EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014PC0258
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on appliances burning gaseous fuels
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende gastoestellen
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende gastoestellen
/* COM/2014/0258 final - 2014/0136 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende gastoestellen /* COM/2014/0258 final - 2014/0136 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Algemene context, motivering en doel van
het voorstel Richtlijn 2009/142/EG betreffende
gastoestellen[1]
is de codificatie van Richtlijn 90/396/EEG[2]
van 29 juni 1990, die op 1 januari 1992 van toepassing werd. Richtlijn 2009/142/EG is een voorbeeld van de
harmonisatiewetgeving van de Unie en waarborgt het vrije verkeer van
gastoestellen. Deze richtlijn heeft in aanzienlijke mate bijgedragen aan de
afronding en goede werking van de interne markt voor gastoestellen. Zij
harmoniseert de voorwaarden voor het in de handel brengen en/of in bedrijf
stellen van gastoestellen binnen haar toepassingsgebied wat veiligheidsaspecten
en rationeel energiegebruik betreft. In Richtlijn 2009/142/EG zijn de essentiële
eisen vastgelegd waaraan gastoestellen moeten voldoen om op de EU-markt te
mogen worden aangeboden. Richtlijn 2009/142/EG heeft zijn grondslag in
artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
("het Verdrag") en is een van de eerste harmonisatierichtlijnen op
basis van de beginselen van de nieuwe aanpak. Hierbij moeten fabrikanten ervoor
zorgen dat hun producten voldoen aan de verplichte prestatie- en
veiligheidseisen in het wettelijk instrument, zonder dat er specifieke
technische oplossingen of specificaties worden opgelegd. Dit voorstel is bedoeld om Richtlijn
2009/142/EG betreffende gastoestellen te vervangen door een verordening, in
lijn met de vereenvoudigingsdoelstellingen van de Commissie. Naar aanleiding van de tenuitvoerlegging van
Richtlijn 2009/142/EG bleek het nodig om een aantal bepalingen te actualiseren
en te verhelderen, zonder echter het toepassingsgebied te wijzigen. Deze
bepalingen hebben voornamelijk betrekking op een aantal sectorspecifieke
definities, de inhoud en vorm van mededelingen van de lidstaten inzake de
gasleveringsomstandigheden, de verhouding tot andere harmonisatiewetgeving van
de Unie met betrekking tot gastoestellen (voor andere aspecten) en enkele
essentiële eisen, die moeten worden aangevuld zodat er minder interpretatie
hoeft plaats te vinden. De voorgestelde verordening wijzigt het
huidige toepassingsgebied van Richtlijn 2009/142/EG niet. Een aantal bepalingen
worden echter gewijzigd, zodat de inhoud daarvan duidelijker en actueel wordt.
De voorgestelde verordening is eveneens afgestemd met Besluit nr. 768/2008/EG
betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten
(NWK-besluit). De voorgestelde verordening verheldert
eveneens de verhouding tussen haar bepalingen en andere, meer specifieke
harmonisatiewetgeving van de EU. Er wordt ook verduidelijkt dat de essentiële
eis inzake rationeel energiegebruik in punt 3.5 van deze verordening niet van
toepassing is op de energie-efficiëntie van gastoestellen die vallen onder een
uitvoeringsmaatregel van Richtlijn 2009/125/EG betreffende de totstandbrenging
van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor
energiegerelateerde producten[3].
Tot op heden zijn de uitvoeringsmaatregelen op grond van Richtlijn 2009/125/EG
Richtlijn 92/42/EEG betreffende de rendementseisen voor nieuwe olie- en
gasgestookte centrale-verwarmingsketels[4],
Verordening (EU) nr. 813/2013 van de Commissie tot uitvoering van Richtlijn
2009/125/EG wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor ruimteverwarmingstoestellen
en combinatieverwarmingstoestellen betreft[5],
Verordening (EU) nr. 814/2013 van de Commissie tot uitvoering van Richtlijn
2009/125/EG wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor waterverwarmingstoestellen
en warmwatertanks betreft[6]
en Verordening (EU) nr. 932/2012 van de Commissie houdende uitvoering van
Richtlijn 2009/125/EG met betrekking tot de eisen inzake ecologisch ontwerp
voor huishoudelijke droogtrommels[7].
De eis inzake rationeel energiegebruik van deze verordening zal niet van
toepassing zijn op gastoestellen die vallen onder de toekomstige
uitvoeringsmaatregelen inzake ecologisch ontwerp krachtens
Richtlijn 2009/125/EG. Bij gebreke van uitvoeringsmaatregelen inzake
ecologisch ontwerp blijft de eis inzake rationeel energiegebruik van
toepassing. Dit zal echter geen invloed hebben op de verplichting van de
lidstaten om nationale maatregelen te nemen betreffende de bevordering van
energie uit hernieuwbare bronnen en de energie-efficiëntie van gebouwen in
overeenstemming met Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van
energie uit hernieuwbare bronnen[8],
Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen[9] en Richtlijn 2012/27/EU
betreffende energie-efficiëntie[10].
Dergelijke maatregelen, die in bepaalde omstandigheden de installatie van
gastoestellen die voldoen aan de eis van rationeel energiegebruik van deze
verordening kunnen beperken, moeten verenigbaar zijn met het Verdrag en ermee
rekening houden dat alle aspecten van de wetgeving van de Unie op samenhangende
wijze moeten worden uitgevoerd. Met het voorstel wordt eveneens beoogd om
Richtlijn 2009/142/EG op één lijn te brengen met het "goederenpakket"
dat in 2008 is vastgesteld, met name met het NWK-besluit. Het NWK-besluit omvat een gemeenschappelijk
kader voor de productharmonisatiewetgeving van de EU. Dit kader bestaat uit
vaak gebruikte bepalingen in de EU-productwetgeving (bv. definities,
verplichtingen voor marktdeelnemers, aangemelde instanties,
vrijwaringsmechanismen enz.). Deze gemeenschappelijke bepalingen zijn aangescherpt
om te waarborgen dat de wetgeving in de praktijk doeltreffender kan worden
toegepast en gehandhaafd. Er zijn nieuwe elementen toegevoegd, zoals
verplichtingen voor importeurs, die cruciaal zijn om de veiligheid van
producten op de markt te verbeteren. In het kader van een NWK-uitvoeringspakket dat
op 21 november 2011 is vastgesteld, heeft de Commissie al voorgesteld negen
richtlijnen met het NWK-besluit op één lijn te brengen. Om de samenhang van de harmonisatiewetgeving
van de Unie op het gebied van industrieproducten te waarborgen, in
overeenstemming met de politieke verplichtingen die voortkomen uit aanname van
het NWK-besluit en de wettelijke verplichting op grond van artikel 2 van het
NWK-besluit, moet dit voorstel overeenstemmen met de bepalingen van het
NWK-besluit. Het voorstel houdt rekening met Verordening
(EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende Europese
standaardisatie[11]. Het voorstel houdt eveneens rekening met het
voorstel van de Commissie van 13 februari 2013 voor een verordening betreffende
markttoezicht op producten[12],
dat bedoeld is om één rechtsinstrument vast te leggen betreffende de
activiteiten inzake het markttoezicht op het gebied van andere dan
voedingsmiddelen, consumenten- of niet-consumentenproducten en producten die al
dan niet onder de harmonisatiewetgeving van de Unie vallen. Dit voorstel
combineert de regels betreffende markttoezicht van Richtlijn 2001/95/EG inzake
algemene productveiligheid[13],
Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot
vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het
verhandelen van producten[14]
en van bedrijfstakspecifieke harmonisatiewetgeving, om de doeltreffendheid van
het markttoezicht binnen de Unie te verhogen. De voorgestelde verordening
betreffende markttoezicht op producten bevat eveneens de relevante bepalingen
betreffende markttoezicht en vrijwaringsclausules. Derhalve moeten bepalingen
in bestaande bedrijfstakspecifieke harmonisatiewetgeving betreffende markttoezicht
en vrijwaringsclausules uit die harmonisatiewetgeving worden verwijderd. De
algehele doelstelling van de voorgestelde verordening is een fundamentele
vereenvoudiging van het EU-kader voor markttoezicht, zodat dat toezicht voor de
belangrijkste gebruikers ervan – markttoezichtautoriteiten en marktdeelnemers –
beter functioneert. Richtlijn 2009/142/EG bevat een procedure voor
vrijwaringsclausules met betrekking tot gastoestellen. Overeenkomstig het kader
waarvan de totstandbrenging wordt beoogd op grond van de voorgestelde
verordening betreffende markttoezicht op producten, omvat dit voorstel niet de
bepalingen betreffende markttoezicht en vrijwaringsclausules die in het
NWK-besluit zijn opgenomen. Er wordt voor de wettelijke duidelijkheid echter
naar de voorgestelde verordening betreffende het markttoezicht op producten
verwezen. Samenhang met andere beleidsgebieden en
doelstellingen van de Unie Dit initiatief is in
overeenstemming met de Akte voor de interne markt[15], waarin de
nadruk werd gelegd op de noodzaak om het vertrouwen van de consument in de
kwaliteit van producten op de markt te waarborgen en op het belang van
aanscherping van het markttoezicht. Het is in overeenstemming met het bestaande
energiebeleid van de Unie, aangezien het de toepassing en tenuitvoerlegging van
wetgeving van de Unie op het vlak van energie-efficiëntie en hernieuwbare
energie onverlet laat. Het vormt een aanvulling
op en is in overeenstemming met het beleid van de Unie inzake
energievoorziening en energie-efficiëntie doordat het niet van toepassing is
waar meer specifieke handelingen van de Unie van toepassing zijn. Bovendien ondersteunt het
initiatief het beleid van de Commissie inzake betere regelgeving en
vereenvoudiging van het regelgevingskader. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING
VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN Raadpleging van belanghebbenden De herziening van Richtlijn 2009/142/EG is
besproken met nationale deskundigen die voor de uitvoering van de richtlijn
verantwoordelijk zijn, met het forum van conformiteitsbeoordelingsinstanties,
met de groep administratieve samenwerking op het gebied van markttoezicht en
via bilaterale contacten met brancheorganisaties. In het kader van consultatie is gesproken met
de werkgroep gastoestellen van de lidstaten (WG-GA), de werkgroep herziening
gastoestellenrichtlijn (WG GAD REV) en de adviescommissie
gastoestellenrichtlijn (GAD-AC). In 2010-2011 is een beoordelingsonderzoek ex
post uitgevoerd, teneinde de resultaten van de tenuitvoerlegging van Richtlijn
2009/142/EG[16]
te beoordelen. Dit onderzoek beoordeelde de doeltreffendheid van Richtlijn
2009/142/EG, het effect ervan op ondernemingen en gebruikers, mogelijke
handelsbelemmeringen die het vrije verkeer van toestellen belemmeren, innovatie
en de vraag of de bepalingen van de richtlijn afdoende zijn om te waarborgen
dat gastoestellen en toebehoren die in de handel worden gebracht en/of in
bedrijf worden gesteld in overeenstemming met de richtlijn, veilig en zonder
gasgerelateerde risico's worden ontworpen en vervaardigd. Hoewel uit het beoordelingsonderzoek ex post
bleek dat Richtlijn 2009/142/EG goed functioneerde en bijdroeg aan een betere
veiligheid van gastoestellen, werd er ook een aantal mogelijke verbeterpunten
aangegeven. Van december 2011 tot maart 2012 is er een
openbare raadpleging gehouden, met als doel de standpunten te horen van
autoriteiten, fabrikanten, organisaties, standaardiseringsorganisaties,
aangemelde instanties, consumentenorganisaties en burgers over verschillende
kwesties, die behandeld moesten worden bij de voorbereiding van de herziening
van Richtlijn 2009/142/EG. De deelname aan de openbare raadpleging was
sterk en de diensten van de Commissie hebben negentig antwoorden ontvangen met
bijdragen van overheden, brancheorganisaties, aangemelde instanties,
normalisatie- en consumentenorganisaties, grote en kleinere ondernemingen en
consumenten. De resultaten zijn beschikbaar op: http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/pressure-and-gas/files/gad/publ-cons-summary_en.pdf. Uit de raadpleging bleek dat er in alle gremia
brede steun voor de herziening bestond. Er is een eensluidende mening dat afstemming
met het NWK-besluit moet plaatsvinden, zodat het bestaande algemeen wettelijk
kader wordt verbeterd. De autoriteiten ondersteunen deze maatregel volledig,
omdat het bestaande systeem hierdoor wordt versterkt en de samenwerking op
EU-niveau wordt verbeterd. Het bedrijfsleven verwacht een gelijker speelveld
als gevolg van doeltreffender optreden tegen producten die niet aan de
wetgeving voldoen, alsmede een vereenvoudigingseffect door stroomlijning van de
wetgeving. Er was enige bezorgdheid over sommige verplichtingen, die echter
noodzakelijk zijn om de doeltreffendheid van het markttoezicht te vergroten.
Deze maatregelen zullen geen significante kosten voor de bedrijfstak met zich
brengen en de voordelen die uit het verbeterde markttoezicht voortvloeien,
zouden de kosten ruimschoots moeten compenseren. Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
– effectbeoordeling Met betrekking tot de herziening van Richtlijn
2009/142/EG is een effectbeoordeling uitgevoerd. Deze effectbeoordeling
beschrijft uitgebreid welke verschillende herzieningsmogelijkheden er zijn voor
de bedrijfstakgerelateerde aspecten van Richtlijn 2009/142/EG. Voor wat betreft stroomlijning met het
NWK-besluit, verwijst het effectbeoordelingsverslag voor de herziening van
Richtlijn 2009/142/EG naar de algemene effectbeoordeling in het kader van het
op 21 november 2011 vastgestelde NWK-uitvoeringspakket[17]. Met name de wijzigingen vanwege de afstemming
met het NWK-besluit en het effect daarvan zullen naar verwachting overeenkomen
met die van de negen productharmonisatierichtlijnen in het stroomlijningspakket. In het effectbeoordelingsverslag over dit
stroomlijningspakket zijn de verschillende opties reeds diepgaand onderzocht.
