Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022PC0704

    Voorstel voor een UITVOERINGSVERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de informatievereisten voor bepaalde btw-regelingen

    COM/2022/704 final

    Brussel, 8.12.2022

    COM(2022) 704 final

    2022/0410(NLE)

    Voorstel voor een

    UITVOERINGSVERORDENING VAN DE RAAD

    tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de informatievereisten voor bepaalde btw-regelingen

    {SEC(2022) 433 final} - {SWD(2022) 393 final} - {SWD(2022) 394 final}


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk, samen met een voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft btw-regels voor het digitale tijdperk 1 , en een voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 wat betreft de voor het digitale tijdperk noodzakelijke regelingen voor administratieve samenwerking op het gebied van de btw 2 . De context van dit initiatief wordt uitvoerig beschreven in de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG 3 .

    In onderhavige toelichting worden de wijzigingen beschreven die moeten worden aangebracht in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad wat betreft de informatievereisten voor bepaalde btw-regelingen.

    Dit pakket heeft drie belangrijke doelstellingen:

    (1)de btw-rapportageverplichtingen 4 moderniseren door de invoering van digitale rapportagevereisten, waardoor de gegevens die belastingplichtigen over elke transactie in een elektronisch formaat aan de belastingautoriteiten moeten verstrekken, worden gestandaardiseerd. Tegelijkertijd zal het gebruik van e-facturering voor grensoverschrijdende transacties verplicht worden;

    (2)de uitdagingen van de platformeconomie 5 aanpakken door de btw-regels die op de platformeconomie van toepassing zijn, te actualiseren om een oplossing te bieden voor het probleem van de ongelijke behandeling, door de regels inzake de plaats van dienst die op deze transacties van toepassing zijn, te verduidelijken en door platforms een grotere rol te geven bij de inning van de btw wanneer zij de kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoersdiensten faciliteren; en

    (3)vermijden dat bedrijven zich in de EU meermaals voor de btw moeten registreren en ervoor zorgen dat het instrument dat is geïmplementeerd voor de aangifte en de betaling van de btw die verschuldigd is over afstandsverkopen van goederen 6 , beter functioneert door te voorzien in één btw-registratie (Single VAT Registration, kortweg SVR). Dit komt neer op een verbetering en uitbreiding van het bestaande éénloketsysteem (OSS) en éénloketsysteem voor invoer (IOSS) en van de verleggingsregeling, teneinde de gevallen waarin een belastingplichtige zich in een andere lidstaat moet registreren, zoveel mogelijk te beperken.

    Voor onderdelen van het pakket zijn uitvoeringsmaatregelen vereist, met name die welke op de btw-behandeling van de platformeconomie en één btw-registratie zien. Deze maatregelen zullen ervoor zorgen dat de hoofdonderdelen in alle lidstaten op gelijke wijze worden toegepast, waardoor bedrijven en belastingdiensten rechtszekerheid krijgen.

    Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk. In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wordt de verenigbaarheid van het volledige pakket uitvoerig beschreven.

    Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

    Het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk loopt naast andere initiatieven van de Commissie met betrekking tot de digitale economie, zoals de digitaledienstenverordening 7 , het recente voorstel voor een richtlijn ter verbetering van de arbeidsomstandigheden bij platformwerk 8 , en de actuele werkzaamheden in verband met kortetermijnverhuur 9 . De algemene koers die in deze initiatieven wordt gevolgd, is dat platforms transparanter moeten zijn, onder meer door relevante informatie te verstrekken, over hun gebruikers (bv. aanbieders van kortetermijnverhuur of platformwerkers) en de gebruikers van hun dienst de relevante regelgevingsvereisten moeten helpen na te leven.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    Het voorstel is gebaseerd op artikel 397 van de btw-richtlijn. In dit artikel is bepaald dat de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen de nodige maatregelen vaststelt ter uitvoering van deze richtlijn.

    Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

    Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk. In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wordt de subsidiariteit van het volledige pakket uitvoerig beschreven.

    Onderhavig voorstel gaat hand in hand met dat voorstel, in die zin dat het in maatregelen voorziet die ervoor zorgen dat de btw-richtlijn doeltreffend ten uitvoer wordt gelegd.

    Evenredigheid

    Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk. In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wordt de evenredigheid van het pakket uitvoerig beschreven.

    Onderhavig voorstel gaat hand in hand met dat voorstel, in die zin dat het in maatregelen voorziet die ervoor zorgen dat de btw-richtlijn doeltreffend ten uitvoer wordt gelegd.

    Keuze van het instrument

    Er is een verordening van de Raad nodig om Verordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad te wijzigen.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

    In de toelichting bij het begeleidende voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn is een samenvatting opgenomen van de evaluatie van de bestaande wetgeving en de controle van de resultaatgerichtheid ervan.

    Raadpleging van belanghebbenden

    In de toelichting bij het voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn is de raadpleging van belanghebbenden uitvoerig beschreven.

    Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

    De Commissie heeft gebruikgemaakt van de door Economisti Associati S.r.l. verrichte analyse voor de studie “Btw in het digitale tijdperk” (die liep van oktober 2020 tot januari 2022) 10 . Het eindverslag is op 1 april 2022 ingediend en de studie is op de website van de Commissie gepubliceerd.

    De studie had tot doel een evaluatie te verrichten van:

    (1)de huidige situatie met betrekking tot de digitale rapportageverplichtingen, de btw-behandeling van de platformeconomie, de gevallen waarin bedrijven zich nog steeds voor de btw moeten registreren in lidstaten waar ze niet gevestigd zijn, en het éénloketsysteem voor invoer;

    (2)de effecten van een aantal mogelijke beleidsinitiatieven op deze gebieden.

    Effectbeoordeling

    De Raad voor regelgevingstoetsing (RSB) heeft zich op 22 juni 2022 over de effectbeoordeling voor het voorstel gebogen. De RSB heeft een positief advies over het voorstel uitgebracht, met een aantal aanbevelingen waarmee rekening is gehouden. Het advies van de RSB en de aanbevelingen zijn opgenomen in bijlage 1 bij het werkdocument van de diensten van de Commissie dat bij dit voorstel gaat. De samenvatting is beschikbaar via: https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/13186-Btw-in-het-digitale-tijdperk_nl  

    Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

    In de toelichting bij het begeleidende voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn is een uitgebreide analyse van de resultaatgerichtheid en de vereenvoudiging opgenomen.

