Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012R0388

Verordening (EU) nr. 388/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik

PB L 129 van 16/05/2012, p. 12–280 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 08/09/2021; opgeheven door 32021R0821

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2012/388/oj

16.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/12


VERORDENING (EU) Nr. 388/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 april 2012

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 428/2009 (2) moeten producten voor tweeërlei gebruik (met inbegrip van programmatuur en technologie) aan een doeltreffende controle worden onderworpen bij uitvoer uit of doorvoer door de Unie, of bij aflevering aan een derde land als gevolg van tussenhandeldiensten welke worden verleend door een tussenhandelaar die een ingezetene van de Unie is, of die in de Unie is gevestigd.

(2)

Om de lidstaten en de Unie in staat te stellen aan hun internationale verplichtingen te voldoen, is in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 de gemeenschappelijke lijst van producten voor tweeërlei gebruik vastgesteld, zoals bedoeld in artikel 3 van die verordening, welke internationaal overeengekomen controles op goederen voor tweeërlei gebruik ten uitvoer legt. Deze verplichtingen zijn aangegaan in het kader van deelname aan de Australiëgroep, het Controleregime voor de uitvoer van rakettechnologie en -onderdelen (Missile Technology Control Regime — MTCR), de Groep van nucleaire exportlanden (NSG), het Wassenaar Arrangement en het Verdrag inzake chemische wapens (Chemical Weapons Convention — CWC).

(3)

Verordening (EG) nr. 428/2009 bepaalt dat de lijst in bijlage I wordt bijgewerkt overeenkomstig de desbetreffende verplichtingen en verbintenissen, en alle wijzigingen daarin, waarmee de lidstaten hebben ingestemd als partij bij internationale regelingen inzake non-proliferatie en uitvoercontrole of door de bekrachtiging van desbetreffende internationale verdragen.

(4)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 moet worden gewijzigd om rekening te houden met wijzigingen die na de vaststelling van die verordening zijn overeengekomen in de Australiëgroep, de Groep van nucleaire exportlanden, het Controleregime voor de uitvoer van rakettechnologie en -onderdelen en het Wassenaar Arrangement.

(5)

Om raadpleging door instanties voor uitvoercontrole en door ondernemingen te vergemakkelijken, dient een bijgewerkte en geconsolideerde versie van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 te worden gepubliceerd.

(6)

Verordening (EG) nr. 428/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dertigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 19 april 2012.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

M. BØDSKOV


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 13 september 2011 (PB C 7 E van 10.1.2012, blz. 28) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 21 februari 2012 (PB C 107 E van 13.4.2012, blz. 1). Standpunt van het Europees Parlement van 29 maart 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1.


BIJLAGE

„BIJLAGE I

Lijst bedoeld in artikel 3 van deze verordening

LIJST VAN PRODUCTEN VOOR TWEEËRLEI GEBRUIK

Deze lijst is een technische implementatie van internationaal overeengekomen vergunningsregelingen voor producten voor tweeërlei gebruik, waaronder het Wassenaar Arrangement, het Controleregime voor de uitvoer van rakettechnologie en -onderdelen (Missile Technology Control Regime — MTCR), de Groep van nucleaire exportlanden, de Australiëgroep en het Verdrag inzake chemische wapens (Chemical Weapons Convention — CWC).

INHOUD

Noten

Acroniemen en afkortingen

Definities

Categorie 0

Nucleaire goederen

Categorie 1

Speciale materialen en aanverwante apparatuur

Categorie 2

Materiaalbewerking

Categorie 3

Elektronica

Categorie 4

Computers

Categorie 5

Telecommunicatie en „informatiebeveiliging”

Categorie 6

Sensoren en lasers

Categorie 7

Navigatie en vliegtuigelektronica

Categorie 8

Zeewezen en schepen

Categorie 9

Ruimtevaart en voortstuwing

ALGEMENE NOTEN BIJ BIJLAGE I

1.

Voor de controle op de uitvoer van goederen die zijn ontworpen of aangepast voor militair gebruik zij verwezen naar de desbetreffende lijst(en) van aan vergunningsplicht onderworpen militaire goederen van de afzonderlijke lidstaten. Verwijzingen in deze bijlage naar de lijst van militaire goederen hebben betrekking op deze lijst.

2.

De doelstelling van de controle op de uitvoer van de goederen, vermeld in deze bijlage, mag niet worden omzeild door de uitvoer van niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen (met inbegrip van fabrieken) die één of meer aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen bevatten, als deze onderdelen het voornaamste element van de goederen vormen en gemakkelijk kunnen worden verwijderd of voor andere doeleinden worden aangewend.

:

Bij de beoordeling van de vraag of de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element dienen te worden aangemerkt, dienen factoren als hoeveelheid, waarde en technologische knowhow alsmede andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element van de geleverde goederen kunnen worden aangemerkt, een rol te spelen.

3.

Met goederen worden in deze bijlage zowel nieuwe als gebruikte goederen bedoeld.

4.

In sommige gevallen zijn stoffen vermeld met naam en CAS-nummer. Onder de lijst vallen stoffen met dezelfde structuurformule (inclusief hydraten), ongeacht naam of CAS-nummer. De CAS-nummers zijn vermeld om een bepaalde stof of een bepaald mengsel gemakkelijker te kunnen identificeren, ongeacht de nomenclatuur. CAS-nummers kunnen niet als eenduidige identificatienummers worden gebruikt, omdat sommige vormen van de op de lijst vermelde stoffen andere CAS-nummers hebben, en ook mengsels die een op de lijst voorkomende stof bevatten, andere CAS-nummers kunnen hebben.

NUCLEAIRETECHNOLOGIENOOT (NTN)

(Te lezen in samenhang met sectie E van categorie 0.)

De „technologie” die rechtstreeks samenhangt met goederen die in categorie 0 vallen, valt onder de bepalingen van categorie 0.

„Technologie” voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van aan vergunningsplicht onderworpen goederen is ook aan vergunningsplicht onderworpen als deze technologie wordt toegepast op niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen.

Het verlenen van een uitvoervergunning voor goederen houdt tevens in dat de uitvoer naar dezelfde eindgebruiker van de minimaal noodzakelijke „technologie” voor installatie, bediening, onderhoud en reparatie van de goederen is toegestaan.

Vergunningsregelingen voor overdracht van „technologie” zijn niet van toepassing op informatie die „voor iedereen beschikbaar” is, en op „fundamenteel wetenschappelijk onderzoek”.

ALGEMENE TECHNOLOGIENOOT (ATN)

(Te lezen als onderdeel van sectie E van de categorieën 1 tot en met 9.)

De uitvoer van „technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, „productie” of het „gebruik” van in de categorieën 1 tot en met 9 bedoelde goederen is onderworpen aan de op de categorieën 1 tot en met 9 van toepassing zijnde bepalingen.

„Technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van aan vergunningsplicht onderworpen goederen is ook aan vergunningsplicht onderworpen als deze technologie wordt toegepast op niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen.

De vergunningsplicht geldt niet voor de minimaal noodzakelijke „technologie” voor installatie, bediening, onderhoud en reparatie van niet onder de vergunningsplicht vallende goederen of op de goederen waarvan de uitvoer is toegestaan.

:

Deze bepaling laat de embargostatus van de in 1E002 e), 1E002 f), 8E002 a) en 8E002 b) bedoelde „technologie” onverlet.

Vergunningsregelingen voor overdracht van „technologie” zijn niet van toepassing op informatie die „voor iedereen beschikbaar” is, op „fundamenteel wetenschappelijk onderzoek” en op de voor octrooiaanvragen noodzakelijke minimuminformatie.

ALGEMENE PROGRAMMATUURNOOT (APN)

(Deze noot heeft voorrang boven het bepaalde in sectie D van de categorieën 0 tot en met.9.)

De categorieën 0 tot en met 9 van deze lijst zijn niet van toepassing op „programmatuur” die:

a)

algemeen voor het publiek verkrijgbaar is doordat de „programmatuur”:

1.

via de detailhandel zonder beperkingen uit voorraad wordt verkocht via:

a)

winkelverkoop;

b)

postorderverkoop;

c)

elektronische transacties, of

d)

telefonische verkoop, en

2.

is ontworpen voor installatie door de gebruiker zonder wezenlijke ondersteuning van de leverancier, of

:

Punt a) van de algemene programmatuurnoot laat de embargostatus van de in categorie 5, deel 2 („Informatiebeveiliging”), bedoelde „programmatuur” onverlet.

b)

„voor iedereen beschikbaar” is.

IN DEZE BIJLAGE GEBRUIKTE ACRONIEMEN EN AFKORTINGEN

Een acroniem of afkorting, gebruikt als gedefinieerde term, is te vinden in „Definities van in deze bijlage gebruikte termen”.

Acroniem of betekenis

Afkorting

ABEC

Annular Bearing Engineers Committee

AGMA

American Gear Manufacturers’ Association

AHRS

attitude and heading reference systems

AISI

American Iron and Steel Institute

ALU

arithmetic logic unit (logische rekeneenheid)

ANSI

American National Standards Institute

ASTM

American Society for Testing and Materials

ATC

air traffic control (luchtverkeersleiding)

AVLIS

isotopenscheidingsinstallaties werkend met atomaire-damplasers

CAD

computer-aided-design (computerondersteund ontwerpen)

CAS

Chemical Abstracts Service

CCITT

Comité consultatif international télégraphique et téléphonique (Internationale Raadgevende Commissie inzake telegrafie en telefonie)

CDU

control and display unit (besturings- en beeldeenheid)

CEP

circular error probability (50 %-trefkanscirkel)

CNTD

controlled nucleation thermal deposition (thermische ontleding met beheerste nucleatie)

CRISLA

chemische reactie door selectieve laseractivering van één of meer isotopen

CVD

chemical vapour deposition (chemische afzetting uit de dampfase)

CW

chemical warfare (chemische oorlogsvoering)

CW (voor lasers)

continuous wave (continugolf)

DME

distance measuring equipment

DS

directionally solidified

EB-PVD

electron beam physical vapour deposition (elektronenstraalverdampen)

EBU

European Broadcasting Union

ECM

electro-chemical machining

ECR

electron cyclotron resonance

EDM

electrical discharge machines (vonkmachines)

EEPROMS

electrically erasable programmable read only memory

EIA

Electronic Industries Association

EMC

elektromagnetische compatibiliteit

ETSI

European Telecommunications Standards Institute (Europees Instituut voor telecommunicatienormen)

FFT

Fast Fourier Transform (snelle Fourier-transformatie)

GLONASS

global navigation satellite system (wereldwijd satellietnavigatiesysteem)

GPS

global positioning system

HBT

heterobipolaire transistors

HDDR

high density digital recording (digitale registratie met hoge dichtheid)

HEMT

high electron mobility transistors (tansistors met hoge elektronenmobiliteit)

ICAO

International Civil Aviation Organization (Internationale Burgerluchtvaartorganisatie)

IEC

International Electrotechnical Commission (CEI - Internationale Elektrotechnische Commissie)

IEEE

Institute of Electrical and Electronic Engineers

IFOV

Instantaneous field of view (momenteel gezichtsveld)

ILS

instrument landing system

IRIG

inter-range instrumentation group

ISA

international standard atmosphere

ISAR

inverse synthetic aperture radar (radarmodus met omgekeerde kunstmatig ingestelde apertuur)

ISO

International Organization for Standardization (Internationale organisatie voor normalisatie)

ITU

International Telecommunication Union (Internationale Telecommunicatie Unie)

JIS

Japanse Industriestandaard

JT

Joule-Thomson

LIDAR

light detection and ranging (lichtdetectie- en afstandsbepaling)

LRU

line replaceable unit

MAC

message authentication code

Mach

verhouding van de snelheid van een voorwerp tot de geluidssnelheid (naar Ernst Mach)

MLIS

isotopenscheidingsinstallaties werkend met moleculaire lasers”.

MLS

microwave landing systems (microgolf-landingssystemen)

MOCVD

metal organic chemical vapour deposition (chemisch neerslaan van organometaaldamp)

MRI

magnetic resonance imaging (beeldvorming door middel van magnetische resonantie)

MTBF

mean-time-between-failures (gemiddeld storingsvrij interval)

Mtops

miljoenen technische bewerkingen per seconde

MTTF

mean-time-to-failure (gemiddeld interval vóór storing)

NBC

nucleair, biologisch en chemisch

NDT

non-destructive test (niet-destructief onderzoek)

PAR

precision approach radar (landingsradarapparatuur)

PIN

persoonlijk identificatienummer

ppm

parts per million (delen per miljoen)

PSD

power spectral density (constante spectrale vermogensdichtheid)

QAM

quadratureamplitude-modulation (kwadratuuramplitudemodulatie)

RF

radiofrequentie

SACMA

Suppliers of Advanced Composite Materials Association

SAR

synthetic aperture radar (radarmodus met kunstmatig ingestelde apertuur)

SC

single crystal (eenkristal)

SLAR

sidelooking airborne radar (zijwaarts stralende radarmodus in vliegtuigen)

SMPTE

Society of Motion Picture and Television Engineers

SRA

shop replaceable assembly (in de werkplaats vervangbare module)

SRAM

static random access memory

SRM

SACMA Recommended Methods

SSB

single sideband (enkele zijband)

SSR

secondary surveillance radar

TCSEC

trusted computer system evaluation criteria

TIR

total indicated reading (totale meetklokuitslag)

UV

ultraviolet

UTS

ultimate tensile strength (eindtreksterkte)

VOR

very high frequency omni-directional range

YAG

yttrium/aluminum garnet

DEFINITIES VAN IN DEZE BIJLAGE GEBRUIKTE TERMEN

De definitie van termen tussen ‚enkele aanhalingstekens’ wordt gegeven in een technische noot bij de betrokken post.

De definitie van de termen tussen „dubbele aanhalingstekens” luidt als volgt (1):

:

Na elke gedefinieerde term wordt tussen haakjes verwezen naar de betrokken categorie(ën).

„Aangepast piekvermogen” (4): een aangepaste pieksnelheid waarbij „digitale computers” drijvendekommaoptellingen en -vermenigvuldigingen van 64 bit of meer uitvoeren, die wordt uitgedrukt in gewogen teraFLOPS (‹Weighted TeraFLOPS (WT)›), in eenheden van 1012 aangepaste drijvendekommabewerkingen per seconde.

:

Zie categorie 4, Technische noot.

„Aangepast voor gebruik in oorlogssituaties” (1): iedere aanpassing of selectie (zoals een wijziging van de zuiverheid, houdbaarheid, virulentie, verspreidingskenmerken, of weerstand tegen uv-straling) die tot doel heeft de werkzaamheid te verhogen ten aanzien van menselijke of dierlijke slachtoffers, schade aan uitrusting of aan gewassen, en aantasting van het milieu.

„Actieve pixel” (6 8): het kleinste (afzonderlijke) element van de halfgeleider-‹array› dat nog een foto-elektrische overdrachtsfunctie vervult bij blootstelling aan elektromagnetische straling (licht).

„Actieve vluchtregelsystemen” (7): actieve vluchtregelsystemen werken zodanig dat ongewenste bewegingen of structurele belastingen van „vliegtuig” of raket kunnen worden voorkomen door de onafhankelijke verwerking van signalen van meerdere sensoren waarna preventieve commando’s voor automatische regeling worden gegeven.

„Aerodynamische vlakken met variabel profiel” (7): deze worden verkregen door flappen aan de achterrand of aan de voorrand of door een naar beneden knikkende voorrand, welke tijdens de vlucht bestuurd kunnen worden.

„Afstembaar” (6): het vermogen van een „laser” om binnen een gebied van verschillende „laser”-overgangen bij elke golflengte een continu-vermogen op te wekken. Een laser die slechts kan werken op een beperkt aantal vaste golflengten ‹line selectable› wekt discrete golflengten op binnen één „laser”-overgang en wordt niet beschouwd als „afstembaar”.

„‹Angle random walk›” (7): de foutenontwikkeling bij hoekversnellingsmeting in tijd door witte ruis in de snelheid van de hoekbeweging (IEEE-standaard 528-2001).

„APP” (4): („Adjusted Peak Performance”) „Aangepast piekvermogen”.

„Asymmetrisch algoritme” (5): cryptografisch algoritme waarin voor encryptie een andere wiskundige sleutel wordt gebruikt dan voor decryptie.

:

Voor sleutelbeheer worden gewoonlijk „asymmetrische algoritmen” gebruikt.

„Automatisch volgen van het doel” (6): een verwerkingstechniek waarbij automatisch en tijdgebonden een geëxtrapoleerde waarde van de meest waarschijnlijke positie van het doel wordt bepaald en als uitgangssignaal afgegeven.

„Axiale slag” (2): axiale verplaatsing tijdens één omwenteling van de hoofdspil, gemeten in een vlak loodrecht op de stelplaat van de spil aan een punt dat grenst aan de omtrek van de stelplaat van de spil (referentie: ISO 230, deel 1-1986, paragraaf 5.63).

„Band” (1): een materiaal dat bestaat uit in elkaar gevlochten of in één richting liggende „monofilamenten”, ‚strengen’, „‹rovings›”, „linten” of „garens” enz., gewoonlijk geïmpregneerd met hars.

:

‚Streng’: een bundel „monofilamenten” (normaal meer dan 200) die ongeveer parallel lopen.

„Beeldverbetering” (4): het verwerken van elders verkregen informatiedragende beelden met behulp van algoritmen, zoals tijdcompressie, filteren, extractie, selectie, correlatie, convolutie of transformatie tussen domeinen (bijvoorbeeld de snelle Fourier-transformatie (‹fast Fourier transform›) of de Walsh-transformatie (‹Walsh transform›)). Hieronder zijn niet begrepen algoritmen die slechts lineaire of draaiende omzettingen op een enkel beeld toepassen, zoals verschuivingen, extractie van specifieke kenmerken, registratie of het vals kleuren.

„Bias” (versnellingsmeters) (7): het gemiddelde uitgangssignaal van een versnellingsmeter over een bepaalde tijd, gemeten onder gespecificeerde werkingsomstandigheden, zonder correlatie met een aanzetversnelling of rotatie. „Bias” wordt uitgedrukt in g of in meter per secondekwadraat (g of m/s2) (IEEE-standaard 528-2001) (micro g = 1 × 10–6 g).

„Bias” (gyroscoop) (7): het gemiddelde uitgangssignaal van een gyroscoop over een bepaalde tijd, gemeten onder gespecificeerde werkingsomstandigheden, zonder correlatie met een aanzetrotatie of versnelling. „Bias” wordt typisch uitgedrukt in graden per uur (g/h) (IEEE-standaard 528-2001).

„Binnenbekleding” (9): de hechtlaag tussen de vaste stuwstof en de omhulling of isolerende bekleding. Doorgaans een op vloeibare polymeren gebaseerde dispersie van hittebestendige of isolerende materialen, bijvoorbeeld polybutadieen met hydroxy-eindgroep (HTPB) met koolstof als vulmateriaal of een andere polymeer waaraan hardingsmiddelen zijn toegevoegd, waarmee het inwendige van een omhulling wordt gespoten of bestreken.

„Brandstofcel” (8): een elektrochemische inrichting die chemische energie rechtstreeks in gelijkstroom (DC) omzet door van een externe bron afkomstige brandstof te verbruiken.

„Broncode” (of brontaal) (6 7 9): een geschikte expressie van één of meer processen, die door een programmeersysteem kan worden omgezet in een door apparatuur uitvoerbare vorm („objectcode” (of doeltaal)).

„CEP” (‹circle of equal probability› — 50 %-trefkanscirkel) (7): een maat voor de nauwkeurigheid; de straal van de cirkel met het doel in het middelpunt bij een bepaald bereik waarbinnen 50 % van de nuttige ladingen terechtkomen.

„Chemische laser” (6): een „laser” waarin de geëxciteerde stof wordt geproduceerd door de door een chemische reactie voortgebrachte energie.

„Chemisch mengsel” (1): een vast, vloeibaar of gasvormig product dat bestaat uit twee of meer bestanddelen die niet samen reageren onder de omstandigheden waarin het mengsel is opgeslagen.

„Civiele vliegtuigen” (1 3 4 7): die types „vliegtuigen” die als zodanig zijn aangeduid in gepubliceerde overzichten van luchtwaardigheidsbewijzen van de civiele luchtvaartautoriteiten voor het vliegen van commerciële binnenlandse en buitenlandse lijnen of voor wettig civiel, privé- of zakelijk gebruik.

:

Zie ook „vliegtuigen”.

„Communicatiekanaalbesturingseenheid” (4): de fysieke verbinding die de stroom synchrone of asynchrone digitale informatie bestuurt. Deze bestaat uit een samenstelling die in de computer- of telecommunicatieapparatuur kan worden geïntegreerd teneinde toegang tot de communicatie te verschaffen.

„Compensatiesystemen” (6): bestaan uit de primaire scalaire sensor, één of meer referentiesensoren (bv. vectormagnetometers), alsmede programmatuur, waardoor het reduceren van starlichaamrotatieruis van het platform mogelijk wordt.

„Composiet” (1 2 6 8 9): een „matrix” en één of meer toegevoegde fasen bestaande uit deeltjes, whiskers, vezels of iedere combinatie daarvan, aanwezig voor een specifiek doel of voor specifieke doelen.

„Contourbesturen” (2): twee of meer „numeriek bestuurde” bewegingen volgens instructies die de eerstvolgende vereiste positie en de vereiste voedingssnelheden naar die positie specificeren. Deze snelheden worden in afhankelijkheid van elkaar gevarieerd, zodat een gewenste contour wordt verkregen (referentie: ISO/DIS 2806-1980).

„Cryptografische activatie” (5): een techniek om cryptografisch vermogen te activeren of mogelijk te maken, via een beveiligd mechanisme dat door de fabrikant van het product wordt toegepast en uniek is voor het product waarvoor, of de klant voor wie het cryptografisch vermogen geactiveerd of mogelijk gemaakt wordt (bv. een vergunningssleutel op basis van een serienummer of een authentificatie-instrument zoals een digitaal ondertekend certificaat)

:

Technieken en mechanismen voor „cryptografische activatie” kunnen de vorm aannemen van apparatuur, „programmatuur” of „technologie”.

„Cryptografie” (5): de tak van wetenschap die zich bezighoudt met de grondbeginselen, instrumenten en methoden voor het omzetten van gegevens teneinde de inhoud daarvan te verbergen, te voorkomen dat deze inhoud ongemerkt wordt gewijzigd of zonder toestemming wordt gebruikt. „Cryptografie” is beperkt tot het omzetten van gegevens met gebruikmaking van één of meer ‚geheime parameters’ (bv. cryptovariabelen) of aanverwante sleutels.

:

Een ‚geheime parameter’ is een constante of sleutel die voor anderen geheim wordt gehouden of slechts binnen een groep wordt bekendgemaakt.

„CW-laser” (6): een „laser” die langer dan 0,25 seconden een nominaal constante energie voortbrengt.

„DBRN” staat voor „navigatie met als referentie een gegevensbestand” („Data-Based Referenced Navigation”) (zie aldaar).

„Deelnemende staat” (7 9): een staat die deelneemt aan het „Wassenaar Arrangement”.

„Diffusielassen” (1 2 9): het in de vaste fase (‹solid-state›) moleculair met elkaar verbinden van tenminste twee aparte metalen tot één stuk met een bindingssterkte tenminste gelijk aan die van het zwakste materiaal.