Deze zijn exact dezelfde in het geval van Richtlijn 2009/142/EG. Het verslag
bevat eveneens een analyse van de gevolgen van de wetgevingsstroomlijning met
de bepalingen van het NWK-besluit. Het effectbeoordelingsverslag over de
herziening van Richtlijn 2009/142/EG heeft aldus deze aspecten niet meer
behandeld, maar is gericht op kwesties specifiek voor Richtlijn 2009/142/EG en
hoe deze aan te pakken. Op basis van de verzamelde informatie werden
in de door de Commissie uitgevoerde effectbeoordeling drie opties onderzocht en
vergeleken met betrekking tot problemen in verband met Richtlijn 2009/142/EG. Optie 1 – "Niets doen" - geen wijzigingen
in de bestaande situatie In dit geval wordt Richtlijn 2009/142/EG niet
gewijzigd. Optie 2 – Niet-wetgevende maatregelen
inzetten Voor optie 2 wordt gekeken naar de
mogelijkheid om vrijwillige maatregelen te stimuleren voor het oplossen van de
gevonden problemen, bijvoorbeeld met richtsnoeren volgens een breed gedragen
interpretatie van Richtlijn 2009/142/EG. Optie 3 – Wetgevende maatregelen inzetten In dit geval wordt Richtlijn 2009/142/EG
gewijzigd. Optie 3 heeft de
voorkeur, omdat: –
deze als doeltreffender wordt gezien dan optie 2:
vanwege de gebrekkige handhavingsmogelijkheden van optie 2 is het twijfelachtig
of de positieve gevolgen zich met die optie werkelijk zullen voordoen; –
hiermee geen significante kosten voor
marktdeelnemers en aangemelde instanties gemoeid zijn en geen extra kosten of
slechts verwaarloosbare kosten worden verwacht voor degenen die al
verantwoordelijk handelen; het toepassingsgebied en de bepalingen blijven
namelijk in essentie ongewijzigd en er worden slechts juridische verduidelijkingen
ingevoegd; –
er geen significante economische of sociale
effecten zijn gevonden; –
optie 1 en 2 geen antwoord bieden op wettelijke
onverenigbaarheden of ambiguïteiten, zodat ze niet leiden tot een betere
tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/142/EG. In het voorstel opgenomen zijn: ·
verwijdering van de verouderde temperatuurgrens van
105 °C uit de definitie van het toepassingsgebied; ·
invoering van op dit moment ontbrekende definities
voor de bedrijfstakspecifieke termen onder Richtlijn 2009/142/EG; ·
invoering van een geharmoniseerde vorm en inhoud
van de mededelingen van de lidstaten op grond van artikel 2, lid 2, van
Richtlijn 2009/142/EG, met betrekking tot de gassoorten en bijbehorende
gebruiksdrukken op hun grondgebied; ·
verduidelijking van de relatie tussen Richtlijn
2009/142/EG en andere EU-harmonisatiewetgeving, waaronder
uitvoeringsmaatregelen inzake ecologisch ontwerp krachtens
Richtlijn 2009/125/EG en andere instrumenten die het energiebeleid van de
Unie betreffen; ·
verbetering van de leesbaarheid van een aantal
bepalingen van Richtlijn 2009/142/EG. Het effect van het voorstel leidt tot
versterking van het concurrentievermogen van Europese ondernemingen, aangezien
voor de marktdeelnemers een gelijk speelveld wordt gegarandeerd. Ook zullen consumenten
en andere eindgebruikers beter zijn beschermd. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTEL 3.1. Toepassingsgebied en definities Het toepassingsgebied van de voorgestelde
verordening komt overeen met die van Richtlijn 2009/142/EG, namelijk
"toestellen" en "toebehoren". Het voorstel bevat een aantal definities met
betrekking tot bedrijfstakspecifieke kwesties, om de leesbaarheid te
verbeteren. Daarnaast zijn de algemene definities naar
aanleiding van de stroomlijning met het NWK-besluit ingevoegd. 3.2. Mededelingen van de lidstaten inzake
de gasleveringsomstandigheden op hun grondgebied De voorgestelde verordening bevat het huidige
artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2009/142/EG, op grond waarvan de lidstaten de
gassoorten en bijbehorende gebruiksdrukken die op hun grondgebied worden
gebruikt, en alle wijzigingen in de gasleveringsomstandigheden, moeten
mededelen aan andere lidstaten en de Europese Commissie. Het besluit wordt
bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (PB)[18]. Deze informatie is van groot belang voor
fabrikanten, aangezien de gasleveringsomstandigheden op de plaats waar een
gastoestel in bedrijf wordt gesteld van groot belang zijn voor een veilig en
correct functioneren ervan. De fabrikant moet daarom al in de ontwerpfase met
dit aspect rekening houden. Beschikbaarheid van de juiste informatie is
eveneens een voorwaarde voor de bepaling van de aanduiding of aanduidingen voor
de "toestelcategorie". Deze moeten op het toestel worden aangegeven
en zijn vastgesteld door het Europees Comité voor Normalisatie (CEN). Deze
informatie is momenteel opgenomen in de geharmoniseerde norm EN
437:2003+A1:2009 en in productspecifieke Europese geharmoniseerde normen. Aangezien de op dit moment
gepubliceerde informatie onvoldoende is, is er echter behoefte aan een betere
bepaling van de aan de lidstaten mede te delen gegevens, zodat deze informatie
adequaat en vergelijkbaar is. Bovendien ontwikkelen de
gasleveringsomstandigheden in de Unie zich snel. Dit wordt onder andere
veroorzaakt door de algemene doelstelling van de Unie om het aandeel energie
uit hernieuwbare bronnen te verhogen. Als gevolg daarvan zal er meer en meer
gas uit niet-conventionele bronnen[19]
worden geleverd, zowel door middel van op zichzelf staande plaatselijke
netwerken als door invoeding op aardgasdistributienetwerken. Ondanks pogingen om de
gaskwaliteit in geheel Europa meer te harmoniseren[20], zal de
geleidelijke uitputting van het gas uit bepaalde gasvelden, en de vervanging
door biogas, leiden tot een meer uiteenlopende gaskwaliteit. Aangezien de gassoorten en
hun gebruiksdrukken niet geharmoniseerd worden in het kader van Richtlijn
2009/142/EG en ook onder dit voorstel niet kunnen worden geharmoniseerd, moet
er in het voorstel rekening worden gehouden met de kwestie gaskwaliteit, zodat
er een koppeling blijft met de veiligheid en prestaties van de toestellen. Het is aldus van belang dat fabrikanten
dankzij dit voorstel afdoende informatie hebben over de beschikbare gassoorten
en gebruiksdrukken, aangezien gastoestellen zeer gevoelig zijn voor de
samenstelling van de brandstof. Ontbrekende of onvolledige informatie in de
ontwerpfase kan leiden tot onveilige en/of niet goed werkende toestellen
(d.w.z. met een significant gereduceerde energie-efficiëntie) op de markt. Het voorstel definieert daarom de parameters
die in de mededelingen moeten worden opgenomen, zodat de toestellen beter
verenigbaar zijn met de gasleveringsomstandigheden. Ook bevat het voorstel een
geharmoniseerde vorm voor deze mededelingen. 3.3. Op de markt aanbieden van
gastoestellen en toebehoren, verplichtingen van marktdeelnemers, CE-markering,
vrij verkeer Het voorstel bevat de gebruikelijke bepalingen
voor productgerelateerde harmonisatiewetgeving van de Unie en bepaalt de
verplichtingen van de relevante marktdeelnemers (fabrikanten, bevoegde
vertegenwoordigers, importeurs en distributeurs), in overeenstemming met het
NWK-besluit. Volgens Richtlijn 2009/142/EG dragen toebehoren
geen CE-markering (aangezien de vrijwaringsclausule hierop niet van toepassing
is). Toebehoren zijn geen gastoestellen maar afzonderlijk geproduceerde
halffabrikaten, die uitsluitend voor professionals beschikbaar zijn en bedoeld
zijn om in een toestel te worden ingebouwd voordat dit in de handel wordt
gebracht. Richtlijn 2009/142/EG bepaalt wel dat toebehoren moeten zijn voorzien
van een certificaat van conformiteit met de bepalingen van de richtlijn, waarop
de kenmerken ervan staan vermeld en de wijze waarop zij in een toestel moeten
worden ingebouwd of waarop zij moeten worden geassembleerd. Op deze wijze wordt
bijgedragen aan naleving van de belangrijkste eisen voor bedrijfsklare
toestellen. Aangezien het passende ontwerp van toebehoren bijdraagt aan de
correcte en veilige werking van een bedrijfsklaar toestel, en omdat de
gasgerelateerde risico's van een toestel pas na montage van de toebehoren
kunnen worden vastgesteld, behoudt de voorgestelde verordening de bepaling dat toebehoren
geen CE-markering dragen. Voor de duidelijkheid is het certificaat bij toebehoren
op grond van Richtlijn 2009/142/EG echter aangeduid als
conformiteitscertificaat voor toebehoren. Zo wordt de inhoud beter weergegeven
en de relatie tot de EU-conformiteitsverklaring verduidelijkt, die mogelijk
vereist is op grond van andere EU-harmonisatiewetgeving. 3.4. Geharmoniseerde normen Overeenstemming met geharmoniseerde normen
vestigt het vermoeden van conformiteit met de essentiële eisen. Verordening
(EU) nr. 1025/2012 schept een horizontaal wettelijk kader voor Europese
normalisatie. De verordening bevat onder andere bepalingen over
normalisatieverzoeken van de Commissie aan een Europese
normalisatieorganisatie, over de procedure voor bezwaar tegen een
geharmoniseerde norm en over deelname van belanghebbenden aan het
normalisatieproces. Derhalve zijn de bepalingen van Richtlijn 2009/142/EG die
dezelfde aspecten betreffen, met het oog op de rechtszekerheid niet in het
onderhavige voorstel opgenomen. 3.5. Aangemelde instanties Een goede werking van aangemelde instanties is
van groot belang voor een hoog niveau van bescherming tegen gezondheids- en
veiligheidsrisico's, en voor het vertrouwen van alle belanghebbende partijen
onder de nieuwe aanpak. In lijn met het NWK-besluit worden daarom in
het voorstel de aanmeldingscriteria voor aangemelde instanties versterkt en
worden specifieke eisen voor aanmeldende autoriteiten ingevoerd. 3.6. Conformiteitsbeoordeling Het voorstel behoudt de
conformiteitsbeoordelingsprocedures van Richtlijn 2009/142/EG. De betreffende
modules zijn echter bijgewerkt in overeenstemming met het NWK-besluit. In het bijzonder is het vereiste behouden dat
een aangemelde instantie betrokken moet zijn in de ontwerp- en productiefase
van alle toestellen en toebehoren. Bovendien blijft de huidige aanpak voor de
ontwerpfase hetzelfde. In deze aanpak krijgt het type-onderzoek door de
aangemelde instantie de vorm van een onderzoek van het bedrijfsklare toestel of
de bedrijfsklare toebehoren. In overeenstemming met artikel 4, lid 6, van
het NWK-besluit zijn er uitsluitend bepalingen voor het EU-type-onderzoek,
aangezien net als in Richtlijn 2009/142/EG het onderzoek van de technische
documentatie in samenhang met het onderzoek van het bedrijfsklare type wordt
geacht beter te beantwoorden aan de hoge veiligheidsrisico's van gastoestellen. 3.7. Uitvoeringshandelingen en gedelegeerde
handelingen Het voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid
om waar nodig uitvoeringshandelingen aan te nemen, om te zorgen dat deze
verordening op uniforme wijze wordt toegepast ten opzichte van aangemelde
instanties die niet (langer) voldoen aan de vereisten voor aanmelding. Deze
uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de bepalingen
betreffende uitvoeringshandelingen in Verordening (EU) nr. 182/2011 van
het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de
algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop
de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren. Het voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid
om waar nodig gedelegeerde handelingen aan te nemen in overeenstemming met
artikel 290 van het Verdrag, met betrekking tot de inhoud en vorm van de
mededelingen van de lidstaten inzake de gasleveringsomstandigheden op hun
grondgebied, zodat rekening kan worden gehouden met technische ontwikkelingen. 3.8. Slotbepalingen De voorgestelde verordening zal twee jaar na
inwerkingtreding van toepassing worden, zodat fabrikanten, aangemelde
instanties, lidstaten en Europese normalisatie-organisaties de tijd hebben om
zich aan de nieuwe vereisten aan te passen. Het aanwijzen van aangemelde instanties op
grond van de nieuwe vereisten en procedures moet echter kort na de
inwerkingtreding van deze verordening beginnen. Op deze wijze zijn er voldoende
aangemelde instanties aangewezen in overeenstemming met de nieuwe regels op het
moment dat de verordening van toepassing wordt, zodat problemen met
continuïteit van productie en levering aan de markt worden vermeden. Voor de certificaten die door aangemelde
instanties worden uitgegeven op grond van Richtlijn 2009/142/EG wordt een
overgangsbepaling voorzien, zodat de voorraden kunnen worden geabsorbeerd en de
overgang naar de nieuwe vereisten soepel verloopt. Richtlijn 2009/142/EG wordt ingetrokken en
vervangen door de voorgestelde verordening. 3.9. Bevoegdheid van de Unie,
rechtsgrondslag, subsidiariteitsbeginsel en rechtsvorm Rechtsgrondslag Dit voorstel is gebaseerd op artikel 114 van
het Verdrag. Subsidiariteitsbeginsel Het subsidiariteitsbeginsel is met name
relevant met betrekking tot de nieuw toegevoegde bepalingen die gericht zijn op
het verbeteren van de daadwerkelijke handhaving van Richtlijn 2009/142/EG. Het
gaat om de verplichtingen van de marktdeelnemers, de bepalingen betreffende
traceerbaarheid, de bepalingen met betrekking tot de beoordeling en de kennisgeving
aan de conformiteitsbeoordelingsinstanties. Uit ervaring met de handhaving van de
wetgeving is gebleken dat maatregelen die op nationaal niveau werden genomen,
tot uiteenlopende benaderingswijzen en een verschillende behandeling van
marktdeelnemers in de EU hebben geleid, hetgeen het doel van Richtlijn
2009/142/EG ondermijnt. Als er op nationaal niveau maatregelen worden getroffen
om de problemen aan te pakken, houdt dit het risico in dat belemmeringen voor
het vrije verkeer van goederen worden opgeworpen. Bovendien zijn nationale
maatregelen beperkt tot de territoriale bevoegdheid van een lidstaat. De
gestelde doelen en met name een doeltreffender markttoezicht kunnen veel beter
worden bereikt door gecoördineerd optreden op het niveau van de Unie. Daarom is
het zinvoller om op het niveau van de Unie maatregelen te treffen. Evenredigheid Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan
de voorgestelde wijzigingen niet verder dan nodig is om de beoogde
doelstellingen te verwezenlijken. De nieuwe of gewijzigde verplichtingen leiden
niet tot onnodige lasten en kosten voor het bedrijfsleven, en in het bijzonder
kleine en middelgrote ondernemingen, of voor overheidsinstanties. Voor
wijzigingen met negatieve gevolgen kon op basis van de analyse van de gevolgen
van de optie de meest evenredige oplossing voor de geconstateerde problemen
worden gekozen. Bij een aantal wijzigingen wordt de duidelijkheid van de
bestaande richtlijn vergroot, zonder dat belangrijke nieuwe eisen worden
opgelegd waaraan extra kosten verbonden zijn. Gebruikte wetgevingstechniek Het voorstel heeft de vorm van een
verordening. De voorgestelde verandering van een richtlijn
naar een verordening houdt rekening met de algemene doelstelling van de
Commissie om de regelgeving te vereenvoudigen en de behoefte aan een uniforme
tenuitvoerlegging van de voorgestelde wetgeving in de gehele Unie. De voorgestelde verordening is gegrond op
artikel 114 van het Verdrag en heeft als doel het waarborgen van het goede
functioneren van de interne markt voor gastoestellen. Het voorstel legt heldere
en gedetailleerde regels vast die op uniforme wijze en op hetzelfde moment in
de gehele Unie van kracht worden. Volgens de beginselen van
algehele harmonisatie is het de lidstaten voor het in de handel brengen van
gastoestellen niet toegestaan om striktere of aanvullende eisen te stellen in
nationale wetgeving. Met name de verplichte essentiële eisen en de
conformiteitsbeoordelingsprocedures, die door alle fabrikanten moeten worden
opgevolgd, moeten in alle lidstaten hetzelfde zijn. Datzelfde geldt voor de
bepalingen die zijn opgenomen naar aanleiding van de stroomlijning met het
NWK-besluit. Die bepalingen zijn helder en voldoende nauwkeurig om direct door
de betrokken actoren te worden toegepast. De verplichtingen voor de
lidstaten, zoals de verplichting om de conformiteitsbeoordelingsinstanties te
beoordelen, aan te wijzen en op de hoogte te stellen, worden in ieder geval
niet als zodanig in nationale wetgeving omgezet, maar door de lidstaten
uitgevoerd door middel van de nodige regelgevings- en bestuurlijke maatregelen.