    Grondrechten

    N.v.t.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    In de toelichting bij het begeleidende voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn zijn de gevolgen voor de begroting beschreven.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

    In de toelichting bij het begeleidende voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn zijn deze aspecten beschreven.

    Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

    N.v.t.

    Artikelsgewijze toelichting

    De term “faciliteren” wordt gedefinieerd om een zekere mate van rechtszekerheid te bieden met betrekking tot het toepassingsgebied van de regeling van de gelijkgestelde dienstverlener.

    De regeling van de gelijkgestelde dienstverlener voor personenvervoer en kortetermijnverhuur kan slechts doeltreffend functioneren als wordt verduidelijkt hoe het platform kan bepalen of die regeling van toepassing is: dat is namelijk wanneer de onderliggende dienstverlener het platform geen btw-nummer verstrekt.

    Voorts is bepaald dat in omstandigheden waarin de onderliggende dienstverlener wel over een btw-identificatienummer beschikt maar geen btw in rekening brengt (bijvoorbeeld omdat hij gebruikmaakt van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen in een lidstaat die aan dergelijke bedrijven een btw-identificatienummer verstrekt), die dienstverlener zijn btw-identificatienummer niet aan het platform mag verstrekken.

    Tot slot is verduidelijkt dat het platform niet aansprakelijk mag worden gesteld wanneer de door de onderliggende dienstverlener verstrekte informatie onvolledig of onjuist is, en dat het platform de afnemer die de onderliggende dienst ontvangt, als een niet-belastingplichtige kan aanmerken wanneer hij geen btw-nummer verstrekt.

    Op 1 juli 2021 is het btw-pakket voor e-commerce van toepassing geworden. Sindsdien kunnen belastingplichtigen die afstandsverkopen van goederen binnen de EU verrichten, dan wel afstandsverkopen van in de EU ingevoerde goederen verrichten, voor het éénloketsysteem (OSS) of het éénloketsysteem voor invoer (IOSS) kiezen. Ze kunnen zich echter ook nog altijd voor de btw identificeren in de lidstaat van aankomst van de goederen of goederen invoeren volgens de gewone regels bij invoer en btw aan de grens betalen.

    Na het eerste jaar van toepassing is duidelijk geworden dat een aantal zaken verder moet worden verduidelijkt, en deze zijn meegenomen in het voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn. Nadere bijzonderheden hierover zijn opgenomen in onderhavig voorstel.

    In het kader van Eurofisc hebben de fraudebestrijdingsdeskundigen aangegeven dat het voor hen zeer lastig is om het risico in te schatten dat de btw niet wordt betaald, en te controleren of bedrijven hun verplichtingen tijdig nakomen. Het ontbreekt hen daarvoor aan gedetailleerde gegevens wanneer deze informatie wordt bijgehouden en doorgegeven door platforms in hun rol van gelijkgestelde leverancier/dienstverlener, omdat die informatie de geaggregeerde gegevens bevat van alle onderliggende verkopers die het platform gebruiken.

    Bovendien moeten de belastingautoriteiten, wanneer zij informatie over de levering/dienst willen koppelen aan de daarmee samenhangende betaling op basis van in CESOP beschikbare gegevens (betalingsgegevens hebben betrekking op individuele begunstigden = verkopers), weten welke belastingplichtigen de betaling daadwerkelijk zullen ontvangen. Dit is met name omslachtig wanneer de regels van de gelijkgestelde leverancier/dienstverlener van toepassing zijn.

    Om beide bovengenoemde redenen is het noodzakelijk dat de identificatiegegevens van onderliggende leveranciers/dienstverleners door de platforms worden doorgegeven aan de belastingautoriteit van de lidstaat van identificatie.

    Tegelijkertijd zal het éénloketsysteem worden opgetuigd met een nieuwe vereenvoudigingsregeling, waarmee overbrengingen van eigen goederen naar een andere lidstaat kunnen worden gemeld. De nadere bepalingen van die regeling zijn ook in onderhavig voorstel opgenomen.

    Tot slot zal het voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn het gebruik van het IOSS verplicht stellen voor marktplaatsen. Daarom worden de regels aangepast die momenteel in de uitvoeringsverordening van de Raad zijn vastgesteld voor de situaties waarin een belastingplichtige niet langer in aanmerking komt voor gebruik van de regeling.

    In artikel 57 bis worden de definities die van toepassing zijn op de bestaande OSS-regelingen (Unie- en niet-Unieregeling), vervolledigd met wijzigingen en toevoegingen voor de nieuwe vereenvoudigingsregeling voor overbrengingen van eigen goederen.

    Met het nieuwe lid 3 in artikel 57 quinquies wordt de bepaling ingevoegd die betrekking heeft op de identificatie voor de bijzondere regeling voor overbrengingen van eigen goederen en het tijdstip vanaf wanneer de belastingplichtige de regeling mag beginnen toe te passen.

    De wijziging van artikel 57 sexies specificeert het btw-nummer dat de lidstaat van identificatie moet gebruiken om de belastingplichtige te identificeren die gebruikmaakt van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen.

    Met de toevoegingen aan artikel 57 septies worden de maatregelen bepaald die de lidstaat van identificatie moet nemen wanneer de belastingplichtige wordt uitgesloten van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen.

    De toevoegingen aan artikel 57 octies bevatten nadere gegevens over de verplichtingen van een belastingplichtige die vrijwillig uit de regeling wil stappen. De regels voor het gebruik van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen zijn dezelfde als die voor de Unie- en de niet-Unieregeling. In het geval van een gelijkgestelde leverancier die gebruikmaakt van het IOSS, schrapt het artikel evenwel de mogelijkheid om vrijwillig uit de regeling te stappen, omdat het gebruik van het IOSS voor die bedrijven verplicht wordt.

    Het nieuwe lid 2 bis in artikel 58 bevat verdere verduidelijkingen van de voorwaarden voor uitsluiting in het kader van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen.

