EUROPESE COMMISSIE
Brussel,14.6.2018
COM(2018) 461 final
2018/0244(CNS)
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds
("LGO-besluit")
{SWD(2018) 337 final}
{SEC(2018) 310 final}
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
Dit voorstel wordt gepresenteerd in de context van het meerjarig financieel kader voor 20212027 dat is beschreven in de mededelingen van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt, en verdedigt. In de mededelingen worden de kernprioriteiten en het algemene begrotingskader voor de EU-programma's voor extern optreden beschreven in het hoofdstuk "Nabuurschap en internationaal beleid". Een van die prioriteiten is het besluit van de Raad over de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds.
De landen en gebieden overzee (LGO) zijn met de Europese Unie geassocieerd sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Rome. Deze 25 eilanden in de Atlantische Oceaan, Antarctica, de Noordelijke IJszee, het Caribisch gebied, de Indische Oceaan en de Stille Oceaan zijn geen soevereine landen, maar ressorteren onder vier EU-lidstaten: Denemarken, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Nederland.
Dit voorstel, dat van toepassing zou moeten worden op 1 januari 2021, wordt voorgelegd voor een Unie van 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich terug te trekken uit de Europese Unie en uit Euratom die de Europese Raad op 29 maart 2017 heeft ontvangen uit hoofde van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Het voorstel is dus niet van toepassing op de twaalf LGO die banden hebben met het Verenigd Koninkrijk. De associatie van de resterende dertien LGO met de Unie vloeit voort uit hun constitutionele relatie met de drie genoemde lidstaten: Denemarken, Frankrijk en Nederland.
De LGO beschikken in het algemeen over vergaande autonomie wat betreft economische zaken, arbeidsmarkt, volksgezondheid, interne aangelegenheden, douane en dergelijke. Defensie en buitenlandse zaken vallen meestal onder de lidstaat. De LGO behoren niet tot het douanegebied van de Unie en maken geen deel uit van de interne markt. De EU-wetgeving is dus niet van toepassing. Aangezien de inwoners van de LGO onderdaan zijn van de desbetreffende EU-lidstaten, zijn zij burgers van de Unie.
Besluit 2013/755/EU van de Raad (het LGO-besluit) regelt de betrekkingen tussen de LGO (met inbegrip van Groenland), de lidstaten waarmee zij banden hebben, en de Europese Unie. In het besluit wordt de bijzondere relatie beschreven die de LGO met de EU hebben omdat zij deel uitmaken van de "EU-familie", evenals het specifieke wettelijke kader dat op hen van toepassing is. De belangrijkste financieringsbron voor het huidige LGO-besluit is het elfde Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), dat de programmering en financiering omvat van de territoriale en regionale programma's voor LGO (met uitzondering van Groenland, waarvoor een apart besluit wordt gefinancierd uit de EU-begroting).
Vóór 1982 werd Groenland, als deel van Denemarken, gezien als een deel van de EU, waardoor Europese schepen in de Groenlandse wateren konden vissen. Daarna trok Groenland zich terug uit de EU en werd het als LGO met de EU geassocieerd krachtens het Groenlandverdrag. Dit verdrag benadrukt dat de nauwe betrekkingen tussen de EU en Groenland moeten worden gehandhaafd, in het bijzonder vanwege de ontwikkelingsbehoeften van Groenland en de visrechten van de EU.
Op 13 maart 1984 werd een visserijovereenkomst ondertekend. Na de tussentijdse evaluatie van het vierde protocol bij de visserijovereenkomst concludeerde de Europese Raad in 2003 dat rekening moet worden gehouden met het belang van de visserij en de structurele ontwikkelingsproblemen in Groenland. In de gemeenschappelijke verklaring van de EU, Groenland en Denemarken van 2006 werden de gemeenschappelijke doelstellingen van een nieuw partnerschap vastgelegd. Deze verklaring vormde de politieke basis voor Besluit 2006/526/EG van de Raad, waarin het kader voor de samenwerking tussen de partijen voor de periode 2007-2013 werd vastgesteld. Momenteel is Besluit 2014/137/EU van de Raad van toepassing voor de periode 2014-2020. Dit besluit is in overeenstemming met de gemeenschappelijke verklaring van 2015 van de EU, Groenland en Denemarken, waarin de nauwe betrekkingen tussen de partijen opnieuw werden bevestigd.
Dit Groenlandbesluit is complementair met het LGO-besluit, maar beschrijft enkele specifieke kenmerken van de betrekkingen met Groenland.
De tussentijdse evaluatie (december 2017) van tien externe financieringsinstrumenten, waaronder het Groenlandbesluit en het elfde EOF, dat de programmering voor de andere LGO omvat, concludeerde dat de externe financieringsinstrumenten aan hun doel beantwoorden. Zowel uit het verslag als de raadplegingen bleek evenwel dat meer flexibiliteit, vereenvoudiging, samenhang en doeltreffendheid gewenst zijn. Daarom is er nu een voorstel gedaan voor een nieuw instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking, waarin de lessen uit het verleden zullen worden benut om de structuur voor het externe optreden van de Unie te stroomlijnen.
Het LGO-besluit en het Groenlandbesluit kunnen niet worden geïntegreerd in het nieuwe instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking of in een andere rechtshandeling waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is, omdat voor beide een specifieke goedkeuringsprocedure geldt: een besluit van de Raad met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement. Om het aantal programma's te stroomlijnen wordt wel voorgesteld om beide besluiten samen te voegen in één nieuw besluit voor alle LGO, met inbegrip van Groenland.
Artikel 203 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vormt de rechtsgrondslag voor het LGO-besluit en het Groenlandbesluit. Gezien het voorstel om het EOF in de begroting te integreren, komt de financiering voor zowel Groenland als de andere LGO te vallen onder de nieuwe begrotingsrubriek 6, "Nabuurschap en internationaal beleid".
Een nieuwe rechtshandeling voor alle LGO, die het politieke en juridische kader omvat en bepaalt hoe de samenwerking wordt vormgegeven, heeft de volgende voordelen:
·eenheid van beheer - door alle LGO onder één financieringsbron (de EU-begroting) samen te brengen kunnen synergieën in de programmering en de uitvoering worden bewerkstelligd;
·consolidering van gezamenlijke doelstellingen;
·vereenvoudiging en samenhang van het juridische kader;
·sterkere profilering van de LGO als groep.
Aangezien beide besluiten positief zijn geëvalueerd, wordt ernaar gestreefd dat wat goed functioneert, te behouden en de punten te verbeteren die partners momenteel belemmeren in hun vermogen om hun beleid en prioriteiten doeltreffend uit te voeren. Aan de andere kant hebben de betrokken lidstaten krachtig aangedrongen op behoud van de structuur en de verworvenheden van het huidige LGO-besluit.
•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
De huidige voorschriften en procedures voor de associatie tussen de EU en de LGO zijn vastgesteld bij Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie. Die voor de betrekkingen met Groenland zijn vastgesteld bij Besluit 2014/137/EU van de Raad van 14 maart 2014 inzake de betrekkingen tussen de Europese Unie, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds.
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
"Europa 2030" vormt een referentiepunt voor consistentie op alle beleidsterreinen wat betreft energie-efficiëntie en de bijdrage daarvan aan de energiezekerheid en het kader voor het klimaat- en energiebeleid voor de periode tot 2030. Ook de samenhang met de overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering wordt gewaarborgd,
Het geïntegreerde EU-beleid voor het noordpoolgebied weerspiegelt het strategische belang dat de Unie heeft bij het vervullen van een centrale rol in het noordpoolgebied. Voortbouwend op eerdere initiatieven wordt in deze mededeling gepleit voor een EU-beleid dat gericht is op de bevordering van internationale samenwerking bij het bestrijden van de gevolgen van de klimaatverandering op het kwetsbare ecosysteem in het noordpoolgebied, en op het bevorderen van en bijdragen tot duurzame ontwikkeling, met name in het Europese deel van het noordpoolgebied. Groenland is een belangrijk onderdeel van deze beleidsvisie omdat het behoort tot het Koninkrijk Denemarken.
De acties die in het kader van dit voorstel worden gefinancierd, moeten in overeenstemming zijn met het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de nieuwe Europese vredesfaciliteit. Humanitaire acties vallen niet onder dit voorstel, want de financiering daarvan blijft vallen onder het instrument voor humanitaire hulp.
In het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader voor 2021-2027 is een ambitieuzere doelstelling opgenomen voor de integratie van klimaatmaatregelen in alle EU-programma's, namelijk dat dat 25 % van de EU-uitgaven moet bijdragen tot klimaatdoelstellingen. Naar verwachting zal 20 % van de totale financiële middelen in het kader van dit programma bijdragen tot klimaatdoelstellingen. De bijdrage van dit programma aan de verwezenlijking van de overkoepelende doelstelling zal worden getraceerd met behulp van een op passend niveau opgesplitst Europees klimaatmarkersysteem, en indien beschikbaar met preciezere methoden. De Commissie zal in dit verband ieder jaar informatie verstrekken over de vastleggingskredieten in het kader van de jaarlijkse ontwerpbegroting.
Om het klimaatpotentieel van het programma optimaal te benutten zal de Commissie relevante maatregelen identificeren tijdens de processen van voorbereiding, uitvoering, herziening en evaluatie van het programma.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
Het LGO-besluit is gebaseerd op het vierde deel van het VWEU. De specifieke voorschriften en procedures voor de associatie worden vastgesteld bij besluiten van de Raad op basis van artikel 203 VWEU, waarin wordt bepaald dat dergelijke rechtshandelingen volgens een bijzondere wetgevingsprocedure worden vastgesteld.
De artikelen 198-204 VWEU zijn van toepassing op Groenland, behoudens de voor Groenland geldende bijzondere regelingen van Protocol nr. 34 dat aan het VWEU is gehecht.
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
De nadere regeling voor het vierde deel van het VWEU moet op Unieniveau worden vastgesteld, omdat het doel van de associatie, namelijk het bevorderen van de economische en sociale ontwikkeling van de LGO en de totstandbrenging van nauwe economische betrekkingen tussen hen en de Unie in haar geheel, niet met maatregelen op lidstaatniveau kan worden bereikt. Bovendien kunnen de lidstaten geen maatregelen nemen met betrekking tot de handelsregeling voor de LGO, omdat de gemeenschappelijke handelspolitiek onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt (titel II van het vijfde deel van het VWEU).
De benadering van de samenwerking met de LGO die in dit wetgevingsvoorstel van de Commissie is vervat, is in overeenstemming met de beginselen van partnerschap, complementariteit en subsidiariteit. Voorgesteld wordt de financiële bijstand van de Unie aan de LGO te baseren op programmeringsdocumenten waarin de samenwerkingsstrategieën van de Unie en de LGO worden vastgesteld en waarvoor de bevoegde LGO-autoriteiten en de Commissie gezamenlijk verantwoordelijk zijn. De samenwerkingsstrategieën worden vastgesteld aan de hand van de doelstellingen, strategieën en prioriteiten op ontwikkelingsgebied die de bevoegde LGO-autoriteiten hebben vastgesteld. De Commissie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, zullen in nauw overleg beslissen over de activiteiten, met volledige inachtneming van de institutionele, juridische en financiële bevoegdheden van elk van de partners.
Zonder afbreuk te doen aan de prerogatieven van de Commissie, krijgen de LGO-autoriteiten de primaire verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de activiteiten in het kader van de samenwerkingsstrategie. De Commissie is verantwoordelijk voor de vaststelling van de algemene voorschriften en voorwaarden voor de programma's en projecten.
Het partnerschap tussen de Europese Unie, Groenland en Denemarken faciliteert raadplegingen en beleidsdialogen over de doelstellingen en de samenwerkingsgebieden die bij dit besluit worden vastgesteld, met name de basis voor brede samenwerking en dialoog op gebieden van wederzijds belang.
•Evenredigheid
Overeenkomstig de artikelen 198 en 199 VWEU blijft de associatie een alomvattend partnerschap vormen dat een institutioneel kader en een handelsregeling omvat en een groot aantal samenwerkingsgebieden bestrijkt, en waarin de basisbeginselen voor de financiële bijstand aan de LGO door de Unie zijn opgenomen.
Gezien de specifieke kenmerken van de LGO en hun bijzondere relatie met de EU leidt een nieuwe rechtshandeling, die het politieke en juridische kader voor alle LGO omvat en bepaalt hoe de samenwerking wordt vormgegeven, tot meer doeltreffendheid en samenhang, consolidering van gezamenlijke doelstellingen, en meer zichtbaarheid voor de LGO als groep. Het voorstel gaat uit van een flexibele aanpak die op de situatie van elk LGO is afgestemd.
Omwille van de samenhang en de doeltreffendheid, en tenzij anders bepaald, gelden voor dit besluit de uitvoerings-, evaluatie- en monitoringbepalingen van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking(NDICI).
3.EVALUATIE, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Evaluatie achteraf van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
Krachtens artikel 7 van het Groenlandbesluit moet uiterlijk in juni 2018 een verslag worden gepresenteerd over de tussentijdse evaluatie met het oog op beslissingen over de toekomst van het besluit en de daaruit voortvloeiende maatregelen. Het elfde EOF, dat de programmering voor de andere LGO omvat, moet eind 2018 worden onderworpen aan een prestatiebeoordeling. Daarom zijn het Groenlandbesluit (137/2014/EU) en het elfde EOF opgenomen in een evaluatie met acht andere externe financieringsinstrumenten, die op grond van artikel 17 van de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening allemaal voor eind 2017 moesten worden onderworpen aan een tussentijdse evaluatie.
In dit verslag, dat in december 2017 door de Commissie werd goedgekeurd, werd geanalyseerd of de tien instrumenten nog steeds aan hun doel beantwoorden, met het oog op de doeltreffende uitvoering van de EU-bijstand. Het verslag bevatte een algemene analyse en tien werkdocumenten van de diensten van de Commissie, één voor elk financieringsinstrument, die waren gebaseerd op in 2016-2017 door externe consultants uitgevoerde evaluaties.
In het werkdocument over het Groenlandbesluit werd geconcludeerd dat de belangrijkste doelstelling van het besluit - behoud van de nauwe en duurzame betrekkingen tussen de partijen en bevordering van duurzame ontwikkeling in Groenland - nog steeds verder wordt verwezenlijkt. Dankzij het sterke partnerschap en de samenwerking met de Europese Unie heeft Groenland meer capaciteit kunnen opbouwen en zijn bestuurs- en financiële systemen, alsmede het onderwijs - en daarmee de beroepsbevolking - kunnen versterken,
Het Groenlandbesluit is zodanig opgezet dat het aansluit bij en bijdraagt tot de bredere politieke doelstellingen van het partnerschap met de Europese Unie. Als zodanig kan het dienst blijven doen voor de verwezenlijking van de doelstellingen tussen nu en 2020.
In het werkdocument over het elfde EOF werd geconcludeerd dat het fonds relevant is. Over het algemeen is het een efficiënt mechanisme met aantoonbare meerwaarde en voldoende interne coherentie. Er zijn wel enkele inefficiënties in de uitvoeringsmethoden voor de LGO, die de doeltreffendheid van de samenwerking beïnvloeden.
De algemene conclusie van het verslag over de tussentijdse evaluatie luidde dat de externe financieringsinstrumenten aan hun doel beantwoorden, grotendeels overeenstemmen met de EU-doelstellingen en de behoeften van de partnerlanden en flexibel genoeg zijn om de uitvoering van een evoluerend beleidskader te ondersteunen en te faciliteren. De veelheid aan instrumenten en processen wordt wel als een belemmering gezien voor de algemene samenhang en zichtbaarheid van het externe optreden van de EU, waardoor synergieën en de complementariteit niet ten volle worden benut.
In verband met de in de evaluatie geschetste beleids- en operationele kwesties zou de begrotingsrubriek voor het externe optreden zich sterker moeten concentreren op vier horizontale kernelementen: flexibiliteit, vereenvoudiging, samenhang en doeltreffendheid.
Het Groenlandbesluit wordt geïntegreerd in het LGO-besluit, dat ook al betrekking had op Groenland, en de financiële middelen voor zowel Groenland als de andere LGO komen nu uit dezelfde rubriek van de EU-begroting. Het samenvoegen van de twee besluiten leidt tot vereenvoudiging, flexibiliteit en samenhang doordat de politieke betrekkingen met alle LGO en de financiële middelen in één instrument worden verenigd. Dit onderstreept en versterkt de bijzondere status van de LGO en hun specifieke kenmerken in vergelijking met andere ontwikkelingspartners. Ook komt de nadruk van de samenwerking hierdoor duidelijker te liggen op de duurzame ontwikkeling van de LGO.
•Raadpleging van belanghebbenden
De betrekkingen met de LGO, met inbegrip van Groenland, zijn besproken tijdens een thematische sessie over het kader na 2020 tijdens het 16e EU-LGO-forum, dat op 23 februari 2018 in Brussel plaatsvond, en in een achtergronddocument over het debat over de situatie na 2020 en de gevolgen daarvan voor de LGO, dat werd opgesteld in opdracht van de LGO-associatie (OCTA).
Tijdens de externe evaluatie van de externe financieringsinstrumenten, waaronder het Groenlandbesluit en het elfde EOF, vond daarnaast een openbare raadpleging plaats, die twaalf weken duurde en werd afgesloten op 3 mei 2017. Deze raadpleging leverde ook voorbereidende input voor de toekomstige externe financieringsinstrumenten. De raadpleging werd gehouden in de vorm van i) een online enquête, met enkele oriëntatievragen om de feedback te structureren, en ii) face-to-face-vergaderingen met belangrijke belanghebbenden.
Uit deze raadpleging kwamen de volgende punten naar voren:
Volgens het door de OCTA gevraagde achtergronddocument zijn de LGO over het algemeen van mening dat het huidige LGO-besluit hun veel heeft opgeleverd en een goed juridisch instrument is dat niet wezenlijk hoeft te worden gewijzigd. Het zou wel goed zijn om de toekomstige samenwerking tussen de LGO en de EU te concentreren op de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen. In de toekomst zou gebruik kunnen worden gemaakt van een apart LGO-instrument binnen de begroting, met passende regels die eenvoudige, flexibele en soepele programmering mogelijk maken. Integratie van het EOF in de EU-begroting wordt toegejuicht, mits bepaalde flexibiliteitskenmerken van het EOF kunnen worden behouden. Sommige LGO riepen op tot meer financiële steun vanwege hun specifieke geografische kenmerken en het feit dat zij tot de EU-familie behoren.
Dit standpunt werd gedeeld door de lidstaten, die van mening zijn dat het LGO-besluit de juiste basis vormt voor de samenwerking tussen de LGO en de EU, hoewel aanzienlijke wijzigingen in de uitvoering werden verwacht. Volgens het achtergronddocument staan de lidstaten open voor een apart instrument binnen de begroting, mits de daaraan gekoppelde bepalingen passend zijn, en meer in het bijzonder dat begrotingssteun en het beginsel van een meerjarenprogrammering behouden blijven.
De deelnemers aan de openbare raadpleging over de evaluatie van het Groenlandbesluit waren het er veelal over eens dat het besluit relevant en doeltreffend was gebleken voor het nastreven en verwezenlijken van de algemene en specifieke doelstellingen en voor het weerspiegelen van de algemene beginselen wat betreft het faciliteren van de beleidsdialoog over mondiale en Arctische vraagstukken. Bij het vormgeven van de financiële bijstand na 2020 zou het nuttig zijn de procedures voor de programmering en uitvoering van de bijstand voor Groenland te vergelijken met de EOF-procedures die al gelden voor de andere LGO. Het Groenlandbesluit wordt beschouwd als een waardevol instrument voor het behoud en de versterking van de sterke banden tussen Groenland en de Unie. De politieke aspecten van de relatie zijn in de loop der jaren sterk geëvolueerd.
•Externe expertise
De externe evaluatie van het Groenlandbesluit en het elfde EOF is gebruikt als uitgangspunt voor het verslag over de tussentijdse evaluatie en de daarbij behorende werkdocumenten. Daarnaast is in opdracht van de LGO een extern achtergronddocument opgesteld over het debat over de situatie na 2020 en de gevolgen daarvan voor de LGO.
•Effectbeoordeling
In 2018 voerde de Commissie een effectbeoordeling uit voor alle instrumenten die vallen onder de rubriek "Europa als wereldspeler" van het meerjarig financieel kader voor 2014-2020. Deze effectbeoordeling richtte zich op de belangrijkste veranderingen die in het financiële kader voor 20212027 worden voorgesteld voor het externe optreden. Deze veranderingen omvatten de stroomlijning van verschillende instrumenten in één breed instrument en de integratie van het EOF in de EU-begroting.