Dit verandert niet wanneer de bewuste verplichtingen in een verordening worden
vervat. De lidstaten hebben daarom
vrijwel geen flexibiliteit bij het omzetten van een richtlijn in nationale
wetgeving. Door te kiezen voor een verordening wordt de lidstaten echter de
kosten van omzetting van een richtlijn bespaard. Daarnaast wordt met een verordening vermeden
dat de verschillende lidstaten een eventuele richtlijn verschillend zouden
omzetten, hetgeen kan leiden tot uiteenlopende niveaus van veiligheid en
belemmeringen voor de interne markt opwerpt. Een doeltreffende
tenuitvoerlegging zou zo worden ondermijnd. De overstap van een
richtlijn naar een verordening leidt niet tot wijzigingen in de wetgevingsbenadering. De eigenschappen van de
nieuwe aanpak blijven volledig behouden, met name de flexibiliteit voor
fabrikanten in de keuze van de gebruikte middelen om aan de essentiële eisen te
voldoen en in de keuze van een procedure uit de beschikbare conformiteitsbeoordelingsprocedures,
om de conformiteit van hun gastoestellen aan te tonen. De bestaande regelingen
die de uitvoering van de wetgeving ondersteunen (normalisatieproces,
werkgroepen, bestuurlijke samenwerking, het ontwikkelen van richtsnoeren etc.)
worden niet beïnvloed door de aard van het rechtsinstrument. Bovendien betekent de keuze voor een
verordening niet dat het besluitvormingsproces wordt gecentraliseerd. De
lidstaten blijven bevoegd wat betreft het aanwijzen en accrediteren van
aangemelde instanties, markttoezicht en handhavingsmaatregelen, en wat betreft
het opstellen van gasleveringsomstandigheden voor zover deze niet op het niveau
van de Unie zijn geharmoniseerd. Door het gebruik van
verordeningen op het gebied van de internemarktwetgeving kan, ook in
overeenstemming met de door belanghebbenden aangegeven voorkeur, het risico van
overregulering worden voorkomen. Ook kunnen fabrikanten zo direct werken met de
tekst van de verordening, in plaats van 28 omzettingswetten te moeten vinden en
bestuderen. Op grond hiervan wordt een
verordening beschouwd als de meest passende oplossing voor alle betrokken
partijen, aangezien de uitvoering van de voorgestelde wetgeving zo sneller en
samenhangender kan plaatsvinden en er een duidelijker wetgevingskader voor
marktdeelnemers wordt geschapen. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de
begroting van de Unie. 5. AANVULLENDE INFORMATIE Intrekking van bestaande wetgeving De vaststelling van het voorstel heeft de
intrekking van Richtlijn 2009/142/EG tot gevolg. Europese Economische Ruimte Het voorstel betreft een onderwerp dat onder
de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese
Economische Ruimte. 2014/0136 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende gastoestellen (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 114, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[21], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Richtlijn 2009/142/EG van het
Europees Parlement en de Raad betreffende gastoestellen[22] bepaalt de regels voor
het in de handel brengen en de inbedrijfsstelling van gastoestellen. (2) Richtlijn 2009/142/EG is
gebaseerd op de beginselen van de nieuwe aanpak, die uiteengezet zijn in de
resolutie van de Raad van 7 mei 1985 betreffende een nieuwe aanpak op
het gebied van de technische harmonisatie en normalisatie[23]. Aldus worden
uitsluitend de essentiële eisen voor gastoestellen bepaald, terwijl de
technische details worden aangenomen door het Europees Comité voor Normalisatie
(CEN) en het Europees Comité voor Elektrotechnische Normalisatie (Cenelec) in
overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement
en de Raad betreffende Europese normalisatie[24].
Conformiteit met de aldus vastgestelde geharmoniseerde normen waarvan de
referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie worden
bekendgemaakt, vestigt een vermoeden van conformiteit met de eisen van
Richtlijn 2009/142/EG. De ervaring heeft geleerd dat deze basisbeginselen
in deze sector goed werken en moeten worden behouden en nog verder moeten
worden bevorderd. (3) De ervaring met de uitvoering
van Richtlijn 2009/142/EG leert dat een aantal bepalingen moeten worden
verhelderd en bijgewerkt, om de rechtszekerheid te garanderen wat betreft de
definities over het toepassingsgebied, de inhoud van de mededelingen van de
lidstaten over hun gassoorten en gebruiksdrukken en bepaalde essentiële eisen. (4) Aangezien bepaalde aspecten
van Richtlijn 2009/142/EG moeten worden herzien en verbeterd, moet de richtlijn
voor de duidelijkheid worden ingetrokken. Aangezien het toepassingsgebied, de
essentiële eisen en de conformiteitsbeoordelingsprocedures in alle lidstaten
hetzelfde moeten zijn, bestaat er vrijwel geen flexibiliteit bij het omzetten
van een op de beginselen van de nieuwe aanpak gebaseerde richtlijn in nationale
wetgeving. Teneinde het wetgevingskader te vereenvoudigen moet Richtlijn
2009/142/EG worden vervangen door een verordening; dit is het passende
wetgevingsinstrument, aangezien het heldere en gedetailleerde regels bevat die
geen ruimte overlaten voor afwijkende transpositie door lidstaten, en zo een
uniforme tenuitvoerlegging waarborgt in de gehele Unie. (5) Besluit nr. 768/2008/EG
van het Europees Parlement en de Raad betreffende een gemeenschappelijk kader
voor het verhandelen van producten[25]
stelt een gemeenschappelijk kader van algemene beginselen en
referentiebepalingen vast die bedoeld zijn om in alle wetgeving tot
harmonisatie van de voorwaarden voor het verhandelen van producten te worden
toegepast, zodat een coherente basis voor de herziening of herschikking van die
wetgeving wordt gelegd. Om de verenigbaarheid met andere sectorale
productwetgeving te behouden, moet Richtlijn 2009/142/EG aan dat besluit worden
aangepast. (6) Verordening (EG) nr. 765/2008
van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de eisen inzake
accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten[26] stelt horizontale
bepalingen vast inzake de accreditatie van
conformiteitsbeoordelingsinstanties[, het markttoezicht op producten en de
controle van producten uit derde landen] en CE-markering. (7) Verordening nr. [.../...] van
het Europees Parlement en de Raad[27]
[inzake het markttoezicht op producten] bepaalt gedetailleerde regels voor
markttoezicht en voor controle op producten die in de Unie worden ingevoerd
vanuit derde landen, waaronder gastoestellen. De verordening bevat eveneens een
vrijwaringsprocedure. De lidstaten moeten markttoezicht organiseren en
uitvoeren, markttoezichtsautoriteiten aanwijzen en hun bevoegdheden en taken
aangeven. Zij moeten eveneens algemene en sectorspecifieke
markttoezichtsprogramma's opstellen. (8) Het toepassingsgebied van
Richtlijn 2009/142/EG moet worden gehandhaafd. Deze verordening moet van
toepassing zijn op gastoestellen en in gastoestellen ingebouwde toebehoren.