    In het nieuwe artikel 58 bis bis is bepaald dat gelijkgestelde leveranciers niet van het IOSS kunnen worden uitgesloten, aangezien deze regeling voor hen verplicht is.

    In artikel 58 bis worden verwijzingen naar de nieuwe bijzondere regeling voor overbrengingen van eigen goederen toegevoegd voor de situaties waarin wordt aangenomen dat de belastbare activiteiten zijn beëindigd.

    De toevoegingen aan artikel 58 ter hebben betrekking op de gevolgen van voortdurende niet-naleving van de IOSS-voorschriften voor verplichte gebruikers van die regeling.

    De toevoegingen aan artikel 58 quater hebben betrekking op de nieuwe bijzondere regeling voor overbrengingen van eigen goederen en houden in dat een belastingplichtige, als hij van deze regeling wordt uitgesloten, zijn desbetreffende btw-verplichtingen rechtstreeks moet nakomen in de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd.

    De toevoegingen aan artikel 59 en artikel 59 bis, lid 2, bevatten specifieke regels met betrekking tot de btw-aangifte (frequentie en inhoud) voor de regeling voor overbrengingen van eigen goederen.

    De toevoegingen aan artikel 60 bis, dat betrekking heeft op elektronische herinneringen, aan artikel 61, dat betrekking heeft op wijzigingen in de cijfers van de btw-aangifte, en aan artikel 61 bis, dat betrekking heeft op de indiening van de laatste btw-aangifte en de laatste btw-betaling, betreffen een verwijzing naar de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, hetgeen noodzakelijk is omdat er bij de regeling voor overbrengingen van eigen goederen geen sprake is van een lidstaat van verbruik maar wel van een lidstaat van aankomst van de goederen.

    De toevoegingen aan artikel 63 quater, lid 3, vereisen dat het btw-tarief en het btw-bedrag in voorkomend geval worden vermeld, aangezien volgens de nieuwe regel ook prestaties met een nultarief en van btw vrijgestelde prestaties moeten worden opgegeven. Andere extra gegevens die gelijkgestelde leveranciers/dienstverleners in het kader van de Unie- en niet-Unieregeling moeten bijhouden, betreffen gedetailleerde informatie over de leveranciers/dienstverleners die hun platform gebruiken om goederen te leveren en diensten te verlenen; het betreft zowel informatie die zij moéten bijhouden, als andere informatie die zij alleen hoeven bij te houden indien deze beschikbaar is. Ten slotte worden er boekhoudkundige verplichtingen ingevoerd voor belastingplichtigen die gebruikmaken van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen.

    2022/0410 (NLE)

    Voorstel voor een

    UITVOERINGSVERORDENING VAN DE RAAD

    tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de informatievereisten voor bepaalde btw-regelingen

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 11 , en met name artikel 397,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)De fictiebepaling van de gelijkgestelde dienstverlener voor platforms, portalen of soortgelijke middelen die kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoersdiensten als bedoeld in artikel 28 bis van Richtlijn 2006/112/EG faciliteren, kan pas goed functioneren als zij op bepaalde punten wordt gespecificeerd.

    (2)De term “faciliteren” moet worden gedefinieerd om belastingplichtigen die via het gebruik van een elektronische interface, zoals een platform, portaal of soortgelijk middel, kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer faciliteren, rechtszekerheid te bieden over de vraag of de fictie van de gelijkgestelde dienstverlener op hen van toepassing is. Sommige aanbieders, met inbegrip van die welke listings ter beschikking stellen, moeten uitdrukkelijk van de fictie worden uitgesloten omdat zij niet rechtstreeks concurreren met de traditionele, niet-digitale sectoren.

    (3)Er moet worden gespecificeerd hoe belastingplichtigen die via het gebruik van een elektronische interface, zoals een platform, portaal of soortgelijk middel, kortertermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer faciliteren, de hoedanigheid van de onderliggende dienstverlener moeten bepalen. Als zij geen btw-identificatienummer hebben verstrekt, moeten die belastingplichtigen worden geacht de diensten zelf te hebben ontvangen en verricht. De belastingplichtige die de dienst faciliteert, hoeft geen omstandige controle van het door de onderliggende dienstlener verstrekte btw-identificatienummer te verrichten.

    (4)Sommige lidstaten kennen een btw-identificatienummer toe aan belastingplichtigen die geen btw in rekening brengen over hun prestaties, met inbegrip van belastingplichtigen die gebruikmaken van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen van titel XII, hoofdstuk 1, van Richtlijn 2006/112/EG. Om ervoor te zorgen dat de belastingplichtige die de dienst faciliteert, kan nagaan of de fictie van de gelijkgestelde dienstverlener al dan niet van toepassing is, moet worden bepaald dat de onderliggende dienstverlener in die gevallen dat btw-identificatienummer niet mag verstrekken aan de belastingplichtigen die via het gebruik van een elektronische interface zoals een platform, portaal of soortgelijk middel, kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer faciliteren.

    (5)Belastingplichtigen die via het gebruik van een elektronische interface, zoals een platform, portaal of soortgelijke middel, kortermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer faciliteren, mogen niet aansprakelijk worden gesteld voor de betaling van btw die verschuldigd is wanneer zij handelen op basis van door de onderliggende dienstverlener verstrekte informatie, indien zij kunnen aantonen dat zij redelijkerwijs niet konden weten dat die informatie onjuist was.

    (6)Belastingplichtigen die via het gebruik van een elektronische interface, zoals een platform, portaal of soortgelijke middel, kortertermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer faciliteren en die de gelijkgestelde dienstverlener zijn, moeten de hoedanigheid van de afnemer, dat wil zeggen de ontvanger van de onderliggende diensten, gemakkelijk kunnen bepalen. Om de bepaling van de hoedanigheid en de administratieve lasten voor die belastingplichtigen te verlichten, moeten zij ervan kunnen uitgaan dat de afnemer een belastingplichtige is wanneer er een btw-identificatienummer is verstrekt, en een niet-belastingplichtige wanneer er geen btw-identificatienummer is verstrekt.