„Digitale computer” (4 5): een apparaat dat, in de vorm van één of meer discrete variabelen, alle volgende functies kan verrichten:

a)

gegevens opnemen;

b)

gegevens of opdrachten in onuitwisbare of wijzigbare (beschrijfbare) geheugens opslaan;

c)

gegevens met behulp van een opgeslagen veranderbare reeks opdrachten kan verwerken, en

d)

gegevens afgeven.

:

Onder veranderen van een opgeslagen reeks opdrachten wordt mede verstaan het vervangen van onuitwisbare geheugenelementen, doch hieronder valt niet het in fysieke zin wijzigen van bedrading of onderlinge verbindingen.

„Digitale elektronische motorregelsystemen welke volledig zelfstandig in de motorregeling kunnen ingrijpen” („FADEC-systemen”) (7 9) (‹Full Authority Digital Engine Control Systems›): digitale elektronische regelsystemen voor gasturbinemotoren die autonoom kunnen ingrijpen in de motorregeling over het hele werkbereik van de motor vanaf de gevraagde motorstart tot het gevraagde stilleggen van de motor, zowel in normale omstandigheden als in het geval van storingen.

„Digitale overbrengsnelheid” (def): de totale bitsnelheid van de informatie die direct wordt overgebracht op ieder type medium.

:

Zie ook „totale digitale overbrengsnelheid”.

„Direct hydraulisch persen” (2): een vervormingsproces waarbij gebruik wordt gemaakt van een flexibele, met vloeistof gevulde blaas die in direct contact staat met het werkstuk.

„Door de ITU toegewezen” (3 5): toewijzing van de frequentiebanden overeenkomstig de huidige uitgave van het Radioreglement van de ITU voor primaire, toegelaten en secundaire diensten.

:

Extra en alternatieve toewijzingen vallen hier niet onder.

„Door opwerking verkregen” (0 1): het toepassen van ieder procedé dat tot doel heeft het gehalte van het betrokken isotoop te doen toenemen.

„Drukomzetters” (2): inrichtingen die de gemeten druk omzetten in een elektrisch signaal.

„Dynamische signaalanalysatoren” (3): „Signaalanalysatoren” waarbij gebruik wordt gemaakt van digitale bemonsterings- en omzettingstechnieken ter verkrijging van een Fourier-spectrumafbeelding van een gegeven golfvorm met inbegrip van gegevens betreffende amplitude en fase.

:

Zie ook „signaalanalysatoren”.

„Eenkanaalsignalering” (‹common channel signalling›) (5): een methode van signalering waarbij met behulp van berichten met label via een enkel kanaal signaleringsinformatie die betrekking heeft op een veelheid van lijnen of oproepen alsmede andere informatie, bv. informatie gebruikt bij het beheer van netwerken, tussen schakelcentrales wordt overgebracht.

„Effectieve gram” (0 1). Onder een „effectieve gram” (0 1) van „speciale splijtstoffen” wordt verstaan:

a)

voor plutoniumisotopen en uraan-233: het gewicht van de isotoop in gram;

b)

voor uraan dat 1 % of meer verrijkt is in de isotoop uraan-235: het gewicht van het element in gram, vermenigvuldigd met het kwadraat van de verrijking, uitgedrukt in decimalen als gewichtsverhouding;

c)

voor uraan dat minder dan 1 % verrijkt is in de isotoop uraan-235: het gewicht van het element in gram, vermenigvuldigd met 0,0001.

„Eindeffectors” (2): grijpers, ‚actieve gereedschapseenheden’ en alle andere gereedschappen die zijn verbonden met de grondplaat aan het uiteinde van de manipulatiearmen van een „robot”.

:

Een ‚actieve gereedschapseenheid’ is een voorziening die beweegkracht of procesenergie op het werkstuk overbrengt of waarnemingen daarvan verzorgt.

„Elektronisch bestuurbare fasegestuurde antennesystemen, opgebouwd uit een groot aantal identieke antennes” (‹phased array antenna›) (5 6): een antenne waarbij de bundel wordt gevormd door middel van fasekoppeling, d.w.z. de bundelrichting wordt gestuurd door de complexe opwekkingscoëfficiënten van de uitstralende elementen en de richting van die bundel kan in azimut of hellingshoek worden gewijzigd door toepassing van een elektrisch signaal bij zowel uitzending als ontvangst.

„Energetische materialen” (1): stoffen of mengsels die chemisch reageren waarbij energie vrijkomt die noodzakelijk is voor de beoogde toepassing ervan. „Springstoffen”, „pyrotechnische middelen” en „stuwstoffen” zijn subklassen van energetische materialen.

„Equivalente dichtheid” (6): de massa van een optisch element per optische oppervlakte-eenheid, geprojecteerd op het optisch oppervlak.

„Expert systemen” (7): systemen die hun resultaten verkrijgen door het toepassen van regels op onafhankelijk van het „programma” opgeslagen gegevens en die één of meer van de volgende functies kunnen vervullen:

a)

automatisch wijzigen van de door de gebruiker ingevoerde „broncode”;

b)

verschaffen van kennis betreffende een categorie problemen in een quasinatuurlijke taal, of

c)

verwerven van de kennis die noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het systeem (symbolische training).

„‹Focal plane array›” (6 8): een lineaire of tweedimensionale vlakke laag of combinatie van vlakke lagen met afzonderlijke detectorelementen, met of zonder uitleeselektronica, die in het brandvlak worden geplaatst.

:

Stapels afzonderlijke detectorelementen of detectoren met twee, drie of vier elementen vallen hier niet onder, op voorwaarde dat in het element geen tijdvertraging en integratie plaatsvindt.

„Fractionele bandbreedte” (3 5): de momentele bandbreedte gedeeld door de centrale frequentie, uitgedrukt in procenten.

„‹Frequency hopping›” (5): een vorm van „spread spectrum” waarbij de zendfrequentie van één enkel communicatiekanaal wordt verschoven in een willekeurige of pseudowillekeurige reeks discrete stappen.

„Frequentiesynthesizer” (3): elke soort frequentiebron, ongeacht de feitelijk daarin toegepaste techniek, die een veelheid aan uitgangsfrequenties afgeeft, gelijktijdig of naar keuze, aan één of meer uitgangen, en die worden bepaald door, afgeleid van of beheerst door een geringer aantal standaard- (of basis-)frequenties.

„Frequentiewisseltijd” (3 5): de tijd (d.w.z. vertraging) welke benodigd is om van de oorspronkelijke gespecificeerde uitgangsfrequentie over te schakelen naar of te komen binnen ± 0,05 % van de uiteindelijke gespecificeerde uitgangsfrequentie. Producten met een gespecificeerd frequentiebereik van minder dan ± 0,05 % ten opzichte van hun centrumfrequentie worden aangemerkt als producten waarmee geen frequentiewissel mogelijk is.

„Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek” (ATN NTN): experimenteel of theoretisch werk dat hoofdzakelijk wordt gedaan om nieuwe kennis te verkrijgen over de fundamentele beginselen van verschijnselen of waarneembare feiten, en dat in eerste instantie niet is gericht op een bepaald praktisch doel of oogmerk.

„Garen” (1): een bundel getwijnde „strengen”.

:

„streng”: een bundel „monofilamenten” (normaal meer dan 200) die ongeveer parallel lopen.

„Gebruik” (ATN NTN Alle): bediening, installatie (met inbegrip van installatie ter plaatse), onderhoud (controle), reparatie, revisie en opknappen.

„Geïnstrumenteerd bereik” (6): het gespecificeerde ondubbelzinnige beeldbereik van een radar.

„Geïntegreerde schakeling van het filmtype” (3): een reeks ‚schakelelementen’ en metallieke doorverbindingen, die gevormd zijn door afzetting van een dikke of dunne laag op een isolerend „substraat”.

:

Een ‚schakelelement’ is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronische schakeling, bijvoorbeeld één diode, één transistor, één weerstand, één condensator enz.

„Geïsoleerde levende culturen” (1): hieronder vallen levende culturen waarvan de organismen zich in een ruststadium bevinden en levende culturen in gedroogde preparaten.

„Gekwalificeerd voor gebruik in de ruimte” (3 6 8): producten die zijn ontworpen, vervaardigd en getest volgens speciale elektrische, mechanische en omgevingseisen voor gebruik bij het lanceren en opstellen van satellieten of vluchtsystemen die opereren op hoogten van 100 km of meer.

„Geleidingssysteem” (7): systemen waarin de meting en berekening van de positie en snelheid van een voertuig (navigatie) worden gecombineerd met de berekening en verzending van opdrachten naar de vluchtregelsystemen van het voertuig om de baan te corrigeren.

„Gemiddeld uitgangsvermogen” (6): de totale uitgangsenergie van een „laser” in joules, gedeeld door de „laserduur” in seconden.

„Geografisch gespreid” (6): sensoren worden geacht „geografisch gespreid” te zijn wanneer elke sensor zich in alle richtingen op een afstand van meer dan 1 500 m van iedere andere sensor bevindt. Mobiele sensoren worden altijd beschouwd als „geografisch gespreid”.

„Gepulseerde laser” (6): een „laser” met een „pulsduur” korter dan of gelijk aan 0,25 seconden.

„Halffabricaten (‹preforms›) voor koolstofvezels” (1): een geordende verzameling vezels, met of zonder deklaag, bestemd om een raamwerk van een deel te vormen alvorens de „matrix” wordt ingebracht, teneinde een „composiet” te vormen;

„Heet isostatisch verdichten” (2): een proces waarbij op een gietstuk bij een temperatuur van meer dan 375 K (102 °C) in een gesloten holte door middel van een bepaalde stof (een gas, een vloeistof, vaste deeltjes enz.) in alle richtingen gelijke druk wordt uitgeoefend, waardoor holten in het gietstuk worden verminderd of geëlimineerd.

„Herhaalbaarheid” (7): de nauwkeurigheid van overeenstemming tussen herhaalde metingen van dezelfde variabele onder dezelfde gebruiksomstandigheden wanneer zich tussen metingen veranderingen in de omstandigheden of perioden zonder gebruik voordoen (referentie: IEEE-standaard 528-2001 (standaardafwijking van 1 sigma)).

„Hoekafwijking” (2): het maximale verschil tussen de aangegeven hoekpositie en de feitelijke, zeer nauwkeurig gemeten hoekpositie nadat de houder van het werkstuk op de tafel uit zijn oorspronkelijke positie is weggedraaid (referentie: VDI/VDE 2617, concept „Draaitafels op coördinaten-meetmachines”).

„Hybride geïntegreerde schakeling” (3): elke willekeurige combinatie van geïntegreerde schakelingen, ‚schakelelementen’ of ‚discrete onderdelen’ die onderling verbonden zijn om één of meer specifieke functies te vervullen en met alle volgende kenmerken:

a)

met tenminste één niet-omhuld element;

b)

onderling verbonden met gebruikmaking van kenmerkende productiemethoden voor geïntegreerde schakelingen;

c)

als eenheid vervangbaar, en

d)

gewoonlijk niet demonteerbaar.

:

Een ‚schakelelement’ is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronische schakeling, bijvoorbeeld één diode, één transistor, één weerstand, één condensator enz.

:

Een ‚discreet onderdeel’ is een afzonderlijk omhuld ‚schakelelement’ met eigen uitwendige aansluitingen.

„Immunotoxine” (1): een samenvoeging van een celspecifieke monoklonale antistof en een „toxine” of een „subeenheid van een toxine” die zieke cellen selectief aantast.

„Impulscompressie” (6): codering en verwerking van een radarsignaalimpuls met een lange duur tot een kortstondige impuls, met behoud van de voordelen van een hoge impulsenergie.

„Inclusief alle compensaties” (2): nadat alle uitvoerbare maatregelen waarover de fabrikant beschikt om alle systematische instelfouten voor het betrokken werktuigmachinemodel of alle meetfouten voor de betrokken coördinaten-meetmachine tot een minimum te beperken, bekeken zijn.

„Informatiebeveiliging” (4 5): alle middelen en functies ter verzekering van de toegankelijkheid, geheimhouding of integriteit van gegevens of communicaties, zonder inbegrip van de middelen en functies die zijn bedoeld als beveiliging tegen storingen. Het begrip omvat o.a. „cryptografie”, „cryptografische activatie”, ‚cryptanalyse’, bescherming tegen confidentiële uitstralingen en computerbeveiliging.

:

‚Cryptanalyse’: de analyse van een cryptografisch systeem of de in- en uitvoer daarvan om daaraan vertrouwelijke variabelen of gevoelige gegevens te ontlenen, met inbegrip van niet-gecodeerde tekst.

„Intrinsieke magnetische gradiëntmeter” (6): één enkel waarnemingselement voor de gradiënt van magnetische velden en bijbehorende elektronica waarvan de afleeswaarde een maat is van de gradiënt van het magnetisch veld.

:

Zie ook „magnetische gradiëntmeter”.

„Isolatie” (9): de isolatie van de onderdelen van een raketmotor, d.w.z. omhulling, straalpijp, inlaten en afdichtingen van de omhulling, waaronder gevulkaniseerd of halfgevulkaniseerd samengesteld rubber plaatmateriaal dat een isolerend of hittebestendig materiaal omvat. Isolatie kan ook zijn aangebracht in de vorm van moffen of flappen om spanningen te ontlasten.

„Isostatische persen” (2): apparatuur, geschikt voor het onder druk brengen van een gesloten holte door middel van een bepaalde stof (een gas, een vloeistof, vaste deeltjes enz.) teneinde te bereiken dat binnen de holte op een werkstuk of materiaal gelijke druk in alle richtingen wordt uitgeoefend.

„Kantelspil” (2): een spil met gereedschap die gedurende het bewerkingsproces de hoek van zijn hartlijn ten opzichte van een andere as kan wijzigen.

„Kernreactor” (0): een volledige reactor die in staat is om een beheerste zichzelf onderhoudende kettingreactie van kernsplijting te handhaven. Een „kernreactor” omvat de delen in of rechtstreeks bevestigd aan het reactorvat, de uitrusting die het vermogensniveau in de kern regelt, alsmede de onderdelen die gewoonlijk het primaire koelmiddel van de reactorkern bevatten, daarmee in rechtstreeks contact komen of dit reguleren.

„Kritische temperatuur” (1 3 5): de „kritische temperatuur” (ook wel overgangstemperatuur genoemd) van een bepaald „supergeleidend” materiaal is de temperatuur waarbij de gelijkstroomweerstand van het materiaal nul wordt.

„Kwantumcryptografie”: (5) een groep technieken voor het opstellen van een gemeenschappelijke encryptiesleutel door meting van de kwantummechanische eigenschappen van een fysisch systeem (met inbegrip van de fysische eigenschappen die expliciet beheerst worden door kwantumoptica, de kwantumveldtheorie en de kwantumelektrodynamica)

„Laser” (0 2 3 5 6 9): een samenstelling van componenten welke zowel in de ruimte als in de tijd coherent licht produceert dat is versterkt door de gestimuleerde emissie van straling.

:

Zie ook:

„chemische laser”,

„Super High Power Laser”,

„transferlaser”.

„Laserduur” (def): de tijd gedurende welke een „laser”„laser”-straling afgeeft, die voor „gepulseerde lasers” overeenstemt met de tijd gedurende welke één enkele puls of een reeks opeenvolgende pulsen wordt uitgezonden.

„Lichter-dan–luchttoestellen” (9): ballons of luchtschepen die voor het creëren van lift gebruikmaken van hete lucht of andere gassen die lichter zijn dan lucht, bijvoorbeeld helium of waterstof.

„Lineariteit” (2) (gewoonlijk gemeten als niet-lineariteit): dit is de maximale positieve of negatieve afwijking van het feitelijke kenmerk (gemiddelde van naar boven en naar beneden gemeten waarden) van een rechte lijn die zo is geplaatst dat de maximale afwijkingen gelijk worden gemaakt en geminimaliseerd.

„Lint” (1): een bundel „monofilamenten”, die gewoonlijk ongeveer parallel lopen.

„Lokaal netwerk” (4 5): een datacommunicatiesysteem dat alle onderstaande kenmerken combineert:

a)

het stelt een willekeurig aantal onafhankelijke ‚datatoestellen’ in staat, rechtstreeks met elkaar in verbinding te staan, en

b)

het is beperkt tot een geografisch betrekkelijk klein gebied (bijvoorbeeld een kantoorgebouw, een fabriek, een universiteitscomplex of een magazijn).

:

Een ‚datatoestel’ is een apparaat voor het zenden of ontvangen van reeksen digitale informatie.

„Luchtstroom-beheerste antitorsie of richtingsregelsystemen” (7): systemen die gebruikmaken van lucht die over aerodynamische vlakken wordt geblazen om de door deze oppervlakken gegenereerde krachten te verhogen en te beheersen.

„Magnetische gradiëntmeters” (6): deze zijn ontworpen voor het opsporen van de ruimtelijke variaties van magnetische velden van bronnen buiten het instrument. Zij bestaan uit verscheidene „magnetometers” en bijbehorende elektronica waarvan de afleeswaarde een maat is van de gradiënt van het magnetisch veld.

:

Zie ook „intrinsieke magnetische gradiëntmeter”.

„Magnetometers” (6): deze zijn ontworpen voor het opsporen van magnetische velden van bronnen buiten het instrument. Zij bestaan uit één enkel sensorelement voor het waarnemen van magnetische velden en bijbehorende elektronica waarvan de afleeswaarde een maat is van het magnetisch veld.

„Materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6” (O): koper, roestvrij staal, aluminium, aluminiumoxide, aluminiumlegeringen, nikkel of een legering met 60 of meer gewichtspercenten nikkel en UF6-bestendige gefluoreerde koolwaterstofpolymeren, naargelang van het soort scheidingsproces.

„Matrix” (1 2 8 9): een in hoofdzaak continue fase die de ruimte tussen deeltjes, whiskers of vezels vult.

„Mechanisch legeren” (1): een legeringsproces door middel van het binden, breken en opnieuw binden van elementaire of moederlegeringspoeders met behulp van mechanische krachten. Niet-metaaldeeltjes kunnen in de legering worden opgenomen door toevoeging van de geschikte poeders.

„Meetonzekerheid” (2): de kenmerkende parameter die specificeert binnen welk bereik rond de uitvoerwaarde de juiste waarde van de te meten variabele ligt met een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent. Deze omvat de ongecorrigeerde systematische afwijkingen, de ongecorrigeerde speling en de willekeurige afwijkingen (referentie: ISO 10360-2, of VDI/VDE 2617).

„Microcomputer-microschakeling” (3): een „monolithische geïntegreerde schakeling” of „multichip geïntegreerde schakeling” met een logische rekeneenheid (ALU), die in staat is om vanuit een intern geheugen algemene opdrachten uit te voeren op basis van gegevens opgeslagen in het interne geheugen.

:

Het interne geheugen kan worden uitgebreid met een extra geheugen.

„Micro-organismen” (1 2): bacteriën, virussen, mycoplasma’s, rickettsiae, chlamydiae of schimmels, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen” of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet.

„Microprocessor-microschakeling” (3): een „monolithische geïntegreerde schakeling” of „multichip geïntegreerde schakeling” met een logische rekeneenheid (ALU), die in staat is om vanuit een extern geheugen een reeks algemene opdrachten uit te voeren.

:

De „microprocessor-microschakeling” bevat gewoonlijk geen toegankelijkheid van het interne geheugen voor de gebruiker, hoewel op de chip aanwezig geheugen kan worden gebruikt voor uitvoering van de logische functie.

:

Hieronder vallen tevens chipsets die zijn ontworpen om samen de functie van een „microprocessor microschakeling” te leveren.

„Momentele bandbreedte” (3 5 7): de bandbreedte waarover het uitgangsvermogen binnen 3 dB constant blijft zonder bijstelling van andere werkparameters.

„Monofilament” (1) of filament: de kleinste maat vezel, gewoonlijk enkele μms in diameter.

„Monolithische geïntegreerde schakeling” (3): een combinatie van passieve en/of actieve ‚schakelelementen’ welke:

a)

wordt gevormd door middel van diffusie, implanteren of opdampen in of op één enkel halfgeleidend stukje materiaal, een zogenaamde ‹chip›;

b)

wordt beschouwd als een ondeelbaar iets, en

c)

de functie(s) uitvoer(t)(en) van een schakeling.

:

Een ‚schakelelement’ is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronische schakeling, bijvoorbeeld één diode, één transistor, één weerstand, één condensator enz.

„Monospectrale beeldsensoren” (6): deze zijn geschikt voor het vergaren van beeldgegevens van één afzonderlijke spectrumband.

„Multichip geïntegreerde schakeling” (3): twee of meer „monolithische geïntegreerde schakelingen”, verbonden op een gemeenschappelijk „substraat”.

„Multispectrale beeldsensoren” (6): deze zijn geschikt voor het gelijktijdig of serieel vergaren van beeldgegevens van twee of meer afzonderlijke spectrumbanden. Sensoren met meer dan twintig afzonderlijke spectrumbanden worden ook wel hyperspectrale beeldsensoren genoemd.

„Natuurlijk uraan” (0): uraan met dezelfde isotopensamenstelling als in de natuur voorkomt.

„Navigatiesystemen met als referentie een gegevensbestand” („DBRN-systemen”): systemen die gebruikmaken van verschillende bronnen van eerder gemeten gegevens die aan een geografische referentie zijn toegewezen, welke zijn geïntegreerd om onder dynamische omstandigheden accurate navigatie-informatie te verstrekken. De gegevensbronnen omvatten bathymetrische kaarten, sterrenkaarten, zwaartekrachtkaarten, magnetische kaarten of 3-D digitale terreinkaarten.

„Nauwkeurigheid” (6) (gewoonlijk uitgedrukt in mate van onnauwkeurigheid): de maximale positieve of negatieve afwijking van een aangegeven waarde ten opzichte van een erkende norm of zuivere waarde.

„Netwerktoegangsbesturingseenheid” (4): een fysieke verbinding met een gedistribueerd schakelnetwerk. Deze verbinding maakt gebruik van een gemeenschappelijk medium dat steeds met dezelfde „digitale overbrengsnelheid” werkt en voor de transmissie gebruiktmaakt van ‹arbitration› (bijvoorbeeld ‹token› of ‹carrier sense›). (Dit houdt in dat het systeem zelf zorg draagt voor de toegang tot het medium, zodanig dat de apparaten elkaar niet hinderen, bv. door onderlinge toewijzing van toegang of door aftasten of het kanaal vrij is). Geheel onafhankelijk selecteert de eenheid aan haar geadresseerde gegevenspakketten of gegevensgroepen (bv. IEEE-standaard 802). Het is een samenstelling die in computer- of telecommunicatieapparatuur kan worden geïntegreerd om toegang tot de communicatie te verschaffen.

„Neurale computer” (4): een rekentoestel dat is ontworpen of aangepast voor nabootsing van het gedrag van een neuron of een verzameling neuronen, d.w.z. een rekentoestel dat zich onderscheidt door het vermogen van zijn apparatuur om aan de hand van eerdere gegevens het gewicht en aantal van de onderlinge verbindingen van een grote hoeveelheid rekencomponenten te wijzigen.

