EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0580

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, inzake het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht

COM/2023/580 final

Brussel, 12.10.2023

COM(2023) 580 final

2023/0353(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, inzake het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Met het voorliggende voorstel verkrijgt de Commissie machtiging van de Raad om in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos) de overeenkomst inzake het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht (de “BBNJ-overeenkomst”, waarbij BBNJ staat voor Biodiversity Beyond National Jurisdiction) namens de Europese Unie (EU) te sluiten.

De EU en haar lidstaten zijn sinds 2004 betrokken bij een internationaal proces bij de Verenigde Naties (VN) om deze overeenkomst te ontwikkelen. Op basis van de desbetreffende besluiten van de Raad om namens de EU onderhandelingen te openen 1 , heeft de Commissie van 2016 tot 2023 onderhandelingen gevoerd met het oog op het sluiten van de BBNJ-overeenkomst. De eindtekst van de BBNJ-overeenkomst werd op 19 juni 2023 aangenomen door de intergouvernementele BBNJ-conferentie 2 . De EU ondertekende de BBNJ-overeenkomst op 20 september 2023.

De BBNJ-overeenkomst heeft betrekking op het behoud en duurzaam gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht. Deze gebieden beslaan bijna twee derde van de wereldwijde oceaan en ongeveer 95 % van het volume ervan en omvatten de volle zee en het internationale zeebodemgebied. De BBNJ-overeenkomst maakt een betere bescherming en een beter beheer van de mariene biodiversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht mogelijk. De overeenkomst heeft met name betrekking op mariene genetische bronnen, met inbegrip van de verdeling van de voordelen, op maatregelen zoals gebiedsgerichte beheersinstrumenten, waaronder beschermde mariene gebieden, op milieueffectbeoordelingen en op capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie.

De BBNJ-overeenkomst wordt de derde uitvoeringsovereenkomst uit hoofde van het Unclos, waarbij de EU en haar lidstaten partij zijn. Met de overeenkomst zal het Unclos gelijke tred kunnen houden met de ontwikkelingen en uitdagingen die zich sinds de sluiting van het verdrag in 1982 op het gebied van mariene biodiversiteit hebben voorgedaan. Voorts past zij in de VN-Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, en met name duurzameontwikkelingsdoelstelling 14 (“Leven in het water”). Ook helpt de BBNJ-overeenkomst mee bij het behalen van de doelen en streefcijfers van het (in het kader van het Verdrag inzake biodiversiteit aangenomen) mondiaal biodiversiteitskader, en met name het streven om uiterlijk in 2030 te zorgen voor een doeltreffend behoud en beheer van ten minste 30 % van het land, de binnenwateren, de kustgebieden en de oceanen op aarde. Daarnaast past zij in het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en in de Overeenkomst van Parijs.

Verenigbaarheid met bestaand beleid van de Unie

De Commissie heeft ervoor gezorgd dat de onderhandelingen over de tekst van de BBNJ-overeenkomst volledig in overeenstemming zijn met de regels en het beleid van de EU op de gebieden die onder de overeenkomst vallen (milieubeleid, zeevervoersbeleid, maritieme veiligheid, gemeenschappelijk visserijbeleid, internemarktbeleid, gemeenschappelijk handelsbeleid, beleid inzake onderzoek en technologische ontwikkeling, klimaatbeleid en ander relevant beleid), en met relevante bilaterale en multilaterale overeenkomsten waarbij de EU al partij is. De overeenkomst past ook in de Europese Green Deal en is een prioriteit in het kader van de EU-agenda voor de internationale oceaangovernance.

Aangezien de BBNJ-overeenkomst een uitvoeringsovereenkomst uit hoofde van het Unclos is en dit verdrag al deel uitmaakt van het EU-acquis, heeft de Commissie er tevens voor gezorgd dat de bepalingen en het evenwicht tussen rechten en plichten die in het Unclos zijn verankerd en in het EU-acquis tot uiting komen, in acht zijn genomen en dat het resultaat van de onderhandelingen in overeenstemming is met het Unclos.

2.RESULTATEN VAN HET OVERLEG MET DE BETROKKEN PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

De Commissie heeft tijdens de onderhandelingen nauw samengewerkt met de lidstaten. Er vond ook regelmatig overleg plaats met relevante belanghebbenden, met name maatschappelijke organisaties en andere organisaties die in het kader van de VN zijn vertegenwoordigd.

3.JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Rechtsgrondslag

Het voorstel berust op artikel 192, lid 1, en artikel 218, lid 6, punt a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). In artikel 218 VWEU is de procedure vastgelegd voor het onderhandelen over en sluiten van overeenkomsten tussen de EU en derde landen of internationale organisaties. Met name is in lid 6 bepaald dat de Raad, op voorstel van de Commissie als onderhandelaar, na goedkeuring door het Europees Parlement een besluit moet vaststellen waarbij machtiging wordt verleend tot sluiting van een overeenkomst namens de EU.

Overeenkomstig artikel 191 en artikel 192, lid 1, VWEU moet de EU bijdragen tot het nastreven van de volgende doelstellingen: behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, bescherming van de gezondheid van de mens, behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, en bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van de klimaatverandering.

Gelet op de doelstellingen en materiële bepalingen van de BBNJ-overeenkomst en op het toepasselijke EU-beleid is de milieurechtsgrondslag volgens de zwaartepuntbenadering de passendste rechtsgrondslag voor het sluiten van de BBNJ-overeenkomst.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De BBNJ-overeenkomst schept een speciale institutionele structuur met een secretariaat, een wetenschappelijk en technisch orgaan, een uitwisselingsmechanisme, een comité voor capaciteitsopbouw en overdracht van mariene technologie en een comité voor toegang en verdeling van voordelen. De kosten van deze instellingen worden verdeeld over alle partijen bij de BBNJ-overeenkomst, op basis van een VN-schaal.

De financiële institutionele kosten die de uitvoering van de BBNJ-overeenkomst meebrengt voor de EU, zijn pas bekend na de eerste conferentie van de partijen, waar overeenstemming moet worden bereikt over een beginbudget voor de BBNJ-overeenkomst.

Naast de institutionele kosten leidt de uitvoering van de BBNJ-overeenkomst waarschijnlijk tot financiële behoeften om capaciteit op te bouwen in ontwikkelingslanden en om de overdracht van mariene technologie te bevorderen, maar bijvoorbeeld ook om de wetenschappelijke kennis te genereren die nodig is om beschermde mariene gebieden vast te stellen, te monitoren en te evalueren. De potentiële globale kosten worden te zijner tijd geraamd in het kader van de BBNJ-overeenkomst.

2023/0353 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, inzake het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, juncto artikel 218, lid 6, punt a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement( 3 ),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Op 19 juni 2023 is in New York de Overeenkomst in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, inzake het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht (de BBNJ-overeenkomst) aangenomen.

(2)Overeenkomstig Besluit (EU) 2023/1974 van de Raad( 4 ) werd de BBNJ-overeenkomst op 20 september 2023 namens de Unie ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum.

(3)Op grond van artikel 68, lid 1, van de BBNJ-overeenkomst treedt de overeenkomst in werking 120 dagen na de datum van nederlegging van de zestigste akte van bekrachtiging, goedkeuring, aanvaarding of toetreding. De BBNJ-overeenkomst staat open voor alle staten en regionale organisaties voor economische integratie. Een door een regionale organisatie voor economische integratie nedergelegde akte wordt niet meegeteld bij de door de lidstaten van deze organisatie nedergelegde akten. De BBNJ-overeenkomst staat open voor partijen en niet-partijen bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos).

(4)Bij Besluit 98/392/EG van de Raad( 5 ) heeft de Unie het Unclos-verdrag gesloten met betrekking tot de daarin geregelde aangelegenheden waarvoor haar lidstaten de bevoegdheid aan de Unie hebben overgedragen.

(5)In zijn conclusies van 20 juli 2023( 6 ) toonde de Raad zich ingenomen met de aanneming van de BBNJ-overeenkomst en wees hij op de vastbeslotenheid van de Unie en haar lidstaten om de overeenkomst snel te ratificeren en uit te voeren.

(6)Het doel van de BBNJ-overeenkomst is te zorgen voor het behoud en duurzaam gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, voor het heden en op lange termijn, door middel van een doeltreffende uitvoering van de desbetreffende bepalingen van het Unclos en verdere internationale samenwerking en coördinatie.

(7)In het kader van de BBNJ-overeenkomst moeten de partijen samen werken aan het behoud en duurzaam gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, onder meer door versterking en intensivering van de samenwerking met en bevordering van de samenwerking tussen relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties bij de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst.

(8)De BBNJ-overeenkomst heeft betrekking op vier gebieden: mariene genetische bronnen, met inbegrip van een eerlijke en billijke verdeling van de voordelen (deel II van de BBNJ-overeenkomst), maatregelen zoals gebiedsgerichte beheersinstrumenten, waaronder beschermde mariene gebieden (deel III van de BBNJ-overeenkomst), milieueffectbeoordelingen (deel IV van de BBNJ-overeenkomst) en capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie (deel V van de BBNJ-overeenkomst). De BBNJ-overeenkomst past in de VN-Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, en met name duurzameontwikkelingsdoelstelling 14 (“Leven in het water”), en zal bijdragen tot het behalen van de doelen en streefcijfers van het mondiaal biodiversiteitskader van Kunming-Montreal.

(9)De BBNJ-overeenkomst is in overeenstemming met de milieudoelstellingen van de Unie als genoemd in artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, namelijk behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, bescherming van de gezondheid van de mens, behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, en bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van de klimaatverandering.

(10)Overeenkomstig artikel 67, lid 2, van de BBNJ-overeenkomst moet de Unie in haar akte van goedkeuring de omvang van haar bevoegdheid ter zake van door de BBNJ-overeenkomst geregelde aangelegenheden vermelden.

(11)Op grond van artikel 70 juncto artikel 10, lid 1, van de BBNJ-overeenkomst kan de Unie een uitzondering ten aanzien van deze overeenkomst maken indien een dergelijke uitzondering uitdrukkelijk is toegestaan op grond van andere artikelen van de BBNJ-overeenkomst. De Unie moet een uitzondering maken tot uitsluiting van de terugwerkende kracht van de toepassing van deel II Mariene genetische bronnen, met inbegrip van een eerlijke en billijke verdeling van de voordelen.

(12)De BBNJ-overeenkomst, de bevoegdheidsverklaring en de uitzondering inzake niet-terugwerkende kracht uit hoofde van artikel 70 juncto artikel 10, lid 1, van de BBNJ-overeenkomst moeten namens de Unie worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Overeenkomst in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, inzake het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht (“de BBNJ-overeenkomst”) wordt namens de Unie goedgekeurd.

De tekst van de BBNJ-overeenkomst is aan dit besluit gehecht (bijlage 1).

Artikel 2

De op grond van artikel 67, lid 2, van de BBNJ-overeenkomst vereiste bevoegdheidsverklaring wordt goedgekeurd.

De bevoegdheidsverklaring is aan dit besluit gehecht (bijlage 2).

Artikel 3

De uitzondering inzake niet-terugwerkende kracht uit hoofde van artikel 70 juncto artikel 10, lid 1, van de BBNJ-overeenkomst wordt goedgekeurd.

De uitzondering uit hoofde van artikel 70 juncto artikel 10, lid 1, van de BBNJ-overeenkomst is aan dit besluit gehecht (bijlage 3).

Artikel 4

De Commissie legt namens de Unie de akte van goedkeuring neder overeenkomstig artikel 66 van de BBNJ-overeenkomst, samen met de bevoegdheidsverklaring en de uitzondering inzake niet-terugwerkende kracht uit hoofde van artikel 70 juncto artikel 10, lid 1, van de BBNJ-overeenkomst.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Aangenomen door de Raad op 22 maart 2016 en op 19 maart 2018.
(2)    Intergouvernementele conferentie over een internationaal juridisch bindend instrument, in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, inzake het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht.
(3)    [PB […] van […], blz. […].]
(4)    Besluit (EU) 2023/1974 van de Raad van 18 september 2023 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, inzake het behoud en duurzaam gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht (PB L 235 van 25.9.2023, blz. 1).
(5)    Besluit 98/392/EG van de Raad van 23 maart 1998 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 en de overeenkomst inzake de toepassing van deel XI van dat verdrag van 28 juli 1994 (PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1).
(6)    Conclusies van de Raad over de prioriteiten van de EU in het kader van de Verenigde Naties, voor de 78e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (september 2023 – september 2024) (ST 11688/23).
Top

Brussel, 12.10.2023

COM(2023) 580 final

BIJLAGEN

bij

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, inzake het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht


Bijlage 1

Tekst van de BBJN-overeenkomst

Intergouvernementele conferentie over een internationaal juridisch bindend instrument, in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, inzake het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht.

Hervatte vijfde zitting

New York, 19 juni en 20 juni 2023

       Overeenkomst in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, inzake het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht.



PREAMBULE

   De Partijen bij deze Overeenkomst,

   Herinnerende aan de relevante bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982, waaronder de verplichting om het mariene milieu te beschermen en te behouden,

   Beklemtonende dat het in het Verdrag vastgelegde evenwicht tussen rechten, verplichtingen en belangen in acht moet worden genomen,

De noodzaak erkennende van een coherente en coöperatieve aanpak van het verlies aan biologische diversiteit en de aantasting van ecosystemen van de oceanen, met name als gevolg van de effecten van de klimaatverandering op mariene ecosystemen, zoals opwarming en zuurstofverlies van de oceanen, alsook oceaanverzuring, vervuiling, met inbegrip van plasticvervuiling, en niet-duurzaam gebruik,

   Zich bewust van de noodzaak van de alomvattende mondiale regeling in het kader van het Verdrag om het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht beter aan te pakken, 

   Erkennende dat het belangrijk is bij te dragen tot de verwezenlijking van een rechtvaardige en billijke economische orde waarin rekening wordt gehouden met de belangen en behoeften van de mensheid als geheel en, in het bijzonder, met de bijzondere belangen en behoeften van ontwikkelingslanden, ongeacht of deze kuststaten of niet aan zee grenzende staten zijn, 

   Tevens erkennende dat steun aan ontwikkelingslanden die Partij zijn door middel van capaciteitsopbouw en de ontwikkeling en overdracht van mariene technologie essentiële elementen zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen inzake het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht,

   Herinnerende aan de Verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse volken,

   Bevestigende dat niets in deze Overeenkomst mag worden uitgelegd als een aantasting of verval van de bestaande rechten van inheemse volken, met inbegrip van de rechten die zijn neergelegd in de Verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse volken, of, in voorkomend geval, van lokale gemeenschappen,

   Erkennende de in het Verdrag neergelegde verplichting om, voor zover praktisch uitvoerbaar, de mogelijke gevolgen voor het mariene milieu te beoordelen van activiteiten die onder de rechtsmacht of controle van een staat vallen, wanneer de staat redelijke gronden heeft om aan te nemen dat dergelijke activiteiten aanzienlijke verontreiniging van of aanmerkelijke en schadelijke veranderingen in het mariene milieu teweeg kunnen brengen,

   Indachtig het feit dat de in het Verdrag neergelegde verplichting om alle nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat verontreiniging ten gevolge van incidenten of activiteiten zich niet verspreidt buiten de gebieden waar overeenkomstig het Verdrag soevereine rechten worden uitgeoefend

Wensende om namens de huidige en toekomstige generaties op te treden als rentmeesters van de oceaan in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht door het mariene milieu te beschermen, te verzorgen en een verantwoord gebruik ervan te waarborgen, de integriteit van oceaanecosystemen in stand te houden en de inherente waarde van de biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht in stand te houden,

   Beseffende dat het genereren van, de toegang tot en het gebruik van digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, samen met de eerlijke en billijke verdeling van de voordelen die voortvloeien uit het gebruik ervan, bijdragen tot onderzoek en innovatie en tot de algemene doelstelling van deze Overeenkomst,

   Respecterende de soevereiniteit, territoriale integriteit en politieke onafhankelijkheid van alle staten,

   Eraan herinnerende dat de rechtspositie van niet-Partijen bij het Verdrag of andere daarmee verband houdende Overeenkomsten wordt beheerst door de regels van het Verdragenrecht,

   Tevens eraan herinnerende dat, zoals bepaald in het Verdrag, de staten verantwoordelijk zijn voor het nakomen van hun internationale verplichtingen met betrekking tot de bescherming en het behoud van het mariene milieu en aansprakelijk kunnen zijn overeenkomstig het internationaal recht,

   Vastbesloten tot duurzame ontwikkeling te komen,

   Strevende naar universele participatie,

   Zijn het volgende overeengekomen:

DEEL I

Artikel 1

Gebruikte termen

Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder:

1.    “gebiedsgericht beheersinstrument”: een instrument, met inbegrip van een beschermd marien gebied, voor een geografisch afgebakend gebied waarmee een of meer sectoren of activiteiten worden beheerd met het oog op de verwezenlijking van bepaalde doelstellingen op het gebied van instandhouding en duurzaam gebruik in overeenstemming met deze Overeenkomst;

2.    “gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht”: de volle zee en het “Gebied”;

3.    “biotechnologie”: elke technologische toepassing waarbij biologische systemen, levende organismen of afleidingen daarvan worden gebruikt om producten of processen tot stand te brengen of te veranderen voor specifieke doeleinden;

4.    “verzameling in situ”: met betrekking tot mariene genetische bronnen, de verzameling of bemonstering van mariene genetische bronnen in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht;

5.    “Verdrag”: het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982;

6.    “cumulatieve effecten”: de gecombineerde en incrementele effecten die voortvloeien uit verschillende activiteiten, met inbegrip van bekende vroegere en huidige en redelijkerwijs te voorziene activiteiten, of uit de herhaling van soortgelijke activiteiten in de loop van de tijd, en de gevolgen van klimaatverandering, oceaanverzuring en daarmee samenhangende effecten;

7.    “milieueffectbeoordeling”: een proces om de potentiële effecten van een activiteit vast te stellen en te evalueren ter onderbouwing van de besluitvorming; 

8.    “mariene genetische bronnen”: elk materiaal van mariene plantaardige, dierlijke, microbiële of andere oorsprong dat functionele eenheden van erfelijkheid van feitelijke of potentiële waarde bevat;

9.    “beschermd marien gebied”: een geografisch afgebakend marien gebied dat is aangeduid en beheerd om specifieke langetermijninstandhoudingsdoelstellingen inzake biologische diversiteit te bereiken en dat, in voorkomend geval, duurzaam gebruik kan toestaan, mits dit strookt met de instandhoudingsdoelstellingen;

10.    “mariene technologie”: onder meer informatie en gegevens, in een gebruikersvriendelijk formaat, over mariene wetenschappen en daarmee verband houdende mariene activiteiten en diensten; handleidingen, richtsnoeren, criteria, normen en referentiematerialen; apparatuur voor bemonstering en methodologie; observatiefaciliteiten en -apparatuur voor observaties, analyse en experimenten in laboratoria en in situ; computer- en computerprogrammatuur, met inbegrip van modellen en modelleringstechnieken; aanverwante biotechnologie; en deskundigheid, kennis, vaardigheden, technische, wetenschappelijke en juridische knowhow en analysemethoden met betrekking tot het behoud en het duurzame gebruik van mariene biologische diversiteit;

11.    “Partij”: een staat of regionale organisatie voor economische integratie die ermee heeft ingestemd door deze Overeenkomst gebonden te zijn en waarvoor deze Overeenkomst van kracht is;

12.    “regionale organisatie voor economische integratie”: een organisatie bestaande uit soevereine staten van een gegeven regio waaraan haar lidstaten bevoegdheden hebben overgedragen met betrekking tot aangelegenheden die onder deze Overeenkomst vallen, en die Overeenkomstig haar interne procedures naar behoren gemachtigd is om deze Overeenkomst te ondertekenen, te bekrachtigen, goed te keuren, te aanvaarden of ertoe toe te treden;

13.    “duurzaam gebruik”: het gebruik van componenten van biologische diversiteit op een wijze en in een tempo die (dat) op lange termijn niet leidt tot een afname van de biologische diversiteit, waardoor het potentieel ervan behouden blijft om te voldoen aan de behoeften en aspiraties van de huidige en toekomstige generaties;

14.    “gebruik van mariene genetische bronnen”: het verrichten van onderzoek en ontwikkeling van de genetische en/of biochemische samenstelling van mariene genetische bronnen, ook middels de toepassing van biotechnologie, zoals gedefinieerd in bovenvermeld lid 3.

Artikel 2

Algemene doelstelling

   Het doel van deze Overeenkomst is te zorgen voor het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, voor het heden en op lange termijn, door middel van een doeltreffende uitvoering van de desbetreffende bepalingen van het Verdrag en verdere internationale samenwerking en coördinatie.

Artikel 3

Toepassingsgebied

   Deze Overeenkomst is van toepassing op gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht.