Uit de analyse bleek dat de voordelen van de integratie van het EOF in de begroting opwegen tegen de nadelen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Zo zou het totaalbedrag voor het externe optreden niet lager mogen zijn dan de som van het EOF en de andere externe instrumenten, de flexibiliteit van het EOF zou zo veel mogelijk moeten worden overgenomen en de militaire operaties die nu worden gefinancierd in het kader van de Vredesfaciliteit voor Afrika, moeten worden voortgezet via een ander mechanisme buiten de begroting.
Ook werd geconcludeerd dat de meeste instrumenten kunnen worden samengevoegd, met uitzondering van instrumenten met een zeer specifieke rechtsgrondslag of met zeer specifieke doelstellingen. Tot de samen te voegen instrumenten behoren het instrument voor ontwikkelingssamenwerking, het Europees Ontwikkelingsfonds, het Europees nabuurschapsinstrument, het Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten, het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede en het partnerschapsinstrument. De volgende instrumenten zouden apart moeten blijven: humanitaire hulp, de begroting voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, een deel van het instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid, de landen en gebieden overzee (incl. Groenland), het Uniemechanisme voor civiele bescherming, het instrument voor pretoetredingssteun, de regeling "EU Aid Volunteers", de steun voor de Turks-Cypriotische gemeenschap, de reserve voor noodhulp en de Europese vredesfaciliteit.
Zoals opgemerkt door de Commissie en onderschreven door de partners tijdens de openbare raadpleging, is de huidige structuur van de externe financieringsinstrumenten te complex. Door een aantal instrumenten samen te voegen in één breed instrument, kunnen de beheers- en toezichtsystemen worden gerationaliseerd, zodat de administratieve belasting voor de EU-instellingen en de lidstaten kan afnemen. Met een vereenvoudigd systeem voor het toezicht zouden de desbetreffende instellingen een beter en breder overzicht hebben van de externe uitgaven van de EU.
Op 25 april 2018 werd de effectbeoordeling onderzocht door de Raad voor regelgevingstoetsing, die een positief advies met opmerkingen uitbracht.
•Vereenvoudiging
De stroomlijning van de juridische structuur heeft tot doel de administratieve belasting ten opzichte van de huidige instrumenten te verminderen. Momenteel zijn vier instrumenten van toepassing op de LGO en de financiële middelen daarvoor (met inbegrip van de voorschriften inzake programmering en uitvoering): i) het LGO-besluit, ii) de verordening inzake het elfde EOF, iii) het Groenlandbesluit en iv) de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening.
Voorgesteld wordt één instrument in te stellen voor zowel de politieke aspecten als de specifieke betrekkingen tussen de Unie en de LGO. Het besluit bevat waar nodig specifieke bepalingen voor de betrekkingen met Groenland, de financiële middelen, die worden geconsolideerd in één rubriek van de EU-begroting, en de uitvoeringsvoorschriften, die grotendeels het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking volgen, zodat samenhang en vereenvoudiging zijn gewaarborgd. Waar nodig bevat het voorgestelde besluit specifieke, vereenvoudigde regels voor LGO op het gebied van de programmering.
Daarnaast maakt de overname van EOF-kenmerken (waar mogelijk), zoals het beginsel van meerjarenprogrammering, voor Groenland eenvoudigere en flexibelere procedures dan voorheen mogelijk. Met dit voorstel worden de beheers- en toezichtsstructuren van het huidige pakket instrumenten vereenvoudigd.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De financiële middelen voor Groenland moeten komen uit rubriek 6 van de EU-begroting: "Nabuurschap en internationaal beleid". Gezien het voornemen om sommige elementen van het EOF, zoals meerjarenprogrammering, over te nemen in de EU-begroting, worden de huidige procedures voor de toewijzing van middelen aan Groenland vereenvoudigd.
De financiële toewijzingen voor de andere LGO worden overgeheveld van het EOF naar de begrotingsrubriek "Nabuurschap en internationaal beleid".
In de mededelingen van de Commissie over een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt, en verdedigt, is in deze rubriek 500 miljoen EUR uitgetrokken voor de samenwerking met de LGO.
Dit besluit voorziet in een totaalbedrag van 500 000 000 EUR (in lopende prijzen) voor de associatie met de LGO. Daarvan wordt 225 000 000 EUR toegewezen aan Groenland, 225 000 000 EUR voor de andere LGO, waarvan 159 000 000 EUR voor territoriale programma's en 66 000 000 EUR voor regionale programma's. Daarnaast is er een intraregionale portefeuille van 15 000 000 EUR beschikbaar voor alle LGO, met inbegrip van Groenland. Het nieuwe besluit omvat ook een bedrag van 22 000 000 EUR voor technische bijstand, alsmede een niet-toegewezen reserve van 13 000 000 EUR.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage
De regelingen voor uitvoering, monitoring, evaluatie en rapportage volgen die van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking, tenzij anders vermeld in het besluit.
•Toelichting bij de bepalingen van het voorstel
Aangezien het LGO-besluit en het Groenlandbesluit worden samengevoegd, worden alle delen samengevoegd die vergelijkbaar zijn of waarop synergieën mogelijk zijn. De structuur van het huidige LGO-besluit en de meeste bepalingen daarvan wordt gehandhaafd, met waar nodig vermelding van de specifieke aspecten van de betrekkingen en samenwerking tussen de Unie en Groenland, zoals behoud van de nauwe en duurzame betrekkingen tussen de Unie, Groenland en Denemarken; de erkenning van de geostrategische positie van Groenland; beleidsdialoog en potentiële samenwerking inzake Arctische vraagstukken; en de continuïteit van de voedselvoorziening. De positieve resultaten van het Groenlandbesluit blijven bewaard.
Het nieuwe LGO-besluit heeft dezelfde structuur met dezelfde pijlers (politieke aspecten, handel en samenwerking) als het huidige besluit. De belangrijkste wijzigingen zijn:
·In het voorstel wordt rekening gehouden met de gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en het feit dat de speciale regeling van het vierde deel van het VWEU niet langer van toepassing zal zijn op de twaalf Britse LGO.
·Formeel gezien worden de tekst en de bijlagen over de hele linie geactualiseerd, met name in verband met de laatste wijzigingen van de belasting- en handelswetgeving.
·Vanwege de integratie van het EOF in de EU-begroting worden de bijlagen IV en V van het huidige besluit geschrapt. Bijlage I inzake geïsoleerde LGO is in het besluit geïntegreerd. Bijlage III over het beheer van de eigen middelen van de EIB wordt geschrapt.
·Aanvulling en actualisering van de bepalingen over de stand van zaken in de betrekkingen met Groenland in artikel 3 (doelstellingen, beginselen en waarden), artikel 5 (wederzijdse belangen, complementariteit en prioriteiten), artikel 13 (richtsnoeren voor de dialoog), artikel 23 (nieuw artikel over grondstoffen), artikel 31 (samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie) en artikel 35 (volksgezondheid en voedselzekerheid).
·Deel IV over de financiering van de samenwerking betreft een specifieke financiële portefeuille binnen begrotingsrubriek 6, "Nabuurschap en internationaal beleid" ten behoeve van de LGO. Dit deel bevat ook:
·Een algemene clausule waarin wordt verwezen naar het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking voor de uitvoering van de financiële samenwerking in het kader van dit voorstel. Voor de LGO blijven evenwel specifieke en eenvoudigere programmeringsprocedures gelden.
·De LGO blijven ook binnen het volgende meerjarig financieel kader principieel in aanmerking komen voor deelname aan de programma's van de Unie. Zij komen in aanmerking voor de thematische programma's en snelleresponsmaatregelen van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking.
·Met een specifieke bepaling/faciliteit kan de Commissie actief intraregionale projecten bevorderen tussen LGO, ACS- en niet-ACS-staten of gebieden en de ultraperifere gebieden van de Unie.
2018/0244 (CNS)
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds
("LGO-besluit")
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 203,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Dit besluit bevat de regels en de procedure voor de associatie van de EU met de landen en gebieden overzee (LGO), met inbegrip van Groenland, en komt in de plaats van Besluit 2013/755/EU van de Raad (het "LGO-besluit") en Besluit 2014/137/EU van de Raad (het "Groenlandbesluit").
(2)Overeenkomstig artikel 204 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn de artikelen 198 tot en met 203 VWEU op Groenland van toepassing, behoudens de voor Groenland geldende bijzondere bepalingen van Protocol nr. 34 betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland, dat aan het VWEU is gehecht. Overeenkomstig het Groenlandverdrag worden de betrekkingen tussen de Unie, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds, geregeld bij Besluit 2014/137/EU van de Raad, waarin de nauwe historische, politieke, economische en culturele banden tussen de Unie en Groenland worden onderstreept en waarbij een specifiek partnerschap en specifieke samenwerking worden vastgesteld. Besluit 2014/137/EU vervalt op 31 december 2020.
(3)Het is de bedoeling de steun van de Unie voor de LGO, die voorheen werd gefinancierd uit het Europees Ontwikkelingsfonds, met ingang van 1 januari 2021 te financieren uit de algemene begroting van de Unie.
(4)Om het aantal externe financieringsinstrumenten en hun prestaties te stroomlijnen moeten de betrekkingen met de LGO, met inbegrip van Groenland, worden geregeld in één besluit, dat het LGO-besluit en het Groenlandbesluit vervangt.
(5)Het partnerschap op grond van dit besluit moet het mogelijk maken de nauwe betrekkingen tussen de Unie enerzijds en alle LGO anderzijds voort te zetten.
(6)In dit nieuwe besluit worden de specifieke kenmerken van de samenwerking met Groenland duidelijk naar voren gebracht, zoals de doelstelling om de nauwe en duurzame betrekkingen tussen de Unie, Groenland en Denemarken te behouden, de erkenning van de geostrategische positie van Groenland, het belang van een beleidsdialoog tussen Groenland en de Unie, het bestaan van een partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Unie en Groenland en de potentiële samenwerking inzake Arctische vraagstukken. Het besluit moet aansluiten op mondiale uitdagingen en ruimte bieden voor de ontwikkeling van een proactieve agenda en het nastreven van wederzijdse belangen, met name in verband met het toenemende effect van klimaatverandering op de menselijke activiteit en het milieu, zeevervoer, natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen en visbestanden, alsook onderzoek en innovatie.
(7)Het VWEU en de afgeleide wetgeving zijn niet automatisch van toepassing op de LGO, met uitzondering van een aantal uitdrukkelijk als zodanig aangegeven bepalingen. De LGO zijn geen derde landen, maar maken ook geen deel uit van de eengemaakte markt; zij dienen op handelsgebied te voldoen aan de verplichtingen die ten aanzien van derde landen zijn vastgesteld, met name wat betreft oorsprongsregels, sanitaire en fytosanitaire normen en vrijwaringsmaatregelen.
(8)De bijzondere betrekkingen tussen de Unie en de LGO verschuiven geleidelijk van ontwikkelingssamenwerking naar een wederkerig partnerschap ter ondersteuning van de duurzame ontwikkeling van de LGO. Bovendien dient de solidariteit tussen de Unie en de LGO te zijn gebaseerd op hun unieke relatie en op het feit dat zij allen tot de "Europese familie" behoren.
(9)De Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (Agenda 2030), die door de Verenigde Naties is aangenomen in september 2015, is het antwoord van de internationale gemeenschap op mondiale uitdagingen en trends op het gebied van duurzame ontwikkeling. De Agenda 2030, waarvan de duurzame-ontwikkelingsdoelen (SDG's), de overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering en de actieagenda van Addis Abeba de kern vormen, is een transformerend politiek kader voor wereldwijde armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling. De Agenda 2030 is universeel van toepassing en biedt een uitgebreid gedeeld actiekader voor zowel de Unie als haar partners. Doel is het vinden van een evenwicht tussen de economische, de sociale en de milieudimensie van duurzame ontwikkeling en het onderkennen van de essentiële onderlinge verbanden tussen de doelstellingen en streefcijfers. Niemand mag aan zijn lot worden overgelaten. De uitvoering zal zorgvuldig worden afgestemd op andere internationale verbintenissen. Bij de maatregelen die in het kader van dit besluit worden uitgevoerd, zal bijzondere aandacht worden besteed aan de samenhang met de SDG's en aan geïntegreerde maatregelen die extra voordelen kunnen opleveren en waarmee meerdere doelstellingen op coherente wijze kunnen worden verwezenlijkt.
(10)De associatie tussen de Unie en de LGO moet ook in de toekomst worden gebaseerd op drie pijlers, namelijk versterking van het concurrentievermogen, vergroting van de veerkracht en vermindering van de kwetsbaarheid, en stimulering van samenwerking en integratie tussen de LGO en andere partners en naburige regio's.
(11)De financiële bijstand van de Unie die in het kader van het partnerschap wordt toegewezen, moet de ontwikkeling van de LGO een Europees perspectief geven en moet bijdragen tot de versterking van de nauwe en duurzame betrekkingen met deze gebieden, en tegelijkertijd de positie van de LGO als voorposten van de Unie versterken, gebaseerd op de gemeenschappelijke waarden en de geschiedenis die de partners verbinden.
(12)Gezien de geografische ligging van de LGO en ondanks de voor het EU-recht verschillende status van elke actor in een bepaald geografisch gebied, dient de samenwerking tussen de LGO en hun buurlanden te worden bevorderd in het belang van alle partijen, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan gebieden van wederzijds belang en aan bevordering van de waarden en normen van de Unie.
(13)Veel LGO grenzen aan de in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden, aan ACS-staten of aan andere derde landen en gebieden waarmee zij behoeften delen op het gebied van bijvoorbeeld aanpassing aan en beperking van de klimaatverandering, behoud van biodiversiteit, vraagstukken met betrekking tot oceanen, economische diversifiëring en rampenrisicovermindering.
(14)In de mededeling van de Commissie over "Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU" van 24 oktober 2017, de conclusies van het 15e en 16e LGO-EU-forum en de aanbevelingen van de Commissie inzake de onderhandelingen over een partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de ACS-landen wordt opgeroepen tot versterking van de regionale samenwerkingsprogramma's waarbij LGO en hun buurlanden zijn betrokken.
(15)De LGO beschikken over een rijke terrestrische en mariene biodiversiteit. Klimaatverandering beïnvloedt de natuurlijke omgeving van de LGO en vormt een bedreiging voor hun duurzame ontwikkeling. Maatregelen voor het behoud van biodiversiteit en ecosysteemdiensten, rampenrisicovermindering, duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en bevordering van duurzame energie dragen bij tot aanpassing aan en vermindering van klimaatverandering in de LGO. De associatie dient gericht te zijn op het behoud, het herstel en het duurzame gebruik van biologische diversiteit en ecosysteemdiensten, aangezien dat essentiële elementen zijn voor duurzame ontwikkeling.
(16)Dit programma weerspiegelt het belang van de strijd tegen klimaatverandering, in overeenstemming met de door de Unie aangegane verbintenissen om de overeenkomst van Parijs en de SDG's van de Verenigde Naties uit te voeren, en zal ertoe bijdragen dat klimaatactie in alle beleidsdomeinen van de Unie wordt geïntegreerd en dat het streefcijfer - 25 % van de begrotingsuitgaven van de Unie voor de ondersteuning van klimaatdoelstellingen - wordt gehaald. Naar verwachting zal 20 % van de totale financiële middelen in het kader van dit programma bijdragen tot klimaatdoelstellingen. De betrokken maatregelen zullen tijdens de uitvoering van het programma worden vastgesteld en opnieuw worden beoordeeld in het kader van de tussentijdse evaluatie en herziening.
(17)De aanzienlijke bijdrage die de LGO zouden kunnen leveren aan de verbintenissen van de Unie in het kader van multilaterale milieuovereenkomsten, dient in de betrekkingen tussen de Unie en de LGO te worden erkend.
(18)De Unie en de LGO erkennen het bijzondere belang van onderwijs en beroepsopleiding als hefboom voor de duurzame ontwikkeling van de LGO.
(19)De associatie tussen de Unie en de LGO dient rekening te houden met en bij te dragen tot het behoud van de culturele diversiteit en identiteit van de LGO.
(20)De samenwerking tussen de Unie en de LGO inzake handel en handelsgerelateerde vraagstukken dient bij te dragen tot duurzame economische ontwikkeling, sociale ontwikkeling en milieubescherming.
(21)Dit besluit dient te voorzien in flexibeler oorsprongsregels en nieuwe mogelijkheden voor cumulatie van de oorsprong. Cumulatie dient niet alleen mogelijk te zijn met de LGO en met landen die onder een economische partnerschapsovereenkomst vallen, maar onder bepaalde voorwaarden ook ten aanzien van producten van oorsprong uit landen waarmee de Unie een vrijhandelsovereenkomst toepast, en, eveneens onder bepaalde voorwaarden, ten aanzien van producten die de Unie binnenkomen met vrijstelling van rechten en contingenten overeenkomstig het stelsel van algemene preferenties van de Unie. De voorwaarden zijn nodig om verlegging van het handelsverkeer te voorkomen en de goede werking van de cumulatieregeling te waarborgen.
(22)In het belang van de betrokken bedrijven en overheden in de LGO dienen de procedures voor de certificatie van de LGO-oorsprong te worden geactualiseerd. De bepalingen inzake administratieve samenwerking tussen de Unie en de LGO moeten dienovereenkomstig worden aangepast.
(23)Bovendien moeten voldoende gespecificeerde vrijwarings- en toezichtsbepalingen worden vastgesteld. Op die manier kunnen zowel de bevoegde autoriteiten van de LGO en de Unie als de marktdeelnemers uitgaan van duidelijke en transparante voorschriften en procedures. Ten slotte moet, in het algemeen belang, de juiste toepassing worden gewaarborgd van de procedures en regelingen voor de rechten- en contingentenvrije uitvoer van goederen uit de LGO naar de Unie.
(24)In verband met de doelstellingen van integratie en de ontwikkelingen in het mondiale handelsverkeer op het gebied van diensten en vestiging dient steun te worden geboden voor de ontwikkeling van dienstenmarkten en investeringsmogelijkheden, door de toegang tot de markt van de Unie voor diensten en investeringen van de LGO te verbeteren. De Unie dient daartoe de LGO de gunstigst mogelijke behandeling te bieden, zoals die aan andere handelspartners wordt geboden door middel van brede meestbegunstigingsclausules; voor de LGO moeten de mogelijkheden voor handelsbetrekkingen flexibeler zijn door de behandeling die de LGO de Unie verlenen te beperken tot wat zij aan andere belangrijke handelsmachten bieden.
(25)De samenwerking tussen de Unie en de LGO inzake financiële diensten moet bijdragen tot meer veiligheid, robuustheid en transparantie van het financieel stelsel, aangezien dat van wezenlijk belang is om de mondiale financiële stabiliteit te versterken en duurzame groei te ondersteunen. De inspanningen op dat gebied moeten zich richten op convergentie met de internationaal erkende normen en aanpassing van de wetgeving van de LGO aan de EU-wetgeving inzake financiële diensten. Passende aandacht moet worden geschonken aan versterking van de administratieve capaciteit van de autoriteiten van de LGO, ook op het gebied van toezicht.
(26)De financiële bijstand van de Unie moet zich richten op gebieden waar het grootste effect kan worden gesorteerd, gezien haar vermogen om wereldwijd op te treden en te reageren op mondiale uitdagingen zoals uitbanning van armoede, duurzame en inclusieve ontwikkeling of wereldwijde bevordering van democratie, goed bestuur, mensenrechten en de rechtsstaat, haar langdurige en voorspelbare betrokkenheid bij ontwikkelingshulp en haar rol in het coördineren met haar lidstaten.
(27)Met het oog op doelmatigheid en vereenvoudiging en rekening houdend met de beheerscapaciteit van de autoriteiten van de LGO is het dienstig de aan de LGO toegewezen financiële middelen te beheren op basis van een wederkerig partnerschap. De autoriteiten van de LGO dienen bovendien de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de formulering en tenuitvoerlegging van het beleid dat de partijen in de vorm van samenwerkingsstrategieën vaststellen. Bij de programmering en de uitvoering dient rekening te worden gehouden met de beperkte administratieve en personele middelen van de LGO.
(28)In dit besluit worden de financiële middelen vastgelegd voor de associatie van de LGO met de Unie, die voor het Europees Parlement en de Raad in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 16 van het Interinstitutioneel Akkoord van [---] tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer.
(29)De horizontale regels die het Europees Parlement en de Raad op basis van artikel 322 VWEU hebben aangenomen, gelden ook voor dit besluit. Deze regels zijn vastgelegd in het Financieel Reglement en betreffen met name de procedure voor de vaststelling en uitvoering van de begroting door middel van subsidies, opdrachten, prijzen en indirecte uitvoering en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van de financiële spelers. De op basis van artikel 322 VWEU aangenomen regels betreffen ook de bescherming van de Uniebegroting in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat, omdat de eerbiediging van de rechtsstaat essentieel is voor degelijk financieel beheer en een doeltreffende Uniefinanciering.
