This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32012R0388
Regulation (EU) No 388/2012 of the European Parliament and of the Council of 19 April 2012 amending Council Regulation (EC) No 428/2009 setting up a Community regime for the control of exports, transfer, brokering and transit of dual-use items
Verordening (EU) nr. 388/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik
Verordening (EU) nr. 388/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik
PB L 129 van 16/05/2012, p. 12–280
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
No longer in force, Date of end of validity: 08/09/2021; opgeheven door 32021R0821
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Modifies | 32009R0428 | vervanging | bijlage I | 15/06/2012 |
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Corrected by | 32012R0388R(01) | (DE) | |||
Corrected by | 32012R0388R(02) | (PL) | |||
Repealed by | 32021R0821 | 09/09/2021 |
16.5.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 129/12 |
VERORDENING (EU) Nr. 388/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 19 april 2012
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 428/2009 (2) moeten producten voor tweeërlei gebruik (met inbegrip van programmatuur en technologie) aan een doeltreffende controle worden onderworpen bij uitvoer uit of doorvoer door de Unie, of bij aflevering aan een derde land als gevolg van tussenhandeldiensten welke worden verleend door een tussenhandelaar die een ingezetene van de Unie is, of die in de Unie is gevestigd. |
(2) |
Om de lidstaten en de Unie in staat te stellen aan hun internationale verplichtingen te voldoen, is in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 de gemeenschappelijke lijst van producten voor tweeërlei gebruik vastgesteld, zoals bedoeld in artikel 3 van die verordening, welke internationaal overeengekomen controles op goederen voor tweeërlei gebruik ten uitvoer legt. Deze verplichtingen zijn aangegaan in het kader van deelname aan de Australiëgroep, het Controleregime voor de uitvoer van rakettechnologie en -onderdelen (Missile Technology Control Regime — MTCR), de Groep van nucleaire exportlanden (NSG), het Wassenaar Arrangement en het Verdrag inzake chemische wapens (Chemical Weapons Convention — CWC). |
(3) |
Verordening (EG) nr. 428/2009 bepaalt dat de lijst in bijlage I wordt bijgewerkt overeenkomstig de desbetreffende verplichtingen en verbintenissen, en alle wijzigingen daarin, waarmee de lidstaten hebben ingestemd als partij bij internationale regelingen inzake non-proliferatie en uitvoercontrole of door de bekrachtiging van desbetreffende internationale verdragen. |
(4) |
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 moet worden gewijzigd om rekening te houden met wijzigingen die na de vaststelling van die verordening zijn overeengekomen in de Australiëgroep, de Groep van nucleaire exportlanden, het Controleregime voor de uitvoer van rakettechnologie en -onderdelen en het Wassenaar Arrangement. |
(5) |
Om raadpleging door instanties voor uitvoercontrole en door ondernemingen te vergemakkelijken, dient een bijgewerkte en geconsolideerde versie van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 te worden gepubliceerd. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 428/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dertigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 19 april 2012.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
M. SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
M. BØDSKOV
(1) Standpunt van het Europees Parlement van 13 september 2011 (PB C 7 E van 10.1.2012, blz. 28) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 21 februari 2012 (PB C 107 E van 13.4.2012, blz. 1). Standpunt van het Europees Parlement van 29 maart 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1.
BIJLAGE
„BIJLAGE I
Lijst bedoeld in artikel 3 van deze verordening
LIJST VAN PRODUCTEN VOOR TWEEËRLEI GEBRUIK
Deze lijst is een technische implementatie van internationaal overeengekomen vergunningsregelingen voor producten voor tweeërlei gebruik, waaronder het Wassenaar Arrangement, het Controleregime voor de uitvoer van rakettechnologie en -onderdelen (Missile Technology Control Regime — MTCR), de Groep van nucleaire exportlanden, de Australiëgroep en het Verdrag inzake chemische wapens (Chemical Weapons Convention — CWC).
INHOUD
Noten
Acroniemen en afkortingen
Definities
Categorie 0 |
Nucleaire goederen |
Categorie 1 |
Speciale materialen en aanverwante apparatuur |
Categorie 2 |
Materiaalbewerking |
Categorie 3 |
Elektronica |
Categorie 4 |
Computers |
Categorie 5 |
Telecommunicatie en „informatiebeveiliging” |
Categorie 6 |
Sensoren en lasers |
Categorie 7 |
Navigatie en vliegtuigelektronica |
Categorie 8 |
Zeewezen en schepen |
Categorie 9 |
Ruimtevaart en voortstuwing |
ALGEMENE NOTEN BIJ BIJLAGE I
1. |
Voor de controle op de uitvoer van goederen die zijn ontworpen of aangepast voor militair gebruik zij verwezen naar de desbetreffende lijst(en) van aan vergunningsplicht onderworpen militaire goederen van de afzonderlijke lidstaten. Verwijzingen in deze bijlage naar de lijst van militaire goederen hebben betrekking op deze lijst. |
2. |
De doelstelling van de controle op de uitvoer van de goederen, vermeld in deze bijlage, mag niet worden omzeild door de uitvoer van niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen (met inbegrip van fabrieken) die één of meer aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen bevatten, als deze onderdelen het voornaamste element van de goederen vormen en gemakkelijk kunnen worden verwijderd of voor andere doeleinden worden aangewend.
|
3. |
Met goederen worden in deze bijlage zowel nieuwe als gebruikte goederen bedoeld. |
4. |
In sommige gevallen zijn stoffen vermeld met naam en CAS-nummer. Onder de lijst vallen stoffen met dezelfde structuurformule (inclusief hydraten), ongeacht naam of CAS-nummer. De CAS-nummers zijn vermeld om een bepaalde stof of een bepaald mengsel gemakkelijker te kunnen identificeren, ongeacht de nomenclatuur. CAS-nummers kunnen niet als eenduidige identificatienummers worden gebruikt, omdat sommige vormen van de op de lijst vermelde stoffen andere CAS-nummers hebben, en ook mengsels die een op de lijst voorkomende stof bevatten, andere CAS-nummers kunnen hebben. |
NUCLEAIRETECHNOLOGIENOOT (NTN)
(Te lezen in samenhang met sectie E van categorie 0.)
De „technologie” die rechtstreeks samenhangt met goederen die in categorie 0 vallen, valt onder de bepalingen van categorie 0.
„Technologie” voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van aan vergunningsplicht onderworpen goederen is ook aan vergunningsplicht onderworpen als deze technologie wordt toegepast op niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen.
Het verlenen van een uitvoervergunning voor goederen houdt tevens in dat de uitvoer naar dezelfde eindgebruiker van de minimaal noodzakelijke „technologie” voor installatie, bediening, onderhoud en reparatie van de goederen is toegestaan.
Vergunningsregelingen voor overdracht van „technologie” zijn niet van toepassing op informatie die „voor iedereen beschikbaar” is, en op „fundamenteel wetenschappelijk onderzoek”.
ALGEMENE TECHNOLOGIENOOT (ATN)
(Te lezen als onderdeel van sectie E van de categorieën 1 tot en met 9.)
De uitvoer van „technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, „productie” of het „gebruik” van in de categorieën 1 tot en met 9 bedoelde goederen is onderworpen aan de op de categorieën 1 tot en met 9 van toepassing zijnde bepalingen.
„Technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van aan vergunningsplicht onderworpen goederen is ook aan vergunningsplicht onderworpen als deze technologie wordt toegepast op niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen.
De vergunningsplicht geldt niet voor de minimaal noodzakelijke „technologie” voor installatie, bediening, onderhoud en reparatie van niet onder de vergunningsplicht vallende goederen of op de goederen waarvan de uitvoer is toegestaan.
: |
Deze bepaling laat de embargostatus van de in 1E002 e), 1E002 f), 8E002 a) en 8E002 b) bedoelde „technologie” onverlet. |
Vergunningsregelingen voor overdracht van „technologie” zijn niet van toepassing op informatie die „voor iedereen beschikbaar” is, op „fundamenteel wetenschappelijk onderzoek” en op de voor octrooiaanvragen noodzakelijke minimuminformatie.
ALGEMENE PROGRAMMATUURNOOT (APN)
(Deze noot heeft voorrang boven het bepaalde in sectie D van de categorieën 0 tot en met.9.)
De categorieën 0 tot en met 9 van deze lijst zijn niet van toepassing op „programmatuur” die:
a) |
algemeen voor het publiek verkrijgbaar is doordat de „programmatuur”:
|
b) |
„voor iedereen beschikbaar” is. |
IN DEZE BIJLAGE GEBRUIKTE ACRONIEMEN EN AFKORTINGEN
Een acroniem of afkorting, gebruikt als gedefinieerde term, is te vinden in „Definities van in deze bijlage gebruikte termen”.
Acroniem of betekenis |
Afkorting |
ABEC |
Annular Bearing Engineers Committee |
AGMA |
American Gear Manufacturers’ Association |
AHRS |
attitude and heading reference systems |
AISI |
American Iron and Steel Institute |
ALU |
arithmetic logic unit (logische rekeneenheid) |
ANSI |
American National Standards Institute |
ASTM |
American Society for Testing and Materials |
ATC |
air traffic control (luchtverkeersleiding) |
AVLIS |
isotopenscheidingsinstallaties werkend met atomaire-damplasers |
CAD |
computer-aided-design (computerondersteund ontwerpen) |
CAS |
Chemical Abstracts Service |
CCITT |
Comité consultatif international télégraphique et téléphonique (Internationale Raadgevende Commissie inzake telegrafie en telefonie) |
CDU |
control and display unit (besturings- en beeldeenheid) |
CEP |
circular error probability (50 %-trefkanscirkel) |
CNTD |
controlled nucleation thermal deposition (thermische ontleding met beheerste nucleatie) |
CRISLA |
chemische reactie door selectieve laseractivering van één of meer isotopen |
CVD |
chemical vapour deposition (chemische afzetting uit de dampfase) |
CW |
chemical warfare (chemische oorlogsvoering) |
CW (voor lasers) |
continuous wave (continugolf) |
DME |
distance measuring equipment |
DS |
directionally solidified |
EB-PVD |
electron beam physical vapour deposition (elektronenstraalverdampen) |
EBU |
European Broadcasting Union |
ECM |
electro-chemical machining |
ECR |
electron cyclotron resonance |
EDM |
electrical discharge machines (vonkmachines) |
EEPROMS |
electrically erasable programmable read only memory |
EIA |
Electronic Industries Association |
EMC |
elektromagnetische compatibiliteit |
ETSI |
European Telecommunications Standards Institute (Europees Instituut voor telecommunicatienormen) |
FFT |
Fast Fourier Transform (snelle Fourier-transformatie) |
GLONASS |
global navigation satellite system (wereldwijd satellietnavigatiesysteem) |
GPS |
global positioning system |
HBT |
heterobipolaire transistors |
HDDR |
high density digital recording (digitale registratie met hoge dichtheid) |
HEMT |
high electron mobility transistors (tansistors met hoge elektronenmobiliteit) |
ICAO |
International Civil Aviation Organization (Internationale Burgerluchtvaartorganisatie) |
IEC |
International Electrotechnical Commission (CEI - Internationale Elektrotechnische Commissie) |
IEEE |
Institute of Electrical and Electronic Engineers |
IFOV |
Instantaneous field of view (momenteel gezichtsveld) |
ILS |
instrument landing system |
IRIG |
inter-range instrumentation group |
ISA |
international standard atmosphere |
ISAR |
inverse synthetic aperture radar (radarmodus met omgekeerde kunstmatig ingestelde apertuur) |
ISO |
International Organization for Standardization (Internationale organisatie voor normalisatie) |
ITU |
International Telecommunication Union (Internationale Telecommunicatie Unie) |
JIS |
Japanse Industriestandaard |
JT |
Joule-Thomson |
LIDAR |
light detection and ranging (lichtdetectie- en afstandsbepaling) |
LRU |
line replaceable unit |
MAC |
message authentication code |
Mach |
verhouding van de snelheid van een voorwerp tot de geluidssnelheid (naar Ernst Mach) |
MLIS |
isotopenscheidingsinstallaties werkend met moleculaire lasers”. |
MLS |
microwave landing systems (microgolf-landingssystemen) |
MOCVD |
metal organic chemical vapour deposition (chemisch neerslaan van organometaaldamp) |
MRI |
magnetic resonance imaging (beeldvorming door middel van magnetische resonantie) |
MTBF |
mean-time-between-failures (gemiddeld storingsvrij interval) |
Mtops |
miljoenen technische bewerkingen per seconde |
MTTF |
mean-time-to-failure (gemiddeld interval vóór storing) |
NBC |
nucleair, biologisch en chemisch |
NDT |
non-destructive test (niet-destructief onderzoek) |
PAR |
precision approach radar (landingsradarapparatuur) |
PIN |
persoonlijk identificatienummer |
ppm |
parts per million (delen per miljoen) |
PSD |
power spectral density (constante spectrale vermogensdichtheid) |
QAM |
quadratureamplitude-modulation (kwadratuuramplitudemodulatie) |
RF |
radiofrequentie |
SACMA |
Suppliers of Advanced Composite Materials Association |
SAR |
synthetic aperture radar (radarmodus met kunstmatig ingestelde apertuur) |
SC |
single crystal (eenkristal) |
SLAR |
sidelooking airborne radar (zijwaarts stralende radarmodus in vliegtuigen) |
SMPTE |
Society of Motion Picture and Television Engineers |
SRA |
shop replaceable assembly (in de werkplaats vervangbare module) |
SRAM |
static random access memory |
SRM |
SACMA Recommended Methods |
SSB |
single sideband (enkele zijband) |
SSR |
secondary surveillance radar |
TCSEC |
trusted computer system evaluation criteria |
TIR |
total indicated reading (totale meetklokuitslag) |
UV |
ultraviolet |
UTS |
ultimate tensile strength (eindtreksterkte) |
VOR |
very high frequency omni-directional range |
YAG |
yttrium/aluminum garnet |
DEFINITIES VAN IN DEZE BIJLAGE GEBRUIKTE TERMEN
De definitie van termen tussen ‚enkele aanhalingstekens’ wordt gegeven in een technische noot bij de betrokken post.
De definitie van de termen tussen „dubbele aanhalingstekens” luidt als volgt (1):
: |
Na elke gedefinieerde term wordt tussen haakjes verwezen naar de betrokken categorie(ën). |
„Aangepast piekvermogen” (4): een aangepaste pieksnelheid waarbij „digitale computers” drijvendekommaoptellingen en -vermenigvuldigingen van 64 bit of meer uitvoeren, die wordt uitgedrukt in gewogen teraFLOPS (‹Weighted TeraFLOPS (WT)›), in eenheden van 1012 aangepaste drijvendekommabewerkingen per seconde.
: |
Zie categorie 4, Technische noot. |
„Aangepast voor gebruik in oorlogssituaties” (1): iedere aanpassing of selectie (zoals een wijziging van de zuiverheid, houdbaarheid, virulentie, verspreidingskenmerken, of weerstand tegen uv-straling) die tot doel heeft de werkzaamheid te verhogen ten aanzien van menselijke of dierlijke slachtoffers, schade aan uitrusting of aan gewassen, en aantasting van het milieu.
„Actieve pixel” (6 8): het kleinste (afzonderlijke) element van de halfgeleider-‹array› dat nog een foto-elektrische overdrachtsfunctie vervult bij blootstelling aan elektromagnetische straling (licht).
„Actieve vluchtregelsystemen” (7): actieve vluchtregelsystemen werken zodanig dat ongewenste bewegingen of structurele belastingen van „vliegtuig” of raket kunnen worden voorkomen door de onafhankelijke verwerking van signalen van meerdere sensoren waarna preventieve commando’s voor automatische regeling worden gegeven.
„Aerodynamische vlakken met variabel profiel” (7): deze worden verkregen door flappen aan de achterrand of aan de voorrand of door een naar beneden knikkende voorrand, welke tijdens de vlucht bestuurd kunnen worden.