„Noodzakelijk” (ATN 1-9): met betrekking tot „technologie” wordt hieronder verstaan uitsluitend dat deel van de „technologie” dat in het bijzonder verantwoordelijk is voor het bereiken of te boven gaan van de onder embargo vallende prestatieniveaus, kenmerken of functies. Verschillende producten kunnen dergelijke „noodzakelijke”„technologie” gemeen hebben.

„Numerieke besturing” (2): de automatische besturing van een proces, uitgevoerd door een apparaat dat gebruikmaakt van numerieke gegevens die gewoonlijk worden ingevoerd tijdens de voortgang van het proces (referentie: ISO 2382).

„Objectcode” (9): een door apparatuur uitvoerbare vorm van een geschikte expressie van één of meer processen („broncode” (brontaal) die door een programmeersysteem is gecompileerd).

„Onafgewerkte substraten” (6): monolithische verbindingen met afmetingen die geschikt zijn voor de productie van optische elementen zoals spiegels of optische vensters.

„Onbemande luchtvaartuigen” („UAV”) (9): luchtvaartuigen zonder menselijke aanwezigheid aan boord die kunnen opstijgen en zonder onderbreking gecontroleerde vluchten kunnen uitvoeren en navigatie kunnen aanhouden.

„Ontwikkeling” (ATN NTN Alle): dit bestrijkt alle fasen voorafgaand aan serieproductie, zoals ontwerp, ontwerponderzoek, ontwerpanalyse, ontwerpideeën, assemblage en testen van prototypen, proefproductieplannen, ontwerpgegevens, het vertalen van ontwerpgegevens in een product, ontwerp van configuraties, integratieontwerp, opmaak.

„Onvertraagde verwerking” (‹real time processing›) (2 6 7): het verwerken van gegevens door een computersysteem dat afhankelijk van de beschikbare middelen een bepaalde prestatie levert binnen een gewaarborgde responsietijd als reactie op een externe gebeurtenis, ongeacht de belasting van het systeem.

„Optimalisering van de vliegroute” (7): een procedure waarmee afwijkingen van een vierdimensionale gewenste vliegroute (tijd en ruimte), gebaseerd op de maximalisering van de prestaties of doeltreffendheid van de taken van een missie, zo klein mogelijk worden gehouden.

„Optisch sensor-‹array› voor vluchtregeling” (7): met elkaar verbonden optische sensoren waarbij „laser”-bundels worden gebruikt om realtime vluchtregelingsgegevens te verkrijgen, die aan boord worden verwerkt.

„Optische computer” (4): een computer, ontworpen of aangepast voor het gebruik van licht voor de weergave van gegevens en waarvan de logische rekenelementen zijn gebaseerd op direct gekoppelde optische elementen.

„Optische geïntegreerde schakeling” (3): een „monolithische geïntegreerde schakeling” of „hybride geïntegreerde schakeling” die één of meer delen bevat die zijn ontworpen om als een fotosensor of foto-emitter te werken of om één of meer optische of elektro-optische functies te vervullen.

„Optische versterking” (5): een bij optische communicatie gebruikte versterkingstechniek die een versterking bewerkstelligt van optische signalen die zijn voortgebracht door een afzonderlijke optische bron, zonder omzetting in elektrische signalen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van optische halfgeleiderversterkers, of luminescerende versterkers van glasvezels.

„Optisch schakelen” (5): bepaling van de route of schakelen van optische signalen zonder omzetting in elektrische signalen.

„Persoonlijk lokaal netwerk” (5): een datacommunicatiesysteem dat alle onderstaande kenmerken combineert:

a)

het stelt een willekeurig aantal onafhankelijke ‚datatoestellen’ in staat, rechtstreeks met elkaar in verbinding te staan, en

b)

het is beperkt tot communicatie tussen toestellen in de onmiddellijke nabijheid van een persoon of toestelbeheerder (één kamer, een kantoor of voertuig).

:

Een ‚datatoestel’ is een apparaat voor het zenden of ontvangen van reeksen digitale informatie.

„Piekvermogen” (6): het hoogste vermogensniveau dat tijdens de „laserduur” wordt bereikt.

„Primaire vluchtregeling” (7): een voorziening voor het regelen van de stabiliteit of de besturing van een „vliegtuig” waarbij gebruik wordt gemaakt van kracht-/moment-generatoren, d.w.z. aerodynamische stuurvlakken of koersbepaling door middel van stuwkrachtregeling.

„Productie” (ATN NTN Alle): hieronder vallen alle productiestadia, zoals bouw, productie, engineering, fabricage, integratie, assemblage (monteren), inspectie, testen, kwaliteitsborging.

„Productieapparatuur” (1 7 9): gereedschap, mallen, kalibers, mandrellen, matrijzen, bevestigingsmiddelen, uitlijnmiddelen, testapparatuur, andere apparatuur en componenten daarvoor, beperkt tot datgene dat speciaal is ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling” of voor één of meer fasen van de „productie”.

„Productiefaciliteiten” (7 9): „productieapparatuur” en speciaal ontworpen „programmatuur”, samengesteld tot installaties voor de „ontwikkeling” of voor één of meer fasen van de „productie”.

„Programma” (2 6): een reeks opdrachten voor het volbrengen van een handeling in een vorm, of om om te zetten in een vorm, die voor de uitvoering door een elektronische computer geschikt is.

„Programmatuur” (APN Alle): een verzameling van één of meer „programma’s” of ‚microprogramma’s’, vastgelegd op enig tastbaar medium.

:

‚Microprogramma’: een reeks elementaire instructies die in een speciaal geheugen wordt bewaard en waarvan de uitvoering wordt gestart door de invoer van de bijbehorende verwijsopdracht in het instructieregister.

„Pulsduur” (6): duur van een „laser”-impuls, gemeten over volle breedte bij halve intensiteit (‹Full Width Half Intensity› — FWHI).

„Radar ‹frequency agility›” (6): iedere techniek waarbij de draaggolffrequentie van een gepulseerde radarzender in een pseudowillekeurige volgorde van impuls tot impuls of van de ene groep impulsen tot de volgende groep kan veranderen met een hoeveelheid gelijk aan of groter dan de bandbreedte van de impuls.

„Radar ‹spread spectrum›” (6): iedere modulatietechniek voor het spreiden van energie afkomstig van een signaal met een relatief smalle frequentieband over een veel bredere frequentieband, met gebruikmaking van willekeurige of pseudowillekeurige codering.

„Raketten” (1 3 6 7 9): complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een nuttige last van ten minste 500 kg kunnen vervoeren over een afstand van ten minste 300 km.

„Reactietijdconstante” (6): de tijd vanaf het toepassen van een lichtprikkel totdat de stroomtoename een waarde heeft bereikt van 1-1/e maal de eindwaarde (d.w.z. 63 % van de eindwaarde).

„Resolutie” (2): de kleinste stap van een meettoestel; op digitale instrumenten het minst significante bit (referentie: ANSI B-89.1.12).

„Robot” (2 8): een manipulatiemechanisme, dat kan zijn van een type dat een continu pad aflegt of van een type dat van punt naar punt gaat, eventueel voorzien van „sensoren”, en dat alle volgende kenmerken heeft:

a)

multifunctioneel;

b)

geschikt voor het positioneren of oriënteren van materialen, onderdelen, gereedschappen of speciale elementen door middel van regelbare bewegingen in de driedimensionale ruimte;

c)

met drie of meer servomechanismen met open of gesloten lus waarbij inbegrepen kunnen zijn stappenmotoren, en

d)

met „toegankelijkheid van het programma voor de gebruiker” door middel van de leer-en-terugspeelmethode (teach/playback) of door middel van een elektronische computer die een programmeerbare logische regeleenheid kan zijn (PLC), d.w.z. zonder mechanische interventie.

:

Bovenstaande definitie slaat niet op de volgende toestellen:

1.

manipulatiemechanismen die alleen met de hand of met een mechanisme voor afstandbediening te regelen zijn;

2.

manipulatiemechanismen die in een vaste volgorde werken en geautomatiseerde bewegende toestellen zijn, die mechanisch vastgelegde, geprogrammeerde bewegingen uitvoeren. Het programma is mechanisch beperkt door vaste aanslagen, zoals pennen of nokken. De volgorde van de bewegingen en de keuze van trajecten of hoeken mag niet op mechanische, elektronische of elektrische wijze beïnvloedbaar zijn;

3.

mechanisch geregelde manipulatiemechanismen met een variabele volgorde van bewegingen, die geautomatiseerde bewegende toestellen zijn welke mechanisch vastgelegde, geprogrammeerde bewegingen uitvoeren. Het programma is mechanisch beperkt door vaste, maar verplaatsbare aanslagen, zoals pennen en nokken. De volgorde van de bewegingen en de keuze van de trajecten of hoeken kan binnen het vaste programmapatroon worden gevarieerd. Variaties of wijzigingen in het programmapatroon (bv. verwisselen van pennen of uitwisselen van nokschijven) in één of meer bewegingsassen mogen alleen langs mechanische weg worden bewerkstelligd;

4.

niet van een servomechanisme voorziene manipulatiemechanismen met een variabele volgorde van bewegingen, die geautomatiseerde bewegende toestellen zijn welke mechanisch vastgelegde, geprogrammeerde bewegingen uitvoeren. Het programma mag variabel zijn maar de volgorde mag slechts op grond van het binaire signaal van mechanisch vaste elektrische binaire voorzieningen of verplaatsbare aanslagen verlopen;

5.

stapelkranen, waaronder te verstaan met Cartesische coördinaten werkende manipulatiesystemen, vervaardigd als integraal onderdeel van een verticale opstelling van opslagbakken en ontworpen voor het bereiken van de inhoud van deze bakken voor opslag of leeghalen.

„Rondloopnauwkeurigheid” (‹run-out›) (2): radiale verplaatsing tijdens één omwenteling van de hoofdspil gemeten in een vlak loodrecht op de hartlijn van de spil aan een punt op het te testen uitwendige of inwendige omwentelingsoppervlak (referentie: ISO 230, deel 1-1986, paragraaf 5.61).

„Roterend verstuiven” (1): een proces voor het verdelen van een stroom of een plas gesmolten metaal tot druppeltjes met een diameter van 500 μm of minder door middel van centrifugale kracht.

„Roving” (1): een bundel (normaal 12-120) van ongeveer evenwijdige ‚strengen’.

:

‚Streng’: een bundel „monofilamenten” (normaal meer dan 200) die ongeveer parallel lopen.

„Ruimtevaartuig” (7 9): actieve en passieve satellieten en ruimtesondes.

„Samengestelde draaitafel” (2): een tafel waarop het werkstuk kan draaien en kantelen rond twee niet parallelle assen, die tegelijkertijd kunnen samenwerken voor „contourbesturen”.

„Samenstelling” (2 3 4 5): een aantal elektronische componenten (bijvoorbeeld ‚schakelelementen’, ‚discrete onderdelen’, geïntegreerde schakelingen enz.) die onderling verbonden zijn om één of meer specifieke functies te vervullen en die als een eenheid vervangbaar en gewoonlijk demonteerbaar is.

:

Een ‚schakelelement’ is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronische schakeling, bv. één diode, één transistor, één weerstand, één condensator enz.

:

Een ‚discreet onderdeel’ is een afzonderlijk omhuld ‚schakelelement’ met eigen uitwendige aansluitingen.

„Schaalfactor” (gyroscoop of versnellingsmeter) (7): de verhouding tussen de uitvoerverandering en de te meten invoerverandering. De schaalfactor wordt gewoonlijk gegeven als de hellingshoek van de rechte lijn die volgens de kleinstekwadratenmethode past bij de invoer-uitvoergegevens, verkregen door cyclische variatie van de invoer over het ingangstraject.

„Schoepuiteindeversterking” (9): een stationaire ring (vast of gesegmenteerd) aan de binnenkant van het turbinehuis van een motor of een onderdeel aan het buitenste schoepuiteinde van het turbineblad dat in hoofdzaak dient als gasafdichting tussen stationaire en roterende onderdelen.

„SHPL” staat voor „Super High Power Laser”.

„Signaalanalysatoren” (3): instrumenten, geschikt voor het meten en afbeelden van de basiseigenschappen van de individuele frequentiecomponenten van meervoudigefrequentiesignalen.

„Signaalverwerking” (3 4 5 6): het verwerken van elders verkregen informatiedragende signalen met behulp van algoritmen, zoals tijdcompressie, filteren, extractie, selectie, correlatie, convolutie of transformatie tussen domeinen (bv. de snelle Fourier-transformatie (‹fast Fourier transform›) of de Walsh-transformatie (‹Walsh transform›)).

„Smeltbaar” (1): in staat zijn om door verhitting, straling, catalyse enz., te vernetten of verder te polymeriseren, dan wel zonder pyrolyse te smelten (verkolen).

„Smeltextractie” (1): een proces voor het ‚snel stollen’ en extraheren van een lintvormig legeringsproduct door een kort segment van een ronddraaiend gekoeld blok in een bad met een gesmolten metaallegering te brengen.

:

‚Snel stollen’ is het stollen van gesmolten materiaal bij een koelsnelheid van meer dan 1 000 K/s.

„Speciale splijtstoffen” (0): plutonium-239, uraan-233, „uraan verrijkt in de isotopen 235 of 233”, en elk materiaal dat het voorgaande bevat.

„Specifieke modulus” (0 1 9): Youngs modulus in pascal, gelijk aan N/m2 gedeeld door het soortgelijke gewicht in N/m3, gemeten bij een temperatuur van 296 ± 2 K (23 ± 2 °C) en een relatieve vochtigheid van 50 ± 5 %.

„Specifieke treksterkte” (0 1 9): de breeksterkte in pascal, gelijk aan N/m2 gedeeld door het soortgelijk gewicht in N/m3, gemeten bij een temperatuur van 296 ± 2 K (23 ± 2 °C) en een relatieve vochtigheid van 50 ± 5 %.

„Spinnen uit de smelt” (1): een proces voor het ‚snel stollen’ van een stroom gesmolten metaal die botst op een ronddraaiend gekoeld blok, waardoor een schilfer-, lint- of staafvormig product ontstaat.

:

‚snel stollen’ is het stollen van gesmolten materiaal bij een koelsnelheid van meer dan 1 000 K/s.

„Spread spectrum” (5): de techniek waarbij de energie in een communicatiekanaal met een relatief smalle band wordt gespreid over een veel breder energiespectrum.

„Spread spectrum radar” (6): zie „Radar ‹spread spectrum›”.

„Springstoffen” (1): stoffen in vaste, vloeibare of gasvorm of mengsels van stoffen die moeten detoneren als primaire, aanjaag- of hoofdlading in koppen, bij sloopwerkzaamheden of bij andere toepassingen.

„Stabilisatietijd” (‹settling time›) (3): de tijd die nodig is om binnen een halve bit van de uitgangseindwaarde te komen bij het schakelen tussen twee willekeurige niveaus van de omzetter.

„Stabiliteit” (7): standaardafwijking (1 sigma) van de miswijzing van een bepaalde parameter van de ijkwaarde, gemeten bij stabiele temperatuuromstandigheden. Deze kan worden uitgedrukt als een functie van de tijd.

„Stapel- en continuvezelmateriaal” (0 1 8).

Dit omvat:

a)

continue „monofilamenten”;

b)

continugarens en „‹rovings›”;

c)

banden, weefsels en onregelmatig gelaagde matten en gevlochten banden;

d)

op lengte gesneden vezels, stapelvezels en samenhangende vezeldekens;

e)

whiskers, hetzij monokristallijn hetzij polykristallijn, ongeacht hun lengte;

f)

aromatische polyamidepulp.

„Staten die (geen) partij zijn bij het Verdrag inzake chemische wapens”: staten waarvoor het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens (niet) in werking is getreden.

„Stoffen voor oproerbeheersing”: stoffen die, onder de verwachte gebruiksomstandigheden van het gebruik voor oproerbeheersing, bij mensen snel sensoriële irritatie of fysiek onvermogen veroorzaken, welke effecten echter korte tijd na beëindiging van de blootstelling verdwijnen.

:

Traangas is een subklasse van „stoffen voor oproerbeheersing”.

„Storingstolerantie” (4): het vermogen van een computersysteem om, na een storing in een onderdeel van zijn apparatuur of „programmatuur”, zonder ingrijpen van de mens te blijven functioneren op een bepaald niveau waardoor de ononderbroken werking, gegevensintegriteit en herstel van alle functies binnen een bepaalde tijd worden gegarandeerd.

„Stralingsgevoeligheid” (6): stralingsgevoeligheid (mA/W) = 0,807 × (golflengte in nm) × quantumefficiëntie (QE).

:

QE wordt meestal in procenten uitgedrukt; voor deze formule wordt de QE uitgedrukt als een decimaal cijfer kleiner dan één, bv. 78 % is 0,78.

„Substraat” (3): een laag basismateriaal met of zonder een onderlinge verbindingsstructuur waarop of waarin ‚discrete onderdelen’ of geïntegreerde schakelingen of beide aanwezig kunnen zijn.

:

Een ‚discreet onderdeel’ is een afzonderlijk omhuld ‚schakelelement’ met eigen uitwendige aansluitingen.

:

Een ‚schakelelement’ is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronisch circuit, bv. één diode, één transistor, één weerstand, één condensator enz.

„Subeenheid van toxine” (1): een structureel en functioneel losstaand bestanddeel van een hele „toxine”.

„Supergeleidend” (1 3 5 6 8): materialen, d.w.z. metalen, legeringen of verbindingen waarvan de elektrische weerstand nul kan worden, d.w.z. dat zij een oneindige elektrische geleidbaarheid kunnen bereiken en zeer grote stromen kunnen geleiden zonder joule-opwarming.

:

De „supergeleidende” toestand van elk afzonderlijk materiaal wordt gekenmerkt door een „kritische temperatuur”, een kritisch magnetisch veld, dat een functie is van de temperatuur, en een kritische stroomdichtheid, die echter een functie is van zowel het magnetisch veld als de temperatuur.

„Super High Power Laser” (SHPL) (6): een „laser” die geschikt is voor het afgeven van (het totaal of een gedeelte van) de uitgangsenergie van meer dan 1 kJ binnen 50 ms of met een gemiddeld of CW- (continugolf) vermogen van meer dan 20 kW.

„Superlegeringen” (2 9): legeringen op basis van nikkel, kobalt of ijzer, met sterkten hoger dan de standaardwaarden volgens de AISI 300 bij temperaturen boven 922 K (649 °C) onder zware omgevings- en gebruiksomstandigheden.

„Superplastisch vormen” (1 2): een vervormingsproces waarbij warmte wordt gebruikt om voor metalen die gewoonlijk weinig rek (minder dan 20 %) hebben bij de breeksterktegrens als bepaald bij kamertemperatuur door middel van een conventionele trekproef, tijdens het verwerken minstens tweemaal hogere rekwaarden te bereiken dan genoemde waarden.

„Symmetrisch algoritme” (5): cryptografisch algoritme waarin voor encryptie dezelfde sleutel gebruikt wordt als voor decryptie.

:

„Symmetrische algoritmen” worden vaak voor vertrouwelijke gegevens gebruikt.

„Systeemsporen” (6): verwerkt, gecorreleerd (samenvoeging van radardoelgegevens en vliegplanpositie) en met de laatste informatie bijgewerkt rapport dat ter beschikking staat van de verkeersleiders van het luchtverkeersleidingscentrum.

„‹Systolic array›-computer” (4): een computer waarbij de gegevensstroom en wijziging van de gegevens dynamisch kan worden bestuurd door de gebruiker op het niveau van de logische poort.

„Technologie” (ATN NTN Alle): specifieke informatie die nodig is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van een product. De informatie is in de vorm van ‚technische gegevens’ of ‚technische bijstand’.

:

‚Technische bijstand’ kan zijn in de vorm van instructie, vaardigheden, opleiding, praktijkkennis, advies e.d. en kan gepaard gaan met de overdracht van ‚technische gegevens’.

:

‚Technische gegevens’ kunnen o.m. bestaan uit blauwdrukken, tekeningen, schema’s, modellen, formules, tabellen, technische ontwerpen en specificaties, handboeken en instructies, in geschreven vorm of vastgelegd op andere media of apparaten zoals schijf, magneetband, leesgeheugens (ROM’s).

„Tijdgebonden bandbreedte” (real time bandwidth) (3): voor „dynamische signaalanalysatoren” is dit het grootste frequentiebereik dat de analysator kan uitvoeren naar beeldscherm of massageheugen zonder dat daardoor de analyse van de invoergegevens wordt onderbroken. Bij analysatoren met meer dan één kanaal dient bij de berekening die kanaalconfiguratie te worden gehanteerd die de breedste „tijdgebonden bandbreedte” oplevert.

„Toegankelijkheid van het programma voor de gebruiker” (6): de mogelijkheid voor de gebruiker om „programma’s” in te voegen, te veranderen of te vervangen anders dan door middel van:

a)

een fysieke wijziging in de bedrading of andere onderlinge verbindingen, of

b)

het instellen van functiekeuzen, het inbrengen van parameters daarbij inbegrepen.

„Totale digitale overbrengsnelheid” (5): het aantal bits, met inbegrip van regelcodering, organisatorische bits enz., dat per tijdseenheid wordt overgebracht tussen overeenkomstige apparatuur in een digitaal transmissiesysteem.

:

Zie ook „digitale overbrengsnelheid”.

„Totale stroomdichtheid” (3): het totale aantal ampèrewikkelingen in de spoel (d.w.z. de som van het aantal wikkelingen vermenigvuldigd met de maximale stroom die door elke wikkeling wordt gevoerd), gedeeld door de totale doorsnede van de spoel (met inbegrip van de supergeleidende draden, de metalen matrix waarin de supergeleidende draden zijn ingebed, het omgevende materiaal, eventuele koelkanalen enz.).

„Totale vluchtregeling” (7): een geautomatiseerde regeling van de toestandsvariabelen en de vliegbaan van een „vliegtuig” om te voldoen aan de doelstellingen van een missie, waarbij wordt gereageerd op realtime veranderingen in de gegevens betreffende doelstellingen, gevaren en andere „vliegtuigen”.

„Toxinen” (1 2): toxinen in de vorm van opzettelijk geïsoleerde preparaten of mengsels, ongeacht de wijze van bereiding, anders dan toxinen die als contaminant aanwezig zijn in andere materialen zoals pathologische monsters, gewassen, levensmiddelen of culturen van „micro-organismen”.

„Transferlaser” (6): een „laser” waarbij het lasermedium wordt geëxciteerd door de overdracht van energie door middel van botsing van een niet-stralend atoom of molecuul op een atoom of molecuul dat laserstraling uitzendt.

„Uraan verrijkt in de isotopen 235 of 233” (0): uraan dat de isotopen 235 of 233 of beide bevat in een zodanige hoeveelheid dat de verhouding tussen de som van de hoeveelheden van deze isotopen en de hoeveelheid van de isotoop 238 groter is dan de verhouding tussen de hoeveelheden van de isotoop 235 en de isotoop 238 in natuurlijk uraan (isotoopverhouding: 0,71 %).

„Vaccin” (1): een medisch preparaat volgens een chemische formule waarvoor een vergunning is afgegeven of waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen of voor klinische proeven is afgegeven door de regelgevende instanties van hetzij het land waar het wordt gefabriceerd, hetzij het land waar het wordt gebruikt, en dat strekt tot stimulering van een beschermende immunorespons ter voorkoming van ziekten in de mens of het dier aan wie of waaraan het wordt toegediend.