Artikel 4

Uitzonderingen

   Deze Overeenkomst is niet van toepassing op oorlogsschepen, militaire vliegtuigen of marinehulpschepen. Met uitzondering van Deel II is deze Overeenkomst niet van toepassing op andere schepen of luchtvaartuigen die eigendom zijn van of geëxploiteerd worden door een Partij en die voorlopig uitsluitend worden gebruikt voor niet-commerciële overheidsdiensten. Elke Partij ziet er evenwel op toe dat deze vaartuigen of luchtvaartuigen, door passende maatregelen vast te stellen die geen afbreuk doen aan de activiteiten of de operationele capaciteiten van dergelijke vaartuigen of luchtvaartuigen die haar eigendom zijn of door haar worden geëxploiteerd, handelen op een wijze die, voor zover redelijk en uitvoerbaar, in overeenstemming is met deze Overeenkomst.

Artikel 5

Verhouding tussen deze Overeenkomst en het Verdrag en relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties

1.    Deze Overeenkomst wordt uitgelegd en toegepast in de context van en in overeenstemming met het Verdrag. Niets in deze Overeenkomst doet afbreuk aan de rechten, rechtsmacht en plichten van staten uit hoofde van het Verdrag, ook met betrekking tot de exclusieve economische zone en het continentaal plat binnen en buiten 200 zeemijl.

2.    Deze Overeenkomst wordt zodanig uitgelegd en toegepast dat de relevante rechtsinstrumenten en -kaders en de relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties niet worden ondermijnd en dat de samenhang en coördinatie met die instrumenten, kaders en organisaties wordt bevorderd.

3.    Deze Overeenkomst laat de rechtspositie van niet-Partijen bij het Verdrag of andere daarmee verband houdende Overeenkomsten met betrekking tot die instrumenten onverlet.

Artikel 6

Zonder prejudicie

   Deze Overeenkomst, met inbegrip van besluiten of aanbevelingen van de Conferentie van de Partijen of een van haar hulporganen, en alle op basis daarvan ondernomen handelingen, maatregelen of activiteiten, doet geen afbreuk aan en kan niet worden gebruikt als grondslag voor het geldend maken of ontkennen van aanspraken op, soevereiniteit, soevereine rechten of rechtsmacht, ook met betrekking tot geschillen die daarmee verband houden.

Artikel 7

Algemene beginselen en benaderingen

   Om de doelstellingen van deze Overeenkomst te verwezenlijken, laten de Partijen zich leiden door de volgende beginselen en benaderingen:

   a)    het beginsel dat de vervuiler betaalt;

   b)    het beginsel van het gemeenschappelijk erfdeel van de mensheid, dat in het Verdrag is vastgelegd;

   c)    de vrijheid van marien wetenschappelijk onderzoek, samen met andere vrijheden van de volle zee;

   d)    het beginsel van billijkheid en een eerlijke en billijke verdeling van de voordelen;

   e)    het voorzorgsbeginsel of de voorzorgsbenadering, naargelang het geval;

   f)    een ecosysteemgerichte benadering;

   g)    een geïntegreerde aanpak van oceaanbeheer;

   h)    een aanpak die de veerkracht van ecosystemen vergroot, met name wat de negatieve gevolgen van klimaatverandering en oceaanverzuring betreft, en die ook de integriteit van ecosystemen in stand houdt en herstelt, met inbegrip van de koolstofcyclus die de basis vormt van de rol die de oceaan in het klimaat speelt;

   i)    het gebruik van de best beschikbare wetenschappelijke kennis en informatie;

   j)    het gebruik van relevante traditionele kennis, indien beschikbaar, van inheemse volken en lokale gemeenschappen;

   k)    de eerbiediging, bevordering en inachtneming van hun respectieve verplichtingen, voor zover van toepassing, met betrekking tot de rechten van inheemse volken of, in voorkomend geval, van lokale gemeenschappen wanneer zij maatregelen nemen om het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht aan te pakken;

   l)    het niet, direct of indirect, overbrengen van schade of gevaren van het ene gebied naar het andere en het niet omzetten van het ene type verontreiniging in het andere, bij het nemen van maatregelen om verontreiniging van het mariene milieu te voorkomen, te verminderen en te beheersen;

   m)    het volledig in aanmerking nemen van de bijzondere omstandigheden van kleine eilandstaten in ontwikkeling en van de minst ontwikkelde landen;

   n)    erkenning van de bijzondere belangen en behoeften van niet aan zee grenzende ontwikkelingslanden.

Artikel 8

Internationale samenwerking

1.    De Partijen werken in het kader van deze Overeenkomst samen voor het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, onder meer door versterking en intensivering van de samenwerking met en bevordering van de samenwerking tussen relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties bij de verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst.

2.    De Partijen streven ernaar om, in voorkomend geval, de doelstellingen van deze Overeenkomst te bevorderen wanneer zij deelnemen aan de besluitvorming in het kader van andere relevante rechtsinstrumenten en -kaders of mondiale, regionale, subregionale of sectorale organisaties.

3.    De Partijen bevorderen de internationale samenwerking op het gebied van marien wetenschappelijk onderzoek en de ontwikkeling en overdracht van mariene technologie in overeenstemming met het Verdrag ter ondersteuning van de doelstellingen van deze Overeenkomst.

DEEL II

MARIENE GENETISCHE BRONNEN, MET INBEGRIP VAN EEN EERLIJKE EN BILLIJKE VERDELING VAN DE VOORDELEN

Artikel 9

Doelstellingen

   De doelstellingen van dit Deel zijn:

   a)    de eerlijke en billijke verdeling van de voordelen die voortvloeien uit activiteiten met betrekking tot mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, met het oog op het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht;

   b)    de opbouw en ontwikkeling van de capaciteit van de Partijen, in het bijzonder de ontwikkelingslanden die Partij zijn, met name de minst ontwikkelde landen, niet aan zee grenzende ontwikkelingslanden, staten met een ongunstige geografische ligging, kleine eilandstaten in ontwikkeling, Afrikaanse kuststaten, archipelstaten en middeninkomenslanden in ontwikkeling, om activiteiten te verrichten met betrekking tot mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht;

   c)    de opbouw van kennis, wetenschappelijk inzicht en technologische innovatie, onder meer door de ontwikkeling en uitvoering van marien wetenschappelijk onderzoek, als fundamentele bijdragen tot de uitvoering van deze Overeenkomst;

   d)    de ontwikkeling en overdracht van mariene technologie overeenkomstig deze Overeenkomst.

Artikel 10

Toepassing

1.    De bepalingen van deze Overeenkomst zijn van toepassing op activiteiten met betrekking tot mariene genetische bronnen van en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht die zijn verzameld en gegenereerd na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst voor de respectieve Partij. De toepassing van de bepalingen van deze Overeenkomst strekt zich uit tot het gebruik van mariene genetische bronnen van en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht die vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst zijn verzameld of gegenereerd, tenzij een Partij op grond van artikel 70 schriftelijk een uitzondering maakt bij de ondertekening, bekrachtiging, goedkeuring, aanvaarding van of toetreding tot deze Overeenkomst.

2.    De bepalingen van dit Deel zijn niet van toepassing op:

   a)    de visserij die onder het toepasselijke internationale recht valt en visserijgerelateerde activiteiten; of

   b)    vis of andere levende rijkdommen van de zee waarvan bekend is dat zij in het kader van de visserij en met de visserij verband houdende activiteiten zijn gevangen in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, tenzij die vis of andere levende rijkdommen van de zee als gebruik in het kader van dit Deel zijn gereguleerd.

3.    De verplichtingen in dit Deel zijn niet van toepassing op de militaire activiteiten van een Partij, met inbegrip van militaire activiteiten van overheidsschepen en -luchtvaartuigen die geen commerciële dienst verrichten. De verplichtingen in dit Deel met betrekking tot het gebruik van mariene genetische bronnen van en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht zijn van toepassing op de niet-militaire activiteiten van een Partij.

Artikel 11

Activiteiten met betrekking tot mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht

1.    Activiteiten met betrekking tot mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht kunnen worden uitgevoerd door alle Partijen, ongeacht hun geografische locatie, en door natuurlijke of rechtspersonen die onder de rechtsmacht van de Partijen vallen. Deze activiteiten worden uitgevoerd in overeenstemming met deze Overeenkomst.

2.    De Partijen bevorderen de samenwerking bij alle activiteiten met betrekking tot mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht.

3.    De verzameling in situ van mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht wordt uitgevoerd met inachtneming van de rechten en legitieme belangen van kuststaten in gebieden die onder hun nationale rechtsmacht vallen en met inachtneming van de belangen van andere staten in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, in overeenstemming met het Verdrag. Met het oog op de uitvoering van deze Overeenkomst streven de Partijen ernaar samen te werken, in voorkomend geval, onder meer door middel van specifieke uitvoeringsbepalingen voor de werking van het krachtens artikel 51 vastgestelde uitwisselingsmechanisme.

4.    Geen enkele staat mag aanspraak maken op soevereiniteit of soevereine rechten uitoefenen ten aanzien van mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht. Een dergelijke aanspraak op of uitoefening van soevereiniteit of soevereine rechten wordt niet erkend.

5.    De verzameling in situ van mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht vormt geen rechtsgrondslag voor een aanspraak op enig deel van het mariene milieu of zijn rijkdommen.

6.    Activiteiten met betrekking tot mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht zijn in het belang van alle staten en in het belang van de gehele mensheid, met name ten behoeve van de bevordering van de wetenschappelijke kennis van de mensheid en de bevordering van het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de belangen en behoeften van ontwikkelingslanden. 

7.    Activiteiten met betrekking tot mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht worden uitsluitend voor vreedzame doeleinden uitgevoerd.

Artikel 12

Kennisgeving van activiteiten met betrekking tot mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht

1.    De Partijen nemen de wetgevende, administratieve of beleidsmaatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat informatie wordt meegedeeld aan het uitwisselingsmechanisme overeenkomstig dit Deel.

2.    De volgende informatie wordt zes maanden of zo vroeg mogelijk voorafgaand aan de verzameling in situ van mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht aan het uitwisselingsmechanisme meegedeeld:

   a)    de aard en de doelstellingen van de verzameling, met inbegrip van, in voorkomend geval, het (de) programma(’s) waaronder de verzameling valt;

   b)    het onderwerp van het onderzoek of, indien bekend, de mariene genetische bronnen waarop het onderzoek is gericht of die zullen worden verzameld, en de doeleinden waarvoor die rijkdommen zullen worden verzameld;

   c)    de geografische gebieden waar de verzameling zal plaatsvinden;

   d)    een overzicht van de voor de verzameling te gebruiken methode en middelen, met inbegrip van de naam, de tonnage, het type en de klasse van de vaartuigen, de gebruikte wetenschappelijke uitrusting en/of onderzoeksmethoden;

   e)    informatie over eventuele andere bijdragen aan grote geplande programma’s;

   f)    de verwachte eerste aankomstdatum en definitieve vertrekdatum van de onderzoeksvaartuigen, of van de installatie en de verwijdering van de onderzoeksapparatuur, naargelang het geval;

   g)    de naam (namen) van de instelling(en) die het project sponsort (sponsoren) en de verantwoordelijke natuurlijke persoon van het project;

   h)    de mogelijkheden voor wetenschappers uit alle landen, met name uit ontwikkelingslanden, om deel te nemen aan of betrokken te worden bij het project;

   i)    de mate waarin wordt geoordeeld dat landen die technische bijstand nodig kunnen hebben en die om technische bijstand kunnen verzoeken, met name ontwikkelingslanden, aan het project moeten kunnen deelnemen of vertegenwoordigd moeten kunnen worden;

   j)    een plan voor gegevensbeheer gebaseerd op open en verantwoordelijk gegevensbeheer dat rekening houdt met de huidige internationale praktijk.

3.    Na de in paragraaf 2 bedoelde kennisgeving genereert het uitwisselingsmechanisme automatisch een gestandaardiseerde “BBNJ”-identificatiecode.

4.    Indien de aan het uitwisselingsmechanisme verstrekte gegevens wezenlijk zijn gewijzigd vóór de geplande verzameling, wordt de bijgewerkte informatie binnen een redelijke termijn en, indien mogelijk, uiterlijk bij het begin van de verzameling in situ aan het uitwisselingsmechanisme meegedeeld.

5.    De Partijen zorgen ervoor dat de onderstaande gegevens, samen met de gestandaardiseerde “BBNJ”-identificatiecode, aan het uitwisselingsmechanisme worden meegedeeld zodra deze beschikbaar zijn, maar uiterlijk één jaar na de verzameling in situ van mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht:

   a)    het repositorium of de databank waar digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen zijn of worden opgeslagen;

   b)    de plaats waar alle in situ verzamelde mariene genetische bronnen zijn of worden opgeslagen of bewaard;

   c)    een verslag met een gedetailleerde beschrijving van het geografische gebied waar mariene genetische bronnen zijn verzameld, met inbegrip van informatie over de breedtegraad, de lengtegraad en de diepte van de verzameling, en, voor zover beschikbaar, de bevindingen van de verrichte activiteit;

   d)    eventuele noodzakelijke actualiseringen van het gegevensbeheerplan als bedoeld in bovenstaande lid 2, sub j).

6.    De Partijen zorgen ervoor dat monsters van mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht die zich in repositoria of databanken onder hun rechtsmacht bevinden, kunnen worden geïdentificeerd als afkomstig uit gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, in overeenstemming met de huidige internationale praktijk en voor zover uitvoerbaar.

7.    De Partijen zorgen ervoor dat opslagplaatsen, voor zover praktisch haalbaar, en databanken onder hun rechtsmacht om de twee jaar een geaggregeerd verslag opstellen over de toegang tot mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie die gekoppeld is aan hun gestandaardiseerde “BBNJ”-identificatiecode, en het verslag van het bij artikel 15 ingestelde comité voor toegang en verdeling van voordelen ter beschikking stellen.

8.    Wanneer mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht en, waar mogelijk, de digitale sequentie-informatie over die bronnen worden gebruikt, met inbegrip van commercialisering, door natuurlijke of rechtspersonen die onder hun rechtsmacht vallen, zorgen de Partijen ervoor dat de volgende informatie, met inbegrip van de gestandaardiseerde “BBNJ”-identificatiecode, indien beschikbaar, aan het uitwisselingsmechanisme wordt meegedeeld zodra die informatie beschikbaar is:

   a)    de plaats waar de resultaten van het gebruik, zoals publicaties, verleende octrooien, indien beschikbaar en voor zover mogelijk, en ontwikkelde producten, te vinden zijn;

   b)    indien beschikbaar, nadere gegevens over de kennisgeving na de verzameling aan het uitwisselingsmechanisme met betrekking tot de mariene genetische bronnen die het voorwerp van gebruik waren;

   c)    de plaats waar het oorspronkelijke monster waarop het gebruik betrekking heeft, wordt bewaard;

   d)    de beoogde uitvoeringsbepalingen voor toegang tot mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen die worden gebruikt, en een gegevensbeheerplan daarvoor;

   e)    na het in de handel brengen, informatie, indien beschikbaar, over de verkoop van relevante producten en eventuele verdere ontwikkelingen.

Artikel 13

Traditionele kennis van inheemse volken en lokale gemeenschappen in verband met mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht

   De Partijen nemen, in voorkomend geval en waar relevant, wetgevende, administratieve of beleidsmaatregelen om ervoor te zorgen dat traditionele kennis met betrekking tot mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht waarover inheemse volken en lokale gemeenschappen beschikken, alleen toegankelijk is met vrijwillig, voorafgaande en geïnformeerde toestemming of goedkeuring en betrokkenheid van deze inheemse volken en lokale gemeenschappen. De toegang tot dergelijke traditionele kennis kan worden gefaciliteerd door het uitwisselingsmechanisme. Toegang tot en gebruik van deze traditionele kennis wordt overeengekomen met wederzijdse instemming.

Artikel 14

Eerlijke en billijke verdeling van de voordelen

1.    De voordelen die voortvloeien uit activiteiten met betrekking tot mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht worden op eerlijke en billijke wijze verdeeld overeenkomstig dit Deel en dragen bij tot het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht.

2.    Niet-geldelijke voordelen worden conform deze Overeenkomst verdeeld in de vorm van onder meer:

   a)    toegang tot monsters en monsterverzamelingen overeenkomstig de huidige internationale praktijk;

   b)    toegang tot digitale sequentie-informatie overeenkomstig de huidige internationale praktijk;

   c)    vrije toegang tot vindbare, toegankelijke, uitwisselbare en herbruikbare (findable, accessible, interoperable and reusable, FAIR) wetenschappelijke gegevens in overeenstemming met de huidige internationale praktijk en open en verantwoordelijk gegevensbeheer;

   d)    informatie in de kennisgevingen, samen met gestandaardiseerde “BBNJ”-identificatiecodes, verstrekt overeenkomstig artikel 12, in een formaat dat toegankelijk en raadpleegbaar is voor het publiek;

   e)    overdracht van mariene technologie overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Deel V van deze Overeenkomst;

   f)    capaciteitsopbouw, onder meer door de financiering van onderzoeksprogramma’s, en partnerschapsmogelijkheden, met name die welke van direct en substantieel belang zijn voor wetenschappers en onderzoekers die bij onderzoeksprojecten betrokken zijn, alsmede specifieke initiatieven, met name voor ontwikkelingslanden, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van kleine eilandstaten in ontwikkeling en van de minst ontwikkelde landen;

   g)    meer technische en wetenschappelijke samenwerking, met name met wetenschappers en wetenschappelijke instellingen van ontwikkelingslanden;

   h)    andere vormen van voordelen, zoals vastgesteld door de Conferentie van de Partijen, rekening houdend met de aanbevelingen van het bij artikel 15 ingestelde comité voor toegang en verdeling van voordelen.

3.    De Partijen nemen de nodige wetgevende, administratieve of beleidsmaatregelen om ervoor te zorgen dat mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, samen met hun gestandaardiseerde “BBNJ”-identificatiecodes, die gebruikt kunnen worden door onder hun rechtsmacht vallende natuurlijke of rechtspersonen, uiterlijk drie jaar na het begin van dat gebruik of zodra deze beschikbaar zijn, worden opgeslagen in openbaar toegankelijke opslagplaatsen en databanken die op nationaal of internationaal niveau worden bijgehouden, rekening houdend met de huidige internationale praktijk.

4.    Toegang tot mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht in de opslagplaatsen en databanken onder de rechtsmacht van een Partij kan aan redelijke voorwaarden worden onderworpen, en wel als volgt:

   a)    de noodzaak om de fysieke integriteit van mariene genetische bronnen te behouden;

   b)    de redelijke kosten in verband met het onderhoud van de relevante genenbank, biorepositorium of databank waarin het monster, de gegevens of de informatie worden bewaard;

   c)    de redelijke kosten in verband met het verlenen van toegang tot de mariene genetische hulpbron, gegevens of informatie;

   d)    andere redelijke voorwaarden in overeenstemming met de doelstellingen van deze Overeenkomst; en aan onderzoekers en onderzoeksinstellingen uit ontwikkelingslanden kan de mogelijkheid worden geboden om onder eerlijke en meest gunstige voorwaarden, ook in het kader van bevoorrechte en preferentiële regelingen, toegang hiertoe te krijgen.

5.    De geldelijke voordelen van het gebruik van mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische rijkdommen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, met inbegrip van commercialisering, worden eerlijk en billijk verdeeld, via het bij artikel 52 ingestelde financiële mechanisme, met het oog op het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht.

6.    Na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst leveren de Partijen die ontwikkelde landen zijn jaarlijkse bijdragen aan het in artikel 52 bedoelde speciale fonds. Het bijdragepercentage van een Partij bedraagt 50 % van de bijdrage van die Partij aan de begroting die overeenkomstig artikel 47, lid 6, sub e), door de Conferentie van de Partijen is vastgesteld. Deze betaling wordt voortgezet totdat de Conferentie van de Partijen overeenkomstig lid 7 een besluit heeft genomen.

7.    De Conferentie van de Partijen neemt een besluit over de uitvoeringsbepalingen voor het verdelen van geldelijke voordelen die voortvloeien uit het gebruik van mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, rekening houdend met de aanbevelingen van het bij artikel 15 ingestelde comité voor toegang en verdeling van voordelen. Indien alle pogingen om een consensus te bereiken, zijn uitgeput, wordt er een besluit genomen met een meerderheid van drie vierde van de aanwezige en stemmende Partijen. De betalingen worden verricht via het bij artikel 52 ingestelde speciale fonds. De uitvoeringsbepalingen kunnen het volgende omvatten:

   a)    mijlpaalbetalingen;

   b)    betalingen of bijdragen in verband met de commercialisering van producten, met inbegrip van de betaling van een percentage van de inkomsten uit de verkoop van producten;

   c)    periodiek betaalde gedifferentieerde vergoeding, waarvan de hoogte afhangt van een reeks indicatoren die het geaggregeerde niveau van de activiteiten van een Partij meten;

   d)    andere uitvoeringsbepalingen zoals vastgesteld door de Conferentie van de Partijen, rekening houdend met de aanbevelingen van het comité voor toegang en verdeling van de voordelen.

