de Europese Gemeenschap, Zwitserland en Liechtenstein bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in Zwitserland of in Liechtenstein wordt ingediend /* COM/2006/0753 def. */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 4.12.2006

    COM(2006) 753 definitief

    2006/0257 (CNS)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende de ondertekening van een Protocol tussen de Europese Gemeenschap, Zwitserland en Liechtenstein bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in Zwitserland of in Liechtenstein wordt ingediend

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende de sluiting van een Protocol tussen de Europese Gemeenschap, Zwitserland en Liechtenstein bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in Zwitserland of in Liechtenstein wordt ingediend

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    I. INLEIDING

    Op 26 oktober 2004 ondertekenden de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat een Overeenkomst inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (hierna de “Dublin/Eurodac-overeenkomst met Zwitserland” genoemd).

    Overeenkomstig artikel 15 van die overeenkomst kan Liechtenstein tot deze overeenkomst toetreden. De onderhandelingen over de toetreding van Liechtenstein zijn afgerond en er is een ontwerp-protocol betreffende de toetreding van Liechtenstein tot de Dublin/Eurodac-overeenkomst met Zwitserland geparafeerd.

    In overeenstemming met de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend ("Dublin-verordening") en Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin ("Eurodac-verordening")[1].

    Overeenkomstig de Dublin/Eurodac-overeenkomst met Zwitserland kan Denemarken verzoeken om deelneming aan deze overeenkomst. Voor dat geval wordt in de overeenkomst bepaald dat de overeenkomstsluitende partijen, met de instemming van Denemarken, de voorwaarden voor deelneming van Denemarken vastleggen in een protocol bij de overeenkomst.

    Bij brief van 8 november 2004 verzocht het Koninkrijk Denemarken om deelneming aan de Dublin/Eurodac-overeenkomst met Zwitserland. Aangezien Liechtenstein thans tot deze overeenkomst zal toetreden, moet de deelneming van Denemarken zowel ten aanzien van Zwitserland als ten aanzien van Liechtenstein worden geregeld.

    Nadat de Raad de Commissie daartoe op 27 februari 2006 had gemachtigd, werden er met Liechtenstein en Zwitserland onderhandelingen gevoerd. Op 21 juni 2006 werden deze onderhandelingen afgerond, waarna het ontwerp-protocol betreffende de deelneming van Denemarken aan de Dublin/Eurodac-overeenkomst met Zwitserland en Liechtenstein werd geparafeerd[2].

    Bij de onderhandelingen en de parafering van het ontwerp-protocol werd ervan uitgegaan dat Liechtenstein een overeenkomstsluitende partij zou worden na de sluiting van het Protocol betreffende zijn toetreding tot de Dublin/Eurodac-overeenkomst met Zwitserland. Bijgevolg moet voor ogen worden gehouden dat Liechtenstein slechts overeenkomstsluitende partij bij het Protocol betreffende de deelneming van Denemarken kan worden nadat het het Protocol betreffende zijn deelneming aan de Dublin/Eurodac-overeenkomst met Zwitserland heeft bekrachtigd[3].

    Bijgaande voorstellen zijn de juridische instrumenten voor de besluiten betreffende de ondertekening en de sluiting van het protocol. De rechtsgrond voor dit protocol is artikel 63, punt 1, onder a), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

    De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid. Overeenkomstig artikel 300, lid 3, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt het Europees Parlement geraadpleegd over de sluiting van het protocol.

    II. resultaten van de onderhandelingen

    De Commissie is van mening dat de doelstellingen die de Raad in de onderhandelingsrichtsnoeren had geformuleerd, zijn bereikt en dat het ontwerp-protocol aanvaardbaar is voor de Gemeenschap.

    De uiteindelijke inhoud van het protocol kan als volgt worden samengevat:

    - door het protocol worden de Dublin- en de Eurodac-verordening en hun uitvoeringsbepalingen van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein. Dit geldt ook voor toekomstige wijzigingen of nieuwe uitvoeringsmaatregelen;

    - het protocol verleent Zwitserland en Liechtenstein het recht memories of schriftelijke opmerkingen in te dienen bij het Hof van Justitie wanneer een Deense rechterlijke instantie het Hof van Justitie heeft verzocht om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van een bepaling van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken;

    - het protocol voorziet in een bemiddelingsprocedure ingeval enerzijds Denemarken en anderzijds Zwitserland en Liechtenstein het oneens zijn over de uitlegging of toepassing van het protocol;

    - het protocol bevat bepalingen betreffende de beëindiging ervan.