Gastoestellen zijn bedoeld voor huishoudelijk en niet-huishoudelijk gebruik en
hebben een aantal vastgestelde toepassingen. (9) Deze verordening moet erop
gericht zijn om de werking van de interne markt voor gastoestellen en toebehoren
te waarborgen, wat betreft de veiligheidsrisico's in verband met gas en de
energie-efficiëntie. (10) Deze verordening mag niet van
toepassing zijn waar andere harmonisatiewetgeving van de Unie meer specifieke
bepalingen bevat betreffende de aspecten die in deze verordening worden
geregeld. Het gaat onder andere om de maatregelen op grond van Richtlijn
2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad[28] betreffende de totstandbrenging
van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp. (11) Artikel 6 van deze verordening
belet dat de lidstaten strengere eisen inzake gezondheid, veiligheid en
energiebesparing opleggen die het op de markt aanbieden of het in bedrijf
stellen van toestellen die voldoen aan deze verordening, zouden verbieden,
beperken of belemmeren. Deze bepaling heeft echter geen invloed op de
bevoegdheid van de lidstaten om bij de uitvoering van andere EU-richtlijnen
eisen op te leggen die een invloed hebben op de energie-efficiëntie van
producten, waaronder gastoestellen, zolang dergelijke maatregelen niet in
strijd zijn met het Verdrag. (12) Richtlijn 2009/28/EG van het
Europees Parlement en de Raad[29]
ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen verplicht
de lidstaten om in het kader van hun bouwvoorschriften en -regels passende
maatregelen in te voeren om het aandeel van alle soorten energie uit
hernieuwbare energiebronnen in de bouwsector te vergroten. Richtlijn 2010/31/EU
van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestaties van
gebouwen[30]
verplicht de lidstaten om minimumeisen inzake energieprestaties voor gebouwen
en onderdelen van gebouwen vast te stellen, alsook systeemeisen in verband met
de totale energieprestatie van technische bouwsystemen die in bestaande
gebouwen worden geïnstalleerd. Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement
en de Raad betreffende energie-efficiëntie [31] verplicht
de lidstaten om afdoende maatregelen te nemen om het energieverbruik op
verschillende gebieden, onder meer in gebouwen, geleidelijk te doen dalen. (13) Deze verordening heeft geen
invloed op de verplichting van de lidstaten om nationale maatregelen vast te
stellen betreffende de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen en de
energie-efficiëntie van gebouwen in overeenstemming met de Richtlijnen
2009/28/EG, 2010/31/EU en 2012/27/EU. In overeenstemming met de doelstellingen
van die richtlijnen kunnen nationale maatregelen in bepaalde omstandigheden de
installatie van gastoestellen die voldoen aan de eis van rationeel
energiegebruik van deze verordening beperken, mits dergelijke eisen geen
ongerechtvaardigde marktbelemmering vormen. (14) De lidstaten moeten alle
nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat gastoestellen alleen in de
handel gebracht en in bedrijf gesteld worden indien zij bij normaal gebruik
geen gevaar opleveren voor de veiligheid van personen, huisdieren of
eigendommen. (15) De bepalingen van deze
verordening houden geen beperking in van het recht van de lidstaten om regels
vast te stellen betreffende het bestellen of periodiek inspecteren van
gastoestellen, om te waarborgen dat deze correct worden geïnstalleerd, gebruikt
en onderhouden. (16) De bepalingen van deze
verordening maken geen inbreuk op de bevoegdheid van de lidstaten om de door
hen nodig geachte vereisten op te stellen betreffende installatie-aspecten,
ventilatieomstandigheden van ruimten en aspecten betreffende de veiligheid en
energieprestaties van het gebouw zelf, mits dergelijke bepalingen geen
ontwerpvereisten opleggen aan gastoestellen. (17) Aangezien deze verordening
niet van toepassing is op de door gastoestellen veroorzaakte risico's bij
incorrecte installatie, incorrect onderhoud of incorrect gebruik, worden de lidstaten
aangemoedigd om het publiek bewust te maken van de risico's in verband met
producten die werken volgens het verbrandingsprincipe en met name in verband
met koolmonoxide. (18) Hoewel deze verordening geen
regels bevat voor de gasleveringsomstandigheden in de lidstaten, moet er
rekening mee worden gehouden dat er verschillende omstandigheden wat betreft
gassoorten en gebruiksdrukken in de lidstaten bestaan, aangezien de technische
eigenschappen van het gas niet zijn geharmoniseerd. De samenstelling en
specificaties van de gassoorten en de gebruiksdruk op de plaats waar een
gastoestel in bedrijf wordt gesteld is van groot belang voor een veilige en
correcte werking, waardoor er reeds in de ontwerpfase van het toestel rekening
moet worden gehouden met dit aspect, zodat het toestel gebruikt kan worden met
de gassoort(en) en gebruiksdruk(ken) waarvoor het bedoeld is. (19) De lidstaten moeten de andere
lidstaten en de Commissie tijdig de gassoorten en gebruiksdrukken op hun
grondgebied en wijzigingen daarin meedelen, zodat handelsbelemmeringen voor
gastoestellen vanwege niet-geharmoniseerde gasleveringsomstandigheden worden
vermeden en marktdeelnemers voldoende worden geïnformeerd. (20) De mededelingen van de
lidstaten inzake de gassoorten en gebruiksdrukken moeten de relevante,
noodzakelijke informatie bevatten voor marktdeelnemers. In dit kader is de
primaire bron van geleverd gas niet van belang voor de kenmerken, de prestaties
en de verenigbaarheid van gastoestellen met de meegedeelde gasleveringsomstandigheden. (21) Bij het bepalen van de op hun
grondgebied gebruikte gasfamilies en gasgroepen, worden de lidstaten
aangemoedigd rekening te houden met de lopende standaardisatie-activiteiten
betreffende gaskwaliteit en aldus in de gehele Unie een samenhangende en
gecoördineerde aanpak te hanteren van harmonisatie van gas door middel van
standaardisatie. (22) Wanneer de lidstaten in
overeenstemming met Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad
betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas[32] en de lopende
activiteiten van CEN inzake specificaties voor gaskwaliteit concrete
maatregelen nemen voor een breder gebruik van biogas, door dit gas in te voeden
op het gasdistributienetwerk of door dergelijk gas te distribueren door
afzonderlijke systemen, moeten zij de mededeling inzake gassoorten tijdig
actualiseren indien de kwaliteit van het geleverde gas niet binnen het reeds
gemelde kwaliteitsbereik blijft. (23) Indien de lidstaten hun
nationale actieplan vaststellen in overeenstemming met Richtlijn 2009/28/EG
teneinde te voldoen aan hun verplichting om het percentage hernieuwbare
energie, met name biogas, te verhogen ten opzichte van de totale
energieconsumptie, worden zij aangemoedigd de invoeding van dergelijk gas op
het gasdistributienetwerk in overweging te nemen. (24) De lidstaten moeten de nodige
maatregelen nemen om te zorgen dat de gasleveringsomstandigheden geen
handelsbelemmering vormen en dat zij de inbedrijfsstelling van gastoestellen
die in overeenstemming zijn met de plaatselijke gasleveringsomstandigheden niet
beperken. (25) Gastoestellen waarop deze
verordening van toepassing is en die aan de bepalingen ervan voldoen, moeten
baat hebben bij het beginsel van vrij verkeer van goederen. Dergelijke
toestellen moeten in gebruik kunnen worden genomen indien zij voldoen aan de
plaatselijke gasleveringsomstandigheden. (26) De markering voor
toestelcategorie op de opschriftplaat van het toestel legt een directe
koppeling met de gasfamilies en/of gasgroepen waarvoor een gastoestel is
ontworpen zodat dit veilig kan branden op het gewenste prestatieniveau en
waarborgt aldus de verenigbaarheid van het toestel in de plaatselijke
gasleveringsomstandigheden. (27) Om te waarborgen dat
gastoestellen bij normaal gebruik op het gewenste prestatieniveau veilig zijn,
moet aan de belangrijkste eisen inzake veiligheid, gezondheid en rationeel
energiegebruik worden voldaan. (28) De essentiële eisen
moeten zodanig worden geïnterpreteerd en toegepast dat rekening wordt gehouden
met de stand van de techniek op het tijdstip van ontwerp en vervaardiging
alsmede met de technische en economische factoren die verenigbaar zijn met een
hoog niveau van bescherming van de gezondheid en de veiligheid en van rationeel
energiegebruik. (29) De marktdeelnemers moeten
ervoor verantwoordelijk zijn dat hun gastoestellen en toebehoren voldoen aan de
eisen van deze richtlijn, in overeenstemming met de respectieve rol die zij
vervullen in de toeleveringsketen, teneinde algemene belangen zoals gezondheid,
veiligheid, rationeel energiegebruik en de bescherming van consumenten en
andere gebruikers, huisdieren en eigendommen in grote mate te beschermen en
eerlijke mededinging op de markt van de Unie te waarborgen. (30) Alle marktdeelnemers die een
rol vervullen in de toeleverings- en distributieketen moeten passende
maatregelen nemen om te waarborgen dat zij uitsluitend gastoestellen op de
markt aanbieden die aan deze verordening voldoen. Er moet worden gezorgd voor
een duidelijke en evenredige verdeling van de verplichtingen overeenkomstig de
rol van alle marktdeelnemers in de toeleverings- en distributieketen. (31) De fabrikant, die op de hoogte
is van de details van het ontwerp- en productieproces, is het best in staat om
de conformiteitsbeoordelingsprocedure volledig uit te voeren. De verplichting
tot het uitvoeren van een conformiteitsbeoordeling moet daarom uitsluitend op
de fabrikant blijven rusten. (32) De fabrikant moet voldoende en
gedetailleerde informatie verschaffen betreffende het beoogde gebruik van het
gastoestel, zodat het correct en veilig geïnstalleerd, in bedrijf gesteld,
gebruikt en onderhouden kan worden. Dergelijke informatie moet mogelijk
technische specificaties omvatten van de verbinding tussen het toestel en de
installatie-omgeving. (33) Om de communicatie tussen
marktdeelnemers, nationale markttoezichtautoriteiten en consumenten te
vergemakkelijken, moeten de lidstaten de marktdeelnemers stimuleren naast hun
postadres ook een websiteadres te vermelden. (34) Er moet worden gewaarborgd dat
gastoestellen en toebehoren die vanuit derde landen in de Unie in de handel
komen, aan de eisen van deze verordening voldoen, en met name dat de
fabrikanten adequate conformiteitsbeoordelingsprocedures met betrekking tot
deze gastoestellen en toebehoren hebben uitgevoerd. Bijgevolg moet worden
bepaald dat importeurs erop toezien dat de gastoestellen en toebehoren die zij
in de handel brengen aan de eisen van deze verordening voldoen en dat zij geen
gastoestellen of toebehoren in de handel brengen die niet aan deze eisen
voldoen of een risico inhouden. Er moet eveneens worden bepaald dat importeurs
erop toezien dat er conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn uitgevoerd en dat
de productmarkering en de door de fabrikanten opgestelde documenten beschikbaar
zijn voor inspectie door de bevoegde toezichthoudende autoriteiten. (35) De distributeur biedt een
gastoestel of toebehoren aan nadat het door de fabrikant of de importeur in de
handel is gebracht, en moet de nodige zorgvuldigheid betrachten om ervoor te
zorgen dat de wijze waarop hij met het toestel of het toebehoren omgaat geen
negatieve invloed heeft op de conformiteit ervan. (36) Bij het in de handel brengen
van een gastoestel of toebehoren moet iedere importeur op het toestel of het toebehoren
zijn naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerd handelsmerk en
contactadres vermelden. Er dient te worden voorzien in uitzonderingen hierop
wanneer dit door de omvang of aard van het gastoestel of het toebehoren niet
mogelijk is. Een dergelijk geval is bijvoorbeeld wanneer de importeur de
verpakking zou moeten openen om zijn naam en adres op het product te vermelden. (37) Wanneer een marktdeelnemer een
gastoestel of toebehoren onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt
of een gastoestel of toebehoren zodanig wijzigt dat de conformiteit met de
eisen van deze richtlijn in het gedrang kan komen, moet hij als fabrikant
worden beschouwd en de verplichtingen van de fabrikant op zich nemen. (38) Omdat distributeurs en
importeurs dicht bij de markt staan, moeten zij worden betrokken bij de
markttoezichttaken van de bevoegde nationale autoriteiten, en moeten zij bereid
zijn actief medewerking te verlenen door die autoriteiten alle nodige
informatie over de betreffende gastoestellen of toebehoren te verstrekken. (39) Het markttoezicht wordt
eenvoudiger en doeltreffender wanneer gewaarborgd wordt dat een gastoestel of toebehoren
in de hele toeleveringsketen traceerbaar is. Een efficiënt traceringssysteem
verlicht de taak van de markttoezichtautoriteiten wanneer zij marktdeelnemers
dienen op te sporen die niet-conforme gastoestellen of toebehoren op de markt
hebben aangeboden. (40) Deze verordening moet beperkt
blijven tot het formuleren van essentiële eisen. Om de conformiteitsbeoordeling
met deze eisen te vereenvoudigen is het nodig om een vermoeden van conformiteit
in te stellen voor gastoestellen of toebehoren die voldoen aan geharmoniseerde
normen, aangenomen in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1025/2012 van
het Europees Parlement en de Raad betreffende Europese normalisatie[33] met als doel het
beschrijven van gedetailleerde technische specificaties van deze eisen, met
name in verband met het ontwerp, de productie, de bediening, het testen van
rationeel energiegebruik en de installatie van gastoestellen. (41) Verordening (EU)
nr. 1025/2012 voorziet in een procedure voor bezwaren tegen
geharmoniseerde normen die niet volledig aan de eisen van deze verordening
voldoen. (42) Er moet worden gezorgd voor
conformiteitsbeoordelingsprocedures waarmee marktdeelnemers kunnen aantonen en
de bevoegde instanties kunnen waarborgen dat op de markt aangeboden
gastoestellen en toebehoren aan de essentiële eisen voldoen. Besluit nr.