8.    Een Partij kan op het tijdstip waarop de Conferentie van de Partijen de uitvoeringsbepalingen aanneemt, een verklaring afleggen waarin staat dat deze uitvoeringsbepalingen voor die Partij niet van kracht worden voor een periode van maximaal vier jaar, zodat er tijd is voor de noodzakelijke uitvoering. Een Partij die een dergelijke verklaring aflegt, blijft de in lid 6 bedoelde betaling verrichten totdat de nieuwe regeling van kracht wordt.

9.    Bij het nemen van een besluit over de uitvoeringsbepalingen voor het delen van geldelijke voordelen die voortvloeien uit het gebruik van digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht overeenkomstig lid 7, houdt de Conferentie van de Partijen rekening met de aanbevelingen van het comité voor toegang en verdeling van de voordelen, waarbij zij erkent dat dergelijke regelingen elkaar wederzijds moeten ondersteunen en aangepast moeten kunnen worden aan andere instrumenten voor toegang en verdeling van de voordelen.

10.    Rekening houdend met de aanbevelingen van het bij artikel 15 ingestelde comité voor toegang en verdeling van de voordelen evalueert en beoordeelt de Conferentie van de Partijen om de twee jaar de geldelijke voordelen van het gebruik van mariene genetische bronnen en van digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht. De eerste evaluatie vindt uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst plaats. Bij de evaluatie worden de in lid 6 bedoelde jaarlijkse bijdragen in aanmerking genomen.

11.    De Partijen nemen de nodige wetgevende, administratieve of beleidsmaatregelen, naargelang het geval, om ervoor te zorgen dat de voordelen die voortvloeien uit activiteiten met betrekking tot mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, die worden uitgevoerd door natuurlijke of rechtspersonen die onder hun rechtsmacht vallen, in overeenstemming met deze Overeenkomst worden gedeeld.

Artikel 15

Comité voor toegang en verdeling van voordelen

1.    Hierbij wordt een comité voor toegang en verdeling van voordelen ingesteld. Het dient onder meer als middel om richtsnoeren vast te stellen voor de verdeling van voordelen, overeenkomstig artikel 14, waarbij transparantie wordt geboden en wordt gezorgd voor een eerlijke en billijke verdeling van zowel geldelijke als niet-geldelijke voordelen.

2.    Het comité voor toegang en verdeling van voordelen bestaat uit 15 leden die beschikken over de nodige kwalificaties op verwante gebieden, opdat het comité zijn taken doeltreffend kan uitoefenen. De leden worden benoemd door de Partijen en gekozen door de Conferentie van de Partijen, waarbij rekening wordt gehouden met genderevenwicht en een billijke geografische spreiding en waarbij wordt gewaarborgd dat ontwikkelingslanden vertegenwoordigd zijn in het comité, met inbegrip van de minst ontwikkelde landen, kleine eilandstaten in ontwikkeling, en niet aan zee grenzende ontwikkelingslanden. Het mandaat en de werkwijze van het comité worden vastgesteld door de Conferentie van de Partijen.

3.    Het comité kan aanbevelingen doen aan de Conferentie van de Partijen over aangelegenheden die onder dit Deel vallen, met inbegrip van de volgende aangelegenheden: 

   a)    richtsnoeren of een gedragscode voor activiteiten met betrekking tot mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht overeenkomstig dit Deel;

   b)    maatregelen ter uitvoering van overeenkomstig dit Deel genomen besluiten;

   c)    tarieven of mechanismen voor het delen van geldelijke voordelen overeenkomstig artikel 14;

   d)    aangelegenheden in verband met dit Deel en die relevant zijn voor het uitwisselingsmechanisme;

   e)    aangelegenheden in verband met dit Deel en die relevant zijn voor het bij artikel 52 ingestelde financiële mechanisme;

   f)    alle andere aangelegenheden in verband met dit Deel die de Conferentie van de Partijen kan voorleggen aan het comité voor toegang en verdeling van voordelen.

4.    Elke Partij stelt het comité voor toegang en verdeling van voordelen via het uitwisselingsmechanisme de krachtens deze Overeenkomst vereiste informatie ter beschikking, waaronder:

   a)    wetgevende, administratieve en beleidsmaatregelen inzake toegang en verdeling van voordelen;

   b)    contactgegevens en andere relevante informatie over de nationale knooppunten;

   c)    andere informatie die vereist is op grond van de besluiten van de Conferentie van de Partijen.

5.    Het comité voor toegang en verdeling van voordelen kan de relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties raadplegen en de uitwisseling van informatie hiermee faciliteren over activiteiten die onder zijn mandaat vallen, met inbegrip van de verdeling van voordelen, het gebruik van digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen, best practices, instrumenten en methodologieën, gegevensbeheer en geleerde lessen.

6.    Het comité voor toegang en verdeling van voordelen kan aanbevelingen doen aan de Conferentie van de Partijen met betrekking tot de in het kader van het bovenvermelde lid 5 verkregen informatie.

Artikel 16

Monitoring en transparantie

1.    De monitoring en transparantie van activiteiten met betrekking tot mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht worden verzekerd door kennisgeving aan het uitwisselingsmechanisme, door het gebruik van gestandaardiseerde “BBNJ”-identificatiecodes overeenkomstig dit Deel en volgens de door de Conferentie van de Partijen vastgestelde procedures, zoals aanbevolen door het comité voor toegang en verdeling van voordelen.

2.    De Partijen dienen periodiek verslagen in bij het comité voor toegang en verdeling van voordelen over hun uitvoering van de bepalingen van dit Deel inzake activiteiten met betrekking tot mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht en de verdeling van de voordelen daarvan, in overeenstemming met dit Deel.

3.    Het comité voor toegang en verdeling van voordelen stelt een verslag op op basis van de via het uitwisselingsmechanisme ontvangen informatie en stelt dit ter beschikking van de Partijen, die opmerkingen kunnen indienen. Het comité voor toegang en verdeling van voordelen legt het verslag, met inbegrip van de ontvangen opmerkingen, voor aan de Conferentie van de Partijen. De Conferentie van de Partijen kan, rekening houdend met de aanbeveling van het comité voor toegang en verdeling van voordelen, passende richtsnoeren vaststellen voor de uitvoering van dit artikel, waarbij rekening wordt gehouden met de nationale capaciteiten en omstandigheden van de Partijen.

DEEL III

MAATREGELEN ZOALS GEBIEDSGERICHTE BEHEERSINSTRUMENTEN, WAARONDER BESCHERMDE MARIENE GEBIEDEN

Artikel 17

Doelstellingen

De doelstellingen van dit Deel zijn:

   a)    instandhouding en duurzaam gebruik van gebieden die beschermd moeten worden, onder meer door de invoering van een alomvattend systeem van gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met ecologisch representatieve en goed verbonden netwerken van beschermde mariene gebieden;

   b)    versterken van de samenwerking en coördinatie bij het gebruik van gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, tussen landen, relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties;

   c)    beschermen, behouden, herstellen en in stand houden van de biologische diversiteit en ecosystemen, onder meer met het oog op het verbeteren van hun productiviteit en gezondheid, en de weerbaarheid tegen stressfactoren te versterken, met inbegrip van stressfactoren die verband houden met klimaatverandering, oceaanverzuring en mariene verontreiniging;

   d)    ondersteunen van voedselzekerheid en andere sociaal-economische doelstellingen, waaronder de bescherming van culturele waarden;

   e)    steun verlenen aan ontwikkelingslanden die Partij zijn, met name de minst ontwikkelde landen, niet aan zee grenzende ontwikkelingslanden, staten met een ongunstige geografische ligging, kleine eilandstaten in ontwikkeling, Afrikaanse kuststaten, archipelstaten en ontwikkelingslanden met een middeninkomen, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van kleine eilandstaten in ontwikkeling, door middel van capaciteitsopbouw en de ontwikkeling en overdracht van mariene technologie bij de ontwikkeling, uitvoering, monitoring, beheer en handhaving van gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden.

Artikel 18

   Toepassingsgebied

   De vaststelling van gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, omvat geen gebieden binnen de nationale rechtsmacht en wordt niet gebruikt als grondslag voor het geldend maken of verwerpen van aanspraken op soevereiniteit, soevereine rechten of rechtsmacht, met inbegrip van eventuele geschillen die daarmee verband houden. De Conferentie van de Partijen neemt geen voorstellen in overweging van dergelijke gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, en dergelijke voorstellen mogen in geen geval worden geïnterpreteerd als erkenning of niet-erkenning van aanspraken op soevereiniteit, soevereine rechten of rechtsmacht.

Artikel 19

Voorstellen

1.    Voorstellen voor de vaststelling van gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, in het kader van dit Deel worden door de Partijen afzonderlijk of gezamenlijk bij het Secretariaat ingediend.

2.    De Partijen werken in voorkomend geval samen en plegen overleg met relevante belanghebbenden, waaronder staten en mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties, alsmede met het maatschappelijk middenveld, de wetenschappelijke gemeenschap, de particuliere sector, inheemse volken en lokale gemeenschappen, met het oog op de ontwikkeling van voorstellen, zoals uiteengezet in dit Deel.

3.    De voorstellen worden geformuleerd op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en informatie en, indien beschikbaar, relevante traditionele kennis van inheemse volken en lokale gemeenschappen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzorgsbenadering en een ecosysteemgerichte benadering.

4.    De voorstellen met betrekking tot de aangewezen gebieden omvatten de volgende essentiële elementen:

   a)    een geografische of ruimtelijke beschrijving van het gebied waarop het voorstel betrekking heeft, onder verwijzing naar de in bijlage I gespecificeerde indicatieve criteria;

   b)    informatie over de in bijlage I gespecificeerde criteria, alsmede eventuele criteria die verder kunnen worden ontwikkeld en herzien overeenkomstig lid 5 hieronder, die worden toegepast om het gebied te identificeren;

   c)    menselijke activiteiten in het gebied, met inbegrip van het gebruik door inheemse volken en lokale gemeenschappen, en de mogelijke gevolgen daarvan, indien van toepassing;

   d)    een beschrijving van de toestand van het mariene milieu en de biologische diversiteit in het afgebakende gebied;

   e)    een beschrijving van de op het gebied toe te passen doelstellingen inzake instandhouding en, in voorkomend geval, inzake duurzaam gebruik;

   f)    een ontwerpbeheersplan met de voorgestelde maatregelen en een beschrijving van de voorgestelde monitoring-, onderzoeks- en evaluatieactiviteiten om de gespecificeerde doelstellingen te bereiken;

   g)    de duur van het voorgestelde gebied en, in voorkomend geval, de voorgestelde maatregelen;

   h)    informatie over eventueel overleg met staten, met inbegrip van aangrenzende kuststaten en/of relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties, indien van toepassing;

   i)    informatie over gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, die worden uitgevoerd in het kader van relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties;

   j)    relevante wetenschappelijke inbreng en, indien beschikbaar, traditionele kennis van inheemse volken en lokale gemeenschappen.

5.    Indicatieve criteria voor de vaststelling van deze gebieden omvatten, voor zover relevant, de in bijlage I vermelde criteria en kunnen, indien nodig, verder worden ontwikkeld en herzien door het wetenschappelijk en technisch orgaan met het oog op bespreking en goedkeuring ervan door de Conferentie van de Partijen.

6.    Verdere eisen met betrekking tot de inhoud van voorstellen, met inbegrip van de uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van indicatieve criteria als bedoeld in het voorgaande lid 5, en richtsnoeren voor voorstellen als bedoeld in het voorgaande lid 4, punt b), worden zo nodig door het wetenschappelijk en technisch orgaan opgesteld met het oog op bespreking en goedkeuring door de Conferentie van de Partijen.

Artikel 20

Publicatie en voorlopige beoordeling van voorstellen

   Na ontvangst van een schriftelijk voorstel maakt het Secretariaat het voorstel openbaar en zendt het het voor een voorlopige beoordeling toe aan het wetenschappelijk en technisch orgaan. Het doel van de beoordeling is na te gaan of het voorstel de krachtens artikel 19 vereiste informatie bevat, met inbegrip van de in dit Deel en in bijlage I beschreven indicatieve criteria. Het resultaat van die evaluatie wordt openbaar gemaakt en door het Secretariaat aan de indiener meegedeeld. De indiener stuurt het voorstel opnieuw naar het Secretariaat, rekening houdend met de voorlopige beoordeling door het wetenschappelijk en technisch orgaan. Het Secretariaat stelt de Partijen daarvan in kennis en maakt dat opnieuw toegezonden voorstel openbaar en faciliteert het overleg overeenkomstig artikel 21.

Artikel 21

Overleg over en beoordeling van voorstellen

1.    Het overleg over overeenkomstig artikel 19 ingediende voorstellen is inclusief en transparant en staat open voor alle relevante belanghebbenden, met inbegrip van staten en mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties, alsmede het maatschappelijk middenveld, de wetenschappelijke gemeenschap, inheemse volken en lokale gemeenschappen.

2.    Het Secretariaat faciliteert het overleg en verzamelt als volgt inbreng:

   a)    staten, met name aangrenzende kuststaten, worden in kennis gesteld en verzocht onder meer het volgende in te dienen:

   i)    hun opmerkingen over de gegrondheid en de geografische reikwijdte van het voorstel;

   ii)    alle andere relevante wetenschappelijke inbreng;

   iii)    informatie over bestaande maatregelen of activiteiten in aangrenzende of verwante gebieden binnen de nationale rechtsmacht en buiten de nationale rechtsmacht;

   iv)    standpunten over de mogelijke gevolgen van het voorstel voor gebieden binnen de nationale rechtsmacht;

   v)    andere relevante informatie;

   b)    organen van relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties worden in kennis gesteld en worden uitgenodigd om onder meer het volgende in te dienen:

   i)    standpunten over de merites van het voorstel;

   ii)    alle andere relevante wetenschappelijke inbreng;

   iii)    informatie over bestaande maatregelen die bij dat instrument, dat kader of dat orgaan zijn vastgesteld voor het betrokken gebied of voor aangrenzende gebieden;

   iv)    standpunten met betrekking tot alle aspecten van de maatregelen en andere elementen voor een ontwerpbeheersplan die in het voorstel worden genoemd en die onder de bevoegdheid van dat orgaan vallen;

   v)    standpunten met betrekking tot relevante aanvullende maatregelen die onder de bevoegdheid van dat instrument, dat kader of dat orgaan vallen;

   vi)    andere relevante informatie;

   c)    inheemse volken en lokale gemeenschappen met relevante traditionele kennis, de wetenschappelijke gemeenschap, het maatschappelijk middenveld en andere relevante belanghebbenden worden uitgenodigd om onder meer het volgende in te dienen:

   i)    standpunten over de gegrondheid van het voorstel;

   ii)    alle andere relevante wetenschappelijke inbreng;

   iii)    alle relevante traditionele kennis van inheemse volken en lokale gemeenschappen;

   iv)    andere relevante informatie.

3.    De overeenkomstig het voorgaande lid 2 ontvangen bijdragen worden door het Secretariaat openbaar gemaakt.

4.    In gevallen waarin de voorgestelde maatregel gevolgen heeft voor gebieden die volledig omgeven zijn door de exclusieve economische zones van Staten, moeten de indieners:

   a)    met deze staten gericht en proactief overleg plegen, met inbegrip van voorafgaande kennisgeving;

   b)    de standpunten en opmerkingen van die staten over de voorgestelde maatregel in overweging nemen en schriftelijke antwoorden verstrekken waarin specifiek wordt ingegaan op die standpunten en opmerkingen, en, in voorkomend geval, de voorgestelde maatregel dienovereenkomstig aanpassen.

5.    De indiener houdt rekening met de tijdens de raadplegingsperiode ontvangen bijdragen, alsook met de standpunten en informatie van het wetenschappelijk en technisch orgaan, en herziet het voorstel in voorkomend geval dienovereenkomstig of reageert op inhoudelijke bijdragen die niet in het voorstel zijn opgenomen.

6.    De raadplegingsperiode is tijdgebonden.

7.    Het herziene voorstel wordt voorgelegd aan het wetenschappelijk en technisch orgaan, dat het voorstel beoordeelt en aanbevelingen doet aan de Conferentie van de Partijen.

8.    De uitvoeringsbepalingen voor het overleg- en beoordelingsproces, met inbegrip van de duur ervan, worden zo nodig verder uitgewerkt door het wetenschappelijk en technisch orgaan tijdens zijn eerste vergadering, met het oog op bespreking en goedkeuring door de Conferentie van de Partijen, waarbij rekening wordt gehouden met de bijzondere omstandigheden van kleine eilandstaten in ontwikkeling.

Artikel 22

Vaststelling van gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden

1.    Op basis van het definitieve voorstel en het ontwerpbeheersplan, rekening houdend met de bijdragen en de wetenschappelijke inbreng die tijdens het in het kader van dit Deel ingestelde overlegproces zijn ontvangen, en met het wetenschappelijk advies en de aanbevelingen van het wetenschappelijk en technisch orgaan, zal de Conferentie van de Partijen:

   a)    besluiten nemen over de vaststelling van gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, en daarmee samenhangende maatregelen;

   b)    besluiten kunnen nemen over maatregelen die verenigbaar zijn met de maatregelen die zijn vastgesteld door relevante rechtsinstrumenten en -kaders en door relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties, in samenwerking en coördinatie met die instrumenten, kaders en organisaties;

   c)    indien de voorgestelde maatregelen onder de bevoegdheid van andere mondiale, regionale, subregionale of sectorale organisaties vallen, aanbevelingen doen aan de Partijen bij deze Overeenkomst en aan mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties om de vaststelling van relevante maatregelen via dergelijke instrumenten, kaders en organisaties te bevorderen, overeenkomstig hun respectieve mandaten.

2.    Bij het nemen van besluiten op grond van dit artikel eerbiedigt de Conferentie van de Partijen de bevoegdheden van de relevante rechtsinstrumenten en -kaders en van de relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties, en ondermijnt zij deze niet.

3.    De Conferentie van de Partijen treft regelingen voor regelmatig overleg ter verbetering van de samenwerking en coördinatie met en tussen de relevante rechtsinstrumenten en -kaders en de relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties met betrekking tot gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, alsmede voor de coördinatie met betrekking tot gerelateerde maatregelen die in het kader van dergelijke instrumenten en kaders en door dergelijke organisaties zijn vastgesteld.

4.    Wanneer de verwezenlijking van de doelstellingen en de uitvoering van dit Deel dit vereist, kan de Conferentie van de Partijen, om de internationale samenwerking en coördinatie met betrekking tot het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht te bevorderen, overwegen en, met inachtneming van de voorgaande leden 1 en 2, besluiten een mechanisme te ontwikkelen met betrekking tot bestaande gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, die zijn vastgesteld door relevante rechtsinstrumenten en -kaders of relevante mondiale, regionale, subregionale of sectorale organisaties.

5.    Besluiten en aanbevelingen die door de Conferentie van de Partijen overeenkomstig dit Deel worden aangenomen, mogen geen afbreuk doen aan de doeltreffendheid van maatregelen die zijn vastgesteld voor gebieden die binnen de nationale rechtsmacht vallen, en worden genomen met inachtneming van de rechten en plichten van alle staten, in overeenstemming met het Verdrag. In gevallen waarin de in het kader van dit Deel voorgestelde maatregelen van invloed zouden zijn of waarvan redelijkerwijs verwacht wordt dat zij gevolgen zullen hebben voor de wateren boven de zeebodem en de ondergrond van de onder water gelegen gebieden waarover een kuststaat soevereine rechten uitoefent overeenkomstig het Verdrag, worden bij die maatregelen de soevereine rechten van die kuststaten naar behoren in acht genomen. Daartoe wordt overleg gepleegd overeenkomstig de bepalingen van dit Deel.

6.    Indien een op grond van dit Deel ingesteld gebiedsgerichte beheersinstrument, met inbegrip van een beschermd marien gebied, vervolgens geheel of gedeeltelijk onder de nationale rechtsmacht van een kuststaat valt, is dit onmiddellijk niet langer van kracht voor het deel dat onder de nationale rechtsmacht valt. Het deel dat overblijft voor gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, blijft van kracht totdat de Conferentie van de Partijen tijdens haar volgende vergadering het gebiedsgericht beheersinstrument, met inbegrip van een beschermd marien gebied, indien nodig herziet en besluit of het wordt gewijzigd of ingetrokken.

7.    Bij de vaststelling of wijziging van de bevoegdheid van een relevant rechtsinstrument of -kader of een relevante mondiale, regionale, subregionale of sectorale organisatie blijft een gebiedsgericht beheersinstrument, met inbegrip van een beschermd marien gebied, of daarmee verband houdende maatregelen die door de Conferentie van de Partijen uit hoofde van dit Deel zijn vastgesteld en die vervolgens geheel of gedeeltelijk onder de bevoegdheid van dat instrument, kader of orgaan vallen, van kracht totdat de Conferentie van de Partijen, in nauwe samenwerking en coördinatie met dat instrument, kader of orgaan, het gebiedsgericht beheersinstrument, met inbegrip van een beschermd marien gebied, en daarmee verband houdende maatregelen, naargelang het geval, evalueert en besluit tot handhaving, wijziging of intrekking.