    (7)In Richtlijn 2006/112/EG moet een nieuwe vereenvoudigingsregeling in het éénloketsysteem (OSS) worden ingevoerd voor belastingplichtigen die bepaalde eigen goederen over de grens brengen. Om die specifieke regeling ten uitvoer te leggen in het algemene kader van de bijzondere btw-regelingen waarin titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG voorziet, moeten in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 12 van de Raad specifieke regels met betrekking tot btw-identificatie, voorwaarden voor uitsluiting van de regeling, btw-aangiften en boekhoudkundige verplichtingen worden vastgesteld.

    (8)Aangezien de nieuwe OSS-vereenvoudigingsregeling alomvattend wordt en ook grensoverschrijdende goederenbewegingen omvat die momenteel onder de regeling inzake voorraad op afroep vallen, moet die regeling uit Richtlijn 2006/112/EG worden geschrapt. De uitvoeringsbepalingen voor die specifieke regeling zijn dan overbodig en moeten daarom uit Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 worden geschrapt.

    (9)Het gebruik van het éénloketsysteem voor invoer (IOSS) moet worden verplicht voor elektronische interfaces die als gelijkgestelde leverancier bepaalde afstandsverkopen van ingevoerde goederen faciliteren door Richtlijn 2006/112/EG in die zin te wijzigen. Het verplichte karakter van die regeling heeft gevolgen voor de voorwaarden om die belastingplichtigen te identificeren en uit te sluiten. Daarom moeten die voorwaarden in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 worden gewijzigd.

    (10)Krachtens artikel 242 bis van Richtlijn 2006/112/EG moeten belastingplichtigen die, via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, de levering van goederen of diensten aan een niet-belastingplichtige binnen de Gemeenschap, overeenkomstig de bepalingen van titel V van die richtlijn, faciliteren, een boekhouding van die prestaties bijhouden. Er moet evenwel alleen informatie worden verstrekt over leveringen van goederen of diensten die door de elektronische interface zijn gefaciliteerd, en niet in gevallen waarin de fictie van de gelijkgestelde leverancier of dienstverlener van toepassing is. Ter ondersteuning van de bestrijding van btw-fraude moet dergelijke informatie over onderliggende leveranciers en dienstverleners ook worden opgenomen in de verplichte gegevensset die moet worden bewaard door gelijkgestelde leveranciers of dienstverleners die zijn geregistreerd voor de bijzondere vereenvoudigingsregelingen in het kader van het éénloketsysteem. Met deze aanvullende gegevenselementen moet de door platforms gerapporteerde informatie kunnen worden getoetst aan de betalingsgegevens over grensoverschrijdende transacties die beschikbaar zijn in het centrale elektronische systeem van betalingsinlichtingen dat is ingesteld bij hoofdstuk V, afdeling 2, van Verordening (EU) nr. 904/2010 13 van de Raad en in werking treedt op 1 januari 2024.

    (11)De onderdelen van Richtlijn 2006/112/EG die wijzigingen vereisen in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011, moeten door de lidstaten uiterlijk 31 december 2024 in nationale wetgeving zijn omgezet. De wijzigingen in die verordening moeten derhalve toepassing vinden vanaf 1 januari 2025.

    (12)Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wordt als volgt gewijzigd:

    (1)In hoofdstuk IV, afdeling 2, worden de volgende artikelen 9 ter tot en met 9 sexies ingevoegd:

    “Artikel 9 ter

    1.    Voor de toepassing van artikel 28 bis van Richtlijn 2006/112/EG wordt onder “faciliteren” verstaan het gebruik van een elektronische interface om een afnemer en een dienstverlener die via de elektronische interface kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer aanbiedt, met elkaar in contact te brengen, resulterend in de verrichting van die dienst via die elektronische interface.

    Een belastingplichtige wordt evenwel niet geacht kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer te faciliteren wanneer alle onderstaande voorwaarden vervuld zijn:

    (a)die belastingplichtige bepaalt noch direct, noch indirect een van de algemene voorwaarden waaronder de dienst wordt verricht;

    (b)die belastingplichtige is noch direct, noch indirect betrokken bij het verlenen van goedkeuring om de afnemer te factureren voor de gedane betalingen;

    (c)de belastingplichtige is noch direct, noch indirect betrokken bij de verrichting van de dienst.

    2.    Artikel 28 bis van Richtlijn 2006/112/EG is niet van toepassing op een belastingplichtige die slechts de volgende taken vervult:

    (a)de verwerking van betalingen met betrekking tot kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer;

    (b)het aanbieden van of reclame maken voor kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer;

    (c)het doorgeleiden of overbrengen van afnemers naar andere elektronische interfaces waar kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer wordt aangeboden voor verkoop, zonder verdere tussenkomst bij de dienstverlening.

    Artikel 9 quater

    Artikel 28 bis van Richtlijn 2006/112/EG is van toepassing wanneer de persoon die de kortetermijnverhuur van accommodatie of het personenvervoer verricht, geen geldig btw-identificatienummer verstrekt aan de belastingplichtige die de dienst via het gebruik van een elektronische interface zoals een platform, portaal of soortgelijk middel, faciliteert.

    Wanneer de persoon die de onderliggende dienst verleent, een btw-identificatienummer heeft en onder een van de in artikel 28 bis, punten c) tot en met f), van Richtlijn 2006/112/EG genoemde categorieën valt, wordt dat btw-identificatienummer niet meegedeeld aan de belastingplichtige die de dienst faciliteert.

    Artikel 9 quinquies

    Voor de toepassing van artikel 28 bis van Richtlijn 2006/112/EG wordt, wanneer uit de informatie die is verstrekt door de persoon die de onderliggende dienst verleent, blijkt dat een belastingplichtige niet als gelijkgestelde dienstverlener optreedt, die belastingplichtige niet tot voldoening van de verschuldigde btw gehouden indien later wordt vastgesteld dat hij had moeten worden geacht de dienstverlener te zijn, wanneer alle onderstaande voorwaarden vervuld zijn:

    (a)de belastingplichtige is volledig afhankelijk van de door de dienstverlener verstrekte informatie;

    (b)de aldus verstrekte informatie is onjuist;

    (c)de belastingplichtige kan aantonen dat hij niet wist en redelijkerwijs niet had kunnen weten dat deze informatie onjuist was.

