Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022PC0484

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het regionale stuurcomité van de Vervoersgemeenschap met betrekking tot de vaststelling van de begroting 2023 van de Vervoersgemeenschap

    COM/2022/484 final

    Brussel, 28.9.2022

    COM(2022) 484 final

    2022/0296(NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het regionale stuurcomité van de Vervoersgemeenschap met betrekking tot de vaststelling van de begroting 2023 van de Vervoersgemeenschap


    TOELICHTING

    1.Onderwerp van het voorstel

    Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het regionale stuurcomité dat is opgericht krachtens het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (“het verdrag”) in verband met de geplande vaststelling van een besluit over de begroting 2023 van de Vervoersgemeenschap.

    2.Achtergrond van het voorstel

    2.1.Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap

    Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap beoogt een vervoersgemeenschap op het gebied van vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren en over zee tot stand te brengen, alsook een vervoersnetwerk tussen de Europese Unie en de Zuidoost-Europese Partijen. Het is op 1 mei 2019 in werking getreden.

    De Europese Unie is partij bij het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap 1 .

    2.2.Het regionaal stuurcomité

    Het regionaal stuurcomité is opgericht bij artikel 24 van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap. Het is verantwoordelijk voor het beheer van het verdrag en zorgt voor de goede uitvoering ervan. Daartoe doet het aanbevelingen en neemt het besluiten in de gevallen waarin het verdrag voorziet. Het regionale stuurcomité:

    a)bereidt de werkzaamheden van de ministerraad voor;

    b)neemt besluiten tot instelling van technische comités;

    c)neemt passende maatregelen naar aanleiding van de vaststelling van nieuwe EU-handelingen, met name door de herziening van bijlage I bij het verdrag;

    d)stelt, na raadpleging van de ministerraad, de directeur van het permanent secretariaat aan;

    e)kan één of meer adjunct-directeuren van het permanent secretariaat aanstellen;

    f)stelt de regels van het permanent secretariaat vast;

    g)kan door een besluit de bijdragen aan de begroting wijzigen;

    h)stelt de jaarlijkse begroting van de Vervoersgemeenschap vast;

    i)stelt een besluit vast waarin de procedure voor de uitvoering van de begroting, voor het voorleggen en nazien van de rekeningen en voor inspecties wordt gespecificeerd;

    j)neemt besluiten over door de overeenkomstsluitende partijen voorgelegde geschillen;

    k)stelt algemene beginselen vast inzake de toegang tot documenten die in het bezit zijn van bij of op grond van het verdrag opgerichte instanties;

    l)neemt ten behoeve van de ministerraad jaarlijkse verslagen aan over de verwezenlijking van het uitgebreide netwerk;

    m)bepaalt de termijnen waarbinnen en de wijze waarop de Zuidoost-Europese partijen bepaalde EU-handelingen moeten omzetten.

    Het regionale stuurcomité bestaat uit een vertegenwoordiger en een vervanger van elk van de overeenkomstsluitende partijen. Alle EU-lidstaten kunnen deelnemen als waarnemer.

    Het regionale stuurcomité handelt met eenparigheid van stemmen.

    2.3.De voorgenomen handeling van het regionale stuurcomité

    In 2022 zal het regionale stuurcomité tijdens zijn laatste vergadering een besluit vaststellen betreffende de begroting 2023 van de Vervoersgemeenschap (“de beoogde handeling”).

    De beoogde handeling heeft tot doel de begroting van de Vervoersgemeenschap voor 2023 vast te stellen.

    De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 25, lid 1, van het verdrag, waarin het volgende is bepaald: “Een besluit van het regionale stuurcomité is bindend voor de overeenkomstsluitende partijen. Wanneer een besluit van het regionale stuurcomité een overeenkomstsluitende partij verplicht tot het nemen van maatregelen, neemt die partij de nodige maatregelen en stelt zij het regionale stuurcomité daarvan in kennis.”

    3.Namens de Unie in te nemen standpunt

    De bijdrage aan de begroting van de Vervoersgemeenschap is vastgesteld in bijlage V bij het verdrag. De Unie draagt 80 % bij aan de begroting en de resterende 20 % komt van de landen van de Westelijke Balkan.

    Voor 2022 bedroeg de begroting in totaal 3 002 000 EUR, waarvan 2 401 000 EUR (80 %) werd ingebracht door de EU en 600 000 EUR door de landen van de Westelijke Balkan.

    Voor 2023 wordt een begroting van 3 060 000 EUR voorgesteld. 80 % van de nieuwe kredieten komen van de EU (2 448 000 EUR), de overige 20 % (612 000 EUR) van de landen van de Westelijke Balkan.