(30)De financieringsvormen en uitvoeringswijzen voor dit besluit moeten worden gekozen op basis van hun vermogen om de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken, en resultaten te boeken, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de kosten van controles, de administratieve belasting en het verwachte risico van niet-naleving. Daarbij moet het gebruik van forfaitaire bedragen, financiering op basis van een vast percentage en eenheidskosten worden overwogen, alsmede niet aan kosten gekoppelde financiering als bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement.
(31)De Unie moet ervoor zorgen dat de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk worden gebruikt, zodat haar externe optreden optimaal effect sorteert. Dat moet worden bereikt door middel van samenhang en complementariteit tussen de externe financieringsinstrumenten van de Unie, en door synergieën met andere beleidslijnen en programma's van de Unie. Met het oog op maximaal effect van gecombineerde steunmaatregelen ten behoeve van een gemeenschappelijk doel moet de financiering in het kader van dit besluit kunnen worden gecombineerd met bijdragen uit andere programma's van de Unie, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken.
(32)In dit besluit moet met betrekking tot de uitvoering van de samenwerking waar passend worden verwezen naar [de NDICI-verordening] om consistent beheer tussen de verschillende instrumenten te waarborgen.
(33)Om rekening te houden met ontwikkelingen en wijzigingen van de douane- en handelswetgeving moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen II, III en VI bij dit besluit, aan de Commissie te worden gedelegeerd. Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 moet dit programma worden geëvalueerd aan de hand van informatie die wordt verzameld op basis van specifieke voorschriften inzake monitoring, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, moeten worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften ook meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan de effecten van het programma op het terrein worden geëvalueerd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.
(34)Verwijzingen naar de instrumenten voor externe bijstand in artikel 9 van Besluit 2010/427/EU van de Raad moeten worden gelezen als verwijzingen naar dit besluit. De Commissie moet erop toezien dat dit besluit wordt uitgevoerd overeenkomstig de rol van de EDEO zoals bepaald in het genoemde besluit.
(35)Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van artikel 10, lid 6, en artikel 16, lid 8, van bijlage II, artikel 2 van bijlage III, en de artikelen 5 en 6 van bijlage IV, te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.
(36)Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door doeltreffende en evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratief onderzoek verrichten, daaronder begrepen controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Unie schaden. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad. Personen of entiteiten die Uniemiddelen ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie meewerken, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer, alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van Uniemiddelen, gelijkwaardige rechten verlenen. Daarom moeten overeenkomsten met derde landen en gebieden en met internationale organisaties, alsmede contracten of overeenkomsten die voortvloeien uit de uitvoering van dit besluit, bepalingen bevatten die de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen om dergelijke audits, controles en inspecties ter plaatse uit te voeren, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, en die waarborgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van Uniemiddelen, gelijkwaardige rechten verlenen.
(37)Krachtens dit besluit moet de Raad in staat zijn een innovatieve benadering toe te passen ten aanzien van alle bovengenoemde factoren, die samenhang vertoont en tegelijkertijd is afgestemd op een verscheidenheid van situaties,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
DEEL I
ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE DE ASSOCIATIE VAN DE LANDEN EN GEBIEDEN OVERZEE MET DE UNIE
HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Voorwerp
1.Dit besluit brengt een associatie tot stand van de landen en gebieden overzee (LGO) met de Unie (de "associatie"), die een partnerschap vormt op basis van artikel 198 VWEU en ten doel heeft de duurzame ontwikkeling van de LGO te ondersteunen en de waarden en normen van de Unie overal ter wereld te bevorderen.
2.De partners van de associatie zijn de Unie, de LGO en de lidstaten waarmee de LGO banden hebben.
3.In artikel 73 van dit besluit wordt het financieringsprogramma vastgesteld voor de associatie met alle LGO voor de periode 2021-2027 (hierna het "programma" genoemd). In dit besluit worden de doelstellingen van het programma vastgesteld, alsmede de vormen van de financiering door de Unie en de regels voor de verstrekking van die financiering, zoals beschreven in bijlage I.
Artikel 2
Territoriale toepassing
De associatie is van toepassing op de in bijlage II bij het VWEU genoemde LGO.
Artikel 3
Doelstellingen, beginselen en waarden
1.De associatie tussen de Unie en de LGO is gegrondvest op doelstellingen, beginselen en waarden die door de LGO, de lidstaten waarmee zij banden hebben, en de Unie worden gedeeld.
2.De partners erkennen elkaars rechten om hun eigen beleid en prioriteiten voor duurzame ontwikkeling en hun eigen niveaus van binnenlandse milieu- en arbeidsbescherming vast te stellen, en om dienovereenkomstig de desbetreffende wetten en beleidsmaatregelen vast te stellen of te wijzigen, overeenkomstig hun verbintenissen op grond van de internationaal erkende normen en overeenkomsten. Zij streven in dit verband naar een hoog niveau van milieu- en arbeidsbescherming.
3.Bij de uitvoering van dit besluit laten de partijen zich leiden door een streven naar transparantie, subsidiariteit en doelmatigheid en besteden zij gelijke aandacht aan de drie pijlers van de duurzame ontwikkeling van de LGO: economische ontwikkeling, sociale ontwikkeling en milieubescherming.
4.De algemene doelstelling van dit besluit is het bevorderen van de economische en sociale ontwikkeling van de LGO en het tot stand brengen van nauwe economische betrekkingen tussen hen en de Unie in haar geheel. Met de associatie wordt deze algemene doelstelling nagestreefd door versterking van het concurrentievermogen van de LGO, vergroting van de veerkracht van de LGO, vermindering van de kwetsbaarheid van hun economie en milieu, en stimulering van de samenwerking tussen hen onderling en met andere partners.
5.Overeenkomstig artikel 3, lid 5, en artikel 21 VEU heeft het besluit de volgende specifieke doelstellingen:
(a)bevorderen en ondersteunen van de samenwerking met de LGO;
(b)ondersteunen van en samenwerken met Groenland bij de aanpak van zijn belangrijkste uitdagingen, zoals het opkrikken van het onderwijsniveau en bijdragen tot de capaciteit van het Groenlandse bestuur om nationaal beleid uit te werken en uit te voeren.
6.Bij het nastreven van die doelstellingen neemt de associatie de grondbeginselen in acht van vrijheid, democratie, mensenrechten en fundamentele vrijheden, de rechtsstaat, goed bestuur en duurzame ontwikkeling, die gemeenschappelijk zijn voor alle LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben.
Artikel 4
Beheer van de associatie
De associatie wordt beheerd door de Commissie en de autoriteiten van de LGO en indien nodig de lidstaten waarmee de LGO banden hebben, overeenkomstig hun respectieve institutionele, wettelijke en financiële bevoegdheden.
Artikel 5
Wederzijdse belangen, complementariteit en prioriteiten
1.De associatie vormt het kader voor beleidsdialoog en samenwerking inzake vraagstukken van wederzijds belang.
2.Er wordt prioriteit gegeven aan samenwerking op gebieden van wederzijds belang, zoals:
(a)economische diversifiëring van de economieën van de LGO, met inbegrip van hun verdere integratie in de regionale en de wereldeconomie; specifiek voor Groenland: de noodzaak om de vaardigheden van de beroepsbevolking te versterken;
(b)bevordering van de groene en de blauwe economie;
(c)duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van het behoud en het duurzame gebruik van biodiversiteit en ecosysteemdiensten;
(d)beperking van de klimaatverandering en aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering;
(e)bevordering van rampenrisicovermindering;
(f)bevordering van samenwerkingsactiviteiten op het gebied van onderzoek, innovatie en wetenschap;
(g)bevordering van sociale, culturele en economische uitwisselingen tussen de LGO, hun buurlanden en andere partners;
(h)Arctische vraagstukken.
3.De samenwerking op gebieden van wederzijds belang is gericht op de bevordering van de autonomie van de LGO en de ontwikkeling van hun vermogen om de in lid 2 genoemde strategieën en beleidslijnen te formuleren, uit te voeren en te monitoren.
Artikel 6
Bevordering van de associatie
1.Om hun onderlinge betrekkingen te versterken, streven de Unie en de LGO ernaar hun burgers met de associatie bekend te maken, in het bijzonder door de ontwikkeling van banden en samenwerking tussen autoriteiten, wetenschappers, maatschappelijke organisaties en bedrijven van de LGO enerzijds en die van de Unie anderzijds te bevorderen.
2.De LGO beijveren zich ervoor hun banden met de Unie in haar geheel te versterken en te bevorderen. De lidstaten ondersteunen deze inspanningen.
Artikel 7
Regionale samenwerking, regionale integratie en samenwerking met andere partners
1.Met inachtneming van artikel 3 streeft de associatie ernaar de LGO te steunen bij hun inspanningen om deel te nemen aan relevante internationale, regionale en/of subregionale integratieprocessen, overeenkomstig hun eigen aspiraties en de door de bevoegde LGO-autoriteiten vastgestelde doelstellingen en prioriteiten.
2.De Unie en de LGO kunnen daartoe informatie en beste praktijken uitwisselen en andere vormen van nauwe samenwerking en coördinatie met andere partners in het kader van de deelname van de LGO aan regionale en internationale organisaties tot stand brengen, waar van toepassing door middel van internationale overeenkomsten.
3.De associatie is gericht op ondersteuning van de samenwerking tussen de LGO en andere partners op de in deel II en deel III van dit besluit genoemde samenwerkingsgebieden. Het doel van de associatie in dit verband is het stimuleren van de samenwerking tussen de LGO en de in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden, hun buurlanden die behoren tot de Groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS) en andere buurlanden en gebieden die daar niet toe behoren. Om dat doel te bereiken, verbetert de Unie de coördinatie en stimuleert zij synergieën tussen de desbetreffende programma's van de Unie. De Unie streeft er voorts naar de LGO te betrekken bij haar dialoog met hun buurlanden, zowel ACS- als niet-ACS-staten en gebieden, en, indien passend, met de ultraperifere gebieden.
4.De steun voor de deelname van de LGO aan relevante organisaties voor regionale integratie richt zich in het bijzonder op:
(a)opbouw van de capaciteit van relevante regionale organisaties en instellingen waarvan de LGO deel uitmaken;
(b)regionale of subregionale initiatieven zoals de uitvoering van het beleid betreffende sectorale hervorming op de in deel II en deel III van dit besluit genoemde samenwerkingsgebieden;
(c)de bekendheid van de LGO met het effect van de regionale integratieprocessen op verschillende gebieden en hun kennis daarvan;
(d)de deelname van de LGO aan de ontwikkeling van regionale markten binnen organisaties voor regionale integratie;
(e)grensoverschrijdende investeringen van de LGO in hun buurlanden en omgekeerd.
Artikel 8
Deelname aan Europese groeperingen voor territoriale samenwerking
Voor de toepassing van artikel 7, leden 1 tot en met 3, van dit besluit impliceren de samenwerkingsinitiatieven of andere vormen van samenwerking tevens dat overheidsautoriteiten, regionale en subregionale organisaties, lokale autoriteiten en, waar relevant, andere publieke en private organen of instellingen (met inbegrip van openbaredienstverleners) uit een LGO kunnen deelnemen aan een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS), volgens de regels en doelstellingen van de samenwerkingsactiviteiten van dit besluit en van Verordening (EG) nr. 1302/2013, en in overeenstemming met de regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het LGO banden heeft.
Artikel 9
Specifieke behandeling
1.De associatie houdt rekening met de diversiteit van de LGO wat betreft hun economische ontwikkeling en hun capaciteit om ten volle te profiteren van de in artikel 7 bedoelde regionale samenwerking en regionale integratie.
2.Voor geïsoleerde LGO wordt voorzien in een specifieke behandeling.
3.Teneinde geïsoleerde LGO in staat te stellen structurele en andere hindernissen voor hun ontwikkeling te overwinnen, houdt deze specifieke behandeling, onder meer bij de vaststelling van de omvang van de financiële bijstand en de daaraan verbonden voorwaarden, rekening met hun specifieke problemen.
4.Het LGO dat als geïsoleerd wordt aangemerkt, is St Pierre en Miquelon.
HOOFDSTUK 2
SAMENWERKING
Artikel 10
Algemene benadering
1.De associatie is gebaseerd op een brede dialoog en overleg over vraagstukken van wederzijds belang tussen de LGO, de lidstaten waarmee zij banden hebben en de Commissie, alsook in voorkomend geval de Europese Investeringsbank (EIB).
2.De LGO voeren waar nodig een dialoog en overleg met autoriteiten en instanties zoals:
(a)de bevoegde lokale autoriteiten en andere overheden;
(b)de economische en sociale partners;
(c)andere relevante organisaties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, zoals milieupartners, niet-gouvernementele organisaties en instanties die tot taak hebben de gelijkheid van vrouwen en mannen te bevorderen.
Artikel 11
Actoren van de samenwerking
1.Tot de actoren van de samenwerking in de LGO behoren:
(a)de overheidsinstanties van de LGO;
(b)de lokale autoriteiten in de LGO;
(c)openbare dienstverleners en maatschappelijke organisaties, zoals sociale, werkgevers- en beroepsorganisaties en vakbonden, alsmede lokale, nationale en internationale niet-gouvernementele organisaties;
(d)regionale en subregionale organisaties.
2.De lidstaten waarmee de LGO banden hebben, delen de Commissie mee welke de in lid 1, onder a) en b), bedoelde overheidsinstanties en lokale autoriteiten zijn.
Artikel 12
Verantwoordelijkheden van niet-overheidsactoren
1.Niet-overheidsactoren kunnen een rol spelen bij de uitwisseling van informatie en bij het overleg over de samenwerking, in het bijzonder wat de voorbereiding en uitvoering van projecten en programma's voor samenwerkingsbijstand betreft. Ter ondersteuning van lokale ontwikkelingsinitiatieven kunnen aan hen bevoegdheden worden gedelegeerd op het gebied van financieel beheer met het oog op de uitvoering van dergelijke projecten en programma's.
2.Niet-overheidsactoren die voor gedecentraliseerd beheer van projecten of programma's in aanmerking komen, worden in onderling overleg geïdentificeerd door de autoriteiten van de LGO, de Commissie en de lidstaten waarmee de LGO banden hebben, afhankelijk van het betrokken onderwerp en van hun deskundigheid en het gebied waarop zij actief zijn. Dit geschiedt per afzonderlijk LGO in het kader van de opstelling van de dialoog en het overleg als bedoeld in artikel 10.
3.De associatie dient bij te dragen tot de inspanningen van de LGO om maatschappelijke organisaties te versterken, met name wat betreft de oprichting en ontwikkeling ervan en het uitwerken van de nodige regelingen voor hun betrokkenheid bij de opzet, de uitvoering en de evaluatie van ontwikkelingsstrategieën en -programma's.
HOOFDSTUK 3
INSTITUTIONEEL KADER
Artikel 13
Richtsnoeren voor de dialoog
1.De Unie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, onderhouden een regelmatige en alomvattende politieke dialoog.
2.De institutionele, wettelijke en financiële bevoegdheden van de Unie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, worden bij deze dialoog volledig in acht genomen. De dialoog wordt op flexibele wijze gevoerd. Hij kan formeel of informeel zijn en wordt op een passend niveau gevoerd binnen het in artikel 14 bedoelde kader.
3.De dialoog stelt de LGO in staat om ten volle aan de tenuitvoerlegging van de associatie deel te nemen.
4.De dialoog richt zich onder meer op specifieke politieke vraagstukken van wederzijds belang of van algemeen belang voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de associatie.
5.De dialoog met Groenland moet met name de basis vormen voor brede samenwerking en dialoog op het gebied van onder meer energie, klimaatverandering en milieu, natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen en visbestanden, zeevervoer, onderzoek en innovatie, alsmede de Arctische dimensie van deze vraagstukken.
Artikel 14
Dialoogfora
1.In het kader van de associatie worden de volgende fora voor dialoog ingesteld:
(a)jaarlijks vindt een forum voor dialoog tussen de LGO en de EU (het "LGO-EU-forum") plaats, waaraan wordt deelgenomen door de autoriteiten van de LGO, vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie. Leden van het Europees Parlement, vertegenwoordigers van de EIB en vertegenwoordigers van de ultraperifere gebieden worden in voorkomend geval bij het LGO-EU-forum betrokken;
(b)op regelmatige basis voeren de Commissie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, trilateraal overleg. Dit overleg vindt minstens driemaal per jaar plaats op initiatief van de Commissie of op verzoek van de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben;
(c)de LGO, de lidstaten waarmee zij banden hebben en de Commissie stellen in onderling overleg adviserende werkgroepen in om de tenuitvoerlegging van de associatie te volgen, in een voor de te bespreken onderwerpen geschikte vorm. Deze werkgroepen worden bijeengeroepen op verzoek van de Commissie, een lidstaat of een LGO. Zij houden technische besprekingen over aangelegenheden die specifiek van belang zijn voor de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, ter aanvulling op de werkzaamheden in het kader van het LGO-EU-forum en/of het trilaterale overleg.
2.De Commissie bekleedt het voorzitterschap en voert het secretariaat van het LGO-EU-forum, het trilaterale overleg en de werkgroepen.
DEEL II
SAMENWERKINGSGEBIEDEN INZAKE DUURZAME ONTWIKKELING IN HET KADER VAN DE ASSOCIATIE
HOOFDSTUK 1
MILIEU, KLIMAATVERANDERING, OCEANEN EN RAMPENRISICOVERMINDERING
Artikel 15
Algemene beginselen
De samenwerking op het gebied van milieu, klimaatverandering en rampenrisicovermindering in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:
(a)ondersteuning van de inspanningen van de LGO om beleid, strategieën, actieplannen en maatregelen uit te werken en uit te voeren;
(b)ondersteuning van de inspanningen van de LGO om in regionale netwerken en initiatieven te integreren;
(c)bevordering van duurzaam en efficiënt gebruik van hulpbronnen en aanmoediging om economische groei los te koppelen van achteruitgang van het milieu; en
(d)ondersteuning van de inspanningen van de LGO om als regionale knooppunten en kenniscentra te fungeren.
Artikel 16
Duurzaam beheer en behoud van biodiversiteit en ecosysteemdiensten
De samenwerking op het gebied van duurzaam beheer en behoud van biodiversiteit en ecosysteemdiensten in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:
(a)stimulering van de instelling en het doeltreffende beheer van mariene en terrestrische beschermde gebieden en beter beheer van bestaande beschermde gebieden;
(b)aanmoediging van duurzaam beheer van mariene en terrestrische hulpbronnen die bijdragen tot de bescherming van soorten, habitats en ecosysteemfuncties buiten de beschermde gebieden, in het bijzonder bedreigde, kwetsbare en zeldzame soorten;
(c)versterking van het behoud en het duurzame gebruik van mariene en terrestrische biodiversiteit en ecosystemen door:
i)de bredere problemen voor ecosystemen als gevolg van de klimaatverandering aan te pakken door gezonde, veerkrachtige ecosystemen in stand te houden en op groene en blauwe infrastructuur en ecosystemen gebaseerde benaderingen van aanpassing aan en beperking van de klimaatverandering te stimuleren, aangezien die vaak meervoudige voordelen opleveren;
ii)de capaciteiten op lokaal, regionaal en/of internationaal niveau te versterken door stimulering van de uitwisseling van informatie, kennis en beste praktijken tussen alle betrokkenen, waaronder overheden, grondeigenaars, particuliere bedrijven, onderzoekers en maatschappelijke organisaties;
iii)bestaande programma's voor natuurbehoud en aanverwante activiteiten binnen en buiten beschermingsgebieden te versterken;
iv)de kennisbasis te verbreden en kennislacunes aan te vullen, onder meer door de waarde van ecosysteemfuncties en -diensten te kwantificeren;
(d)aanmoediging en facilitering van regionale samenwerking om problemen in verband met invasieve niet-inheemse soorten of de gevolgen van klimaatverandering aan te pakken;
(e)ontwikkeling van mechanismen om middelen doeltreffender te benutten, zoals betaling voor ecosysteemdiensten.
Artikel 17
Duurzaam bosbeheer
De samenwerking op het gebied van duurzaam bosbeheer in het kader van de associatie kan betrekking hebben op het bevorderen van het behoud en duurzaam beheer van bossen, met aandacht voor de rol van bossen in de bescherming van het milieu tegen erosie en de bestrijding van woestijnvorming, alsook op bebossing en beheer van de houtexport.
Artikel 18
Geïntegreerd beheer van kustgebieden
De samenwerking op het gebied van het geïntegreerde beheer van kustgebieden in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:
(a)ondersteuning van de inspanningen van de LGO om doeltreffend duurzaam beheer van mariene zones en kustgebieden tot stand te brengen door het opzetten van strategische en geïntegreerde benaderingen voor planning en beheer van mariene zones en kustgebieden;
(b)het in overeenstemming brengen van economische en sociale activiteiten als visserij en aquacultuur, toerisme, zeevervoer en landbouw met het potentieel van mariene zones en kustgebieden in termen van hernieuwbare energie en grondstoffen, met inachtneming van de gevolgen van klimaatverandering en menselijke activiteiten.