„Afstembaar” (6): het vermogen van een „laser” om binnen een gebied van verschillende „laser”-overgangen bij elke golflengte een continu-vermogen op te wekken. Een laser die slechts kan werken op een beperkt aantal vaste golflengten ‹line selectable› wekt discrete golflengten op binnen één „laser”-overgang en wordt niet beschouwd als „afstembaar”.
„‹Angle random walk›” (7): de foutenontwikkeling bij hoekversnellingsmeting in tijd door witte ruis in de snelheid van de hoekbeweging (IEEE-standaard 528-2001).
„APP” (4): („Adjusted Peak Performance”) „Aangepast piekvermogen”.
„Asymmetrisch algoritme” (5): cryptografisch algoritme waarin voor encryptie een andere wiskundige sleutel wordt gebruikt dan voor decryptie.
: |
Voor sleutelbeheer worden gewoonlijk „asymmetrische algoritmen” gebruikt. |
„Automatisch volgen van het doel” (6): een verwerkingstechniek waarbij automatisch en tijdgebonden een geëxtrapoleerde waarde van de meest waarschijnlijke positie van het doel wordt bepaald en als uitgangssignaal afgegeven.
„Axiale slag” (2): axiale verplaatsing tijdens één omwenteling van de hoofdspil, gemeten in een vlak loodrecht op de stelplaat van de spil aan een punt dat grenst aan de omtrek van de stelplaat van de spil (referentie: ISO 230, deel 1-1986, paragraaf 5.63).
„Band” (1): een materiaal dat bestaat uit in elkaar gevlochten of in één richting liggende „monofilamenten”, ‚strengen’, „‹rovings›”, „linten” of „garens” enz., gewoonlijk geïmpregneerd met hars.
: |
‚Streng’: een bundel „monofilamenten” (normaal meer dan 200) die ongeveer parallel lopen. |
„Beeldverbetering” (4): het verwerken van elders verkregen informatiedragende beelden met behulp van algoritmen, zoals tijdcompressie, filteren, extractie, selectie, correlatie, convolutie of transformatie tussen domeinen (bijvoorbeeld de snelle Fourier-transformatie (‹fast Fourier transform›) of de Walsh-transformatie (‹Walsh transform›)). Hieronder zijn niet begrepen algoritmen die slechts lineaire of draaiende omzettingen op een enkel beeld toepassen, zoals verschuivingen, extractie van specifieke kenmerken, registratie of het vals kleuren.
„Bias” (versnellingsmeters) (7): het gemiddelde uitgangssignaal van een versnellingsmeter over een bepaalde tijd, gemeten onder gespecificeerde werkingsomstandigheden, zonder correlatie met een aanzetversnelling of rotatie. „Bias” wordt uitgedrukt in g of in meter per secondekwadraat (g of m/s2) (IEEE-standaard 528-2001) (micro g = 1 × 10–6 g).
„Bias” (gyroscoop) (7): het gemiddelde uitgangssignaal van een gyroscoop over een bepaalde tijd, gemeten onder gespecificeerde werkingsomstandigheden, zonder correlatie met een aanzetrotatie of versnelling. „Bias” wordt typisch uitgedrukt in graden per uur (g/h) (IEEE-standaard 528-2001).
„Binnenbekleding” (9): de hechtlaag tussen de vaste stuwstof en de omhulling of isolerende bekleding. Doorgaans een op vloeibare polymeren gebaseerde dispersie van hittebestendige of isolerende materialen, bijvoorbeeld polybutadieen met hydroxy-eindgroep (HTPB) met koolstof als vulmateriaal of een andere polymeer waaraan hardingsmiddelen zijn toegevoegd, waarmee het inwendige van een omhulling wordt gespoten of bestreken.
„Brandstofcel” (8): een elektrochemische inrichting die chemische energie rechtstreeks in gelijkstroom (DC) omzet door van een externe bron afkomstige brandstof te verbruiken.
„Broncode” (of brontaal) (6 7 9): een geschikte expressie van één of meer processen, die door een programmeersysteem kan worden omgezet in een door apparatuur uitvoerbare vorm („objectcode” (of doeltaal)).
„CEP” (‹circle of equal probability› — 50 %-trefkanscirkel) (7): een maat voor de nauwkeurigheid; de straal van de cirkel met het doel in het middelpunt bij een bepaald bereik waarbinnen 50 % van de nuttige ladingen terechtkomen.
„Chemische laser” (6): een „laser” waarin de geëxciteerde stof wordt geproduceerd door de door een chemische reactie voortgebrachte energie.
„Chemisch mengsel” (1): een vast, vloeibaar of gasvormig product dat bestaat uit twee of meer bestanddelen die niet samen reageren onder de omstandigheden waarin het mengsel is opgeslagen.
„Civiele vliegtuigen” (1 3 4 7): die types „vliegtuigen” die als zodanig zijn aangeduid in gepubliceerde overzichten van luchtwaardigheidsbewijzen van de civiele luchtvaartautoriteiten voor het vliegen van commerciële binnenlandse en buitenlandse lijnen of voor wettig civiel, privé- of zakelijk gebruik.
: |
Zie ook „vliegtuigen”. |
„Communicatiekanaalbesturingseenheid” (4): de fysieke verbinding die de stroom synchrone of asynchrone digitale informatie bestuurt. Deze bestaat uit een samenstelling die in de computer- of telecommunicatieapparatuur kan worden geïntegreerd teneinde toegang tot de communicatie te verschaffen.
„Compensatiesystemen” (6): bestaan uit de primaire scalaire sensor, één of meer referentiesensoren (bv. vectormagnetometers), alsmede programmatuur, waardoor het reduceren van starlichaamrotatieruis van het platform mogelijk wordt.
„Composiet” (1 2 6 8 9): een „matrix” en één of meer toegevoegde fasen bestaande uit deeltjes, whiskers, vezels of iedere combinatie daarvan, aanwezig voor een specifiek doel of voor specifieke doelen.
„Contourbesturen” (2): twee of meer „numeriek bestuurde” bewegingen volgens instructies die de eerstvolgende vereiste positie en de vereiste voedingssnelheden naar die positie specificeren. Deze snelheden worden in afhankelijkheid van elkaar gevarieerd, zodat een gewenste contour wordt verkregen (referentie: ISO/DIS 2806-1980).
„Cryptografische activatie” (5): een techniek om cryptografisch vermogen te activeren of mogelijk te maken, via een beveiligd mechanisme dat door de fabrikant van het product wordt toegepast en uniek is voor het product waarvoor, of de klant voor wie het cryptografisch vermogen geactiveerd of mogelijk gemaakt wordt (bv. een vergunningssleutel op basis van een serienummer of een authentificatie-instrument zoals een digitaal ondertekend certificaat)
:
Technieken en mechanismen voor „cryptografische activatie” kunnen de vorm aannemen van apparatuur, „programmatuur” of „technologie”.
„Cryptografie” (5): de tak van wetenschap die zich bezighoudt met de grondbeginselen, instrumenten en methoden voor het omzetten van gegevens teneinde de inhoud daarvan te verbergen, te voorkomen dat deze inhoud ongemerkt wordt gewijzigd of zonder toestemming wordt gebruikt. „Cryptografie” is beperkt tot het omzetten van gegevens met gebruikmaking van één of meer ‚geheime parameters’ (bv. cryptovariabelen) of aanverwante sleutels.
: |
Een ‚geheime parameter’ is een constante of sleutel die voor anderen geheim wordt gehouden of slechts binnen een groep wordt bekendgemaakt. |
„CW-laser” (6): een „laser” die langer dan 0,25 seconden een nominaal constante energie voortbrengt.
„DBRN” staat voor „navigatie met als referentie een gegevensbestand” („Data-Based Referenced Navigation”) (zie aldaar).
„Deelnemende staat” (7 9): een staat die deelneemt aan het „Wassenaar Arrangement”.
„Diffusielassen” (1 2 9): het in de vaste fase (‹solid-state›) moleculair met elkaar verbinden van tenminste twee aparte metalen tot één stuk met een bindingssterkte tenminste gelijk aan die van het zwakste materiaal.
„Digitale computer” (4 5): een apparaat dat, in de vorm van één of meer discrete variabelen, alle volgende functies kan verrichten:
a) |
gegevens opnemen; |
b) |
gegevens of opdrachten in onuitwisbare of wijzigbare (beschrijfbare) geheugens opslaan; |
c) |
gegevens met behulp van een opgeslagen veranderbare reeks opdrachten kan verwerken, en |
d) |
gegevens afgeven. |
: |
Onder veranderen van een opgeslagen reeks opdrachten wordt mede verstaan het vervangen van onuitwisbare geheugenelementen, doch hieronder valt niet het in fysieke zin wijzigen van bedrading of onderlinge verbindingen. |
„Digitale elektronische motorregelsystemen welke volledig zelfstandig in de motorregeling kunnen ingrijpen” („FADEC-systemen”) (7 9) (‹Full Authority Digital Engine Control Systems›): digitale elektronische regelsystemen voor gasturbinemotoren die autonoom kunnen ingrijpen in de motorregeling over het hele werkbereik van de motor vanaf de gevraagde motorstart tot het gevraagde stilleggen van de motor, zowel in normale omstandigheden als in het geval van storingen.
„Digitale overbrengsnelheid” (def): de totale bitsnelheid van de informatie die direct wordt overgebracht op ieder type medium.
: |
Zie ook „totale digitale overbrengsnelheid”. |
„Direct hydraulisch persen” (2): een vervormingsproces waarbij gebruik wordt gemaakt van een flexibele, met vloeistof gevulde blaas die in direct contact staat met het werkstuk.
„Door de ITU toegewezen” (3 5): toewijzing van de frequentiebanden overeenkomstig de huidige uitgave van het Radioreglement van de ITU voor primaire, toegelaten en secundaire diensten.
: |
Extra en alternatieve toewijzingen vallen hier niet onder. |
„Door opwerking verkregen” (0 1): het toepassen van ieder procedé dat tot doel heeft het gehalte van het betrokken isotoop te doen toenemen.
„Drukomzetters” (2): inrichtingen die de gemeten druk omzetten in een elektrisch signaal.
„Dynamische signaalanalysatoren” (3): „Signaalanalysatoren” waarbij gebruik wordt gemaakt van digitale bemonsterings- en omzettingstechnieken ter verkrijging van een Fourier-spectrumafbeelding van een gegeven golfvorm met inbegrip van gegevens betreffende amplitude en fase.
: |
Zie ook „signaalanalysatoren”. |
„Eenkanaalsignalering” (‹common channel signalling›) (5): een methode van signalering waarbij met behulp van berichten met label via een enkel kanaal signaleringsinformatie die betrekking heeft op een veelheid van lijnen of oproepen alsmede andere informatie, bv. informatie gebruikt bij het beheer van netwerken, tussen schakelcentrales wordt overgebracht.
„Effectieve gram” (0 1). Onder een „effectieve gram” (0 1) van „speciale splijtstoffen” wordt verstaan:
a) |
voor plutoniumisotopen en uraan-233: het gewicht van de isotoop in gram; |
b) |
voor uraan dat 1 % of meer verrijkt is in de isotoop uraan-235: het gewicht van het element in gram, vermenigvuldigd met het kwadraat van de verrijking, uitgedrukt in decimalen als gewichtsverhouding; |
c) |
voor uraan dat minder dan 1 % verrijkt is in de isotoop uraan-235: het gewicht van het element in gram, vermenigvuldigd met 0,0001. |
„Eindeffectors” (2): grijpers, ‚actieve gereedschapseenheden’ en alle andere gereedschappen die zijn verbonden met de grondplaat aan het uiteinde van de manipulatiearmen van een „robot”.
: |
Een ‚actieve gereedschapseenheid’ is een voorziening die beweegkracht of procesenergie op het werkstuk overbrengt of waarnemingen daarvan verzorgt. |
„Elektronisch bestuurbare fasegestuurde antennesystemen, opgebouwd uit een groot aantal identieke antennes” (‹phased array antenna›) (5 6): een antenne waarbij de bundel wordt gevormd door middel van fasekoppeling, d.w.z. de bundelrichting wordt gestuurd door de complexe opwekkingscoëfficiënten van de uitstralende elementen en de richting van die bundel kan in azimut of hellingshoek worden gewijzigd door toepassing van een elektrisch signaal bij zowel uitzending als ontvangst.
„Energetische materialen” (1): stoffen of mengsels die chemisch reageren waarbij energie vrijkomt die noodzakelijk is voor de beoogde toepassing ervan. „Springstoffen”, „pyrotechnische middelen” en „stuwstoffen” zijn subklassen van energetische materialen.
„Equivalente dichtheid” (6): de massa van een optisch element per optische oppervlakte-eenheid, geprojecteerd op het optisch oppervlak.
„Expert systemen” (7): systemen die hun resultaten verkrijgen door het toepassen van regels op onafhankelijk van het „programma” opgeslagen gegevens en die één of meer van de volgende functies kunnen vervullen:
a) |
automatisch wijzigen van de door de gebruiker ingevoerde „broncode”; |
b) |
verschaffen van kennis betreffende een categorie problemen in een quasinatuurlijke taal, of |
c) |
verwerven van de kennis die noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het systeem (symbolische training). |
„‹Focal plane array›” (6 8): een lineaire of tweedimensionale vlakke laag of combinatie van vlakke lagen met afzonderlijke detectorelementen, met of zonder uitleeselektronica, die in het brandvlak worden geplaatst.
: |
Stapels afzonderlijke detectorelementen of detectoren met twee, drie of vier elementen vallen hier niet onder, op voorwaarde dat in het element geen tijdvertraging en integratie plaatsvindt. |
„Fractionele bandbreedte” (3 5): de momentele bandbreedte gedeeld door de centrale frequentie, uitgedrukt in procenten.
„‹Frequency hopping›” (5): een vorm van „spread spectrum” waarbij de zendfrequentie van één enkel communicatiekanaal wordt verschoven in een willekeurige of pseudowillekeurige reeks discrete stappen.
„Frequentiesynthesizer” (3): elke soort frequentiebron, ongeacht de feitelijk daarin toegepaste techniek, die een veelheid aan uitgangsfrequenties afgeeft, gelijktijdig of naar keuze, aan één of meer uitgangen, en die worden bepaald door, afgeleid van of beheerst door een geringer aantal standaard- (of basis-)frequenties.
„Frequentiewisseltijd” (3 5): de tijd (d.w.z. vertraging) welke benodigd is om van de oorspronkelijke gespecificeerde uitgangsfrequentie over te schakelen naar of te komen binnen ± 0,05 % van de uiteindelijke gespecificeerde uitgangsfrequentie. Producten met een gespecificeerd frequentiebereik van minder dan ± 0,05 % ten opzichte van hun centrumfrequentie worden aangemerkt als producten waarmee geen frequentiewissel mogelijk is.
„Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek” (ATN NTN): experimenteel of theoretisch werk dat hoofdzakelijk wordt gedaan om nieuwe kennis te verkrijgen over de fundamentele beginselen van verschijnselen of waarneembare feiten, en dat in eerste instantie niet is gericht op een bepaald praktisch doel of oogmerk.
„Garen” (1): een bundel getwijnde „strengen”.
: |
„streng”: een bundel „monofilamenten” (normaal meer dan 200) die ongeveer parallel lopen. |
„Gebruik” (ATN NTN Alle): bediening, installatie (met inbegrip van installatie ter plaatse), onderhoud (controle), reparatie, revisie en opknappen.
„Geïnstrumenteerd bereik” (6): het gespecificeerde ondubbelzinnige beeldbereik van een radar.
„Geïntegreerde schakeling van het filmtype” (3): een reeks ‚schakelelementen’ en metallieke doorverbindingen, die gevormd zijn door afzetting van een dikke of dunne laag op een isolerend „substraat”.
: |
Een ‚schakelelement’ is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronische schakeling, bijvoorbeeld één diode, één transistor, één weerstand, één condensator enz. |
„Geïsoleerde levende culturen” (1): hieronder vallen levende culturen waarvan de organismen zich in een ruststadium bevinden en levende culturen in gedroogde preparaten.