„Vast” (5): het coderings- of comprimeringsalgoritme kan geen parameters van buitenaf ontvangen (bv. cryptografische of sleutelvariabelen) noch gewijzigd worden door de gebruiker.

„Verarmd uraan” (0): uraan met een gehalte aan het uraan-235-isotoop dat lager is dan in de natuur voorkomt.

„III/V-verbindingen”: polykristallijne, binaire of complexe monokristallijne producten bestaande uit elementen uit de groepen IIIA en VA van het periodieke systeem van Mendelejev (galliumarsenide, gallium aluminiumarsenide, indiumfosfide enz.).

„Vergruizing” (1): een procedé voor het tot deeltjes verdelen van materiaal door stampen of malen.

„Verloopsnelheid” (gyroscopen) (7): de component van de gyroscoopuitvoer die functioneel onafhankelijk is van de invoerrotatie. Wordt uitgedrukt als snelheid van hoekbeweging (IEEE-standaard 528-2001).

„Vermengd” (commingled) (1): het mengen van filamenten van thermoplastische vezels en versterkingsvezels voor de productie van een vezelversterking/-„matrix”-mengsel in totaalvezelvorm.

„Vermogensaanpassing” (7): een zodanige aanpassing van het uitgezonden vermogen van het hoogtemetersignaal dat het ontvangen signaal op „vliegtuig”-hoogte altijd het minimale vermogen heeft dat nodig is om de hoogte te bepalen.

„Versplintering door snelle afkoeling” (‹splat quenching›) (1): een proces voor het ‚snel stollen’ van een gesmolten stroom metaal die botst op een gekoeld blok, waardoor ‚flakes’ worden gevormd.

:

‚Snel stollen’ is het stollen van gesmolten materiaal bij een koelsnelheid van meer dan 1 000 K/s.

„Verstuiving in gas” (1): een proces voor het verdelen van een stroom gesmolten metaallegering tot druppeltjes met een diameter van 500 μm of minder door middel van een onder hoge druk staande gasstroom.

„Verstuiving in vacuüm” (1): een proces voor het verdelen van een stroom gesmolten metaal tot druppeltjes met een diameter van 500 μm of minder door middel van de snelle uiteenzetting van een opgelost gas bij blootstelling aan een vacuüm.

„Vervormbare spiegels” (6): (ook bekend als adaptieve optische spiegels).

Spiegels met:

a)

één enkel continu optisch reflecterend oppervlak dat dynamisch wordt vervormd door afzonderlijke momenten of krachten uit te oefenen om de vervormingen van de op de spiegel invallende optische golfvorm te compenseren, of

b)

verscheidene optische reflecterende elementen die afzonderlijk dynamisch kunnen worden verplaatst door momenten of krachten uit te oefenen om vervormingen van de op de spiegel invallende optische golfvorm te compenseren.

„Vliegtuigen” (1 7 9): luchtvaartuigen met vaste, draaibare of roterende (hefschroefvliegtuig) vleugel en verticaal opstijgende luchtvaartuigen (met kantelende rotor of vleugel).

:

Zie ook „civiele vliegtuigen”.

„Voortplantingsvertragingstijd van de basispoort” (3): de waarde van de voortplantingsvertragingstijd die overeenkomt met die van de basispoort binnen een „monolitische geïntegreerde schakeling”. Deze kan voor een bepaalde ‚familie’ van „monolithische geïntegreerde schakelingen” gespecificeerd zijn als de voortplantingsvertragingstijd per typerende poort binnen die ‚familie’ of als de typerende voortplantingsvertragingstijd per poort binnen die ‚familie’.

:

De „voortplantingsvertragingstijd van de basispoort” moet niet worden verward met de in/uitgangsvertragingstijd van een complexe „monolithische geïntegreerde schakeling”.

:

Een ‚familie’ bestaat uit alle geïntegreerde schakelingen waarop alle onderstaande elementen zijn toegepast als fabricagemethoden en -specificaties, met uitzondering van hun respectieve functies:

a)

de gebruikelijke hardware- en programmatuurarchitectuur;

b)

de gebruikelijke ontwerp- en verwerkingstechnologie, en

c)

de gebruikelijke basiskenmerken.

„Voor iedereen beschikbaar” (ATN NTN APN). „Technologie” of „programmatuur” die zonder beperkingen aan de verdere verspreiding daarvan beschikbaar zijn gesteld. (Auteursrechtelijke beperkingen hebben niet tot gevolg dat „technologie” of „programmatuur” niet langer „voor iedereen beschikbaar” is.)

„Voornaamste deel” (4): een deel is een „voornaamste deel” wanneer de vervangingswaarde hoger is dan 35 % van de totale waarde van het systeem waarvan het deel uitmaakt. De waarde van een deel is de prijs die door de fabrikant of door degene die het systeem heeft geïntroduceerd voor het deel is betaald. De totale waarde is de normale internationale verkoopprijs bij verkoop aan een niet-gelieerde partij af fabriek of bij bevestiging van de verzending.

„Werkgeheugen” (4): het primaire geheugen voor gegevens of opdrachten, dat voor de centrale verwerkingseenheid snel toegankelijk is. Het bestaat uit het interne geheugen van een „digitale computer” en elke hiërarchische uitbreiding daarvan, zoals ‹cache›-geheugens of niet-sequentieel toegankelijke geheugenuitbreidingen.

CATEGORIE 0

NUCLEAIRE GOEDEREN

0A
Systemen, apparatuur en onderdelen

0A001
„Kernreactoren” en speciaal ontworpen en gebouwde uitrusting en onderdelen ervan, als hieronder:

a)

„kernreactoren”;

b)

metalen vaten, of belangrijke speciaal vervaardigde onderdelen ervan, met inbegrip van het deksel van een reactordrukvat, die speciaal zijn ontworpen of vervaardigd als omhulsel van de kern van een „kernreactor”;

c)

bedieningsapparatuur, speciaal ontworpen of vervaardigd om splijtstof in een „kernreactor” aan- of af te voeren;

d)

regelstaven, d.w.z. staven die speciaal zijn ontworpen of vervaardigd voor de beheersing van het splijtingsproces in een „kernreactor”, de draag- of ophangconstructies daarvoor, mechanismen voor het besturen van de regelstaven en buizen voor het geleiden van de regelstaven;

e)

drukpijpen, d.w.z. buizen die speciaal zijn ontworpen of vervaardigd om dienst te doen als houder van de splijtstofelementen en het primaire koelmiddel in een „kernreactor” bij een werkdruk van meer dan 5,1 MPa;

f)

zirkoniummetaal en legeringen in de vorm van buizen of samenstellen van buizen waarin de gewichtsverhouding tussen hafnium en zirkonium minder is dan 1:500, speciaal ontworpen of vervaardigd voor gebruik in een „kernreactor”;

g)

koelpompen, d.w.z. pompen die speciaal zijn ontworpen of vervaardigd voor het doen circuleren van het primaire koelmiddel van „kernreactoren”;

h)

‚inwendige delen van kernreactoren’ die speciaal ontworpen of vervaardigd zijn voor gebruik in een „kernreactor”, met inbegrip van draagconstructies voor de reactorkern, brandstofkanalen, hitteschilden, keerschotten, roosterplaten van de reactorkern en diffusorplaten;

:

In 0A001 h) wordt onder ‚inwendige delen van kernreactoren’ verstaan iedere grote structuur binnen een reactorvat die één of meer functies heeft, zoals ondersteuning van de kern, handhaving van de splijtstofafstelling, sturing van het primaire koelmiddel, het verschaffen van stralingsschermen voor het reactorvat, en de besturing van instrumentatie in de kern.

i)

warmtewisselaars (stoomgeneratoren), speciaal ontworpen of vervaardigd voor gebruik in het primaire koelmiddelcircuit van een „kernreactor”;

j)

instrumenten voor neutronenwaarneming en -meting, speciaal ontworpen of vervaardigd voor het bepalen van de niveaus van de neutronenflux in de kern van een „kernreactor”.

0B
Test-, inspectie- en productieapparatuur

0B001
Fabrieken voor de scheiding van isotopen van „natuurlijk uraan”, „verarmd uraan”, en „speciale splijtstoffen” en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:

a)

installaties, speciaal ontworpen voor de scheiding van isotopen van „natuurlijk uraan”, „verarmd uraan” en „speciale splijtstoffen” als hieronder:

1.

gascentrifuges;

2.

gasdiffusiescheidingsinstallaties;

3.

aerodynamische scheidingsinstallaties;

4.

scheidingsinstallaties met behulp van chemische uitwisselaars;

5.

scheidingsinstallaties met behulp van ionenuitwisselaars;

6.

isotopenscheidingsinstallaties werkend met atomaire-damp-„lasers” (AVLIS);

7.

isotopenscheidingsinstallaties werkend met moleculaire „lasers” (MLIS);

8.

plasmascheidingsinstallaties;

9.

elektromagnetische scheidingsinstallaties;

b)

gascentrifuges en samenstellingen en onderdelen, speciaal ontworpen voor gebruik in gascentrifuges, als hieronder:

:

In 0B001 b) betekent ‚materiaal met een hoge sterkte/dichtheidsverhouding’:

a)

maragingstaal met een maximale treksterkte van 2 050 MPa of meer, of

b)

aluminiumlegeringen met een maximale treksterkte van 460 MPa of meer, of

c)

„stapel- en continuvezelmateriaal” met een „specifieke modulus” van meer dan 3,18 × 106 m en een „specifieke treksterkte” van meer dan 76,2 × 103 m.

1.

gascentrifuges;

2.

complete rotoren;

3.

rotorbuiscilinders met een wanddikte van 12 mm of minder, een diameter tussen 75 mm en 400 mm en vervaardigd van ‚materiaal met een hoge sterkte/dichtheidsverhouding’;

4.

ringen of balgen met een wanddikte van 3 mm of minder en een diameter tussen 75 mm en 400 mm, speciaal ontworpen om een rotorbuis op bepaalde plaatsen te verstevigen of om een aantal rotorbuizen samen te voegen, vervaardigd van ‚materiaal met een hoge sterkte/dichtheidsverhouding’;

5.

keerschotten met een diameter tussen 75 mm en 400 mm, ontworpen om in een rotorbuis gemonteerd te worden en vervaardigd van ‚materiaal met een hoge sterkte/dichtheidsverhouding’;

6.

onder- en bovendeksels met een diameter tussen 75 mm en 400 mm, speciaal ontworpen om op de uiteinden van een rotorbuis te passen en vervaardigd van ‚materiaal met een hoge sterkte/dichtheidsverhouding’;

7.

magnetische lagers bestaande uit een ringvormige magneet in een behuizing, vervaardigd van of beschermd door „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”, bevattende een dempend medium en waarvan de magneet is gekoppeld aan een poolschoen of een tweede magneet die aan het bovendeksel van de rotor is bevestigd;

8.

speciaal ontworpen lagers, bestaande uit een taats/lagerkomsamenstel, gemonteerd op een demper;

9.

turbomoleculaire pompen bestaande uit cilinders met inwendige, machinaal vervaardigde of geëxtrudeerde langwerpige spiraalvormige groeven en inwendige, machinaal vervaardigde boorgaten;

10.

ringvormige stators voor meerfasige wisselstroom-hysteresismotoren (magnetischeweerstandsmotoren) voor synchrone werking in vacuüm, met een frequentiebereik van 600 Hz tot 2 000 Hz en een vermogensbereik van 50 VA tot 1 000 VA;

11.

centrifugebehuizingen/houders, speciaal ontworpen om de rotorbuis van een gascentrifuge te bevatten, bestaande uit een starre cilinder met een wanddikte tot 30 mm met nauwkeurig afgewerkte uiteinden en vervaardigd van of beschermd door „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”;

12.

inlaatstukken bestaande uit buizen met een binnendiameter tot 12 mm voor de extractie van UF6-gas uit de rotorbuis van een gascentrifuge volgens het principe van een pitotbuis, vervaardigd van of beschermd door „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”;

13.

frequentieomzetters (convertors of invertors), speciaal ontworpen of vervaardigd voor de voeding van motorstators van gascentrifugeverrijkers en speciaal ontworpen onderdelen hiervoor, die aan alle hieronderstaande specificaties voldoen:

a)

een meerfasige elektrische spanning van 600 Hz tot 2 000 Hz,

b)

frequentieafwijkingen van minder dan 0,1 %,

c)

een harmonische vervorming van minder dan 2 %, en

d)

een rendement hoger dan 80 %;

14.

balgafsluiters met een diameter van 10 mm tot 160 mm, vervaardigd van of beschermd door „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”;

c)

speciaal voor gasdiffusiescheidingsinstallaties ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:

1.

membranen voor gasdiffusie vervaardigd van poreus metallisch, polymeer of keramisch „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”, met een poriegrootte van 10 tot 100 nm, een dikte van 5 mm of minder en, voor buisvormige membranen, met een diameter van 25 mm of minder;

2.

gasdiffusorvaten, vervaardigd van of beschermd door „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”;

3.

compressoren (verdringer, centrifugale en axiale typen) of aanjagers met een aanzuigcapaciteit van 1 m3/min of meer UF6 en een werkdruk van maximaal 666,7 kPa, vervaardigd van of beschermd door „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”;

4.

asafdichtingen voor compressoren of aanjagers bedoeld in 0B001 c)3, ontworpen op een inleksnelheid van het buffergas van minder dan 1 000 cm3/min;

5.

warmtewisselaars, vervaardigd van aluminium, koper, nikkel of legeringen die meer dan 60 procent nikkel bevatten of combinaties van deze metalen, in de vorm van beklede buizen, ontworpen voor gebruik bij druk lager dan de atmosferische druk, met een leksnelheid die een drukstijging van minder dan 10 Pa/h veroorzaakt bij een drukverschil van 100 kPa;

6.

balgafsluiters met een diameter van 40 mm tot 1 500 mm, vervaardigd van of beschermd door „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”;

d)

speciaal voor aerodynamische scheidingsprocessen ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:

1.

scheidingsstraalpijpen, bestaande uit spleetvormige, gebogen kanalen met een kromtestraal van minder dan 1 mm, bestand tegen corrosie door UF6, met in de straalpijp een scherpe scheidingsrand die de gasstroom in tweeën deelt;

2.

tangentiële instroombuizen (cilindrisch of conisch) (vortexbuizen), vervaardigd van of beschermd met „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”, met een diameter tussen 0,5 cm en 4 cm en een lengte/diameterverhouding, gelijk aan of kleiner dan 20:1 en met één of meer tangentiële inlaten;

3.

compressoren (verdringer-, centrifugale en axiale typen) of aanjagers met een aanzuigcapaciteit van 2 m3/min of meer, vervaardigd van of beschermd met „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6” en asafdichtingen daarvoor;

4.

warmtewisselaars, vervaardigd van of beschermd met „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”;

5.

behuizingen van aerodynamische scheidingselementen, vervaardigd van of beschermd met „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”, speciaal ontworpen om vortexbuizen of scheidingsstraalpijpen te bevatten;

6.

balgafsluiters, vervaardigd van of beschermd met „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”, met een diameter van 40 tot 1 500 mm;

7.

processystemen om UF6 van het dragergas (waterstof of helium) te scheiden tot een gehalte van 1 ppm UF6 of minder, met inbegrip van:

a)

cryogene warmtewisselaars en cryogene scheiders die geschikt zijn voor temperaturen van 153 K (– 120 °C) of lager;

b)

cryogene koeleenheden die geschikt zijn voor temperaturen van 153 K (– 120 °C) of lager;

c)

scheidingsstraalpijpen of vortexbuizen voor de scheiding van UF6 van het dragergas;

d)

koudevallen voor UF6 die geschikt zijn voor temperaturen van 253 K (– 20 °C) of lager;

e)

speciaal voor scheidingsprocessen met behulp van chemische uitwisselaars ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:

1.

pulskolomcontactors voor snelle vloeistof-vloeistofuitwisseling met een verblijftijd per trap van 30 seconden of minder en bestand tegen geconcentreerd zoutzuur (bv. vervaardigd van of beschermd met geschikte kunststoffen zoals fluorkoolwaterstofpolymeren of glas);

2.

centrifugale contactors voor snelle vloeistof-vloeistofuitwisseling met een verblijftijd per trap van 30 seconden of minder en bestand tegen geconcentreerd zoutzuur (bv. vervaardigd van of beschermd met geschikte kunststoffen zoals fluorkoolwaterstofpolymeren of glas);

3.

elektrochemische reductiecellen, bestand tegen oplossingen van geconcentreerd zoutzuur, ontworpen om uraan in valentie te veranderen;

4.

voedingsuitrusting voor elektrochemische reductiecellen, ontworpen om U+4 uit de organische stroom te verwijderen en, voor die onderdelen die met de processtroom in contact komen, vervaardigd van of beschermd met geschikte materialen (bv. glas, fluorkoolwaterstofpolymeren, polyfenylsulfaat, polyethersulfon en met hars geïmpregneerd grafiet);

5.

systemen voor de behandeling van het voedingsmateriaal, ontworpen om een zeer zuivere uraanchlorideoplossing te produceren, bestaande uit voorzieningen voor het in oplossing brengen, voor vloeistofextractie en/of voor ionenwisseling voor de zuivering en elektrolytische cellen voor de reductie van U+6 of U+4 tot U+3;

6.

oxidatiesystemen voor uraan, ontworpen om U+3 te oxideren tot U+4;

f)

speciaal voor scheidingsprocessen met behulp van ionenwisselaars ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:

1.

ionenwisselharsen met een snelle reactietijd, vliezige of poreuze harsen met een macroscopische vernetting, waarin de actieve chemische uitwisselgroepen alleen voorkomen in een oppervlaktelaag op een inactieve poreuze ondersteunende structuur en andere composiete structuren met een geschikte vorm, waaronder deeltjes of vezels met diameters van 0,2 mm of minder, die bestand zijn tegen geconcentreerd zoutzuur en zijn ontworpen op een uitwisselingshalveringstijd van minder dan 10 seconden en die geschikt zijn voor werktemperaturen in het gebied van 373 K (100 °C) tot 473 K (200 °C);

2.

ionenwisselkolommen (cilindrisch) met een diameter groter dan 1 000 mm, vervaardigd van of beschermd met materiaal dat bestand is tegen geconcentreerd zoutzuur (bv. titaan of kunststoffen op basis van fluorkoolwaterstof), die geschikt zijn voor werktemperaturen in het gebied van 373 K (100 °C) tot 473 K (200 °C) en werkdruk boven 0,7 MPa;

3.

ionenwisselrefluxsystemen (chemische of elektrochemische oxidatie- of reductiesystemen) voor het regenereren van de chemische reductie- of oxidatiemiddelen die in ionenwisselverrijkingscascades worden gebruikt;

g)

speciaal voor isotopenscheidingsprocessen met atomaire-damp-„lasers” (AVLIS) ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:

1.

krachtige ioniserings- of scanning-elektronenkanonnen met een afgegeven vermogen van meer dan 2,5 kW/cm, die worden gebruikt in een systeem om uraan te verdampen;

2.

systemen voor het hanteren van vloeibaar uraanmetaal voor gesmolten uraan of uraanlegeringen, bestaande uit smeltkroezen, vervaardigd van of beschermd met geschikte corrosie- en hittebestendige materialen (bv. tantaal, met yttriumoxide bedekt grafiet, grafiet bedekt met andere oxiden van zeldzame aarden of mengsels daarvan) en koelapparatuur voor de smeltkroezen;

NB:

ZIE OOK 2A225.

3.

opvangsystemen voor verarmd en verrijkt uraan, vervaardigd van of bekleed met materialen die bestand zijn tegen de hitte en de corrosie van uraanmetaaldamp of vloeistof zoals bijvoorbeeld met yttriumoxide bedekt grafiet of tantaal;

4.

behuizingen voor scheidingsmodules (cilindrische of rechthoekige vaten) die zijn ontworpen om de uraanmetaaldampbron, het elektronenkanon en de opvangsystemen voor verarmd en verrijkt uraan te bevatten;

5.

„lasers” of „laser”-systemen voor de scheiding van uraanisotopen met een stabilisator voor het frequentiespectrum, bestemd om gedurende langere perioden in bedrijf te zijn;

NB:

ZIE OOK 6A005 EN 6A205.

h)

speciaal voor isotopenscheidingsprocessen met moleculaire lasers (MLIS) of met chemische reacties door selectieve laseractivering van één of meer isotopen (CRISLA) ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:

1.

supersone uitstroomstraalpijpen voor het koelen van mengsels van UF6 en transportgas tot 150 K (– 123 °C) of minder en vervaardigd van „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”;

2.

productopvangsystemen voor uraanpentafluoride (UF5), bestaande uit collectoren van het filter-, impact- of cycloontype of combinaties daarvan en vervaardigd van „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF5/UF6”;

3.

compressoren, vervaardigd van of beschermd door „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”, en asafdichtingen daarvoor;

4.

uitrusting om UF5 (vaste stof) te fluoreren tot UF6 (gas);

5.

processystemen voor het scheiden van UF6 van het transportgas (bv. stikstof of argon) met inbegrip van:

a)

cryogene warmtewisselaars en cryogene scheiders die geschikt zijn voor temperaturen van 153 K (– 120 °C) of lager;

b)

cryogene koeleenheden die geschikt zijn voor temperaturen van 153 K (– 120 °C) of lager;

c)

koelvallen voor UF6 die geschikt zijn voor temperaturen van 253 K (– 20 °C) of lager;

6.

„lasers” of „laser”-systemen voor de scheiding van uraanisotopen met een stabilisator voor het frequentiespectrum, bestemd om gedurende langere perioden in bedrijf te zijn;

NB:

ZIE OOK 6A005 EN 6A205.

i)

speciaal voor plasmascheidingsprocessen ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:

1.

microgolfbronnen en antennes voor het produceren of versnellen van ionen, met een uitgangsfrequentie hoger dan 30 GHz en een gemiddeld uitgangsvermogen van meer dan 50 kW;

2.

RF-ionisatieaanslagspoelen voor frequenties boven 100 kHz en met een gemiddeld vermogen van meer dan 40 kW;

3.

systemen voor het genereren van een uraanplasma;

4.

systemen voor het hanteren van vloeibaar metaal, voor gesmolten uraan of uraanlegeringen, bestaande uit smeltkroezen, vervaardigd van of beschermd met geschikte corrosie- en hittebestendige materialen (bv. tantaal, met yttriumoxide bedekt grafiet, grafiet, bedekt met andere oxiden van zeldzame aarden of mengsels daarvan) en koelapparatuur voor de smeltkroezen;

NB:

ZIE OOK 2A225.