768/2008/EG stelt modules voor conformiteitsbeoordelingsprocedures vast,
uiteenlopend van de minst tot de meest stringente procedure, afhankelijk van de
hoogte van het risico en het vereiste veiligheidsniveau. Om voor coherentie
tussen de sectoren te zorgen en ad‑hocvarianten te voorkomen, moeten
conformiteitsbeoordelingsprocedures worden gekozen uit die modules. (43) Fabrikanten van gastoestellen
moeten een EU-conformiteitsverklaring opstellen waarin zij de krachtens deze
verordening vereiste informatie verstrekken over de conformiteit van een
toestel met de eisen van deze verordening en die van andere relevante
harmonisatiewetgeving van de Unie. (44) Om effectieve toegang tot
informatie voor markttoezichtdoeleinden te waarborgen, moet de informatie die
vereist is om alle toepasselijke handelingen van de Unie betreffende
gastoestellen te identificeren in één EU-conformiteitsverklaring beschikbaar
zijn. (45) Fabrikanten van toebehoren
moeten een conformiteitsverklaring voor toebehoren opstellen waarin zij de
krachtens deze verordening vereiste informatie verstrekken over de conformiteit
van het toebehoren met de eisen van deze verordening. Indien de toebehoren ook
zijn onderworpen aan andere harmonisatiewetgeving van de Unie moeten
fabrikanten van toebehoren waar van toepassing eveneens een EU‑conformiteitsverklaring
opstellen in overeenstemming met die wetgeving. (46) De CE-markering, waarmee de
conformiteit van een gastoestel wordt aangegeven, is de zichtbare uitkomst van
het proces van conformiteitsbeoordeling in brede zin. In Verordening (EG)
nr. 765/2008 zijn algemene beginselen voor het gebruik van de CE‑markering
en het verband ervan met andere markeringen vastgesteld. In deze verordening
moeten voorschriften met betrekking tot het aanbrengen van de CE‑markering
worden vastgesteld. (47) Toebehoren zijn geen
gastoestellen maar halffabricaten, die voor professionals beschikbaar zijn en
bedoeld zijn om in een toestel te worden ingebouwd. Aangezien het passende
ontwerp van toebehoren bijdraagt aan de correcte en veilige werking van een
bedrijfsklaar toestel, en omdat de gasgerelateerde risico's van een toestel pas
na het inbouwen van het toebehoren kunnen worden vastgesteld, dragen toebehoren
passenderwijs geen CE-markering. (48) Controle dat gastoestellen en toebehoren
voldoen aan de essentiële eisen in deze verordening is noodzakelijk voor een
doeltreffende bescherming van gebruikers en derden. (49) Om te zorgen dat gastoestellen
voldoen aan de essentiële eisen, is het nodig om passende
conformiteitsbeoordelingsprocedures op te stellen voor de fabrikant. Deze
procedures moeten worden vastgesteld op basis van de conformiteitsbeoordelingsmodules
in Besluit nr. 768/2008/EG. (50) Bij de in deze verordening
beschreven conformiteitsbeoordelingsprocedures spelen
conformiteitsbeoordelingsinstanties, die door de lidstaten bij de Commissie
worden aangemeld, een rol. (51) De ervaring heeft geleerd dat
de in Richtlijn 2009/142/EG vastgestelde criteria waaraan
conformiteitsbeoordelingsinstanties moeten voldoen om bij de Commissie
aangemeld te kunnen worden, ontoereikend zijn om een uniform, hoog
prestatieniveau van deze instanties in de hele Unie te waarborgen. Het is
echter essentieel dat alle conformiteitsbeoordelingsinstanties hun functies op
hetzelfde niveau en onder eerlijke concurrentievoorwaarden uitoefenen. Hiertoe
moeten verplichte eisen worden vastgesteld voor conformiteitsbeoordelingsinstanties
die willen worden aangemeld met het oog op het verlenen van
conformiteitsbeoordelingsdiensten. (52) Om een samenhangend
kwaliteitsniveau van de conformiteitsbeoordeling te kunnen waarborgen, moeten
ook eisen worden vastgesteld voor de aanmeldende autoriteiten en andere
instanties die bij de beoordeling en aanmelding van en bij het toezicht op
aangemelde instanties betrokken zijn. (53) Wanneer een
conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de criteria
vastgelegd in geharmoniseerde normen, dient zij te worden geacht te voldoen aan
de overeenkomstige eisen van deze verordening. (54) Het in deze verordening
beschreven systeem moet worden aangevuld met het accreditatiesysteem van
Verordening (EG) nr. 765/2008. Omdat accreditatie een essentieel middel is
om te controleren of de conformiteitsbeoordelingsinstanties bekwaam zijn, moet
accreditatie ook bij aanmelding worden gebruikt. (55) Transparante accreditatie, als
bedoeld in Verordening (EG) nr. 765/2008, die het noodzakelijke niveau van
vertrouwen in conformiteitscertificaten waarborgt, moet door de nationale
autoriteiten in de hele Unie worden beschouwd als het geprefereerde middel
waarmee de technische bekwaamheid van conformiteitsbeoordelingsinstanties kan
worden aangetoond. De nationale autoriteiten kunnen evenwel van oordeel zijn
dat zij over de passende middelen beschikken om deze beoordeling zelf te
verrichten. In dit geval moeten zij, om te waarborgen dat de beoordeling door
andere nationale autoriteiten voldoende betrouwbaar is, aan de Commissie en de
andere lidstaten het nodige bewijsmateriaal overleggen waaruit blijkt dat de
beoordeelde conformiteitsbeoordelingsinstanties aan de relevante
regelgevingseisen voldoen. (56) Conformiteitsbeoordelingsinstanties
besteden veelal een deel van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit of
maken gebruik van een ondergeschikte instantie. Om het beschermingsniveau te
kunnen garanderen dat nodig is voor gastoestellen die in de Unie in de handel
worden gebracht, is het essentieel dat onderaannemers en ondergeschikte
instanties bij de uitvoering van conformiteitsbeoordelingstaken aan dezelfde
eisen voldoen als aangemelde instanties. Daarom is het belangrijk dat ook de
activiteiten die door onderaannemers en ondergeschikte instanties worden
verricht, worden betrokken in de beoordeling van de bekwaamheid en de
prestaties van instanties die worden aangemeld en in het toezicht op reeds
aangemelde instanties. (57) De aanmeldingsprocedure moet
efficiënter en transparanter worden, en met name worden aangepast aan nieuwe
technologie, zodat de aanmelding online kan worden verricht. (58) Omdat
comformiteitsbeoordelingsinstanties hun diensten in de gehele Unie kunnen
aanbieden, moeten de andere lidstaten en de Commissie in staat worden gesteld
bezwaren in te brengen tegen een aangemelde instantie. Daarom is het belangrijk
te voorzien in een termijn waarbinnen twijfels of bedenkingen omtrent de
bekwaamheid van conformiteitsbeoordelingsinstanties kunnen worden weggenomen
alvorens zij als aangemelde instantie gaan functioneren. (59) Uit concurrentieoogpunt is het
cruciaal dat de conformiteitsbeoordelingsinstanties bij de toepassing van de
conformiteitsbeoordelingsprocedures geen onnodige lasten voor marktdeelnemers
creëren. Bij de technische uitvoering van de
conformiteitsbeoordelingsprocedures moet om dezelfde reden worden gezorgd voor
consistentie, zodat de marktdeelnemers gelijk worden behandeld. Dit kan het
best worden bereikt door passende coördinatie en samenwerking tussen de conformiteitsbeoordelingsinstanties. (60) Om te zorgen voor eenvormige
voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening, dienen aan de Commissie
uitvoeringsbevoegdheden te worden verleend. Die bevoegdheden moeten worden
uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees
Parlement en de Raad van 16 februari 2011[34],
die regels bevat voor de wijze waarop de Commissie uitvoeringsbevoegdheden
uitoefent. (61) Voor de vaststelling van
uitvoeringshandelingen om de aanmeldende lidstaat te verzoeken de nodige
corrigerende maatregelen te nemen ten aanzien van aangemelde instanties die
niet of niet meer aan de aanmeldingseisen voldoen, moet de
raadplegingsprocedure worden toegepast. (62) Teneinde rekening te houden
met de technische ontwikkelingen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden
overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen
vast te stellen ten aanzien van wijzigingen van de inhoud en vorm van de
mededelingen van de lidstaten inzake de gasleveringsomstandigheden op hun
grondgebied. (63) Bij het voorbereiden en
opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie erop toe te zien dat
de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze bij het
Europees Parlement en de Raad worden ingediend. (64) Er moet in een
overgangsregeling worden voorzien waardoor gastoestellen en toebehoren die
overeenkomstig Richtlijn 2009/142/EG al in de handel zijn gebracht, op de markt
kunnen worden aangeboden en in bedrijf kunnen worden gesteld. (65) De lidstaten moeten regels
inzake de sancties die gelden voor inbreuken op deze verordening vaststellen en
ervoor zorgen dat deze sancties worden nageleefd. Deze sancties moeten
doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. (66) Daar de doelstelling van deze
verordening, namelijk waarborgen dat gastoestellen op de markt aan de eisen
voldoen die zorgen voor een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en
veiligheid van gebruikers en van huisdieren of eigendommen en voor een
rationeel energiegebruik zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de werking van de
interne markt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en
derhalve vanwege de omvang en gevolgen ervan beter op Unieniveau kan worden
verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag
betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen
nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde
evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze
doelstelling te verwezenlijken. (67) Richtlijn 2009/142/EG dient
derhalve te worden ingetrokken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: HOOFDSTUK I ALGEMENE
BEPALINGEN Artikel 1 Toepassingsgebied 1) Deze verordening is van toepassing
op toestellen en toebehoren. 2) Met "normaal gebruik" wordt
in deze verordening bedoeld dat: a) de toestellen op de juiste wijze zijn
geïnstalleerd en regelmatig worden onderhouden overeenkomstig de aanwijzingen
van de fabrikant; b) de toestellen worden gebruikt met een
normale schommeling van de gaskwaliteit en de gasdruk; c) de toestellen in overeenstemming met hun
gebruiksdoel of op een in redelijkheid te verwachten manier worden gebruikt. 3) Deze verordening is niet van
toepassing op: a) toestellen die specifiek voor gebruik in
industriële processen bestemd zijn en in industriële bedrijven worden gebruikt; b) toestellen die specifiek ontworpen zijn
voor gebruik in vliegtuigen en treinen; c) toestellen die specifiek ontworpen zijn
voor onderzoeksdoeleinden, voor tijdelijk gebruik in laboratoria. 4) Wanneer voor toestellen of toebehoren
de aspecten die onder deze verordening vallen meer specifiek door andere
wetgevingsharmonisatiehandelingen van de Unie worden behandeld, is deze
verordening niet van toepassing of houdt zij op van toepassing te zijn op die
toestellen of toebehoren met betrekking tot deze aspecten. 5) De essentiële eis inzake rationeel
energiegebruik in punt 3.5 van bijlage I bij deze verordening is niet
van toepassing op toestellen die vallen binnen de werkingssfeer van een
maatregel op grond van artikel 15 van Richtlijn 2009/125/EG. Artikel 2 Definities Voor de toepassing
van deze verordening wordt verstaan onder: 1) "toestellen":
gastoestellen die worden gebruikt voor koken, koeling, luchtbehandeling,
verwarming van ruimten, verwarmen van water, verlichting of wassen, evenals
ventilatorbranders en met dergelijke branders uitgeruste verwarmingselementen; 2) "toebehoren":
veiligheids-, controle- en regelvoorzieningen en componenten daarvan die apart
op de markt worden gebracht voor professioneel gebruik en die bestemd zijn om
in een gastoestel te worden ingebouwd of om geassembleerd te worden tot een
dergelijk toestel; 3) "verbranding": een proces
waarbij een gas reageert met zuurstof en zo warmte of licht produceert; 4) "wassen": het gehele
wasproces, inclusief drogen en strijken; 5) "gas": elke brandstof die
bij een temperatuur van 15 °C onder een druk van 1 bar in gasvormige toestand
verkeert. 6) "industrieel proces":
extractie, kweek, raffinage, verwerking, productie, fabricage of voorbereiding
van materiaal, planten, vee, dierlijke producten, voedsel of andere producten
met het oog op commerciële toepassing; 7) "specifiek ontwerp":
toestelontwerp dat uitsluitend bedoeld is voor een specifieke behoefte in een
specifiek proces; 8) "industrieel bedrijf":
iedere plaats waar een industrieel proces als hoofdactiviteit wordt uitgevoerd,
onderworpen aan specifieke nationale gezondheids- en veiligheidsregelgeving; 9) "gasfamilie": een groep
gassen met overeenkomstig brandgedrag, verbonden door middel van een groep
waarden op een Wobbe-index; 10) "gasgroep": een specifiek
bereik van de Wobbe-index binnen de betreffende familie; 11) "Wobbe-index": een
aanduiding van de uitwisselbaarheid van gassen, ter vergelijking van de
energieproductie uit verbranding van verschillende samengestelde gassen in een
toestel; 12) "toestelcategorie": de
identificatie van de gasfamilies en/of -groepen waarvoor een toestel is
ontworpen, zodat dit veilig brandt op het juiste prestatieniveau, zoals
aangegeven op de door CEN vastgestelde markering voor toestelcategorie; 13) "op de toestelmarkt
aanbieden": het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen
betaling, verstrekken van toestellen met het oog op distributie of gebruik op
de markt van de Unie; 14) "op de toebehorenmarkt
aanbieden": het in het kader van een handelstoepassing, al dan niet tegen
betaling, verstrekken van toebehoren voor distributie op de markt van de Unie,
met het oog op het inbouwen in een toestel of de assemblage tot een dergelijk
toestel; 15) "energie-efficiëntie": de
verhouding tussen de verkregen prestatie van een toestel en de input van
energie; 16) "in de handel brengen": het
voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een toestel of van een toebehoren; 17) "inbedrijfsstelling": het
eerste gebruik van een toestel of het eerste gebruik voor de doeleinden van de
fabrikant; 18) "fabrikant": een
natuurlijke of rechtspersoon die toestellen of toebehoren vervaardigt of laat
ontwerpen of vervaardigen, en dat product onder zijn naam of handelsmerk
verhandelt; 19) "gemachtigde": een in de
Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door de fabrikant
is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen; 20) "importeur": een in de Unie
gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die een toestel of toebehoren uit een
derde land in de Unie in de handel brengt; 21) "distributeur": een
natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, verschillend van de
fabrikant of de importeur, die een toestel of toebehoren op de markt aanbiedt; 22) "marktdeelnemers": de
fabrikant, de gemachtigde, de importeur en de distributeur; 23) "technische specificatie":
een document dat de technische eisen voorschrijft waaraan een toestel of toebehoren
moet voldoen; 24) "geharmoniseerde norm":
geharmoniseerde norm zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder c), van
Verordening (EU) nr. 1025/2012; 25) "accreditatie":
accreditatie zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 10, van Verordening (EG) nr.