„Gekwalificeerd voor gebruik in de ruimte” (3 6 8): producten die zijn ontworpen, vervaardigd en getest volgens speciale elektrische, mechanische en omgevingseisen voor gebruik bij het lanceren en opstellen van satellieten of vluchtsystemen die opereren op hoogten van 100 km of meer.
„Geleidingssysteem” (7): systemen waarin de meting en berekening van de positie en snelheid van een voertuig (navigatie) worden gecombineerd met de berekening en verzending van opdrachten naar de vluchtregelsystemen van het voertuig om de baan te corrigeren.
„Gemiddeld uitgangsvermogen” (6): de totale uitgangsenergie van een „laser” in joules, gedeeld door de „laserduur” in seconden.
„Geografisch gespreid” (6): sensoren worden geacht „geografisch gespreid” te zijn wanneer elke sensor zich in alle richtingen op een afstand van meer dan 1 500 m van iedere andere sensor bevindt. Mobiele sensoren worden altijd beschouwd als „geografisch gespreid”.
„Gepulseerde laser” (6): een „laser” met een „pulsduur” korter dan of gelijk aan 0,25 seconden.
„Halffabricaten (‹preforms›) voor koolstofvezels” (1): een geordende verzameling vezels, met of zonder deklaag, bestemd om een raamwerk van een deel te vormen alvorens de „matrix” wordt ingebracht, teneinde een „composiet” te vormen;
„Heet isostatisch verdichten” (2): een proces waarbij op een gietstuk bij een temperatuur van meer dan 375 K (102 °C) in een gesloten holte door middel van een bepaalde stof (een gas, een vloeistof, vaste deeltjes enz.) in alle richtingen gelijke druk wordt uitgeoefend, waardoor holten in het gietstuk worden verminderd of geëlimineerd.
„Herhaalbaarheid” (7): de nauwkeurigheid van overeenstemming tussen herhaalde metingen van dezelfde variabele onder dezelfde gebruiksomstandigheden wanneer zich tussen metingen veranderingen in de omstandigheden of perioden zonder gebruik voordoen (referentie: IEEE-standaard 528-2001 (standaardafwijking van 1 sigma)).
„Hoekafwijking” (2): het maximale verschil tussen de aangegeven hoekpositie en de feitelijke, zeer nauwkeurig gemeten hoekpositie nadat de houder van het werkstuk op de tafel uit zijn oorspronkelijke positie is weggedraaid (referentie: VDI/VDE 2617, concept „Draaitafels op coördinaten-meetmachines”).
„Hybride geïntegreerde schakeling” (3): elke willekeurige combinatie van geïntegreerde schakelingen, ‚schakelelementen’ of ‚discrete onderdelen’ die onderling verbonden zijn om één of meer specifieke functies te vervullen en met alle volgende kenmerken:
a) |
met tenminste één niet-omhuld element; |
b) |
onderling verbonden met gebruikmaking van kenmerkende productiemethoden voor geïntegreerde schakelingen; |
c) |
als eenheid vervangbaar, en |
d) |
gewoonlijk niet demonteerbaar. |
: |
Een ‚schakelelement’ is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronische schakeling, bijvoorbeeld één diode, één transistor, één weerstand, één condensator enz. |
: |
Een ‚discreet onderdeel’ is een afzonderlijk omhuld ‚schakelelement’ met eigen uitwendige aansluitingen. |
„Immunotoxine” (1): een samenvoeging van een celspecifieke monoklonale antistof en een „toxine” of een „subeenheid van een toxine” die zieke cellen selectief aantast.
„Impulscompressie” (6): codering en verwerking van een radarsignaalimpuls met een lange duur tot een kortstondige impuls, met behoud van de voordelen van een hoge impulsenergie.
„Inclusief alle compensaties” (2): nadat alle uitvoerbare maatregelen waarover de fabrikant beschikt om alle systematische instelfouten voor het betrokken werktuigmachinemodel of alle meetfouten voor de betrokken coördinaten-meetmachine tot een minimum te beperken, bekeken zijn.
„Informatiebeveiliging” (4 5): alle middelen en functies ter verzekering van de toegankelijkheid, geheimhouding of integriteit van gegevens of communicaties, zonder inbegrip van de middelen en functies die zijn bedoeld als beveiliging tegen storingen. Het begrip omvat o.a. „cryptografie”, „cryptografische activatie”, ‚cryptanalyse’, bescherming tegen confidentiële uitstralingen en computerbeveiliging.
: |
‚Cryptanalyse’: de analyse van een cryptografisch systeem of de in- en uitvoer daarvan om daaraan vertrouwelijke variabelen of gevoelige gegevens te ontlenen, met inbegrip van niet-gecodeerde tekst. |
„Intrinsieke magnetische gradiëntmeter” (6): één enkel waarnemingselement voor de gradiënt van magnetische velden en bijbehorende elektronica waarvan de afleeswaarde een maat is van de gradiënt van het magnetisch veld.
: |
Zie ook „magnetische gradiëntmeter”. |
„Isolatie” (9): de isolatie van de onderdelen van een raketmotor, d.w.z. omhulling, straalpijp, inlaten en afdichtingen van de omhulling, waaronder gevulkaniseerd of halfgevulkaniseerd samengesteld rubber plaatmateriaal dat een isolerend of hittebestendig materiaal omvat. Isolatie kan ook zijn aangebracht in de vorm van moffen of flappen om spanningen te ontlasten.
„Isostatische persen” (2): apparatuur, geschikt voor het onder druk brengen van een gesloten holte door middel van een bepaalde stof (een gas, een vloeistof, vaste deeltjes enz.) teneinde te bereiken dat binnen de holte op een werkstuk of materiaal gelijke druk in alle richtingen wordt uitgeoefend.
„Kantelspil” (2): een spil met gereedschap die gedurende het bewerkingsproces de hoek van zijn hartlijn ten opzichte van een andere as kan wijzigen.
„Kernreactor” (0): een volledige reactor die in staat is om een beheerste zichzelf onderhoudende kettingreactie van kernsplijting te handhaven. Een „kernreactor” omvat de delen in of rechtstreeks bevestigd aan het reactorvat, de uitrusting die het vermogensniveau in de kern regelt, alsmede de onderdelen die gewoonlijk het primaire koelmiddel van de reactorkern bevatten, daarmee in rechtstreeks contact komen of dit reguleren.
„Kritische temperatuur” (1 3 5): de „kritische temperatuur” (ook wel overgangstemperatuur genoemd) van een bepaald „supergeleidend” materiaal is de temperatuur waarbij de gelijkstroomweerstand van het materiaal nul wordt.
„Kwantumcryptografie”: (5) een groep technieken voor het opstellen van een gemeenschappelijke encryptiesleutel door meting van de kwantummechanische eigenschappen van een fysisch systeem (met inbegrip van de fysische eigenschappen die expliciet beheerst worden door kwantumoptica, de kwantumveldtheorie en de kwantumelektrodynamica)
„Laser” (0 2 3 5 6 9): een samenstelling van componenten welke zowel in de ruimte als in de tijd coherent licht produceert dat is versterkt door de gestimuleerde emissie van straling.
: |
Zie ook:
„chemische laser”, „Super High Power Laser”, „transferlaser”. |
„Laserduur” (def): de tijd gedurende welke een „laser”„laser”-straling afgeeft, die voor „gepulseerde lasers” overeenstemt met de tijd gedurende welke één enkele puls of een reeks opeenvolgende pulsen wordt uitgezonden.
„Lichter-dan–luchttoestellen” (9): ballons of luchtschepen die voor het creëren van lift gebruikmaken van hete lucht of andere gassen die lichter zijn dan lucht, bijvoorbeeld helium of waterstof.
„Lineariteit” (2) (gewoonlijk gemeten als niet-lineariteit): dit is de maximale positieve of negatieve afwijking van het feitelijke kenmerk (gemiddelde van naar boven en naar beneden gemeten waarden) van een rechte lijn die zo is geplaatst dat de maximale afwijkingen gelijk worden gemaakt en geminimaliseerd.
„Lint” (1): een bundel „monofilamenten”, die gewoonlijk ongeveer parallel lopen.
„Lokaal netwerk” (4 5): een datacommunicatiesysteem dat alle onderstaande kenmerken combineert:
a) |
het stelt een willekeurig aantal onafhankelijke ‚datatoestellen’ in staat, rechtstreeks met elkaar in verbinding te staan, en |
b) |
het is beperkt tot een geografisch betrekkelijk klein gebied (bijvoorbeeld een kantoorgebouw, een fabriek, een universiteitscomplex of een magazijn). |
: |
Een ‚datatoestel’ is een apparaat voor het zenden of ontvangen van reeksen digitale informatie. |
„Luchtstroom-beheerste antitorsie of richtingsregelsystemen” (7): systemen die gebruikmaken van lucht die over aerodynamische vlakken wordt geblazen om de door deze oppervlakken gegenereerde krachten te verhogen en te beheersen.
„Magnetische gradiëntmeters” (6): deze zijn ontworpen voor het opsporen van de ruimtelijke variaties van magnetische velden van bronnen buiten het instrument. Zij bestaan uit verscheidene „magnetometers” en bijbehorende elektronica waarvan de afleeswaarde een maat is van de gradiënt van het magnetisch veld.
: |
Zie ook „intrinsieke magnetische gradiëntmeter”. |
„Magnetometers” (6): deze zijn ontworpen voor het opsporen van magnetische velden van bronnen buiten het instrument. Zij bestaan uit één enkel sensorelement voor het waarnemen van magnetische velden en bijbehorende elektronica waarvan de afleeswaarde een maat is van het magnetisch veld.
„Materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6” (O): koper, roestvrij staal, aluminium, aluminiumoxide, aluminiumlegeringen, nikkel of een legering met 60 of meer gewichtspercenten nikkel en UF6-bestendige gefluoreerde koolwaterstofpolymeren, naargelang van het soort scheidingsproces.
„Matrix” (1 2 8 9): een in hoofdzaak continue fase die de ruimte tussen deeltjes, whiskers of vezels vult.
„Mechanisch legeren” (1): een legeringsproces door middel van het binden, breken en opnieuw binden van elementaire of moederlegeringspoeders met behulp van mechanische krachten. Niet-metaaldeeltjes kunnen in de legering worden opgenomen door toevoeging van de geschikte poeders.
„Meetonzekerheid” (2): de kenmerkende parameter die specificeert binnen welk bereik rond de uitvoerwaarde de juiste waarde van de te meten variabele ligt met een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent. Deze omvat de ongecorrigeerde systematische afwijkingen, de ongecorrigeerde speling en de willekeurige afwijkingen (referentie: ISO 10360-2, of VDI/VDE 2617).
„Microcomputer-microschakeling” (3): een „monolithische geïntegreerde schakeling” of „multichip geïntegreerde schakeling” met een logische rekeneenheid (ALU), die in staat is om vanuit een intern geheugen algemene opdrachten uit te voeren op basis van gegevens opgeslagen in het interne geheugen.
: |
Het interne geheugen kan worden uitgebreid met een extra geheugen. |
„Micro-organismen” (1 2): bacteriën, virussen, mycoplasma’s, rickettsiae, chlamydiae of schimmels, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen” of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet.
„Microprocessor-microschakeling” (3): een „monolithische geïntegreerde schakeling” of „multichip geïntegreerde schakeling” met een logische rekeneenheid (ALU), die in staat is om vanuit een extern geheugen een reeks algemene opdrachten uit te voeren.
: |
De „microprocessor-microschakeling” bevat gewoonlijk geen toegankelijkheid van het interne geheugen voor de gebruiker, hoewel op de chip aanwezig geheugen kan worden gebruikt voor uitvoering van de logische functie. |
: |
Hieronder vallen tevens chipsets die zijn ontworpen om samen de functie van een „microprocessor microschakeling” te leveren. |
„Momentele bandbreedte” (3 5 7): de bandbreedte waarover het uitgangsvermogen binnen 3 dB constant blijft zonder bijstelling van andere werkparameters.
„Monofilament” (1) of filament: de kleinste maat vezel, gewoonlijk enkele μms in diameter.
„Monolithische geïntegreerde schakeling” (3): een combinatie van passieve en/of actieve ‚schakelelementen’ welke:
a) |
wordt gevormd door middel van diffusie, implanteren of opdampen in of op één enkel halfgeleidend stukje materiaal, een zogenaamde ‹chip›; |
b) |
wordt beschouwd als een ondeelbaar iets, en |
c) |
de functie(s) uitvoer(t)(en) van een schakeling. |
: |
Een ‚schakelelement’ is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronische schakeling, bijvoorbeeld één diode, één transistor, één weerstand, één condensator enz. |
„Monospectrale beeldsensoren” (6): deze zijn geschikt voor het vergaren van beeldgegevens van één afzonderlijke spectrumband.
„Multichip geïntegreerde schakeling” (3): twee of meer „monolithische geïntegreerde schakelingen”, verbonden op een gemeenschappelijk „substraat”.
„Multispectrale beeldsensoren” (6): deze zijn geschikt voor het gelijktijdig of serieel vergaren van beeldgegevens van twee of meer afzonderlijke spectrumbanden. Sensoren met meer dan twintig afzonderlijke spectrumbanden worden ook wel hyperspectrale beeldsensoren genoemd.
„Natuurlijk uraan” (0): uraan met dezelfde isotopensamenstelling als in de natuur voorkomt.
„Navigatiesystemen met als referentie een gegevensbestand” („DBRN-systemen”): systemen die gebruikmaken van verschillende bronnen van eerder gemeten gegevens die aan een geografische referentie zijn toegewezen, welke zijn geïntegreerd om onder dynamische omstandigheden accurate navigatie-informatie te verstrekken. De gegevensbronnen omvatten bathymetrische kaarten, sterrenkaarten, zwaartekrachtkaarten, magnetische kaarten of 3-D digitale terreinkaarten.
„Nauwkeurigheid” (6) (gewoonlijk uitgedrukt in mate van onnauwkeurigheid): de maximale positieve of negatieve afwijking van een aangegeven waarde ten opzichte van een erkende norm of zuivere waarde.
„Netwerktoegangsbesturingseenheid” (4): een fysieke verbinding met een gedistribueerd schakelnetwerk. Deze verbinding maakt gebruik van een gemeenschappelijk medium dat steeds met dezelfde „digitale overbrengsnelheid” werkt en voor de transmissie gebruiktmaakt van ‹arbitration› (bijvoorbeeld ‹token› of ‹carrier sense›). (Dit houdt in dat het systeem zelf zorg draagt voor de toegang tot het medium, zodanig dat de apparaten elkaar niet hinderen, bv. door onderlinge toewijzing van toegang of door aftasten of het kanaal vrij is). Geheel onafhankelijk selecteert de eenheid aan haar geadresseerde gegevenspakketten of gegevensgroepen (bv. IEEE-standaard 802). Het is een samenstelling die in computer- of telecommunicatieapparatuur kan worden geïntegreerd om toegang tot de communicatie te verschaffen.
„Neurale computer” (4): een rekentoestel dat is ontworpen of aangepast voor nabootsing van het gedrag van een neuron of een verzameling neuronen, d.w.z. een rekentoestel dat zich onderscheidt door het vermogen van zijn apparatuur om aan de hand van eerdere gegevens het gewicht en aantal van de onderlinge verbindingen van een grote hoeveelheid rekencomponenten te wijzigen.
„Noodzakelijk” (ATN 1-9): met betrekking tot „technologie” wordt hieronder verstaan uitsluitend dat deel van de „technologie” dat in het bijzonder verantwoordelijk is voor het bereiken of te boven gaan van de onder embargo vallende prestatieniveaus, kenmerken of functies. Verschillende producten kunnen dergelijke „noodzakelijke”„technologie” gemeen hebben.
„Numerieke besturing” (2): de automatische besturing van een proces, uitgevoerd door een apparaat dat gebruikmaakt van numerieke gegevens die gewoonlijk worden ingevoerd tijdens de voortgang van het proces (referentie: ISO 2382).