5.

opvangsystemen voor verarmd en verrijkt uraan, vervaardigd van of beschermd met materiaal dat bestand is tegen de hitte en de corrosie van uraandamp, zoals bijvoorbeeld met yttriumoxide bedekt grafiet of tantaal;

6.

behuizingen voor scheidingsmodules (cilindrisch), ontworpen om de uraanplasmabron, de radiofrequente spoel en de opvangsystemen voor verarmd en verrijkt uraan te bevatten en vervaardigd van een geschikt niet-magnetisch materiaal (bv. roestvrij staal);

j)

speciaal voor elektromagnetische scheidingsprocessen ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:

1.

enkel- of meervoudige ionenbronnen, bestaande uit een dampbron, ionisator en bundelversneller, vervaardigd van geschikte niet-magnetische materialen (bv. grafiet, roestvrij staal of koper) en geschikt om een totale ionenbundelstroom te leveren van 50 mA of meer;

2.

ionencollectorplaten voor het opvangen van ionenbundels met verrijkt of verarmd uraan, bestaande uit twee of meer spleten en opvangkamers en vervaardigd van geschikte niet-magnetische materialen (bv. grafiet of roestvrij staal);

3.

vacuümbehuizingen voor elektromagnetische uraanscheiders, vervaardigd van niet-magnetische materialen (bv. roestvrij staal) en ontworpen op een werkdruk van 0,1 Pa of lager;

4.

magnetische poolschoenen met een diameter van meer dan 2 m;

5.

hoogspanningsvoedingen voor ionenbronnen, die alle onderstaande eigenschappen hebben:

a)

geschikt voor continubedrijf;

b)

uitgangsspanning 20 000 V of meer;

c)

uitgangsstroom 1 A of meer, en

d)

spanningsregeling beter dan 0,01 % over een periode van 8 uur;

NB:

ZIE OOK 3A227.

6.

voedingen voor magneten (hoog vermogen, gelijkstroom), die alle onderstaande eigenschappen hebben:

a)

geschikt voor continubedrijf met een uitgangsstroom van 500 A of meer en een spanning van 100 V of meer, en

b)

stroom- of spanningsregeling beter dan 0,01 % over een periode van 8 uur.

NB:

ZIE OOK 3A226.

0B002
Speciaal voor isotoopscheidingsinstallaties als bedoeld in 0B001 ontworpen of vervaardigde hulpsystemen, uitrusting en onderdelen, als hieronder, vervaardigd van of beschermd door „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”:

a)

voedingsautoclaven, ovens of systemen voor het doorvoeren van UF6 naar het verrijkingsproces;

b)

desublimatoren of koelvallen die gebruikt worden om het UF6 uit het verrijkingsproces te verwijderen voor verder transport na verhitting;

c)

opvangsystemen voor verarmd en verrijkt uraan om UF6 in containers op te slaan;

d)

liquefactors of stollingsstations die worden gebruikt om UF6 uit het verrijkingsproces te verwijderen door UF6 samen te persen, af te koelen en om te zetten in vloeibare of vaste vorm;

e)

speciaal ontworpen stelsels van pijpen en ‹headers› om het UF6 te hanteren binnen de gasdiffusie-, centrifuge- of aerodynamische cascades;

f)

1.

speciaal ontworpen vacuümspruitstukken en ‹headers› met een afzuigcapaciteit van 5 m3/min of meer, of

2.

vacuümpompen, speciaal ontworpen voor gebruik in een atmosfeer die UF6 bevat;

g)

UF6-massaspectrometers/ionenbronnen, speciaal ontworpen of vervaardigd om online monsters te kunnen nemen van de UF6-voedingsstroom, van verarmde en van verrijkte UF6-gasstromen en die alle onderstaande eigenschappen hebben:

1.

oplossend vermogen 1 ame voor massa’s groter dan 320 ame;

2.

ionenbronnen, vervaardigd van of bekleed met nichroom of monel of vervaardigd van vernikkelde onderdelen;

3.

ionisatiebronnen die werken met elektronenbeschieting, en

4.

collectorsysteem, geschikt voor isotoopanalyse.

0B003
Fabrieken voor de omzetting van uraan en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting, als hieronder:

a)

systemen voor de omzetting van uraanertsconcentraten in UO3;

b)

systemen voor de omzetting van UO3 in UF6;

c)

systemen voor de omzetting van UO3 in UO2;

d)

systemen voor de omzetting van UO2 in UF4;

e)

systemen voor de omzetting van UF4 in UF6;

f)

systemen voor de omzetting van UF4 in uraanmetaal;

g)

systemen voor de omzetting van UF6 in UO2;

h)

systemen voor de omzetting van UF6 in UF4;

i)

systemen voor de omzetting van UO2 in UCl4.

0B004
Fabrieken voor de productie of concentratie van zwaar water, deuterium en deuteriumverbindingen en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:

a)

installaties voor de productie van zwaar water, deuterium of deuteriumverbindingen, als hieronder:

1.

water-zwavelwaterstofwisselinstallaties;

2.

ammoniak-waterstofwisselinstallaties;

b)

uitrusting en onderdelen, als hieronder:

1.

water-zwavelwaterstofwisseltorens, vervaardigd van gezuiverd koolstofstaal (bv. ASTM A516) met een diameter van 6 tot 9 m, geschikt voor werking bij een druk van 2 MPa of meer en met een corrosietoeslag van 6 mm of meer;

2.

eentraps, centrifugale aanjagers of compressoren met lage opvoerdruk (d.w.z. 0,2 MPa), voor de circulatie van zwavelwaterstofgas (d.w.z. gas dat meer dan 70 % H2S bevat) met een verwerkingscapaciteit van ten minste 56 m3/s wanneer er gewerkt wordt bij drukniveaus van ten minste 1,8 MPa aan de zuigzijde, en met afdichtingen, ontworpen voor natte H2S-gassen;

3.

ammoniak-waterstofwisseltorens van 35 m of hoger met een diameter tussen 1,5 en 2,5 m die kunnen werken bij een druk van meer dan 15 MPa;

4.

inwendige delen van torens, met inbegrip van getrapte contactgroepen, en getrapte pompen met inbegrip van dompelpompen voor de productie van zwaar water met het ammoniak-waterstofwisselprocedé;

5.

ammoniak-kraakinstallaties die werken bij een druk van 3 MPa of meer voor de productie van zwaar water met het ammoniak-waterstofwisselprocedé;

6.

infraroodabsorptieanalyseapparatuur die online waterstof-deuteriumverhoudingen kan meten waarbij de deuteriumconcentratie 90 % of meer is;

7.

katalytische branders voor de omzetting van verrijkt deuteriumgas in zwaar water met het ammoniak-waterstofwisselprocedé;

8.

complete systemen voor het veredelen van zwaar water, of kolommen daarvoor, voor het veredelen van zwaar water tot een deuteriumconcentratie die in een kernreactor bruikbaar is.

0B005
Fabrieken, speciaal ontworpen voor de vervaardiging van splijtstofelementen voor „kernreactoren” en speciaal ontworpen of vervaardigde uitrusting daarvoor.

:

Een fabriek voor de vervaardiging van splijtstofelementen voor „kernreactoren” omvat uitrusting die:

a)

in de regel in rechtstreeks contact komt met de productiestroom van nucleair materiaal of deze rechtstreeks verwerkt of reguleert;

b)

zorgt voor de afdichting van het nucleaire materiaal in de splijtstofstaaf;

c)

de goede staat van de bekleding of van de afdichting van de splijtstofstaaf controleert, of

d)

de eindbehandeling van de afgesloten splijtstof controleert.

0B006
Fabrieken voor het opwerken van bestraalde splijtstofelementen en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen.

:

0B006 omvat:

a)

fabrieken voor het opwerken van bestraalde splijtstofelementen voor „kernreactoren”, met inbegrip van uitrusting en onderdelen die in de regel rechtstreeks in aanraking komen met de bestraalde splijtstof en de voornaamste processtromen van nucleair materiaal en splijtingsproducten, en die rechtstreeks regelen;

b)

hak- en versnipperingsmachines voor splijtstofelementen, d.w.z. op afstand bediende uitrusting voor het snijden, hakken of knippen van bestraalde splijtstofpakketten, -bundels of -staven voor „kernreactoren”;

c)

oplostanks, d.w.z. kritisch veilige tanks (bv. ring- of plaattanks met een kleine diameter), speciaal ontworpen of vervaardigd voor het oplossen van bestraalde splijtstof van „kernreactoren”, die bestand zijn tegen hete, sterk corrosieve vloeistoffen en die op afstand gevuld en onderhouden kunnen worden;

d)

tegenstroom-vloeistofextractors en ionenwisselapparatuur, speciaal ontworpen of vervaardigd voor gebruik in een fabriek voor het opwerken van bestraald „natuurlijk uraan”, „verarmd uraan” of „speciale splijtstoffen”;

e)

voorraad- of opslagvaten, speciaal ontworpen om kritisch veilig te zijn en bestand tegen de corrosieve werking van salpeterzuur;

:

Voorraad- of opslagvaten kunnen de volgende kenmerken bezitten:

1.

wanden of inwendige structuren met een boorequivalent (berekend voor alle samenstellende delen als gedefinieerd in de noot bij 0C004) van ten minste twee procent;

2.

een maximale diameter van 175 mm voor cilindrische vaten, of

3.

een maximale breedte van 75 mm voor rechthoekige of ringvormige vaten.

f)

instrumenten voor de regeling van processen, speciaal ontworpen of vervaardigd voor het bewaken of het regelen van de opwerking van bestraald „natuurlijk uraan”, „verarmd uraan” of „speciale splijtstoffen”.

0B007
Fabrieken voor de omzetting van plutonium en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting, als hieronder:

a)

systemen voor de omzetting van plutoniumnitraat in plutoniumoxide;

b)

systemen voor de productie van plutoniummetaal.

0C
Materialen

0C001
„Natuurlijk uraan” of „verarmd uraan” of thorium in de vorm van metaal, legering, chemische verbinding of concentraat en elk materiaal dat het voorgaande bevat;

:

In 0C001 zijn niet bedoeld:

a)

vier gram of minder „natuurlijk uraan” of „verarmd uraan”, indien in een afgesloten gedeelte van een meetelement in instrumenten;

b)

„verarmd uraan”, speciaal vervaardigd voor de volgende civiele en niet-nucleaire toepassingen:

1.

afschermingsmateriaal;

2.

verpakkingsmateriaal;

3.

ballast met een massa van ten hoogste 100 kg;

4.

contragewichten met een massa van ten hoogste 100 kg;

c)

legeringen met minder dan 5 % thorium;

d)

keramische, thorium bevattende producten die zijn vervaardigd voor niet-nucleair gebruik.

0C002
„Speciale splijtstoffen”.

:

In 0C002 is niet bedoeld vier „effectieve gram” of minder, indien in een afgesloten gedeelte van een meetelement in instrumenten.

0C003
Deuterium, zwaar water (deuteriumoxide) en andere deuteriumverbindingen, en mengsels en oplossingen die deuterium bevatten, waarin de isotoopverhouding van deuterium tot waterstof groter is dan 1:5 000.

0C004
Grafiet, geschikt voor toepassing in kernreactoren, d.w.z. met een zuiverheidsgraad beter dan 5 delen per miljoen (ppm) ‚boorequivalent’, en met een dichtheid groter dan 1,5 g/cm3.

NB:

ZIE OOK 1C107.

:

0C004 is niet van toepassing op:

a)

producten, vervaardigd van grafiet met een massa van minder dan 1 kg en niet speciaal ontworpen of vervaardigd voor gebruik in een kernreactor;

b)

grafietpoeder.

:

In 0C004 wordt ‚boorequivalent’ (BE) gedefinieerd als de som van BEZ voor onzuiverheden (met uitzondering van BEkoolstof aangezien koolstof niet wordt beschouwd als een onzuiverheid), met inbegrip van boor, waarbij geldt:

BEZ (ppm) = CF × concentratie van element Z in ppm;

Formula

en zijn σB en σZ de doorsneden voor de vangst van thermische neutronen (in barn) voor respectievelijk natuurlijk voorkomend boor en element Z; en zijn AB en AZ de atoommassa’s van respectievelijk natuurlijk voorkomend boor en element Z.

0C005
Speciaal vervaardigde verbindingen of poeders voor de fabricage van membranen voor gasdiffusie die bestand zijn tegen corrosie door UF6 (bv. nikkel of een legering met 60 gewichtspercent of meer aan nikkel, aluminiumoxide en volledig gefluoreerde koolwaterstofpolymeren), met een zuiverheidsgraad van 99,9 gewichtspercent of meer, met een gemiddelde korrelgrootte, kleiner dan 10 μm, gemeten volgens de ASTM B-330-standaard (American Society for Testing and Materials) en met een zeer uniforme deeltjesgrootte.

0D
Programmatuur

0D001
„Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van goederen, bedoeld in deze categorie.

0E
Technologie

0E001
„Technologie” overeenkomstig de nucleairetechnologienoot voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van goederen, bedoeld in deze categorie.

CATEGORIE 1

SPECIALE MATERIALEN EN AANVERWANTE APPARATUUR

1A
Systemen, apparatuur en onderdelen

1A001
Onderdelen vervaardigd van gefluoreerde verbindingen, als hieronder:

a)

afdichtingen, pakkingen, afdichtingsmiddelen of flexibele brandstoftanks (‹fuel bladders›), welke voor meer dan 50 gewichtspercenten bestaan uit enig materiaal als bedoeld in 1C009 b) of 1C009 c), speciaal ontworpen voor gebruik in de ruimte of in vliegtuigen;

b)

piëzo-elektrische polymeren en copolymeren, gemaakt van vinylideenfluoride (CAS 75-38-7), als bedoeld in 1C009 a), met de volgende eigenschappen:

1.

in plaat- of folievorm, en

2.

met een dikte van meer dan 200 μm;

c)

afdichtingen, pakkingen, klepzittingen, flexibele brandstoftanks (‹fuel bladders›) of membranen, met elk van de onderstaande eigenschappen:

1.

gemaakt van fluorelastomeren welke ten minste één vinylethergroep als structuurelement bevatten, en

2.

speciaal ontworpen voor gebruik in de ruimte, in ‚raketten’ of in „vliegtuigen”.

:

In 1A001 c) wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen.

1A002
„Composieten” of laminaten, met één of meer van de volgende eigenschappen:

NB:

ZIE OOK 1A202, 9A010 EN 9A110.

a)

bestaande uit een organische „matrix” en materialen als bedoeld in 1C010 c), 1C010 d) of 1C010 e), of

b)

bestaande uit een metaal-„matrix” of koolstof-„matrix” en één of meer van de volgende materialen:

1.

koolstof-„stapel- en continuvezelmateriaal” met elk van de onderstaande eigenschappen:

a)

een „specifieke modulus” groter dan 10,15 × 106 m, en

b)

een „specifieke treksterkte” groter dan 17,7 × 104 m, of

2.

materialen als bedoeld in 1C010 c).

:

1A002 is niet van toepassing op composieten of laminaten gemaakt van met epoxyhars geïmpregneerd koolstof-„stapel- of continuvezelmateriaal” voor de reparatie van casco’s of laminaten van „civiele vliegtuigen” met de volgende eigenschappen:

a)

een maximale oppervlakte van 1 m2;

b)

een maximale lengte van 2,5 m, en

c)

een breedte van meer dan 15 mm.

:

1A002 is niet van toepassing op halffabricaten die speciaal zijn ontworpen voor zuiver civiele toepassingen, als hieronder:

a)

sportartikelen;

b)

auto-industrie;

c)

werktuigmachine-industrie;

d)

medische toepassingen.

:

1A002 b)1 is niet van toepassing op halffabricaten die maximaal tweedimensionaal geweven filament bevatten en speciaal ontworpen zijn voor de volgende toepassingen:

a)

metalen warmtebehandelingsovens voor het temperen van metalen;

b)

apparatuur voor de productie van silicium monokristallen.

:

1A002 is niet van toepassing op eindproducten die speciaal ontworpen zijn voor een specifieke toepassing.

1A003
Producten vervaardigd van onsmeltbare aromatische polyimiden in de vorm van film, vellen, band of lint, met één of meer van de onderstaande eigenschappen:

a)

een dikte groter dan 0,254 mm, of

b)

bekleed of gelamineerd met koolstof, grafiet, metalen of magnetische substanties.

:

1A003 is niet van toepassing op producten bekleed of gelamineerd met koper die zijn ontworpen voor de productie van elektronische gedrukte schakelingen.

:

Voor „smeltbare” aromatische polyimiden in eender welk vorm, zie 1C008 a)3.

1A004
Beschermings- en detectieapparatuur en onderdelen daarvan die niet onder de lijst van militaire goederen vallen, als hieronder:

NB:

ZIE OOK 2B351 EN 2B352.

a)

gasmaskers, filterbussen en decontaminatieapparatuur daarvoor die zijn ontworpen of aangepast met het oog op bescherming tegen één of meer van de onderstaande stoffen, alsmede speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:

1.

biologische stoffen „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”;

2.

radioactief materiaal „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”;

3.

stoffen voor chemische oorlogvoering, of

4.

„stoffen voor oproerbeheersing”, met inbegrip van:

a)

α-broombenzeenacetonitril, (broombenzylcyanide) (CA) (CAS 5798-79-8);

b)

[(2-chloorfenyl)methyleen]propaandinitril, (o-chloorbenzylideenmalononitril) (CS) (CAS 2698-41-1);

c)

2-chloor-1-fenylethanon, fenylacylchloride (ω-chlooracetofenon) (CN) (CAS 532-27-4);

d)

dibenz-(b,f)-1,4-oxazefine (CR) (CAS 257-07-8);

e)

10-chloor-5,10-dihydrofenarsazine, (fenarsazinechloride), (adamsiet), (DM) (CAS 578-94-9);

f)

N-nonanoylmorfoline, (MPA) (CAS 5299-64-9);

b)

beschermingspakken, -handschoenen en -schoenen die speciaal zijn ontworpen of aangepast met het oog op bescherming tegen één of meer van de onderstaande stoffen:

1.

biologische stoffen „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”;

2.

radioactief materiaal „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”, of

3.

stoffen voor chemische oorlogvoering;

c)

detectieapparatuur die speciaal is ontworpen of aangepast voor de detectie of identificatie van één of meer van de onderstaande stoffen, alsmede speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:

1.

biologische stoffen „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”;

2.

radioactief materiaal „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”, of

3.

stoffen voor chemische oorlogvoering;

d)

elektronische apparatuur die ontworpen is voor de automatische opsporing van springstoffenresten dan wel het vaststellen van hun aanwezigheid, waarbij ‚sporendetectie’-technieken worden gebruikt (bv. akoestische oppervlaktegolven, ionenmobiliteitspectrometrie, ‹differential mobility spectrometry›, massaspectrometrie).

:

Onder ‚sporendetectie’ wordt verstaan het vermogen om minder dan 1 ppm gas of 1 mg vaste of vloeibare stof te detecteren.

:

1A004 d) is niet van toepassing op speciaal voor laboratoria ontworpen controleapparatuur.

:

1A004 d) is niet van toepassing op doorloopveiligheidspoorten zonder lichamelijk contact.

:

1A004 is niet van toepassing op:

a)

individuele dosismeters voor stralingscontrole;

b)

uitrusting die door haar ontwerp of functie beperkt is tot bescherming tegen risico’s die eigen zijn aan woonwijken of industriesectoren, waaronder:

1.

de mijnbouw,

2.

de steengroeven,

3.

de landbouwsector,

4.

de farmaceutische sector,

5.

de medische sector,

6.

de diergeneeskundige sector,

7.

de milieusector,

8.

de afvalbeheersector,

9.

de voedingsindustrie.

:

1.

1A004 omvat uitrusting en bestanddelen die zijn geïdentificeerd, met succes zijn getoetst aan nationale normen of waarvan op een andere manier de doeltreffendheid is bewezen, wat betreft de detectie van of de bescherming tegen radioactief materiaal „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”, biologische stoffen „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”, stoffen voor chemische oorlogvoering, ‚simulanten’ of „stoffen voor oproerbeheersing”, zelfs wanneer die uitrusting of bestanddelen gebruikt worden in civiele industriesectoren, zoals mijnbouw, steengroeven, landbouw, de farmaceutische, medische, diergeneeskundige, milieu-, afvalbeheer- en voedingsindustrie.

2.

‚Simulanten’ zijn stoffen of materialen die bij opleiding, onderzoek, tests of evaluaties worden gebruikt in de plaats van toxische (chemische of biologische) stoffen.

1A005
Kogelvrije kleding, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, anders dan vervaardigd volgens militaire normen of specificaties of gelijkwaardige prestatienormen.

NB:

ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN.

:

Voor „stapel- en continuvezelmateriaal” dat gebruikt wordt voor de vervaardiging van kogelvrije kleding, zie 1C010.

:

1A005 is niet van toepassing op kogelvrije kleding en beschermende kleding die de gebruiker bij zich heeft voor zijn eigen bescherming

:

1A005 is niet van toepassing op kogelvrije kleding die bestemd is om uitsluitend frontale bescherming te bieden tegen door niet-militaire explosieven veroorzaakte luchtverplaatsingen of scherven.

1A006
Apparatuur als hieronder, die speciaal is ontworpen of aangepast voor het demonteren van geïmproviseerde explosiemiddelen, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen en toebehoren:

NB:

ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN.

a)

op afstand bediende voertuigen;

b)

‚disruptoren’.

:

‚Disruptoren’ zijn toestellen die speciaal zijn ontworpen om de ontploffing van een explosiemiddel te voorkomen door het afschieten van een vloeibaar, vast of versplinterend projectiel.

:

1A006 is niet van toepassing op apparatuur die door de operator wordt meegevoerd.

1A007
Apparatuur en toestellen als hieronder, die speciaal zijn ontworpen om explosieve ladingen en middelen die „energetische materialen” bevatten, op elektrische wijze tot ontploffing te brengen:

NB:

ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN, 3A229 EN 3A232.

a)

ontstekingsmechanismen met explosieve detonator die zijn ontworpen voor het starten van explosieve detonatoren als bedoeld in 1A007 b);

b)

elektrisch gestarte explosieve detonatoren, als hieronder:

1.

„exploding bridge” (EB);

2.

„exploding bridge wire” (EBW);

3.

slapper;

4.

„exploding foil”-ontstekingen (EFI).

:

1.

De woorden „initiator” en „ontsteker” worden soms gebruikt in de plaats van het woord „detonator”.

2.

Voor de toepassing van 1A007 b) maken alle bedoelde detonatoren gebruik van een kleine elektrische geleider (‹bridge›, ‹bridge wire› of ‹foil›) die explosief verdampt wanneer er een snelle, elektrische hogestroomstoot doorheen wordt geleid. Bij het „non-slapper”-type brengt de exploderende geleider een chemische ontploffing op gang in een daarmee in aanraking zijnd brisant materiaal, bijvoorbeeld PETN (pentaerytritoltetranitraat). Bij ‹slapper›-detonatoren wordt een ‹flyer› of ‹slapper› door de explosieve verdamping van de elektrische geleider over een spleet gedreven en de schok van de ‹slapper› op een springstof brengt een chemische ontploffing op gang. Bij sommige constructies wordt de ‹slapper› door een magnetisch veld gestart. Met de uitdrukking ‹exploding foil›-detonator worden zowel EB-detonatoren als ‹slapper›-detonatoren bedoeld.

1A008
Explosieve ladingen, middelen en componenten, waaronder:

a)

‚gevormde ladingen’ met alle hiernavolgende kenmerken:

1.

netto equivalente hoeveelheid (NEH) van meer dan 90 g, en

2.

buitendiameter van het omhulsel gelijk of groter dan 75 mm;

b)

ladingen voor directionele explosies met alle hiernavolgende kenmerken, alsmede speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:

1.

een springlading van meer dan 40 g/m, en

2.

een breedte van 10 mm of meer;

c)

slagsnoer met sprinstoflading van meer dan 64 g/m;

d)

cutters, en andere ladingen voor directionele explosies dan die bedoeld 1A008 b), alsmede snij-explosieven met een netto equivalente hoeveelheid (NEH) van meer dan 3,5 kg.