Artikel 23

Besluitvorming

1.    In de regel worden de in dit Deel bedoelde besluiten en aanbevelingen bij consensus genomen.

2.    Indien alle pogingen om een consensus te bereiken, zijn uitgeput, worden besluiten en aanbevelingen uit hoofde van dit Deel genomen met een meerderheid van drie vierde van de aanwezige en stemmende Partijen, nadat de Conferentie van de Partijen bij een meerderheid van twee derde van de aanwezige en stemmende Partijen heeft besloten dat alle pogingen om een consensus te bereiken, zijn uitgeput.

3.    Krachtens dit Deel genomen besluiten treden 120 dagen na de vergadering van de Conferentie van de Partijen waarop zij zijn genomen, in werking en zijn bindend voor alle Partijen.

4.    Gedurende de in het voorgaande lid 3 bedoelde periode van 120 dagen kan elke Partij, door middel van een schriftelijke kennisgeving aan het Secretariaat, bezwaar maken tegen een op grond van dit Deel vastgesteld besluit, in welk geval dat besluit niet bindend is voor de Partij in kwestie. Een bezwaar tegen een besluit kan te allen tijde worden ingetrokken door middel van een schriftelijke kennisgeving aan het Secretariaat, waarna het besluit 90 dagen na de datum van kennisgeving waarin wordt verklaard dat het bezwaar wordt ingetrokken, voor die Partij bindend is.

5.    Een Partij die overeenkomstig het voorgaande lid 4 bezwaar maakt, verstrekt het Secretariaat op het moment dat zij bezwaar maakt een schriftelijke verklaring van de redenen voor haar bezwaar, dat gebaseerd is op een of meer van de volgende gronden:

   a)    het besluit is onverenigbaar met deze Overeenkomst of met de rechten en plichten van de bezwaarmakende Partij in overeenstemming met het Verdrag;

   b)    het besluit vormt een ongerechtvaardigde formele of feitelijke discriminatie van de bezwaarmakende Partij;

   c)    de Partij kan zich op het ogenblik van het bezwaar niet aan het besluit houden, nadat zij daartoe alle redelijke inspanningen heeft geleverd.

6.    Een Partij die overeenkomstig het voorgaande lid 4 bezwaar maakt, stelt, voor zover mogelijk, alternatieve maatregelen of benaderingen vast die een gelijkwaardig effect hebben als het besluit waartegen zij bezwaar heeft gemaakt, en neemt geen maatregelen of onderneemt geen acties die de doeltreffendheid zouden ondermijnen van het besluit waartegen zij bezwaar heeft gemaakt, tenzij dergelijke maatregelen of acties essentieel zijn voor de uitoefening van de rechten en plichten van de bezwaarmakende Partij in overeenstemming met het Verdrag.

7.    De bezwaarmakende Partij brengt verslag uit aan de Conferentie van de Partijen op de gewone vergadering na de in het voorgaande lid 4 bedoelde kennisgeving, en vervolgens periodiek over de uitvoering van lid 6, om informatie te verstrekken over het toezicht en de evaluatie uit hoofde van artikel 26.

8.    Een bezwaar tegen een overeenkomstig het voorgaande lid 4 genomen besluit kan alleen worden verlengd indien de bezwaarmakende Partij dit nog steeds nodig acht, en wel om de drie jaar na de inwerkingtreding van het besluit en door middel van een schriftelijke kennisgeving aan het Secretariaat. Deze schriftelijke kennisgeving bevat een toelichting van de redenen voor het oorspronkelijke bezwaar.

9.    Indien er geen kennisgeving van verlenging overeenkomstig het voorgaande lid 8 wordt ontvangen, wordt het bezwaar geacht automatisch te zijn ingetrokken en is het besluit bijgevolg bindend voor die Partij 120 dagen nadat dat bezwaar automatisch is ingetrokken. Het Secretariaat stelt de Partij 60 dagen vóór de datum waarop het bezwaar automatisch wordt ingetrokken daarvan in kennis.

10.    Op grond van dit Deel aangenomen besluiten van de Conferentie van de Partijen en bezwaren tegen deze besluiten worden door het Secretariaat openbaar gemaakt en worden toegezonden aan alle staten en aan alle relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties.

Artikel 24

Noodmaatregelen

1.    De Conferentie van de Partijen neemt besluiten om in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht maatregelen vast te stellen die zo nodig in noodgevallen moeten worden toegepast wanneer een natuurverschijnsel of een door de mens veroorzaakte ramp ernstige of onomkeerbare schade heeft toegebracht of dreigt te veroorzaken aan de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, om ervoor te zorgen dat de ernstige of onomkeerbare schade niet wordt verergerd.

2.    Op grond van dit artikel vastgestelde maatregelen worden alleen noodzakelijk geacht indien de ernstige of onomkeerbare schade, na raadpleging van relevante rechtsinstrumenten of -kaders of relevante mondiale, regionale, subregionale of sectorale organisaties, niet tijdig kan worden beheerst door de toepassing van de andere artikelen van deze Overeenkomst of door een relevant rechtsinstrument of -kader of door een relevante mondiale, regionale, subregionale of sectorale organisatie.

3.    Vastgestelde noodmaatregelen zijn gebaseerd op de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en informatie en, indien beschikbaar, op relevante traditionele kennis van inheemse volken en lokale gemeenschappen, en houden rekening met de voorzorgsbenadering. Dergelijke maatregelen kunnen door de Partijen worden voorgesteld of door het wetenschappelijk en technisch orgaan worden aanbevolen en kunnen tussen twee vergaderingen in worden vastgesteld. De maatregelen zijn tijdelijk en moeten op de eerstvolgende vergadering van de Conferentie van de Partijen opnieuw worden voorgelegd met het oog op besluitname.

4.    De maatregelen worden twee jaar na hun inwerkingtreding beëindigd of worden eerder door de Conferentie van de Partijen beëindigd wanneer zij worden vervangen door gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, en daarmee verband houdende maatregelen die overeenkomstig dit Deel zijn vastgesteld, of door maatregelen die zijn vastgesteld bij een relevant rechtsinstrument of -kader of door een relevante mondiale, regionale, subregionale of sectorale organisatie, of door een besluit van de Conferentie van de Partijen wanneer de omstandigheden die de maatregel noodzakelijk maakten, ophouden te bestaan.

5.    Procedures en richtsnoeren voor de vaststelling van noodmaatregelen, met inbegrip van overlegprocedures, worden zo nodig opgesteld door het wetenschappelijk en technisch orgaan, met het oog op de zo spoedig mogelijke bespreking en goedkeuring door de Conferentie van de Partijen. Deze procedures zijn inclusief en transparant.

Artikel 25

Uitvoering

1.    De Partijen zorgen ervoor dat activiteiten onder hun rechtsmacht of controle die plaatsvinden in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, worden uitgevoerd in overeenstemming met de uit hoofde van dit Deel genomen besluiten.

2.    Niets in deze Overeenkomst belet een Partij strengere maatregelen vast te stellen ten aanzien van haar onderdanen en vaartuigen of met betrekking tot activiteiten die onder haar rechtsmacht of controle vallen, in aanvulling op die welke in het kader van dit Deel zijn vastgesteld, in overeenstemming met het internationaal recht en ter ondersteuning van de doelstellingen van de Overeenkomst.

3.    De uitvoering van de krachtens dit Deel vastgestelde maatregelen mag, rechtstreeks of onrechtstreeks, geen onevenredige last vormen voor Partijen die kleine eilandstaten in ontwikkeling of minst ontwikkelde landen zijn.

4.    De Partijen bevorderen, in voorkomend geval, de vaststelling van maatregelen binnen de relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties waarvan zij lid zijn, ter ondersteuning van de uitvoering van de besluiten en aanbevelingen van de Conferentie van de Partijen uit hoofde van dit Deel.

5.    De Partijen moedigen de staten die het recht hebben Partij bij deze Overeenkomst te worden, met name staten waarvan de activiteiten, vaartuigen of onderdanen actief zijn in een gebied dat onder een vastgesteld gebiedsgericht beheersinstrument valt, met inbegrip van een beschermd marien gebied, aan om maatregelen te nemen ter ondersteuning van de besluiten en aanbevelingen van de Conferentie van de Partijen inzake gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, die krachtens dit Deel zijn ingesteld.

6.    Een Partij die geen Partij is bij of deelnemer is aan een relevant rechtsinstrument of rechtskader, of lid is van een relevante mondiale, regionale, subregionale of sectorale organisatie, en die niet anderszins instemt met de toepassing van de maatregelen die in het kader van dergelijke instrumenten en kaders zijn vastgesteld en die door dergelijke organisaties is ingesteld, wordt niet ontheven van de verplichting om overeenkomstig het Verdrag en deze Overeenkomst samen te werken bij het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht.

Artikel 26

Toezicht en evaluatie

1.    De Partijen brengen individueel of collectief verslag uit aan de Conferentie van de Partijen over de toepassing van gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, die in het kader van dit Deel zijn ingesteld, en van de daarmee verband houdende maatregelen. Deze verslagen, alsmede de in de hiernavolgende leden 2 en 3 bedoelde informatie en evaluatie, worden door het Secretariaat openbaar gemaakt.

2.    De relevante rechtsinstrumenten en -kaders en de relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties worden uitgenodigd om de Conferentie van de Partijen informatie te verstrekken over de uitvoering van de maatregelen die zij hebben genomen ter verwezenlijking van de doelstellingen van gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, die in het kader van dit Deel zijn vastgesteld. 

3.    De krachtens dit Deel vastgestelde gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, met inbegrip van daarmee verband houdende maatregelen, worden gemonitord en periodiek geëvalueerd door het wetenschappelijk en technisch orgaan, rekening houdend met de in de voorgaande leden 1 en 2 bedoelde verslagen en informatie.

4.    Bij de in het voorgaande lid 3 bedoelde evaluatie beoordeelt het wetenschappelijk en technisch orgaan de doeltreffendheid van de op grond van dit Deel ingestelde gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, met inbegrip van daarmee verband houdende maatregelen en de vooruitgang die is geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, en verstrekt dit orgaan advies en aanbevelingen aan de Conferentie van de Partijen.

5.    Na de evaluatie neemt de Conferentie van de Partijen besluiten of formuleert aanbevelingen, waar nodig, over de wijziging, uitbreiding of intrekking van gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, en alle daarmee verband houdende maatregelen die door de Conferentie van de Partijen zijn vastgesteld, op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en informatie en, indien beschikbaar, relevante traditionele kennis van inheemse volken en lokale gemeenschappen, rekening houdend met de voorzorgsbenadering en een ecosysteemgerichte benadering.

DEEL IV

MILIEUEFFECTBEOORDELINGEN

Artikel 27

Doelstellingen

De doelstellingen van dit Deel zijn:

   a)    de bepalingen van het Verdrag inzake milieueffectbeoordeling voor gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht operationeel maken door processen, drempelwaarden en andere vereisten vast te stellen voor het uitvoeren en rapporteren van beoordelingen door de Partijen;

   b)    ervoor zorgen dat de onder dit Deel vallende activiteiten worden beoordeeld en uitgevoerd om aanmerkelijke negatieve effecten te voorkomen, te beperken en te beheren met als doel de bescherming en het behoud van het mariene milieu;

   c)    ondersteunen van het in aanmerking nemen van cumulatieve effecten en effecten op gebieden binnen de nationale rechtsmacht;

   d)    voorzien in strategische milieubeoordelingen;

   e)    tot stand brengen van een samenhangend milieueffectbeoordelingskader voor activiteiten in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht;

   f)    opbouwen en versterken van de capaciteit van de Partijen, met name de ontwikkelingslanden die Partij zijn, met name de minst ontwikkelde landen, niet aan zee grenzende ontwikkelingslanden, staten met een ongunstige geografische ligging, kleine eilandstaten in ontwikkeling, Afrikaanse kuststaten, archipelstaten en ontwikkelingslanden met een middeninkomen, om ter ondersteuning van de doelstellingen van deze Overeenkomst milieueffectbeoordelingen en strategische milieubeoordelingen voor te bereiden, uit te voeren en te evalueren.

Artikel 28

Verplichting om milieueffectbeoordelingen uit te voeren

1.    De Partijen zorgen ervoor dat de potentiële effecten op het mariene milieu van geplande activiteiten die onder hun rechtsmacht of controle vallen en die plaatsvinden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, worden beoordeeld overeenkomstig dit Deel voordat toestemming wordt verleend.

2.    Wanneer een Partij met rechtsmacht of controle over een geplande activiteit die moet worden uitgevoerd in mariene gebieden binnen nationale rechtsmacht vaststelt dat de activiteit aanzienlijke verontreiniging van of aanmerkelijke en schadelijke veranderingen in het mariene milieu kan teweegbrengen in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, ziet die Partij erop toe dat een milieueffectbeoordeling van die activiteit wordt uitgevoerd overeenkomstig dit Deel of dat een milieueffectbeoordeling wordt uitgevoerd in het kader van de nationale procedure van de Partij. Een Partij die een dergelijke beoordeling uitvoert in het kader van haar nationale procedure:

   a)    stelt tijdig relevante informatie beschikbaar via het uitwisselingsmechanisme tijdens de nationale procedure;

   b)    zorgt ervoor dat de activiteit wordt gemonitord op een wijze die strookt met de vereisten van haar nationale procedure;

   c)    zorgt ervoor dat de milieueffectbeoordelingsrapport en alle relevante monitoringsrapportages in overeenstemming met deze Overeenkomst beschikbaar worden gesteld via het uitwisselingsmechanisme.

3.    Na ontvangst van de in het voorgaande lid 2, sub a), bedoelde informatie kan het wetenschappelijk en technisch orgaan opmerkingen indienen bij de Partij die rechtsmacht of controle heeft over de geplande activiteit.

Artikel 29

Verband tussen deze Overeenkomst en milieueffectbeoordelingsprocessen in het kader van relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties

1.    De Partijen bevorderen het gebruik van milieueffectbeoordelingen en de vaststelling en uitvoering van de krachtens artikel 38 ontwikkelde normen en/of richtsnoeren in relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties waarvan zij lid zijn.

2.    De Conferentie van de Partijen ontwikkelt in het kader van dit Deel mechanismen voor het wetenschappelijk en technisch orgaan om samen te werken met relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties die activiteiten in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht reguleren of het mariene milieu beschermen.

3.    Bij het ontwikkelen of actualiseren van normen of richtsnoeren voor de uitvoering van milieueffectbeoordelingen van activiteiten in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht door de Partijen bij deze Overeenkomst uit hoofde van artikel 38, werkt het wetenschappelijk en technisch orgaan in voorkomend geval samen met relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties.

4.    Het is niet nodig een screening of een milieueffectbeoordeling uit te voeren van een geplande activiteit in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, als de Partij die rechtsmacht of controle heeft over de geplande activiteit, bepaalt:

   a)    dat de potentiële effecten van de geplande activiteit of categorie activiteiten zijn beoordeeld in overeenstemming met de vereisten van andere relevante rechtsinstrumenten of -kaders of door relevante mondiale, regionale, subregionale of sectorale organisaties;

   b)    dat:

   i)    de reeds voor de geplande activiteit uitgevoerde beoordeling gelijkwaardig is aan die welke op grond van dit Deel vereist is, en de resultaten van de beoordeling in aanmerking worden genomen; of

   ii)    de voorschriften of normen die vastgesteld zijn in de relevante rechtsinstrumenten of -kaders of door de relevante mondiale, regionale, subregionale of sectorale organisaties die uit de beoordeling voortvloeien, zijn ontworpen om potentiële effecten te voorkomen, af te zwakken of te beheren zodat zij onder de in dit Deel vastgelegde drempel voor milieueffectbeoordelingen blijven en dat deze voorschriften en normen zijn nageleefd.

5.    Wanneer een milieueffectbeoordeling voor een geplande activiteit in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht is uitgevoerd op grond van een relevant rechtsinstrument of rechtskader of een relevante mondiale, regionale, subregionale of sectorale organisatie, ziet de betrokken Partij erop toe dat het milieueffectbeoordelingsrapport via het uitwisselingsmechanisme wordt gepubliceerd.

6.    Tenzij de geplande activiteiten die voldoen aan de criteria van het voorgaande lid 4, punt b), i), worden gemonitord en geëvalueerd in het kader van een relevant rechtsinstrument of rechtskader of een relevante mondiale, regionale, subregionale of sectorale organisatie, monitoren en evalueren de Partijen de activiteiten en zorgen zij ervoor dat de monitoring- en evaluatierapportages via het uitwisselingsmechanisme worden gepubliceerd.

Artikel 30

Drempelwaarden en factoren voor het uitvoeren van milieueffectbeoordelingen

1.    Wanneer een geplande activiteit meer dan een gering of tijdelijk effect op het mariene milieu kan hebben, of wanneer de effecten van de activiteit onbekend of slecht begrepen zijn, voert de Partij met rechtsmacht of controle over de activiteit een screening uit van de activiteit overeenkomstig artikel 31, aan de hand van de in lid 2 hieronder genoemde factoren, met dien verstande dat:

   a)    de screening voldoende gedetailleerd is om de Partij in staat te stellen te beoordelen of zij redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de geplande activiteit aanzienlijke verontreiniging van of aanmerkelijke en schadelijke veranderingen in het mariene milieu kan teweegbrengen, en het volgende omvat:

   i)    een beschrijving van de geplande activiteit, met inbegrip van het doel, de locatie, de duur en de intensiteit ervan; en

   ii)    een eerste analyse van de potentiële effecten, met aandacht voor cumulatieve effecten en, in voorkomend geval, alternatieven voor de geplande activiteit;

   b)    indien op basis van de screening wordt vastgesteld dat de Partij redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de activiteit aanzienlijke verontreiniging van of aanmerkelijke en schadelijke veranderingen in het mariene milieu teweeg kan brengen, wordt een milieueffectbeoordeling uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van dit Deel.

2.    Bij het bepalen of geplande activiteiten onder hun rechtsmacht of controle voldoen aan de in het voorgaande lid 1 vastgestelde drempelwaarde, nemen de Partijen de volgende niet-limitatieve lijst van factoren in overweging:

   a)    het soort activiteit en de technologie die voor de activiteit wordt gebruikt en de wijze waarop deze moet worden uitgevoerd;

   b)    de duur van de activiteit;

   c)    de locatie van de activiteit;

   d)    de kenmerken en het ecosysteem van de locatie (met inbegrip van gebieden met een bijzondere ecologische of biologische significantie of kwetsbaarheid);

   e)    de potentiële effecten van de activiteit, met inbegrip van de potentiële cumulatieve effecten en de potentiële effecten in gebieden binnen de nationale rechtsmacht;

   f)    de mate waarin de effecten van de activiteit onbekend of slecht begrepen zijn;

   g)    andere relevante ecologische of biologische criteria.