„Objectcode” (9): een door apparatuur uitvoerbare vorm van een geschikte expressie van één of meer processen („broncode” (brontaal) die door een programmeersysteem is gecompileerd).
„Onafgewerkte substraten” (6): monolithische verbindingen met afmetingen die geschikt zijn voor de productie van optische elementen zoals spiegels of optische vensters.
„Onbemande luchtvaartuigen” („UAV”) (9): luchtvaartuigen zonder menselijke aanwezigheid aan boord die kunnen opstijgen en zonder onderbreking gecontroleerde vluchten kunnen uitvoeren en navigatie kunnen aanhouden.
„Ontwikkeling” (ATN NTN Alle): dit bestrijkt alle fasen voorafgaand aan serieproductie, zoals ontwerp, ontwerponderzoek, ontwerpanalyse, ontwerpideeën, assemblage en testen van prototypen, proefproductieplannen, ontwerpgegevens, het vertalen van ontwerpgegevens in een product, ontwerp van configuraties, integratieontwerp, opmaak.
„Onvertraagde verwerking” (‹real time processing›) (2 6 7): het verwerken van gegevens door een computersysteem dat afhankelijk van de beschikbare middelen een bepaalde prestatie levert binnen een gewaarborgde responsietijd als reactie op een externe gebeurtenis, ongeacht de belasting van het systeem.
„Optimalisering van de vliegroute” (7): een procedure waarmee afwijkingen van een vierdimensionale gewenste vliegroute (tijd en ruimte), gebaseerd op de maximalisering van de prestaties of doeltreffendheid van de taken van een missie, zo klein mogelijk worden gehouden.
„Optisch sensor-‹array› voor vluchtregeling” (7): met elkaar verbonden optische sensoren waarbij „laser”-bundels worden gebruikt om realtime vluchtregelingsgegevens te verkrijgen, die aan boord worden verwerkt.
„Optische computer” (4): een computer, ontworpen of aangepast voor het gebruik van licht voor de weergave van gegevens en waarvan de logische rekenelementen zijn gebaseerd op direct gekoppelde optische elementen.
„Optische geïntegreerde schakeling” (3): een „monolithische geïntegreerde schakeling” of „hybride geïntegreerde schakeling” die één of meer delen bevat die zijn ontworpen om als een fotosensor of foto-emitter te werken of om één of meer optische of elektro-optische functies te vervullen.
„Optische versterking” (5): een bij optische communicatie gebruikte versterkingstechniek die een versterking bewerkstelligt van optische signalen die zijn voortgebracht door een afzonderlijke optische bron, zonder omzetting in elektrische signalen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van optische halfgeleiderversterkers, of luminescerende versterkers van glasvezels.
„Optisch schakelen” (5): bepaling van de route of schakelen van optische signalen zonder omzetting in elektrische signalen.
„Persoonlijk lokaal netwerk” (5): een datacommunicatiesysteem dat alle onderstaande kenmerken combineert:
a) |
het stelt een willekeurig aantal onafhankelijke ‚datatoestellen’ in staat, rechtstreeks met elkaar in verbinding te staan, en |
b) |
het is beperkt tot communicatie tussen toestellen in de onmiddellijke nabijheid van een persoon of toestelbeheerder (één kamer, een kantoor of voertuig). |
:
Een ‚datatoestel’ is een apparaat voor het zenden of ontvangen van reeksen digitale informatie.
„Piekvermogen” (6): het hoogste vermogensniveau dat tijdens de „laserduur” wordt bereikt.
„Primaire vluchtregeling” (7): een voorziening voor het regelen van de stabiliteit of de besturing van een „vliegtuig” waarbij gebruik wordt gemaakt van kracht-/moment-generatoren, d.w.z. aerodynamische stuurvlakken of koersbepaling door middel van stuwkrachtregeling.
„Productie” (ATN NTN Alle): hieronder vallen alle productiestadia, zoals bouw, productie, engineering, fabricage, integratie, assemblage (monteren), inspectie, testen, kwaliteitsborging.
„Productieapparatuur” (1 7 9): gereedschap, mallen, kalibers, mandrellen, matrijzen, bevestigingsmiddelen, uitlijnmiddelen, testapparatuur, andere apparatuur en componenten daarvoor, beperkt tot datgene dat speciaal is ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling” of voor één of meer fasen van de „productie”.
„Productiefaciliteiten” (7 9): „productieapparatuur” en speciaal ontworpen „programmatuur”, samengesteld tot installaties voor de „ontwikkeling” of voor één of meer fasen van de „productie”.
„Programma” (2 6): een reeks opdrachten voor het volbrengen van een handeling in een vorm, of om om te zetten in een vorm, die voor de uitvoering door een elektronische computer geschikt is.
„Programmatuur” (APN Alle): een verzameling van één of meer „programma’s” of ‚microprogramma’s’, vastgelegd op enig tastbaar medium.
: |
‚Microprogramma’: een reeks elementaire instructies die in een speciaal geheugen wordt bewaard en waarvan de uitvoering wordt gestart door de invoer van de bijbehorende verwijsopdracht in het instructieregister. |
„Pulsduur” (6): duur van een „laser”-impuls, gemeten over volle breedte bij halve intensiteit (‹Full Width Half Intensity› — FWHI).
„Radar ‹frequency agility›” (6): iedere techniek waarbij de draaggolffrequentie van een gepulseerde radarzender in een pseudowillekeurige volgorde van impuls tot impuls of van de ene groep impulsen tot de volgende groep kan veranderen met een hoeveelheid gelijk aan of groter dan de bandbreedte van de impuls.
„Radar ‹spread spectrum›” (6): iedere modulatietechniek voor het spreiden van energie afkomstig van een signaal met een relatief smalle frequentieband over een veel bredere frequentieband, met gebruikmaking van willekeurige of pseudowillekeurige codering.
„Raketten” (1 3 6 7 9): complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een nuttige last van ten minste 500 kg kunnen vervoeren over een afstand van ten minste 300 km.
„Reactietijdconstante” (6): de tijd vanaf het toepassen van een lichtprikkel totdat de stroomtoename een waarde heeft bereikt van 1-1/e maal de eindwaarde (d.w.z. 63 % van de eindwaarde).
„Resolutie” (2): de kleinste stap van een meettoestel; op digitale instrumenten het minst significante bit (referentie: ANSI B-89.1.12).
„Robot” (2 8): een manipulatiemechanisme, dat kan zijn van een type dat een continu pad aflegt of van een type dat van punt naar punt gaat, eventueel voorzien van „sensoren”, en dat alle volgende kenmerken heeft:
a) |
multifunctioneel; |
b) |
geschikt voor het positioneren of oriënteren van materialen, onderdelen, gereedschappen of speciale elementen door middel van regelbare bewegingen in de driedimensionale ruimte; |
c) |
met drie of meer servomechanismen met open of gesloten lus waarbij inbegrepen kunnen zijn stappenmotoren, en |
d) |
met „toegankelijkheid van het programma voor de gebruiker” door middel van de leer-en-terugspeelmethode (teach/playback) of door middel van een elektronische computer die een programmeerbare logische regeleenheid kan zijn (PLC), d.w.z. zonder mechanische interventie. |
: |
Bovenstaande definitie slaat niet op de volgende toestellen:
|
„Rondloopnauwkeurigheid” (‹run-out›) (2): radiale verplaatsing tijdens één omwenteling van de hoofdspil gemeten in een vlak loodrecht op de hartlijn van de spil aan een punt op het te testen uitwendige of inwendige omwentelingsoppervlak (referentie: ISO 230, deel 1-1986, paragraaf 5.61).
„Roterend verstuiven” (1): een proces voor het verdelen van een stroom of een plas gesmolten metaal tot druppeltjes met een diameter van 500 μm of minder door middel van centrifugale kracht.
„Roving” (1): een bundel (normaal 12-120) van ongeveer evenwijdige ‚strengen’.
: |
‚Streng’: een bundel „monofilamenten” (normaal meer dan 200) die ongeveer parallel lopen. |
„Ruimtevaartuig” (7 9): actieve en passieve satellieten en ruimtesondes.
„Samengestelde draaitafel” (2): een tafel waarop het werkstuk kan draaien en kantelen rond twee niet parallelle assen, die tegelijkertijd kunnen samenwerken voor „contourbesturen”.
„Samenstelling” (2 3 4 5): een aantal elektronische componenten (bijvoorbeeld ‚schakelelementen’, ‚discrete onderdelen’, geïntegreerde schakelingen enz.) die onderling verbonden zijn om één of meer specifieke functies te vervullen en die als een eenheid vervangbaar en gewoonlijk demonteerbaar is.
: |
Een ‚schakelelement’ is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronische schakeling, bv. één diode, één transistor, één weerstand, één condensator enz. |
: |
Een ‚discreet onderdeel’ is een afzonderlijk omhuld ‚schakelelement’ met eigen uitwendige aansluitingen. |
„Schaalfactor” (gyroscoop of versnellingsmeter) (7): de verhouding tussen de uitvoerverandering en de te meten invoerverandering. De schaalfactor wordt gewoonlijk gegeven als de hellingshoek van de rechte lijn die volgens de kleinstekwadratenmethode past bij de invoer-uitvoergegevens, verkregen door cyclische variatie van de invoer over het ingangstraject.
„Schoepuiteindeversterking” (9): een stationaire ring (vast of gesegmenteerd) aan de binnenkant van het turbinehuis van een motor of een onderdeel aan het buitenste schoepuiteinde van het turbineblad dat in hoofdzaak dient als gasafdichting tussen stationaire en roterende onderdelen.
„SHPL” staat voor „Super High Power Laser”.
„Signaalanalysatoren” (3): instrumenten, geschikt voor het meten en afbeelden van de basiseigenschappen van de individuele frequentiecomponenten van meervoudigefrequentiesignalen.
„Signaalverwerking” (3 4 5 6): het verwerken van elders verkregen informatiedragende signalen met behulp van algoritmen, zoals tijdcompressie, filteren, extractie, selectie, correlatie, convolutie of transformatie tussen domeinen (bv. de snelle Fourier-transformatie (‹fast Fourier transform›) of de Walsh-transformatie (‹Walsh transform›)).
„Smeltbaar” (1): in staat zijn om door verhitting, straling, catalyse enz., te vernetten of verder te polymeriseren, dan wel zonder pyrolyse te smelten (verkolen).
„Smeltextractie” (1): een proces voor het ‚snel stollen’ en extraheren van een lintvormig legeringsproduct door een kort segment van een ronddraaiend gekoeld blok in een bad met een gesmolten metaallegering te brengen.
: |
‚Snel stollen’ is het stollen van gesmolten materiaal bij een koelsnelheid van meer dan 1 000 K/s. |
„Speciale splijtstoffen” (0): plutonium-239, uraan-233, „uraan verrijkt in de isotopen 235 of 233”, en elk materiaal dat het voorgaande bevat.
„Specifieke modulus” (0 1 9): Youngs modulus in pascal, gelijk aan N/m2 gedeeld door het soortgelijke gewicht in N/m3, gemeten bij een temperatuur van 296 ± 2 K (23 ± 2 °C) en een relatieve vochtigheid van 50 ± 5 %.
„Specifieke treksterkte” (0 1 9): de breeksterkte in pascal, gelijk aan N/m2 gedeeld door het soortgelijk gewicht in N/m3, gemeten bij een temperatuur van 296 ± 2 K (23 ± 2 °C) en een relatieve vochtigheid van 50 ± 5 %.
„Spinnen uit de smelt” (1): een proces voor het ‚snel stollen’ van een stroom gesmolten metaal die botst op een ronddraaiend gekoeld blok, waardoor een schilfer-, lint- of staafvormig product ontstaat.
: |
‚snel stollen’ is het stollen van gesmolten materiaal bij een koelsnelheid van meer dan 1 000 K/s. |
„Spread spectrum” (5): de techniek waarbij de energie in een communicatiekanaal met een relatief smalle band wordt gespreid over een veel breder energiespectrum.
„Spread spectrum radar” (6): zie „Radar ‹spread spectrum›”.
„Springstoffen” (1): stoffen in vaste, vloeibare of gasvorm of mengsels van stoffen die moeten detoneren als primaire, aanjaag- of hoofdlading in koppen, bij sloopwerkzaamheden of bij andere toepassingen.
„Stabilisatietijd” (‹settling time›) (3): de tijd die nodig is om binnen een halve bit van de uitgangseindwaarde te komen bij het schakelen tussen twee willekeurige niveaus van de omzetter.
„Stabiliteit” (7): standaardafwijking (1 sigma) van de miswijzing van een bepaalde parameter van de ijkwaarde, gemeten bij stabiele temperatuuromstandigheden. Deze kan worden uitgedrukt als een functie van de tijd.
„Stapel- en continuvezelmateriaal” (0 1 8).
Dit omvat:
a) |
continue „monofilamenten”; |
b) |
continugarens en „‹rovings›”; |
c) |
banden, weefsels en onregelmatig gelaagde matten en gevlochten banden; |
d) |
op lengte gesneden vezels, stapelvezels en samenhangende vezeldekens; |
e) |
whiskers, hetzij monokristallijn hetzij polykristallijn, ongeacht hun lengte; |
f) |
aromatische polyamidepulp. |
„Staten die (geen) partij zijn bij het Verdrag inzake chemische wapens”: staten waarvoor het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens (niet) in werking is getreden.
„Stoffen voor oproerbeheersing”: stoffen die, onder de verwachte gebruiksomstandigheden van het gebruik voor oproerbeheersing, bij mensen snel sensoriële irritatie of fysiek onvermogen veroorzaken, welke effecten echter korte tijd na beëindiging van de blootstelling verdwijnen.
:
Traangas is een subklasse van „stoffen voor oproerbeheersing”.
„Storingstolerantie” (4): het vermogen van een computersysteem om, na een storing in een onderdeel van zijn apparatuur of „programmatuur”, zonder ingrijpen van de mens te blijven functioneren op een bepaald niveau waardoor de ononderbroken werking, gegevensintegriteit en herstel van alle functies binnen een bepaalde tijd worden gegarandeerd.
„Stralingsgevoeligheid” (6): stralingsgevoeligheid (mA/W) = 0,807 × (golflengte in nm) × quantumefficiëntie (QE).
:
QE wordt meestal in procenten uitgedrukt; voor deze formule wordt de QE uitgedrukt als een decimaal cijfer kleiner dan één, bv. 78 % is 0,78.
„Substraat” (3): een laag basismateriaal met of zonder een onderlinge verbindingsstructuur waarop of waarin ‚discrete onderdelen’ of geïntegreerde schakelingen of beide aanwezig kunnen zijn.
: |
Een ‚discreet onderdeel’ is een afzonderlijk omhuld ‚schakelelement’ met eigen uitwendige aansluitingen. |
: |
Een ‚schakelelement’ is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronisch circuit, bv. één diode, één transistor, één weerstand, één condensator enz. |
„Subeenheid van toxine” (1): een structureel en functioneel losstaand bestanddeel van een hele „toxine”.
„Supergeleidend” (1 3 5 6 8): materialen, d.w.z. metalen, legeringen of verbindingen waarvan de elektrische weerstand nul kan worden, d.w.z. dat zij een oneindige elektrische geleidbaarheid kunnen bereiken en zeer grote stromen kunnen geleiden zonder joule-opwarming.
: |
De „supergeleidende” toestand van elk afzonderlijk materiaal wordt gekenmerkt door een „kritische temperatuur”, een kritisch magnetisch veld, dat een functie is van de temperatuur, en een kritische stroomdichtheid, die echter een functie is van zowel het magnetisch veld als de temperatuur. |
„Super High Power Laser” (SHPL) (6): een „laser” die geschikt is voor het afgeven van (het totaal of een gedeelte van) de uitgangsenergie van meer dan 1 kJ binnen 50 ms of met een gemiddeld of CW- (continugolf) vermogen van meer dan 20 kW.