Artikel 19
Oceanen
1.De samenwerking op het gebied van internationale oceaangovernance in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:
(a)intensivering van de dialoog over vraagstukken van wederzijds belang op dat gebied;
(b)stimulering van kennis van de zee en mariene biotechnologie, energie uit de zee, maritieme bewaking, beheer van kustgebieden en ecosysteemgebaseerd beheer;
(c)bevordering van geïntegreerde benaderingen op internationaal niveau;
(d)actieve bevordering van goed bestuur, beste praktijken en verantwoord visserijbeheer bij de instandhouding en het duurzame beheer van de visbestanden, waaronder visbestanden van wederzijds belang en visbestanden die worden beheerd door regionale organisaties voor visserijbeheer;
(e)dialoog en samenwerking inzake de instandhouding van visbestanden, alsook maatregelen ter bestrijding van illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserij en effectieve samenwerking met regionale organisaties voor visserijbeheer en binnen dergelijke organisaties. De dialoog en de samenwerking betreffen tevens controle- en inspectieregelingen, stimuleringsregeringen en verplichtingen inzake doeltreffender beheer van de visserij en de kust op lange termijn.
2.De in lid 1, onder d) en e), bedoelde samenwerking in het kader van de associatie wordt gebaseerd op de volgende beginselen, waarbij de samenhang en complementariteit partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied worden gewaarborgd:
(a)de verbintenis tot verantwoord visserijbeheer en verantwoorde visserijmethoden;
(b)het afzien van maatregelen of activiteiten die onverenigbaar zijn met de beginselen van duurzame exploitatie van de visbestanden;
(c)inachtneming van bestaande of toekomstige bilaterale partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied tussen de Unie en de LGO; de LGO streven naar regelmatig overleg over het behoud en het beheer van de levende mariene rijkdommen en informatie-uitwisseling over de ontwikkeling van de situatie van de bestanden tussen de Unie en de LGO in de in artikel 14 bedoelde fora van de associatie.
Artikel 20
Duurzaam waterbeheer
1.De samenwerking op het gebied van duurzaam waterbeheer in het kader van de associatie kan betrekking hebben op waterbeleid en institutionele opbouw, bescherming van watervoorraden, de watervoorziening in rurale en stedelijke gebieden voor huishoudelijke, industriële of landbouwdoeleinden, de opslag, de distributie en het beheer van de watervoorraden en het beheer van afvalwater.
2.Vooral in gebieden met een achterstand op het gebied van drinkwatervoorziening en riolering, en in gebieden die bijzonder kwetsbaar zijn voor natuurrampen, wordt aandacht besteed aan de toegang tot drinkwater en riolering omdat dit rechtstreeks bijdraagt tot de ontwikkeling van het menselijk potentieel door verbetering van de gezondheid en verhoging van de productie.
3.De samenwerking op die gebieden wordt geleid door het beginsel dat de aanhoudende noodzaak om de basisvoorzieningen op het gebied van water en riolering in steden en op het platteland uit te breiden op ecologisch duurzame wijze gevolg moet krijgen.
Artikel 21
Afvalbeheer
De samenwerking op het gebied van afvalbeheer in het kader van de associatie kan betrekking hebben op bevordering van goede milieupraktijken bij alle activiteiten op het gebied van afvalbeheer, met inbegrip van het verminderen van afval, recycling of andere processen voor hergebruik, zoals de terugwinning van energie en het verwijderen van afval.
Artikel 22
Energie
De samenwerking op het gebied van duurzame energie in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:
(a)productie en distributie van en toegang tot duurzame energie, in het bijzonder het ontwikkelen, bevorderen, gebruiken en opslaan van duurzame, koolstofarme energie uit hernieuwbare energiebronnen;
(b)het beleid en de regelgeving op energiegebied, met name de formulering van beleid en de vaststelling van regelgeving om betaalbare en houdbare energietarieven te waarborgen;
(c)energie-efficiëntie, met name de ontwikkeling en invoering van normen voor energiezuinigheid en de uitvoering van maatregelen daarvoor in diverse sectoren (industrie, handel, overheid en huishoudens), alsmede begeleidende educatieve activiteiten en voorlichting;
(d)vervoer, met name de ontwikkeling, de promotie en het gebruik van milieuvriendelijker openbare en particuliere vervoersmiddelen zoals hybride, elektrische en met waterstof aangedreven voertuigen, carpooling en fietsen;
(e)stadsplanning en stedenbouw, met name de bevordering en invoering van strenge normen voor milieukwaliteit en goede energieprestaties op dat vlak; en
(f)toerisme, met name de bevordering van infrastructuur voor op energiegebied zelfvoorzienend (op basis van hernieuwbare energie) en/of groen toerisme.
Artikel 23
Grondstoffen
De samenwerking op het gebied van grondstoffen, met inbegrip van zeldzame aardmetalen, in het kader van de associatie kan betrekking hebben op de bevordering van een grondstoffensector die duurzaamheid in alle mijnbouwoperaties nastreeft en gericht is op:
(a)efficiënt gebruik van hulpbronnen;
(b)bevordering van recycling;
(c)ontwikkeling en versterking van milieubescherming;
(d)milieuvriendelijke verwerking en exploitatie;
(e)capaciteitsopbouw, training, innovatie, onderzoek en bedrijfsmodellen voor de exploitatie en winning van grondstoffen, op lokaal, regionaal en nationaal niveau.
Artikel 24
Klimaatverandering
De samenwerking op het gebied van klimaatverandering in het kader van de associatie is gericht op ondersteuning van initiatieven van de LGO inzake de beperking van klimaatverandering en de aanpassing aan de negatieve gevolgen ervan, en kan betrekking hebben op:
(a)verzameling van empirische gegevens; in kaart brengen van belangrijke risico's en vaststelling van territoriale, regionale en/of internationale acties, plannen en maatregelen inzake aanpassing aan klimaatverandering of vermindering van de negatieve gevolgen ervan;
(b)bijdragen aan de inspanningen van de partners om hun verbintenissen inzake klimaatverandering na te komen, in overeenstemming met de overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering;
(c) integratie van de aanpassing aan klimaatverandering en de beperking van de gevolgen ervan in het beleid en de strategieën van de overheid;
(d)uitwerking en vaststelling van statistische gegevens en indicatoren, die essentiële werktuigen zijn voor de beleidsvorming en -uitvoering; en
(e)bevordering van de deelname van de LGO aan de regionale en internationale dialoog, teneinde samenwerking te stimuleren, met inbegrip van de uitwisseling van kennis en ervaring.
Artikel 25
Rampenrisicovermindering
De samenwerking op het gebied van rampenrisicovermindering in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:
(a)de ontwikkeling of perfectionering van mechanismen, met inbegrip van infrastructuren, op het gebied van rampenpreventie en -paraatheid, met inbegrip van systemen voor voorspelling en vroegtijdige waarschuwing, om de gevolgen van rampen te verminderen;
(b)de ontwikkeling van gedetailleerde kennis van de blootstelling aan rampen en de huidige responscapaciteit in de LGO en de regio's waar de LGO gelegen zijn;
(c)versterking van bestaande maatregelen voor rampenpreventie en -paraatheid op lokaal, nationaal en regionaal niveau;
(d)verbetering van de responscapaciteit van de betrokken actoren teneinde de coördinatie, doeltreffendheid en efficiëntie te verbeteren;
(e)verbetering van educatie en voorlichting aan de bevolking over de blootstelling aan risico's, preventie, paraatheid en respons, met de nodige aandacht voor de specifieke behoeften van personen met een handicap;
(f)intensivering van de samenwerking tussen de voornaamste actoren op het gebied van civiele bescherming; en
(g)bevordering van de deelname van de LGO aan regionale, Europese en/of internationale dialoogfora, teneinde een regelmatiger uitwisseling van kennis en nauwere coördinatie tussen de partners mogelijk te maken.
HOOFDSTUK 2
TOEGANKELIJKHEID
Artikel 26
Algemene doelstellingen
1.De samenwerking op het gebied van toegankelijkheid in het kader van de associatie is gericht op:
(a)verbetering van de toegang van de LGO tot wereldwijde vervoersnetwerken; en
(b)verbetering van de toegang van de LGO tot informatie- en communicatietechnologieën en diensten.
2.De in lid 1 bedoelde samenwerking kan betrekking hebben op:
(a)beleidsvorming en institutionele opbouw;
(b)vervoer over de weg, per spoor, door de lucht, over zee en over binnenwateren; en
(c)opslagfaciliteiten in zee- en luchthavens.
Artikel 27
Zeevervoer
1.De samenwerking op het gebied van het zeevervoer in het kader van de associatie is gericht op de ontwikkeling en bevordering van kosteneffectieve en efficiënte zeevervoersdiensten in de LGO en kan betrekking hebben op:
(a)bevordering van efficiënt vrachtvervoer tegen economisch en commercieel haalbare tarieven;
(b)facilitering van intensievere deelname van de LGO aan internationale zeevervoersdiensten;
(c)aanmoediging van regionale programma's;
(d)ondersteuning van de deelname van de lokale particuliere sector aan scheepvaartactiviteiten; en
(e)de ontwikkeling van infrastructuur.
2.De Unie en de LGO bevorderen de veiligheid van de scheepvaart, de veiligheid van scheepsbemanningen en de voorkoming van verontreiniging.
3.De Unie en de LGO bevorderen de maritieme veiligheid en beveiliging, bescherming van het mariene milieu en de leef- en werkomstandigheden aan boord, overeenkomstig de desbetreffende internationale verdragen en de EU-wetgeving.
Artikel 28
Luchtvervoer
De samenwerking op het gebied van het luchtvervoer in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:
(a)hervorming en modernisering van de luchtvervoerssector in de LGO;
(b)bevordering van de commerciële levensvatbaarheid en het concurrentievermogen van de luchtvervoerssector in de LGO;
(c)facilitering van investeringen en participatie van de particuliere sector; en
(d)bevordering van de uitwisseling van kennis en goede handelspraktijken.
Artikel 29
Veiligheid en beveiliging van het luchtvervoer
De samenwerking op het gebied van de veiligheid en beveiliging van het luchtvervoer in het kader van de associatie is gericht op ondersteuning van de inspanningen van de LGO tot naleving van de desbetreffende internationale normen en kan betrekking hebben op:
(a)uitvoering van het luchtvaartveiligheidssysteem van de EU en van internationale normen, waar van toepassing;
(b)uitvoering van luchthavenbeveiliging en versterking van het vermogen van de burgerluchtvaartautoriteiten om alle onder hun bevoegdheden vallende aspecten van de operationele veiligheid te beheren; en
(c)ontwikkeling van infrastructuur en menselijk potentieel.
Artikel 30
Diensten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie
De samenwerking inzake diensten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het kader van de associatie is gericht op het stimuleren van innovatie, economische groei en verbetering van het dagelijkse leven voor zowel burgers als bedrijven in de LGO, met inbegrip van het stimuleren van toegankelijkheid voor personen met een handicap. De samenwerking is met name gericht op vergroting van de regelgevingscapaciteit van de LGO en kan steun bieden voor de uitbreiding van ICT-netwerken en -diensten met de volgende maatregelen:
(a)totstandbrenging van een voorspelbaar regelgevingsklimaat dat gelijke tred houdt met de technologische ontwikkelingen, groei en innovatie stimuleert en concurrentie en consumentenbescherming bevordert;
(b)dialoog over de diverse beleidsaspecten van stimulering en monitoring van de informatiemaatschappij;
(c)uitwisseling van informatie over normen en interoperabiliteitsvraagstukken;
(d)bevordering van de samenwerking op het gebied van ICT-onderzoek en op ICT gebaseerde onderzoeksinfrastructuur;
(e)ontwikkeling van diensten en toepassingen op maatschappelijk zeer relevante gebieden.
HOOFDSTUK 3
ONDERZOEK EN INNOVATIE
Artikel 31
Samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie
De samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie in het kader van de associatie kan betrekking hebben op wetenschap, energie, klimaatverandering, rampbestendigheid, natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen, en duurzaam gebruik van levende rijkdommen.
Daarnaast kan deze samenwerking betrekking hebben op informatie- en communicatietechnologieën, met als doel bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling van de LGO, de rol van LGO als regionale knooppunten en kenniscentra te bevorderen en hun industriële concurrentievermogen te stimuleren. De samenwerking kan met name inhouden:
(a)dialoog, coördinatie en totstandbrenging van synergieën inzake beleid en initiatieven van de LGO en de Unie op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie;
(b)beleidsvorming en institutionele opbouw in de LGO en gecoördineerde maatregelen op lokaal, nationaal of regionaal niveau met het oog op de ontwikkeling van activiteiten op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie en de toepassing daarvan;
(c)samenwerking tussen rechtspersonen uit de LGO, de Unie, de lidstaten en derde landen;
(d)deelname van afzonderlijke onderzoekers, onderzoeksinstellingen en rechtspersonen uit de LGO aan de Europese kaderprogramma's voor onderzoek en innovatie en aan het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme), en koppeling aan reeds ondersteunde activiteiten in het kader van deze programma's om de complementariteit van de activiteiten te waarborgen; en
(e)opleiding, internationale mobiliteit en uitwisseling van onderzoekers uit de LGO.
HOOFDSTUK 4
JONGEREN, ONDERWIJS, OPLEIDING, GEZONDHEID, WERKGELEGENHEID, SOCIALE ZEKERHEID, VOEDSELVEILIGHEID EN VOEDSELZEKERHEID
Artikel 32
Jongeren
1.De Unie ziet erop toe dat natuurlijke personen uit de LGO, zoals gedefinieerd in artikel 50, op dezelfde basis als onderdanen van de lidstaten kunnen deelnemen aan initiatieven van de Unie met betrekking tot jongeren.
2.De associatie is gericht op versterking van de banden tussen jongeren in de LGO en jongeren in de Unie, onder meer door de leermobiliteit van jongeren uit de LGO te stimuleren en het wederzijdse begrip tussen jongeren te bevorderen.
Artikel 33
Onderwijs en opleiding
1.De samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:
(a)het aanbieden van hoogwaardig en inclusief primair, secundair en tertiair onderwijs, beroepsonderwijs en beroepsopleiding; en
(b)steun voor de LGO bij het formuleren en uitvoeren van het beleid inzake onderwijs en beroepsopleiding.
2.De Unie ziet erop toe dat natuurlijke personen uit de LGO, zoals gedefinieerd in artikel 50, op dezelfde basis als onderdanen van de lidstaten kunnen deelnemen aan onderwijs- en beroepsopleidingsinitiatieven van de Unie.
3.De Unie ziet erop toe dat onderwijsinstellingen en organisaties van de LGO op dezelfde basis als onderwijsinstellingen en organisaties van de lidstaten kunnen deelnemen aan samenwerkingsinitiatieven van de Unie op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding.
Artikel 34
Werkgelegenheid en sociaal beleid
1.De Unie en de LGO voeren een dialoog op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid teneinde bij te dragen tot de economische en sociale ontwikkeling van de LGO en de bevordering van waardig werk in de LGO en de regio's waar zij gelegen zijn. Deze dialoog is tevens gericht op ondersteuning van de inspanningen van de autoriteiten van de LGO om beleid en wetgeving op dit gebied te ontwikkelen.
2.De dialoog omvat voornamelijk de uitwisseling van informatie en beste praktijken inzake beleid en wetgeving op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid die voor de Unie en de LGO van wederzijds belang zijn. In dit verband worden onderwerpen als de ontwikkeling van vaardigheden, sociale bescherming, gelijke kansen, non-discriminatie en toegankelijkheid voor personen met een handicap, gezondheid en veiligheid op het werk en andere arbeidsnormen in aanmerking genomen.
Artikel 35
Volksgezondheid, voedselveiligheid en voedselzekerheid
De samenwerking op het gebied van de volksgezondheid en voedselveiligheid in het kader van de associatie is onder andere gericht op vermindering van de ziektelast van overdraagbare en niet-overdraagbare ziekten, en met name versterking van de capaciteit van de LGO op het gebied van epidemiologisch toezicht, monitoring, vroegtijdige opsporing, risicobeoordeling en respons met betrekking tot ernstige grensoverschrijdende gezondheidsrisico's door middel van maatregelen als:
(a)versterking van de paraatheid en de responsplanning voor noodsituaties op gezondheidsgebied, zoals uitbraken van overdraagbare ziekten, door toepassing van de Internationale Gezondheidsregeling, waarborgen van interoperabiliteit tussen de gezondheidszorg en andere sectoren en van de continuïteit van de levering van kritieke diensten en producten;
(b)capaciteitsopbouw door middel van versterking van de regionale volksgezondheidsnetwerken, facilitering van de uitwisseling van informatie onder deskundigen en bevordering van passende opleiding, ook op het gebied van voedselveiligheid;
(c)ontwikkeling van instrumenten, communicatieplatforms, met inbegrip van systemen voor snelle waarschuwing, en e-learningprogramma's die zijn afgestemd op de specifieke behoeften van de LGO;
(d)maatregelen om voedselgerelateerde uitbraken te voorkomen en in te perken en vraagstukken met betrekking tot voedselveiligheid en voedselzekerheid aan te pakken;
(e)vermindering van de ziektelast van niet-overdraagbare ziekten, in het kader van de SDG's.
HOOFDSTUK 5
CULTUUR EN TOERISME
Artikel 36
Uitwisseling en dialoog op cultuurgebied
1.De samenwerking op het gebied van uitwisselingen en dialoog op cultuurgebied in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:
(a)de autonome ontwikkeling van de LGO, een proces dat op de mensen zelf is gericht en in de cultuur van elk volk is geworteld;
(b)ondersteuning van het beleid van de bevoegde autoriteiten van de LGO en de maatregelen die deze autoriteiten nemen tot ontplooiing van hun menselijk potentieel, ontwikkeling van hun creatieve vermogen en stimulering van hun culturele identiteit;
(c)de deelname van de bevolking aan het ontwikkelingsproces;
(d)de ontwikkeling van een gemeenschappelijke benadering en een ruimere uitwisseling van informatie op het gebied van culturele en audiovisuele aangelegenheden door middel van een dialoog.
2.De Unie en de LGO streven er in het kader van hun samenwerking naar onderlinge culturele uitwisselingen te stimuleren door middel van:
(a)samenwerking tussen de cultuursector en de creatieve sectoren van alle partners;
(b)bevordering van het onderlinge verkeer van cultuurgoederen en creatieve werken en ondernemers;
(c)beleidssamenwerking teneinde beleidsontwikkeling, innovatie, publieksopbouw en nieuwe bedrijfsmodellen te stimuleren.
Artikel 37
Samenwerking op audiovisueel gebied
1.De samenwerking op audiovisueel gebied in het kader van de associatie is gericht op de promotie van elkaars audiovisuele producties en kan betrekking hebben op:
(a)samenwerking en uitwisseling tussen elkaars omroepen;
(b)stimulering van de uitwisseling van audiovisuele werken;
(c)uitwisseling van informatie en gedachtewisselingen tussen de bevoegde instanties over het audiovisuele en omroepbeleid en de omroepregelgeving;
(d)stimulering van bezoeken en deelname aan internationale evenementen op het grondgebied van de partijen en in derde landen.
2.Voor audiovisuele coproducties kan aanspraak worden gemaakt op regelingen voor de bevordering van lokale en regionale culturele inhoud die zijn opgezet in de Unie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben.
Artikel 38
Podiumkunsten
De samenwerking op het gebied van de podiumkunsten in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:
(a)facilitering van nauwere contacten tussen beoefenaren van de podiumkunsten op gebieden als uitwisselingen en opleiding, onder meer ten aanzien van de deelname aan audities, de ontwikkeling van netwerken en de bevordering van netwerking;
(b)stimulering van gezamenlijke producties van producenten uit een of meer lidstaten van de Unie en een of meer LGO; en
(c)aanmoediging van de ontwikkeling van internationale normen op het gebied van de theatertechnologie en podiumbewegwijzering, onder meer via passende normalisatie-instanties.
Artikel 39
Bescherming van cultureel erfgoed en historische monumenten
De samenwerking op het gebied van materieel en immaterieel cultureel erfgoed en historische monumenten is gericht op bevordering van de uitwisseling van deskundigheid en beste praktijken door middel van:
(a)bevordering van de uitwisseling van deskundigen;
(b)samenwerking op het gebied van beroepsopleiding;
(c)bewustmaking van het plaatselijke publiek; en
(d)adviesverlening over de bescherming van historische monumenten en beschermde zones en over wetgeving en maatregelen inzake het culturele erfgoed, en met name de integratie van dat erfgoed in het lokale leven.