765/2008; 26) "nationale
accreditatie-instantie": accreditatie-instantie zoals gedefinieerd in
artikel 2, lid 11, van Verordening (EG) nr. 765/2008; 27) "conformiteitsbeoordeling":
het proces waarin wordt aangetoond of voldaan is aan de eisen van deze
verordening voor toestellen of toebehoren; 28) "keuringsinstantie": een
instantie die beoordelingsactiviteiten ten behoeve van overeenstemming
verricht, zoals onder meer ijken, testen, certificeren en inspecteren; 29) "terugroepen": maatregel
waarmee wordt beoogd toestellen te doen terugkeren die al aan de eindgebruiker
ter beschikking zijn gesteld; 30) "uit de handel nemen":
maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat een toestel of toebehoren dat
zich in de toeleveringsketen bevindt, op de markt wordt aangeboden; 31) "CE-markering": een
markering waarmee de fabrikant aangeeft dat het toestel in overeenstemming is
met alle toepasselijke eisen van de harmonisatiewetgeving van de Unie die in
het aanbrengen ervan voorziet; 32) "harmonisatiewetgeving van de
Unie": alle wetgeving van de Unie die de voorwaarden voor het verhandelen
van producten harmoniseert. Artikel 3 Op de markt
aanbieden en in bedrijf stellen 1) De lidstaten treffen de nodige
maatregelen om ervoor te zorgen dat toestellen uitsluitend op de markt
aangeboden en in bedrijf gesteld kunnen worden, indien zij aan de eisen
van deze verordening voldoen. 2) De lidstaten treffen de nodige
maatregelen om ervoor te zorgen dat toebehoren uitsluitend op de markt worden
aangeboden indien zij aan de eisen van deze verordening voldoen. 3) Deze verordening doet geen afbreuk aan
de bevoegdheid van de lidstaten om de eisen vast te stellen die zij
noodzakelijk achten voor de bescherming van personen, huisdieren en eigendommen
bij normaal gebruik van de toestellen, voor zover zulks niet inhoudt dat die
toestellen veranderingen moeten ondergaan. Artikel 4 Gasleveringsomstandigheden 1) De lidstaten delen de Commissie en
de andere lidstaten de gassoorten en bijbehorende gebruiksdrukken van op hun
grondgebied gebruikte gassen mee, en zij delen tijdig eventuele wijzigingen
mee, in overeenstemming met de vereisten in bijlage II. 2) De Commissie zorgt ervoor dat deze
informatie in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt
bekendgemaakt. Artikel 5 Essentiële
eisen Toestellen en toebehoren voldoen aan de
essentiële eisen die in bijlage I zijn vermeld. Artikel 6 Vrij verkeer 1) De lidstaten verbieden, beperken
noch belemmeren het op de markt aanbieden of het in bedrijf stellen
van toestellen die voldoen aan deze verordening op grond van aspecten die
door deze verordening worden geregeld. 2) De lidstaten verbieden, beperken noch
belemmeren het op de markt aanbieden of het in bedrijf stellen van toebehoren
die voldoen aan deze verordening op grond van risico's die onder deze
verordening vallen. 3) Deze verordening doet geen afbreuk
aan de verplichting van de lidstaten om maatregelen te nemen betreffende de
bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen en de energie-efficiëntie van
gebouwen in overeenstemming met de Richtlijnen 2009/28/EG, 2010/31/EU en
2012/27/EU. Dergelijke maatregelen mogen niet in strijd zijn met het Verdrag. HOOFDSTUK II VERPLICHTINGEN
VAN MARKTDEELNEMERS Artikel 7 [artikel R2 van Besluit nr.
768/2008/EG] Verplichtingen
van fabrikanten 1) Wanneer zij hun toestellen of toebehoren
in de handel brengen, waarborgen fabrikanten dat deze werden ontworpen en
vervaardigd overeenkomstig de essentiële eisen in bijlage I. 2) Fabrikanten van toestellen of toebehoren
stellen de in bijlage III bedoelde technische documentatie op en voeren de in
artikel 14 bedoelde relevante conformiteitsbeoordelingsprocedure uit of laten
deze uitvoeren. Wanneer met de in de eerste alinea bedoelde
procedure is aangetoond dat een toestel aan de toepasselijke eisen voldoet,
stellen fabrikanten een EU‑conformiteitsverklaring op en brengen zij de
CE-markering aan. Wanneer met de in de eerste alinea bedoelde
procedure is aangetoond dat een toebehoren aan de toepasselijke eisen voldoet,
stellen fabrikanten een conformiteitsverklaring voor toebehoren op. 3) Fabrikanten bewaren de technische
documentatie en de EU-conformiteitsverklaring gedurende tien jaar nadat het
toestel in de handel is gebracht. Fabrikanten bewaren de technische documentatie en
de conformiteitsverklaring voor toebehoren gedurende tien jaar nadat het toebehoren
in de handel is gebracht. 4) Fabrikanten zorgen ervoor dat zij
beschikken over procedures om de overeenstemming van hun serieproductie te
blijven waarborgen. Er wordt terdege rekening gehouden met veranderingen in het
ontwerp of in de kenmerken van het toestel of toebehoren en met veranderingen
in de geharmoniseerde normen of andere technische specificaties waarnaar in de
conformiteitsverklaring van het toestel of toebehoren is verwezen. Indien dit rekening houdend met de risico's van
een toestel of onderdeel passend wordt geacht, voeren fabrikanten met het oog
op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten en andere
eindgebruikers steekproeven uit op de op de markt aangeboden toestellen,
onderzoeken zij klachten, niet-conforme toestellen en toebehoren en teruggeroepen
toestellen en houden zij daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de
distributeurs op de hoogte van dergelijk toezicht. 5) Fabrikanten zorgen ervoor dat op hun
toestellen of toebehoren een type-, partij- of serienummer, dan wel een ander
identificatiemiddel is aangebracht. Indien de omvang of aard van het toestel of toebehoren
dit niet toelaat, zorgen fabrikanten ervoor dat de vereiste informatie op de
verpakking is aangebracht. 6) Fabrikanten vermelden hun naam,
geregistreerde handelsnaam of hun geregistreerde merknaam en het contactadres
op het toestel, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking en in de bij
het toestel gevoegde aanwijzingen. Het adres geeft één enkele plaats aan waar
de fabrikant kan worden gecontacteerd. De contactgegevens worden gesteld in een
door de betrokken lidstaat bepaalde taal die consumenten, andere eindgebruikers
en markttoezichtautoriteiten gemakkelijk kunnen begrijpen. Fabrikanten vermelden hun naam, geregistreerde
handelsnaam of hun geregistreerde merknaam en het contactadres op het toebehoren,
of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking en in de bij het toebehoren
gevoegde aanwijzingen. Het adres geeft één enkele plaats aan waar de fabrikant
kan worden gecontacteerd. 7) Fabrikanten zien erop toe dat het
toestel vergezeld gaat van aanwijzingen en veiligheidsinformatie overeenkomstig
bijlage I, punt 1.5, in een door de betrokken lidstaat bepaalde taal
die de consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen. Die
aanwijzingen en veiligheidsinformatie zijn duidelijk en begrijpelijk. Fabrikanten zien erop toe dat het toebehoren
vergezeld gaat van het conformiteitscertificaat voor toebehoren, dat onder
andere aanwijzingen bevat voor het inbouwen of de assemblage, afstelling,
bediening en onderhoud in overeenstemming met bijlage I, punt 1.7, in een taal
die de fabrikanten van toestellen gemakkelijk kunnen begrijpen. De aanwijzingen
zijn duidelijk en begrijpelijk. 8) Fabrikanten die van mening zijn of
redenen hebben om aan te nemen dat door hen in de handel gebrachte toestellen
of toebehoren niet conform zijn met deze verordening, nemen onmiddellijk de
nodige corrigerende maatregelen om de betreffende toestellen of toebehoren
conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien
brengen fabrikanten, indien het toestel of toebehoren een risico vertoont, de
bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij het toestel of toebehoren
op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in
het bijzonder de niet-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen
uitvoerig beschrijven. 9) Fabrikanten verstrekken op een met
redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze
autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van het
toestel of toebehoren met deze verordening aan te tonen, in een taal die deze
autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Deze informatie en documentatie mogen op
papier of elektronisch worden verstrekt. Op verzoek van deze autoriteit verlenen
zij medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico's
van de door hen in de handel gebrachte toestellen of toebehoren. Artikel 8 [artikel R3 van Besluit nr.
768/2008/EG] Gemachtigden 1) Een fabrikant kan via een schriftelijk
mandaat een gemachtigde aanstellen. De verplichtingen uit hoofde van artikel 7, lid 1,
en de opstelling van technische documentatie maken geen deel uit van het
mandaat van de gemachtigde. 2) Een gemachtigde voert de taken uit
die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft
ontvangen. Het mandaat laat de gemachtigde toe ten minste de volgende taken te
verrichten: a) hij houdt de EU-conformiteitsverklaring
en de technische documentatie ten minste gedurende tien jaar nadat het toestel in
de handel is gebracht ter beschikking van de nationale toezichtautoriteiten; b) hij houdt de conformiteitsverklaring voor
toebehoren en de technische documentatie ten minste gedurende tien jaar nadat
het toebehoren in de handel is gebracht ter beschikking van de nationale
toezichtautoriteiten; c) hij verstrekt een bevoegde nationale
autoriteit op grond van een met redenen omkleed verzoek alle benodigde
informatie en documentatie om de conformiteit van het toestel of toebehoren aan
te tonen; d) hij verleent op verzoek van de bevoegde
nationale autoriteiten medewerking aan eventueel genomen maatregelen ter
uitschakeling van de risico’s van toestellen of toebehoren die onder het
mandaat van de gemachtigde vallen. Artikel 9 [artikel R4 van Besluit nr.
768/2008/EG] Verplichtingen
van importeurs 1) Importeurs brengen alleen toestellen
of toebehoren in de handel die aan de gestelde eisen voldoen. 2) Alvorens een toestel in de handel te
brengen, zien importeurs erop toe dat de fabrikant de conformiteitsbeoordelingsprocedure
volgens artikel 14 heeft uitgevoerd. Zij zorgen ervoor dat de fabrikant de
technische documentatie heeft opgesteld, dat het toestel voorzien is van de
CE-markering en vergezeld gaat van aanwijzingen en veiligheidsinformatie
overeenkomstig bijlage I, punt 1.5, en dat de fabrikant aan de eisen in artikel
7, leden 5 en 6, heeft voldaan. Alvorens een toebehoren in de handel te brengen,
zien importeurs erop toe dat de fabrikant de conformiteitsbeoordelingsprocedure
volgens artikel 14 heeft uitgevoerd. Zij zorgen ervoor dat de fabrikant de
technische documentatie heeft opgesteld, dat het toebehoren voorzien is van het
conformiteitscertificaat voor toebehoren dat onder andere aanwijzingen bevat
voor het inbouwen of de assemblage, afstelling, bediening en onderhoud in
overeenstemming met bijlage I, punt 1.7, en dat de fabrikant aan de eisen in
artikel 7, leden 5 en 6, heeft voldaan. Wanneer een importeur van mening is of redenen
heeft om aan te nemen dat een toestel of toebehoren niet conform is met de essentiële
veiligheidseisen in bijlage I, mag hij het toestel of toebehoren niet in de
handel brengen alvorens dit conform is gemaakt. Wanneer het toestel of toebehoren
een risico vertoont, brengt de importeur de fabrikant en de
markttoezichtautoriteiten hiervan bovendien op de hoogte. 3) Importeurs vermelden hun naam,
geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam en het contactadres op
het toestel, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking en in de bij het
toestel gevoegde aanwijzingen. De contactgegevens worden gesteld in een door de
betrokken lidstaat bepaalde taal die consumenten, andere eindgebruikers en
markttoezichtautoriteiten gemakkelijk kunnen begrijpen. Importeurs vermelden hun naam, geregistreerde
handelsnaam of geregistreerde merknaam en het contactadres op het toebehoren,
of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking. De contactgegevens worden
gesteld in een door de betrokken lidstaat bepaalde taal die fabrikanten en
markttoezichtautoriteiten gemakkelijk kunnen begrijpen. 4) Importeurs zien erop toe dat het
toestel vergezeld gaat van aanwijzingen en veiligheidsinformatie overeenkomstig
bijlage I, punt 1.5, in een door de betrokken lidstaat bepaalde taal
die de consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen. Importeurs zien erop toe dat het toebehoren
vergezeld gaat van het conformiteitscertificaat voor toebehoren, dat onder
andere aanwijzingen bevat voor het inbouwen of de assemblage, afstelling,
bediening en onderhoud in overeenstemming met bijlage I, punt 1.7, in een door
de betrokken lidstaat bepaalde taal die de fabrikanten van toestellen
gemakkelijk kunnen begrijpen. 5) Importeurs zorgen gedurende de
periode dat zij voor het toestel of toebehoren verantwoordelijk zijn, voor
zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van het toestel
of toebehoren met de eisen in bijlage I niet in het gedrang komt. 6) Indien dit rekening houdend met de
risico's van een toestel of toebehoren passend wordt geacht, voeren importeurs
met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de
gebruikers, na een met redenen omkleed verzoek van de bevoegde autoriteiten,
steekproeven uit op de op de markt aangeboden toestellen of toebehoren,
onderzoeken zij klachten, niet-conforme toestellen of toebehoren en
teruggeroepen toestellen en houden zij daarvan zo nodig een register bij, en
houden zij de distributeurs op de hoogte van dergelijk toezicht. 7) Importeurs die van mening zijn of
redenen hebben om aan te nemen dat door hen in de handel gebrachte toestellen
of toebehoren niet conform zijn met deze richtlijn, nemen onmiddellijk de
nodige corrigerende maatregelen om de betreffende toestellen of toebehoren
conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen.
Bovendien brengen importeurs, indien het toestel of toebehoren een risico
vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij het
toestel of toebehoren op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de
hoogte, waarbij zij in het bijzonder de niet-conformiteit en alle genomen
corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven. 8) Importeurs houden gedurende tien
jaar nadat het toestel in de handel is gebracht, een kopie van de
EU-conformiteitsverklaring ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten en
zorgen ervoor dat de technische documentatie op verzoek aan die autoriteiten
kan worden verstrekt. Importeurs houden gedurende tien jaar nadat het toebehoren
in de handel is gebracht, een kopie van de EU-conformiteitsverklaring ter
beschikking van de markttoezichtautoriteiten en zorgen ervoor dat de technische
documentatie op verzoek aan die autoriteiten kan worden verstrekt. 9) Importeurs verstrekken op een met
redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze
autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van een
toestel of toebehoren aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk
kan begrijpen. Deze informatie en documentatie mogen op papier of elektronisch
worden verstrekt. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan
alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico's van door hen in de
handel gebrachte toestellen of toebehoren. Artikel 10 [artikel R5 van Besluit nr.