    III. Conclusies

    Rekening houdend met bovenstaande overwegingen, stelt de Commissie voor dat de Raad:

    - besluit dat het protocol namens de Gemeenschap wordt ondertekend, en de voorzitter van de Raad machtigt om de persoon aan te wijzen die naar behoren is gemachtigd om het protocol namens de Gemeenschap te ondertekenen;

    - na raadpleging van het Europees Parlement zijn goedkeuring hecht aan het bijgevoegde Protocol bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, met inbegrip van het Protocol betreffende de toetreding van Liechtenstein.

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende de ondertekening van een Protocol tussen de Europese Gemeenschap, Zwitserland en Liechtenstein bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in Zwitserland of in Liechtenstein wordt ingediend

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, punt 1, onder a), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,

    Gezien het voorstel van de Commissie[4],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Na de op 27 februari 2006 aan de Commissie verleende machtiging, zijn de onderhandelingen afgerond die werden gevoerd met de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein over een Protocol betreffende de deelneming van Denemarken aan de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, met inbegrip van het Protocol betreffende de toetreding van Liechtenstein.

    (2) Behoudens eventuele sluiting op een later tijdstip, moet het op 21 juni 2006 te Brussel geparafeerde protocol worden ondertekend.

    (3) Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, zullen het Verenigd Koninkrijk en Ierland deelnemen aan de aanneming en toepassing van dit besluit.

    (4) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van dit besluit, dat bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken,

    BESLUIT:

    Enig artikel

    Behoudens eventuele sluiting op een later tijdstip, wordt de voorzitter van de Raad gemachtigd om de persoon aan te wijzen die bevoegd is om namens de Gemeenschap over te gaan tot ondertekening van het Protocol tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, met inbegrip van het Protocol betreffende de toetreding van Liechtenstein.

    De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    De voorzitter

    2006/0257 (CNS)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende de sluiting van een Protocol tussen de Europese Gemeenschap, Zwitserland en Liechtenstein bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in Zwitserland of in Liechtenstein wordt ingediend

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, punt 1, onder a), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

    Gezien het voorstel van de Commissie[5],

    Gezien het advies van het Europees Parlement[6],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Na de op 27 februari 2006 aan de Commissie verleende machtiging, zijn de onderhandelingen afgerond die werden gevoerd met de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein over een Protocol betreffende de deelneming van Denemarken aan de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, met inbegrip van het Protocol betreffende de toetreding van Liechtenstein.

    (2) Overeenkomstig Besluit .../.../EG van de Raad van [..........] en behoudens definitieve sluiting op een later tijdstip, is dit protocol op [.......] 2006 namens de Europese Gemeenschap ondertekend.

    (3) Dit protocol dient te worden goedgekeurd.

    (4) Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland deel aan de aanneming en toepassing van dit besluit.

    (5) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van dit besluit, dat bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    Het Protocol bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, met inbegrip van het Protocol betreffende de toetreding van Liechtenstein, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

    De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.

    Artikel 2

    De voorzitter van de Raad wordt hierbij gemachtigd om de persoon aan te wijzen die bevoegd is om namens de Europese Gemeenschap de in artikel 5 van het protocol genoemde akte van goedkeuring neer te leggen, waarmee de instemming van de Europese Gemeenschap om door het protocol gebonden te zijn tot uiting wordt gebracht.

    Artikel 3

    Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    De voorzitter

    BIJLAGE

    Protocol tussen de Europese Gemeenschap, Zwitserland en Liechtenstein bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in Zwitserland of in Liechtenstein wordt ingediend

    De Europese Gemeenschap

    en

    De Zwitserse Bondsstaat

    en

    Het Vorstendom Liechtenstein,

    hierna "de overeenkomstsluitende partijen" genoemd,

    INDACHTIG HET FEIT dat in het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, is bepaald dat de overeenkomstig titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap aangenomen maatregelen niet bindend zijn voor, noch van toepassing zijn in Denemarken,

    ONDER VERWIJZING naar artikel 11, lid 1, van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend[7] (hierna “de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland” genoemd), waarin wordt bepaald dat het Koninkrijk Denemarken kan verzoeken om deelneming aan deze overeenkomst,