:

Onder ‚gevormde ladingen’ wordt verstaan explosieve ladingen die zodanig zijn gevormd dat zij het effect van een explosie kunnen sturen.

1A102
Opnieuw verzadigde, door pyrolyse verkregen koolstof-koolstofcomponenten bestemd voor ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104.

1A202
Composieten, met uitzondering van de in 1A002 bedoelde composieten, in buisvorm, met beide volgende kenmerken:

NB:

ZIE OOK 9A010 EN 9A110.

a)

een binnendiameter van 75-400 mm, en

b)

vervaardigd van „stapel- en continuvezelmateriaal” als bedoeld in 1C010 a) of b) of 1C210 a) of met koolstof-‹prepreg›-materiaal als bedoeld in 1C210 c).

1A225
Geplatineerde katalysatoren, speciaal ontworpen of vervaardigd voor het bevorderen van de waterstofisotoopuitwisseling tussen waterstof en water voor het terugwinnen van tritium uit zwaar water of voor de productie van zwaar water.

1A226
Specifieke pakkingen die kunnen worden gebruikt voor de scheiding van zwaar water van gewoon water, met beide volgende kenmerken:

a)

vervaardigd van plaatgaas van fosforbrons (chemisch behandeld ter verbetering van de bevochtigingsraad), en

b)

ontworpen voor gebruik in vacuüm-distillatietorens.

1A227
Stralingafschermende ramen (van loodglas of ander materiaal) met alle hiernavolgende kenmerken en speciaal ontworpen kozijnen daarvoor:

a)

een ‚koude zone’ groter dan 0,09 m2;

b)

een dichtheid groter dan 3 g/cm3, en

c)

een dikte van 100 mm of meer.

:

In 1A227 wordt onder ‚koude zone’ verstaan de kijkzone van het raam die is blootgesteld aan het laagste stralingsniveau in de constructietoepassing.

1B
Test-, inspectie- en productieapparatuur

1B001
Apparatuur voor de vervaardiging of de inspectie van „composieten” of laminaten als bedoeld in 1A002 of „stapel- of continuvezelmateriaal” als bedoeld in 1C010, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor:

NB:

ZIE OOK 1B101 EN 1B201.

a)

draadwindmachines waarvan de bewegingen voor het gericht opbrengen, wikkelen en winden van vezelmateriaal ‚in het primaire vlak’ in drie of meer ‚servogestuurde’ richtingen zijn gecoördineerd en geprogrammeerd, speciaal ontworpen voor de vervaardiging van „composieten” of laminaten uit „stapel- of continuvezelmateriaal”;

b)

bandlegmachines waarvan de bewegingen voor het gericht opbrengen en leggen van banden of vellen ‚in het primaire vlak’ in vijf of meer ‚servogestuurde’ richtingen zijn gecoördineerd en geprogrammeerd, speciaal ontworpen voor de vervaardiging van „composieten” voor vliegtuigen en ‚raketten’;

:

In 1B001 b) wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen.

c)

weef- en vlechtmachines welke in verscheidene richtingen en dimensies kunnen werken met inbegrip van aanpassings- of wijzigingsuitrustingen, speciaal ontworpen of aangepast voor het weven, dooreenvlechten of omvlechten van vezelmateriaal voor „composieten”;

:

Voor de toepassing van punt 1B001 c) houdt de techniek van het dooreenvlechten tevens breien in.

d)

apparatuur speciaal ontworpen of aangepast voor de vervaardiging van versterkingsvezels, als hieronder:

1.

apparatuur voor het omzetten van polymere vezels (zoals polyacrylonitryl, rayon, asfaltbitumen of polycarbosilaan) in koolstofvezels of vezels bestaande uit siliciumcarbide, met inbegrip van speciale voorzieningen voor het strekken van de vezels tijdens verhitting;

2.

apparatuur voor het neerslaan van elementen of verbindingen uit de dampfase op verwarmde continuvezelsubstraten voor de vervaardiging van vezels bestaande uit siliciumcarbide;

3.

apparatuur voor het natspinnen van vuurvaste keramische materialen (bv. aluminiumoxide);

4.

apparatuur voor het omzetten van aluminium dat voorlopervezelmaterialen bevat, in aluminiumoxidevezels door middel van warmtebehandeling;

e)

apparatuur voor het door middel van de heetsmeltmethode vervaardigen van de ‹prepregs› bedoeld in 1C010 e);

f)

inspectieapparatuur welke gebruikmaakt van niet destructieve technieken (NDT), welke speciaal is ontworpen voor „composieten”, als hieronder:

1.

röntgentomografiesystemen voor het driedimensionaal opsporen van gebreken;

2.

ultrasone inspectieapparatuur met „numerieke besturing”, waarvan de bewegingen voor het positioneren van zenders of ontvangers gelijktijdig in vier of meer richtingen zijn gecoördineerd en geprogrammeerd, om de driedimensionale contouren van het te inspecteren onderdeel te volgen;

g)

lintlegmachines waarvan de bewegingen voor het gericht opbrengen en leggen van linten ‚in het primaire vlak’ in twee of meer ‚servogestuurde’ richtingen zijn gecoördineerd en geprogrammeerd, speciaal ontworpen voor de vervaardiging van „composieten” voor vliegtuigen en ‚raketten’.

:

Voor de toepassing van 1B001 moet onder ‚in het primiare vlak servogestuurde’ richting worden verstaan de computergestuurde ruimtelijke positie van de eindeffector (d.w.z. het uiteinde) ten opzichte van het werkstuk, nodig om bij een correcte oriëntatie en richting de beoogde werking te verkrijgen.

1B002
Apparatuur voor het vervaardigen van metaallegeringen, metaallegeringspoeder of gelegeerde materialen, speciaal ontworpen om contaminatie te voorkomen en speciaal ontworpen voor gebruik in één van de in 1C002 c)2 bedoelde procedés.

NB:

ZIE OOK 1B102.

1B003
Gereedschap, matrijzen, stempels of klemmen voor het „superplastisch vormen” of „diffusielassen” van titaan of aluminium of legeringen daarvan, speciaal ontworpen voor het vervaardigen van één of meer:

a)

constructies voor lucht- of ruimtevaart,

b)

motoren voor „vliegtuigen” of ruimtevaartuigen, of

c)

speciaal ontworpen onderdelen voor de in 1B003 a) bedoelde constructies of de in 1B003 b) bedoelde motoren.

1B101
Apparatuur, met uitzondering van de onder 1B001 bedoelde apparatuur voor de vervaardiging van composieten, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor:

NB:

ZIE OOK 1B201.

:

De in 1B101 bedoelde onderdelen en toebehoren omvatten onder meer matrijzen, doornen, stempels, klemmen en gereedschappen voor het persen van voorvormstukken, of het harden, gieten, sinteren of binden van composieten, laminaten en producten daarvan.

a)

draadwindmachines of vezelpositioneringsmachines (‹fibre placement machines›), waarvan de bewegingen voor het gericht opbrengen, wikkelen en winden van vezelmateriaal in drie of meer richtingen kunnen worden gecoördineerd en geprogrammeerd, ontworpen voor de vervaardiging van „composieten” of laminaten uit „stapel- of continuvezelmateriaal”, alsmede besturingseenheden voor het coördineren en het programmeren daarvan;

b)

bandlegmachines, waarvan de bewegingen voor het gericht opbrengen en leggen van banden en vellen in twee of meer richtingen kunnen worden gecoördineerd en geprogrammeerd, ontworpen voor de vervaardiging van „composieten” voor casco’s en andere delen van vliegtuigen en „raketten”;

c)

apparatuur, als hieronder, ontworpen of aangepast voor de „productie” van „stapel- of continuvezelmateriaal”:

1.

apparatuur voor het omzetten van polymere vezels (zoals polyacrylonitryl, rayon of polycarbosilaan) met inbegrip van speciale voorzieningen voor het strekken van de vezels tijdens verhitting;

2.

apparatuur voor het neerslaan van elementen of verbindingen uit de dampfase op verhitte continuvezelsubstraten;

3.

apparatuur voor het natspinnen van vuurbestendige keramische materialen (bv. aluminiumoxide);

d)

apparatuur, ontworpen of aangepast voor speciale oppervlaktebehandeling van vezels of voor het vervaardigen van de ‹prepregs› en ‹preforms›, bedoeld in 9C110.

:

1B101 d) omvat onder meer rollen, strektoestellen, apparatuur voor het aanbrengen van deklagen, snijapparatuur en stansvormen.

1B102
Andere metaalpoeder-„productieapparatuur” dan die bedoeld in 1B002 en onderdelen, als hieronder:

NB:

ZIE OOK 1B115 b).

a)

metaalpoeder-„productieapparatuur”, bruikbaar voor de „productie” in een gecontroleerde omgeving van sferische of vernevelde materialen als bedoeld in 1CO11 a), 1CO11 b), 1C111 a)1, 1C111 a)2 of in de lijst van militaire goederen;

b)

speciaal ontworpen onderdelen van „productieapparatuur” als bedoeld in 1B002 of 1B102 a).

:

1B102 omvat:

a)

plasmageneratoren (hogefrequentieboogstraal), bruikbaar voor het verkrijgen van gesputterde of sferische metaalpoeders in een argon-waterig milieu;

b)

‹electroburst›-apparatuur, bruikbaar voor het verkrijgen van gesputterde of sferische metaalpoeders in een argon-waterig milieu;

c)

apparatuur, bruikbaar voor de „productie” van sferisch aluminiumpoeder door verpulvering van een smelt in een inert medium (bv. stikstof).

1B115
Andere apparatuur dan die bedoeld in 1B002 en 1B102, voor de productie van stuwstoffen en bestanddelen daarvan, als hieronder, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:

a)

„productieapparatuur” voor de „productie”, het hanteren of het keuren van vloeibare stuwstoffen of bestanddelen daarvan, als bedoeld in 1C011 a), 1C011 b), 1C111 of in de lijst van militaire goederen;

b)

„productieapparatuur” voor de „productie”, het hanteren, mengen, harden, gieten, persen, machinaal bewerken, spuitgieten of keuren van vaste stuwstoffen of bestanddelen daarvan, als bedoeld in 1C011 a), 1C011 b), 1C111 of in de lijst van militaire goederen.

:

In 1B115 b) zijn niet bedoeld niet-continumengers, continumengers en luchtstraalmolens. Voor de controle daarop, zie 1B117, 1B118 en 1B119.

:

Zie de lijst van militaire goederen voor apparatuur speciaal ontworpen voor de „productie” van militaire goederen.

:

In 1B115 is niet bedoeld apparatuur voor de „productie”, het hanteren en keuren van boorcarbide.

1B116
Speciaal ontworpen spuitmonden voor de „productie” van pyrolytisch gevormde materialen op een as, mal of ander substraat van voorlopergassen die ontleden bij temperaturen van 1 573 K (1 300 °C) tot 3 173 K (2 900 °C) en een druk van 130 Pa tot 20 kPa.

1B117
Niet-continumengers welke geschikt zijn voor het mengen onder vacuüm bij een druk van nul tot 13,326 kPa, met de mogelijkheid om de temperatuur van de mengkamer te regelen en met alle navolgende kenmerken, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:

a)

een totale inhoud van 110 liter of meer, en

b)

ten minste één excentrisch geplaatste meng- of kneedas.

1B118
Continumengers welke geschikt zijn voor het mengen onder vacuüm bij een druk van nul tot 13,326 kPa, met de mogelijkheid om de temperatuur van de mengkamer te regelen en met een van de volgende kenmerken, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:

a)

twee of meer meng- of kneedassen, of

b)

één roterende en oscillerende as met mengtanden/-pennen op de as en de mengkamerwand.

1B119
Luchtstraalmolens die gebruikt kunnen worden om de stoffen, genoemd in 1C011 a), 1C011 b), 1C111 of in de lijst van militaire goederen, te malen of te stampen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor.

1B201
Draadwindmachines, uitgezonderd machines als bedoeld in 1B001 of 1B101, en bijbehorende apparatuur, als hieronder:

a)

draadwindmachines met alle volgende kenmerken:

1.

de bewegingen voor het gericht opbrengen, wikkelen en winden van vezelmateriaal zijn in twee of meer richtingen gecoördineerd en geprogrammeerd,

2.

de machines zijn speciaal ontworpen voor de vervaardiging van „composieten” of laminaten uit „stapel- of continuvezelmateriaal”, en

3.

geschikt voor het winden van cilindrische rotoren met een diameter van 75 mm tot 400 mm en een lengte van 600 mm of meer;

b)

besturingseenheden voor het coördineren en programmeren van de in 1B201 a) bedoelde draadwindmachines;

c)

zeer nauwkeurige spillen voor de in 1B201 a) bedoelde draadwindmachines.

1B225
Elektrolytische cellen voor de productie van fluor met een capaciteit van meer dan 250 g fluor per uur.

1B226
Elektromagnetische isotopenscheiders, ontworpen voor of uitgerust met enkelvoudige of meervoudige ionenbronnen die een totale ionenbundelstroom van 50 mA of meer kunnen leveren.

:

1B226 omvat tevens scheiders:

a)

geschikt voor het verrijken van stabiele isotopen;

b)

waarbij de ionenbronnen en collectors zich in het magneetveld bevinden en configuraties waarbij deze zich buiten het veld bevinden.

1B227
Converters voor ammoniaksynthese of ammoniaksynthese-eenheden waarin het synthesegas (stikstof en waterstof) wordt onttrokken uit een hogedrukkolom voor de uitwisseling van ammoniak en waterstof en de gevormde ammoniak naar deze kolom wordt teruggevoerd.

1B228
Kolommen voor de cryogene distillatie van waterstof met alle volgende kenmerken:

a)

ontworpen om te werken bij een interne temperatuur van 35 K (– 238 °C) of lager;

b)

ontworpen om te werken bij een interne druk van 0,5-5 MPa;

c)

vervaardigd van

1.

roestvrij staal van de 300-serie met een laag zwavelgehalte en een korrelgroottegetal van 5 of hoger volgens de ASTM-standaard (of een gelijkwaardige standaard), voor austenitisch staal, of

2.

gelijkwaardige cryogene materialen die tevens H2 verdragen;

d)

met een binnendiameter van 1 m of meer en een nuttige lengte van 5 m of meer.

1B229
Schotelkolommen voor de water-zwavelwaterstofuitwisseling en de interne contactorganen daarvoor, als hieronder:

:

Voor kolommen die speciaal zijn ontworpen of vervaardigd voor de productie van zwaar water, zie 0B004.

a)

schotelkolommen voor de water-zwavelwaterstofuitwisseling, met alle volgende kenmerken:

1.

geschikt voor werking bij een nominale druk van 2 MPa of groter;

2.

vervaardigd van koolstofstaal met een korrelgroottegetal van 5 of hoger volgens de ASTM-standaard (of een gelijkwaardige standaard), voor austenitisch staal, en

3.

met een diameter van 1,8 m of meer;

b)

de in 1B229 a) bedoelde ‚interne contactgroepen’ voor de schotelkolommen voor de water-zwavelwaterstofuitwisseling.

:

De ‚interne contactgroepen’ van de kolommen bestaan uit gesegmenteerde schotels met een effectieve gezamenlijke diameter van 1,8 m of meer, zijn ontworpen voor het in tegenstroom met elkaar in contact brengen, en vervaardigd van roestvrij staal met een koolstofgehalte van 0,03 % of minder. Zij kunnen de vorm hebben van zeefschotels, klepschotels, borrelklokjesschotels en turboroosterschotels.

1B230
Pompen, geschikt voor de circulatie van geconcentreerde of verdunde oplossingen van de katalysator kaliumamide in vloeibare ammoniak (KNH2/NH3), met alle volgende kenmerken:

a)

luchtdicht (d.w.z. hermetisch afgesloten);

b)

met een capaciteit van meer dan 8,5 m3/h, en

c)

een van de volgende kenmerken:

1.

voor geconcentreerde oplossingen van kaliumamide (1 % of meer), een werkdruk van 1,5-60 MPa, of

2.

voor verdunde oplossingen van kaliumamide (minder dan 1 %), een werkdruk van 20-60 MPa.

1B231
Tritiuminstallaties of -fabrieken, en apparatuur daarvoor, als hieronder:

a)

installaties of fabrieken voor het produceren, terugwinnen, extraheren, concentreren of behandelen van tritium;

b)

apparatuur voor titriuminstallaties of -fabrieken, als hieronder:

1.

waterstof- of heliumkoeleenheden die kunnen koelen tot 23 K (– 250 °C) of lager, met een warmteafvoercapaciteit van meer dan 150 W, of

2.

opslag- of zuiveringssystemen voor waterstofisotopen die gebruikmaken van metaalhydriden als opslag- of zuiveringsmedium.

1B232
‹Turbo expanders› of turbo-expansie/compressiesets met beide volgende kenmerken:

a)

ontworpen om te werken met een uitstroomtemperatuur van 35 K (– 238 °C) of lager, en

b)

ontworpen voor een doorvoer van waterstofgas van 1 000 kg/h of meer.

1B233
Installaties of fabrieken voor het scheiden van lithiumisotopen en apparatuur daarvoor, als hieronder:

a)

installaties of fabrieken voor het scheiden van lithiumisotopen;

b)

apparatuur voor de scheiding van lithiumisotopen, als hieronder:

1.

gestapelde kolommen voor vloeistof-vloeistofwisselkolommen, speciaal ontworpen voor lithiumamalgamen;

2.

kwik- en/of lithiumamalgaampompen;

3.

lithiumamalgaam-elektrolysecellen;

4.

verdampers voor geconcentreerde lithiumhydroxideoplossingen.

1C
Materialen

:

Metalen en legeringen:

behoudens andersluidende bepalingen wordt in 1C001 tot en met 1C012 onder ‚metalen’ en ‚legeringen’ verstaan ruwe of onbewerkte vormen en halffabricaten, als hieronder:

 

Ruwe of onbewerkte vormen:

anoden, kogels, staven (met inbegrip van gekerfde proefstaven en draadmetaal), knuppels, blokken, blooms, briketten, uitgangsblokken, kathoden, kristallen, kubussen, blokjes, korrels, granules, walsblokken, bobbels, pastilles, gietelingen, poeder, rondellen, schroot, plakken, brokken, sponsen, stiften;

 

Halffabricaten (al dan niet bekleed, beplaat, geboord of gestanst):

a)

gesmede of bewerkte materialen die zijn vervaardigd door middel van walsen, doortrekken, spuitgieten, smeden, slagextrusie, persen, korrelen, verstuiven en slijpen, namelijk: hoekstaven, gootmetaal, ronde voorprofielen, schijven, stof, vlokken, foelies en bladmetaal, smeedstukken, platen, poeder, geperste stukken allerhande, linten, ringen, staven (met inbegrip van ruwe lasstaven, walsdraad en diverse gewalste draden), profielen, gietvormen, dunne platen, banden en buizen allerhande (met inbegrip van ronde, vierkante en holle pijpen), getrokken of geëxtrudeerde draad;

b)

gegoten metaal vervaardigd door gieten in zand, metaal, gips of andere types gietvormen, met inbegrip van onder hoge druk gegoten producten, gesinterde vormen en door middel van poedermetallurgie vervaardigde producten.

De doelstellingen van de controle mogen niet worden omzeild door de uitvoer van niet gespecificeerde vormen waarvan wordt beweerd dat het om afgewerkte producten gaat, maar die in feite onbewerkte vormen of halffabricaten zijn.

1C001
Materialen, speciaal ontworpen om te worden gebruikt voor het absorberen van elektromagnetische golven, of intrinsiek geleidende polymeren, als hieronder:

NB:

ZIE OOK 1C101.

a)

materialen voor het absorberen van frequenties hoger dan 2 × 108 Hz doch lager dan 3 × 1012 Hz;

:

1C001 a) is niet van toepassing op:

a)

absorberende materialen van het haartype, ongeacht of deze zijn gemaakt van natuurlijke of synthetische vezels, welke niet-magnetische stoffen bevatten voor de absorptie;

b)

absorberende materialen waarin geen magnetisch verlies optreedt en waarvan het invallend oppervlak niet vlak is, zoals piramiden, kegels, wiggen en gedraaide oppervlakken;

c)

vlakke absorberende materialen die al de onderstaande kenmerken vertonen:

1.

gemaakt van een van de volgende materialen:

a)

kunststof schuimmaterialen (al dan niet buigzaam) welke koolstof bevatten, of organische materialen, met inbegrip van binders, met meer dan 5 % echo vergeleken met metaal over een bandbreedte groter dan ± 15 % van de centrale frequentie van de binnenkomende energie, en niet bestand tegen temperaturen hoger dan 450 K (177 °C), of

b)

keramische materialen met meer dan 20 % echo vergeleken met metaal over een bandbreedte groter dan ± 15 % van de centrale frequentie van de binnenkomende energie, en niet bestand tegen temperaturen hoger dan 800 K (527 °C);

:

Monsters voor het testen van de absorptie ten behoeve van 1C001 a), noot 1c)1, dienen een vierkant te zijn van ten minste vijf golflengten (van de middenfrequentie) aan één zijde en geplaatst in het verre veld van het stralingselement.

2.

een treksterkte van minder dan 7 × 106 N/m2, en

3.

een druksterkte van minder dan 14 × 106 N/m2;

d)

vlakke absorberende materialen, gemaakt van gesinterd ferriet, met de volgende kenmerken:

1.

een relatieve dichtheid groter dan 4,4, en

2.

een maximale werktemperatuur van 548 K (275 °C);

:

Magnetische materialen voor absorptiedoeleinden in verf vallen wel onder 1C001 a).

b)

materialen voor het absorberen van frequenties hoger dan 1,5 × 1014 Hz doch lager dan 3,7 × 1014 Hz welke geen zichtbaar licht doorlaten;

c)

intrinsiek geleidende polymere materialen met een ‚specifieke elektrische volumegeleidbaarheid’ groter dan 10 000 S/m (siemens per meter) of een ‚specifieke oppervlakteweerstand’ kleiner dan 100 ohm/vierkant, op basis van één of meer van de volgende polymeren:

1.

polyaniline;

2.

polypyrrool;

3.

polythiofeen;

4.

polyfenyleen-vinyleen, of

5.

polythienyleen-vinyleen.

:

De ‚specifieke elektrische volumegeleidbaarheid’ en de ‚specifieke oppervlakteweerstand’ dienen te worden bepaald met behulp van ASTM D-257 of nationale gelijkwaardige methoden.

1C002
Metaallegeringen, metaallegeringspoeder of gelegeerde materialen, als hieronder:

NB:

ZIE OOK 1C202.

:

In 1C002 worden niet bedoeld: metaallegeringen, metaallegeringspoeder of gelegeerde materialen, voor het bekleden van substraten.

:

1.

De metaallegeringen bedoeld in 1C002, zijn legeringen waarin het genoemde metaal een hoger gewichtspercentage heeft dan enig ander element.

2.

De ‚levensduur voordat spanningsbreuk optreedt’ dient te worden gemeten volgens ASTM-standaard E-139 of gelijkwaardige nationale methoden.

3.