768/2008/EG] Verplichtingen
van distributeurs 1) Distributeurs betrachten de nodige
zorgvuldigheid in verband met de voorschriften van deze verordening bij het op
de markt aanbieden van een toestel of toebehoren. 2) Alvorens een toestel op de markt aan
te bieden, controleren distributeurs of het toestel voorzien is van de CE-markering
en vergezeld gaat van de voorgeschreven aanwijzingen en veiligheidsinformatie
in overeenstemming met bijlage I, punt 1.5, in een door de lidstaat waar het
toestel op de markt wordt aangeboden bepaalde taal die de consumenten en andere
eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen, en of de fabrikant en de importeur
aan de voorschriften van respectievelijk artikel 7, leden 5 en 6, en artikel 9,
lid 3, hebben voldaan. Alvorens een toebehoren op de markt aan te bieden,
controleren distributeurs of het toebehoren voorzien is van het
conformiteitscertificaat voor toebehoren dat onder andere aanwijzingen bevat
voor het inbouwen of de assemblage, afstelling, bediening en onderhoud in
overeenstemming met bijlage I, punt 1.7, in een taal die fabrikanten van toestellen
gemakkelijk kunnen begrijpen, en of de fabrikant en de importeur aan de
voorschriften van respectievelijk artikel 7, leden 5 en 6, en artikel 9, lid 3,
hebben voldaan. Wanneer een distributeur van mening is of redenen
heeft om aan te nemen dat een toestel of toebehoren niet conform is met de
essentiële veiligheidseisen in bijlage I, mag hij het toestel of toebehoren
niet in de handel brengen alvorens dit conform is gemaakt. Wanneer het toestel
of toebehoren een risico vertoont, brengt de distributeur de fabrikant of de
importeur hiervan bovendien op de hoogte, evenals de markttoezichtautoriteiten. 3) Distributeurs zorgen gedurende de
periode dat zij voor het toestel of toebehoren verantwoordelijk zijn, voor
zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van het toestel
of toebehoren met de eisen in bijlage I niet in het gedrang komt. 4) Distributeurs die van mening zijn of
redenen hebben om aan te nemen dat een door hen op de markt aangeboden toestel
of toebehoren niet conform is met deze verordening, nemen de nodige
corrigerende maatregelen om het toestel conform te maken of zo nodig uit de
handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen distributeurs, indien het
toestel een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de
lidstaten waar zij het toestel op de markt hebben aangeboden, onmiddellijk
hiervan op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de niet-overeenstemming en
alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven. 5) Distributeurs verstrekken op een met
redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze
autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van een
toestel of toebehoren aan te tonen. Deze informatie en documentatie mogen op
papier of elektronisch worden verstrekt. Op verzoek van deze autoriteit
verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de
risico's van de door hen op de markt aangeboden toestellen of toebehoren. Artikel 11 [artikel R6 van Besluit nr.
768/2008/EG] Gevallen
waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en
distributeurs Een importeur of distributeur wordt voor de
toepassing van deze verordening als een fabrikant beschouwd en hij moet aan de
in artikel 7 vermelde verplichtingen van de fabrikant voldoen wanneer hij een
toestel of toebehoren onder zijn eigen naam of handelsmerk in de handel brengt
of een reeds in de handel gebracht toestel of toebehoren zodanig wijzigt dat de
conformiteit met de eisen van deze verordening in het gedrang kan komen. Artikel 12 [artikel R7 van Besluit nr.
768/2008/EG] Identificatie
van marktdeelnemers Marktdeelnemers delen, op verzoek, aan de
markttoezichtautoriteiten mee: a) welke marktdeelnemer een toestel of toebehoren
aan hen heeft geleverd; b) aan welke marktdeelnemer zij een toestel
of toebehoren hebben geleverd. Marktdeelnemers zijn in staat om gedurende
tien jaar nadat het toestel of toebehoren aan hen is geleverd en gedurende tien
jaar nadat zij het toestel of toebehoren hebben geleverd, de in de eerste
alinea bedoelde informatie te verstrekken. HOOFDSTUK III CONFORMITEIT
VAN DE TOESTELLEN EN TOEBEHOREN Artikel 13 [artikel R8 van Besluit nr.
768/2008/EG] Vermoeden
van conformiteit van toestellen en toebehoren Toestellen en toebehoren
die conform zijn met geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan de
referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn
bekendgemaakt, worden geacht in overeenstemming te zijn met de essentiële eisen
die door die normen of delen daarvan worden bestreken, zoals beschreven in
bijlage I. Artikel 14 Conformiteitsbeoordelingsprocedure
voor toestellen en toebehoren 1) Voordat een toestel of toebehoren in
de handel wordt gebracht, wordt het door de fabrikant onderworpen aan een
conformiteitsbeoordelingsprocedure in overeenstemming met lid 2 of 3. 2) De conformiteit van in serie
geproduceerde toestellen en toebehoren met de eisen van deze verordening wordt
gecertificeerd aan de hand van EU-typeonderzoek (module B - productietype)
volgens bijlage III, punt 1, in combinatie met een van de volgende
conformiteitsbeoordelingsprocedures naar keuze van de fabrikant: a) conformiteit met het type op basis van
interne productiecontrole plus controles van toestellen of toebehoren onder
toezicht met willekeurige tussenpozen (module C2), beschreven in bijlage II,
punt 2, of b) conformiteit met het type op basis van
kwaliteitsborging van het productieproces (module D), beschreven in bijlage
III, punt 3, of c) conformiteit met het type op basis van
kwaliteitsborging van het toestel of toebehoren (module D), beschreven in
bijlage III, punt 4, of d) conformiteit met het type op basis van
keuring van het toestel of toebehoren (module F), beschreven in bijlage III,
punt 5. 3) In geval van productie van een
toestel als afzonderlijke eenheid of in kleine aantallen kan de fabrikant
kiezen voor conformiteit op basis van eenheidskeuring (module G), beschreven in
bijlage III, punt 6. 4) Na afronding van de in punten a) tot
en met d) van lid 2 of de in lid 3 bedoelde procedures plaatst de fabrikant van
het toestel in overeenstemming met artikel 18 de CE-markering op de conforme
toestellen en stelt hij een EU-conformiteitsverklaring op. Na afronding van de in punten a) tot en met d) van
lid 2 bedoelde procedures stelt de fabrikant van het toebehoren een
conformiteitscertificaat voor toebehoren op. 5) De dossiers en de correspondentie
aangaande de conformiteitsbeoordeling van een toestel of toebehoren worden
gesteld in de officiële taal/talen van de lidstaat waar de voor de uitvoering
van de in de leden 2 en 3 bedoelde procedures verantwoordelijke aangemelde
instantie is gevestigd, of in een door die instantie aanvaarde taal. Artikel 15 EU-conformiteitsverklaring [artikel R10 van Besluit Nr. 768/2008/EG] 1) In de EU-conformiteitsverklaring
wordt vermeld dat aangetoond is dat aan de essentiële veiligheidseisen in
bijlage I is voldaan. 2) De structuur van de
EU-conformiteitsverklaring komt overeen met het model in bijlage V, bevat
de in de desbetreffende conformiteitsbeoordelingsprocedures van bijlage III
vermelde elementen en wordt voortdurend bijgewerkt. Zij wordt vertaald in de
taal of talen zoals gevraagd door de lidstaat waar het toestel in de handel
wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden. 3) Wanneer voor een toestel uit hoofde
van meer dan één handeling van de Unie een EU-conformiteitsverklaring vereist
is, wordt één EU-conformiteitsverklaring met betrekking tot al die handelingen
van de Unie opgesteld. In die verklaring wordt aangegeven om welke handelingen
het gaat, met vermelding van de publicatiereferenties. 4) Door de EU-conformiteitsverklaring
op te stellen, neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid voor de conformiteit
van het toestel met de eisen van deze verordening op zich. Artikel 16 Conformiteitscertificaat
voor toebehoren 1) In de conformiteitsverklaring voor toebehoren
wordt vermeld dat aangetoond is dat aan de essentiële eisen in bijlage I
is voldaan. 2) De structuur van de
conformiteitsverklaring voor toebehoren komt overeen met het model in bijlage
VI. De conformiteitsverklaring voor toebehoren bevat de kenmerken van het toebehoren
met aanwijzingen over hoe het in een toestel wordt ingebouwd of tot een
dergelijk toestel moet worden geassembleerd, ter ondersteuning van de naleving
van de essentiële eisen voor bedrijfsklare toestellen in bijlage I. Daarnaast
bevat deze verklaring de in de relevante conformiteitsbeoordelingsprocedures
van bijlage III aangegeven elementen, en wordt deze voortdurend bijgewerkt. Zij
wordt opgesteld in een voor toestelfabrikanten gemakkelijk te begrijpen taal. 3) Het toebehoren gaat vergezeld van de
conformiteitsverklaring voor toebehoren. 4) Wanneer een toebehoren reeds onder
andere EU-wetgeving valt die betrekking heeft op andere aspecten waarbij het
aanbrengen van de CE-markering wordt vereist, dan toont deze markering aan dat
het toebehoren geacht wordt ook aan de bepalingen van die wetgeving te voldoen.
In dat geval worden de in het Publicatieblad van de Europese Unie
bekendgemaakte referenties van die wetgeving vermeld op de door die wetgeving
vereiste documenten, handleidingen of aanwijzingen die bij de toestellen zijn
gevoegd. 5) Door de conformiteitsverklaring voor
toebehoren op te stellen, neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid voor de
conformiteit van het toebehoren met de eisen van deze verordening op zich. Artikel 17 [artikel R11 van Besluit nr.
768/2008/EG] Algemene
beginselen van de CE-markering De CE-markering is onderworpen aan de algemene
beginselen die zijn vastgesteld in artikel 30 van Verordening (EG) nr.
765/2008. Artikel 18 [artikel R12 van Besluit
nr. 768/2008/EG] Voorschriften
en voorwaarden voor het aanbrengen van de CE-markering en andere opschriften 1) De CE-markering en de opschriften
als bedoeld in bijlage IV, worden zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op het toestel
of op het gegevensplaatje aangebracht. 2) De opschriften als bedoeld in
bijlage IV, punt 2, worden zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op het toebehoren
of op het gegevensplaatje aangebracht, voor zover relevant. 3) De CE-markering en/of de opschriften
als bedoeld in bijlage IV, worden aangebracht voordat het toestel of toebehoren
in de handel wordt gebracht. 4) De CE-markering wordt gevolgd door
het identificatienummer van de bij de productiecontrolefase van het toestel
betrokken aangemelde instantie. 5) Het identificatienummer van de
aangemelde instantie die in de productiecontrolefase betrokken is wordt op het toebehoren
aangebracht. 6) De CE-markering en/of het in de
leden 4 en 5 bedoelde identificatienummer kunnen worden gevolgd door een ander
teken dat een bijzonder risico of gebruik aanduidt. HOOFDSTUK IV AANMELDING
VAN CONFORMITEITSBEOORDELINGSINSTANTIES Artikel 19 [artikel R13 van Besluit nr.
768/2008/EG] Aanmelding De instanties die bevoegd zijn om
overeenkomstig artikel 14 conformiteitsbeoordelingstaken van derden te
verrichten, worden door de lidstaten bij de Commissie en de andere lidstaten
aangemeld. Artikel 20 [artikel R14 van Besluit
nr. 768/2008/EG] Aanmeldende
autoriteiten 1) De lidstaten wijzen een aanmeldende
autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de instelling en uitvoering van de
nodige procedures voor de beoordeling en aanmelding van
conformiteitsbeoordelingsinstanties en het toezicht op de aangemelde
instanties, met inbegrip van de naleving van artikel 24. 2) De lidstaten kunnen de beoordeling
en het toezicht als bedoeld in lid 1 overeenkomstig Verordening (EG) nr.