    Artikel 9 sexies

    Tenzij de belastingplichtige over andersluidende informatie beschikt, beschouwt de belastingplichtige die overeenkomstig artikel 28 bis van Richtlijn 2006/112/EG wordt geacht diensten te hebben ontvangen en verleend, de persoon aan wie deze diensten zijn verleend, als niet-belastingplichtige wanneer deze hem geen btw-identificatienummer verstrekt.”.

    (2)Aan artikel 54 bis wordt het volgende lid toegevoegd:

    “3. Afdeling 1 bis van hoofdstuk X vindt toepassing tot en met 31 december 2025.”.

    (3)In hoofdstuk XI wordt de titel van afdeling 2 vervangen door:

    AFDELING 2

    Bijzondere regelingen voor belastingplichtigen die diensten voor niet belastingplichtigen, afstandsverkopen van goederen, bepaalde binnenlandse goederenleveringen of bepaalde overbrengingen van eigen goederen verrichten

    (Artikelen 358 tot en met 369 quinvicies undecies van Richtlijn 2006/112/EG)”.

    (4)Artikel 57 bis wordt als volgt gewijzigd:

    (a)het volgende punt 3 bis) wordt ingevoegd:

    “3 bis.    “regeling voor overbrengingen van eigen goederen”: de bijzondere regeling voor overbrengingen van eigen goederen als bedoeld in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 5, van Richtlijn 2006/112/EG;”;

    (b)de punten 4 en 5 worden vervangen door:

    “4. “bijzondere regeling”: de “niet-Unieregeling”, de “Unieregeling”, de “invoerregeling” of de “regeling voor overbrengingen van eigen goederen”, al naargelang de context;

    5.    “belastingplichtige”: een van de volgende personen:

    i)    een belastingplichtige als bedoeld in artikel 359 van Richtlijn 2006/112/EG die mag gebruikmaken van de niet-Unieregeling;

    ii)    een belastingplichtige als bedoeld in artikel 369 ter van Richtlijn 2006/112/EG die mag gebruikmaken van de Unieregeling;

    iii)     een belastingplichtige als bedoeld in artikel 369 quaterdecies van Richtlijn 2006/112/EG die mag gebruikmaken van de invoerregeling;

    iv)    een belastingplichtige als bedoeld in artikel 369 quinvicies ter van Richtlijn 2006/112/EG die mag gebruikmaken van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen;”.

    (5)In artikel 57 quinquies wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

    “3.    Wanneer een belastingplichtige de lidstaat van identificatie in kennis stelt van zijn voornemen om van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen gebruik te maken, is die bijzondere regeling vanaf de eerste dag van de daaropvolgende kalendermaand van toepassing.

    Wanneer de eerste overbrenging van goederen die onder die bijzondere regeling valt, echter plaatsvindt vóór die datum, is de bijzondere regeling van toepassing vanaf de datum van die eerste overbrenging, mits de belastingplichtige de lidstaat van identificatie uiterlijk op de tiende dag van de maand volgende op die eerste overbrenging op de hoogte brengt van de gegevens betreffende de aanvang van de activiteiten die onder de regeling vallen.”.

    (6)Aan artikel 57 sexies wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “De lidstaat van identificatie identificeert de belastingplichtige die van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen gebruikmaakt door middel van zijn btw-identificatienummer als bedoeld in de artikelen 214 en 215 van Richtlijn 2006/112/EG.”.

    (7)Artikel 57 septies wordt als volgt gewijzigd:

    (a)in lid 2 wordt de derde alinea vervangen door:

    “Niettegenstaande de tweede alinea van dit lid duidt die belastingplichtige, wanneer hij geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG, de lidstaat waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, of, indien hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd, een lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft, aan als de nieuwe lidstaat van identificatie.

    Indien de lidstaat van identificatie overeenkomstig de tweede of derde alinea wijzigt, is die wijziging van toepassing vanaf de datum waarop de belastingplichtige of zijn tussenpersoon niet langer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft in de lidstaat die voordien als lidstaat van identificatie was aangeduid.”;

    (b)het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

    “3.    Wanneer een belastingplichtige die van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen gebruikmaakt, niet langer voldoet aan de voorwaarden in de definitie van artikel 369 quinvicies bis, punt 2, van Richtlijn 2006/112/EG, is de lidstaat waar hij voor btw-doeleinden geïdentificeerd is, niet langer de lidstaat van identificatie.

    Indien die belastingplichtige echter nog steeds voldoet aan de voorwaarden om van die bijzondere regeling gebruik te maken, duidt hij, om van de regeling gebruik te blijven maken, de lidstaat waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, of, indien hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd, een lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft, aan als de nieuwe lidstaat van identificatie. Indien de belastingplichtige die van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen gebruikmaakt, niet in de Gemeenschap is gevestigd, duidt hij een lidstaat waaruit hij goederen verzendt of vervoert, aan als de nieuwe lidstaat van identificatie.

    Indien de lidstaat van identificatie overeenkomstig de tweede alinea wijzigt, is die wijziging van toepassing vanaf de datum waarop de belastingplichtige niet langer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft in de lidstaat die voordien als lidstaat van identificatie was aangeduid, of vanaf de datum waarop die belastingplichtige niet langer goederen vanuit die lidstaat verzendt of vervoert.”.

    (8)Aan artikel 57 octies worden de volgende leden 3 en 4 toegevoegd:

    “3.    Een belastingplichtige die van de invoerregeling gebruikmaakt en geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG, mag het gebruik van die regeling alleen beëindigen indien hij niet langer afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen verricht. De belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon stelt de lidstaat van identificatie hiervan in kennis ten minste vijftien dagen vóór het einde van de maand voorafgaand aan die waarin hij het gebruik van de regeling wenst te beëindigen. De beëindiging is van kracht vanaf de eerste dag van de volgende maand en het is de belastingplichtige niet langer toegestaan van de regeling gebruik te maken voor vanaf die dag verrichte leveringen.