Artikel 40
Toerisme
De samenwerking inzake toerisme in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:
(a)maatregelen voor het bepalen, aanpassen en ontwikkelen van het beleid inzake duurzaam toerisme;
(b)maatregelen en activiteiten om duurzaam toerisme te ontwikkelen en te ondersteunen;
(c)maatregelen ter integratie van duurzaam toerisme in het maatschappelijke, culturele en economische leven van burgers in LGO.
HOOFDSTUK 6
BESTRIJDING VAN GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT
Artikel 41
Bestrijding van georganiseerde criminaliteit, mensenhandel, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, terrorisme en corruptie
1.De samenwerking inzake georganiseerde criminaliteit in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:
(a)ontwikkeling van innovatieve en doeltreffende politiële en justitiële samenwerking, met inbegrip van samenwerking met andere belanghebbenden zoals maatschappelijke organisaties, bij de voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, mensenhandel, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, terrorisme en corruptie; en
(b)steun ter versterking van de effectiviteit van het beleid van de LGO ter voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, mensenhandel, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, terrorisme en corruptie, productie en distributie van en handel in alle soorten drugs en psychotrope stoffen, preventie en bestrijding van drugsgebruik en door drugs veroorzaakte schade, met inachtneming van de activiteiten van internationale organen op dit gebied, onder meer door middel van:
i)opleiding en capaciteitsopbouw inzake de voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, met inbegrip van mensenhandel, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, terrorisme en corruptie;
ii)preventie, onder meer door voorlichting, onderwijs en bevordering van de gezondheid, behandeling en herstel van drugsverslaafden, met inbegrip van projecten voor de re-integratie van drugsgebruikers in het arbeidsproces en de sociale omgeving;
iii)
ontwikkeling van doeltreffende handhavingsmaatregelen;
iv)
technische, financiële en administratieve bijstand bij de ontwikkeling van doeltreffend beleid en doeltreffende wetgeving inzake mensenhandel, met name voorlichtingscampagnes, doorverwijsregelingen en systemen voor de bescherming van slachtoffers, waarbij alle belanghebbenden alsmede maatschappelijke organisaties betrokken worden;
v)
technische, financiële en administratieve bijstand voor preventie, behandeling en bestrijding van met drugsgebruik samenhangende schade;
vi)technische bijstand ter ondersteuning van de ontwikkeling van wetgeving en beleid tegen seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen; en
vii)technische bijstand en opleiding ter ondersteuning van de capaciteitsopbouw en ter bevordering van de naleving van internationale normen inzake corruptiebestrijding, met name de normen die in het verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie zijn opgenomen.
2.De LGO werken in het kader van de associatie samen met de Unie bij de bestrijding van het witwassen van geld en het financieren van terrorisme, overeenkomstig artikel 70.
DEEL III
SAMENWERKING INZAKE HANDEL EN HANDELSGERELATEERDE AANGELEGENHEDEN
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 42
Specifieke doelstellingen
De algemene doelstellingen van de samenwerking tussen de Unie en de LGO inzake handel en handelsgerelateerde aangelegenheden zijn:
(a)bevordering van de economische en sociale ontwikkeling van de LGO door nauwe economische betrekkingen tussen hen en de Unie in haar geheel tot stand te brengen;
(b)ondersteuning van de daadwerkelijke integratie van de LGO in de regionale en de wereldeconomie en van de ontwikkeling van hun handel in goederen en diensten;
(c)ondersteuning van de LGO bij het creëren van een gunstig investeringsklimaat om hun sociale en economische ontwikkeling te stimuleren;
(d)stimulering van de stabiliteit, integriteit en transparantie van het mondiale financiële systeem, en van goed bestuur op fiscaal gebied;
(e)ondersteuning van de diversifiëring van economieën van de LGO;
(f)ondersteuning van het vermogen van de LGO om het beleid uit te tekenen en uit te voeren dat nodig is om hun handel in goederen en diensten te ontwikkelen;
(g)ondersteuning van het uitvoer- en handelsvermogen van de LGO;
(h)ondersteuning van de LGO bij hun inspanningen om hun lokale wetgeving waar nodig af te stemmen op of in overeenstemming te brengen met de EU-wetgeving;
(i)mogelijkheden bieden voor doelgerichte samenwerking en dialoog met de Unie over handel en handelsgerelateerde aangelegenheden.
TITEL II
REGELINGEN VOOR DE HANDEL IN GOEDEREN EN DIENSTEN EN VOOR VESTIGING
HOOFDSTUK 1
REGELINGEN VOOR DE HANDEL IN GOEDEREN
Artikel 43
Vrije toegang voor producten van oorsprong
1.Producten van oorsprong uit de LGO mogen vrij van invoerrechten in de Unie worden ingevoerd.
2.Het begrip "producten van oorsprong" en de desbetreffende regeling voor administratieve samenwerking worden beschreven in bijlage II.
Artikel 44
Kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking
1.De Unie past bij de invoer van producten van oorsprong uit de LGO geen kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking toe.
2.Lid 1 vormt geen beletsel voor verbodsbepalingen of beperkingen van de invoer, de uitvoer of de doorvoer van goederen, indien die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de bescherming van de gezondheid en van het leven van mensen, dieren en planten, de bescherming van het nationale cultuurgoed met een artistieke, historische of archeologische waarde, het behoud van uitputbare natuurlijke hulpbronnen of de bescherming van de industriële en commerciële eigendom.
3.De in lid 2 bedoelde verbodsbepalingen of beperkingen mogen in geen geval een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie of een verkapte beperking van de handel in het algemeen vormen.
Artikel 45
Maatregelen van de LGO
1.De autoriteiten van de LGO mogen ten aanzien van de invoer van producten van oorsprong uit de Unie douanerechten of kwantitatieve beperkingen handhaven of instellen als zij zulks in verband met hun ontwikkelingsbehoeften noodzakelijk achten.
2.Ten aanzien van de in dit hoofdstuk bedoelde gebieden kennen de LGO de Unie een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de meestbegunstigingsbehandeling die zij toepassen op belangrijke handelsmachten als bedoeld in lid 4.
3.Lid 2 belet niet dat een LGO voor bepaalde andere LGO of andere ontwikkelingslanden een regeling toepast die gunstiger is dan die welke aan de Unie is toegekend.
4.Voor de toepassing van deze titel omvat het begrip "belangrijke handelsmacht" elk ontwikkeld land, elk land dat een aandeel van meer dan 1 procent in de mondiale uitvoer van goederen heeft of, onverminderd lid 3, elke groepering van landen die individueel, collectief of via een overeenkomst inzake economische integratie een aandeel van meer dan 1,5 procent in de mondiale uitvoer van goederen heeft. Voor de berekening wordt gebruikgemaakt van de meest recente officiële WTO-gegevens over leidende exporteurs in de mondiale handel in goederen (met uitzondering van de handel binnen de Unie).
5.De autoriteiten van de LGO stellen de Commissie in kennis van de douanetarieven en kwantitatieve beperkingen die zij overeenkomstig dit besluit toepassen. De autoriteiten van de LGO stellen de Commissie tevens in kennis van nadien in deze maatregelen aangebrachte wijzigingen, zodra deze zijn vastgesteld.
Artikel 46
Non-discriminatie
1.De Unie onthoudt zich van discriminatie tussen de LGO en de LGO onthouden zich van discriminatie tussen de lidstaten.
2.Overeenkomstig artikel 64 wordt de toepassing van de specifieke bepalingen van dit besluit, met name artikel 44, lid 2, de artikelen 45, 48, 49 en 51 en artikel 58, lid 3, niet als discriminatie aangemerkt.
Artikel 47
Voorwaarden voor de overbrenging van afval
1.De overbrenging van afvalstoffen tussen de lidstaten en de LGO wordt gecontroleerd overeenkomstig het internationale recht, met name het Verdrag van Bazel, en het EU-recht. De Unie steunt de totstandkoming en ontwikkeling van doeltreffende internationale samenwerking op dit gebied ter bescherming van het milieu en de volksgezondheid.
2.In de LGO die ten gevolge van hun grondwettelijke status geen partij zijn bij het Verdrag van Bazel, zorgen de betrokken autoriteiten ervoor dat de noodzakelijke interne wetgeving en administratieve voorschriften voor de tenuitvoerlegging van de in het Verdrag van Bazel opgenomen bepalingen zo spoedig mogelijk worden vastgesteld.
3.De lidstaten waarmee de LGO banden hebben, bevorderen dat de LGO de noodzakelijke interne wetgeving en administratieve voorschriften vaststellen voor de tenuitvoerlegging van de EU-regelgeving inzake afval en afvaltransport.
4.Een LGO en de lidstaat waarmee het banden heeft, mag de eigen procedures toepassen op de uitvoer van afvalstoffen van het LGO naar die lidstaat. In dergelijke gevallen stelt de lidstaat waarmee het LGO banden heeft, de Commissie in kennis van de toepasselijke wetgeving en van alle toekomstige wijzigingen daarvan.
Artikel 48
Tijdelijke intrekking van preferenties
Indien de Commissie voldoende redenen ziet om aan de correcte uitvoering van dit besluit te twijfelen, treedt zij in overleg met het LGO en met de lidstaat waarmee het bijzondere betrekkingen onderhoudt, teneinde de juiste implementatie van dit besluit te waarborgen. Indien dit overleg niet leidt tot een voor beide partijen aanvaardbare implementatie van dit besluit, kan de Unie overeenkomstig bijlage III de preferenties voor het betrokken LGO tijdelijk intrekken.
Artikel 49
Vrijwarings- en toezichtmaatregelen
Met het oog op de correcte uitvoering van dit besluit kan de Unie de in bijlage IV beschreven vrijwarings- en toezichtmaatregelen nemen.
HOOFDSTUK 2
REGELINGEN VOOR DE HANDEL IN DIENSTEN EN VOOR VESTIGING
Artikel 50
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk zijn de volgende definities van toepassing:
(a)"natuurlijke persoon uit een LGO": een gewoonlijk in een LGO verblijvende natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of wiens juridische status specifiek is voor een LGO. Deze definitie laat de rechten die voortvloeien uit het burgerschap van de Unie in de zin van het VWEU onverlet;
(b)"rechtspersoon van een LGO": een rechtspersoon van een LGO die volgens het in dat LGO geldende recht is opgericht en die haar hoofdkantoor, haar centrale administratie of haar belangrijkste vestiging op het grondgebied van dat LGO heeft. Wanneer die rechtspersoon alleen zijn hoofdkantoor of centrale administratie op het grondgebied van een LGO heeft, wordt hij niet beschouwd als rechtspersoon van een LGO, tenzij hij activiteiten verricht waaruit een reële en duurzame band met de economie van dat land of gebied blijkt;
(c)de definities die zijn opgenomen in de in artikel 51, lid 1, bedoelde overeenkomsten inzake economische integratie zijn van toepassing op de behandeling die de Unie en de LGO elkaar toekennen.
Artikel 51
Meest gunstige behandeling
1.Ten aanzien van alle maatregelen die van invloed zijn op de handel in diensten en de vestiging in verband met economische activiteiten:
(a)kent de Unie aan natuurlijke personen en rechtspersonen van de LGO een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke natuurlijke personen en rechtspersonen van derde landen waarmee de Unie een overeenkomst inzake economische integratie sluit of gesloten heeft;
(b)kent een LGO aan natuurlijke personen en rechtspersonen van de Unie een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke natuurlijke personen en rechtspersonen van belangrijke handelsmachten waarmee het na 1 januari 2014 een overeenkomst inzake economische integratie sluit.
2.De verplichtingen van lid 1 zijn niet van toepassing op de behandeling die wordt toegekend:
(a)in het kader van een interne markt of een overeenkomst inzake economische integratie die de partijen daarbij verplicht hun wetgeving in aanzienlijke mate onderling aan te passen teneinde niet-discriminerende hindernissen voor de vestiging en voor de handel in diensten weg te nemen;
(b)in het kader van maatregelen met betrekking tot de erkenning van kwalificaties of vergunningen. Deze bepaling geldt onverminderd de voor de LGO specifieke maatregelen van dit artikel;
(c)op grond van een internationale overeenkomst of regeling die geheel of hoofdzakelijk betrekking heeft op belastingheffing;
(d)in het kader van maatregelen waarop een in de in artikel II, lid 2, van de GATS bedoelde lijst opgenomen uitzondering op het meestbegunstigingsbeginsel van toepassing is.
3.Niets in dit besluit belet de Unie of de LGO prudentiële maatregelen in te voeren of te handhaven met het oog op onder andere:
(a)de bescherming van investeerders, spaarders, polishouders of personen aan wie een verlener van financiële diensten een fiduciair recht verschuldigd is; of
(b)het waarborgen van de integriteit en de stabiliteit van het financiële systeem van een partij.
4.Ter bevordering of ondersteuning van de lokale werkgelegenheid kunnen de autoriteiten van een LGO regelingen vaststellen ten behoeve van hun natuurlijke personen en van lokale activiteiten. De autoriteiten van het LGO brengen die regelingen ter kennis van de Commissie, die de lidstaten daarover informeert.
TITEL III
HANDELSGERELATEERDE AANGELEGENHEDEN
HOOFDSTUK 1
HANDEL EN DUURZAME ONTWIKKELING
Artikel 52
Algemene benadering
De samenwerking inzake handel en handelsgerelateerde aangelegenheden in het kader van de associatie dient bij te dragen tot duurzame ontwikkeling op economisch, sociaal en milieugebied. De binnenlandse milieu- of arbeidswetten van de LGO mogen in dit verband niet worden versoepeld om handel of investeringen aan te moedigen.
Artikel 53
Normen inzake milieu en klimaatverandering in het handelsverkeer
1.De samenwerking inzake handel en handelsgerelateerde aangelegenheden in het kader van de associatie is gericht op versterking van de wederzijdse ondersteuning van de handel en het milieubeleid en de daarmee samenhangende verplichtingen. In dit verband worden de beginselen van internationale milieugovernance en multilaterale milieuverdragen in acht genomen.
2.De samenwerking streeft naar ondersteuning van het einddoel van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de uitvoering van de overeenkomst van Parijs. De samenwerking kan zich ook uitstrekken tot andere handelsgerelateerde multilaterale milieuverdragen, zoals de Overeenkomst inzake handel in bedreigde dier- en plantensoorten (Cites).
Artikel 54
Arbeidsnormen in de handel
1.In het kader van de associatie wordt gestreefd naar stimulering van het handelsverkeer op een wijze die bevorderlijk is voor volledige en productieve werkgelegenheid en waardig werk voor iedereen.
2.De internationaal erkende fundamentele arbeidsnormen, zoals vastgesteld bij de desbetreffende verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie, worden in acht genomen en ten uitvoer gelegd bij wet en in de praktijk. Deze arbeidsnormen betreffen in het bijzonder de vrijheid van vakvereniging, het recht op collectieve onderhandelingen, de afschaffing van alle vormen van dwangarbeid of verplichte arbeid, de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid, de minimumarbeidsleeftijd voor kinderen en non-discriminatie op het gebied van arbeid. De LGO zien toe op doeltreffende arbeidsinspectie, doeltreffende maatregelen voor gezondheid en veiligheid op het werk, overeenkomstig de desbetreffende IAO-verdragen en behoorlijke arbeidsvoorwaarden voor iedereen, met betrekking tot met name loon en inkomen, werktijden en andere arbeidsvoorwaarden.
Artikel 55
Duurzame handel in visserijproducten
In het kader van de associatie kan worden samengewerkt ter bevordering van duurzaam beheer van de visbestanden, alsook bij de bestrijding van illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserij en de daarmee samenhangende handel. De samenwerking op dit gebied is gericht op:
(a)facilitering van de samenwerking tussen de LGO en regionale organisaties voor visserijbeheer, met name wat betreft de ontwikkeling en doeltreffende uitvoering van controle- en inspectieregelingen, stimuleringsregelingen en maatregelen voor doeltreffend langetermijnbeheer van de visserij en van mariene ecosystemen;
(b)bevordering van maatregelen ter bestrijding van illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserij en de daarmee samenhangende handel in de LGO.
Artikel 56
Duurzame handel in hout
De samenwerking op het gebied van de handel in hout in het kader van de associatie is gericht op bevordering van de handel in legaal gekapt hout. De samenwerking kan een dialoog over regelgevingsmaatregelen omvatten, alsook de uitwisseling van informatie over maatregelen als boscertificering of groen aanbestedingsbeleid, die op marktconforme of vrijwillige basis worden uitgevoerd.
Artikel 57
Handel en duurzame ontwikkeling
1.De samenwerking op het gebied van duurzame ontwikkeling in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:
(a)facilitering en stimulering van handel en investeringen in milieugoederen en diensten, onder andere door het ontwikkelen en ten uitvoer leggen van plaatselijke wetgeving, alsmede in goederen die bijdragen tot verbeterde sociale omstandigheden in de LGO;
(b)facilitering van het wegwerken van handels- en investeringsbelemmeringen voor goederen en diensten die van bijzonder belang zijn voor de vermindering van klimaatverandering, zoals duurzame hernieuwbare energie en energiezuinige producten en diensten, onder meer door vaststelling van beleidskaders die bevorderlijk zijn voor de toepassing van de beste beschikbare technologieën en door promotie van normen die aan de ecologische en economische behoeften beantwoorden en technische handelsbelemmeringen tot een minimum terugdringen;
(c)bevordering van de handel in goederen die bijdragen tot betere sociale omstandigheden en milieuvriendelijkere praktijken, waaronder producten die onder vrijwillige duurzaamheidsregelingen vallen, zoals programma's voor eerlijke en ethische handel, milieukeurmerken en certificeringsregelingen voor op natuurlijke hulpbronnen gebaseerde producten;
(d)bevordering van internationaal erkende beginselen en richtsnoeren op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, en aanmoediging van de toepassing van die beginselen en richtsnoeren door ondernemingen die in de LGO actief zijn, alsook uitwisseling van informatie en beste praktijken.
2.Bij de opstelling en tenuitvoerlegging van maatregelen ter bescherming van het milieu of de arbeidsomstandigheden die van invloed zijn op handel of investeringen, houden de Unie en de LGO rekening met de beschikbare wetenschappelijke en technische informatie en de internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen ter zake, waaronder het voorzorgsbeginsel.
3.Bij de ontwikkeling, invoering en tenuitvoerlegging van alle maatregelen ter bescherming van het milieu en de arbeidsomstandigheden die van invloed zijn op handel of investeringen, betrachten de Unie en de LGO volledige transparantie.
HOOFDSTUK 2
ANDERE HANDELSGERELATEERDE VRAAGSTUKKEN
Artikel 58
Betalings- en kapitaalverkeer
1.Er worden geen beperkingen opgelegd aan betalingen in vrij converteerbare valuta op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen onderdanen van de Unie en van de LGO.
2.De lidstaten en de autoriteiten van de LGO waarborgen, wat transacties op de kapitaalrekening van de betalingsbalans betreft, het vrije verkeer van kapitaal voor directe investeringen in vennootschappen die in overeenstemming met de wetten van de gastlidstaat, het gastland of het gastgebied zijn opgericht en verbinden zich ertoe geen beperkingen op te leggen aan de liquidatie of repatriëring van deze investeringen en alle daaruit voortvloeiende opbrengsten.
3.De Unie en de LGO kunnen mutatis mutandis de in de artikelen 64, 65, 66, 75, 143, 144 en 215 VWEU bedoelde maatregelen treffen overeenkomstig de daarin bepaalde voorwaarden.
4.De autoriteiten van de LGO, de betrokken lidstaat en de Unie stellen elkaar onmiddellijk ervan in kennis wanneer zij deze maatregelen nemen, en overleggen zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de opheffing ervan.
Artikel 59
Mededingingsbeleid
De LGO stellen vast of handhaven een mededingingswet die geldt voor alle ondernemingen in alle economische sectoren en waarin alle volgende praktijken doeltreffend worden aangepakt:
1.horizontale en verticale overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen die ertoe strekken of die ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;
2.misbruik van een machtspositie door een of meer ondernemingen:
3.concentraties van ondernemingen die doeltreffende mededinging aanzienlijk zouden hinderen, meer bepaald als gevolg van de totstandbrenging of versterking van een machtspositie; en
4.met staatsmiddelen van een LGO bekostigde steunmaatregelen die de mededinging (dreigen te) verstoren door begunstiging van bepaalde ondernemingen die een aanzienlijke negatieve invloed heeft op de handel of de investeringen.
Artikel 60
Bescherming van intellectuele-eigendomsrechten
1.Teneinde verstoringen en belemmeringen in het bilaterale handelsverkeer te verminderen, dient te worden voorzien in een passend en doeltreffend niveau van bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van de middelen om deze rechten te handhaven, overeenkomstig de strengste internationale normen, waar van toepassing.
2.De samenwerking op dit gebied in het kader van de associatie kan betrekking hebben op de formulering van wet- en regelgeving inzake de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, de voorkoming van misbruik van deze rechten door de houders en van de schending van deze rechten door concurrenten, alsook op de ondersteuning van regionale instellingen voor intellectuele eigendom die belast zijn met de toepassing en bescherming van deze rechten, onder meer ten behoeve van de opleiding van het personeel.