„Superlegeringen” (2 9): legeringen op basis van nikkel, kobalt of ijzer, met sterkten hoger dan de standaardwaarden volgens de AISI 300 bij temperaturen boven 922 K (649 °C) onder zware omgevings- en gebruiksomstandigheden.
„Superplastisch vormen” (1 2): een vervormingsproces waarbij warmte wordt gebruikt om voor metalen die gewoonlijk weinig rek (minder dan 20 %) hebben bij de breeksterktegrens als bepaald bij kamertemperatuur door middel van een conventionele trekproef, tijdens het verwerken minstens tweemaal hogere rekwaarden te bereiken dan genoemde waarden.
„Symmetrisch algoritme” (5): cryptografisch algoritme waarin voor encryptie dezelfde sleutel gebruikt wordt als voor decryptie.
: |
„Symmetrische algoritmen” worden vaak voor vertrouwelijke gegevens gebruikt. |
„Systeemsporen” (6): verwerkt, gecorreleerd (samenvoeging van radardoelgegevens en vliegplanpositie) en met de laatste informatie bijgewerkt rapport dat ter beschikking staat van de verkeersleiders van het luchtverkeersleidingscentrum.
„‹Systolic array›-computer” (4): een computer waarbij de gegevensstroom en wijziging van de gegevens dynamisch kan worden bestuurd door de gebruiker op het niveau van de logische poort.
„Technologie” (ATN NTN Alle): specifieke informatie die nodig is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van een product. De informatie is in de vorm van ‚technische gegevens’ of ‚technische bijstand’.
: |
‚Technische bijstand’ kan zijn in de vorm van instructie, vaardigheden, opleiding, praktijkkennis, advies e.d. en kan gepaard gaan met de overdracht van ‚technische gegevens’. |
: |
‚Technische gegevens’ kunnen o.m. bestaan uit blauwdrukken, tekeningen, schema’s, modellen, formules, tabellen, technische ontwerpen en specificaties, handboeken en instructies, in geschreven vorm of vastgelegd op andere media of apparaten zoals schijf, magneetband, leesgeheugens (ROM’s). |
„Tijdgebonden bandbreedte” (real time bandwidth) (3): voor „dynamische signaalanalysatoren” is dit het grootste frequentiebereik dat de analysator kan uitvoeren naar beeldscherm of massageheugen zonder dat daardoor de analyse van de invoergegevens wordt onderbroken. Bij analysatoren met meer dan één kanaal dient bij de berekening die kanaalconfiguratie te worden gehanteerd die de breedste „tijdgebonden bandbreedte” oplevert.
„Toegankelijkheid van het programma voor de gebruiker” (6): de mogelijkheid voor de gebruiker om „programma’s” in te voegen, te veranderen of te vervangen anders dan door middel van:
a) |
een fysieke wijziging in de bedrading of andere onderlinge verbindingen, of |
b) |
het instellen van functiekeuzen, het inbrengen van parameters daarbij inbegrepen. |
„Totale digitale overbrengsnelheid” (5): het aantal bits, met inbegrip van regelcodering, organisatorische bits enz., dat per tijdseenheid wordt overgebracht tussen overeenkomstige apparatuur in een digitaal transmissiesysteem.
: |
Zie ook „digitale overbrengsnelheid”. |
„Totale stroomdichtheid” (3): het totale aantal ampèrewikkelingen in de spoel (d.w.z. de som van het aantal wikkelingen vermenigvuldigd met de maximale stroom die door elke wikkeling wordt gevoerd), gedeeld door de totale doorsnede van de spoel (met inbegrip van de supergeleidende draden, de metalen matrix waarin de supergeleidende draden zijn ingebed, het omgevende materiaal, eventuele koelkanalen enz.).
„Totale vluchtregeling” (7): een geautomatiseerde regeling van de toestandsvariabelen en de vliegbaan van een „vliegtuig” om te voldoen aan de doelstellingen van een missie, waarbij wordt gereageerd op realtime veranderingen in de gegevens betreffende doelstellingen, gevaren en andere „vliegtuigen”.
„Toxinen” (1 2): toxinen in de vorm van opzettelijk geïsoleerde preparaten of mengsels, ongeacht de wijze van bereiding, anders dan toxinen die als contaminant aanwezig zijn in andere materialen zoals pathologische monsters, gewassen, levensmiddelen of culturen van „micro-organismen”.
„Transferlaser” (6): een „laser” waarbij het lasermedium wordt geëxciteerd door de overdracht van energie door middel van botsing van een niet-stralend atoom of molecuul op een atoom of molecuul dat laserstraling uitzendt.
„Uraan verrijkt in de isotopen 235 of 233” (0): uraan dat de isotopen 235 of 233 of beide bevat in een zodanige hoeveelheid dat de verhouding tussen de som van de hoeveelheden van deze isotopen en de hoeveelheid van de isotoop 238 groter is dan de verhouding tussen de hoeveelheden van de isotoop 235 en de isotoop 238 in natuurlijk uraan (isotoopverhouding: 0,71 %).
„Vaccin” (1): een medisch preparaat volgens een chemische formule waarvoor een vergunning is afgegeven of waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen of voor klinische proeven is afgegeven door de regelgevende instanties van hetzij het land waar het wordt gefabriceerd, hetzij het land waar het wordt gebruikt, en dat strekt tot stimulering van een beschermende immunorespons ter voorkoming van ziekten in de mens of het dier aan wie of waaraan het wordt toegediend.
„Vast” (5): het coderings- of comprimeringsalgoritme kan geen parameters van buitenaf ontvangen (bv. cryptografische of sleutelvariabelen) noch gewijzigd worden door de gebruiker.
„Verarmd uraan” (0): uraan met een gehalte aan het uraan-235-isotoop dat lager is dan in de natuur voorkomt.
„III/V-verbindingen”: polykristallijne, binaire of complexe monokristallijne producten bestaande uit elementen uit de groepen IIIA en VA van het periodieke systeem van Mendelejev (galliumarsenide, gallium aluminiumarsenide, indiumfosfide enz.).
„Vergruizing” (1): een procedé voor het tot deeltjes verdelen van materiaal door stampen of malen.
„Verloopsnelheid” (gyroscopen) (7): de component van de gyroscoopuitvoer die functioneel onafhankelijk is van de invoerrotatie. Wordt uitgedrukt als snelheid van hoekbeweging (IEEE-standaard 528-2001).
„Vermengd” (commingled) (1): het mengen van filamenten van thermoplastische vezels en versterkingsvezels voor de productie van een vezelversterking/-„matrix”-mengsel in totaalvezelvorm.
„Vermogensaanpassing” (7): een zodanige aanpassing van het uitgezonden vermogen van het hoogtemetersignaal dat het ontvangen signaal op „vliegtuig”-hoogte altijd het minimale vermogen heeft dat nodig is om de hoogte te bepalen.
„Versplintering door snelle afkoeling” (‹splat quenching›) (1): een proces voor het ‚snel stollen’ van een gesmolten stroom metaal die botst op een gekoeld blok, waardoor ‚flakes’ worden gevormd.
: |
‚Snel stollen’ is het stollen van gesmolten materiaal bij een koelsnelheid van meer dan 1 000 K/s. |
„Verstuiving in gas” (1): een proces voor het verdelen van een stroom gesmolten metaallegering tot druppeltjes met een diameter van 500 μm of minder door middel van een onder hoge druk staande gasstroom.
„Verstuiving in vacuüm” (1): een proces voor het verdelen van een stroom gesmolten metaal tot druppeltjes met een diameter van 500 μm of minder door middel van de snelle uiteenzetting van een opgelost gas bij blootstelling aan een vacuüm.
„Vervormbare spiegels” (6): (ook bekend als adaptieve optische spiegels).
Spiegels met:
a) |
één enkel continu optisch reflecterend oppervlak dat dynamisch wordt vervormd door afzonderlijke momenten of krachten uit te oefenen om de vervormingen van de op de spiegel invallende optische golfvorm te compenseren, of |
b) |
verscheidene optische reflecterende elementen die afzonderlijk dynamisch kunnen worden verplaatst door momenten of krachten uit te oefenen om vervormingen van de op de spiegel invallende optische golfvorm te compenseren. |
„Vliegtuigen” (1 7 9): luchtvaartuigen met vaste, draaibare of roterende (hefschroefvliegtuig) vleugel en verticaal opstijgende luchtvaartuigen (met kantelende rotor of vleugel).
: |
Zie ook „civiele vliegtuigen”. |
„Voortplantingsvertragingstijd van de basispoort” (3): de waarde van de voortplantingsvertragingstijd die overeenkomt met die van de basispoort binnen een „monolitische geïntegreerde schakeling”. Deze kan voor een bepaalde ‚familie’ van „monolithische geïntegreerde schakelingen” gespecificeerd zijn als de voortplantingsvertragingstijd per typerende poort binnen die ‚familie’ of als de typerende voortplantingsvertragingstijd per poort binnen die ‚familie’.
: |
De „voortplantingsvertragingstijd van de basispoort” moet niet worden verward met de in/uitgangsvertragingstijd van een complexe „monolithische geïntegreerde schakeling”. |
: |
Een ‚familie’ bestaat uit alle geïntegreerde schakelingen waarop alle onderstaande elementen zijn toegepast als fabricagemethoden en -specificaties, met uitzondering van hun respectieve functies: |
a) |
de gebruikelijke hardware- en programmatuurarchitectuur; |
b) |
de gebruikelijke ontwerp- en verwerkingstechnologie, en |
c) |
de gebruikelijke basiskenmerken. |
„Voor iedereen beschikbaar” (ATN NTN APN). „Technologie” of „programmatuur” die zonder beperkingen aan de verdere verspreiding daarvan beschikbaar zijn gesteld. (Auteursrechtelijke beperkingen hebben niet tot gevolg dat „technologie” of „programmatuur” niet langer „voor iedereen beschikbaar” is.)
„Voornaamste deel” (4): een deel is een „voornaamste deel” wanneer de vervangingswaarde hoger is dan 35 % van de totale waarde van het systeem waarvan het deel uitmaakt. De waarde van een deel is de prijs die door de fabrikant of door degene die het systeem heeft geïntroduceerd voor het deel is betaald. De totale waarde is de normale internationale verkoopprijs bij verkoop aan een niet-gelieerde partij af fabriek of bij bevestiging van de verzending.
„Werkgeheugen” (4): het primaire geheugen voor gegevens of opdrachten, dat voor de centrale verwerkingseenheid snel toegankelijk is. Het bestaat uit het interne geheugen van een „digitale computer” en elke hiërarchische uitbreiding daarvan, zoals ‹cache›-geheugens of niet-sequentieel toegankelijke geheugenuitbreidingen.
CATEGORIE 0
NUCLEAIRE GOEDEREN
0A
Systemen, apparatuur en onderdelen
0A001
„Kernreactoren” en speciaal ontworpen en gebouwde uitrusting en onderdelen ervan, als hieronder:
a) |
„kernreactoren”; |
b) |
metalen vaten, of belangrijke speciaal vervaardigde onderdelen ervan, met inbegrip van het deksel van een reactordrukvat, die speciaal zijn ontworpen of vervaardigd als omhulsel van de kern van een „kernreactor”; |
c) |
bedieningsapparatuur, speciaal ontworpen of vervaardigd om splijtstof in een „kernreactor” aan- of af te voeren; |
d) |
regelstaven, d.w.z. staven die speciaal zijn ontworpen of vervaardigd voor de beheersing van het splijtingsproces in een „kernreactor”, de draag- of ophangconstructies daarvoor, mechanismen voor het besturen van de regelstaven en buizen voor het geleiden van de regelstaven; |
e) |
drukpijpen, d.w.z. buizen die speciaal zijn ontworpen of vervaardigd om dienst te doen als houder van de splijtstofelementen en het primaire koelmiddel in een „kernreactor” bij een werkdruk van meer dan 5,1 MPa; |
f) |
zirkoniummetaal en legeringen in de vorm van buizen of samenstellen van buizen waarin de gewichtsverhouding tussen hafnium en zirkonium minder is dan 1:500, speciaal ontworpen of vervaardigd voor gebruik in een „kernreactor”; |
g) |
koelpompen, d.w.z. pompen die speciaal zijn ontworpen of vervaardigd voor het doen circuleren van het primaire koelmiddel van „kernreactoren”; |
h) |
‚inwendige delen van kernreactoren’ die speciaal ontworpen of vervaardigd zijn voor gebruik in een „kernreactor”, met inbegrip van draagconstructies voor de reactorkern, brandstofkanalen, hitteschilden, keerschotten, roosterplaten van de reactorkern en diffusorplaten;
|
i) |
warmtewisselaars (stoomgeneratoren), speciaal ontworpen of vervaardigd voor gebruik in het primaire koelmiddelcircuit van een „kernreactor”; |
j) |
instrumenten voor neutronenwaarneming en -meting, speciaal ontworpen of vervaardigd voor het bepalen van de niveaus van de neutronenflux in de kern van een „kernreactor”. |
0B
Test-, inspectie- en productieapparatuur
0B001
Fabrieken voor de scheiding van isotopen van „natuurlijk uraan”, „verarmd uraan”, en „speciale splijtstoffen” en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
a) |
installaties, speciaal ontworpen voor de scheiding van isotopen van „natuurlijk uraan”, „verarmd uraan” en „speciale splijtstoffen” als hieronder:
|
b) |
gascentrifuges en samenstellingen en onderdelen, speciaal ontworpen voor gebruik in gascentrifuges, als hieronder:
|
c) |
speciaal voor gasdiffusiescheidingsinstallaties ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
d) |
speciaal voor aerodynamische scheidingsprocessen ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
e) |
speciaal voor scheidingsprocessen met behulp van chemische uitwisselaars ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
f) |
speciaal voor scheidingsprocessen met behulp van ionenwisselaars ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
g) |
speciaal voor isotopenscheidingsprocessen met atomaire-damp-„lasers” (AVLIS) ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
h) |
speciaal voor isotopenscheidingsprocessen met moleculaire lasers (MLIS) of met chemische reacties door selectieve laseractivering van één of meer isotopen (CRISLA) ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
i) |
speciaal voor plasmascheidingsprocessen ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
j) |
speciaal voor elektromagnetische scheidingsprocessen ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
0B002
Speciaal voor isotoopscheidingsinstallaties als bedoeld in 0B001 ontworpen of vervaardigde hulpsystemen, uitrusting en onderdelen, als hieronder, vervaardigd van of beschermd door „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”:
a) |
voedingsautoclaven, ovens of systemen voor het doorvoeren van UF6 naar het verrijkingsproces; |
b) |
desublimatoren of koelvallen die gebruikt worden om het UF6 uit het verrijkingsproces te verwijderen voor verder transport na verhitting; |
c) |
opvangsystemen voor verarmd en verrijkt uraan om UF6 in containers op te slaan; |
d) |
liquefactors of stollingsstations die worden gebruikt om UF6 uit het verrijkingsproces te verwijderen door UF6 samen te persen, af te koelen en om te zetten in vloeibare of vaste vorm; |
e) |
speciaal ontworpen stelsels van pijpen en ‹headers› om het UF6 te hanteren binnen de gasdiffusie-, centrifuge- of aerodynamische cascades; |
f) |
|
g) |
UF6-massaspectrometers/ionenbronnen, speciaal ontworpen of vervaardigd om online monsters te kunnen nemen van de UF6-voedingsstroom, van verarmde en van verrijkte UF6-gasstromen en die alle onderstaande eigenschappen hebben:
|
0B003
Fabrieken voor de omzetting van uraan en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting, als hieronder:
a) |
systemen voor de omzetting van uraanertsconcentraten in UO3; |
b) |
systemen voor de omzetting van UO3 in UF6; |
c) |
systemen voor de omzetting van UO3 in UO2; |
d) |
systemen voor de omzetting van UO2 in UF4; |
e) |
systemen voor de omzetting van UF4 in UF6; |
f) |
systemen voor de omzetting van UF4 in uraanmetaal; |
g) |
systemen voor de omzetting van UF6 in UO2; |
h) |
systemen voor de omzetting van UF6 in UF4; |
i) |
systemen voor de omzetting van UO2 in UCl4. |
0B004
Fabrieken voor de productie of concentratie van zwaar water, deuterium en deuteriumverbindingen en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
a) |
installaties voor de productie van zwaar water, deuterium of deuteriumverbindingen, als hieronder:
|
b) |
uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
0B005
Fabrieken, speciaal ontworpen voor de vervaardiging van splijtstofelementen voor „kernreactoren” en speciaal ontworpen of vervaardigde uitrusting daarvoor.