    4.    Een belastingplichtige die van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen gebruikmaakt, kan het gebruik van die bijzondere regeling beëindigen, ook indien hij overbrengingen van goederen blijft verrichten die onder die bijzondere regeling kunnen vallen. De belastingplichtige stelt de lidstaat van identificatie hiervan in kennis ten minste vijftien dagen vóór het einde van de kalendermaand voorafgaand aan die waarin hij het gebruik van de regeling wenst te beëindigen. De beëindiging is van kracht vanaf de eerste dag van de volgende kalendermaand. Btw-verplichtingen met betrekking tot overbrengingen van eigen goederen die ontstaan na de datum waarop de beëindiging van kracht is geworden, worden rechtstreeks vervuld bij de belastingautoriteiten van de lidstaten waaruit en waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd.”.

    (9)Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:

    (a)lid 1 wordt vervangen door:

    “1.    Wanneer een belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen gebruikmaakt, aan een of meer in de artikelen 369 sexies of 369 quinvicies sexies van Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde criteria voor uitsluiting of een of meer in artikel 363 of artikel 369 novodecies, leden 1 en 3, van die richtlijn vastgestelde criteria voor verwijdering uit het identificatieregister voldoet, sluit de lidstaat van identificatie de belastingplichtige van die regeling uit.

    Alleen de lidstaat van identificatie kan een belastingplichtige van een van de bijzondere regelingen uitsluiten.

    De lidstaat van identificatie baseert zijn besluit inzake uitsluiting of verwijdering op alle beschikbare inlichtingen, inclusief door enige andere lidstaat verstrekte inlichtingen.”;

    (b)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

    “2 bis.    De uitsluiting van een belastingplichtige uit de regeling voor overbrengingen van eigen goederen wordt van kracht vanaf de eerste dag van de kalendermaand volgende op de dag waarop het besluit inzake uitsluiting langs elektronische weg aan de belastingplichtige is toegezonden. Indien de uitsluiting echter het gevolg is van een wijziging van zetel of vaste inrichting of van de plaats waar de verzending of het vervoer van de goederen begint, wordt de uitsluiting van kracht op de datum van die wijziging.”.

    (10)Artikel 58 bis wordt vervangen door:

    “Artikel 58 bis

    Indien een belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen gebruikmaakt, gedurende twee jaar geen onder die regeling vallende goederenleveringen, diensten of overbrengingen van eigen goederen heeft verricht, wordt aangenomen dat hij zijn belastbare activiteiten heeft beëindigd in de zin van artikel 363, punt b), artikel 369 sexies, punt b), artikel 369 novodecies, lid 1, punt b), artikel 369 novodecies, lid 3, punt b), of artikel 369 quinvicies sexies, punt b), van Richtlijn 2006/112/EG. Deze beëindiging belet die belastingplichtige niet gebruik te maken van een bijzondere regeling wanneer hij zijn activiteiten die onder een regeling van titel XII, hoofdstuk 6, van die richtlijn vallen, hervat.”.

    (11)Het volgende artikel 58 bis bis wordt ingevoegd:

    “Artikel 58 bis bis

    Met het oog op de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG is artikel 58 van deze verordening, met uitzondering van lid 3, punt a), niet van toepassing op een belastingplichtige die geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis, lid 1, van die richtlijn.”.

    (12)Artikel 58 ter wordt als volgt gewijzigd:

    (a)aan lid 1 worden de volgende alinea’s toegevoegd:

    “Met het oog op de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG is de eerste alinea niet van toepassing wanneer de belastingplichtige geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis, lid 1, van die richtlijn. Een belastingplichtige die evenwel van een van de andere bijzondere regelingen is uitgesloten wegens voortdurende niet-naleving van de voorschriften van die bijzondere regelingen, blijft in alle lidstaten van die andere bijzondere regelingen uitgesloten gedurende twee jaar volgend op het aangiftetijdvak waarin hij werd uitgesloten.

    Wanneer die belastingplichtige bij voortduring niet aan de voorschriften van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG voldoet, wordt hij niet van die regeling uitgesloten, maar wordt hij uitgesloten van alle andere bijzondere regelingen gedurende twee jaar volgende op het aangiftetijdvak waarin is vastgesteld dat hij bij voortduring niet aan zijn verplichtingen uit hoofde van die regeling heeft voldaan.”;

    (b)lid 2 wordt vervangen door:

    “2.    Een belastingplichtige of een tussenpersoon wordt geacht bij voortduring niet aan de voorschriften van een van de bijzondere regelingen te hebben voldaan in de zin van artikel 363, punt d), artikel 369 sexies, punt d), artikel 369 novodecies, lid 1, punt d), artikel 369 novodecies, lid 2, punt c), artikel 369 novodecies, lid 3, punt d), of artikel 369 quinvicies sexies, punt d), van Richtlijn 2006/112/EG in de volgende gevallen:

    (a)de lidstaat van identificatie heeft de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon voor drie onmiddellijk voorafgaande aangiftetijdvakken herinneringen overeenkomstig artikel 60 bis van deze verordening toegezonden en de btw-aangifte voor elk van deze aangiftetijdvakken is niet binnen tien dagen na de toezending van de herinneringen ingediend;

    (b)de lidstaat van identificatie heeft de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon voor drie onmiddellijk voorafgaande aangiftetijdvakken herinneringen overeenkomstig artikel 63 bis van deze verordening toegezonden en de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon heeft binnen tien dagen na de toezending van elke herinnering het volledige, aangegeven btw-bedrag voor elk van deze aangiftetijdvakken nog niet betaald, tenzij het resterende niet-betaalde bedrag lager is dan 100 EUR per aangiftetijdvak;

    (c)de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon heeft, na een verzoek van de lidstaat van identificatie en één maand na een daaropvolgende herinnering van de lidstaat van identificatie, nagelaten de boekhouding als bedoeld in de artikelen 369, 369 duodecies, 369 quinvicies en 369 quinvicies duodecies van Richtlijn 2006/112/EG langs elektronische weg beschikbaar te stellen.”.

    (13)Artikel 58 quater wordt vervangen door:

    “Artikel 58 quater

    Een belastingplichtige die van de niet-Unie-regeling, de Unieregeling of de regeling voor overbrengingen van eigen goederen is uitgesloten, vervult alle btw-verplichtingen met betrekking tot goederenleveringen, diensten of overbrengingen van eigen goederen die zijn ontstaan na de datum waarop de uitsluiting van kracht is geworden, rechtstreeks bij de belastingautoriteiten van de betrokken lidstaat van verbruik of de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd.”.