Artikel 61
Technische handelsbelemmeringen
De samenwerking in het kader van de associatie kan betrekking hebben op technische voorschriften voor goederen, normalisatie, conformiteitsbeoordeling, accreditatie, markttoezicht en kwaliteitszorg, teneinde onnodige technische belemmeringen van het handelsverkeer tussen de Unie en de LGO weg te nemen en verschillen op de genoemde gebieden te verkleinen.
Artikel 62
Consumentenbeleid, bescherming van de gezondheid van de consument en handel
De samenwerking op het gebied van het consumentenbeleid, de bescherming van de gezondheid van de consument en de handel in het kader van de associatie kan betrekking hebben op het opstellen van wet- en regelgeving op het gebied van het consumentenbeleid en de bescherming van de gezondheid van de consument, teneinde onnodige handelsbelemmeringen te voorkomen.
Artikel 63
Sanitaire en fytosanitaire maatregelen
De samenwerking op het gebied van sanitaire en fytosanitaire maatregelen in het kader van de associatie is gericht op:
(a)facilitering van het handelsverkeer tussen de Unie en de gezamenlijke LGO en tussen de LGO en derde landen, waarbij overeenkomstig de WTO-overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen de gezondheid en het leven van mensen, dieren en planten worden beschermd;
(b)aanpak van handelsgerelateerde vraagstukken in verband met sanitaire en fytosanitaire maatregelen;
(c)waarborging van transparantie met betrekking van sanitaire en fytosanitaire maatregelen die op de handel tussen de Unie en de LGO van toepassing zijn;
(d)bevordering van de harmonisatie van maatregelen met de internationale normen, overeenkomstig de WTO-overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen;
(e)ondersteuning van de doeltreffende participatie van de LGO in organisaties die internationale sanitaire en fytosanitaire normen vaststellen;
(f)stimulering van overleg en uitwisselingen tussen LGO en Europese instellingen en laboratoria;
(g)totstandbrenging en vergroting van de technische capaciteit van de LGO om sanitaire en fytosanitaire maatregelen uit te voeren en te monitoren;
(h)bevordering van de overdracht van technologie en snelle uitwisseling van informatie op het gebied van sanitaire en fytosanitaire maatregelen.
Artikel 64
Verbod op protectionistische maatregelen
De bepalingen van hoofdstuk 1 en dit hoofdstuk mogen geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel vormen.
HOOFDSTUK 3
MONETAIRE EN FISCALE AANGELEGENHEDEN
Artikel 65
Uitsluiting van belastingen
1.Onverminderd artikel 66 is de meestbegunstigingsbehandeling die overeenkomstig dit besluit wordt toegekend, niet van toepassing op belastingvoordelen die de autoriteiten van de lidstaten of de LGO verlenen of in de toekomst kunnen verlenen op basis van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing, andere belastingregelingen of de geldende binnenlandse belastingwetgeving.
2.Niets in dit besluit mag worden uitgelegd als een beletsel voor het vaststellen of handhaven van maatregelen ter voorkoming van belastingfraude of belastingontduiking uit hoofde van de fiscale bepalingen van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing, andere belastingregelingen of de geldende binnenlandse belastingwetgeving.
3.Niets in dit besluit mag worden uitgelegd als een beletsel voor de respectieve bevoegde autoriteiten om bij de toepassing van de relevante bepalingen van hun belastingwetgeving onderscheid te maken tussen belastingplichtigen die in een verschillende situatie verkeren, in het bijzonder ten aanzien van hun woonplaats of de plaats waar hun kapitaal is geïnvesteerd.
Artikel 66
Belasting- en douaneregeling inzake door de Unie gefinancierde opdrachten
1.De LGO passen op door de Unie gefinancierde opdrachten een belasting- en douaneregeling toe die niet minder gunstig is dan die welke zijzelf toepassen ten aanzien van de lidstaat waarmee het betrokken LGO banden heeft, ten aanzien van staten waaraan een meestbegunstigingsbehandeling wordt verleend of ten aanzien van internationale ontwikkelingsorganisaties waarmee zij betrekkingen onderhouden, waarbij de gunstigste behandeling bepalend is.
2.Onverminderd lid 1 geldt voor door de Unie gefinancierde opdrachten de volgende regeling:
(a)op de opdrachten worden in het begunstigde LGO geen bestaande of nog in te voeren zegel- en registratierechten of fiscale heffingen van gelijke werking toegepast; deze opdrachten worden evenwel overeenkomstig de in het LGO geldende wetgeving geregistreerd en voor de registratie kan een vergoeding worden gevraagd die in verhouding staat tot de verleende dienst;
(b)winsten en/of inkomens die voortvloeien uit de uitvoering van de opdrachten zijn belastbaar volgens de nationale belastingregeling van het begunstigde LGO, indien de natuurlijke personen of rechtspersonen die deze winsten en/of inkomens hebben gerealiseerd, in dit LGO over een vaste vestiging beschikken of indien de uitvoeringsduur van de opdrachten meer dan zes maanden beloopt;
(c)ondernemingen die materieel moeten invoeren met het oog op de uitvoering van opdrachten voor werken komen, indien zij daarom verzoeken, voor de regeling tijdelijke invoer in aanmerking, zoals deze is vastgelegd in de wetgeving voor genoemd materieel in het begunstigde LGO;
(d)professioneel materieel dat nodig is voor de uitvoering van taken die in een opdracht voor diensten zijn omschreven, kan tijdelijk in het begunstigde LGO worden ingevoerd met vrijstelling van belastingen, invoerrechten, douanerechten of andere heffingen van gelijke werking, voor zover deze belastingen, rechten en heffingen geen beloning voor verrichte diensten vormen;
(e)de invoer in het kader van de uitvoering van een opdracht voor leveringen wordt in het begunstigde LGO toegelaten met vrijstelling van douanerechten, invoerrechten, belastingen of fiscale heffingen van gelijke werking. Overeenkomsten voor leveringen die van oorsprong zijn uit de betrokken LGO, worden gesloten op basis van de prijs af fabriek, vermeerderd met de interne fiscale heffingen die in voorkomend geval in de LGO op deze leveringen van toepassing zijn;
(f)de aankoop van brandstoffen, smeermiddelen en bitumineuze bindmiddelen en van alle producten die in het kader van een opdracht voor werken worden gebruikt, wordt geacht op de lokale markt te zijn geschied; hierop is de belastingregeling krachtens de in het begunstigde LGO geldende wetgeving van toepassing;
(g)de invoer van voorwerpen voor persoonlijk en huishoudelijk gebruik door andere dan ter plaatse aangeworven natuurlijke personen die belast zijn met de uitvoering van in een opdracht voor diensten omschreven taken alsmede door de leden van hun gezin, geschiedt overeenkomstig de wetgeving die van kracht is in het begunstigde LGO met vrijstelling van douanerechten en invoerrechten, belastingen of andere fiscale heffingen van gelijke werking.
3.Niet in de leden 1 en 2 genoemde contractuele aangelegenheden blijven onderworpen aan de wetgeving van het betrokken LGO.
HOOFDSTUK 4
ONTWIKKELING VAN DE HANDELSCAPACITEIT
Artikel 67
Algemene benadering
Opdat de LGO maximaal kunnen profiteren van het bepaalde in dit besluit en op zo gunstig mogelijke voorwaarden kunnen deelnemen aan de interne markt van de Unie en aan regionale, subregionale en internationale markten, wordt er in het kader van de associatie naar gestreefd bij te dragen tot de ontwikkeling van de handelscapaciteit van de LGO door:
(a)versterking van het concurrentievermogen, de autonomie en de economische veerkracht van de LGO door middel van vergroting van de diversiteit en vermeerdering van de waarde en de omvang van de handel in goederen en diensten van de LGO en door versterking van het vermogen van de LGO om particuliere investeringen in diverse sectoren van economische activiteit aan te trekken;
(b)verbetering van de samenwerking tussen de LGO en hun buurlanden inzake de handel in goederen en diensten en vestiging.
Artikel 68
Dialoog en samenwerking inzake handel en ontwikkeling van de handelscapaciteit
Initiatieven betreffende de dialoog en samenwerking inzake handel en de ontwikkeling van de handelscapaciteit in het kader van de associatie kunnen inhouden:
(a)versterking van het vermogen van de LGO om beleid te formuleren en uit te voeren dat nodig is om hun handel in goederen en diensten te ontwikkelen;
(b)aanmoediging van de inspanningen van de LGO om passende wet- en regelgeving, institutionele kaders en de nodige administratieve procedures tot stand te brengen;
(c)stimulering van de ontwikkeling van de particuliere sector, in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf;
(d)facilitering van markt- en productontwikkeling, met inbegrip van verbetering van de productkwaliteit;
(e)bijdragen tot de ontwikkeling van het menselijk potentieel en beroepsvaardigheden die voor de handel in goederen en diensten relevant zijn;
(f)vergroting van de capaciteit van zakelijke tussenpersonen om aan bedrijven in de LGO diensten te verlenen die relevant zijn voor hun exportactiviteiten, zoals marktonderzoek;
(g)bijdragen tot de totstandkoming van een voor investeringen gunstig ondernemingsklimaat.
HOOFDSTUK 5
SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN FINANCIËLE DIENSTEN EN BELASTINGEN
Artikel 69
Samenwerking inzake internationale financiële diensten
Ter stimulering van de stabiliteit, integriteit en transparantie van het mondiale financiële systeem kan in het kader van de associatie worden samengewerkt inzake internationale financiële diensten. Deze samenwerking kan betrekking hebben op:
(a)passende en doeltreffende bescherming van investeerders en andere consumenten van financiële diensten;
(b)voorkoming en bestrijding van het witwassen van geld en het financieren van terrorisme;
(c)bevordering van samenwerking tussen de verschillende actoren van het financiële stelsel, waaronder regelgevende en toezichthoudende instanties;
(d)opzet van onafhankelijke, doeltreffende mechanismen voor het toezicht op financiële diensten.
Artikel 70
Internationale normen inzake financiële diensten
De Unie en de LGO stellen alles in het werk opdat internationaal overeengekomen normen voor de regelgeving en het toezicht in de financiëledienstensector en voor de strijd tegen belastingfraude en ontwijking op hun grondgebied worden uitgevoerd en toegepast. Tot die internationaal overeengekomen normen behoren onder andere het "Core Principle for Effective Banking Supervision" van het Bazels Comité, de "Insurance Core Principles" van de International Association of Insurance Supervisors, de "Objectives and Principles of Securities Regulation" van de International Organisation of Securities Commissions, de "Agreement on Exchange of Information on Tax Matters" van de OESO, de "Statement on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes" van de G20 en de "Key Attributes of Effective Resolution Regimes for Financial Institutions" van de Raad voor Financiële Stabiliteit.
De LGO stellen vast of handhaven een wettelijk kader om te voorkomen dat hun financiële systemen worden gebruikt voor het witwassen van geld of het financieren van terrorisme, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de instrumenten van internationale organen die op dit gebied actief zijn, zoals de "International Standards on Combating Money Laundering and the Financing of Terrorism & Proliferation - the FATF recommendations" van de Financiële-actiegroep (Financial Action Task Force).
Wanneer de Europese Commissie een besluit vaststelt waarbij een lidstaat een overeenkomst mag sluiten met een LGO voor de overdracht van middelen tussen dit LGO en de lidstaat waarmee het banden heeft, wordt deze overdracht van middelen binnen de Unie behandeld als een overdracht in de zin van de verordening geldovermakingen (Verordening (EU) 2015/847 en moet het LGO aan de voorwaarden van die verordening voldoen.
Dit artikel doet geen afbreuk aan artikel 155 van het Financieel Reglement.
Artikel 71
Samenwerking op het gebied van belastingen
De Unie en de LGO erkennen en verbinden zich tot doeltreffende toepassing van de beginselen van goed bestuur op fiscaal gebied, met inbegrip van de mondiale normen inzake transparantie en uitwisseling van informatie, eerlijke belastingheffing en de minimumnormen tegen grondslaguitholling en winstverschuiving. Zij bevorderen goed bestuur op het gebied van belastingen, verbeteren de internationale samenwerking op het gebied van belastingen en vergemakkelijken het innen van belastinginkomsten.
DEEL IV
FINANCIËLE SAMENWERKING
HOOFDSTUK 1
BEGINSELEN
Artikel 72
Financiële middelen
De Unie draagt bij tot de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de associatie door verstrekking van:
(a)passende financiële middelen en technische bijstand ter versterking van de capaciteit van de LGO voor het opstellen en uitvoeren van strategische kaders en regelgevingskaders;
(b)langlopende financiering ter stimulering van de groei van de particuliere sector;
(c)waar passend kunnen ook andere programma's van de Unie bijdragen tot maatregelen in het kader van dit besluit, op voorwaarde dat die bijdragen niet dezelfde kosten dekken. Waar passend kan dit besluit ook bijdragen tot maatregelen in het kader van andere programma's van de Unie, op voorwaarde dat die bijdragen niet dezelfde kosten dekken. In dergelijke gevallen wordt in het desbetreffende werkprogramma bepaald welk pakket regels van toepassing is.
Artikel 73
Begroting
1.De financiële middelen voor het programma voor de periode 2021-2027 bedragen 500 000 000 EUR in lopende prijzen.
2.De indicatieve verdeling van het in lid 1 genoemde bedrag wordt beschreven in bijlage I.
3.Het in lid 1 bedoelde bedrag laat de toepassing van flexibiliteitsbepalingen in Verordening (EU) XXX [het nieuwe meerjarig financieel kader] en het Financieel Reglement onverlet.
Artikel 74
Definities
Voor de toepassing van dit deel zijn de volgende definities van toepassing:
(a)"programmeerbare steun": niet-terugvorderbare hulp die aan de LGO is toegewezen ter financiering van in programmeringsdocumenten opgenomen territoriale, regionale en intraregionale strategieën en prioriteiten;
(b)"programmering": het proces van organisatie, besluitvorming en toewijzing van indicatieve financiële middelen dat tot doel heeft op meerjarenbasis op een in deel II van dit besluit genoemd gebied uitvoering te geven aan de maatregelen tot verwezenlijking van de doelstellingen van de associatie inzake de duurzame ontwikkeling van de LGO;
(c)"programmeringsdocument": het document waarin de strategie, de prioriteiten en de regelingen van een LGO zijn vastgesteld en de doelstellingen en streefcijfers van het LGO voor zijn duurzame ontwikkeling zijn vertaald in een doeltreffende en efficiënte manier om de doelstellingen van de associatie te bereiken;
(d)"ontwikkelingsplan": een samenhangend geheel van activiteiten die uitsluitend door de LGO worden vastgesteld en gefinancierd in het kader van hun eigen ontwikkelingsbeleid en ontwikkelingsstrategieën, en activiteiten die zijn overeengekomen door een LGO en de lidstaat waarmee het banden heeft;
(e)"territoriale toewijzing": het aan afzonderlijke LGO voor programmeerbare steun toegewezen bedrag ter financiering van in programmeringsdocumenten opgenomen territoriale strategieën en prioriteiten;
(f)"regionale toewijzing": het voor programmeerbare steun toegewezen bedrag ter financiering van in programmeringsdocumenten opgenomen regionale strategieën of thematische prioriteiten die enkele LGO gemeen hebben;
(g)"intraregionale toewijzing": een binnen de regionale toewijzing toegewezen bedrag ter financiering van intraregionale samenwerkingsstrategieën en prioriteiten waarbij ten minste één LGO en een of meer in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden en/of een of meer ACS-staten en/of een of meer niet-ACS-staten of gebieden betrokken zijn.
Artikel 75
Beginselen van de financiële samenwerking
1.De financiële bijstand van de Unie is gebaseerd op de beginselen van partnerschap, eigen verantwoordelijkheid, aanpassing aan de systemen van de betrokken landen en gebieden, complementariteit en subsidiariteit.
2.De in het kader van dit besluit gefinancierde maatregelen kunnen de vorm aannemen van programmeerbare steun en niet-programmeerbare steun.
3.De financiële bijstand van de Europese Unie:
(a)wordt uitgevoerd met inachtneming van de onderscheiden geografische, sociale en culturele kenmerken van de LGO, alsook van hun specifieke mogelijkheden;
(b)is gericht op verstrekking van middelen op voorspelbare en regelmatige basis;
(c)is flexibel van aard en wordt aangepast aan de situatie van elk LGO; en
(d)wordt uitgevoerd met volledige inachtneming van de institutionele, juridische en financiële bevoegdheden van elk van de partners.
4.De maatregelen worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de autoriteiten van de betrokken LGO, onverminderd de bevoegdheden van de Commissie wat betreft het gebruik van EU-middelen volgens het beginsel van goed financieel beheer.
HOOFDSTUK 2
SPECIFIEKE BEPALINGEN INZAKE DE FINANCIËLE SAMENWERKING
Artikel 76
Onderwerp en toepassingsgebied
In het kader van de door het betrokken LGO vastgestelde strategie en prioriteiten op lokaal of regionaal niveau kan financiële steun worden verleend voor:
(a)sectoraal beleid en sectorale hervormingen, alsmede daarmee samenhangende projecten;
(b)institutionele ontwikkeling, capaciteitsopbouw en integratie van milieuaspecten;
(c)technische bijstand.
Artikel 77
Capaciteitsontwikkeling
1.De financiële bijstand kan de LGO onder andere helpen bij de opbouw van de nodige capaciteit voor de formulering, tenuitvoerlegging en monitoring van territoriale en/of regionale strategieën en maatregelen ter verwezenlijking van de algemene doelstellingen op de in de delen II en III genoemde samenwerkingsgebieden.
2.De Unie steunt de inspanningen van de LGO tot ontwikkeling van betrouwbare statistische gegevens op die gebieden.
3.De Unie kan de LGO steunen bij hun inspanningen om de vergelijkbaarheid van hun macro-economische indicatoren te verbeteren.
Artikel 78
Technische bijstand
1.Op initiatief van de Commissie kan de Uniefinanciering dienen ter dekking van uitgaven voor de uitvoering van dit besluit en voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, waaronder administratieve steun in verband met activiteiten op het gebied van voorbereiding, follow-up, toezicht, audit en evaluatie die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitvoering, alsmede van uitgaven bij de centrale diensten en bij de delegaties van de Unie voor de administratieve ondersteuning die nodig is voor het programma en voor het beheer van in het kader van dit besluit gefinancierde maatregelen, met inbegrip van informatie- en communicatiemaatregelen en bedrijfsinformatietechnologiesystemen.
2.Op initiatief van de LGO kunnen studies of technische bijstand worden gefinancierd voor de uitvoering van de in de programmeringsdocumenten opgenomen activiteiten. De Commissie kan beslissen dergelijke studies of bijstand te financieren uit de programmeerbare steun of uit het budget voor maatregelen inzake technische samenwerking.
HOOFDSTUK 3
UITVOERING VAN DE FINANCIËLE SAMENWERKING
Artikel 79
Algemeen beginsel
Tenzij in dit besluit anders wordt bepaald, wordt de financiële bijstand van de Unie verstrekt overeenkomstig de doelstellingen en beginselen van dit besluit, het Financieel Reglement en [de NDICI-verordening], met name titel II, hoofdstuk I van die verordening, met uitzondering van artikel 13, artikel 14, lid 1, artikel 14, lid 4, artikel 15, hoofdstuk III, met uitzondering van artikel 21, lid 1, artikel 21, lid 2, onder a) en b), en artikel 21, lid 3, en hoofdstuk V, met uitzondering van artikel 31, leden 1, 4, 6 en 9, en artikel 32, lid 3. De in artikel 80 van dit besluit vastgestelde procedure is niet van toepassing op de in artikel 21, lid 2, onder c), van [de NDICI-verordening] genoemde gevallen.
Artikel 80
Vaststelling van meerjarige indicatieve programma's, actieplannen en maatregelen
De Commissie stelt in het kader van dit besluit meerjarige indicatieve programma's vast in de vorm van programmeringsdocumenten als bedoeld in artikel 12 van [de NDICI-verordening], samen met de in artikel 19 van die verordening bedoelde actieplannen en maatregelen, overeenkomstig de in artikel 88, lid 5, van dit besluit beschreven onderzoeksprocedure. Die procedure is ook van toepassing op de in artikel 14, lid 3, van [de NDICI-verordening] bedoelde herzieningen wanneer die leiden tot materiële veranderingen in de inhoud van het meerjarige indicatieve programma.
Voor Groenland kunnen de in artikel 19 van [de NDICI-verordening] bedoelde actieplannen en maatregelen los van de meerjarige indicatieve programma's worden vastgesteld.
Artikel 81
Begunstigden van territoriale financiering
1.De overheidsinstellingen van de LGO komen in aanmerking voor financiële steun uit hoofde van dit besluit.