Artikel 31

Procedure voor milieueffectbeoordelingen

1.    De Partijen zorgen ervoor dat de procedure voor het uitvoeren van een milieueffectbeoordeling overeenkomstig dit Deel de volgende stappen omvat:

   a)    Screening. De Partijen voeren tijdig een screening uit om vast te stellen of een milieueffectbeoordeling vereist is voor een geplande activiteit die onder hun rechtsmacht of controle valt, overeenkomstig artikel 30, en maken hun conclusie openbaar:

   i)    indien een Partij vaststelt dat een milieueffectbeoordeling niet vereist is voor een geplande activiteit die onder haar rechtsmacht of controle valt, maakt zij relevante informatie, onder meer uit hoofde van artikel 30, lid 1, sub a), openbaar via het uitwisselingsmechanisme dat in het kader van deze Overeenkomst is ingesteld;

   ii)    op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en informatie en, indien beschikbaar, relevante traditionele kennis van inheemse volken en lokale gemeenschappen, kan elke Partij haar standpunten over de mogelijke gevolgen van een geplande activiteit ten aanzien waarvan overeenkomstig bovenvermeld sub a), onder i), een conclusie is opgesteld, binnen 40 dagen na de bekendmaking ervan circuleren aan de Partij die de conclusie heeft opgesteld en aan het wetenschappelijk en technisch orgaan;

   iii)    indien de Partij die haar standpunten heeft overgemaakt, haar bezorgdheid heeft geuit over de mogelijke gevolgen van een geplande activiteit waarop de conclusie betrekking heeft, houdt de Partij die tot die conclusie heeft besloten, rekening met deze bezwaren en kan zij haar conclusie herzien;

   iv)    na afweging van de door een Partij als bedoeld in sub a), onder ii), ingediende bezwaren onderzoekt en kan het wetenschappelijk en technisch orgaan de potentiële effecten van de geplande activiteit beoordelen op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en informatie en, indien beschikbaar, relevante traditionele kennis van inheemse volken en lokale gemeenschappen, en kan het, in voorkomend geval, aanbevelingen doen aan de Partij die de conclusie heeft opgesteld, nadat die Partij in de gelegenheid is gesteld te reageren op de geconstateerde bezwaren en rekening houdend met dit antwoord;

   v)    de Partij die de in sub a), onder i), bedoelde conclusie heeft getrokken, onderzoekt alle aanbevelingen van het wetenschappelijk en technisch orgaan;

   vi)    de optekening van de standpunten en de aanbevelingen van het wetenschappelijk en technisch orgaan wordt openbaar gemaakt, onder meer via het uitwisselingsmechanisme.

   b)    Scoping. De Partijen zorgen ervoor dat de belangrijkste milieueffecten en alle daarmee samenhangende effecten, zoals economische, sociale en culturele effecten en effecten voor de menselijke gezondheid, met inbegrip van potentiële cumulatieve effecten en effecten in gebieden binnen de nationale rechtsmacht, alsook eventuele alternatieven voor de geplande activiteit die moeten worden opgenomen in de milieueffectbeoordelingen die uit hoofde van dit Deel worden uitgevoerd, worden geïdentificeerd. De reikwijdte en het detailleringsniveau worden bepaald aan de hand van de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en informatie en, indien beschikbaar, relevante traditionele kennis van inheemse volken en lokale gemeenschappen.

   c)    Effectbeoordeling en evaluatie. De Partijen zorgen ervoor dat de effecten van geplande activiteiten, met inbegrip van cumulatieve effecten en effecten in gebieden binnen de nationale rechtsmacht, worden beoordeeld en geëvalueerd aan de hand van de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en informatie en, indien beschikbaar, relevante traditionele kennis van inheemse volken en lokale gemeenschappen.

   d)    Preventie, mitigatie en beheer van mogelijke negatieve effecten. De Partijen zorgen ervoor dat:

   i)    maatregelen om mogelijke negatieve effecten van de geplande activiteiten onder hun rechtsmacht of controle te voorkomen, te beperken en te beheren, worden vastgesteld en geanalyseerd om aanmerkelijke negatieve effecten te voorkomen. Dergelijke maatregelen kunnen onder meer inhouden dat alternatieven worden overwogen voor de geplande activiteit die onder hun rechtsmacht of controle valt;

   ii)    in voorkomend geval worden deze maatregelen opgenomen in een milieubeheerplan.

   e)    De Partijen zorgen voor openbare kennisgeving en raadpleging overeenkomstig artikel 32 van deze Overeenkomst.

   f)    De Partijen zorgen voor de opstelling en publicatie van een milieueffectrapport overeenkomstig artikel 33 van deze Overeenkomst.

2.    De Partijen kunnen gezamenlijke milieueffectbeoordelingen uitvoeren, met name voor geplande activiteiten die onder de rechtsmacht of controle van kleine eilandstaten in ontwikkeling vallen.

3.    Onder toezicht van het wetenschappelijk en technisch orgaan wordt een lijst van deskundigen opgesteld. Partijen met capaciteitsbeperkingen kunnen deze deskundigen om advies en bijstand verzoeken bij het uitvoeren en evalueren van screenings en milieueffectbeoordelingen voor een geplande activiteit die onder hun rechtsmacht of controle valt. De deskundigen kunnen niet worden aangesteld voor een ander onderdeel van het milieueffectbeoordelingsproces van dezelfde activiteit. De Partij die om advies en bijstand heeft verzocht, zorgt ervoor dat deze milieueffectbeoordelingen haar ter toetsing en besluitvorming worden voorgelegd.

Artikel 32

Openbare kennisgeving en raadpleging

1.    De Partijen zorgen voor tijdige openbare kennisgeving van een geplande activiteit, onder meer door publicatie via het uitwisselingsmechanisme en via het Secretariaat, en voor geplande en effectieve tijdsgebonden mogelijkheden, voor zover praktisch haalbaar, voor deelname aan de milieueffectbeoordeling voor alle staten, met name aangrenzende kuststaten en andere staten die grenzen aan de activiteit en mogelijk de meeste gevolgen hiervan ondervinden, en voor alle belanghebbenden. Kennisgeving en mogelijkheden voor deelname, onder meer door het indienen van opmerkingen, vinden plaats tijdens het gehele milieueffectbeoordelingsproces, in voorkomend geval ook wanneer de reikwijdte en het detailleringsniveau van een milieueffectbeoordeling overeenkomstig artikel 31, lid 1, sub b), worden vastgesteld en wanneer een ontwerp-milieueffectrapport is opgesteld overeenkomstig artikel 33, voordat een besluit wordt genomen over het al dan niet verlenen van toestemming voor de activiteit.

2.    De potentieel meest getroffen staten worden bepaald door rekening te houden met de aard en de potentiële gevolgen van de geplande activiteit op het mariene milieu en omvatten:

   a)    kuststaten waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de uitoefening van soevereine rechten met het oog op de exploratie, de exploitatie, het behoud of het beheer van natuurlijke bronnen door de activiteit wordt beïnvloed;

   b)    staten die op het gebied van de geplande activiteit menselijke activiteiten verrichten, met inbegrip van economische activiteiten, waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij worden getroffen.

3.    Belanghebbenden bij dit proces zijn onder meer inheemse volken en lokale gemeenschappen met relevante traditionele kennis, relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties, het maatschappelijk middenveld, de wetenschappelijke gemeenschap en het publiek.

4.    Wanneer het kleine eilandstaten in ontwikkeling betreft, moeten de openbare kennisgeving en raadpleging overeenkomstig artikel 48, lid 3, inclusief en transparant zijn, tijdig uitgevoerd worden en gericht en proactief zijn.

5.    Inhoudelijke opmerkingen die tijdens het raadplegingsproces worden ontvangen, ook van aangrenzende kuststaten en andere staten die grenzen aan de geplande activiteit wanneer zij potentieel meest getroffen staten zijn, worden in overweging genomen en door de Partijen behandeld. De Partijen houden in het bijzonder rekening met opmerkingen over mogelijke gevolgen in gebieden binnen de nationale rechtsmacht en dienen zo nodig schriftelijke antwoorden in, waarin specifiek wordt ingegaan op dergelijke opmerkingen, onder meer met betrekking tot eventuele aanvullende maatregelen om die potentiële effecten aan te pakken. De Partijen maken de ontvangen opmerkingen en de antwoorden of beschrijvingen van de wijze waarop deze zijn behandeld openbaar.

6.    Wanneer een geplande activiteit gevolgen heeft voor gebieden op volle zee die volledig omgeven zijn door de exclusieve economische zones van staten, doen de Partijen het volgende:

   a)    zij plegen met deze omringende staten gericht en proactief overleg, met inbegrip van voorafgaande kennisgeving;

   b)    zij houden rekening met de standpunten en opmerkingen van de omringende staten over de geplande activiteit en verstrekken schriftelijke antwoorden waarin specifiek wordt ingegaan op die standpunten en opmerkingen, en, in voorkomend geval, passen zij de geplande activiteit dienovereenkomstig aan.

7.    De Partijen zorgen voor toegang tot informatie met betrekking tot het milieueffectbeoordelingsproces in het kader van deze Overeenkomst. Desondanks zijn de Partijen niet verplicht vertrouwelijke of gepatenteerde informatie openbaar te maken. Het feit dat vertrouwelijke of bedrijfseigen informatie is bewerkt, wordt vermeld in openbare documenten.

Artikel 33

Rapporten over milieueffectbeoordelingen

1.    De Partijen zorgen voor de opstelling van een milieueffectrapport voor een dergelijke overeenkomstig dit Deel uitgevoerde beoordeling.

2.    Het milieueffectbeoordelingsrapport bevat ten minste de volgende informatie: een beschrijving van de geplande activiteit, met inbegrip van de locatie ervan; een beschrijving van de resultaten van het verkennend onderzoek; een beoordeling van het referentieniveau van het mariene milieu dat waarschijnlijk zal worden aangetast; een beschrijving van de potentiële effecten, met inbegrip van potentiële cumulatieve effecten en eventuele effecten in gebieden binnen de nationale rechtsmacht; een beschrijving van mogelijke preventie-, mitigatie- en beheersmaatregelen; een beschrijving van onzekerheden en kennishiaten; informatie over de openbare raadpleging; een beschrijving van de overweging van redelijke alternatieven voor de geplande activiteit; een beschrijving van de vervolgacties, met inbegrip van een milieubeheerplan; en een niet-technische samenvatting.

3.    De Partij stelt het ontwerp van het milieueffectrapport tijdens de openbare raadpleging via het uitwisselingsmechanisme beschikbaar om het wetenschappelijk en technisch orgaan de gelegenheid te bieden het verslag te bestuderen en te evalueren.

4.    Het wetenschappelijk en technisch orgaan kan, in voorkomend geval en tijdig, aan de Partij opmerkingen doen toekomen over het ontwerp van het milieueffectbeoordelingsrapport. De Partij houdt rekening met eventuele opmerkingen van het wetenschappelijk en technisch orgaan.

5.    De Partijen publiceren de verslagen van de milieueffectbeoordelingen, onder meer via het uitwisselingsmechanisme. Het Secretariaat zorgt ervoor dat alle Partijen tijdig in kennis worden gesteld van de publicatie van verslagen via het uitwisselingsmechanisme.

6.    De definitieve milieueffectrapporten worden door het wetenschappelijk en technisch orgaan op basis van de relevante praktijken, procedures en kennis in het kader van deze Overeenkomst in overweging genomen met het oog op de ontwikkeling van richtsnoeren, met inbegrip van de vaststelling van best practices.

7.    Een selectie van de gepubliceerde informatie die in het screeningproces wordt gebruikt om besluiten te nemen over het al dan niet uitvoeren van een milieueffectbeoordeling overeenkomstig de artikelen 30 en 31, wordt door het wetenschappelijk en technisch orgaan in overweging genomen en beoordeeld op basis van relevante praktijken, procedures en kennis in het kader van deze Overeenkomst, met het oog op het ontwikkelen van richtsnoeren, met inbegrip van de vaststelling van best practices.

Artikel 34

Besluitvorming

1.    Het is de taak van de Partij die de rechtsmacht of controle over een geplande activiteit heeft, om te bepalen of de activiteit mag doorgaan.

2.    Bij het bepalen of de geplande activiteit op grond van dit Deel mag plaatsvinden, wordt ten volle rekening gehouden met een overeenkomstig dit Deel uitgevoerde milieueffectbeoordeling. Een besluit om toestemming te verlenen voor de geplande activiteit onder de rechtsmacht of de controle van een Partij wordt alleen genomen wanneer de Partij, rekening houdende met mitigatie- of beheersmaatregelen, heeft vastgesteld dat zij alle redelijke inspanningen heeft geleverd om ervoor te zorgen dat de activiteit kan worden uitgevoerd op een wijze die strookt met het voorkomen van aanmerkelijke negatieve effecten op het mariene milieu.

3.    In de beslisdocumenten worden alle goedkeuringsvoorwaarden met betrekking tot risicobeperkende maatregelen en follow-upvoorschriften duidelijk vermeld. Beslisdocumenten worden openbaar gemaakt, onder meer via het uitwisselingsmechanisme.

4.    Op verzoek van een Partij kan de Conferentie van de Partijen aan die Partij advies en bijstand verlenen bij het bepalen of een geplande activiteit onder haar rechtsmacht of controle mag worden voortgezet.

Artikel 35

Monitoring van de effecten van toegestane activiteiten

   De Partijen houden, door gebruik te maken van de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en informatie en, indien beschikbaar, de relevante traditionele kennis van inheemse volken en lokale gemeenschappen, toezicht op de effecten van activiteiten in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht die zij toestaan of waarin zij actief zijn, om te bepalen of deze activiteiten het mariene milieu zouden kunnen vervuilen of nadelig zouden kunnen beïnvloeden. Elke Partij houdt met name toezicht op de milieueffecten en alle daarmee samenhangende effecten, zoals economische, sociale en culturele effecten en gevolgen voor de menselijke gezondheid, van een onder haar bevoegdheid of controle vallende activiteit waarvoor toestemming is verleend, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de goedkeuring van de activiteit.

Artikel 36

Rapportage over de effecten van toegestane activiteiten

1.    Partijen die individueel of collectief optreden, brengen periodiek verslag uit over de effecten van de toegestane activiteit en de resultaten van de krachtens artikel 35 vereiste monitoring.

2.    Monitoringsrapportages worden openbaar gemaakt, onder meer via het uitwisselingsmechanisme, en het wetenschappelijk en technisch orgaan kan de monitoringsrapportages in overweging nemen en evalueren.

3.    Monitoringsrapportages worden door het wetenschappelijk en technisch orgaan op basis van relevante praktijken, procedures en kennis in het kader van deze Overeenkomst in overweging genomen met het oog op de ontwikkeling van richtsnoeren voor de monitoring van de effecten van toegestane activiteiten, met inbegrip van de vaststelling van best practices.

Artikel 37

Evaluatie van toegestane activiteiten en de effecten daarvan

1.    De Partijen zorgen ervoor dat de effecten van de overeenkomstig artikel 35 gemonitorde activiteit waarvoor toestemming is verleend, worden geëvalueerd.

2.    Indien de Partij die rechtsmacht of controle heeft over de activiteit, aanmerkelijke nadelige effecten vaststelt die niet in de milieueffectbeoordeling waren voorzien, in aard of ernst, of die voortvloeien uit een inbreuk op een van de voorwaarden die zijn vastgesteld in de goedkeuring van de activiteit, herziet de Partij haar besluit waarbij toestemming wordt verleend voor de activiteit, en stelt zij de Conferentie van de Partijen, de andere Partijen en het publiek daarvan in kennis, onder meer via het uitwisselingsmechanisme, en:

   a)    eist zij dat maatregelen worden voorgesteld en uitgevoerd om die effecten te voorkomen, te beperken en/of te beheren, of om andere noodzakelijke maatregelen te nemen en/of de activiteit stop te zetten, naargelang het geval; en

   b)    evalueert zij tijdig welke maatregelen zijn uitgevoerd of welke acties in het kader van sub a) hierboven zijn ondernomen.

3.    Op basis van de uit hoofde van artikel 36 ontvangen verslagen kan het wetenschappelijk en technisch orgaan de Partij die toestemming voor de activiteit heeft verleend, ervan in kennis stellen dat het van oordeel is dat de activiteit aanmerkelijke nadelige effecten kan hebben die niet in de milieueffectbeoordeling waren voorzien of die voortvloeien uit een schending van de voorwaarden voor de goedkeuring van de toegestane activiteit, en kan het, in voorkomend geval, aanbevelingen doen aan de Partij.

4.    a)    Op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en informatie en, indien beschikbaar, relevante traditionele kennis van inheemse volken en lokale gemeenschappen, kan een Partij haar bedenkingen indienen bij de Partij die de activiteit heeft goedgekeurd en bij het wetenschappelijk en technisch orgaan, dat de toegestane activiteit aanmerkelijke nadelige effecten kan hebben die in de milieueffectbeoordeling niet waren voorzien, in aard of ernst, of die het gevolg zijn van een schending van de voorwaarden voor de goedkeuring van de toegelaten activiteit.

   b)    De Partij die toestemming voor de activiteit heeft verleend, houdt rekening met dergelijke bedenkingen.

   c)    Na bestudering van de door een Partij ingediende bedenkingen onderzoekt en kan het wetenschappelijk en technisch orgaan de aangelegenheid beoordelen op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en informatie en, indien beschikbaar, relevante traditionele kennis van inheemse volken en lokale gemeenschappen, en indien het van oordeel is dat een dergelijke activiteit aanmerkelijke nadelige effecten kan hebben die niet in de milieueffectbeoordeling waren voorzien of die voortvloeien uit een schending van de voorwaarden voor de goedkeuring van de toegestane activiteit, kan het de Partij die de activiteit heeft toegestaan hiervan in kennis stellen, en na die Partij in de gelegenheid te hebben gesteld om op de ingediende bedenkingen te reageren en rekening houdend met dit antwoord, kan het orgaan in voorkomend geval aanbevelingen doen aan deze Partij die toestemming heeft verleend voor de activiteit.

   d)    De vastlegging van bedenkingen, eventuele kennisgevingen en aanbevelingen van het wetenschappelijk en technisch orgaan worden openbaar gemaakt, onder meer via het uitwisselingsmechanisme.

   e)    De Partij die toestemming heeft verleend voor de activiteit, houdt rekening met alle kennisgevingen en aanbevelingen van het wetenschappelijk en technisch orgaan.

5.    Alle staten, met name aangrenzende kuststaten en alle andere staten die grenzen aan de activiteit en die behoren tot de staten die naar alle waarschijnlijkheid het meest worden getroffen, en belanghebbenden worden via het uitwisselingsmechanisme op de hoogte gehouden en kunnen worden geraadpleegd bij het toezicht op, de rapportage over en de evaluatie van een krachtens deze Overeenkomst toegestane activiteit.

6.    De Partijen publiceren, onder meer via het uitwisselingsmechanisme:

   a)    rapporten over de evaluatie van de effecten van de toegestane activiteit;

   b)    beslisdocumenten, met inbegrip van een lijst van redenen voor het besluit van de Partij, wanneer een Partij haar besluit tot goedkeuring van de activiteit heeft gewijzigd.

Artikel 38

Door het wetenschappelijk en technisch orgaan te ontwikkelen normen en/of richtsnoeren met betrekking tot milieueffectbeoordelingen

1.    Het Wetenschappelijk en Technisch Orgaan ontwikkelt normen of richtsnoeren die door de Conferentie van de Partijen worden bestudeerd en aangenomen met betrekking tot:

   a)    de vaststelling of de drempelwaarden voor de uitvoering van een screening of een milieueffectbeoordeling uit hoofde van artikel 30 voor geplande activiteiten zijn gehaald of overschreden, onder meer op basis van de in lid 2 van dat artikel genoemde niet-uitputtende factoren;

   b)    de beoordeling van cumulatieve effecten in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht en de wijze waarop met die effecten rekening moet worden gehouden in de milieueffectbeoordelingsprocedure;

   c)    de beoordeling van de effecten, in gebieden binnen de nationale rechtsmacht, van geplande activiteiten in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht en de wijze waarop met die effecten rekening moet worden gehouden in de milieueffectbeoordelingsprocedure;

   d)    de procedure inzake de openbare kennisgeving en raadpleging uit hoofde van artikel 32, met inbegrip van de vaststelling van wat vertrouwelijke of bedrijfseigen informatie is;

   e)    de vereiste inhoud van milieueffectbeoordelingsrapporten en van de gepubliceerde informatie die is gebruikt in het screeningproces overeenkomstig artikel 33, met inbegrip van best practices;

   f)    de monitoring van en verslaglegging over de effecten van toegestane activiteiten als bedoeld in de artikelen 35 en 36, met inbegrip van de vaststelling van best practices;

   g)    het uitvoeren van strategische milieubeoordelingen.

2.    Het wetenschappelijk en technisch orgaan kan ook normen en richtsnoeren ontwikkelen met het oog op bespreking en goedkeuring door de Conferentie van de Partijen, onder meer met betrekking tot:

   a)    een indicatieve, niet-uitputtende lijst van activiteiten waarvoor al dan niet een milieueffectbeoordeling vereist is, alsmede alle criteria in verband met die activiteiten, die periodiek wordt bijgewerkt;

   b)    de uitvoering van milieueffectbeoordelingen door de Partijen bij deze Overeenkomst in gebieden waarvan is vastgesteld dat zij bescherming of bijzondere aandacht behoeven.

3.    Elke norm wordt overeenkomstig artikel 74 opgenomen in een bijlage bij deze Overeenkomst.

Artikel 39

Strategische milieubeoordelingen

1.    De Partijen overwegen, afzonderlijk of in samenwerking met andere Partijen, strategische milieubeoordelingen uit te voeren voor plannen en programma’s met betrekking tot activiteiten die onder hun rechtsmacht of controle vallen, die moeten worden uitgevoerd in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, teneinde de mogelijke gevolgen van dergelijke plannen of programma’s en van alternatieven voor het mariene milieu te beoordelen.

2.    De Conferentie van de Partijen kan een strategische milieubeoordeling van een gebied of regio uitvoeren om de beste beschikbare informatie over het gebied of de regio te verzamelen en samen te vatten, actuele en potentiële toekomstige effecten te beoordelen en lacunes in de gegevens en onderzoeksprioriteiten vast te stellen.

3.    Bij het uitvoeren van milieueffectbeoordelingen overeenkomstig dit Deel houden de Partijen rekening met de resultaten van relevante strategische milieubeoordelingen die zijn uitgevoerd overeenkomstig de leden 1 en 2, voor zover beschikbaar.

4.    De Conferentie van de Partijen ontwikkelt richtsnoeren voor de uitvoering van elke in dit artikel beschreven categorie van strategische milieueffectbeoordeling.