    GELET OP het bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland behorende protocol tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot deze overeenkomst, overeenkomstig artikel 15 van deze overeenkomst,

    OPMERKENDE dat Denemarken bij brief van 8 november 2004 heeft verzocht om deelneming aan de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland,

    ERAAN HERINNEREND dat overeenkomstig artikel 11, lid 1, van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland, waartoe het Vorstendom Liechtenstein is toegetreden, de voorwaarden voor deze deelneming van het Koninkrijk Denemarken zullen worden vastgelegd door de overeenkomstsluitende partijen, met de instemming van Denemarken, in een protocol bij deze overeenkomst,

    OVERWEGENDE dat het passend was voor Denemarken en de Gemeenschap om eerst een overeenkomst te sluiten teneinde met name kwesties in verband met de bevoegdheid van het Hof van Justitie en de coördinatie tussen de Gemeenschap en Denemarken betreffende internationale overeenkomsten te regelen,

    GELET OP de Overeenkomst tussen Denemarken en de Gemeenschap betreffende de criteria en instrumenten om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat wordt ingediend in Denemarken of een andere lidstaat van de Europese Unie en "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin[8],

    OVERWEGENDE dat derhalve de voorwaarden moeten worden vastgesteld voor de deelneming van Denemarken aan de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland, waartoe het Vorstendom Liechtenstein is toegetreden, en dat met name de rechten en verplichtingen tussen Zwitserland, Liechtenstein en Denemarken moeten worden vastgelegd,

    EROP WIJZENDE dat de inwerkingtreding van dit protocol op de instemming van Denemarken is gebaseerd, overeenkomstig zijn grondwettelijke verplichtingen,

    HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OVER HETGEEN VOLGT:

    Artikel 1

    Het Koninkrijk Denemarken neemt deel aan de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (hierna “de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland” genoemd), waartoe het Vorstendom Liechtenstein overeenkomstig artikel 15 van deze overeenkomst via een protocol bij deze overeenkomst (hierna “het Liechtenstein-protocol” genoemd) is toegetreden, onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken betreffende de criteria en instrumenten om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat wordt ingediend in Denemarken of een andere lidstaat van de Europese Unie en "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (hierna “de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken” genoemd) en in dit protocol.

    Artikel 2

    1. De bepalingen van de “Dublin-verordening”[9], die aan dit protocol is gehecht en er deel van uitmaakt, samen met de krachtens artikel 27, lid 2, van de "Dublin-verordening" aangenomen maatregelen ter uitvoering daarvan, zijn uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds Zwitserland en Liechtenstein.

    2. De bepalingen van de "Eurodac-verordening"[10], die aan dit protocol is gehecht en er deel van uitmaakt, samen met de krachtens artikel 22 of artikel 23, lid 2, van de "Eurodac-verordening" aangenomen maatregelen ter uitvoering daarvan, zijn uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds Zwitserland en Liechtenstein.

    3. Wijzigingen van de in de leden 1 en 2 bedoelde besluiten die door Denemarken ter kennis worden gebracht van de Commissie overeenkomstig artikel 3 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken en die door Zwitserland en Liechtenstein ter kennis worden gebracht van de Commissie overeenkomstig respectievelijk artikel 4 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland en artikel 5 van het Liechtenstein-protocol, zijn uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds Zwitserland en Liechtenstein.

    4. De krachtens artikel 27, lid 2, van de "Dublin-verordening" aangenomen uitvoeringsmaatregelen en de krachtens artikel 22 of artikel 23, lid 2, van de "Eurodac-verordening" aangenomen uitvoeringsmaatregelen die door Denemarken ter kennis worden gebracht van de Commissie overeenkomstig artikel 4 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken en die door Zwitserland en Liechtenstein ter kennis worden gebracht van de Commissie overeenkomstig respectievelijk artikel 4 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland en artikel 5 van het Liechtenstein-protocol, zijn uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds Zwitserland en Liechtenstein.

    Artikel 3

    Zwitserland en Liechtenstein hebben het recht bij het Hof van Justitie memories of schriftelijke opmerkingen in te dienen wanneer een Deense rechterlijke instantie het Hof van Justitie heeft verzocht om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken.