2.Met instemming van de autoriteiten van de betrokken LGO komen voor financiële steun uit hoofde van dit besluit ook de volgende entiteiten in aanmerking:
(a)lokale, nationale en/of regionale overheids- of semioverheidsinstanties en lokale autoriteiten van de LGO en met name financiële instellingen en ontwikkelingsbanken daarvan;
(b)vennootschappen van de LGO en van regionale groeperingen;
(c)vennootschappen uit een lidstaat, om deze ter aanvulling op hun eigen bijdrage in staat te stellen productieve projecten uit te voeren op het grondgebied van een LGO;
(d)financiële tussenpersonen uit de LGO of uit de Unie die particuliere investeringen in de LGO bevorderen en financieren; en
(e)actoren van gedecentraliseerde samenwerking en andere niet-overheidsactoren van de LGO en de Unie, om deze in staat te stellen economische, culturele, sociale en educatieve projecten en programma's op te zetten in de LGO in het kader van de in artikel 12 bedoelde gedecentraliseerde samenwerking.
Artikel 82
Begunstigden van regionale financiering
1.Regionale toewijzingen kunnen worden bestemd voor activiteiten ten gunste van en met betrekking tot:
(a)twee of meer LGO, ongeacht de ligging ervan;
(b)de LGO en de Unie in haar geheel;
(c)twee of meer LGO, ongeacht hun ligging en ten minste een van de volgende:
i)een of meer in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden;
ii)een of meer ACS-staten en/of een of meer niet-ACS-staten of -gebieden;
iii)een of meer regionale organisaties waarvan de LGO deel uitmaken;
v)een of meer entiteiten, autoriteiten of andere instanties van ten minste één LGO, die overeenkomstig artikel 8 lid zijn van een EGTS, een of meer ultraperifere gebieden, en een of meer naburige, al dan niet tot de ACS behorende staten of gebieden.
2.Binnen de regionale toewijzing zoals gedefinieerd in artikel 74 kan een intraregionale toewijzing worden bestemd voor activiteiten ten gunste van en met betrekking tot:
(a)een of meer LGO en een of meer in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden;
(b)een of meer LGO en een of meer naburige, al dan niet tot de ACS behorende staten of gebieden;
(c)een of meer LGO, een of meer ultraperifere gebieden en een of meer naburige, al dan niet tot de ACS behorende staten of gebieden;
(d)twee of meer regionale organisaties waarvan de LGO deel uitmaken;
(e)een of meer entiteiten, autoriteiten of andere instanties van ten minste één LGO, die overeenkomstig artikel 8 lid zijn van een EGTS, een of meer ultraperifere gebieden, en een of meer naburige, al dan niet tot de ACS behorende staten of gebieden.
3.De financiering om de deelname van de ACS-staten, ultraperifere gebieden en andere landen aan programma's voor regionale samenwerking voor de LGO mogelijk te maken, vormt een aanvulling op de middelen die in het kader van dit besluit aan de LGO zijn toegewezen.
4.De deelname van ACS-staten, ultraperifere gebieden en andere landen aan uit hoofde van dit besluit ingestelde programma's mag slechts worden overwogen voor zover:
(a)gelijkwaardige bepalingen zijn opgenomen in de desbetreffende programma's van de Unie of de desbetreffende financieringsprogramma's van de derde landen en gebieden die niet onder programma's van de Unie vallen; en
(b)het evenredigheidsbeginsel in acht wordt genomen.
Artikel 83
Deelname aan andere programma's van de Unie
1.Natuurlijke personen uit de LGO, zoals gedefinieerd in artikel 50, en, waar van toepassing, relevante overheids- en/of particuliere instanties en organisaties in een LGO komen in aanmerking voor deelname aan en financiering uit programma's van de Unie, overeenkomstig de voorschriften van die programma's en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het LGO banden heeft.
2.LGO komen tevens in aanmerking voor steun in het kader van programma's en instrumenten van de Unie voor samenwerking met andere landen, zoals [de NDICI-verordening], overeenkomstig de voorschriften, doelstellingen en regelingen van die programma's.
3.De LGO brengen vanaf 2022 jaarlijks verslag uit aan de Commissie over hun deelname aan dergelijke programma's van de Unie.
Artikel 84
Verslaglegging
De Commissie onderzoekt de voortgang die met de uitvoering van aan de LGO in het kader van dit besluit verstrekte de financiële bijstand is geboekt, en legt de Raad vanaf 2022 jaarlijks een verslag voor over de uitvoering en de resultaten van die financiële samenwerking. Dit verslag wordt tevens toegezonden aan het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.
Artikel 85
Financiële controle
1.
Het betrokken LGO is primair verantwoordelijk voor de financiële controle van de EU-middelen. De controle wordt in voorkomend geval uitgevoerd in coördinatie met de lidstaat waarmee het LGO banden heeft, overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving.
2.
Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de Commissie om:
a)
erop toe te zien dat systemen voor beheer en controle in het betrokken LGO bestaan en naar behoren functioneren, zodat de EU-middelen correct en doeltreffend worden gebruikt; en
b)
bij onregelmatigheden aanbevelingen te doen of te verzoeken om corrigerende maatregelen teneinde de onregelmatigheden te corrigeren en eventuele tekortkomingen op beheersniveau te verhelpen.
3.
Op basis van administratieve regelingen coördineren de Commissie, het LGO en de lidstaat waarmee het banden heeft, de programma's, de methodologie en de uitvoering van de te verrichten controles tijdens jaarlijkse of tweejaarlijkse bijeenkomsten.
4.
Ten aanzien van financiële correcties:
a)
is in eerste instantie het betrokken LGO verantwoordelijk voor de opsporing en correctie van financiële onregelmatigheden;
b)
indien het betrokken LGO echter in gebreke blijft, als het betrokken LGO de situatie niet verhelpt en pogingen tot schikking niet tot een resultaat leiden, vermindert of schrapt de Commissie het saldo van de algemene toewijzing die overeenstemt met het financieringsbesluit voor het programmeringsdocument.
DEEL V
SLOTBEPALINGEN
Artikel 86
Delegatie van bevoegdheden aan de Commissie
De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 87 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen II, III en IV in verband met technologische ontwikkelingen en wijzigingen in de douane- en handelswetgeving.
Om te zorgen voor een effectieve evaluatie van de voortgang van dit besluit in de richting van de verwezenlijking van zijn doelstellingen, wordt de Commissie overeenkomstig artikel 87 gemachtigd artikel 3 van bijlage I te wijzigen teneinde de indicatoren waar nodig te herzien en aan te vullen en dit besluit aan te vullen met bepalingen inzake de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader.
Artikel 87
Uitoefening van de delegatie
1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de voorwaarden van dit artikel.
2.De in artikel 86 bedoelde bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt met ingang van 1 januari 2021 voor een periode van vijf jaar aan de Commissie verleend. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij de Raad zich uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van elke termijn tegen een dergelijke verlenging verzet.
3.De Raad kan de in artikel 86 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan kennisgeving aan de Raad.
5.Een krachtens artikel 86 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving van die handeling aan de Raad geen bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld niet voornemens te zijn bezwaar te maken. Die termijn kan op initiatief van de Raad met twee maanden worden verlengd.
Artikel 88
Comitéprocedure
1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité (het "LGO-comité"). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2.Voor de toepassing van artikel 10, lid 6, en artikel 16, lid 8 van bijlage II wordt de Commissie bijgestaan door het bij artikel 285, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Comité douanewetboek. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
3.Voor de toepassing van artikel 2 van bijlage III en de artikelen 5 en 6 van bijlage IV wordt de Commissie bijgestaan door het bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad ingestelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
4.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
5.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
6.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4 daarvan, van toepassing.
7.In gevallen waarin het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.
Artikel 89
Informatie, communicatie en publiciteit
1.De ontvangers van financiering van de Unie in het kader van dit besluit erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.
2.De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma, de acties en de resultaten ervan. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.
Artikel 90
Clausule inzake de Europese Dienst voor extern optreden
Dit besluit wordt toegepast overeenkomstig Besluit 2010/427/EU van de Raad.
Artikel 91
Intrekking en overgangsbepalingen
1.Besluit 2013/755/EU van de Raad wordt met ingang van 1 januari 2021 ingetrokken.
2.Dit besluit doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van acties op grond van Besluit 2013/755/EU van de Raad, dat op de betrokken acties van toepassing blijft totdat zij worden afgesloten.
3.De financiële middelen voor het programma kunnen ook de uitgaven dekken voor noodzakelijke technische en administratieve uitgaven om de overgang tussen het programma en de maatregelen op grond van het voorgaande besluit (Besluit 2013/755/EU van de Raad) te bewerkstelligen.
4.Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in artikel 78 bedoelde uitgaven in de begroting worden opgenomen.
Artikel 92
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Het is van toepassing vanaf 1 januari 2021.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)
1.3.Aard van het voorstel/initiatief
1.4.Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.Duur en financiële gevolgen
1.6.Beheersvorm(en)
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
2.2.Beheers- en controlesysteem
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.2.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.3.Bijdragen van derden
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
Besluit inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds (het "LGO-besluit")
1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)
Dit besluit strekt tot samenvoeging van het huidige LGO-besluit (2013/755/EU) en het huidige Groenlandbesluit (2014/137/EU).
Het betrokken beleidsterrein is:
15. Extern optreden
15.05. Landen en gebieden overzee (incl. Groenland)
1.3.Het voorstel/initiatief betreft:
◻ een nieuwe actie
◻ een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie
◻ de verlenging van een bestaande actie
☒ de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie.
1.4.Motivering van het voorstel/initiatief
1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief
De langetermijndoelstelling van het instrument is het bevorderen van de economische en sociale ontwikkeling van de LGO en het tot stand brengen van nauwe economische betrekkingen tussen hen en de Unie in haar geheel. Met de associatie wordt dit op korte termijn nagestreefd door versterking van het concurrentievermogen van de LGO, vergroting van de veerkracht van de LGO, vermindering van de kwetsbaarheid van hun economie en milieu, en stimulering van de samenwerking tussen hen onderling en met andere partners.
1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de deelname van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.
Redenen voor een EU-optreden (vooraf)
De landen en gebieden overzee (LGO) zijn met de Europese Unie geassocieerd sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Rome in 1958. De associatie van de LGO met de Unie vloeit voort uit hun constitutionele relatie met drie lidstaten. De LGO behoren niet tot het douanegebied van de Unie en maken geen deel uit van de interne markt. Daarnaast worden LGO met specifieke uitdagingen geconfronteerd als gevolg van hun omvang, locatie, afgelegen ligging en smalle economische basis. De EU heeft daarom de afgelopen decennia territoriale en regionale EOF-programma's in de LGO gefinancierd (meest recentelijk via het elfde EOF) en deze steun moet worden voortgezet.
Groenland is na een referendum in 1985 uit de EU gestapt en een LGO geworden. In het kader van de uitstapovereenkomst met Denemarken en Groenland (het Groenlandverdrag) ontving Groenland compensatie voor het verlies aan EU-financiering in de vorm van een visserijovereenkomst. In 2006 besloot de Raad om naast de visserijovereenkomst een apart instrument in te stellen om de ontwikkeling van Groenland te ondersteunen, toen de financiële compensatie in het kader van de visserijovereenkomst werd verlaagd.
De EU legt in haar benadering van de vervolgstappen in de wederzijds voordelige samenwerking met de LGO en Groenland bijzondere nadruk op prioriteiten die voor hen van belang zijn, zoals versterking van hun concurrentievermogen, vergroting van hun veerkracht, vermindering van hun kwetsbaarheid en stimulering van de samenwerking tussen de LGO onderling en met hun regionale, Europese en internationale partners.
De EU kan meerwaarde bieden op basis van het volume van de middelen die door middel van haar instrumenten worden ingezet, de relatief flexibele vormen van beheer die zij hanteert, en de voorspelbaarheid van de middelen gedurende het meerjarig financieel kader.
De EU beschikt over aanzienlijke deskundigheid op voor de LGO belangrijke gebieden (bijvoorbeeld regionale cohesie, economische integratie en klimaatverandering), onder andere dankzij haar succesvolle beleidsmaatregelen (zoals de deskundigheid op het gebied van voedselzekerheid die is opgedaan met het gemeenschappelijk landbouwbeleid). In sommige gebieden waar de lidstaten besloten hebben niet actief te zijn of waar hun optreden wordt belemmerd, blijft de EU de belangrijkste en soms de enige speler.
De EU is mondiaal aanwezig via haar delegaties, waardoor een groot netwerk van informatie over ontwikkelingen in landen en regio's in de hele wereld is gewaarborgd. De EU kan zo voortdurend op de hoogte blijven van nieuwe behoeften en problemen en middelen dienovereenkomstig opnieuw toewijzen. Het optreden van de EU en de acties van de lidstaten vullen elkaar aan en deze complementariteit neemt toe. Dit versterkt de politieke dialoog en de samenwerking, die steeds meer via gezamenlijke programmering met de lidstaten wordt gestructureerd.
De EU kan ook de activiteiten van de lidstaten aanvullen bij de aanpak van potentieel gevaarlijke situaties of in het geval van bijzonder dure interventies, zoals de crisis als gevolg van de klimaatverandering, waaraan de LGO veelvuldig blootstaan.
Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (achteraf):
De verwachte gegenereerde waarde als gevolg van het LGO-besluit kan worden afgeleid uit de conclusies van de tussentijdse evaluatie van de externe financieringsinstrumenten. Voor de LGO en Groenland luidde de conclusie dat beide instrumenten aan hun doel beantwoordden en dat de associatie met de LGO en het partnerschap met Groenland goed presteerden op de verschillende parameters (efficiëntie en dergelijke). Het nieuwe instrument zal deze positieve trend naar verwachting doorzetten.
Gezien de specifieke kenmerken van de LGO en hun bijzondere relatie met de EU zal het nieuwe financieringsinstrument voor alle LGO in het bijzonder leiden tot:
eenheid van beheer - door alle LGO onder één financieringsbron (de EU-begroting) samen te brengen, kunnen synergieën in de programmering en de uitvoering worden bewerkstelligd;
consolidering van gezamenlijke doelstellingen;
vereenvoudiging en samenhang van het juridische kader;
betere zichtbaarheid van de LGO als groep.
Het voorgestelde instrument houdt rekening met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, die op 29 maart 2019 van kracht wordt; de overgangsperiode loopt af op 1 januari 2021 en het instrument zal dus niet van toepassing zijn op de Britse LGO.
1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
Tussentijdse evaluatie van het elfde EOF en het Groenlandbesluit:
Elfde EOF-LGO: in de periode 2014-20 hebben de LGO op grond van het LGO-besluit toegang tot drie financieringsbronnen: het elfde EOF, de EU-begroting (zij komen in aanmerking voor alle EU-programma's en instrumenten, met inbegrip van het thematische onderdeel van het DCI) en de EIB. In het kader van het elfde EOF is 364,5 miljoen EUR beschikbaar voor de LGO.
De financiële steun aan de LGO is niet beperkt tot de brede EOF-doelstelling met betrekking tot armoedebestrijding aangezien het doel van de associatie tussen de LGO en de EU is om de economische en sociale ontwikkeling van de LGO te bevorderen en nauwe economische betrekkingen tussen hen en de Unie in haar geheel tot stand te brengen. De sectoren in de LGO die steun van het elfde EOF ontvangen, beslaan een breed beleidsspectrum, waarbij de nadruk met name ligt op milieu, biodiversiteit, aanpassing aan en beperking van klimaatverandering, hernieuwbare energie, onderwijs, telecommunicatie, digitale connectiviteit en toerisme. Het elfde EOF werd een relevant en doeltreffend instrument geacht voor de ondersteuning van de doelstellingen van de associatie tussen de EU en de LGO. Desalniettemin pleiten enkele LGO vanwege hun beperkte administratieve capaciteit regelmatig voor vereenvoudiging van de procedures voor programmering en uitvoering. Daarnaast zijn de bestaande bepalingen inzake regionale samenwerking tussen de verschillende categorieën regionale actoren (LGO. ACS-landen, naburige ultraperifere gebieden en niet-ACS-ontwikkelingslanden) tot nu toe niet voldoende benut.
Groenlandbesluit: in het kader van het besluit voor 2014-2020 werd 217,8 miljoen EUR toegekend aan het onderliggende programma voor begrotingssteun (31 miljoen EUR per jaar); het is het belangrijkste financieringsinstrument en regelgevingskader binnen de EU-begroting voor de betrekkingen tussen de EU en Groenland en dient ter aanvulling op het LGO-besluit. Het Groenlandbesluit wordt verder aangevuld met de partnerschapsovereenkomst inzake visserij en met de gemeenschappelijke verklaring van 2014 over de betrekkingen tussen de EU en Groenland. Het Groenlandbesluit heeft tot doel de nauwe en duurzame betrekkingen tussen de partners te behouden en tegelijkertijd de duurzame ontwikkeling van Groenland te ondersteunen. De twee belangrijkste doelstellingen zijn het ondersteunen van Groenland bij de aanpak van zijn belangrijkste uitdagingen (met name diversifiëring van de economie) en bijdragen tot de capaciteit om nationaal beleid uit te werken en uit te voeren. Het onderliggende programmeringsdocument voor de duurzame ontwikkeling van Groenland 2014-2020 ondersteunt deze doelstellingen door slimme groei te creëren via investeringen in onderwijs en onderzoek en door inclusieve groei te bewerkstelligen door meer mensen toegang te bieden tot kwalificerend onderwijs met het oog op behoud van werkgelegenheid, armoedebestrijding en het creëren van een duurzame basis voor economische groei.
Het begrotingssteunprogramma voor onderwijs gaat goed vooruit, aangezien de meeste streefcijfers (74,12 %) in 2016 zijn gehaald of overschreden. Het meten van de economische doelstellingen van het Groenlandbesluit is echter ingewikkelder gebleken, aangezien het effecten op lange termijn betreft die niet direct zichtbaar zijn. Er zijn echter positieve trends waarneembaar wat betreft de ontwikkeling van nieuwe sectoren (zoals de opening van mijnen), het toenemende percentage mensen dat een opleiding afmaakt en de toegenomen capaciteit van de regering om langetermijnbeleid uit te werken. Daarnaast heeft de permanente formele en informele beleidsdialoog geleid tot meer begrip tussen de partners en goede samenwerking op belangrijke gebieden, zoals het noordpoolgebied - Groenland valt onder het in 2016 vastgestelde Arctische beleid van de EU en steunt de aanvraag van de EU waarnemer te worden bij de Arctische Raad. Verwacht wordt dat deze trends na 2020 zullen doorzetten en zich nog verder ontwikkelen.
Het Groenlandbesluit biedt een passend instrument voor de EU en Groenland om hun betrekkingen en samenwerking na 2020 voort te zetten.
De doelstellingen van de associatie met de LGO, met inbegrip van Groenland, zoals genoemd in de artikelen 198 en 199 VWEU, maken een alomvattend partnerschap noodzakelijk dat een institutioneel kader en een handelsregeling omvat en een groot aantal samenwerkingsgebieden bestrijkt, en waarin de basisbeginselen voor de verlening van financiële bijstand aan de LGO door de Unie zijn opgenomen. Dat vraagt om een verreikend en breed rechtsinstrument.
Gezien de specifieke kenmerken van de LGO en hun bijzondere relatie met de EU leidt een nieuw financieel instrument dat het politieke en juridische kader voor alle LGO omvat en bepaalt hoe de samenwerking wordt vormgegeven, tot meer doeltreffendheid en samenhang, consolidering van gezamenlijke doelstellingen, en meer zichtbaarheid voor de LGO als groep. Het voorstel gaat uit van een flexibele aanpak die op de situatie van elk LGO is afgestemd.
1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten
Het geactualiseerde LGO-besluit streeft naar volledige complementariteit met de belangrijkste rechtshandelingen voor de periode na 2020, met name:
Het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI): om de samenhang en doeltreffendheid te waarborgen en tenzij anders bepaald, gelden voor dit besluit de uitvoerings-, evaluatie- en monitoringbepalingen van de NDICI-verordening. De LGO komen in aanmerking voor thematische programma's en voor pijler 3 (snelleresponsmaatregelen) in het kader van die verordening. De NDICI-verordening en het geactualiseerde LGO-besluit voorzien ook in de mogelijkheid om intraregionale initiatieven in te stellen tussen LGO, partnerlanden en ultraperifere gebieden van de EU.
Verordeningen inzake regionaal beleid: met het geactualiseerde LGO-besluit en de voorgestelde verordeningen inzake regionaal beleid wordt gestreefd naar versterking van de bepalingen ter bevordering van intraregionale initiatieven tussen LGO, partnerlanden en ultraperifere gebieden van de EU.
Andere EU-beleidslijnen en programma's: de LGO blijven in aanmerking komen voor alle EU-beleidslijnen en programma's, tenzij anders bepaald in de desbetreffende verordeningen. Zij komen dus in aanmerking voor Erasmus+, Horizon 2020, Cosme, etc.