    (14)Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

    (a)lid 1 wordt vervangen door:

    “1.    Elk aangiftetijdvak in de zin van de artikelen 364, 369 septies, 369 vicies of 369 quinvicies septies van Richtlijn 2006/112/EG vormt een afzonderlijk aangiftetijdvak.”;

    (b)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

    “2 bis.    Indien overeenkomstig artikel 57 quinquies, lid 3, tweede alinea, de regeling voor overbrengingen van eigen goederen geldt vanaf de datum van de eerste overbrenging, dient de belastingplichtige een afzonderlijke btw-aangifte in voor de kalendermaand waarin de eerste overbrenging plaatsvond.”;

    (c)het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:

    “3 bis.    Indien een belastingplichtige gedurende een aangiftetijdvak voor de regeling voor overbrengingen van eigen goederen is geregistreerd, dient hij btw-aangiften in bij de lidstaat van identificatie met betrekking tot de overbrengingen die gedurende de onder die regeling vallende tijdvakken zijn verricht.”;

    (d)lid 4 wordt vervangen door:

    “4.    Indien de wijziging van lidstaat van identificatie overeenkomstig artikel 57 septies na de eerste dag van het betrokken aangiftetijdvak plaatsvindt, dient de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon een btw-aangifte in en verricht hij, in voorkomend geval, een bijbehorende betaling bij de vorige respectievelijk de nieuwe lidstaat van identificatie voor de prestaties die zijn verricht gedurende de respectieve tijdvakken waarin elk van deze lidstaten de lidstaat van identificatie was.”.

    (15)Artikel 59 bis wordt vervangen door:

    “Artikel 59 bis

    Indien een belastingplichtige die van een bijzondere regeling gebruikmaakt, gedurende een aangiftetijdvak geen goederen heeft geleverd of diensten heeft verricht in een lidstaat van verbruik, of geen eigen goederen heeft overgebracht in het kader van de bijzondere regeling voor overbrengingen van eigen goederen, en geen correcties in eerdere aangiften moet aanbrengen, dient hij of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon een btw-aangifte in met de vermelding dat er gedurende dat tijdvak geen goederenleveringen, diensten of overbrengingen zijn verricht (nihil-btw-aangifte).”.

    (16)Artikel 60 bis wordt vervangen door:

    “Artikel 60 bis

    De lidstaat van identificatie herinnert belastingplichtigen of de voor hun rekening handelende tussenpersonen die geen btw-aangifte hebben ingediend overeenkomstig de artikelen 364, 369 septies, 369 vicies of 369 quinvicies septies van Richtlijn 2006/112/EG, langs elektronische weg aan hun verplichting om een dergelijke aangifte in te dienen. De lidstaat van identificatie zendt de herinnering op de tiende dag na het verstrijken van de datum waarop de aangifte moest zijn ingediend, en stelt de andere lidstaten er langs elektronische weg van in kennis dat er een herinnering is verstuurd.

    Het is aan de betrokken lidstaat van verbruik of de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, om eventuele verdere herinneringen te versturen en stappen te ondernemen om het bedrag van de btw te bepalen en de btw te innen.

    Niettegenstaande eventuele herinneringen die zijn verstuurd en stappen die zijn ondernomen door een lidstaat van verbruik of een lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, dient de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon de btw-aangifte in bij de lidstaat van identificatie.”.

    (17)Artikel 61 wordt vervangen door:

    “Artikel 61

    “1.    Bedragen op een ingediende btw-aangifte die betrekking heeft op aangiftetijdvakken tot en met het tweede tijdvak in 2021, kunnen na de indiening van die btw-aangifte uitsluitend worden gewijzigd door middel van een wijziging van diezelfde aangifte en niet door middel van aanpassingen in een latere aangifte.

    Bedragen op een ingediende btw-aangifte die betrekking heeft op aangiftetijdvakken vanaf het derde tijdvak in 2021, kunnen na de datum waarop de aangifte overeenkomstig Richtlijn 2006/112/EG moest zijn ingediend, uitsluitend worden gewijzigd door middel van aanpassingen in een latere aangifte.

    2.    De in lid 1 bedoelde wijzigingen worden langs elektronische weg ingediend bij de lidstaat van identificatie gedurende een periode van drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop de oorspronkelijke aangifte moest worden ingediend.

    De regels van de lidstaat van verbruik of van de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd voor het bepalen van het bedrag van de btw en voor wijzigingen blijven echter onverlet.”.

    (18)Artikel 61 bis wordt vervangen door:

    “Artikel 61 bis

    1.    Een belastingplichtige of een voor zijn rekening handelende tussenpersoon dient zijn laatste btw-aangifte en eventuele laattijdige aangiften over vorige tijdvakken in, in voorkomend geval samen met de bijbehorende betalingen, bij de lidstaat die op het tijdstip van de beëindiging, de uitsluiting of de wijziging de lidstaat van identificatie was indien die belastingplichtige:

    (a)het gebruik van een van de bijzondere regelingen beëindigt;

    (b)wordt uitgesloten van een van de bijzondere regelingen;

    (c)de lidstaat van identificatie overeenkomstig artikel 57 septies wijzigt.

    Eventuele correcties van de laatste aangifte en eerdere aangiften die ontstaan na de indiening van de laatste aangifte, worden rechtstreeks bij de belastingautoriteiten van de betrokken lidstaat van verbruik of de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, ingediend.

    2.    Met betrekking tot alle belastingplichtigen voor wier rekening een tussenpersoon optreedt, dient die tussenpersoon de laatste btw-aangifte en eventuele laattijdige aangiften over vorige tijdvakken in, in voorkomend geval samen met de bijbehorende betalingen, bij de lidstaat die op het tijdstip van de verwijdering of de wijziging de lidstaat van identificatie was indien die tussenpersoon:

    (a)uit het identificatieregister wordt verwijderd;

    (b)de lidstaat van identificatie overeenkomstig artikel 57 septies, lid 2, wijzigt.