De ‚levensduur bij laagfrequente vermoeidheidsbelasting’ dient te worden gemeten volgens ASTM-standaard E-606 „Recommended practice for constant-amplitude low-cycle fatigue testing” of gelijkwaardige nationale equivalenten. Het testen dient axiaal te geschieden met een gemiddelde belastingsverhouding gelijk aan 1 en een krachten-concentratiefactor (Kt) gelijk aan 1. De gemiddelde belastingsverhouding wordt gedefinieerd als de maximale belasting min de minimale belasting gedeeld door de maximale belasting.

a)

aluminiden, als hieronder:

1.

nikkelaluminiden met minstens 15 gewichtspercenten aluminium, hoogstens 38 gewichtspercenten aluminium en minstens één extra legeringselement;

2.

titaanaluminiden met 10 of meer gewichtspercenten aluminium en minstens één extra legeringselement;

b)

metaallegeringen, als hieronder, gemaakt van poeder of uit deeltjes bestaand materiaal als bedoeld in 1C002 c):

1.

nikkellegeringen met minstens één van de onderstaande eigenschappen:

a)

een ‚levensduur voordat spanningsbreuk optreedt’ van 10 000 uur of meer bij 923 K (650 °C) en een spanning van 676 MPa, of

b)

een ‚levensduur bij laagfrequente vermoeidheidsbelasting’ van 10 000 of meer belastingscycli met een maximale spanning van 1 095 MPa bij 823 K (550 °C);

2.

niobiumlegeringen met minstens één van de onderstaande eigenschappen:

a)

een ‚levensduur voordat spanningsbreuk optreedt’ van 10 000 uur of meer bij 1 073 K (800 °C) en een spanning van 400 MPa, of

b)

een ‚levensduur bij laagfrequente vermoeidheidsbelasting’ van 10 000 of meer belastingscycli met een maximale spanning van 700 MPa bij 973 K (700 °C);

3.

titaanlegeringen met minstens één van de onderstaande eigenschappen:

a)

een ‚levensduur voordat spanningsbreuk optreedt’ van 10 000 uur of meer bij 723 K (450 °C) en een spanning van 200 MPa, of

b)

een ‚levensduur bij laagfrequente vermoeidheidsbelasting’ van 10 000 of meer belastingscycli met een maximale spanning van 400 MPa bij 723 K (450 °C);

4.

aluminiumlegeringen met minstens één van de onderstaande eigenschappen:

a)

een treksterkte van 240 MPa of meer bij 473 K (200 °C), of

b)

een treksterkte van 415 MPa of meer bij 298 K (25 °C);

5.

magnesiumlegeringen met minstens één van de onderstaande eigenschappen:

a)

een treksterkte van 345 MPa of meer, en

b)

een corrosiesnelheid lager dan 1 mm/jaar in een 3 %-natriumchlorideoplossing in water, gemeten volgens ASTM-standaard G-31 of gelijkwaardige nationale equivalenten;

c)

metaallegeringspoeder of uit deeltjes bestaand materiaal, met alle volgende kenmerken:

1.

gemaakt van een van onderstaande samenstellingssystemen:

:

X staat voor één of meer legeringselementen.

a)

nikkellegeringen (Ni-Al-X, Ni-X-Al) gespecificeerd voor onderdelen of elementen voor turbinemotoren, d. w. z. met minder dan drie niet-metallieke deeltjes (verontreinigingen van het fabricageproces) groter dan 100 μm op 109 legeringsdeeltjes;

b)

niobiumlegeringen (Nb-Al-X of Nb-X-Al, Nb-Si-X of Nb-X-Si, Nb-Ti-X of Nb-X-Ti);

c)

titaanlegeringen (Ti-Al-X of Ti-X-Al);

d)

aluminiumlegeringen (Al-Mg-X of Al-X-Mg, Al-Zn-X of Al-X-Zn, Al-Fe-X of Al-X-Fe), of

e)

magnesiumlegeringen (Mg-Al-X of Mg-X-Al);

2.

vervaardigd in een beheerst milieu door middel van één van onderstaande procedés:

a)

„verstuiving in vacuüm”;

b)

„verstuiving in gas”;

c)

„roterend verstuiven”;

d)

„versplintering door snelle afkoeling (‹splat quenching›)”;

e)

„spinnen uit de smelt” en „vergruizing”;

f)

„smeltextractie” en „vergruizing”, of

g)

„mechanisch legeren”, en

3.

in staat in 1C002 a) of 1C002 b) bedoelde materialen te vormen;

d)

gelegeerde materialen met alle volgende kenmerken:

1.

gemaakt van een van de in 1C002 c)1 bedoelde samenstellingssystemen;

2.

in de vorm van niet-vergruisde schilfers, stroken of dunne staven, en

3.

vervaardigd in een beheerst milieu door middel van een van de volgende procedés:

a)

„versplintering door snelle afkoeling”;

b)

„spinnen uit de smelt”, of

c)

„smeltextractie”.

1C003
Magnetische metalen van alle soorten, ongeacht de vorm, met één of meer van de volgende kenmerken:

a)

een relatieve beginpermeabiliteit van 120 000 of meer en een dikte van 0,05 mm of minder;

:

De relatieve beginpermeabiliteit wordt gemeten aan het gespecificeerde materiaal dat volledig ontlaten is.

b)

magnetostrictieve legeringen met:

1.

een verzadigingsmagnetostrictie van meer dan 5 × 10–4, of

2.

een magnetomechanische koppelingsfactor (k) van meer dan 0,8, of

c)

strips van amorfe of ‚nanokristallijne’ legeringen met de volgende eigenschappen:

1.

een samenstelling met minimaal 75 gewichtspercenten ijzer, kobalt of nikkel, en

2.

een magnetische verzadigingsinductie (Bs) van 1,6 T of meer, en

3.

één of meer van de volgende eigenschappen

a)

een stripdikte van 0,02 mm of minder, of

b)

een elektrische soortelijke weerstand van 2 × 10–4 ohm cm of meer.

:

‚Nanokristallijne’ materialen in 1C003 c) zijn materialen met een kristalkorrelgrootte van hoogstens 50 nm, bepaald door middel van röntgendiffractie.

1C004
Uraan-titaanlegeringen of wolfraamlegeringen met een „matrix” op basis van ijzer, nikkel of koper, met de volgende eigenschappen:

a)

een dichtheid groter dan 17,5 g/cm3;

b)

een elastische rekgrens groter dan 880 MPa;

c)

een breukspanning groter dan 1 270 MPa, en

d)

een rek groter dan 8 %.

1C005
„Supergeleidende”„composiet”-geleiders in lengten groter dan 100 m of met een massa groter dan 100 g, als hieronder:

a)

„supergeleidende”„composiet”-geleiders welke één of meer niobium-titaan-‚filamenten’ bevatten, met beide volgende eigenschappen:

1.

ingebed in een „matrix” anders dan een koper-„matrix” of in een op koper gebaseerd „matrix”-mengsel, en

2.

met een doorsnedeoppervlak kleiner dan 0,28 × 10–4 mm2 (6 μm diameter voor ronde ‚filamenten’);

b)

„supergeleidende”„composiet”-geleiders, bestaande uit één of meer „supergeleidende”‚filamenten’, anders dan van niobium-titaan, met de volgende eigenschappen:

1.

een „kritische temperatuur” bij afwezigheid van magnetische inductie hoger dan 9,85 K (– 263,31 °C), en

2.

in een „supergeleidende” toestand blijvend bij een temperatuur van 4,2 K (– 268,96 °C) bij blootstelling aan een magnetisch veld dat loodrecht op de lengteas van de geleider is georiënteerd en overeenstemt met een magnetische inductie van 12 T, met een kritische stroomdichtheid van meer dan 1 750 A/mm2 over de totale doorsnede van de geleider;

c)

„supergeleidende”„composiet”-geleiders, bestaande uit één of meer „supergeleidende”‚filamenten’, die „supergeleidend” blijven boven 115 K (– 158,16 °C).

:

Voor de toepassing van 1C005 kunnen de ‚filamenten’ de vorm van een draad, cilinder, film, band of lint hebben.

1C006
Vloeistoffen en smeermiddelen, als hieronder:

a)

hydraulische vloeistoffen met als voornaamste bestanddeel één of meer van de onderstaande stoffen:

1.

‚oliën van synthetische silakoolwaterstoffen’ met:

:

Voor de toepassing van 1C006 a)1 bevatten ‚oliën van silakoolwaterstoffen’ uitsluitend silicium, waterstof en koolstof.

a)

een ‚vlampunt’ hoger dan 477 K (204 °C);

b)

een ‚vloeipunt’ bij 239 K (– 34 °C) of lager;

c)

een ‚viscositeitsindex’ van 75 of hoger, en

d)

een ‚thermische stabiliteit’ bij 616 K (343 °C) of hoger, of

2.

‚chloorfluorkoolstoffen’ met:

:

Voor de toepassing van 1C006 a)2 bevatten ‚chloorfluorkoolstoffen’ uitsluitend koolstof, fluor en chloor.

a)

geen ‚vlampunt’;

b)

een ‚autogene ontbrandingstemperatuur’ hoger dan 977 K (704 °C);

c)

een ‚vloeipunt’ bij 219 K (– 54 °C) of lager;

d)

een ‚viscositeitsindex’ van 80 of hoger, en

e)

een kookpunt bij 473 K (200 °C) of hoger;

b)

smeermiddelen met als voornaamste bestanddeel één of meer van de volgende stoffen:

1.

fenyleen- of alkylfenyleenethers of thio-ethers, of mengsels daarvan, welke meer dan twee ether- of thio-ethergroepen bevatten of combinaties daarvan, of

2.

gefluoreerde siliconevloeistoffen die een kinematische viscositeit hebben van minder dan 5 000 mm2/s (5 000 centistokes), gemeten bij 298 K (25 °C);

c)

dempingsvloeistoffen en flotatievloeistoffen met alle volgende kenmerken:

1.

een zuiverheid groter dan 99,8 %;

2.

minder dan 25 deeltjes van 200 μm of groter per 100 ml, en

3.

gemaakt van ten minste 85 % van één of meer van onderstaande stoffen:

a)

dibroomtetrafluorethaan (CAS 25497-30-7, 124-73-2, 27336-23-8);

b)

polychloortrifluoretheen (uitsluitend olie- en wasmodificaties), of

c)

polybroomtrifluoretheen;

d)

fluorkoolstoffen in koelvloeistoffen voor elektronische systemen met de volgende eigenschappen:

1.

minstens 85 gewichtspercenten van de volgende stoffen of mengsels daarvan:

a)

monomeren van perfluorpolyalkylether-triazinen of perfluoralifatische ethers;

b)

perfluoralkylaminen;

c)

perfluorcycloalkanen, of

d)

perfluoralkanen;

2.

een dichtheid van 1,5 g/ml of meer bij 298 K (25 °C);

3.

vloeibaar bij 273 K (0 °C), en

4.

minstens 60 gewichtspercenten fluor.

:

Voor de toepassing van 1C006:

1.

wordt het ‚vlampunt’ bepaald door gebruik te maken van de Cleveland Open Cup Methode volgens ASTM D-92 of nationale equivalenten;

2.

wordt het ‚vloeipunt’ bepaald volgens de methode beschreven in ASTM D-97, of nationale equivalenten;

3.

wordt de ‚viscositeitsindex’ bepaald volgens de methode beschreven in ASTM D-2270, of nationale equivalenten;

4.

wordt de ‚thermische stabiliteit’ bepaald volgens onderstaande testprocedure of nationale equivalenten:

20 ml van de te testen vloeistof wordt gebracht in een roestvrij stalen kamer (type 317) van 46 ml, die de volgende kogels met een (nominale) diameter van 12,5 mm bevat: één van M-10 gereedschapsstaal, één van 52100-staal en één van bronstobin (60 % Cu, 39 % Zn, 0,75 % Sn). De kamer wordt gespoeld met stikstofgas, bij atmosferische druk luchtdicht afgesloten en verhit tot 644 ± 6 K (371 ± 6 °C) en gedurende 6 uur op deze temperatuur gehouden. Het monster wordt geacht thermisch stabiel te zijn indien bij het beëindigen van bovengenoemde procedure aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

het gewichtsverlies van elk der kogels is minder dan 10 mg/mm2 van het oppervlak van de kogel;

b)

de verandering in de oorspronkelijke viscositeit zoals vastgesteld bij 311 K (38 °C) is minder dan 25 %, en

c)

het totale zuur- of basegetal is kleiner dan 0,40;

5.

wordt de ‚autogene ontbrandingstemperatuur’ bepaald volgens de methode beschreven in ASTM E-659, of nationale equivalenten daarvan.

1C007
Keramische basismaterialen, keramische materialen die geen „composieten” zijn, „composieten” met een keramische „matrix”, en voorlopermaterialen, als hieronder:

NB:

ZIE OOK 1C107.

a)

basismaterialen bestaande uit enkelvoudige of meervoudige boriden van titaan met een totale hoeveelheid aan metallische verontreiniging, exclusief opzettelijke toevoegingen, van minder dan 5 000 ppm, met een gemiddelde deeltjesgrootte minder dan of gelijk aan 5 μm, terwijl niet meer dan 10 % van de deeltjes groter is dan 10 μm;

b)

keramische materialen die geen „composieten” zijn in ruwe vorm of als halffabricaat samengesteld uit boriden van titaan met een dichtheid van 98 % van de theoretische dichtheid of hoger;

:

1C007 b) is niet van toepassing op slijpmiddelen.

c)

keramisch-keramische „composieten” met een glas- of oxide-„matrix” en versterkt met vezels, met alle volgende kenmerken:

1.

gemaakt van een van de volgende materialen:

a)

Si-N;

b)

Si-C;

c)

Si-Al-O-N, of

d)

Si-O-N, en

2.

met een „specifieke treksterkte” van meer dan 12,7 × 103 m;

d)

keramisch-keramische „composieten”, met of zonder continue metallische fase, die fijn verdeelde deeltjes of fasen bevatten van enig materiaal met vezel- of whiskerstructuur, en waarbij carbiden of nitriden van silicium, zirkoon of boor de „matrix” vormen;

e)

voorlopermaterialen (d.w.z. voor speciale doeleinden bestemde polymere of organometaalverbindingen) voor het vervaardigen van welke fase of fasen dan ook van de materialen, bedoeld in 1C007 c), als hieronder:

1.

polydiorganosilanen (voor het vervaardigen van siliciumcarbide);

2.

polysilazanen (voor het vervaardigen van siliciumnitride), of

3.

polycarbosilazanen (voor het vervaardigen van keramische materialen met silicium-, koolstof- en stikstofcomponenten);

f)

keramisch-keramische „composieten” met een oxide- of glas-„matrix”, versterkt met continuvezels van een van de volgende systemen:

1.

Al2O3 (CAS 1344-28-1), of

2.

Si-C-N.

:

1C007 f) is niet van toepassing op „composieten” die vezels bevatten van deze systemen met een vezeltreksterkte van minder dan 700 MPa bij 1 273 K (1 000 °C) of een trek-krimpweerstand van meer dan 1 % krimp bij een belasting van 100 MPa bij 1 273 K (1 000 °C) gedurende 100 uur.

1C008
Niet-gefluoreerde polymeren, als hieronder:

a)

imiden, als hieronder:

1.

bismale-imiden;

2.

aromatische polyamide-imiden (PAI) met een ‚glastemperatuur (Tg)’ van meer dan 563 K (290 °C);

3.

aromatische polyimiden;

4.

aromatische polyetherimiden met een ‚glastemperatuur (Tg)’ van meer dan 513 K (240 °C);

:

1C008 a) is van toepassing op de stoffen in vloeibare of vaste „smeltbare” vorm, waaronder hars, poeder, pellets, film, vellen, band of lint.

:

Voor onsmeltbare aromatische polyimiden in film, vellen, band of lint, zie 1A003.

b)

thermoplastische vloeibare kristalcopolymeren met een warmtevervormingstemperatuur hoger dan 523 K (250 °C), gemeten volgens ISO-norm 75-2 (2004), methode A, of nationale equivalenten, bij een belasting van 1,80 N/mm2 en samengesteld uit:

1.

één van beide volgende verbindingen:

a)

fenyleen, bifenyleen of naftaleen, of

b)

fenyleen, bifenyleen of naftaleen met methyl-, tertiair butyl- of fenylsubstitutie, en

2.

één van de volgende zuren:

a)

tereftaalzuur (CAS 100-21-0);

b)

6-hydroxy-2-naftoëzuur (CAS 16712-64-4), of

c)

4-hydroxybenzoëzuur (CAS 99-96-7);

c)

niet gebruikt;

d)

polyaryleenketonen;

e)

polyaryleensulfiden, waarbij de arylgroep bestaat uit bifenyleen, trifenyleen of combinaties daarvan;

f)

polybifenyleenethersulfonen met een ‚glastemperatuur (Tg)’ van meer dan 513 K (240 °C).

:

De ‚glastemperatuur (Tg)’ voor de in 1C008 bedoelde materialen wordt bepaald volgens de methode, beschreven in ISO-norm 11357-2 (1999) of nationale equivalenten. Wat de 1C008 a)2-materialen betreft, wordt de ‚glastemperatuur (Tg)’ bepaald aan de hand van een PAI-staal dat eerst gedurende ten minste 15 minuten is gevulkaniseerd op een minimumtemperatuur van 310 °C.

1C009
Onbewerkte fluorverbindingen, als hieronder:

a)

copolymeren van vinylideenfluoride met 75 % of meer bèta kristallijnstructuur zonder strekken;

b)

gefluoreerde polyimiden die 10 of meer gewichtspercenten gebonden fluor bevatten;

c)

gefluoreerde fosfazeen elastomeren die 30 of meer gewichtspercenten gebonden fluor bevatten.

1C010
„Stapel- en continuvezelmateriaal”, als hieronder:

NB:

ZIE OOK 1C210 EN 9C110.

a)

organisch „stapel- en continuvezelmateriaal” met beide volgende eigenschappen:

1.

„specifieke modulus” groter dan 12,7 × 106 m, en

2.

„specifieke treksterkte” groter dan 23,5 × 104 m;

:

1C010 a) is niet van toepassing op polyethyleen.

b)

„stapel- en continuvezelmateriaal” van koolstof met beide volgende eigenschappen:

1.

„specifieke modulus” groter dan 14,65 × 106 m, en

2.

„specifieke treksterkte” groter dan 26,82 × 104 m;

:

1C010 b) is niet van toepassing op:

a)

weefsels, gemaakt van „stapel- of continuvezelmateriaal” voor de reparatie van casco’s of laminaten van „civiele vliegtuigen”, met de volgende eigenschappen:

1.

een oppervlakte van maximaal 1 m2;

2.

een lengte van maximaal 2,5 m, en

3.

een breedte van meer dan 15 mm;

b)

mechanisch verhakseld, vermalen of gesneden „stapel- en continuvezelmateriaal” van koolstof met een lengte van 25,0 mm of minder.

:

De eigenschappen van materialen als bedoeld in 1C010 b) dienen te worden bepaald met gebruik van aanbevolen methoden SRM 12 tot en met 17 van Suppliers of Advanced Composite Materials Association (SACMA), ISO-norm 10618 (2004) 10.2.1 methode A, of gelijkwaardige nationale trektests, en dienen te zijn gebaseerd op de gemiddelde waarden van een partij.

c)

anorganisch „stapel- en continuvezelmateriaal” met beide volgende eigenschappen:

1.

„specifieke modulus” groter dan 2,5 × 106 m, en

2.

smelt-, verwekings-, en ontledings- of sublimatiepunt hoger dan 1 922 K (1 649 °C) in een inerte atmosfeer;

:

1C010 c) is niet van toepassing op:

a)

discontinue, meerfasige, polykristallijne aluminiumoxidevezels als stapelvezels of als onregelmatig gelaagde matten, welke 3 of meer gewichtspercenten siliciumdioxide bevatten, met een „specifieke modulus” kleiner dan 10 × 106 m;

b)

vezels van molybdeen en molybdeenlegeringen;

c)

boorvezels;

d)

discontinue keramische vezels met een smelt-, verwekings-, ontledings- of sublimatiepunt lager dan 2 043 K (1 770 °C) in een inerte atmosfeer.

d)

„stapel- of continuvezelmateriaal” met één of meer van de onderstaande eigenschappen:

1.

samengesteld uit één of meer van de volgende materialen:

a)

polyetherimiden, als bedoeld in 1C008 a), of

b)

materialen, als bedoeld in 1C008 b) tot en met f), of

2.

samengesteld uit andere materialen als bedoeld in 1C010 d)1a), of 1C010 d)1b), en „vermengd” (‹commingled›) met andere vezels als bedoeld in 1C010 a), 1C010 b) of 1C010 c);

e)

geheel of gedeeltelijk met hars of asfaltbitumen geïmpregneerd „stapel- en continuvezelmateriaal” (‹prepregs›), met metaal of koolstof bekleed „stapel- en continuvezelmateriaal” (‹preforms›) of „halffabricaten (‹preforms›) voor koolstofvezels”, met de volgende eigenschappen:

1.

met één of meer van de onderstaande eigenschappen:

a)

anorganisch „stapel- of continuvezelmateriaal” als bedoeld in 1C010 c), of

b)

organisch „stapel- of continuvezelmateriaal” of „stapel- of continuvezelmateriaal” van koolstof met alle onderstaande eigenschappen:

1.

„specifieke modulus” groter dan 10,15 × 106 m, en

2.

„specifieke treksterkte” groter dan 17,7 × 104 m, en

2.

met één of meer van de onderstaande eigenschappen:

a)

hars of asfaltbitumen, als bedoeld in 1C008 of 1C009 b);

b)

‚middels dynamisch-mechanische analyse bepaalde glasovergangstemperatuur (DMA Tg)’ gelijk aan of hoger dan 453 K (180 °C) en met fenolhars, of

c)

‚middels dynamisch-mechanische analyse bepaalde glasovergangstemperatuur (DMA Tg)’ gelijk aan of hoger dan 505 K (232 °C) en met hars of asfaltbitumen, niet nader omschreven in 1C008 of 1C009 b), en niet zijnde een fenolhars.

:

Met metaal of koolstof bekleed „stapel- of continuvezelmateriaal” (‹preforms›) of niet met hars of asfaltbitumen geïmpregneerde „halffabricaten (‹preforms›) voor koolstofvezels” worden omschreven onder „stapel- en continuvezelmateriaal” in 1C010 a), 1C010 b) of 1C010 c).

:

1C010 e) is niet van toepassing op:

a)

met epoxyhars geïmpregneerd koolstof-„stapel- of continuvezelmateriaal” (‹prepregs›) voor de reparatie van casco’s of laminaten van „civiele vliegtuigen” met de volgende eigenschappen:

1.

een oppervlakte van maximaal 1 m2;

2.

een lengte van maximaal 2,5 m, en

3.

een breedte van meer dan 15 mm;

b)

geheel of gedeeltelijk met hars of asfaltbitumen geïmpregneerd en mechanisch verhakseld, vermalen of gesneden „stapel- en continuvezelmateriaal” van koolstof met een lengte van 25,0 mm of minder wanneer ander dan onder 1C008 of 1C009 b) vermeld hars of asfaltbitumen wordt gebruikt.

:

De ‚middels dynamisch-mechanische analyse bepaalde glasovergangstemperatuur (DMA Tg)’ voor de materialen bedoeld in 1C010 e) wordt bepaald volgens de in ASTM D 7028-07 beschreven methode, of een vergelijkbare nationale norm. Voor thermogeharde materialen bedraagt het vulkaniseringsgehalte van een droog staal minimaal 90 %, als omschreven in ASTM E 2160-04 of een vergelijkbare nationale norm.