    De voorgestelde begroting voor 2023 vertegenwoordigt een stijging van 2 % ten opzichte van 2022. Dit wordt gerechtvaardigd door de inflatie in de regio en de EU. Dit bedrag dekt de lopende kosten van het permanent secretariaat en de organisatie van de vergaderingen van de verschillende organen van de Vervoersgemeenschap. In de begroting 2023 worden extra middelen uitgetrokken voor capaciteitsopbouw en technische bijstand voor de regionale partners.

    De vaststelling van dit besluit door het regionale stuurcomité is noodzakelijk voor de uitvoering van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap en voor de werking van het permanent secretariaat.

    4.Rechtsgrondslag

    4.1.Procedurele rechtsgrondslag

    4.1.1.Beginselen

    Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

    Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt 2 .

    4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

    Het regionale stuurcomité is een lichaam dat is opgericht krachtens een verdrag, namelijk het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap.

    Het besluit dat door het regionale stuurcomité moet worden vastgesteld, is een handeling met rechtsgevolgen. Overeenkomstig artikel 35 van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap is het regionale stuurcomité bevoegd de begroting van de Vervoersgemeenschap vast te stellen; overeenkomstig artikel 25, lid 1, van dat verdrag, is dat besluit bindend voor de partijen bij het verdrag. Vanwege zijn aard, en als onderdeel van het op het regionale stuurcomité toepasselijke internationaal recht, bevat dit besluit elementen die gevolgen hebben voor de rechtspositie van de partijen bij het verdrag en derhalve ook van de Unie. De beoogde handeling is op grond van artikel 25, lid 1, van de overeenkomst derhalve bindend uit hoofde van het volkenrecht. De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het verdrag. De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

    4.2.Materiële rechtsgrondslag

    4.2.1.    Beginselen

    De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

    Wanneer een beoogde handeling tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit bij wijze van uitzondering de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen als materiële rechtsgrondslag hebben.

    4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

    De voorgestelde handeling is noodzakelijk voor de correcte tenuitvoerlegging van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap. Het verdrag heeft doelstellingen en componenten op het gebied van enerzijds wegvervoer, spoorvervoer en vervoer over de binnenwateren, vervoerswijzen die onder artikel 91 VWEU vallen, en anderzijds op het gebied van zeevervoer, dat onder artikel 100, lid 2, VWEU valt. Door zijn horizontale karakter heeft het voorgenomen besluit gevolgen voor al deze elementen. Al deze elementen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zonder dat het ene ondergeschikt is aan het andere.

    Het voorgestelde besluit heeft derhalve de volgende artikelen als materiële rechtsgrondslag: artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU.

    4.3.Conclusie

    De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

    5.Bekendmaking van de beoogde handeling

    Overeenkomstig artikel 25, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap worden de besluiten van het regionale stuurcomité bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    2022/0296 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het regionale stuurcomité van de Vervoersgemeenschap met betrekking tot de vaststelling van de begroting 2023 van de Vervoersgemeenschap

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91 en artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.Het Verdrag tot oprichting van een Vervoersgemeenschap (“het verdrag”) is door de Unie ondertekend overeenkomstig Besluit (EU) 2017/1937 3 van de Raad. Het is namens de Unie goedgekeurd op 4 maart 2019 bij Besluit (EU) 2019/392 4 van de Raad. Het Verdrag trad op 1 mei 2019 in werking.

    2.Krachtens artikel 35 van het verdrag moet het regionale stuurcomité van de Vervoersgemeenschap (“het stuurcomité”) jaarlijks de begroting van de Vervoersgemeenschap vaststellen. In artikel 35 van het verdrag wordt het stuurcomité tevens de bevoegdheid verleend om besluiten vast te stellen waarin de procedures voor de tenuitvoerlegging van de begroting worden gespecificeerd.

    3.Het stuurcomité zal tijdens zijn laatste vergadering van 2022 een besluit vaststellen over de begroting van de Vervoersgemeenschap voor 2023.

    4.De voorgestelde begroting van de Vervoersgemeenschap voor 2023 is nodig om de goede werking van de organen van de Vervoersgemeenschap te waarborgen. Ze dekt de uitgaven voor personeel, reiskosten, IT-apparatuur en software, operationele uitgaven voor studies, capaciteitsopbouw en technische bijstand, alsmede de organisatie van conferenties en vergaderingen.

    5.Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie in het stuurcomité moet worden ingenomen, aangezien een dergelijk besluit noodzakelijk is voor de werking van het permanent secretariaat van de Vervoersgemeenschap en bindend zal zijn voor de Unie,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het regionale stuurcomité van de Vervoersgemeenschap met betrekking tot de begroting van de Vervoersgemeenschap voor het jaar 2023 wordt gebaseerd op het ontwerpbesluit van het stuurcomité in de bijlage bij dit besluit.