1.5.Duur en financiële gevolgen
◻ beperkte geldigheidsduur
◻
van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ
◻
financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.
☒ onbeperkte geldigheidsduur
Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2021
1.6.Beheersvorm(en)
☒ Direct beheer door de Commissie
☒ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;
◻
door de uitvoerende agentschappen
◻ Gedeeld beheer met de lidstaten
☒ indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:
☒ derde landen of de door hen aangewezen organen;
☒ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
☒ de EIB en het Europees Investeringsfonds;
☒ de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;
☒ publiekrechtelijke organen;
☒ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;
☒ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;
◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".
Opmerkingen
Voor externe uitgaven moeten alle beschikbare beheersvormen kunnen worden gebruikt, naargelang van de noodzaak en zoals bepaald tijdens de uitvoering.
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en voorwaarden.
De systemen voor monitoring en evaluatie van de Commissie zijn steeds meer gericht op resultaten. Ze hebben betrekking op intern personeel, uitvoeringspartners en externe deskundigen.
Binnen de delegaties en de centrale diensten van de Commissie volgen projectmanagers voortdurend de uitvoering van projecten en programma's, waarbij zij gebruik maken van de informatie die door uitvoerende partners wordt verstrekt in het kader van hun periodieke verslaglegging en waar mogelijk ook via bezoeken ter plaatse. Interne monitoring verschaft waardevolle informatie over de voortgang; hierdoor kunnen managers bestaande en potentiële obstakels opsporen en corrigerende maatregelen nemen.
Daarnaast zijn er externe, onafhankelijke deskundigen in dienst om de prestaties van het externe optreden van de EU via drie verschillende systemen te evalueren. Deze evaluaties dragen bij tot de verantwoording en tot de verbetering van lopende activiteiten; bovendien maken zij het mogelijk lessen te trekken uit de opgedane ervaringen en de verworven inzichten toe te passen bij de ontwikkeling van toekomstige beleidsmaatregelen en acties.
De in de NDICI-verordening voorgestelde regels inzake het toezicht en de verslagen worden ook gebruikt voor het LGO-instrument (artikel 84 van het nieuwe LGO-besluit).
De Commissie onderzoekt de voortgang van de uitvoering van de maatregelen op het gebied van de externe financiële bijstand van de Unie en legt het Europees Parlement en de Raad jaarlijks, met ingang van 2021, een verslag voor over de uitvoering van de gefinancierde maatregelen; dat verslag wordt ook voorgelegd aan het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.
Daarnaast worden alle interne monitoring- (bijvoorbeeld resultaatgeoriënteerde monitoring), evaluatie- en verslagleggingsinstrumenten van de Commissie toegepast op het geactualiseerde LGO-besluit voor de periode na 2020.
2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)
2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie
Uitvoeringsmethoden
Wat de beheersvormen betreft, zijn geen wezenlijke veranderingen gepland en de ervaring die door de diensten van de Commissie en de uitvoeringspartners is opgedaan met de vorige programma's, zal leiden tot betere resultaten in de toekomst.
De maatregelen die in het kader van dit besluit zullen worden gefinancierd, worden uitgevoerd onder direct beheer door de Commissie vanuit de centrale diensten en/of via de delegaties van de Unie en onder indirect beheer vanuit een van de in artikel 62, lid 1, onder c), van het nieuwe Financieel Reglement genoemde entiteiten teneinde de doelstellingen van het besluit beter te verwezenlijken.
Entiteiten die betrokken zijn bij indirect beheer, moeten overeenkomstig artikel 154 van het nieuwe Financieel Reglement de financiële belangen van de Unie op hetzelfde niveau beschermen als onder direct beheer van de Commissie het geval zou zijn. Vooraf wordt een pijlerbeoordeling uitgevoerd van de systemen en procedures van deze entiteiten, overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel en rekening houdend met de aard van de actie en de daaraan verbonden financiële risico's. Wanneer dat noodzakelijk is voor de uitvoering of wanneer voorbehouden zijn gemaakt in activiteitenverslagen, worden actieplannen met gerichte risicobeperkende maatregelen opgesteld en uitgevoerd. Daarnaast kan de Commissie passende toezichtmaatregelen opleggen voor de uitvoering.
Interne controlestructuur
Het interne controle-/beheersproces is erop gericht redelijke zekerheid te bieden wat betreft de verwezenlijking van de doelstellingen met betrekking tot de effectiviteit en efficiëntie van de activiteiten, de betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging en de naleving van de toepasselijke wetgeving en procedures.
Doeltreffendheid en doelmatigheid
Om de doeltreffendheid van de activiteiten te waarborgen (en om het hoge risico waarmee de externe bijstand gepaard gaat, te verminderen) passen de uitvoerende diensten voor alle instrumenten, naast alle onderdelen van het algemene strategische beleids- en planningsproces van de Commissie, haar interne audits en andere voorschriften in de context van haar interne controlekader, een specifiek op het betrokken instrument toegesneden beheerskader toe, dat onder meer het volgende inhoudt:
·gedecentraliseerd beheer van het merendeel van de externe steun door EU-delegaties ter plekke;
·een duidelijke en geformaliseerde financiële verantwoordelijkheidsketen (vanaf de gedelegeerde ordonnateur (de directeur-generaal)) door middel van subdelegatie van verantwoordelijkheid door de subgedelegeerde ordonnateur (directeur) van de centrale diensten aan het hoofd van de delegatie;
·regelmatige rapportage door de EU-delegaties aan de centrale diensten (beheersverslagen over externe steun), waaronder een jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaring door het hoofd van de delegatie;
·een substantieel opleidingsprogramma voor personeel van zowel de centrale diensten als de delegatie;
·aanzienlijke steun aan en begeleiding van de delegatie door de centrale diensten (ook via internet);
·regelmatige bezoeken aan delegaties om de drie à zes jaar;
·een methode voor het beheer van de programma- en projectcyclus die onder meer het volgende behelst: instrumenten voor kwaliteitsondersteuning bij het opzetten van de steunmaatregel, de uitvoeringsmethode, het financieringsmechanisme, het beheerssysteem, de beoordeling en selectie van uitvoeringspartners, enz. programma- en projectbeheer, toezicht- en rapportage-instrumenten voor een effectieve uitvoering, met inbegrip van regelmatige externe projectcontroles ter plekke; degelijke evaluatie- en auditcomponenten;
·er wordt gestreefd naar vereenvoudiging door het gebruik van vereenvoudigde kostenopties uit te breiden en door wederzijds vertrouwen in de auditwerkzaamheden van partnerorganisaties. Naargelang van de onderliggende risico's worden gedifferentieerde controles toegepast;
Financiële verslaglegging en boekhouding
De uitvoerende diensten zullen de strengste normen inzake boekhouding en financiële verslaglegging blijven toepassen, waarbij gebruik zal worden gemaakt van het boekhoudsysteem op transactiebasis van de Commissie (ABAC) en van specifieke tools voor de externe financieringsinstrumenten, zoals het Common Relex Information System (CRIS) en diens opvolger (OPSYS).
De controlemethoden met betrekking tot de naleving van de toepasselijke wetgeving en procedures worden omschreven onder punt 2.3 (maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden).
2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico's en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico's te beperken
Risicosituaties
De operationele omgeving waarin steun wordt verleend in het kader van dit instrument, wordt gekenmerkt door de volgende risico's waardoor de doelstellingen van het instrument niet worden behaald, de financiële middelen suboptimaal worden beheerd en/of niet aan de toepasselijke voorschriften wordt voldaan (fouten inzake wettigheid en regelmatigheid):
·economische/politieke instabiliteit en/of natuurrampen kunnen tot moeilijkheden en vertragingen leiden bij de ontwikkeling en uitvoering van activiteiten, met name in kwetsbare staten;
·een gebrek aan institutionele en administratieve capaciteit in partnerlanden kan tot moeilijkheden en vertragingen leiden bij de ontwikkeling en uitvoering van activiteiten;
·vanwege de geografische verspreiding van projecten en programma's (over vele landen/gebieden/regio's) kan het toezicht – met name de follow-up ter plekke – problemen van logistieke aard opleveren of zeer veel middelen vergen;
·de verscheidenheid van potentiële partners/begunstigden met hun uiteenlopende interne controlesystemen en capaciteiten kan tot versnippering leiden, waardoor de doeltreffendheid en doelmatigheid van de middelen die de Commissie voor de ondersteuning van en het toezicht op de tenuitvoerlegging kan inzetten, worden verminderd;
·ontoereikende kwaliteit van of een tekort aan gegevens over de resultaten en het effect van de externe hulpverlening/de tenuitvoerlegging van het nationale ontwikkelingsplan in partnerlanden kan afbreuk doen aan het vermogen van de Commissie om verslag te doen van de voortgang en voor de resultaten in te staan.
2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).
De interne controle-/beheerskosten maken ongeveer 4 % uit van het geraamde jaarlijkse gemiddelde van 12,78 miljard EUR aan totale vastleggingen (operationele en administratieve) dat is gepland voor de uit de algemene begroting van de EU gefinancierde portefeuille voor 2021-2027. Deze berekening van de controlekosten betreft alleen de kosten van de Commissie, niet die van de lidstaten of de met de uitvoering belaste entiteiten. De met de uitvoering belaste entiteiten mogen tot 7 % aan administratieve kosten inhouden, die gedeeltelijk zouden kunnen worden gebruikt voor controles.
Bij de raming van deze beheerskosten is rekening gehouden met het voltallige personeel van de centrale diensten en de delegaties, infrastructuur, reizen, scholing, monitoring, evaluatie en auditcontracten (met inbegrip van audits in opdracht van de begunstigden).
De ratio van beheers- en operationele kosten kan op termijn worden verlaagd als gevolg van de verbeterde en vereenvoudigde regelingen van het nieuwe instrument en de wijzigingen die worden doorgevoerd in het nieuwe Financieel Reglement. De grootste voordelen van deze beheerskosten hebben betrekking op het behalen van de beleidsdoelstellingen, doeltreffend en doelmatig gebruik van de middelen en het toepassen van degelijke, rendabele preventieve maatregelen en andere controles om ervoor te zorgen dat de middelen op legale en rechtmatige wijze worden gebruikt.
Hoewel verdere inspanningen worden ondernomen ter verbetering van de aard en de doelgerichtheid van de beheersactiviteiten en nalevingscontroles, zijn deze kosten over het algemeen onvermijdelijk wil men de doelstellingen van de instrumenten met een minimaal risico van niet-naleving (een restrisico van minder dan 2 %) effectief en efficiënt verwezenlijken. Dit risico is duidelijk lager dan het zou zijn indien de interne controles op dit door grote risico's gekenmerkte gebied zouden worden gestaakt of beperkt.
Inschatting van het risico dat de toepasselijke regels niet worden nageleefd
De doelstelling is om voor dit instrument een risico van niet-naleving (foutenpercentage) te realiseren dat niet hoger is dan in het verleden, namelijk een resterend "netto"-foutenpercentage (op meerjarige basis na uitvoering van alle controles en correcties voor alle gesloten contracten) van minder dan 2 %. In de regel komt dit neer op een foutenpercentage van naar schatting 2 tot 5 % voor een jaarlijks door de Europese Rekenkamer met het oog op de jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaring (DAS) genomen steekproef van verrichtingen. De Commissie is van oordeel dat dit het laagste risico van niet-naleving is dat kan worden bereikt in het licht van de grote risico's van de operationele omgeving en rekening houdend met de administratieve lasten en de noodzakelijke kosteneffectiviteit van de nalevingscontroles. Wanneer tekortkomingen worden geconstateerd, zullen gerichte corrigerende maatregelen worden getroffen met het oog op een zo laag mogelijk foutenpercentage.
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.
Gezien de hoge risico's moeten de systemen anticiperen op een significant aantal mogelijke nalevingsfouten (onregelmatigheden) in transacties en moet een groot aantal preventie-, detectie- en correctiemogelijkheden zo vroeg mogelijk in het betalingsproces worden ingebouwd. Dit betekent in de praktijk dat voor nalevingscontroles vooral gebruik gemaakt zal worden van significante voorafgaande controles op meerjarenbasis door zowel externe auditoren als medewerkers van de Commissie ter plaatse, voorafgaand aan definitieve betalingen voor projecten (terwijl er ook nog een aantal audits achteraf zullen plaatsvinden), hetgeen aanzienlijk verder gaat dan de op grond van het Financieel Reglement vereiste financiële waarborgen. Het nalevingskader bestaat onder andere uit de volgende, materiële componenten:
Preventie:
·verplichte basisopleiding over fraudekwesties voor met beheer van steun belast personeel en financieel controleurs;
·begeleiding (ook via internet), onder andere via de Practical Guide to Contracts, de DEVCO-Companion en de Financial Management Toolkit (voor uitvoerende partners);
·ex-antebeoordeling om te waarborgen dat de autoriteiten die de desbetreffende middelen beheren in het kader van gezamenlijk en gedecentraliseerd beheer, passende fraudebestrijdingsmaatregelen treffen om fraude bij het beheer van EU-middelen te voorkomen en op te sporen;
·ex-ante-inventarisatie van de in het partnerland toegepaste fraudebestrijdingsmaatregelen als onderdeel van de toetsing van het subsidiabiliteitscriterium inzake het beheer van overheidsmiddelen voor het ontvangen van begrotingssteun (d.w.z. actieve bestrijding van fraude en corruptie, adequate toezichtinstanties, voldoende justitiële capaciteit en doeltreffende respons- en sanctiemechanismen);
·Detectie en correctie:
·externe audits en controles (zowel verplichte als risicogebaseerde), onder meer door de Europese Rekenkamer;
·(risicogebaseerde) controles achteraf en terugvordering;
·opschorting van EU-financiering bij ernstige fraude, zoals grootschalige corruptie, totdat de autoriteiten passende maatregelen hebben getroffen met het oog op het corrigeren van de fraude en het voorkómen ervan in de toekomst;
·systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting (EDES);
·opschorting/beëindiging van contract;
·uitsluitingsprocedure.
De fraudebestrijdingsstrategieën van de betrokken diensten worden regelmatig herzien en worden waar nodig aangepast aan de nieuwe versie van de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie (CAFS) om ervoor te zorgen dat:
de interne controles in verband met fraudebestrijding volledig zijn afgestemd op de CAFS;
de aanpak van het frauderisicobeheer gericht is op het identificeren van gebieden waar het risico van fraude bestaat en op passende reacties;
de systemen voor de besteding van EU-middelen in derde landen het mogelijk maken om relevante gegevens op te vragen om deze te gebruiken voor het beheer van frauderisico's (bijv. het opsporen van dubbele financiering);
indien nodig op netwerken gebaseerde groepen kunnen worden opgericht en passende IT-instrumenten worden ontwikkeld die specifiek zijn gericht op de analyse van fraudegevallen in de context van de externe financieringsinstrumenten.
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek van het meerjarig financieel kader en voorgesteld(e) nieuw(e) begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
Rubriek van het meerjarig financieel kader
|
Begrotingsonderdeel
|
Soort
krediet
|
Bijdrage
|
|
15 —Extern optreden
[VI][Rubriek VI]
|
GK/NGK.
|
van EVA-landen
|
van kandidaat-lidstaten
|
van derde landen
|
in de zin van artikel [21, lid 2, onder b),] van het Financieel Reglement
|
VI
|
15 01 05 Ondersteunende uitgaven voor de landen en gebieden overzee (met inbegrip van Groenland)
|
NGK
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
VI
|
15 05 01 Landen en gebieden overzee
|
GK
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
VI
|
15 05 02 Groenland
|
GK
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
Rubriek van het meerjarig financieel
kader
|
<6>
|
[Rubriek VI: Nabuurschap en internationaal beleid]
|
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Na 2027
|
TOTAAL
|
Beleidskredieten (uitgesplitst naar de onder 3.1 vermelde begrotingsonderdelen)
|
Vastleggingen
|
(1)
|
65,927
|
67,252
|
68,604
|
69,984
|
71,391
|
72,827
|
74,292
|
|
490,275
|
|
Betalingen
|
(2)
|
14,811
|
28,930
|
38,801
|
48,039
|
55,861
|
60,659
|
63,888
|
179,286
|
490,275
|
Uit het budget van het programma gefinancierde administratieve kredieten
|
Vastleggingen = betalingen
|
(3)
|
1,329
|
1,349
|
1,369
|
1,389
|
1,409
|
1,429
|
1,449
|
|
9,725
|
TOTAAL kredieten voor het budget van het programma
|
Vastleggingen
|
=1+3
|
67,256
|
68,601
|
69,973
|
71,373
|
72,800
|
74,256
|
75,741
|
|
500,000
|
|
Betalingen
|
=2+3
|
16,140
|
30,279
|
40,170
|
49,429
|
57,270
|
62,089
|
65,338
|
179,286
|
500,000
|
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Rubriek van het meerjarig financieel
kader
|
7
|
"Administratieve uitgaven"
|
Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de "administratieve begrotingsgegevens", die eerst moeten worden opgenomen in de
bijlage bij het financieel memorandum
, te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Na 2027
|
TOTAAL
|
Personele middelen
|
1,712
|
1,712
|
1,712
|
1,712
|
1,712
|
1,712
|
1,712
|
|
11,986
|
Andere administratieve uitgaven
|
0,116
|
0,116
|
0,116
|
0,116
|
0,116
|
0,116
|
0,116
|
|
0,811
|
TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader
|
(totaal vastleggingen = totaal betalingen)
|
1,828
|
1,828
|
1,828
|
1,828
|
1,828
|
1,828
|
1,828
|
|
12,797
|
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
|
|
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Na 2027
|
TOTAAL
|
TOTAAL kredieten
voor alle RUBRIEKEN
van het meerjarig financieel kader
|
Vastleggingen
|
69,084
|
70,429
|
71,801
|
73,201
|
74,628
|
76,084
|
77,569
|
|
512,797
|
|
Betalingen
|
17,968
|
32,107
|
41,998
|
51,257
|
59,098
|
63,917
|
67,166
|
179,286
|
512,797
|
3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
◻
Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig.
☒
Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Jaar
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
TOTAAL
|
RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Personele middelen
|
1,712
|
1,712
|
1,712
|
1,712
|
1,712
|
1,712
|
1,712
|
11,986
|
Andere administratieve uitgaven
|
0,116
|
0,116
|
0,116
|
0,116
|
0,116
|
0,116
|
0,116
|
0,811
|
Subtotaal RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader
|
1,828
|
1,828
|
1,828
|
1,828
|
1,828
|
1,828
|
1,828
|
12,797
|
buiten RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Personele middelen
|
0,829
|
0,829
|
0,829
|
0,829
|
0,829
|
0,829
|
0,829
|
5,805
|
Andere administratieve
uitgaven
|
0,500
|
0,520
|
0,540
|
0,560
|
0,580
|
0,600
|
0,620
|
3,920
|
Subtotaal
buiten RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader
|
1,329
|
1,349
|
1,369
|
1,389
|
1,409
|
1,429
|
1,449
|
9,725
|
TOTAAL
|
3,158
|
3,178
|
3,198
|
3,218
|
3,238
|
3,258
|
3,278
|
22,523
|
3.2.2.1.Geraamde personeelsbehoeften
◻
Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.
☒
Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Raming in voltijdequivalenten
Jaar
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)
|
Centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie
|
11
|
11
|
11
|
11
|
11
|
11
|
11
|
Delegaties
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
Onderzoek
|
|
|
|
|
|
|
|
• Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) – AC, AL, END, INT en JPD
Rubriek 7
|
Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader
|
- centrale diensten
|
6
|
6
|
6
|
6
|
6
|
6
|
6
|
|
- delegaties
|
6
|
6
|
6
|
6
|
6
|
6
|
|
Gefinancierd uit het budget van het programma
|
- centrale diensten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- delegaties
|
|
|
|
|
|
|
|
Onderzoek
|
|
|
|
|
|
|
|
ander (specificeer)
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
24
|
24
|
24
|
24
|
24
|
24
|
24
|
Beschrijving van de uit te voeren taken:
Ambtenaren en tijdelijk personeel
|
De taken blijven dezelfde als momenteel (beleid, programmering, financieel beheer, contracten en andere horizontale taken)
|
Extern personeel
|
De taken blijven dezelfde als momenteel (beleid, programmering, financieel beheer, contracten en andere horizontale taken)
|
3.2.3.Bijdragen van derden
Het voorstel/initiatief:
☒
voorziet niet in medefinanciering door derden
◻
voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:
Kredieten in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Jaar
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
TOTAAL
|
Medefinancieringsbron
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
TOTAAL medegefinancierde kredieten
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
☒
Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.
◻
Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
- ◻
voor de eigen middelen
- ◻
voor overige ontvangsten
Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven ◻
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:
|
Gevolgen van het voorstel/initiatief
|
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Artikel ………….
|
|
|
|
|
|
|
|