1C011
Metalen en verbindingen, als hieronder:

NB:

ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN en 1C111.

a)

metalen met een deeltjesgrootte van minder dan 60 μm, hetzij bolvormig, verstoven, sferoïdisch, in vlokkenvorm of gemalen, vervaardigd uit materiaal dat voor 99 % of meer bestaat uit zirkonium, magnesium en legeringen daarvan;

:

Het natuurlijke hafniumgehalte van het zirkonium (normaal 2 % tot 7 %) wordt bij het zirkonium gerekend.

:

De metalen of legeringen in 1C011 a) vallen onder de regeling, ongeacht of zij al dan niet zijn ingekapseld in aluminium, magnesium, zirkonium of beryllium.

b)

boor of boorlegeringen met een deeltjesgrootte van hoogstens 60 μm, als hieronder:

1.

boor met een zuiverheid van minstens 85 gewichtspercenten;

2.

boorlegeringen die minstens 85 gewichtspercenten boor bevatten;

:

De metalen of legeringen in 1C011 b) vallen onder de regeling, ongeacht of zij al dan niet zijn ingekapseld in aluminium, magnesium, zirkonium of beryllium.

c)

guanidinenitraat (CAS 506-93-4);

d)

nitroguanidine (NQ) (CAS 556-88-7).

:

Zie ook de lijst van militaire goederen voor metaalpoeders die met andere stoffen worden gemengd tot mengsels voor militair gebruik.

1C012
Materialen, als hieronder:

:

Deze materialen worden doorgaans voor nucleaire warmtebronnen gebruikt.

a)

plutonium in iedere vorm met een plutonium-isotoopgehalte aan plutonium-238 van meer dan 50 gewichtspercent;

:

1C012 a) is niet van toepassing op:

a)

zendingen die hoogstens 1 g plutonium bevatten;

b)

zendingen van hoogstens 3 „effectieve grammen” in een afgesloten gedeelte van een meetelement in instrumenten.

b)

„door opwerking verkregen” neptunium-237 in iedere vorm.

:

1C012 b) is niet van toepassing op zendingen die hoogstens 1 g neptunium-237 bevatten.

1C101
Materialen voor het beperken van de zichtbaarheid zoals de radarreflectie, het ultraviolet/infrarood of akoestisch beeld, anders dan de materialen bedoeld in 1C001, geschikt voor gebruik in ‚raketten’, subsystemen van „raketten” of onbemande luchtvaartuigen, bedoeld in 9A012.

:

1C101 omvat:

a)

constructiematerialen en deklagen, speciaal ontworpen om de radarreflectie te beperken;

b)

deklagen, inclusief verven, speciaal ontworpen om de reflectie of de uitstraling in het microgolf-, infrarood- of ultravioletgebied te beperken of aan te passen.

:

1C101 omvat niet deklagen die speciaal bedoeld zijn om de thermische stabiliteit van satellieten te regelen.

:

In 1C101 wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een last kunnen vervoeren over een afstand van ten minste 300 km.

1C102
Opnieuw verzadigde, door pyrolyse verkregen koolstof-koolstofmaterialen bestemd voor ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104.

1C107
Niet in 1C007 beschreven grafiet en keramische materialen, als hieronder:

a)

grafiet met een kleine korrelgrootte en met een volumedichtheid van ten minste 1,72 g/cm3 gemeten bij 288 K (15 °C), met een korrelgrootte van 100 μm of minder, geschikt voor raketstraalpijpen of neuskegels van terugkeervoertuigen, dat gebruikt kan worden bij de productie van:

1.

cilinders met een diameter van ten minste 120 mm en een lengte van ten minste 50 mm;

2.

buizen met een binnendiameter van ten minste 65 mm, een wanddikte van ten minste 25 mm en een lengte van ten minste 50 mm, of

3.

blokken met een minimumomvang van 120 × 120 × 50 mm.

:

Zie ook 0C004.

b)

pyrolytisch of vezelversterkt grafiet, geschikt voor „raket”-straalpijpen of neuskegels van terugkeervoertuigen voor gebruik in „raketten”, ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104;

:

Zie ook 0C004.

c)

keramische composieten (diëlektrische constante kleiner dan 6 bij een frequentie van 100 MHz tot 100 GHz), geschikt voor radarkoepels voor gebruik in „raketten”, ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104;

d)

zgn. groene, bewerkbare, met siliciumcarbide versterkte keramiek, geschikt voor neuskegels voor gebruik in „raketten”, ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104;

e)

composieten van met siliciumcarbide versterkte keramiek, geschikt voor neuskegels, terugkeervoertuigen en straalpijpen, bruikbaar voor „raketten”, ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104.

1C111
Niet in 1C011 beschreven stuwstoffen en chemicaliën voor de vervaardiging van stuwstoffen, als hieronder:

a)

stoffen die stuwkracht leveren:

1.

bolvormig aluminiumpoeder, anders dan bedoeld in de lijst van militaire goederen, met deeltjes met een uniforme diameter kleiner dan 200 μm en een aluminiumgehalte van 97 gewichtspercenten of meer, indien ten minste 10 % van het totaalgewicht bestaat uit deeltjes van minder dan 63 μm overeenkomstig ISO-norm 2591:1988 of nationale equivalenten;

:

Een deeltjesgrootte van 63 μm (ISO R-565) stemt overeen met maasgetal 250 (Tyler) of 230 (ASTM-standaard E-11).

2.

metaalbrandstoffen, anders dan bedoeld in de lijst van militaire goederen, met een deeltjesgrootte kleiner dan 60 μm, hetzij bolvormig, verstoven, sferoïdisch, in vlokkenvorm of gemalen, welke 97 gewichtspercenten of meer van één van onderstaande stoffen bevatten:

a)

zirkonium;

b)

beryllium;

c)

magnesium, of

d)

legeringen van de onder a) tot en met c) genoemde metalen;

:

Het natuurlijke hafniumgehalte van het zirkonium (normaal 2 % tot 7 %) wordt bij het zirkonium gerekend.

3.

oxidatoren geschikt voor raketmotoren voor vloeibare stuwstof, als hieronder:

a)

distikstoftrioxide (CAS 10544-73-7);

b)

stikstofdioxide (CAS 10102-44-0)/distikstoftetraoxide (CAS 10544-72-6);

c)

distikstofpentoxide (CAS 10102-03-1);

d)

mengsels van stikstofoxiden (‹mixed oxides of nitrogen›, MON);

:

Mengsels van stikstofoxiden (MON) zijn oplossingen van stikstofoxide (NO) in distikstoftetraoxide/stikstofdioxide (N2O4/NO2) die in raketsystemen kunnen worden gebruikt. Er bestaan diverse verbindingen die als MONi of MONij kunnen worden aangeduid, waarbij i en j hele getallen zijn die het percentage stikstofoxide in het mengsel weergeven (zo bevat MON3 3 % stikstofoxide en MON25 25 %. Een bovengrens is MON40, d.w.z. 40 gewichtspercent).

e)

ZIE DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN VOOR geïnhibeerd roodrokend salpeterzuur (‹Inhibited Red Fuming Nitric Acid› — IRFNA);

f)

ZIE DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN EN 1C238 VOOR verbindingen bestaande uit fluor en één of meer andere halogenen, zuurstof of stikstof;

4.

hydrazinederivaten, als hieronder:

NB:

ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN.

a)

trimethylhydrazine (CAS 1741-01-1);

b)

tetramethylhydrazine (CAS 6415-12-9);

c)

N,N diallylhydrazine;

d)

allylhydrazine (CAS 7422-78-8);

e)

ethyleendihydrazine;

f)

monomethylhydrazinedinitraat;

g)

asymmetrisch dimethylhydrazinenitraat;

h)

hydraziniumazide (CAS 14546-44-2);

i)

dimethylhydraziniumazide;

j)

hydraziniumdinitraat;

k)

diimide oxaalzuurdihydrazine (CAS 3457-37-2);

l)

2-hydroxyethylhydrazinenitraat (HEHN);

m)

zie de lijst van militaire goederen voor hydraziniumperchloraat;

n)

hydraziniumdiperchloraat (CAS 13812-39-0);

o)

methylhydrazinenitraat (MHN);

p)

diethylhydrazinenitraat (DEHN);

q)

3,6-dihydrazinetetrazinenitraat (1,4-dihydrazinenitraat) (DHTN);

5.

materialen met hoge energiedichtheid, anders dan bedoeld in de lijst van militaire goederen, die kunnen worden gebruikt in ‚raketten’ of onbemande luchtvaartuigen, bedoeld in 9A012:

a)

gemengde brandstof die zowel vaste als vloeibare brandstof bevat, zoals boriumspecie, met een energiedichtheid op massabasis van minimaal 40 × 106 J/kg;

b)

andere brandstoffen met hoge energiedichtheid en brandstofadditieven (bv. cubaan, ionische oplossingen, JP-10), met een energiedichtheid op massabasis van minimaal 37,5 × 109 J/m3, gemeten bij 20 °C en een atmosferische druk van één (101,325 kPa);

:

1C111 a)5b) is niet van toepassing op fossiele geraffineerde brandstoffen en uit groenten gewonnen biobrandstoffen, daaronder begrepen brandstoffen voor motoren die gecertificeerd zijn voor gebruik in de civiele luchtvaart, tenzij deze speciaal zijn bestemd voor ‚raketten’ of onbemande luchtvaartuigen als bedoeld in 9A012.

:

In 1C111 a)5 wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een afstand van méér dan 300 km kunnen overbruggen.

b)

polymeren:

1.

polybutadieen met carboxy-eindgroep (met inbegrip van polybutadieen met carboxyl-eindgroep) (CTPB);

2.

polybutadieen met hydroxy-eindgroep (met inbegrip van polybutadieen met hydroxyl-eindgroep) (HTPB), anders dan bedoeld in de lijst van militaire goederen;

3.

polybutadieen-acrylzuur (PBAA);

4.

polybutadieen-acrylzuur-acrylonitril (PBAN);

5.

polytetrahydrofuraan polyethyleenglycol (TPEG);

:

Polytetrahydrofuraan polyethyleenglycol (TPEG) is een blokcopolymeer van poly 1,4-butaandiol en polyethyleenglycol (PEG).

c)

andere additieven en hulpstoffen voor stuwstoffen:

1.

ZIE DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN VOOR carboranen, decaboranen, pentaboranen en derivaten;

2.

triethyleenglycoldinitraat (TEGDN) (CAS 111-22-8);

3.

2-nitrodifenylamine (CAS 119-75-5);

4.

trimethylethaantrinitraat (TMETN) (CAS 3032-55-1);

5.

diethyleenglycoldinitraat (DEGDN) (CAS 693-21-0);

6.

ferroceenderivaten, als hieronder:

a)

zie de lijst van militaire goederen voor catoceen;

b)

ethylferroceen (CAS 1273-89-8);

c)

propylferroceen;

d)

zie de lijst van militaire goederen voor n-butylferroceen;

e)

pentylferroceenferroceen (CAS 1274-00-6);

f)

dicyclopentylferroceen;

g)

dicyclohexylferroceen;

h)

diethylferroceen (CAS 1273-97-8);

i)

dipropylferroceen;

j)

dibutylferroceen (CAS 1274-08-4);

k)

dihexylferroceen (CAS 93894-59-8);

l)

acetylferroceen (CAS 1271-55-2)/1,1’-diacetylferroceen (CAS 1273-94-5);

m)

zie de lijst van militaire goederen voor ferroceencarboxylzuren;

n)

zie de lijst van militaire goederen voor butaceen;

o)

andere ferroceenderivaten die kunnen worden gebruikt als verbrandingssnelheidsmodificatoren voor raketstuwstoffen, die niet onder de lijst van militaire goederen vallen;

:

1C111 c)6o) is niet van toepassing op ferroceenderivaten met een aan de ferroceenmolecule vastgehechte aromatische functionele groep van zes koolstofatomen.

7.

andere 4,5 diazidomethyl-2-methyl-1,2,3-triazolo (iso-DAMTR) die niet onder de lijst van militaire goederen valt.

:

Zie voor andere niet in 1C111 vermelde stuwstoffen en chemicaliën voor de vervaardiging van stuwstoffen de lijst van militaire goederen.

1C116
Maragingstaal met een eindtreksterkte (UTS) van 1 500 MPa of meer bij 293 K (20 °C) in de vorm van een plaat of buis met een wand- of plaatdikte van 5 mm of minder.

NB:

ZIE OOK 1C216.

:

Maragingstaal is een ijzerlegering die gewoonlijk door een hoog nikkelgehalte, een zeer laag koolstofgehalte en het gebruik van vervangende elementen of precipitaten voor het versterken en tijdharden van de legering wordt gekenmerkt.

1C117
Materiaal voor de productie van onderdelen van ‚raketten’, als volgt:

a)

wolfraam en legeringen in deeltjesvorm bevattende 97 of meer gewichtspercenten wolfraam en waarvan de grootte van de deeltjes 50 × 10–6 m (50 μm) is of minder;

b)

molybdeen en legeringen in deeltjesvorm bevattende 97 of meer gewichtspercenten molybdeen en waarvan de grootte van de deeltjes 50 × 10–6 m (50 μm) is of minder;

c)

wolfraammateriaal in vaste vorm, met de volgende eigenschappen:

1.

één of meer van de volgende eigenschappen:

a)

wolfraam en legeringen bevattende 97 of meer gewichtspercenten wolfraam;

b)

met koper geïnfiltreerd wolfraam bevattende 80 of meer gewichtspercenten wolfraam, of

c)

met zilver geïnfiltreerd wolfraam bevattende 80 of meer gewichtspercenten wolfraam, en

2.

kan worden gebruikt bij de productie van:

a)

cylinders met een diameter van ten minste 120 mm en een lengte van ten minste 50 mm;

b)

buizen met een binnendiameter van ten minste 65 mm, een wanddikte van ten minste 25 mm en een lengte van ten minste 50 mm, of

c)

blokken met een minimumomvang van 120 × 120 × 50 mm.

:

In 1C117 wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een afstand van méér dan 300 km kunnen overbruggen.

1C118
Duplex roestvast staal met titaanstabilisatie (Ti-DSS), met de volgende eigenschappen:

a)

met alle navolgende kenmerken:

1.

het bevat 17,0-23,0 gewichtspercenten chroom en 4,5-7,0 gewichtspercenten nikkel;

2.

het titaangehalte bedraagt meer dan 0,10 gewichtspercenten, en

3.

een ferritisch-austenitische microstructuur (ook tweefasenmicrostructuur genoemd) waarvan ten minste 10 volumepercenten austeniet (volgens ASTM E-1181-87 of nationale equivalenten), en

b)

in een van de volgende vormen:

1.

walsblokken of staven die ten minste 100 mm groot zijn in elke richting;

2.

platen met een breedte van ten minste 600 mm en een dikte van 3 mm of minder, of

3.

buizen met een buitendiameter van ten minste 600 mm en een wanddikte van 3 mm of minder.

1C202
Legeringen, anders dan bedoeld in 1C002 b)3 of 1C002 b)4, als hieronder:

a)

aluminiumlegeringen met beide volgende kenmerken:

1.

‚geschikt voor’ een treksterkte van 460 MPa of meer bij 293 K (20 °C), en

2.

buisvormig of massief cilindervormig (met inbegrip van smeedstukken) met een buitendiameter van meer dan 75 mm;

b)

titaanlegeringen met beide volgende kenmerken:

1.

‚geschikt voor’ een treksterkte van 900 MPa of meer bij 293 K (20 °C), en

2.

buisvormig of massief cilindervormig (met inbegrip van smeedstukken) met een buitendiameter van meer dan 75 mm.

:

De zinsnede legeringen ‚geschikt voor’ omvat legeringen zowel voor als na warmtebehandeling.

1C210
‚Stapel- en continuvezelmateriaal’ of ‹prepregs›, anders dan bedoeld in 1C010 a), 1C010 b) of 1C010 e), als hieronder:

a)

‚stapel- en continuvezelmateriaal’ van koolstof of aramide met een van de volgende kenmerken:

1.

een „specifieke modulus” van 12,7 × 106 m of groter, of

2.

een „specifieke treksterkte” van 235 × 103 m of meer;

:

1C210 a) is niet van toepassing op ‚stapel- en continuvezelmateriaal’ van aramide dat ten minste 0,25 gewichtspercent bevat van een op een ester gebaseerde vezeloppervlakmodificator.

b)

‚stapel- en continuvezelmateriaal’ van glas met beide volgende kenmerken:

1.

een „specifieke modulus” van 3,18 × 106 m of meer, en

2.

een „specifieke treksterkte” van 76,2 × 103 m of meer;

c)

thermogeharde met hars geïmpregneerde continu-„garens”, -„‹rovings›”, -„linten” of -„banden” met een breedte van 15 mm of minder (‹prepregs›), vervaardigd uit ‚stapel- en continuvezelmateriaal’ van koolstof of glas als bedoeld in 1C210 a) of 1C210 b).

:

Het hars vormt de matrix van de composiet.

:

In 1C210 is ‚stapel- en continuvezelmateriaal’ beperkt tot continue „monofilamenten”„garens”, „‹rovings›”, „linten” of „banden”.

1C216
Maragingstaal, anders dan bedoeld in 1C116, ‚geschikt voor’ een treksterkte van 2 050 MPa of meer bij 293 K (20 °C).

:

1C216 is niet van toepassing op maragingstaal in een vorm waarin geen enkele lineaire maat groter is dan 75 mm.

:

De zinsnede maragingstaal ‚geschikt voor’ omvat maragingstaal zowel voor als na warmtebehandeling.

1C225
Boor, verrijkt in de boor-10-isotoop (10B) tot meer dan de natuurlijke abundantie, in de hiernavolgende vormen: elementair boor, boorverbindingen, boorhoudende mengsels, fabricaten daarvan, afval en schroot van deze stoffen.

:

De in 1C225 bedoelde boorhoudende mengsels omvatten met boor beladen materialen.

:

De natuurlijke abundantie van boor-10 is ongeveer 18,5 gewichtspercenten (20 procent op atomaire basis).

1C226
Wolfraam, wolfraamcarbide en legeringen die meer dan 90 gewichtspercenten wolfraam bevatten, anders dan bedoeld in 1C117, met beide volgende kenmerken:

a)

in vormen met holle cilindersymmetrie (daaronder mede begrepen cilindersegmenten) met een binnendiameter tussen 100 mm en 300 mm, en

b)

met een massa groter dan 20 kg.

:

1C226 is niet van toepassing op fabricaten die speciaal ontworpen zijn als gewicht of collimator voor gammastralen.

1C227
Calcium met beide volgende kenmerken:

a)

bevat minder dan 1 000 gewichtsdelen per miljoen aan metallische verontreiniging anders dan magnesium, en

b)

bevat minder dan 10 gewichtsdelen per miljoen boor.

1C228
Magnesium met beide volgende kenmerken:

a)

bevat minder dan 200 gewichtsdelen per miljoen aan metallische verontreiniging anders dan calcium, en

b)

bevat minder dan 10 gewichtsdelen per miljoen boor.

1C229
Bismut met beide volgende kenmerken:

a)

een zuiverheid van 99,99 gewichtspercenten of meer, en

b)

bevat minder dan 10 gewichtsdelen per miljoen zilver.

1C230
Beryllium, als hierna: metaal, legeringen die meer dan 50 gewichtspercenten beryllium bevatten, berylliumverbindingen, fabricaten daarvan en afval of schroot van deze stoffen, anders dan vermeld in de lijst van militaire goederen.

NB:

ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN.

:

1C230 is niet van toepassing op:

a)

vensters voor röntgentoestellen of voor apparatuur voor metingen in boorgaten, van berylliummetaal;

b)

vormstukken van berylliumoxide als eindproduct of halffabricaat, speciaal ontworpen voor elektronische onderdelen of als substraat voor elektronische schakelingen;

c)

beril (beryllium-aluminiumsilicaat) in de vorm van smaragden of aquamarijnen.

1C231
Hafnium, als hierna: metaal, legeringen die meer dan 60 gewichtspercenten hafnium bevatten, verbindingen van hafnium die meer dan 60 gewichtspercenten hafnium bevatten, fabricaten daarvan en afval of schroot van deze stoffen.

1C232
Helium-3 (3He), mengsels die helium-3 bevatten, en producten of toestellen die een van deze stoffen bevatten.

:

1C232 is niet van toepassing op een product of apparaat dat minder dan 1 g helium-3 bevat.

1C233
Lithium, verrijkt in de lithium-6-isotoop (6Li) tot meer dan de natuurlijke abundantie, of producten of toestellen die verrijkt lithium bevatten, als hierna: elementair lithium, legeringen, lithiumverbindingen, mengsels die lithium bevatten, fabricaten daarvan en afval of schroot van deze stoffen.

:

1C233 is niet van toepassing op thermoluminescentie-stralingsmeters.

:

De natuurlijke abundantie van de lithium-6-isotoop is ongeveer 6,5 gewichtspercenten (7,5 % op atomaire basis).

1C234
Zirkonium met een hafniumgehalte van minder dan 1 gewichtsdeel hafnium op 500 gewichtsdelen zirkonium, als hierna: metaal, legeringen die meer dan 50 gewichtspercenten zirkonium bevatten, verbindingen, fabricaten daarvan, afval of schroot van deze stoffen.

:

1C234 is niet van toepassing op zirkonium in de vorm van folie met een dikte van 0,10 mm of minder.

1C235
Tritium, tritiumverbindingen en mengsels welke tritium bevatten, waarin de verhouding van het aantal tritiumatomen tot het aantal waterstofatomen groter is dan 1:1 000, en producten of toestellen die een van voorgaande stoffen bevatten,

:

1C235 is niet van toepassing op een product of toestel dat minder dan 1,48 × 103 GBq (40 Ci) tritium in welke vorm dan ook bevat.

1C236
Alfastralers met een alfahalveringstijd van tien dagen of langer doch korter dan 200 jaar, in de volgende vormen:

a)

de elementaire vorm;

b)

verbindingen met een totale alfa-activiteit van 37 GBq/kg (1 Ci/kg) of hoger;

c)

mengsels met een totale alfa-activiteit van 37 GBq/kg (1 Ci/kg) of hoger;

d)

producten of toestellen die een van voorgaande stoffen bevatten.

:

1C236 is niet van toepassing op een product of toestel dat minder dan 3,7 GBq (100 millicurie) alfa-activiteit bevat.

1C237
Radium-226 (226Ra), radium-226-legeringen, radium-226-verbindingen, mengsels die radium-226 bevatten, fabricaten daarvan, en producten of toestellen die een van deze stoffen bevatten.

:

1C237 is niet van toepassing op:

a)

medische middelen;

b)

een product of toestel dat minder dan 0,37 GBq (10 millicurie) radium-226 bevat.

1C238
Chloortrifluoride (ClF3)

1C239
Brisante springstoffen, anders dan bedoeld in de lijst van militaire goederen, of stoffen of mengsels met een gehalte van meer dan 2 gewichtspercenten aan deze springstoffen, met een kristaldichtheid groter dan 1,8 g/cm3 en een detonatiesnelheid groter dan 8 000 m/s.

1C240
Nikkelpoeder en poreus nikkelmetaal, anders dan bedoeld in 0C005, als hieronder:

a)

nikkelpoeder met beide volgende kenmerken:

1.