DEEL V

CAPACITEITSOPBOUW EN OVERDRACHT VAN MARIENE TECHNOLOGIE

Artikel 40

Doelstellingen

   De doelstellingen van dit Deel zijn:

   a)    de Partijen, met name de ontwikkelingslanden die Partij zijn, bijstaan bij de uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst, teneinde de doelstellingen ervan te verwezenlijken;

   b)    inclusieve, billijke en doeltreffende samenwerking en deelname aan de in het kader van deze Overeenkomst ondernomen activiteiten mogelijk maken;

   c)    de mariene wetenschappelijke en technologische capaciteit ontwikkelen, ook met betrekking tot onderzoek, door de Partijen, met name de ontwikkelingslanden die Partij zijn, met betrekking tot het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, onder meer door toegang tot mariene technologie door en de overdracht van mariene technologie aan ontwikkelingslanden die Partij zijn;

   d)    kennis over het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht vergroten, verspreiden en delen;

   e)    in het bijzonder steun verlenen aan ontwikkelingslanden die Partij zijn, met name de minst ontwikkelde landen, niet aan zee grenzende ontwikkelingslanden, staten met een ongunstige geografische ligging, kleine eilandstaten in ontwikkeling, Afrikaanse kuststaten, archipelstaten en ontwikkelingslanden met een middeninkomen, door middel van capaciteitsopbouw en de ontwikkeling en overdracht van mariene technologie in het kader van deze Overeenkomst, bij de verwezenlijking van de doelstellingen met betrekking tot:

   i)    mariene genetische bronnen, met inbegrip van het delen van voordelen, zoals bedoeld in artikel 9;

   ii)    maatregelen zoals gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, zoals bedoeld in artikel 17;

   iii)    milieueffectbeoordelingen, zoals bedoeld in artikel 27.

Artikel 41

Samenwerking op het gebied van capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie

1.    De Partijen werken rechtstreeks of via relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties samen om de Partijen, met name ontwikkelingslanden die Partij zijn, bij te staan bij de verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst door middel van capaciteitsopbouw en de ontwikkeling en overdracht van mariene wetenschap en mariene technologie.

2.    Bij het bieden van capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie in het kader van deze Overeenkomst werken de Partijen op alle niveaus en in alle vormen samen, onder meer door partnerschappen met en betrokkenheid van alle relevante belanghebbenden, zoals, in voorkomend geval, de particuliere sector, het maatschappelijk middenveld en inheemse volken en lokale gemeenschappen als houders van traditionele kennis, alsmede door versterking van de samenwerking en coördinatie tussen de relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties.

3.    Bij de uitvoering van dit Deel erkennen de Partijen ten volle de bijzondere behoeften van de ontwikkelingslanden die Partij zijn, met name de minst ontwikkelde landen, niet aan zee grenzende ontwikkelingslanden, staten met een ongunstige geografische ligging, kleine eilandstaten in ontwikkeling, Afrikaanse kuststaten, archipelstaten en ontwikkelingslanden met een middeninkomen. De Partijen zorgen ervoor dat de capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie niet afhankelijk worden gesteld van strenge rapportagevereisten.

Artikel 42

Uitvoeringsbepalingen voor capaciteitsopbouw en voor de overdracht van mariene technologie

1.    De Partijen zorgen, binnen hun mogelijkheden, voor capaciteitsopbouw voor ontwikkelingslanden die Partij zijn en werken samen om de overdracht van mariene technologie te bewerkstelligen, met name aan ontwikkelingslanden die Partij zijn en daarom verzoeken, waarbij rekening wordt gehouden met de bijzondere omstandigheden van kleine eilandstaten in ontwikkeling en van de minst ontwikkelde landen, overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst.

2.    De Partijen verstrekken, binnen hun mogelijkheden, middelen om dergelijke capaciteitsopbouw en de ontwikkeling en overdracht van mariene technologie te ondersteunen en de toegang tot andere steunbronnen te vergemakkelijken, rekening houdend met hun nationale beleid, prioriteiten, plannen en programma’s.

3.    Capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie moeten een door het land aangestuurd, transparant, doeltreffend en iteratief proces zijn dat participatief, sectoroverschrijdend en genderresponsief is. In voorkomend geval bouwt het voort op bestaande programma’s en vormt het geen overlapping met bestaande programma’s en wordt het geïnspireerd door lessen die zijn getrokken uit onder meer capaciteitsopbouw en overdracht van activiteiten op het gebied van mariene technologie in het kader van relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties. Voor zover mogelijk houdt het proces met deze activiteiten rekening teneinde de efficiëntie en de resultaten te maximaliseren.

4.    Capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie zijn gebaseerd en afgestemd op de behoeften en prioriteiten van de ontwikkelingslanden die Partij zijn, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van kleine eilandstaten in ontwikkeling en van de minst ontwikkelde landen, die aan de hand van behoeftenanalysen per geval, of op subregionale of regionale basis worden vastgesteld. Dergelijke behoeften en prioriteiten kunnen zelf worden beoordeeld of gefaciliteerd door het comité voor capaciteitsopbouw en overdracht van mariene technologie en het uitwisselingsmechanisme.

Artikel 43

Aanvullende uitvoeringsbepalingen voor de overdracht van mariene technologie

1.    De Partijen delen een langetermijnvisie op het belang van de volledige verwezenlijking van de ontwikkeling en overdracht van technologie voor inclusieve, billijke en doeltreffende samenwerking en deelname aan de in het kader van deze Overeenkomst ondernomen activiteiten, teneinde de doelstellingen ervan volledig te verwezenlijken.

2.    De overdracht van mariene technologie in het kader van deze Overeenkomst vindt plaats onder eerlijke en meest gunstige voorwaarden, met inbegrip van bevoorrechte en preferentiële regelingen, en in overeenstemming met onderling overeengekomen voorwaarden en met de doelstellingen van deze Overeenkomst.

3.    De Partijen bevorderen en stimuleren de economische en juridische voorwaarden voor de overdracht van mariene technologie aan ontwikkelingslanden die Partij zijn, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van kleine eilandstaten in ontwikkeling en van de minst ontwikkelde landen, met inbegrip van het eventueel verstrekken van stimulansen aan ondernemingen en instellingen.

4.    Bij de overdracht van mariene technologie wordt rekening gehouden met alle rechten op deze technologieën en worden alle legitieme belangen in acht genomen, met inbegrip van onder meer de rechten en plichten van houders, leveranciers en ontvangers van mariene technologie, en met name rekening houdend met de belangen en behoeften van de ontwikkelingslanden met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst.

5.    Mariene technologie die op grond van dit Deel wordt overgedragen, is passend, relevant en, voor zover mogelijk, betrouwbaar, betaalbaar, actueel, milieuvriendelijk en beschikbaar in een toegankelijke vorm voor de ontwikkelingslanden die Partij zijn, waarbij rekening wordt gehouden met de bijzondere omstandigheden van kleine eilandstaten in ontwikkeling en van de minst ontwikkelde landen.

Artikel 44

Soorten capaciteitsopbouw en overdracht van mariene technologie

1.    Ter ondersteuning van de in artikel 40 genoemde doelstellingen kunnen de vormen van capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie verschillend zijn, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, steun voor de totstandbrenging of verbetering van de capaciteiten van de Partijen op het vlak van menselijke bronnen, financieel beheer, en wetenschappelijke, technologische, organisatorische, institutionele middelen, zoals:

   a)    de verspreiding en het gebruik van relevante gegevens, informatie, kennis en onderzoeksresultaten;

   b)    informatieverspreiding en bewustmaking, onder meer met betrekking tot relevante traditionele kennis van inheemse volken en lokale gemeenschappen, in overeenstemming met de vrij gegeven, voorafgaande en geïnformeerde toestemming van deze inheemse volken en, in voorkomend geval, lokale gemeenschappen;

   c)    de ontwikkeling en versterking van relevante infrastructuur, met inbegrip van de uitrusting en de capaciteit van het personeel voor het gebruik en het onderhoud ervan;

   d)    de ontwikkeling en versterking van institutionele capaciteit en nationale regelgevingskaders of -mechanismen;

   e)    de ontwikkeling en versterking van de capaciteiten op het gebied van menselijke bronnen en middelen voor financieel beheer en technische deskundigheid door middel van uitwisselingen, samenwerking op onderzoeksgebied, technische ondersteuning, onderwijs en opleiding en de overdracht van mariene technologie;

   f)    de ontwikkeling en uitwisseling van handleidingen, richtsnoeren en normen;

   g)    de ontwikkeling van technische, wetenschappelijke en onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s;

   h)    de ontwikkeling en versterking van capaciteiten en technologische instrumenten voor doeltreffende monitoring, controle en bewaking van activiteiten die binnen het toepassingsgebied van deze Overeenkomst vallen.

2.    Nadere bijzonderheden over de in dit artikel genoemde soorten capaciteitsopbouw en overdracht van mariene technologie zijn opgenomen in bijlage II.

3.    De Conferentie van de Partijen, rekening houdend met de aanbevelingen van het comité voor capaciteitsopbouw en overdracht van mariene technologie, zal periodiek, naargelang de noodzaak, de in bijlage II opgenomen indicatieve en niet-uitputtende lijst van soorten capaciteitsopbouw en overdracht van mariene technologie onderzoeken, beoordelen, verder ontwikkelen en hierover richtsnoeren verstrekken om rekening te houden met de technologische vooruitgang en innovatie en om in te spelen op en zich aan te passen aan de veranderende behoeften van staten, subregio’s en regio’s.

Artikel 45

Toezicht en evaluatie

1.    Capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie overeenkomstig de bepalingen van dit Deel worden op gezette tijden gemonitord en geëvalueerd.

2.    De (het) in het voorgaande lid 1 bedoelde toezicht en evaluatie worden uitgevoerd door het comité voor capaciteitsopbouw en overdracht van mariene technologie, onder het gezag van de Conferentie van de Partijen, en zijn gericht op:

   a)    het beoordelen en evalueren van de behoeften en prioriteiten van de ontwikkelingslanden die Partij zijn op het gebied van capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie, met bijzondere aandacht voor de bijzondere behoeften van de ontwikkelingslanden die Partij zijn en de bijzondere omstandigheden van kleine eilandstaten in ontwikkeling en van de minst ontwikkelde landen, overeenkomstig artikel 42, lid 4;

   b)    het evalueren van de vereiste, verstrekte en gemobiliseerde steun, alsook van lacunes in het voldoen aan de geëvalueerde behoeften van de ontwikkelingslanden die Partij zijn met betrekking tot deze Overeenkomst;

   c)    het in kaart brengen en mobiliseren van middelen in het kader van het bij artikel 52 ingestelde financiële mechanisme voor de ontwikkeling en uitvoering van capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie, onder meer voor het uitvoeren van behoeftenanalysen;

   d)    het meten van de prestaties op basis van overeengekomen indicatoren en het evalueren van op resultaten gebaseerde analysen, onder meer met betrekking tot de output, resultaten, vooruitgang en doeltreffendheid van capaciteitsopbouw en overdracht van mariene technologie in het kader van deze Overeenkomst, alsook van successen en uitdagingen;

   e)    het doen van aanbevelingen voor vervolgactiviteiten, onder meer over de wijze waarop capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie verder kunnen worden verbeterd, zodat ontwikkelingslanden die Partij zijn, rekening houdende met de bijzondere omstandigheden van kleine eilandstaten in ontwikkeling en van de minst ontwikkelde landen, hun uitvoering van de Overeenkomst kunnen versterken teneinde de doelstellingen ervan te verwezenlijken.

3.    Ter ondersteuning van de monitoring en evaluatie van capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie dienen de Partijen verslagen in bij het comité voor capaciteitsopbouw en overdracht van mariene technologie. Deze verslagen moeten worden opgesteld in een vorm en met een regelmaat die door de Conferentie van de Partijen worden vastgesteld, rekening houdend met de aanbevelingen van het comité voor capaciteitsopbouw en overdracht van mariene technologie. Bij de indiening van hun verslagen houden de Partijen in voorkomend geval rekening met de inbreng van regionale en subregionale organisaties op het gebied van capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie. De door de Partijen ingediende verslagen en alle bijdragen van regionale en subregionale organisaties over capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie moeten openbaar worden gemaakt. De Conferentie van de Partijen ziet erop toe dat de rapportagevereisten gestroomlijnd en niet belastend zijn, met name voor ontwikkelingslanden die Partij zijn, ook wat betreft kosten en tijd.

Artikel 46

Comité voor capaciteitsopbouw en overdracht van mariene technologie

1.    Hierbij wordt een comité voor capaciteitsopbouw en overdracht van mariene technologie opgericht.

2.    Het comité bestaat uit leden die over de nodige kwalificaties en deskundigheid beschikken om objectief in het belang van de Overeenkomst te dienen, en die door de Partijen worden voorgedragen en door de Conferentie van de Partijen worden gekozen, rekening houdend met genderevenwicht en een billijke geografische spreiding, en waarin onder meer de minst ontwikkelde landen, de kleine eilandstaten in ontwikkeling en de niet aan zee grenzende ontwikkelingslanden vertegenwoordigd zijn. Het mandaat en de werkwijze van het comité worden door de Conferentie van de Partijen tijdens haar eerste vergadering vastgesteld.

3.    Het comité dient verslagen en aanbevelingen in die de Conferentie van de Partijen overweegt en waaraan zij in voorkomend geval gevolg geeft.

DEEL VI

INSTITUTIONELE REGELINGEN

Artikel 47

Conferentie van de Partijen

1.    Hierbij wordt een Conferentie van de Partijen ingesteld.

2.    De eerste vergadering van de Conferentie van de Partijen wordt door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties bijeengeroepen uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst. Daarna houdt de Conferentie van de Partijen gewone vergaderingen met een door haar te bepalen regelmaat. Buitengewone vergaderingen van de Conferentie van de Partijen kunnen overeenkomstig het reglement van orde op andere tijdstippen worden gehouden.

3.    De Conferentie van de Partijen komt gewoonlijk bijeen op de zetel van het Secretariaat of op de zetel van de Verenigde Naties.

4.    De Conferentie van de Partijen stelt op haar eerste vergadering bij consensus een reglement van orde voor haarzelf en haar hulporganen vast, alsmede de financiële regels voor de financiering van het Secretariaat en van eventuele hulporganen, en daarna het reglement van orde en de financiële regels voor elk ander hulporgaan dat zij eventueel vaststelt. Totdat het reglement van orde is vastgesteld, is het reglement van orde van de intergouvernementele conferentie betreffende een juridisch bindend internationaal instrument in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee inzake het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht van toepassing.

5.    De Conferentie van de Partijen stelt alles in het werk om besluiten en aanbevelingen bij consensus aan te nemen. Tenzij in deze Overeenkomst anders is bepaald, worden, indien alle pogingen om een consensus te bereiken, zijn uitgeput, besluiten en aanbevelingen van de Conferentie van de Partijen met betrekking tot inhoudelijke aangelegenheden aangenomen met een meerderheid van twee derde van de aanwezige en stemmende Partijen, en worden besluiten over procedurekwesties aangenomen met een meerderheid van de aanwezige en stemmende Partijen.

6.    De Conferentie van de Partijen houdt toezicht op en evalueert de uitvoering van deze Overeenkomst en zal daartoe:

   a)    besluiten en aanbevelingen vaststellen met betrekking tot de uitvoering van deze Overeenkomst;

   b)    de uitwisseling van informatie tussen de Partijen die relevant is voor de uitvoering van deze Overeenkomst evalueren en faciliteren;

   c)    samenwerking en coördinatie met en tussen de relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties bevorderen, onder meer door het tot stand brengen van passende processen, met het oog op een betere samenhang van de inspanningen voor het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht;

   d)    de hulporganen instellen die nodig worden geacht om de uitvoering van deze Overeenkomst te ondersteunen;

   e)    een begroting vaststellen met een meerderheid van drie vierde van de aanwezige en stemmende Partijen, indien alle pogingen om tot een consensus te komen zijn uitgeput, met een zodanige frequentie en voor een door haar vast te stellen financiële periode;

   f)    andere in deze Overeenkomst genoemde of voor de uitvoering ervan vereiste taken verrichten.

7.    De Conferentie van de Partijen kan besluiten het Internationaal Hof voor het recht van de zee te verzoeken advies uit te brengen over een rechtsvraag betreffende de overeenstemming van een voorstel met deze Overeenkomst dat aan de Conferentie van de Partijen is voorgelegd over een onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheid. Een verzoek om advies wordt niet ingewonnen over een aangelegenheid die onder de bevoegdheid van andere mondiale, regionale, subregionale of sectorale organisaties valt, noch over een aangelegenheid die noodzakelijkerwijs gepaard gaat met de gelijktijdige behandeling van geschillen over soevereiniteit of andere rechten over vastelands- of eilandgebied of een aanspraak daarop, of over de juridische status van een gebied binnen de nationale rechtsmacht. In het verzoek wordt aangegeven wat de reikwijdte van de juridische kwestie is waarover het advies wordt gevraagd. De Conferentie van de Partijen kan verzoeken dat dit advies met spoed wordt uitgebracht. 

8.    Binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst en daarna met door haar vast te stellen tussenpozen beoordeelt en evalueert de Conferentie van de Partijen de deugdelijkheid en doeltreffendheid van de bepalingen van deze Overeenkomst en stelt zij, indien nodig, middelen voor om de uitvoering van deze bepalingen te versterken teneinde het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht beter aan te pakken.

Artikel 48

Transparantie

1.    De Conferentie van de Partijen bevordert de transparantie van besluitvormingsprocessen en andere activiteiten die in het kader van deze Overeenkomst worden uitgevoerd.

2.    Alle vergaderingen van de Conferentie van de Partijen en haar hulporganen staan open voor waarnemers die deelnemen overeenkomstig het reglement van orde, tenzij de Conferentie van de Partijen anders besluit. De Conferentie van de Partijen publiceert en houdt een openbaar register bij van haar besluiten.

3.    De Conferentie van de Partijen bevordert de transparantie bij de uitvoering van deze Overeenkomst, onder meer door de publieke verspreiding van informatie en de facilitering van de deelname van en het overleg met relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties, inheemse volken en lokale gemeenschappen met relevante traditionele kennis, de wetenschappelijke gemeenschap, het maatschappelijk middenveld en andere relevante belanghebbenden, naargelang het geval en in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst.

4.    Vertegenwoordigers van staten die geen Partij zijn bij deze Overeenkomst, relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties, inheemse volken en lokale gemeenschappen met relevante traditionele kennis, de wetenschappelijke gemeenschap, het maatschappelijk middenveld en andere relevante belanghebbenden die belang hebben bij aangelegenheden die verband houden met de Conferentie van de Partijen, kunnen verzoeken om als waarnemer deel te nemen aan de vergaderingen van de Conferentie van de Partijen en haar hulporganen. Het reglement van orde van de Conferentie van de Partijen voorziet in uitvoeringsbepalingen voor een dergelijke deelname en is in dit opzicht niet onnodig beperkend. Voorts is in het reglement van orde ook bepaald dat die vertegenwoordigers tijdig toegang tot alle relevante gegevens hebben.

Artikel 49

Wetenschappelijk en technisch orgaan

1.    Hierbij wordt een wetenschappelijk en technisch orgaan opgericht.

2.    Het wetenschappelijk en technisch orgaan is samengesteld uit leden met passende kwalificaties die in hun hoedanigheid van deskundige en in het belang van de Overeenkomst dienst doen, en die door de Partijen worden voorgedragen en door de Conferentie van de Partijen worden gekozen, rekening houdend met de behoefte aan multidisciplinaire expertise, met inbegrip van relevante wetenschappelijke en technische deskundigheid en deskundigheid op het gebied van relevante traditionele kennis van inheemse volken en lokale gemeenschappen, genderevenwicht en billijke geografische vertegenwoordiging. Het mandaat en de uitvoeringsbepalingen voor de werking van het wetenschappelijk en technisch orgaan, met inbegrip van de selectieprocedure en de mandaten van de leden, worden door de Conferentie van de Partijen tijdens haar eerste vergadering vastgesteld.

3.    Het wetenschappelijk en technisch orgaan kan, indien nodig, een beroep doen op passend advies dat afkomstig is van relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties, alsmede van andere wetenschappers en deskundigen.

4.    Onder het gezag en de leiding van de Conferentie van de Partijen, en rekening houdend met de multidisciplinaire expertise waarnaar in lid 2 wordt verwezen, verstrekt het wetenschappelijk en technisch orgaan wetenschappelijk en technisch advies aan de Conferentie van de Partijen, voert het de taken uit die het krachtens deze Overeenkomst en andere door de Conferentie van de Partijen vastgestelde taken vervult, en brengt het verslag uit aan de Conferentie van de Partijen over zijn werkzaamheden.

Artikel 50

Secretariaat

1.    Hierbij wordt een Secretariaat ingesteld. De Conferentie van de Partijen treft tijdens haar eerste vergadering regelingen voor de werking van het Secretariaat, onder meer door een besluit te nemen over de zetel van het Secretariaat.

2.    Totdat het Secretariaat zijn taken aanvangt, vervult de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, via DOALOS (Afdeling Mariene Zaken en Zeerecht) van het OLA (Bureau Juridische Zaken) van het Secretariaat van de Verenigde Naties, de secretariaatstaken in het kader van deze Overeenkomst.