    Artikel 2

    Dit besluit is gericht tot de Commissie.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1)    Besluit (EU) 2017/1937 van de Raad van 11 juli 2017 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en de voorlopige toepassing van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (PB L 278 van 27.10.2017, blz. 1).
    (2)    Arrest van het Hof van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64.
    (3)    Besluit (EU) 2017/1937 van de Raad van 11 juli 2017 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en de voorlopige toepassing van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (PB L 278 van 27.10.2017, blz. 1).
    (4)    Besluit (EU) 2019/392 van de Raad van 4 maart 2019 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (PB L 71 van 13.3.2019, blz. 1).
    Top

    Brussel, 28.9.2022

    COM(2022) 484 final

    BIJLAGE

    bij

    Voorstel voor een besluit van de Raad

    tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het regionale stuurcomité van de Vervoersgemeenschap met betrekking tot de vaststelling van de begroting 2023 van de Vervoersgemeenschap









    BIJLAGE

    ONTWERP

    BESLUIT nr. .../2022 
    VAN HET REGIONAAL STUURCOMITÉ

    VAN DE VERVOERSGEMEENSCHAP

    van …

    inzake de vaststelling van de begroting van de Vervoersgemeenschap voor het jaar 2023

    HET REGIONAAL STUURCOMITÉ VAN DE VERVOERSGEMEENSCHAP,

    Gezien het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap 1 en met name artikel 24, lid 1, en artikel 35,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De aan dit besluit gehechte begroting van de Vervoersgemeenschap voor het jaar 2023 wordt hierbij aangenomen.

    Artikel 2

    (1)Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van de financiële regels en auditprocedures die van toepassing zijn op de Vervoersgemeenschap, mag in totaal maximaal 10 % van de kredieten die voor 2023 aan een bepaalde begrotingslijn zijn toegewezen, worden aangewend voor doeleinden die in de begroting aan een ander begrotingsonderdeel zijn gekoppeld. Dit geldt niet voor het begrotingsonderdeel personeelsuitgaven.

    (2)Kredieten die worden overgedragen met het oog op de nakoming van verplichtingen die eind 2022 zijn aangegaan, zoals aangegeven in de bijgevoegde begroting, komen niet in aanmerking voor het in lid 1 bedoelde gebruik. Zij worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van het hierboven bedoelde maximum van 10 %.

    Artikel 3

    Kredieten die aan het einde van het begrotingsjaar 2022 niet zijn vastgelegd, worden geannuleerd en aan de partijen terugbetaald overeenkomstig de werkelijk betaalde bijdragen en de in bijlage V bij het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap vastgestelde percentages.

    Gedaan te … op … 2022.

       Voor het Regionaal Stuurcomité

       De voorzitter



    BEGROTING VAN DE VERVOERSGEMEENSCHAP VOOR HET JAAR 2023

    Begrotingsonderdeel

    Bedrag

    (EUR)

    1.Permanent secretariaat

    1.1.Personeelskosten

    1 502 097

    1.2.Reiskosten

    119 220

    1.3.Kantoren, uitrusting en software

    64 150

    1.4.Overige kosten en diensten, met inbegrip van:

    uitbestede en andere diensten (audit, zichtbaarheid, personeelsopleiding, bankkosten),

    kosten van vergaderingen & conferenties,

    IT- en communicatiekosten,

    rekruteringskosten.

    543 117

    1.5.Studies, technische bijstand ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het EU-acquis en actieplannen 2 .

    730 000

    -waarvan nieuwe kredieten

    510 000

    -waarvan overgedragen begrotingskredieten in verband met verplichtingen die eind 2022 zijn aangegaan en waarvoor in 2023 betalingen verschuldigd zijn

    220 000

    2.Ministerraad

    2.1.Kosten van vergaderingen & conferenties

    28 000

    3.Regionaal Stuurcomité

    3.1.Kosten van vergaderingen & conferenties

    18 560

    4.Technische comités

    4.1.Kosten van vergaderingen & conferenties

    177 300

    5.Sociaal forum

    5.1.Kosten van vergaderingen & conferenties

    10 800

    6.Begrotingscomité

    6.1.Kosten van vergaderingen & conferenties

    5 720

    Totaal nieuwe kredieten (exclusief reserve)

    2 978 964

    Reserve (ongeveer 3 % van de nieuwe kredieten)

    81 036

    Totaal nieuwe kredieten

    3 060 000

    Totaal overdrachten van 2022

    220 000

    Algemeen totaal

    3 280 000

    EU-bijdrage (80 % van de nieuwe kredieten)

    2 448 000

    Bijdrage van Zuidoost-Europese Partijen (20 % van de nieuwe kredieten: Bijlage V van het verdrag bevat de verdeling per land).

    612 000

    (1)    PB EU L 278 van 27.10.2017, blz. 3.
    (2)    Het totale bedrag wordt bepaald na afloop van de aanbestedingsprocedures en dienstencontracten die in het derde kwartaal van 2022 zijn ondertekend.
    Top