: |
Een fabriek voor de vervaardiging van splijtstofelementen voor „kernreactoren” omvat uitrusting die:
|
0B006
Fabrieken voor het opwerken van bestraalde splijtstofelementen en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen.
: |
0B006 omvat:
|
0B007
Fabrieken voor de omzetting van plutonium en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting, als hieronder:
a) |
systemen voor de omzetting van plutoniumnitraat in plutoniumoxide; |
b) |
systemen voor de productie van plutoniummetaal. |
0C
Materialen
0C001
„Natuurlijk uraan” of „verarmd uraan” of thorium in de vorm van metaal, legering, chemische verbinding of concentraat en elk materiaal dat het voorgaande bevat;
: |
In 0C001 zijn niet bedoeld:
|
0C002
„Speciale splijtstoffen”.
: |
In 0C002 is niet bedoeld vier „effectieve gram” of minder, indien in een afgesloten gedeelte van een meetelement in instrumenten. |
0C003
Deuterium, zwaar water (deuteriumoxide) en andere deuteriumverbindingen, en mengsels en oplossingen die deuterium bevatten, waarin de isotoopverhouding van deuterium tot waterstof groter is dan 1:5 000.
0C004
Grafiet, geschikt voor toepassing in kernreactoren, d.w.z. met een zuiverheidsgraad beter dan 5 delen per miljoen (ppm) ‚boorequivalent’, en met een dichtheid groter dan 1,5 g/cm3.
NB: |
ZIE OOK 1C107. |
: |
0C004 is niet van toepassing op:
|
: |
In 0C004 wordt ‚boorequivalent’ (BE) gedefinieerd als de som van BEZ voor onzuiverheden (met uitzondering van BEkoolstof aangezien koolstof niet wordt beschouwd als een onzuiverheid), met inbegrip van boor, waarbij geldt:
BEZ (ppm) = CF × concentratie van element Z in ppm;
en zijn σB en σZ de doorsneden voor de vangst van thermische neutronen (in barn) voor respectievelijk natuurlijk voorkomend boor en element Z; en zijn AB en AZ de atoommassa’s van respectievelijk natuurlijk voorkomend boor en element Z. |
0C005
Speciaal vervaardigde verbindingen of poeders voor de fabricage van membranen voor gasdiffusie die bestand zijn tegen corrosie door UF6 (bv. nikkel of een legering met 60 gewichtspercent of meer aan nikkel, aluminiumoxide en volledig gefluoreerde koolwaterstofpolymeren), met een zuiverheidsgraad van 99,9 gewichtspercent of meer, met een gemiddelde korrelgrootte, kleiner dan 10 μm, gemeten volgens de ASTM B-330-standaard (American Society for Testing and Materials) en met een zeer uniforme deeltjesgrootte.
0D
Programmatuur
0D001
„Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van goederen, bedoeld in deze categorie.
0E
Technologie
0E001
„Technologie” overeenkomstig de nucleairetechnologienoot voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van goederen, bedoeld in deze categorie.
CATEGORIE 1
SPECIALE MATERIALEN EN AANVERWANTE APPARATUUR
1A
Systemen, apparatuur en onderdelen
1A001
Onderdelen vervaardigd van gefluoreerde verbindingen, als hieronder:
a) |
afdichtingen, pakkingen, afdichtingsmiddelen of flexibele brandstoftanks (‹fuel bladders›), welke voor meer dan 50 gewichtspercenten bestaan uit enig materiaal als bedoeld in 1C009 b) of 1C009 c), speciaal ontworpen voor gebruik in de ruimte of in vliegtuigen; |
b) |
piëzo-elektrische polymeren en copolymeren, gemaakt van vinylideenfluoride (CAS 75-38-7), als bedoeld in 1C009 a), met de volgende eigenschappen:
|
c) |
afdichtingen, pakkingen, klepzittingen, flexibele brandstoftanks (‹fuel bladders›) of membranen, met elk van de onderstaande eigenschappen:
|
1A002
„Composieten” of laminaten, met één of meer van de volgende eigenschappen:
NB: |
ZIE OOK 1A202, 9A010 EN 9A110. |
a) |
bestaande uit een organische „matrix” en materialen als bedoeld in 1C010 c), 1C010 d) of 1C010 e), of |
b) |
bestaande uit een metaal-„matrix” of koolstof-„matrix” en één of meer van de volgende materialen:
|
1A003
Producten vervaardigd van onsmeltbare aromatische polyimiden in de vorm van film, vellen, band of lint, met één of meer van de onderstaande eigenschappen:
a) |
een dikte groter dan 0,254 mm, of |
b) |
bekleed of gelamineerd met koolstof, grafiet, metalen of magnetische substanties. |
: |
1A003 is niet van toepassing op producten bekleed of gelamineerd met koper die zijn ontworpen voor de productie van elektronische gedrukte schakelingen. |
: |
Voor „smeltbare” aromatische polyimiden in eender welk vorm, zie 1C008 a)3. |
1A004
Beschermings- en detectieapparatuur en onderdelen daarvan die niet onder de lijst van militaire goederen vallen, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 2B351 EN 2B352. |
a) |
gasmaskers, filterbussen en decontaminatieapparatuur daarvoor die zijn ontworpen of aangepast met het oog op bescherming tegen één of meer van de onderstaande stoffen, alsmede speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
|
b) |
beschermingspakken, -handschoenen en -schoenen die speciaal zijn ontworpen of aangepast met het oog op bescherming tegen één of meer van de onderstaande stoffen:
|
c) |
detectieapparatuur die speciaal is ontworpen of aangepast voor de detectie of identificatie van één of meer van de onderstaande stoffen, alsmede speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
|
d) |
elektronische apparatuur die ontworpen is voor de automatische opsporing van springstoffenresten dan wel het vaststellen van hun aanwezigheid, waarbij ‚sporendetectie’-technieken worden gebruikt (bv. akoestische oppervlaktegolven, ionenmobiliteitspectrometrie, ‹differential mobility spectrometry›, massaspectrometrie). |
:
Onder ‚sporendetectie’ wordt verstaan het vermogen om minder dan 1 ppm gas of 1 mg vaste of vloeibare stof te detecteren.
: |
1A004 d) is niet van toepassing op speciaal voor laboratoria ontworpen controleapparatuur. |
: |
1A004 d) is niet van toepassing op doorloopveiligheidspoorten zonder lichamelijk contact. |
: |
1A004 is niet van toepassing op:
|
:
1. |
1A004 omvat uitrusting en bestanddelen die zijn geïdentificeerd, met succes zijn getoetst aan nationale normen of waarvan op een andere manier de doeltreffendheid is bewezen, wat betreft de detectie van of de bescherming tegen radioactief materiaal „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”, biologische stoffen „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”, stoffen voor chemische oorlogvoering, ‚simulanten’ of „stoffen voor oproerbeheersing”, zelfs wanneer die uitrusting of bestanddelen gebruikt worden in civiele industriesectoren, zoals mijnbouw, steengroeven, landbouw, de farmaceutische, medische, diergeneeskundige, milieu-, afvalbeheer- en voedingsindustrie. |
2. |
‚Simulanten’ zijn stoffen of materialen die bij opleiding, onderzoek, tests of evaluaties worden gebruikt in de plaats van toxische (chemische of biologische) stoffen. |
1A005
Kogelvrije kleding, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, anders dan vervaardigd volgens militaire normen of specificaties of gelijkwaardige prestatienormen.
NB: |
ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN. |
: |
Voor „stapel- en continuvezelmateriaal” dat gebruikt wordt voor de vervaardiging van kogelvrije kleding, zie 1C010. |
: |
1A005 is niet van toepassing op kogelvrije kleding en beschermende kleding die de gebruiker bij zich heeft voor zijn eigen bescherming |
: |
1A005 is niet van toepassing op kogelvrije kleding die bestemd is om uitsluitend frontale bescherming te bieden tegen door niet-militaire explosieven veroorzaakte luchtverplaatsingen of scherven. |
1A006
Apparatuur als hieronder, die speciaal is ontworpen of aangepast voor het demonteren van geïmproviseerde explosiemiddelen, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen en toebehoren:
NB: |
ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN. |
a) |
op afstand bediende voertuigen; |
b) |
‚disruptoren’. |
:
‚Disruptoren’ zijn toestellen die speciaal zijn ontworpen om de ontploffing van een explosiemiddel te voorkomen door het afschieten van een vloeibaar, vast of versplinterend projectiel.
: |
1A006 is niet van toepassing op apparatuur die door de operator wordt meegevoerd. |
1A007
Apparatuur en toestellen als hieronder, die speciaal zijn ontworpen om explosieve ladingen en middelen die „energetische materialen” bevatten, op elektrische wijze tot ontploffing te brengen:
NB: |
ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN, 3A229 EN 3A232. |
a) |
ontstekingsmechanismen met explosieve detonator die zijn ontworpen voor het starten van explosieve detonatoren als bedoeld in 1A007 b); |
b) |
elektrisch gestarte explosieve detonatoren, als hieronder:
|
:
1. |
De woorden „initiator” en „ontsteker” worden soms gebruikt in de plaats van het woord „detonator”. |
2. |
Voor de toepassing van 1A007 b) maken alle bedoelde detonatoren gebruik van een kleine elektrische geleider (‹bridge›, ‹bridge wire› of ‹foil›) die explosief verdampt wanneer er een snelle, elektrische hogestroomstoot doorheen wordt geleid. Bij het „non-slapper”-type brengt de exploderende geleider een chemische ontploffing op gang in een daarmee in aanraking zijnd brisant materiaal, bijvoorbeeld PETN (pentaerytritoltetranitraat). Bij ‹slapper›-detonatoren wordt een ‹flyer› of ‹slapper› door de explosieve verdamping van de elektrische geleider over een spleet gedreven en de schok van de ‹slapper› op een springstof brengt een chemische ontploffing op gang. Bij sommige constructies wordt de ‹slapper› door een magnetisch veld gestart. Met de uitdrukking ‹exploding foil›-detonator worden zowel EB-detonatoren als ‹slapper›-detonatoren bedoeld. |
1A008
Explosieve ladingen, middelen en componenten, waaronder:
a) |
‚gevormde ladingen’ met alle hiernavolgende kenmerken:
|
b) |
ladingen voor directionele explosies met alle hiernavolgende kenmerken, alsmede speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
|
c) |
slagsnoer met sprinstoflading van meer dan 64 g/m; |
d) |
cutters, en andere ladingen voor directionele explosies dan die bedoeld 1A008 b), alsmede snij-explosieven met een netto equivalente hoeveelheid (NEH) van meer dan 3,5 kg. |
:
Onder ‚gevormde ladingen’ wordt verstaan explosieve ladingen die zodanig zijn gevormd dat zij het effect van een explosie kunnen sturen.
1A102
Opnieuw verzadigde, door pyrolyse verkregen koolstof-koolstofcomponenten bestemd voor ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104.
1A202
Composieten, met uitzondering van de in 1A002 bedoelde composieten, in buisvorm, met beide volgende kenmerken:
NB: |
ZIE OOK 9A010 EN 9A110. |
a) |
een binnendiameter van 75-400 mm, en |
b) |
vervaardigd van „stapel- en continuvezelmateriaal” als bedoeld in 1C010 a) of b) of 1C210 a) of met koolstof-‹prepreg›-materiaal als bedoeld in 1C210 c). |
1A225
Geplatineerde katalysatoren, speciaal ontworpen of vervaardigd voor het bevorderen van de waterstofisotoopuitwisseling tussen waterstof en water voor het terugwinnen van tritium uit zwaar water of voor de productie van zwaar water.
1A226
Specifieke pakkingen die kunnen worden gebruikt voor de scheiding van zwaar water van gewoon water, met beide volgende kenmerken:
a) |
vervaardigd van plaatgaas van fosforbrons (chemisch behandeld ter verbetering van de bevochtigingsraad), en |
b) |
ontworpen voor gebruik in vacuüm-distillatietorens. |
1A227
Stralingafschermende ramen (van loodglas of ander materiaal) met alle hiernavolgende kenmerken en speciaal ontworpen kozijnen daarvoor:
a) |
een ‚koude zone’ groter dan 0,09 m2; |
b) |
een dichtheid groter dan 3 g/cm3, en |
c) |
een dikte van 100 mm of meer. |
:
In 1A227 wordt onder ‚koude zone’ verstaan de kijkzone van het raam die is blootgesteld aan het laagste stralingsniveau in de constructietoepassing.
1B
Test-, inspectie- en productieapparatuur
1B001
Apparatuur voor de vervaardiging of de inspectie van „composieten” of laminaten als bedoeld in 1A002 of „stapel- of continuvezelmateriaal” als bedoeld in 1C010, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor:
NB: |
ZIE OOK 1B101 EN 1B201. |
a) |
draadwindmachines waarvan de bewegingen voor het gericht opbrengen, wikkelen en winden van vezelmateriaal ‚in het primaire vlak’ in drie of meer ‚servogestuurde’ richtingen zijn gecoördineerd en geprogrammeerd, speciaal ontworpen voor de vervaardiging van „composieten” of laminaten uit „stapel- of continuvezelmateriaal”; |
b) |
bandlegmachines waarvan de bewegingen voor het gericht opbrengen en leggen van banden of vellen ‚in het primaire vlak’ in vijf of meer ‚servogestuurde’ richtingen zijn gecoördineerd en geprogrammeerd, speciaal ontworpen voor de vervaardiging van „composieten” voor vliegtuigen en ‚raketten’;
|
c) |
weef- en vlechtmachines welke in verscheidene richtingen en dimensies kunnen werken met inbegrip van aanpassings- of wijzigingsuitrustingen, speciaal ontworpen of aangepast voor het weven, dooreenvlechten of omvlechten van vezelmateriaal voor „composieten”; : Voor de toepassing van punt 1B001 c) houdt de techniek van het dooreenvlechten tevens breien in. |
d) |
apparatuur speciaal ontworpen of aangepast voor de vervaardiging van versterkingsvezels, als hieronder:
|
e) |
apparatuur voor het door middel van de heetsmeltmethode vervaardigen van de ‹prepregs› bedoeld in 1C010 e); |
f) |
inspectieapparatuur welke gebruikmaakt van niet destructieve technieken (NDT), welke speciaal is ontworpen voor „composieten”, als hieronder:
|
g) |
lintlegmachines waarvan de bewegingen voor het gericht opbrengen en leggen van linten ‚in het primaire vlak’ in twee of meer ‚servogestuurde’ richtingen zijn gecoördineerd en geprogrammeerd, speciaal ontworpen voor de vervaardiging van „composieten” voor vliegtuigen en ‚raketten’. |
:
Voor de toepassing van 1B001 moet onder ‚in het primiare vlak servogestuurde’ richting worden verstaan de computergestuurde ruimtelijke positie van de eindeffector (d.w.z. het uiteinde) ten opzichte van het werkstuk, nodig om bij een correcte oriëntatie en richting de beoogde werking te verkrijgen.
1B002
Apparatuur voor het vervaardigen van metaallegeringen, metaallegeringspoeder of gelegeerde materialen, speciaal ontworpen om contaminatie te voorkomen en speciaal ontworpen voor gebruik in één van de in 1C002 c)2 bedoelde procedés.