    Eventuele correcties van de laatste aangifte en eerdere aangiften die ontstaan na de indiening van de laatste aangifte, worden rechtstreeks bij de belastingautoriteiten van de betrokken lidstaat van verbruik of de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, ingediend.”.

    (19)Artikel 63 quater wordt als volgt gewijzigd:

    (a)lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

    i)    de punten f) en g) worden vervangen door:

    “f)in voorkomend geval, het toegepaste btw-tarief;

    g)in voorkomend geval, het verschuldigde btw-bedrag met vermelding van de gebruikte munteenheid;”;

    ii)    de punten k) en l) worden vervangen door:

    “k)met betrekking tot diensten, de gegevens aan de hand waarvan de plaats van dienst is bepaald, en met betrekking tot goederen, de gegevens aan de hand waarvan de plaats waar de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer begint en eindigt, is bepaald;

    l)enig bewijs dat goederen mogelijk zijn geretourneerd, met inbegrip van de maatstaf van heffing en het toegepaste btw-tarief;”;

    iii)    het volgende punt m) wordt toegevoegd:

    “m)met betrekking tot leveringen waarbij de belastingplichtige geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis van Richtlijn 2006/112/EG, de naam, het postadres en het elektronische adres of de website van de leverancier wiens leveringen worden gefaciliteerd via het gebruik van de elektronische interface, en, indien beschikbaar:

    i) het btw-identificatienummer of nationaal fiscaal nummer van de leverancier;

    ii) het bankrekeningnummer of het nummer van de virtuele rekening van de leverancier.”;

    (b)lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

    i)    punt m) wordt vervangen door:

    “m)het uniek verzendingsnummer wanneer die belastingplichtige rechtstreeks betrokken is bij de levering;”;

    ii)    het volgende punt n) wordt toegevoegd:

    “n)met betrekking tot leveringen waarbij de belastingplichtige geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis van Richtlijn 2006/112/EG, de naam, het postadres en het elektronische adres of de website van de leverancier wiens leveringen worden gefaciliteerd via het gebruik van de elektronische interface, en, indien beschikbaar:

    i) het btw-identificatienummer of nationaal fiscaal nummer van de leverancier;

    ii) het bankrekeningnummer of het nummer van de virtuele rekening van de leverancier.”;

    (c)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

    “2 bis.    Om te kunnen worden beschouwd als voldoende gedetailleerd in de zin van artikel 369 quinvicies duodecies van Richtlijn 2006/112/EG bevat de door de belastingplichtige gevoerde boekhouding alle onderstaande gegevens:

    (a)met betrekking tot de lidstaat waaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd:

    i) het btw-identificatienummer of fiscaal identificatienummer van de belastingplichtige in die lidstaat, indien van toepassing;

    ii) het adres waaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd;

    (b)met betrekking tot de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd:

    i) het btw-identificatienummer of fiscaal identificatienummer van de belastingplichtige in die lidstaat, indien van toepassing;

    ii) het adres waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd;

    (c)de omschrijving en de hoeveelheid van de naar een andere lidstaat verzonden of vervoerde goederen;

    (d)de datum van de overbrenging van de in punt c) bedoelde goederen;

    (e)de maatstaf van heffing met vermelding van de gebruikte munteenheid;

    (f)latere verhogingen of verlagingen van de maatstaf van heffing;

    (g)indien door de afnemer zelf een factuur is uitgereikt, de daarop vermelde gegevens;

    (h)met betrekking tot overbrengingen waarbij de belastingplichtige geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis van Richtlijn 2006/112/EG, de naam, het postadres en het elektronische adres of de website van de leverancier wiens overbrengingen worden gefaciliteerd via het gebruik van de elektronische interface, en, indien beschikbaar:

    i) het btw-identificatienummer of nationaal fiscaal nummer van de leverancier;

    ii) het bankrekeningnummer of het nummer van de virtuele rekening van de leverancier.”;

    (d)lid 3 wordt vervangen door:

    “3.    De in de leden 1, 2 en 2 bis van dit artikel bedoelde gegevens worden door de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon op zodanige wijze bijgehouden dat zij voor iedere afzonderlijke goederenlevering, dienst of overbrenging onverwijld langs elektronische weg kunnen worden verstrekt. Indien die belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon werd verzocht de in de artikelen 369, 369 duodecies, 369 quinvicies en 369 quinvicies duodecies van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde boekhouding langs elektronische weg te verstrekken en hij dat niet heeft gedaan binnen twintig dagen na de datum van het verzoek, herinnert de lidstaat van identificatie de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon eraan om die boekhouding in te dienen. De lidstaat van identificatie stelt de lidstaten van verbruik of de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, langs elektronische weg ervan in kennis dat de herinnering is verzonden.”.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2025.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1)    Gelieve een verwijzing op te nemen wanneer deze beschikbaar is.
    (2)    Gelieve een verwijzing op te nemen wanneer deze beschikbaar is.
    (3)    Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
    (4)    Met btw-rapportageverplichtingen wordt verwezen naar de verplichting van voor de btw geregistreerde bedrijven om hun transacties periodiek bij de belastingautoriteit aan te geven zodat deze kan toezien op de inning van de btw.
    (5)    In dit verband heeft de term “platformeconomie” betrekking op diensten die via een platform worden verleend.
    (6)     https://ec.europa.eu/taxation_customs/business/vat/vat-e-commerce_en
    (7)    Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (Voor de EER relevante tekst).
    (8)    De voorgestelde richtlijn moet rechtszekerheid creëren over de arbeidsstatus van mensen die via digitale arbeidsplatforms werken, hun arbeidsomstandigheden verbeteren (ook voor zelfstandigen die onderworpen zijn aan algoritmisch beheer) en de transparantie en traceerbaarheid bij platformwerk verbeteren, ook in grensoverschrijdende situaties.    
    (9)    Zie bijlage voor beschrijvingen van relevante actuele en lopende initiatieven.
    (10)    Btw in het digitale tijdperk. Eindverslag (deel I – III). Specifiek contract nr. 07 ter uitvoering van raamcontract nr. TAXUD/2019/CC/150.
    (11)    PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
    (12)    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 77 van 23.3.2011, blz. 1).
    (13)    Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1).
    Top