3.    Het Secretariaat en het gastland kunnen een zetelovereenkomst sluiten. Het Secretariaat heeft rechtsbevoegdheid op het grondgebied van het gastland en geniet van het gastland de voorrechten en immuniteiten die nodig zijn voor de uitoefening van zijn taken.

4.    Het Secretariaat:

   a)    verleent administratieve en logistieke steun aan de Conferentie van de Partijen en haar hulporganen met het oog op de uitvoering van deze Overeenkomst;

   b)    organiseert en verzorgt de vergaderingen van de Conferentie van de Partijen en van alle andere organisaties die krachtens deze Overeenkomst of door de Conferentie van de Partijen worden opgericht;

   c)    verspreidt tijdig informatie met betrekking tot de uitvoering van deze Overeenkomst, onder meer door besluiten van de Conferentie van de Partijen openbaar te maken en te circuleren aan alle Partijen, alsmede aan relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties;

   d)    faciliteert samenwerking en coördinatie, in voorkomend geval, met de secretariaten van andere relevante internationale organisaties, en treft met name de administratieve en contractuele regelingen die nodig zijn voor dat doel en voor de effectieve uitvoering van zijn taken, onder voorbehoud van goedkeuring door de Conferentie van de Partijen;

   e)    stelt verslagen op over de uitvoering van zijn taken in het kader van deze Overeenkomst en legt deze voor aan de Conferentie van de Partijen;

   f)    verleent bijstand bij de uitvoering van deze Overeenkomst en verricht andere taken die door de Conferentie van de Partijen worden bepaald of die het Secretariaat krachtens deze Overeenkomst zijn toegewezen.

Artikel 51

Uitwisselingsmechanisme

1.    Hierbij wordt een uitwisselingsmechanisme ingesteld.

2.    Het uitwisselingsmechanisme bestaat voornamelijk uit een open access platform. De specifieke uitvoeringsbepalingen voor de werking van het uitwisselingsmechanisme worden vastgesteld door de Conferentie van de Partijen.

3.    Het uitwisselingsmechanisme:

   a)    fungeert als een gecentraliseerd platform om de Partijen in staat te stellen informatie te raadplegen, te verstrekken en te verspreiden met betrekking tot activiteiten die plaatsvinden in het kader van de bepalingen van deze Overeenkomst, met inbegrip van informatie over:

   i)    mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, als bedoeld in Deel II van deze Overeenkomst;

   ii)    de vaststelling en toepassing van gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden;

   iii)    milieueffectbeoordelingen;

   iv)    verzoeken om capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie en de daarmee verband houdende mogelijkheden, met inbegrip van samenwerking op onderzoeksgebied en opleidingsmogelijkheden, informatie over bronnen en beschikbaarheid van technologische informatie en gegevens voor de overdracht van mariene technologie, mogelijkheden om de toegang tot mariene technologie te vergemakkelijken en de beschikbaarheid van financiering;

   b)    faciliteert de afstemming van behoeften op het gebied van capaciteitsopbouw met de beschikbare steun en met aanbieders voor de overdracht van mariene technologie, met inbegrip van gouvernementele, niet-gouvernementele of private entiteiten die belangstelling hebben om als donoren deel te nemen aan de overdracht van mariene technologie, en de toegang tot daarmee verband houdende kennis en expertise te vergemakkelijken;

   c)    zorgt voor koppelingen met relevante mondiale, regionale, subregionale, nationale en sectorale uitwisselingsmechanismen en andere genenbanken, gegevensarchieven en databanken, met inbegrip van die welke betrekking hebben op relevante traditionele kennis van inheemse volken en lokale gemeenschappen, en bevordert waar mogelijk koppelingen met openbaar beschikbare particuliere en niet-gouvernementele platformen voor de uitwisseling van informatie;

   d)    bouwt voort op mondiale, regionale en subregionale uitwisselingsinstellingen, indien van toepassing, bij het opzetten van regionale en subregionale mechanismen in het kader van het mondiale mechanisme;

   e)    bevordert meer transparantie, onder meer door het faciliteren van de uitwisseling tussen de Partijen en andere relevante belanghebbenden van basisgegevens en informatie over het behoud en het duurzame gebruik van mariene biologische diversiteit in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht;

   f)    faciliteert internationale samenwerking, met inbegrip van wetenschappelijke en technische samenwerking;

   g)    voert andere door de Conferentie van de Partijen vastgestelde of krachtens deze Overeenkomst toegewezen taken uit.

4.    Het uitwisselingsmechanisme wordt beheerd door het Secretariaat, onverminderd eventuele samenwerking met andere relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties, zoals bepaald door de Conferentie van de Partijen, met inbegrip van de Intergouvernementele Oceanografische Commissie van de Organisatie der Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, de Internationale Zeebodemautoriteit, de Internationale Maritieme Organisatie en de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties.

5.    Bij het beheer van het uitwisselingsmechanisme wordt volledige erkenning gegeven aan de bijzondere behoeften van de ontwikkelingslanden die Partij zijn, alsmede aan de bijzondere omstandigheden van kleine eilandstaten in ontwikkeling die Partij zijn, en wordt hun toegang tot het mechanisme vergemakkelijkt om deze staten in staat te stellen er gebruik van te maken zonder onnodige belemmeringen of administratieve lasten. Er wordt informatie verstrekt over activiteiten ter bevordering van informatie-uitwisseling, bewustmaking en verspreiding in en met die staten, alsmede over specifieke programma’s voor die staten.

6.    De vertrouwelijkheid van de in het kader van deze Overeenkomst verstrekte informatie en de desbetreffende rechten wordt geëerbiedigd. Niets in deze Overeenkomst mag zodanig worden uitgelegd dat het nodig is informatie uit te wisselen die krachtens het nationale recht van een Partij of een ander toepasselijk recht beschermd is tegen openbaarmaking.

DEEL VII

FINANCIËLE MIDDELEN EN FINANCIERINGSMECHANISME

Artikel 52

Financiering

1.    Elke Partij stelt, binnen de grenzen van haar mogelijkheden, middelen ter beschikking met betrekking tot de activiteiten die bedoeld zijn om de doelstellingen van deze Overeenkomst te verwezenlijken, rekening houdend met haar nationale beleid, prioriteiten, plannen en programma’s.

2.    De uit hoofde van deze Overeenkomst opgerichte instellingen worden gefinancierd door middel van vastgestelde bijdragen van de Partijen.

3.    Er wordt een mechanisme ingesteld voor de verstrekking van adequate, toegankelijke, nieuwe en aanvullende en voorspelbare financiële middelen in het kader van deze Overeenkomst. Het mechanisme ondersteunt ontwikkelingslanden die Partij zijn bij de uitvoering van deze Overeenkomst, onder meer door financiering ter ondersteuning van capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie, en vervult andere in dit artikel beschreven functies voor het behoud en het duurzame gebruik van mariene biologische diversiteit.

4.    Het mechanisme omvat:

   a)    een door de Conferentie van de Partijen opgericht vrijwillig trustfonds om de deelname van vertegenwoordigers van de ontwikkelingslanden die Partij zijn, met name de minst ontwikkelde landen, niet aan zee grenzende ontwikkelingslanden en kleine eilandstaten in ontwikkeling, aan de vergaderingen van de krachtens deze Overeenkomst opgerichte organisaties te vergemakkelijken;

   b)    een speciaal fonds dat wordt gefinancierd uit de volgende bronnen:

   i)    jaarlijkse bijdragen overeenkomstig artikel 14, lid 6;

   ii)    betalingen overeenkomstig artikel 14, lid 7;

   iii)    aanvullende bijdragen van Partijen en particuliere entiteiten die financiële middelen willen verstrekken ter ondersteuning van het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht;

   c)    het Global Environment Facility Trust Fund.

5.    De Conferentie van de Partijen kan de mogelijkheid overwegen om, als onderdeel van het financiële mechanisme, aanvullende middelen in te stellen ter ondersteuning van het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, ter financiering van de rehabilitatie en het ecologisch herstel van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht.

6.    Het speciale fonds en het Global Environment Facility Trust Fund worden gebruikt om:

   a)    projecten voor capaciteitsopbouw in het kader van deze Overeenkomst te financieren, met inbegrip van doeltreffende projecten voor het behoud en het duurzame gebruik van mariene biologische diversiteit en activiteiten en programma’s, met inbegrip van opleiding in verband met de overdracht van mariene technologie;

   b)    ontwikkelingslanden die Partij zijn bij te staan bij de uitvoering van deze Overeenkomst;

   c)    steun te verlenen aan programma’s voor instandhouding en duurzaam gebruik door inheemse volken en lokale gemeenschappen als houders van traditionele kennis;

   d)    openbare raadplegingen op nationaal, subregionaal en regionaal niveau te ondersteunen;

   e)    alle andere activiteiten waartoe de Conferentie van de Partijen heeft besloten, te financieren.

7.    Het financiële mechanisme moet ervoor zorgen dat dubbel werk bij het gebruik van de middelen binnen het mechanisme wordt vermeden en complementariteit en samenhang worden bevorderd.

8.    Financiële middelen die worden gemobiliseerd ter ondersteuning van de uitvoering van deze Overeenkomst kunnen financiering omvatten uit publieke en private bronnen, zowel nationale als internationale, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, bijdragen van staten, internationale financiële instellingen, bestaande financieringsmechanismen in het kader van mondiale en regionale instrumenten, donoragentschappen, intergouvernementele organisaties, niet-gouvernementele organisaties en natuurlijke en rechtspersonen, en via publiek-private partnerschappen.

9.    Voor de toepassing van deze Overeenkomst functioneert het mechanisme onder het gezag, in voorkomend geval, en onder leiding van de Conferentie van de Partijen, en legt het daaraan verantwoording af. De Conferentie van de Partijen verstrekt richtlijnen voor de algemene strategieën, beleidsvoornemens, programmaprioriteiten en voorwaarden voor de toegang tot en gebruik van financiële middelen.

10.    De Conferentie van de Partijen en de Global Environment Facility komen op de eerste vergadering van de Conferentie van de Partijen regelingen overeen om uitvoering te geven aan bovenstaande leden.

11.    Gezien de urgentie om het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht te addresseren, stelt de Conferentie van de Partijen een initiële doelstelling vast voor het mobiliseren van middelen tot 2030 voor het speciale fonds uit alle bronnen, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de institutionele uitvoeringsbepalingen van het speciaal fonds en met de informatie die wordt verstrekt via het comité voor capaciteitsopbouw en overdracht van mariene technologie.

12.    Ontwikkelingslanden die Partij zijn, komen in aanmerking voor financiering uit hoofde van deze Overeenkomst op basis van de behoefte. De financiering in het kader van het speciaal fonds wordt verdeeld volgens billijke verdelingscriteria, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften aan bijstand van Partijen met bijzondere behoeften, met name de minst ontwikkelde landen, niet aan zee grenzende ontwikkelingslanden, staten met een ongunstige geografische ligging, kleine eilandstaten in ontwikkeling en Afrikaanse kuststaten, archipelstaten en ontwikkelingslanden met een middeninkomen, en rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van kleine eilandstaten in ontwikkeling en van de minst ontwikkelde landen. Het speciaal fonds heeft tot doel een efficiënte toegang tot financiering te waarborgen door middel van vereenvoudigde aanvraag- en goedkeuringsprocedures en een grotere bereidheid tot steun voor dergelijke ontwikkelingslanden die Partij zijn.

13.    Rekening houdend met capaciteitsbeperkingen moedigen de Partijen internationale organisaties aan een preferentiële behandeling toe te kennen aan, en rekening te houden met de specifieke behoeften en bijzondere verzoeken van de ontwikkelingslanden die Partij zijn, met name de minst ontwikkelde landen, niet aan zee grenzende ontwikkelingslanden en kleine eilandstaten in ontwikkeling, en rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van kleine eilandstaten in ontwikkeling en van de minst ontwikkelde landen, bij de toewijzing van passende middelen en technische bijstand en het gebruik van hun gespecialiseerde diensten met het oog op het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht.

14.    De Conferentie van de Partijen richt een financieel comité voor financiële middelen op. Het bestaat uit leden die over passende kwalificaties en deskundigheid beschikken, rekening houdend met genderevenwicht en een billijke geografische spreiding. Het mandaat en de werkwijze van het comité worden vastgesteld door de Conferentie van de Partijen. Het comité brengt op gezette tijden verslag uit en doet aanbevelingen over de identificatie en de beschikbaarstelling van middelen in het kader van het mechanisme. Het verzamelt ook informatie en brengt verslag uit over financiering in het kader van andere mechanismen en instrumenten die direct of indirect bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst. Naast de in dit artikel genoemde overwegingen onderzoekt het comité onder meer:

   a)    de beoordeling van de behoeften van de Partijen, met name van de ontwikkelingslanden die Partij zijn;

   b)    de beschikbaarheid en tijdige betaling van financiële middelen;

   c)    de transparantie van de besluitvormings- en beheersprocessen met betrekking tot fondsenwerving en toewijzingen;

   d)    de verantwoordingsplicht van de ontvangende ontwikkelingslanden die Partij zijn met betrekking tot het overeengekomen gebruik van de middelen.

15.    De Conferentie van de Partijen bestudeert de verslagen en aanbevelingen van het financieel comité en neemt passende maatregelen.

16.    Daarnaast verricht de Conferentie van de Partijen een periodieke evaluatie van het financiële mechanisme om de toereikendheid, doeltreffendheid en toegankelijkheid van de financiële middelen te beoordelen, onder meer voor capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie, met name voor ontwikkelingslanden die Partij zijn.

DEEL VIII

UITVOERING EN NALEVING

Artikel 53

Uitvoering

   De Partijen nemen de wetgevende, administratieve of beleidsmaatregelen die nodig zijn om de uitvoering van deze Overeenkomst te waarborgen.

Artikel 54

Toezicht op de uitvoering

   Elke Partij houdt toezicht op de uitvoering van haar verplichtingen uit hoofde van deze Overeenkomst en brengt, in een format en met een regelmaat die door de Conferentie van de Partijen wordt vastgesteld, aan de Conferentie verslag uit over de maatregelen die zij heeft genomen om deze Overeenkomst uit te voeren.

Artikel 55

Uitvoerings- en nalevingscomité

1.    Er wordt een uitvoerings- en nalevingscomité opgericht dat belast is met het faciliteren van, en toezicht op, de uitvoering van deze Overeenkomst en op de naleving van de bepalingen van deze Overeenkomst. Het uitvoerings- en nalevingscomité is faciliterend van aard en functioneert op een transparante, niet-conflictueuze en niet-bestraffende wijze.

2.    Het uitvoerings- en nalevingscomité bestaat uit leden met passende kwalificaties en ervaring die door de Partijen zijn voorgedragen en door de Conferentie van de Partijen worden gekozen, met inachtneming van genderevenwicht en een billijke geografische vertegenwoordiging.

3.    Het uitvoerings- en nalevingscomité werkt volgens de uitvoeringsbepalingen en het reglement van orde die de Conferentie van de Partijen tijdens haar eerste vergadering heeft vastgesteld. Het uitvoerings- en nalevingscomité onderzoekt onder meer uitvoerings- en nalevingskwesties op individueel en systemisch niveau, brengt op gezette tijden verslag uit aan de Conferentie van de Partijen en doet, in voorkomend geval met inachtneming van de respectieve nationale omstandigheden, aanbevelingen aan de Conferentie van de Partijen.

4.    In de loop van zijn werkzaamheden kan het uitvoerings- en nalevingscomité gebruikmaken van passende informatie van organisaties die krachtens deze Overeenkomst zijn opgericht, alsmede van relevante rechtsinstrumenten en -kaders en relevante mondiale, regionale, subregionale en sectorale organisaties, voor zover nodig.

DEEL IX

REGELING VAN GESCHILLEN

Artikel 56

Voorkoming van geschillen

   De Partijen werken samen om geschillen te voorkomen.

Artikel 57

Verplichting om geschillen op vreedzame wijze te beslechten

   De Partijen zijn verplicht hun geschillen over de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst te beslechten door middel van onderhandeling, onderzoek, bemiddeling, verzoening, arbitrage, gerechtelijke regeling, een beroep op regionale instanties of regelingen of andere vreedzame middelen naar hun keuze.

Artikel 58

Geschillenbeslechting op vreedzame wijze die door de Partijen is gekozen

   Niets in dit Deel doet afbreuk aan het recht van een Partij bij deze Overeenkomst om te allen tijde overeen te komen een onderling geschil over de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst met vreedzame middelen naar eigen keuze te beslechten.

Artikel 59

Geschillen van technische aard

   Wanneer een geschil betrekking heeft op een aangelegenheid van technische aard, kunnen de betrokken Partijen het geschil voorleggen aan een door hen ingesteld ad-hocpanel van deskundigen. Het panel werkt samen met de betrokken Partijen en streeft ernaar het geschil snel op te lossen zonder gebruikmaking van bindende procedures voor geschillenbeslechting uit hoofde van artikel 60 van deze Overeenkomst.

Artikel 60

Procedures voor geschillenbeslechting

1.    Geschillen betreffende de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst worden beslecht overeenkomstig de bepalingen voor geschillenbeslechting waarin deel XV van het Verdrag voorziet.

2.    De bepalingen van deel XV van en de bijlagen V, VI, VII en VIII bij het Verdrag worden geacht te zijn gerepliceerd voor de beslechting van geschillen waarbij een Partij bij deze Overeenkomst betrokken is die geen Partij is bij het Verdrag.

3.    Elke procedure die door een Partij bij deze Overeenkomst is aanvaard en die tevens Partij is bij het Verdrag overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag, is van toepassing op de beslechting van geschillen uit hoofde van dit Deel, tenzij die Partij bij de ondertekening, bekrachtiging, goedkeuring, aanvaarding of toetreding tot deze Overeenkomst, of op enig tijdstip daarna, een andere procedure overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag voor de beslechting van geschillen uit hoofde van dit Deel heeft aanvaard.

4.    Elke verklaring van een Partij bij deze Overeenkomst die tevens Partij is bij het Verdrag overeenkomstig artikel 298 van het Verdrag, is van toepassing op de beslechting van geschillen uit hoofde van dit Deel, tenzij die Partij bij de ondertekening, bekrachtiging, goedkeuring, aanvaarding of toetreding tot deze Overeenkomst, of op enig tijdstip daarna, een andere verklaring heeft afgelegd overeenkomstig artikel 298 van het Verdrag voor de beslechting van geschillen uit hoofde van dit Deel.

5.    Overeenkomstig het voorgaande lid 2 kan een Partij bij deze Overeenkomst die geen Partij is bij het Verdrag, bij de ondertekening, bekrachtiging, goedkeuring, aanvaarding of toetreding tot deze Overeenkomst, of op enig tijdstip daarna, door middel van een schriftelijke verklaring die bij de depositaris wordt ingediend, een of meer van de volgende middelen vrij te kiezen voor de beslechting van geschillen betreffende de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst:

   a)    het Internationaal Hof voor het recht van de zee;

   b)    het Internationaal Gerechtshof;

   c)    een scheidsgerecht van bijlage VII;

   d)    een bijzonder scheidsgerecht van bijlage VIII voor een of meer van de in die bijlage genoemde categorieën geschillen.

6.    Een Partij bij deze Overeenkomst die geen Partij is bij het Verdrag en die geen verklaring heeft afgegeven, wordt geacht de in het voorgaande lid 5, sub c), bedoelde mogelijkheid te hebben aanvaard. Indien de Partijen bij een geschil dezelfde procedure voor de beslechting van het geschil hebben aanvaard, kan deze uitsluitend aan die procedure worden onderworpen, tenzij de Partijen anders overeenkomen. Indien de Partijen bij een geschil niet dezelfde procedure voor de beslechting van het geschil hebben aanvaard, kan deze uitsluitend worden onderworpen aan arbitrage overeenkomstig bijlage VII bij het Verdrag, tenzij de Partijen anders overeenkomen. Artikel 287, leden 6 tot en met 8, van het Verdrag is van toepassing op verklaringen uit hoofde van het voorgaande lid 5.

7.    Een Partij bij deze Overeenkomst die geen Partij is bij het Verdrag, kan bij de ondertekening, bekrachtiging, goedkeuring, aanvaarding of toetreding tot deze Overeenkomst, of op enig tijdstip daarna, onverminderd de uit dit Deel voortvloeiende verplichtingen, schriftelijk verklaren dat zij geen van de procedures van Deel XV, afdeling 2, van het Verdrag aanvaardt met betrekking tot een of meer van de in artikel 298 van het Verdrag voor de beslechting van geschillen uit hoofde van dit Deel genoemde categorieën geschillen. Artikel 298 van het Verdrag is van toepassing op een dergelijke verklaring.

8.    De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan de procedures voor de beslechting van geschillen die de Partijen zijn overeengekomen als deelnemers aan een relevant rechtsinstrument of rechtskader, of als leden van een relevante mondiale, regionale, subregionale of sectorale organisatie met betrekking tot de uitlegging of toepassing van dergelijke instrumenten en kaders.