NB: |
ZIE OOK 1B102. |
1B003
Gereedschap, matrijzen, stempels of klemmen voor het „superplastisch vormen” of „diffusielassen” van titaan of aluminium of legeringen daarvan, speciaal ontworpen voor het vervaardigen van één of meer:
a) |
constructies voor lucht- of ruimtevaart, |
b) |
motoren voor „vliegtuigen” of ruimtevaartuigen, of |
c) |
speciaal ontworpen onderdelen voor de in 1B003 a) bedoelde constructies of de in 1B003 b) bedoelde motoren. |
1B101
Apparatuur, met uitzondering van de onder 1B001 bedoelde apparatuur voor de vervaardiging van composieten, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor:
NB: |
ZIE OOK 1B201. |
: |
De in 1B101 bedoelde onderdelen en toebehoren omvatten onder meer matrijzen, doornen, stempels, klemmen en gereedschappen voor het persen van voorvormstukken, of het harden, gieten, sinteren of binden van composieten, laminaten en producten daarvan. |
a) |
draadwindmachines of vezelpositioneringsmachines (‹fibre placement machines›), waarvan de bewegingen voor het gericht opbrengen, wikkelen en winden van vezelmateriaal in drie of meer richtingen kunnen worden gecoördineerd en geprogrammeerd, ontworpen voor de vervaardiging van „composieten” of laminaten uit „stapel- of continuvezelmateriaal”, alsmede besturingseenheden voor het coördineren en het programmeren daarvan; |
b) |
bandlegmachines, waarvan de bewegingen voor het gericht opbrengen en leggen van banden en vellen in twee of meer richtingen kunnen worden gecoördineerd en geprogrammeerd, ontworpen voor de vervaardiging van „composieten” voor casco’s en andere delen van vliegtuigen en „raketten”; |
c) |
apparatuur, als hieronder, ontworpen of aangepast voor de „productie” van „stapel- of continuvezelmateriaal”:
|
d) |
apparatuur, ontworpen of aangepast voor speciale oppervlaktebehandeling van vezels of voor het vervaardigen van de ‹prepregs› en ‹preforms›, bedoeld in 9C110.
|
1B102
Andere metaalpoeder-„productieapparatuur” dan die bedoeld in 1B002 en onderdelen, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 1B115 b). |
a) |
metaalpoeder-„productieapparatuur”, bruikbaar voor de „productie” in een gecontroleerde omgeving van sferische of vernevelde materialen als bedoeld in 1CO11 a), 1CO11 b), 1C111 a)1, 1C111 a)2 of in de lijst van militaire goederen; |
b) |
speciaal ontworpen onderdelen van „productieapparatuur” als bedoeld in 1B002 of 1B102 a). |
: |
1B102 omvat:
|
1B115
Andere apparatuur dan die bedoeld in 1B002 en 1B102, voor de productie van stuwstoffen en bestanddelen daarvan, als hieronder, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
a) |
„productieapparatuur” voor de „productie”, het hanteren of het keuren van vloeibare stuwstoffen of bestanddelen daarvan, als bedoeld in 1C011 a), 1C011 b), 1C111 of in de lijst van militaire goederen; |
b) |
„productieapparatuur” voor de „productie”, het hanteren, mengen, harden, gieten, persen, machinaal bewerken, spuitgieten of keuren van vaste stuwstoffen of bestanddelen daarvan, als bedoeld in 1C011 a), 1C011 b), 1C111 of in de lijst van militaire goederen.
|
: |
Zie de lijst van militaire goederen voor apparatuur speciaal ontworpen voor de „productie” van militaire goederen. |
: |
In 1B115 is niet bedoeld apparatuur voor de „productie”, het hanteren en keuren van boorcarbide. |
1B116
Speciaal ontworpen spuitmonden voor de „productie” van pyrolytisch gevormde materialen op een as, mal of ander substraat van voorlopergassen die ontleden bij temperaturen van 1 573 K (1 300 °C) tot 3 173 K (2 900 °C) en een druk van 130 Pa tot 20 kPa.
1B117
Niet-continumengers welke geschikt zijn voor het mengen onder vacuüm bij een druk van nul tot 13,326 kPa, met de mogelijkheid om de temperatuur van de mengkamer te regelen en met alle navolgende kenmerken, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:
a) |
een totale inhoud van 110 liter of meer, en |
b) |
ten minste één excentrisch geplaatste meng- of kneedas. |
1B118
Continumengers welke geschikt zijn voor het mengen onder vacuüm bij een druk van nul tot 13,326 kPa, met de mogelijkheid om de temperatuur van de mengkamer te regelen en met een van de volgende kenmerken, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:
a) |
twee of meer meng- of kneedassen, of |
b) |
één roterende en oscillerende as met mengtanden/-pennen op de as en de mengkamerwand. |
1B119
Luchtstraalmolens die gebruikt kunnen worden om de stoffen, genoemd in 1C011 a), 1C011 b), 1C111 of in de lijst van militaire goederen, te malen of te stampen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor.
1B201
Draadwindmachines, uitgezonderd machines als bedoeld in 1B001 of 1B101, en bijbehorende apparatuur, als hieronder:
a) |
draadwindmachines met alle volgende kenmerken:
|
b) |
besturingseenheden voor het coördineren en programmeren van de in 1B201 a) bedoelde draadwindmachines; |
c) |
zeer nauwkeurige spillen voor de in 1B201 a) bedoelde draadwindmachines. |
1B225
Elektrolytische cellen voor de productie van fluor met een capaciteit van meer dan 250 g fluor per uur.
1B226
Elektromagnetische isotopenscheiders, ontworpen voor of uitgerust met enkelvoudige of meervoudige ionenbronnen die een totale ionenbundelstroom van 50 mA of meer kunnen leveren.
: |
1B226 omvat tevens scheiders:
|
1B227
Converters voor ammoniaksynthese of ammoniaksynthese-eenheden waarin het synthesegas (stikstof en waterstof) wordt onttrokken uit een hogedrukkolom voor de uitwisseling van ammoniak en waterstof en de gevormde ammoniak naar deze kolom wordt teruggevoerd.
1B228
Kolommen voor de cryogene distillatie van waterstof met alle volgende kenmerken:
a) |
ontworpen om te werken bij een interne temperatuur van 35 K (– 238 °C) of lager; |
b) |
ontworpen om te werken bij een interne druk van 0,5-5 MPa; |
c) |
vervaardigd van
|
d) |
met een binnendiameter van 1 m of meer en een nuttige lengte van 5 m of meer. |
1B229
Schotelkolommen voor de water-zwavelwaterstofuitwisseling en de interne contactorganen daarvoor, als hieronder:
: |
Voor kolommen die speciaal zijn ontworpen of vervaardigd voor de productie van zwaar water, zie 0B004. |
a) |
schotelkolommen voor de water-zwavelwaterstofuitwisseling, met alle volgende kenmerken:
|
b) |
de in 1B229 a) bedoelde ‚interne contactgroepen’ voor de schotelkolommen voor de water-zwavelwaterstofuitwisseling. : De ‚interne contactgroepen’ van de kolommen bestaan uit gesegmenteerde schotels met een effectieve gezamenlijke diameter van 1,8 m of meer, zijn ontworpen voor het in tegenstroom met elkaar in contact brengen, en vervaardigd van roestvrij staal met een koolstofgehalte van 0,03 % of minder. Zij kunnen de vorm hebben van zeefschotels, klepschotels, borrelklokjesschotels en turboroosterschotels. |
1B230
Pompen, geschikt voor de circulatie van geconcentreerde of verdunde oplossingen van de katalysator kaliumamide in vloeibare ammoniak (KNH2/NH3), met alle volgende kenmerken:
a) |
luchtdicht (d.w.z. hermetisch afgesloten); |
b) |
met een capaciteit van meer dan 8,5 m3/h, en |
c) |
een van de volgende kenmerken:
|
1B231
Tritiuminstallaties of -fabrieken, en apparatuur daarvoor, als hieronder:
a) |
installaties of fabrieken voor het produceren, terugwinnen, extraheren, concentreren of behandelen van tritium; |
b) |
apparatuur voor titriuminstallaties of -fabrieken, als hieronder:
|
1B232
‹Turbo expanders› of turbo-expansie/compressiesets met beide volgende kenmerken:
a) |
ontworpen om te werken met een uitstroomtemperatuur van 35 K (– 238 °C) of lager, en |
b) |
ontworpen voor een doorvoer van waterstofgas van 1 000 kg/h of meer. |
1B233
Installaties of fabrieken voor het scheiden van lithiumisotopen en apparatuur daarvoor, als hieronder:
a) |
installaties of fabrieken voor het scheiden van lithiumisotopen; |
b) |
apparatuur voor de scheiding van lithiumisotopen, als hieronder:
|
1C
Materialen
:
Metalen en legeringen:
behoudens andersluidende bepalingen wordt in 1C001 tot en met 1C012 onder ‚metalen’ en ‚legeringen’ verstaan ruwe of onbewerkte vormen en halffabricaten, als hieronder:
|
Ruwe of onbewerkte vormen: anoden, kogels, staven (met inbegrip van gekerfde proefstaven en draadmetaal), knuppels, blokken, blooms, briketten, uitgangsblokken, kathoden, kristallen, kubussen, blokjes, korrels, granules, walsblokken, bobbels, pastilles, gietelingen, poeder, rondellen, schroot, plakken, brokken, sponsen, stiften; |
|
Halffabricaten (al dan niet bekleed, beplaat, geboord of gestanst):
|
De doelstellingen van de controle mogen niet worden omzeild door de uitvoer van niet gespecificeerde vormen waarvan wordt beweerd dat het om afgewerkte producten gaat, maar die in feite onbewerkte vormen of halffabricaten zijn.
1C001
Materialen, speciaal ontworpen om te worden gebruikt voor het absorberen van elektromagnetische golven, of intrinsiek geleidende polymeren, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 1C101. |
a) |
materialen voor het absorberen van frequenties hoger dan 2 × 108 Hz doch lager dan 3 × 1012 Hz;
|
b) |
materialen voor het absorberen van frequenties hoger dan 1,5 × 1014 Hz doch lager dan 3,7 × 1014 Hz welke geen zichtbaar licht doorlaten; |
c) |
intrinsiek geleidende polymere materialen met een ‚specifieke elektrische volumegeleidbaarheid’ groter dan 10 000 S/m (siemens per meter) of een ‚specifieke oppervlakteweerstand’ kleiner dan 100 ohm/vierkant, op basis van één of meer van de volgende polymeren:
: De ‚specifieke elektrische volumegeleidbaarheid’ en de ‚specifieke oppervlakteweerstand’ dienen te worden bepaald met behulp van ASTM D-257 of nationale gelijkwaardige methoden. |
1C002
Metaallegeringen, metaallegeringspoeder of gelegeerde materialen, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 1C202. |
: |
In 1C002 worden niet bedoeld: metaallegeringen, metaallegeringspoeder of gelegeerde materialen, voor het bekleden van substraten. |
:
1. |
De metaallegeringen bedoeld in 1C002, zijn legeringen waarin het genoemde metaal een hoger gewichtspercentage heeft dan enig ander element. |
2. |
De ‚levensduur voordat spanningsbreuk optreedt’ dient te worden gemeten volgens ASTM-standaard E-139 of gelijkwaardige nationale methoden. |
3. |
De ‚levensduur bij laagfrequente vermoeidheidsbelasting’ dient te worden gemeten volgens ASTM-standaard E-606 „Recommended practice for constant-amplitude low-cycle fatigue testing” of gelijkwaardige nationale equivalenten. Het testen dient axiaal te geschieden met een gemiddelde belastingsverhouding gelijk aan 1 en een krachten-concentratiefactor (Kt) gelijk aan 1. De gemiddelde belastingsverhouding wordt gedefinieerd als de maximale belasting min de minimale belasting gedeeld door de maximale belasting. |
a) |
aluminiden, als hieronder:
|
b) |
metaallegeringen, als hieronder, gemaakt van poeder of uit deeltjes bestaand materiaal als bedoeld in 1C002 c):
|
c) |
metaallegeringspoeder of uit deeltjes bestaand materiaal, met alle volgende kenmerken:
|
d) |
gelegeerde materialen met alle volgende kenmerken:
|
1C003
Magnetische metalen van alle soorten, ongeacht de vorm, met één of meer van de volgende kenmerken:
a) |
een relatieve beginpermeabiliteit van 120 000 of meer en een dikte van 0,05 mm of minder; : De relatieve beginpermeabiliteit wordt gemeten aan het gespecificeerde materiaal dat volledig ontlaten is. |
b) |
magnetostrictieve legeringen met:
|
c) |
strips van amorfe of ‚nanokristallijne’ legeringen met de volgende eigenschappen:
: ‚Nanokristallijne’ materialen in 1C003 c) zijn materialen met een kristalkorrelgrootte van hoogstens 50 nm, bepaald door middel van röntgendiffractie. |
1C004
Uraan-titaanlegeringen of wolfraamlegeringen met een „matrix” op basis van ijzer, nikkel of koper, met de volgende eigenschappen:
a) |
een dichtheid groter dan 17,5 g/cm3; |
b) |
een elastische rekgrens groter dan 880 MPa; |
c) |
een breukspanning groter dan 1 270 MPa, en |
d) |
een rek groter dan 8 %. |
1C005
„Supergeleidende”„composiet”-geleiders in lengten groter dan 100 m of met een massa groter dan 100 g, als hieronder:
a) |
„supergeleidende”„composiet”-geleiders welke één of meer niobium-titaan-‚filamenten’ bevatten, met beide volgende eigenschappen:
|
b) |
„supergeleidende”„composiet”-geleiders, bestaande uit één of meer „supergeleidende”‚filamenten’, anders dan van niobium-titaan, met de volgende eigenschappen:
|
c) |
„supergeleidende”„composiet”-geleiders, bestaande uit één of meer „supergeleidende”‚filamenten’, die „supergeleidend” blijven boven 115 K (– 158,16 °C). : Voor de toepassing van 1C005 kunnen de ‚filamenten’ de vorm van een draad, cilinder, film, band of lint hebben. |
1C006
Vloeistoffen en smeermiddelen, als hieronder:
a) |
hydraulische vloeistoffen met als voornaamste bestanddeel één of meer van de onderstaande stoffen:
|
b) |
smeermiddelen met als voornaamste bestanddeel één of meer van de volgende stoffen:
|
c) |
dempingsvloeistoffen en flotatievloeistoffen met alle volgende kenmerken:
|
d) |
fluorkoolstoffen in koelvloeistoffen voor elektronische systemen met de volgende eigenschappen:
|
:
Voor de toepassing van 1C006:
1. |
wordt het ‚vlampunt’ bepaald door gebruik te maken van de Cleveland Open Cup Methode volgens ASTM D-92 of nationale equivalenten; |
2. |
wordt het ‚vloeipunt’ bepaald volgens de methode beschreven in ASTM D-97, of nationale equivalenten; |
3. |
wordt de ‚viscositeitsindex’ bepaald volgens de methode beschreven in ASTM D-2270, of nationale equivalenten; |
4. |
wordt de ‚thermische stabiliteit’ bepaald volgens onderstaande testprocedure of nationale equivalenten: 20 ml van de te testen vloeistof wordt gebracht in een roestvrij stalen kamer (type 317) van 46 ml, die de volgende kogels met een (nominale) diameter van 12,5 mm bevat: één van M-10 gereedschapsstaal, één van 52100-staal en één van bronstobin (60 % Cu, 39 % Zn, 0,75 % Sn). De kamer wordt gespoeld met stikstofgas, bij atmosferische druk luchtdicht afgesloten en verhit tot 644 ± 6 K (371 ± 6 °C) en gedurende 6 uur op deze temperatuur gehouden. Het monster wordt geacht thermisch stabiel te zijn indien bij het beëindigen van bovengenoemde procedure aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
5. |
wordt de ‚autogene ontbrandingstemperatuur’ bepaald volgens de methode beschreven in ASTM E-659, of nationale equivalenten daarvan. |
1C007
Keramische basismaterialen, keramische materialen die geen „composieten” zijn, „composieten” met een keramische „matrix”, en voorlopermaterialen, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 1C107. |
a) |
basismaterialen bestaande uit enkelvoudige of meervoudige boriden van titaan met een totale hoeveelheid aan metallische verontreiniging, exclusief opzettelijke toevoegingen, van minder dan 5 000 ppm, met een gemiddelde deeltjesgrootte minder dan of gelijk aan 5 μm, terwijl niet meer dan 10 % van de deeltjes groter is dan 10 μm; |
b) |
keramische materialen die geen „composieten” zijn in ruwe vorm of als halffabricaat samengesteld uit boriden van titaan met een dichtheid van 98 % van de theoretische dichtheid of hoger;
|
c) |
keramisch-keramische „composieten” met een glas- of oxide-„matrix” en versterkt met vezels, met alle volgende kenmerken:
|
d) |
keramisch-keramische „composieten”, met of zonder continue metallische fase, die fijn verdeelde deeltjes of fasen bevatten van enig materiaal met vezel- of whiskerstructuur, en waarbij carbiden of nitriden van silicium, zirkoon of boor de „matrix” vormen; |
e) |
voorlopermaterialen (d.w.z. voor speciale doeleinden bestemde polymere of organometaalverbindingen) voor het vervaardigen van welke fase of fasen dan ook van de materialen, bedoeld in 1C007 c), als hieronder:
|
f) |
keramisch-keramische „composieten” met een oxide- of glas-„matrix”, versterkt met continuvezels van een van de volgende systemen:
|
1C008
Niet-gefluoreerde polymeren, als hieronder:
a) |
imiden, als hieronder:
|
b) |
thermoplastische vloeibare kristalcopolymeren met een warmtevervormingstemperatuur hoger dan 523 K (250 °C), gemeten volgens ISO-norm 75-2 (2004), methode A, of nationale equivalenten, bij een belasting van 1,80 N/mm2 en samengesteld uit:
|
c) |
niet gebruikt; |
d) |
polyaryleenketonen; |
e) |
polyaryleensulfiden, waarbij de arylgroep bestaat uit bifenyleen, trifenyleen of combinaties daarvan; |
f) |
polybifenyleenethersulfonen met een ‚glastemperatuur (Tg)’ van meer dan 513 K (240 °C). |
:
De ‚glastemperatuur (Tg)’ voor de in 1C008 bedoelde materialen wordt bepaald volgens de methode, beschreven in ISO-norm 11357-2 (1999) of nationale equivalenten. Wat de 1C008 a)2-materialen betreft, wordt de ‚glastemperatuur (Tg)’ bepaald aan de hand van een PAI-staal dat eerst gedurende ten minste 15 minuten is gevulkaniseerd op een minimumtemperatuur van 310 °C.