    Artikel 4

    1. In geval van een klacht van Zwitserland of Liechtenstein over de toepassing of uitlegging door Denemarken van dit protocol, kan Zwitserland of Liechtenstein verzoeken om de aangelegenheid officieel als geschil op de agenda van het gemengd comité te plaatsen.

    2. In geval van een klacht van Denemarken over de toepassing of uitlegging door Zwitserland of Liechtenstein van dit protocol, kan Denemarken de Commissie verzoeken om de aangelegenheid officieel als geschil op de agenda van het gemengd comité te plaatsen. De aangelegenheid wordt door de Commissie op de agenda geplaatst.

    3. Het gemengd comité beschikt over 90 dagen vanaf de datum van goedkeuring van de agenda waarop het geschil is geplaatst, om het geschil te beslechten. In dit verband heeft Denemarken het recht bij het gemengd comité opmerkingen in te dienen.

    4. Ingeval een geschil door het gemengd comité zodanig wordt beslecht dat in Denemarken uitvoeringsmaatregelen zijn vereist, deelt Denemarken de partijen binnen de in lid 3 bedoelde termijn mee of het de inhoud van de regeling al dan niet ten uitvoer legt. Ingeval Denemarken kennis geeft van zijn besluit de inhoud van de regeling niet ten uitvoer te leggen, is lid 5 van toepassing.

    5. Ingeval het gemengd comité het geschil niet binnen de in lid 3 bedoelde termijn kan beslechten, wordt een nieuwe termijn van 90 dagen in acht genomen om tot een definitieve regeling te komen. Indien het gemengd comité bij het verstrijken van die termijn geen beslissing heeft genomen, wordt dit protocol aan het einde van de laatste dag van die termijn geacht te zijn beëindigd.

    Artikel 5

    Dit protocol dient te worden bekrachtigd of goedgekeurd door de overeenkomstsluitende partijen. De akten van bekrachtiging of goedkeuring worden neergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad, die als depositaris zal optreden.

    Wat Liechtenstein betreft, treedt dit protocol in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de kennisgeving door de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Liechtenstein dat hun daartoe vereiste procedures zijn beëindigd.

    Wat Zwitserland betreft, treedt dit protocol in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de kennisgeving door de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat dat hun daartoe vereiste procedures zijn beëindigd.

    De inwerkingtreding van dit protocol voor enerzijds de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Liechtenstein en anderzijds de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat, vereist tevens dat de depositaris vooraf een nota van het Koninkrijk Denemarken ontvangt waarin wordt verklaard dat het Koninkrijk Denemarken instemt met de in dit protocol opgenomen bepalingen en dat het de in artikel 2 bedoelde bepalingen zal toepassen in zijn wederzijdse betrekkingen met Zwitserland en Liechtenstein.

    Artikel 6

    Elke overeenkomstsluitende partij kan dit protocol opzeggen door neerlegging van een schriftelijke verklaring bij de depositaris. Deze verklaring wordt zes maanden na de neerlegging van kracht.

    Dit protocol houdt op te bestaan wanneer de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken wordt beëindigd.

    Dit protocol houdt op te bestaan indien ofwel de Europese Gemeenschap, ofwel zowel Zwitserland als Liechtenstein het heeft opgezegd.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    De voorzitter

    Bijlage bij het protocol

    Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 50 van 25.2.2003)

    Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (PB L 316 van 15.12.2000)

    [1] Op 21 februari 2006 sloot de Europese Gemeenschap met het Koninkrijk Denemarken een Overeenkomst betreffende de criteria en instrumenten om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in Denemarken of een andere lidstaat van de Europese Unie wordt ingediend en betreffende "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken).

    [2] Alsook de ontwerp-protocollen betreffende de toetreding van Liechtenstein tot de Schengenovereenkomst met Zwitserland en de toetreding van Liechtenstein tot de Dublin/Eurodac-overeenkomst met Zwitserland.

    [3] Overeenkomstig artikel 15 van de Dublin/Eurodac-overeenkomst met Zwitserland wordt de toetreding van Liechtenstein opgenomen in een protocol bij deze overeenkomst.

    [4] PB C […] van […], blz. […].

    [5] PB C […] van […], blz. […].

    [6] PB C […] van […], blz. […].

    [7] ASILE 54, 13049/04.

    [8] PB L 66 van 8.3.2006, blz. 38.

    [9] Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 50 van 25.2.2003).

    [10] Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (PB L 316 van 15.12.2000).

    Top