9.    Niets in deze Overeenkomst mag aldus worden uitgelegd dat het een gerecht bevoegdheid verleent om kennis te nemen van geschillen die betrekking hebben op of noodzakelijkerwijs gepaard gaan met de gelijktijdige overweging van de juridische status van een gebied binnen de nationale rechtsmacht, noch van geschillen betreffende de soevereiniteit of andere rechten over vastelands- of eilandgebied of een aanspraak daarop van een Partij bij deze Overeenkomst, aangenomen dat niets in dit lid wordt uitgelegd als een beperking van de bevoegdheid van een gerecht uit hoofde van deel XV, afdeling 2, van het Verdrag.

10.    Om twijfel te voorkomen, kan geen enkele bepaling van deze Overeenkomst worden ingeroepen als grondslag voor het geldend maken of verwerpen van aanspraken op soevereiniteit, soevereine rechten of rechtsmacht over land- of zeegebieden, met inbegrip van geschillen die daarmee verband houden.

Artikel 61

Voorlopige regeling

   In afwachting van de beslechting van een geschil overeenkomstig dit Deel stellen de Partijen bij het geschil alles in het werk om voorlopige praktische regelingen te treffen.

DEEL X

NIET BIJ DEZE OVEREENKOMST AANGESLOTEN PARTIJEN

Artikel 62

Niet bij deze Overeenkomst aangesloten Partijen

   De Partijen moedigen niet-Partijen bij deze Overeenkomst aan Partij te worden bij deze Overeenkomst en wet- en regelgeving vast te stellen die in overeenstemming is met de bepalingen ervan.

DEEL XI

GOEDE TROUW EN MISBRUIK VAN RECHT

Artikel 63

Goede trouw en misbruik van recht

   De Partijen komen te goeder trouw de uit hoofde van deze Overeenkomst aangegane verplichtingen na en oefenen de daarin erkende rechten uit op een wijze die geen misbruik van recht vormt.

DEEL XII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 64

Stemrecht

1.    Behoudens het bepaalde in het tweede lid, heeft elke Partij bij deze Overeenkomst één stem.

2.    Een regionale organisatie voor economische integratie die Partij is bij deze Overeenkomst, oefent haar stemrecht uit met een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal van haar lidstaten die Partij zijn bij deze Overeenkomst. Dergelijke organisaties oefenen hun stemrecht niet uit indien een van hun lidstaten zijn stemrecht uitoefent, en omgekeerd.

Artikel 65

Ondertekening

   Deze Overeenkomst staat vanaf 20 september 2023 open voor ondertekening door alle staten en regionale organisaties voor economische integratie en blijft openstaan voor ondertekening tot en met 20 september 2025 op de zetel van de Verenigde Naties in New York.



Artikel 66

Bekrachtiging, goedkeuring, aanvaarding en toetreding

   Deze Overeenkomst dient te worden bekrachtigd, goedgekeurd of aanvaard door staten en regionale organisaties voor economische integratie. Het staat open voor toetreding door staten en regionale organisaties voor economische integratie vanaf de dag na de datum waarop de Overeenkomst voor ondertekening is gesloten. De akten van bekrachtiging, goedkeuring, aanvaarding en toetreding worden neergelegd bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

Artikel 67

Verdeling van de bevoegdheden van regionale organisaties voor economische integratie en hun lidstaten met betrekking tot de onder deze Overeenkomst vallende aangelegenheden

1.    Een regionale organisatie voor economische integratie die Partij wordt bij deze Overeenkomst zonder dat één van haar lidstaten Partij is, is gebonden aan alle verplichtingen ingevolge deze Overeenkomst. In het geval van dergelijke organisaties waarvan een of meer lidstaten Partij zijn bij deze Overeenkomst, beslissen de organisatie en haar lidstaten over hun respectieve verantwoordelijkheden voor de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van deze Overeenkomst. In dergelijke gevallen zijn de organisatie en haar lidstaten niet gerechtigd de uit de Overeenkomst voortvloeiende rechten gelijktijdig uit te oefenen.

2.    Een regionale organisatie voor economische integratie vermeldt in haar akte van bekrachtiging, goedkeuring, aanvaarding of toetreding de omvang van haar bevoegdheid met betrekking tot de door deze Overeenkomst geregelde aangelegenheden. Een dergelijke organisatie brengt ook de depositaris, die op zijn beurt de Partijen in kennis stelt, op de hoogte van elke relevante wijziging van de omvang van haar bevoegdheid.

Artikel 68

Inwerkingtreding

1.    Deze Overeenkomst treedt in werking 120 dagen na de datum van nederlegging van de zestigste akte van bekrachtiging, goedkeuring, aanvaarding of toetreding.

2.    Voor elke staat of regionale organisatie voor economische integratie die deze Overeenkomst bekrachtigt, goedkeurt, aanvaardt of ertoe toetreedt na de nederlegging van de zestigste akte van bekrachtiging, goedkeuring, aanvaarding of toetreding, treedt deze Overeenkomst in werking op de dertigste dag volgend op de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, goedkeuring, aanvaarding of toetreding, onder voorbehoud van het voorgaande lid 1.

3.    Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt de nederlegging van een akte door een regionale organisatie voor economische integratie niet meegeteld bij de door de lidstaten van deze organisatie nedergelegde akten.

Artikel 69

Voorlopige toepassing

1.    Deze Overeenkomst kan voorlopig worden toegepast door een staat of regionale organisatie voor economische integratie die instemt met de voorlopige toepassing ervan door de depositaris daarvan schriftelijk in kennis te stellen op het tijdstip van ondertekening of nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, goedkeuring, aanvaarding of toetreding. Deze voorlopige toepassing wordt van kracht op de datum van ontvangst van de kennisgeving door de depositaris.

2.    De voorlopige toepassing door een staat of regionale organisatie voor economische integratie eindigt bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst voor die staat of regionale organisatie voor economische integratie of nadat die staat of regionale organisatie voor economische integratie de depositaris schriftelijk in kennis heeft gesteld van zijn voornemen om de voorlopige toepassing ervan te beëindigen.

Artikel 70

Voorbehouden en excepties

   Voorbehouden of excepties ten aanzien van deze Overeenkomst kunnen niet worden gemaakt, tenzij deze uitdrukkelijk zijn toegestaan op grond van andere artikelen van deze Overeenkomst.

Artikel 71

Verklaringen

   Artikel 70 verhindert een staat of regionale organisatie voor economische integratie niet bij de ondertekening, bekrachtiging, goedkeuring, aanvaarding of toetreding tot deze Overeenkomst verklaringen af te leggen, in welke bewoordingen of onder welke naam ook, onder andere met het oog op de harmonisatie van zijn wet- en regelgeving met de bepalingen van deze Overeenkomst, mits dergelijke verklaringen niet strekken tot uitsluiting of wijziging van de juridische werking van de bepalingen van deze Overeenkomst in de toepassing ervan op die staat of regionale organisatie voor economische integratie.

Artikel 72

Wijziging

1.    Een Partij kan, door middel van een schriftelijke kennisgeving aan het Secretariaat, wijzigingen op deze Overeenkomst voorstellen. Het Secretariaat stuurt een dergelijke kennisgeving door naar alle Partijen. Indien binnen zes maanden na de datum van verzending van de kennisgeving ten minste de helft van de Partijen positief op het verzoek antwoordt, wordt de voorgestelde wijziging besproken op de volgende vergadering van de Conferentie van de Partijen.

2.    Een overeenkomstig artikel 47 aangenomen wijziging van deze Overeenkomst wordt door de depositaris ter bekrachtiging, goedkeuring of aanvaarding aan alle Partijen meegedeeld.

3.    Wijzigingen van deze Overeenkomst treden voor de Partijen die deze bekrachtigen, goedkeuren of aanvaarden in werking op de dertigste dag volgend op de nederlegging van de akten van bekrachtiging, goedkeuring of aanvaarding door twee derde van het aantal Partijen bij deze Overeenkomst op het tijdstip van aanneming van de wijziging. Daarna treedt de wijziging voor elke Partij die haar akte van bekrachtiging, goedkeuring of aanvaarding van een wijziging na de nederlegging van het vereiste aantal van dergelijke akten neerlegt, in werking op de dertigste dag volgend op de nederlegging van haar akte van bekrachtiging, goedkeuring of aanvaarding.

4.    In een wijziging kan worden bepaald dat voor de inwerkingtreding van de wijziging een kleiner of groter aantal bekrachtigingen, goedkeuringen of aanvaardingen vereist is dan door dit artikel wordt vereist.

5.    Voor de toepassing van de leden 3 en 4 wordt een door een regionale organisatie voor economische integratie nedergelegde akte niet meegeteld als aanvulling op de akten die door de lidstaten van die organisatie zijn nedergelegd.

6.    Een staat of regionale organisatie voor economische integratie die Partij wordt bij deze Overeenkomst na de inwerkingtreding van wijzigingen overeenkomstig lid 3, moet, tenzij die staat of regionale organisatie voor economische integratie een andere bedoeling tot uitdrukking heeft gebracht,

   a)    worden beschouwd als een Partij bij deze Overeenkomst, zoals gewijzigd;

   b)    worden beschouwd als Partij bij de ongewijzigde Overeenkomst met betrekking tot een Partij die niet door de wijziging gebonden is.

Artikel 73

Opzegging

1.    Een Partij kan door middel van een schriftelijke kennisgeving, gericht aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, deze Overeenkomst opzeggen en daarbij de redenen aangeven. Het niet aangeven van redenen tast de geldigheid van de opzegging niet aan. De opzegging wordt van kracht een jaar na de datum van ontvangst van de kennisgeving, tenzij hierin een latere datum wordt aangegeven.

2.    De opzegging ontheft de Partij op generlei wijze van de in deze Overeenkomst vervatte verplichtingen waaraan zij krachtens het internationale recht onafhankelijk van deze Overeenkomst onderworpen zou zijn.

Artikel 74

Bijlagen

1.    De bijlagen maken een integrerend onderdeel uit van deze Overeenkomst en een verwijzing naar deze Overeenkomst of naar een van de Delen ervan houdt een verwijzing in naar de desbetreffende bijlagen, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

2.    De bepalingen van artikel 72 betreffende de wijziging van deze Overeenkomst zijn ook van toepassing op het voorstellen, aannemen en in werking treden van een nieuwe bijlage bij de Overeenkomst.

3.    Elke Partij kan een wijziging van een bijlage bij deze Overeenkomst voorstellen ter bespreking op de volgende vergadering van de Conferentie van de Partijen. De bijlagen kunnen door de Conferentie van de Partijen worden gewijzigd. Onverminderd het bepaalde in artikel 72 zijn de volgende bepalingen van toepassing op wijzigingen van de bijlagen bij deze Overeenkomst:

   a)    de tekst van de voorgestelde wijziging wordt ten minste 150 dagen vóór de vergadering aan het Secretariaat meegedeeld. Na ontvangst van de tekst van de voorgestelde wijziging deelt het Secretariaat deze aan de Partijen mee. Het Secretariaat raadpleegt de bevoegde hulporganen, indien nodig, en deelt alle antwoorden uiterlijk 30 dagen vóór de vergadering mee aan alle Partijen;

   b)    wijzigingen die op een vergadering worden aangenomen, treden 180 dagen na de sluiting van die vergadering in werking voor alle Partijen, met uitzondering van die welke overeenkomstig lid 4 hieronder bezwaar maken.

4.    Gedurende de in lid 3, sub b), bedoelde periode van 180 dagen kan elke Partij, door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris, bezwaar maken tegen de wijziging. Dit bezwaar kan te allen tijde worden ingetrokken door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris, waarna de wijziging van de bijlage voor die Partij in werking treedt op de dertigste dag na de datum van intrekking van het bezwaar.

Artikel 75

Depositaris

   De secretaris-generaal van de Verenigde Naties is de depositaris van deze Overeenkomst en van alle wijzigingen of herzieningen ervan.

Artikel 76

Authentieke teksten

   De Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst van deze Overeenkomst zijn gelijkelijk authentiek.



BIJLAGE I

Indicatieve criteria voor de identificatie van gebieden

   a)    uniek karakter;

   b)    zeldzaamheid;

   c)    bijzonder belang voor de levensgeschiedenis van soorten;

   d)    bijzonder belang van de daarin aangetroffen soorten;

   e)    het belang voor bedreigde, in gevaar zijnde of afnemende soorten of habitats;

   f)    kwetsbaarheid, onder meer voor klimaatverandering en oceaanverzuring;

   g)    fragiliteit;

   h)    gevoeligheid;

   i)    biologische diversiteit en productiviteit;

   j)    representativiteit;

   k)    afhankelijkheid;

   l)    natuurlijkheid;

   m)    ecologische connectiviteit;

   n)    belangrijke ecologische processen die zich daarin voordoen;

   o)    economische en sociale factoren;

   p)    culturele factoren;

   q)    cumulatieve en grensoverschrijdende effecten;

   r)    langzaam herstel en veerkracht;

   s)    toereikendheid en levensvatbaarheid;

   t)    replicatie;

   u)    duurzaamheid van de reproductie;

   v)    het bestaan van instandhoudings- en beheersmaatregelen.


BIJLAGE II

Soorten capaciteitsopbouw en overdracht van mariene technologie

   In het kader van deze Overeenkomst kunnen initiatieven voor capaciteitsopbouw en overdracht van mariene technologie bestaan uit, maar zijn ze niet beperkt tot:

   a)    het delen van relevante gegevens, informatie, kennis en onderzoek, in gebruikersvriendelijke formats, met inbegrip van:

   i)    het delen van mariene wetenschappelijke en technologische kennis;

   ii)    de uitwisseling van informatie over het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht;

   iii)    het delen van onderzoeks- en ontwikkelingsresultaten;

   b)    informatieverspreiding en bewustmaking, onder meer met betrekking tot:

   i)    marien wetenschappelijk onderzoek, mariene wetenschappen en daarmee verband houdende activiteiten en diensten op zee;

   ii)    milieu- en biologische informatie die is verzameld door middel van onderzoek in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht;

   iii)    relevante traditionele kennis in overeenstemming met de vrijwillige, voorafgaande en geïnformeerde toestemming van de houders van die kennis;

   iv)    stressfactoren op de oceaan die van invloed zijn op de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, met inbegrip van de negatieve gevolgen van klimaatverandering, zoals opwarming en zuurstofverlies van de oceanen, alsook oceaanverzuring;

   v)    maatregelen zoals gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden;

   vi)    milieueffectbeoordelingen;

   c)    de ontwikkeling en versterking van relevante infrastructuur, met inbegrip van uitrusting, zoals:

   i)    de ontwikkeling en totstandbrenging van de nodige infrastructuur;

   ii)    het aanbieden van technologie, met inbegrip van bemonsterings- en methodologische apparatuur (bv. voor watermonsters, geologische, biologische of chemische monsters);

   iii)    de verwerving van de uitrusting die nodig is voor de ondersteuning en verdere ontwikkeling van onderzoeks- en ontwikkelingscapaciteiten, onder meer op het gebied van gegevensbeheer, in het kader van activiteiten met betrekking tot mariene genetische bronnen en digitale sequentie-informatie over mariene genetische bronnen van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, maatregelen zoals gebiedsgerichte beheersinstrumenten, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, en de uitvoering van milieueffectbeoordelingen;

   d)    de ontwikkeling en versterking van institutionele capaciteit en nationale regelgevingskaders of -mechanismen, met inbegrip van:

   i)    Bestuurs-, beleids- en rechtskaders en mechanismen;

   ii)    bijstand bij de ontwikkeling, uitvoering en handhaving van nationale wetgevende, administratieve of beleidsmaatregelen, met inbegrip van de bijbehorende regelgevende, wetenschappelijke en technische vereisten op nationaal, subregionaal of regionaal niveau;

   iii)    technische ondersteuning voor de uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst, onder meer voor gegevensmonitoring en -rapportage;

   iv)    capaciteit om informatie en gegevens te vertalen in doeltreffend en efficiënt beleid, onder meer door de toegang tot en de verwerving van kennis te vergemakkelijken die nodig is om besluitvormers in ontwikkelingslanden die Partij zijn te informeren;

   v)    het opzetten of versterken van de institutionele capaciteit van relevante nationale en regionale organisaties en instellingen;

   vi)    de oprichting van nationale en regionale wetenschappelijke centra, onder meer als gegevensopslagplaatsen;

   vii)    de ontwikkeling van regionale kenniscentra;

   viii)    de ontwikkeling van regionale centra voor de ontwikkeling van vaardigheden;

   ix)    versterking van de samenwerkingsbanden tussen regionale instellingen, bijvoorbeeld Noord-Zuid- en Zuid-Zuid-samenwerking en samenwerking tussen regionale zeeorganisaties en regionale organisaties voor visserijbeheer;

   e)    de ontwikkeling en versterking van de capaciteiten op het gebied van menselijke bronnen en middelen voor financieel beheer en van technische deskundigheid door middel van uitwisselingen, samenwerking op onderzoeksgebied, technische ondersteuning, onderwijs en opleiding en de overdracht van mariene technologie, zoals:

   i)    samenwerking op het gebied van mariene wetenschap, onder meer door gegevensverzameling, technische uitwisseling, wetenschappelijke onderzoeksprojecten en -programma’s en de ontwikkeling van gezamenlijke wetenschappelijke onderzoeksprojecten in samenwerking met instellingen in ontwikkelingslanden;

   ii)    onderwijs en opleiding in:

       a.    de natuurlijke en sociale wetenschappen, zowel fundamenteel als toegepast, om de wetenschappelijke en onderzoekscapaciteit te ontwikkelen;

       b.    technologie en de toepassing van mariene wetenschap en technologie om wetenschappelijke en onderzoekscapaciteiten te ontwikkelen;

       c.    beleid en bestuur;

       d.    de relevantie en toepassing van traditionele kennis;

   iii)    de uitwisseling van deskundigen, met inbegrip van deskundigen op het gebied van traditionele kennis;

   iv)    het verstrekken van financiering voor de ontwikkeling van personele middelen en technische expertise, onder meer door middel van:

       a.    het verstrekken van beurzen of andere subsidies aan vertegenwoordigers van kleine eilandstaten in ontwikkeling die Partij zijn in het kader van workshops, opleidingsprogramma’s of andere relevante programma’s om hun specifieke capaciteiten te ontwikkelen;

       b.    het verstrekken van financiële en technische deskundigheid en middelen, met name voor kleine eilandstaten in ontwikkeling, met betrekking tot milieueffectbeoordelingen;

   v)    het opzetten van een netwerkmechanisme tussen opgeleid personeel;

   f)    de ontwikkeling en uitwisseling van handleidingen, richtsnoeren en normen, met inbegrip van:

   i)    criteria en referentiematerialen;

   ii)    technologische normen en regels;

   iii)    een repositorium voor handleidingen en relevante informatie om kennis en capaciteit uit te wisselen over de wijze waarop milieueffectbeoordelingen, geleerde lessen en best practices kunnen worden uitgevoerd;

   g)    de ontwikkeling van technische, wetenschappelijke en onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s, met inbegrip van activiteiten op het gebied van biotechnologisch onderzoek.

Bijlage 2

Ontwerpbevoegdheidsverklaring van de Europese Unie overeenkomstig artikel 67, lid 2, van de BBNJ-overeenkomst

De volgende staten zijn momenteel lid van de Europese Unie: het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden.

De Europese Unie dient overeenkomstig artikel 67, lid 2, van de BBNJ-overeenkomst de volgende bevoegdheidsverklaring in over de omvang van haar bevoegdheid met betrekking tot de door deze overeenkomst geregelde aangelegenheden.

De Europese Unie verklaart dat zij overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 191 en artikel 192, lid 1, bevoegd is om internationale overeenkomsten aan te gaan en om de daaruit voortvloeiende verplichtingen te implementeren die bijdragen tot het nastreven van de volgende doelstellingen:

-behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu;

-bescherming van de gezondheid van de mens;

-behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen;

-bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van klimaatverandering.

Voorts verklaart de Europese Unie dat zij bevoegdheden bezit is op de volgende gebieden:

-de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid;

-onderzoek.

Op grond daarvan is de Unie derhalve bevoegd ten aanzien van de volledige BBNJ-overeenkomst.

Overeenkomstig artikel 67, lid 2, van de BBNJ-overeenkomst zal de Europese Unie naar behoren kennisgeven van substantiële wijzigingen in de omvang van haar bevoegdheden.

Bijlage 3

Ontwerpuitzondering inzake niet-terugwerkende kracht, door de Europese Unie gemaakt in het kader van artikel 70 juncto artikel 10, lid 1, van de onderhavige overeenkomst

 
Bij de uitvoering van artikel 10, lid 1, van de Overeenkomst in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, inzake het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht verklaart de Europese Unie dat zij elke terugwerkende kracht van de toepassing van deel II Mariene genetische bronnen, met inbegrip van een eerlijke en billijke verdeling van de voordelen, uitsluit.

Top