1C009
Onbewerkte fluorverbindingen, als hieronder:
a) |
copolymeren van vinylideenfluoride met 75 % of meer bèta kristallijnstructuur zonder strekken; |
b) |
gefluoreerde polyimiden die 10 of meer gewichtspercenten gebonden fluor bevatten; |
c) |
gefluoreerde fosfazeen elastomeren die 30 of meer gewichtspercenten gebonden fluor bevatten. |
1C010
„Stapel- en continuvezelmateriaal”, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 1C210 EN 9C110. |
a) |
organisch „stapel- en continuvezelmateriaal” met beide volgende eigenschappen:
|
b) |
„stapel- en continuvezelmateriaal” van koolstof met beide volgende eigenschappen:
: De eigenschappen van materialen als bedoeld in 1C010 b) dienen te worden bepaald met gebruik van aanbevolen methoden SRM 12 tot en met 17 van Suppliers of Advanced Composite Materials Association (SACMA), ISO-norm 10618 (2004) 10.2.1 methode A, of gelijkwaardige nationale trektests, en dienen te zijn gebaseerd op de gemiddelde waarden van een partij. |
c) |
anorganisch „stapel- en continuvezelmateriaal” met beide volgende eigenschappen:
|
d) |
„stapel- of continuvezelmateriaal” met één of meer van de onderstaande eigenschappen:
|
e) |
geheel of gedeeltelijk met hars of asfaltbitumen geïmpregneerd „stapel- en continuvezelmateriaal” (‹prepregs›), met metaal of koolstof bekleed „stapel- en continuvezelmateriaal” (‹preforms›) of „halffabricaten (‹preforms›) voor koolstofvezels”, met de volgende eigenschappen:
|
1C011
Metalen en verbindingen, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN en 1C111. |
a) |
metalen met een deeltjesgrootte van minder dan 60 μm, hetzij bolvormig, verstoven, sferoïdisch, in vlokkenvorm of gemalen, vervaardigd uit materiaal dat voor 99 % of meer bestaat uit zirkonium, magnesium en legeringen daarvan; : Het natuurlijke hafniumgehalte van het zirkonium (normaal 2 % tot 7 %) wordt bij het zirkonium gerekend.
|
b) |
boor of boorlegeringen met een deeltjesgrootte van hoogstens 60 μm, als hieronder:
|
c) |
guanidinenitraat (CAS 506-93-4); |
d) |
nitroguanidine (NQ) (CAS 556-88-7).
|
1C012
Materialen, als hieronder:
:
Deze materialen worden doorgaans voor nucleaire warmtebronnen gebruikt.
a) |
plutonium in iedere vorm met een plutonium-isotoopgehalte aan plutonium-238 van meer dan 50 gewichtspercent;
|
b) |
„door opwerking verkregen” neptunium-237 in iedere vorm.
|
1C101
Materialen voor het beperken van de zichtbaarheid zoals de radarreflectie, het ultraviolet/infrarood of akoestisch beeld, anders dan de materialen bedoeld in 1C001, geschikt voor gebruik in ‚raketten’, subsystemen van „raketten” of onbemande luchtvaartuigen, bedoeld in 9A012.
: |
1C101 omvat:
|
: |
1C101 omvat niet deklagen die speciaal bedoeld zijn om de thermische stabiliteit van satellieten te regelen. |
:
In 1C101 wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een last kunnen vervoeren over een afstand van ten minste 300 km.
1C102
Opnieuw verzadigde, door pyrolyse verkregen koolstof-koolstofmaterialen bestemd voor ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104.
1C107
Niet in 1C007 beschreven grafiet en keramische materialen, als hieronder:
a) |
grafiet met een kleine korrelgrootte en met een volumedichtheid van ten minste 1,72 g/cm3 gemeten bij 288 K (15 °C), met een korrelgrootte van 100 μm of minder, geschikt voor raketstraalpijpen of neuskegels van terugkeervoertuigen, dat gebruikt kan worden bij de productie van:
|
b) |
pyrolytisch of vezelversterkt grafiet, geschikt voor „raket”-straalpijpen of neuskegels van terugkeervoertuigen voor gebruik in „raketten”, ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104;
|
c) |
keramische composieten (diëlektrische constante kleiner dan 6 bij een frequentie van 100 MHz tot 100 GHz), geschikt voor radarkoepels voor gebruik in „raketten”, ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104; |
d) |
zgn. groene, bewerkbare, met siliciumcarbide versterkte keramiek, geschikt voor neuskegels voor gebruik in „raketten”, ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104; |
e) |
composieten van met siliciumcarbide versterkte keramiek, geschikt voor neuskegels, terugkeervoertuigen en straalpijpen, bruikbaar voor „raketten”, ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104. |
1C111
Niet in 1C011 beschreven stuwstoffen en chemicaliën voor de vervaardiging van stuwstoffen, als hieronder:
a) |
stoffen die stuwkracht leveren:
|
b) |
polymeren:
|
c) |
andere additieven en hulpstoffen voor stuwstoffen:
|
1C116
Maragingstaal met een eindtreksterkte (UTS) van 1 500 MPa of meer bij 293 K (20 °C) in de vorm van een plaat of buis met een wand- of plaatdikte van 5 mm of minder.
NB: |
ZIE OOK 1C216. |
:
Maragingstaal is een ijzerlegering die gewoonlijk door een hoog nikkelgehalte, een zeer laag koolstofgehalte en het gebruik van vervangende elementen of precipitaten voor het versterken en tijdharden van de legering wordt gekenmerkt.
1C117
Materiaal voor de productie van onderdelen van ‚raketten’, als volgt:
a) |
wolfraam en legeringen in deeltjesvorm bevattende 97 of meer gewichtspercenten wolfraam en waarvan de grootte van de deeltjes 50 × 10–6 m (50 μm) is of minder; |
b) |
molybdeen en legeringen in deeltjesvorm bevattende 97 of meer gewichtspercenten molybdeen en waarvan de grootte van de deeltjes 50 × 10–6 m (50 μm) is of minder; |
c) |
wolfraammateriaal in vaste vorm, met de volgende eigenschappen:
|
:
In 1C117 wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een afstand van méér dan 300 km kunnen overbruggen.
1C118
Duplex roestvast staal met titaanstabilisatie (Ti-DSS), met de volgende eigenschappen:
a) |
met alle navolgende kenmerken:
|
b) |
in een van de volgende vormen:
|
1C202
Legeringen, anders dan bedoeld in 1C002 b)3 of 1C002 b)4, als hieronder:
a) |
aluminiumlegeringen met beide volgende kenmerken:
|
b) |
titaanlegeringen met beide volgende kenmerken:
|
:
De zinsnede legeringen ‚geschikt voor’ omvat legeringen zowel voor als na warmtebehandeling.
1C210
‚Stapel- en continuvezelmateriaal’ of ‹prepregs›, anders dan bedoeld in 1C010 a), 1C010 b) of 1C010 e), als hieronder:
a) |
‚stapel- en continuvezelmateriaal’ van koolstof of aramide met een van de volgende kenmerken:
|
b) |
‚stapel- en continuvezelmateriaal’ van glas met beide volgende kenmerken:
|
c) |
thermogeharde met hars geïmpregneerde continu-„garens”, -„‹rovings›”, -„linten” of -„banden” met een breedte van 15 mm of minder (‹prepregs›), vervaardigd uit ‚stapel- en continuvezelmateriaal’ van koolstof of glas als bedoeld in 1C210 a) of 1C210 b). : Het hars vormt de matrix van de composiet. |
: |
In 1C210 is ‚stapel- en continuvezelmateriaal’ beperkt tot continue „monofilamenten”„garens”, „‹rovings›”, „linten” of „banden”. |
1C216
Maragingstaal, anders dan bedoeld in 1C116, ‚geschikt voor’ een treksterkte van 2 050 MPa of meer bij 293 K (20 °C).
: |
1C216 is niet van toepassing op maragingstaal in een vorm waarin geen enkele lineaire maat groter is dan 75 mm. |
:
De zinsnede maragingstaal ‚geschikt voor’ omvat maragingstaal zowel voor als na warmtebehandeling.
1C225
Boor, verrijkt in de boor-10-isotoop (10B) tot meer dan de natuurlijke abundantie, in de hiernavolgende vormen: elementair boor, boorverbindingen, boorhoudende mengsels, fabricaten daarvan, afval en schroot van deze stoffen.
: |
De in 1C225 bedoelde boorhoudende mengsels omvatten met boor beladen materialen. |
:
De natuurlijke abundantie van boor-10 is ongeveer 18,5 gewichtspercenten (20 procent op atomaire basis).
1C226
Wolfraam, wolfraamcarbide en legeringen die meer dan 90 gewichtspercenten wolfraam bevatten, anders dan bedoeld in 1C117, met beide volgende kenmerken:
a) |
in vormen met holle cilindersymmetrie (daaronder mede begrepen cilindersegmenten) met een binnendiameter tussen 100 mm en 300 mm, en |
b) |
met een massa groter dan 20 kg. |
: |
1C226 is niet van toepassing op fabricaten die speciaal ontworpen zijn als gewicht of collimator voor gammastralen. |
1C227
Calcium met beide volgende kenmerken:
a) |
bevat minder dan 1 000 gewichtsdelen per miljoen aan metallische verontreiniging anders dan magnesium, en |
b) |
bevat minder dan 10 gewichtsdelen per miljoen boor. |
1C228
Magnesium met beide volgende kenmerken:
a) |
bevat minder dan 200 gewichtsdelen per miljoen aan metallische verontreiniging anders dan calcium, en |
b) |
bevat minder dan 10 gewichtsdelen per miljoen boor. |
1C229
Bismut met beide volgende kenmerken:
a) |
een zuiverheid van 99,99 gewichtspercenten of meer, en |
b) |
bevat minder dan 10 gewichtsdelen per miljoen zilver. |
1C230
Beryllium, als hierna: metaal, legeringen die meer dan 50 gewichtspercenten beryllium bevatten, berylliumverbindingen, fabricaten daarvan en afval of schroot van deze stoffen, anders dan vermeld in de lijst van militaire goederen.
NB: |
ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN. |
: |
1C230 is niet van toepassing op:
|
1C231
Hafnium, als hierna: metaal, legeringen die meer dan 60 gewichtspercenten hafnium bevatten, verbindingen van hafnium die meer dan 60 gewichtspercenten hafnium bevatten, fabricaten daarvan en afval of schroot van deze stoffen.
1C232
Helium-3 (3He), mengsels die helium-3 bevatten, en producten of toestellen die een van deze stoffen bevatten.
: |
1C232 is niet van toepassing op een product of apparaat dat minder dan 1 g helium-3 bevat. |
1C233
Lithium, verrijkt in de lithium-6-isotoop (6Li) tot meer dan de natuurlijke abundantie, of producten of toestellen die verrijkt lithium bevatten, als hierna: elementair lithium, legeringen, lithiumverbindingen, mengsels die lithium bevatten, fabricaten daarvan en afval of schroot van deze stoffen.
: |
1C233 is niet van toepassing op thermoluminescentie-stralingsmeters. |
:
De natuurlijke abundantie van de lithium-6-isotoop is ongeveer 6,5 gewichtspercenten (7,5 % op atomaire basis).
1C234
Zirkonium met een hafniumgehalte van minder dan 1 gewichtsdeel hafnium op 500 gewichtsdelen zirkonium, als hierna: metaal, legeringen die meer dan 50 gewichtspercenten zirkonium bevatten, verbindingen, fabricaten daarvan, afval of schroot van deze stoffen.
: |
1C234 is niet van toepassing op zirkonium in de vorm van folie met een dikte van 0,10 mm of minder. |
1C235
Tritium, tritiumverbindingen en mengsels welke tritium bevatten, waarin de verhouding van het aantal tritiumatomen tot het aantal waterstofatomen groter is dan 1:1 000, en producten of toestellen die een van voorgaande stoffen bevatten,
: |
1C235 is niet van toepassing op een product of toestel dat minder dan 1,48 × 103 GBq (40 Ci) tritium in welke vorm dan ook bevat. |
1C236
Alfastralers met een alfahalveringstijd van tien dagen of langer doch korter dan 200 jaar, in de volgende vormen:
a) |
de elementaire vorm; |
b) |
verbindingen met een totale alfa-activiteit van 37 GBq/kg (1 Ci/kg) of hoger; |
c) |
mengsels met een totale alfa-activiteit van 37 GBq/kg (1 Ci/kg) of hoger; |
d) |
producten of toestellen die een van voorgaande stoffen bevatten. |
: |
1C236 is niet van toepassing op een product of toestel dat minder dan 3,7 GBq (100 millicurie) alfa-activiteit bevat. |
1C237
Radium-226 (226Ra), radium-226-legeringen, radium-226-verbindingen, mengsels die radium-226 bevatten, fabricaten daarvan, en producten of toestellen die een van deze stoffen bevatten.
: |
1C237 is niet van toepassing op:
|
1C238
Chloortrifluoride (ClF3)
1C239
Brisante springstoffen, anders dan bedoeld in de lijst van militaire goederen, of stoffen of mengsels met een gehalte van meer dan 2 gewichtspercenten aan deze springstoffen, met een kristaldichtheid groter dan 1,8 g/cm3 en een detonatiesnelheid groter dan 8 000 m/s.
1C240
Nikkelpoeder en poreus nikkelmetaal, anders dan bedoeld in 0C005, als hieronder:
a) |
nikkelpoeder met beide volgende kenmerken:
|