765/2008 laten uitvoeren door een nationale accreditatie-instantie, zoals
gedefinieerd in die verordening. 3) Wanneer de aanmeldende autoriteit de
beoordeling, de aanmelding of het toezicht als bedoeld in lid 1 delegeert of op
andere wijze toevertrouwt aan een instantie die geen overheidsinstantie is, is
deze instantie een rechtspersoon en voldoet zij mutatis mutandis aan de eisen
die zijn vastgesteld in artikel 21, leden 1 tot en met 6. Bovendien treft deze
instantie maatregelen om de aansprakelijkheid voor haar activiteiten te dekken. 4) De aanmeldende autoriteit is
volledig aansprakelijk voor de taken die de in lid 3 vermelde instantie
verricht. Artikel 21 [artikel R15 van Besluit
nr. 768/2008/EG] Eisen
voor aanmeldende autoriteiten 1) Een aanmeldende autoriteit is
zodanig opgericht dat zich geen belangenconflicten met
conformiteitsbeoordelingsinstanties voordoen. 2) Een aanmeldende autoriteit is
zodanig georganiseerd en functioneert zodanig dat de objectiviteit en
onpartijdigheid van haar activiteiten gewaarborgd zijn. 3) Een aanmeldende autoriteit is
zodanig georganiseerd dat elk besluit in verband met de aanmelding van een
conformiteitsbeoordelingsinstantie wordt genomen door bekwame personen die niet
de beoordeling hebben verricht. 4) Een aanmeldende autoriteit verricht
geen activiteiten die worden uitgevoerd door
conformiteitsbeoordelingsinstanties en verleent geen adviesdiensten op
commerciële basis of in concurrentie. 5) Een aanmeldende autoriteit waarborgt
dat de verkregen informatie vertrouwelijk wordt behandeld. 6) Een aanmeldende autoriteit beschikt
over een voldoende aantal bekwame personeelsleden om haar taken naar behoren
uit te voeren. Artikel 22 [artikel R16 van Besluit
nr. 768/2008/EG] Informatieverplichting
van aanmeldende autoriteiten De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte
van hun procedures voor de beoordeling en aanmelding van
conformiteitsbeoordelingsinstanties en voor het toezicht op aangemelde
instanties, en van alle wijzigingen daarin. De Commissie
maakt deze informatie openbaar. Artikel 23 [artikel R17 van Besluit
nr. 768/2008/EG] Eisen
in verband met aangemelde instanties 1) Om te kunnen worden aangemeld voldoen
conformiteitsbeoordelingsinstanties aan de eisen in de leden 2 tot en met 11. 2) Een
conformiteitsbeoordelingsinstantie is naar nationaal recht van een lidstaat
opgericht en heeft rechtspersoonlijkheid. 3) Een
conformiteitsbeoordelingsinstantie is een derde partij die onafhankelijk is van
de door haar beoordeelde organisaties of toestellen of toebehoren. Een instantie die lid is van een organisatie van
ondernemers en/of van een vakorganisatie die ondernemingen vertegenwoordigt die
betrokken zijn bij het ontwerp, de vervaardiging, de levering, de montage, het
gebruik of het onderhoud van door hen beoordeelde toestellen of toebehoren, kan
als een dergelijke instantie worden beschouwd op voorwaarde dat haar
onafhankelijkheid en de afwezigheid van belangenconflicten worden aangetoond. 4) Een
conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het
personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet de
ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of
onderhouder van de door hen beoordeelde toestellen of toebehoren, noch de
vertegenwoordiger van een van deze partijen. Dit belet echter het gebruik niet
van beoordeelde toestellen of toebehoren die nodig zijn voor de activiteiten
van de conformiteitsbeoordelingsinstantie of het gebruik van de toestellen of toebehoren
voor persoonlijke doeleinden. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar
hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken
verricht, zijn niet rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken
partijen betrokken bij het ontwerpen, vervaardigen of bouwen, verhandelen,
installeren, gebruiken of onderhouden van deze toestellen of toebehoren. Zij
oefenen geen activiteiten uit die hun onafhankelijk oordeel of hun integriteit
met betrekking tot conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor zij zijn
aangemeld, in het gedrang kunnen brengen. Dit geldt met name voor
adviesdiensten. Conformiteitsbeoordelingsinstanties zorgen ervoor
dat de activiteiten van hun ondergeschikte instanties of onderaannemers geen
afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit of onpartijdigheid van hun
conformiteitsbeoordelingsactiviteiten. 5) Conformiteitsbeoordelingsinstanties
en hun personeel voeren de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit met de
grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid
op het specifieke gebied en zij zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met
name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun
conformiteitsbeoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, inzonderheid van
personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze
activiteiten. 6) Een
conformiteitsbeoordelingsinstantie is in staat alle
conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten die in bijlage II aan haar zijn
toegewezen en waarvoor zij is aangemeld, ongeacht of deze taken door de
conformiteitsbeoordelingsinstantie zelf of namens haar en onder haar
verantwoordelijkheid worden verricht. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie beschikt te
allen tijde, voor elke conformiteitsbeoordelingsprocedure en voor elke soort of
elke categorie toestellen of toebehoren waarvoor zij is aangemeld over: a) het benodigde personeel met technische
kennis en voldoende passende ervaring om de conformiteitsbeoordelingstaken te
verrichten; b) beschrijvingen van de procedures voor de
uitvoering van de conformiteitsbeoordeling, waarbij de transparantie en de
mogelijkheid tot reproductie van deze procedures worden gewaarborgd. Zij
beschikt over een gepast beleid en geschikte procedures om een onderscheid te
maken tussen taken die zij als aangemelde instantie verricht en andere
activiteiten; c) procedures voor de uitoefening van haar
activiteiten die naar behoren rekening houden met de omvang van een
onderneming, de sector waarin zij actief is, de structuur ervan, de relatieve
complexiteit van de technologie van het toestel of toebehoren in kwestie en het
massa- of seriële karakter van het productieproces. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie beschikt
over de middelen die nodig zijn om de technische en administratieve taken in
verband met de conformiteitsbeoordelingstaken op passende wijze uit te voeren
en heeft toegang tot alle vereiste apparatuur en faciliteiten. 7) Het voor de uitvoering van de
conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verantwoordelijke personeel beschikt
over: a) een gedegen technische en
beroepsopleiding die alle relevante conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat
waarvoor de conformiteitsbeoordelingsinstantie is aangemeld; b) een bevredigende kennis van de eisen inzake
de beoordelingen die het verricht en voldoende bevoegdheden om deze
beoordelingen uit te voeren; c) voldoende kennis over en inzicht in de
essentiële eisen in bijlage I, de toepasselijke geharmoniseerde normen en
de relevante bepalingen van de harmonisatiewetgeving van de Unie en van de
nationale wetgeving; d) de bekwaamheid om certificaten, dossiers
en rapporten op te stellen die aantonen dat de beoordelingen zijn verricht. 8) De onpartijdigheid van de
conformiteitsbeoordelingsinstanties, hun hoogste leidinggevenden en het
personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, wordt gewaarborgd. De beloning van de hoogste leidinggevenden en het
personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken van een
conformiteitsbeoordelingsinstantie verricht, hangt niet af van het aantal
uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten daarvan. 9) Conformiteitsbeoordelingsinstanties
sluiten een aansprakelijkheidsverzekering af, tenzij de wettelijke
aansprakelijkheid op basis van het nationale recht door de staat wordt gedekt
of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de
conformiteitsbeoordeling. 10) Het personeel van een
conformiteitsbeoordelingsinstantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten
aanzien van alle informatie waarvan het kennisneemt bij de uitoefening van haar
taken uit hoofde van bijlage III of bepalingen van nationaal recht die
daaraan uitvoering geven, behalve ten opzichte van de bevoegde autoriteiten van
de lidstaat waarin de werkzaamheden plaatsvinden. De eigendomsrechten worden
beschermd. 11) Conformiteitsbeoordelingsinstanties
nemen deel aan, of zorgen ervoor dat het personeel dat de
conformiteitsbeoordelingstaken verricht, op de hoogte is van de desbetreffende
normalisatieactiviteiten en de activiteiten van de coördinatiegroep van
aangemelde instanties die is opgericht uit hoofde van de desbetreffende
harmonisatiewetgeving van de Unie, en hanteren de door die groep genomen
administratieve beslissingen en geproduceerde documenten als algemene
richtsnoeren. Artikel 24 [artikel R18 van Besluit
nr. 768/2008/EG] Vermoeden
van conformiteit van aangemelde instanties Wanneer een conformiteitsbeoordelingsinstantie
aantoont dat zij voldoet aan de criteria in de ter zake doende geharmoniseerde
normen of delen ervan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad
van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt zij geacht aan de eisen van
artikel 23 te voldoen, op voorwaarde dat de van toepassing zijnde
geharmoniseerde normen deze eisen dekken. Artikel 25 [artikel R20 van Besluit
nr. 768/2008/EG] Ondergeschikte
instanties en uitbesteding door aangemelde instanties 1) Wanneer de aangemelde instantie
specifieke taken in verband met de conformiteitsbeoordeling uitbesteedt of door
een ondergeschikte instantie laat uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer
of ondergeschikte instantie aan de eisen van artikel 23 voldoet, en brengt zij
de aanmeldende autoriteit hiervan op de hoogte. 2) Aangemelde instanties nemen de
volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die worden verricht door
onderaannemers of ondergeschikte instanties, ongeacht waar deze gevestigd zijn. 3) Activiteiten mogen uitsluitend met
instemming van de klant worden uitbesteed of door een ondergeschikte instantie
worden uitgevoerd. 4) Aangemelde instanties houden alle
relevante documenten over de beoordeling van de kwalificaties van de
onderaannemer of de ondergeschikte instantie en over de door de onderaannemer
of ondergeschikte instantie uit hoofde van bijlage III uitgevoerde
werkzaamheden ter beschikking van de aanmeldende autoriteit. Artikel 26 [artikel R22 van Besluit
nr. 768/2008/EG] Verzoek
om aanmelding 1) Een
conformiteitsbeoordelingsinstantie dient een verzoek om aanmelding in bij de
aanmeldende autoriteit van de lidstaat waar zij gevestigd is. 2) Het verzoek om aanmelding gaat
vergezeld van een beschrijving van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de
conformiteitsbeoordelingsmodule(s) en het toestel/toebehoren of de toestellen/toebehoren
waarvoor de instantie verklaart bekwaam te zijn en, indien dit bestaat, van een
accreditatiecertificaat dat is afgegeven door een nationale
accreditatie-instantie, waarin wordt verklaard dat de
conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan de eisen in artikel 23. 3) Wanneer de betrokken
conformiteitsbeoordelingsinstantie geen accreditatiecertificaat kan overleggen,
verschaft zij de aanmeldende autoriteit alle bewijsstukken die nodig zijn om
haar conformiteit met de eisen van artikel 23 te verifiëren en te erkennen en
daar geregeld toezicht op te houden. Artikel 27 [artikel R23 van Besluit nr. 768/2008/EG] Aanmeldingsprocedure 1) Aanmeldende autoriteiten mogen
uitsluitend conformiteitsbeoordelingsinstanties aanmelden die aan de eisen in
artikel 23 hebben voldaan. 2) Zij verrichten de aanmelding bij de
Commissie en de andere lidstaten door middel van het door de Commissie
ontwikkelde en beheerde elektronische aanmeldingssysteem. 3) Bij de aanmelding worden de
conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitsbeoordelingsmodule(s),
het toestel/toebehoren of de toestellen/toebehoren en de bekwaamheidsattestatie
uitvoerig beschreven. 4) Wanneer een aanmelding niet
gebaseerd is op een accreditatiecertificaat als bedoeld in artikel 26, lid 2,
verschaft de aanmeldende autoriteit de Commissie en de andere lidstaten de
bewijsstukken waaruit de bekwaamheid van de conformiteitsbeoordelingsinstantie
blijkt, evenals de regeling die waarborgt dat de instantie regelmatig wordt
gecontroleerd en zal blijven voldoen aan de eisen van artikel 23. 5) De betrokken instantie mag de
activiteiten van een aangemelde instantie alleen verrichten als de Commissie en
de andere lidstaten binnen twee weken na een aanmelding indien een
accreditatiecertificaat wordt gebruikt en binnen twee maanden na een aanmelding
indien geen accreditatiecertificaat wordt gebruikt, geen bezwaren hebben
ingediend. Alleen een dergelijke instantie wordt voor de
toepassing van deze richtlijn als aangemelde instantie beschouwd. 6) De Commissie en de andere lidstaten
worden in kennis gesteld van alle relevante latere wijzigingen die van belang
zijn voor de aanmelding. Artikel 28 [artikel R24 van Besluit
nr. 768/2008/EG] Identificatienummers
en lijsten van aangemelde instanties 1) De Commissie kent aan aangemelde
instanties een identificatienummer toe. Zij kent per instantie slechts één nummer toe, ook
als de instantie uit hoofde van diverse handelingen van de Unie is aangemeld. 2) De Commissie maakt de lijst van uit
hoofde van deze verordening aangemelde instanties openbaar, onder vermelding
van de toegekende identificatienummers en de activiteiten waarvoor zij zijn
aangemeld. De Commissie zorgt ervoor dat deze lijst wordt
bijgewerkt. Artikel 29 [artikel R25 van Besluit
nr. 768/2008/EG] Wijzigingen
van de aanmelding 1) Wanneer een aanmeldende autoriteit
heeft geconstateerd of vernomen dat een aangemelde instantie niet meer aan de
eisen in artikel 23 voldoet of zijn verplichtingen niet nakomt, wordt de
aanmelding in voorkomend geval door de aanmeldende autoriteit beperkt,
geschorst of ingetrokken, afhankelijk van de ernst van het niet-voldoen aan die
eisen of het niet-nakomen van die verplichtingen. Zij brengt de Commissie en de
andere lidstaten daarvan onmiddellijk op de hoogte. 2) Wanneer de aanmelding wordt beperkt,
geschorst of ingetrokken, of de aangemelde instantie haar activiteiten heeft
gestaakt, doet de aanmeldende lidstaat het nodige om ervoor te zorgen dat de
dossiers van die instantie hetzij door een andere aangemelde instantie worden
behandeld, hetzij aan de verantwoordelijke aanmeldende autoriteiten en
markttoezichtautoriteiten op hun verzoek ter beschikking kunnen worden gesteld. Artikel 30 [artikel R26 van Besluit
nr. 768/2008/EG] Betwisting
van de bekwaamheid van aangemelde instanties 1) De Commissie onderzoekt alle
gevallen waarin zij twijfelt of in kennis wordt gesteld van twijfels over de
bekwaamheid van een aangemelde instantie of over de vraag of een aangemelde
instantie nog aan de eisen voldoet en haar verantwoordelijkheden nakomt. 2) De aanmeldende lidstaat verstrekt de
Commissie op verzoek alle informatie over de grondslag van de aanmelding of het
op peil houden van de bekwaamheid van de betrokken aangemelde instantie. 3) Alle gevoelige informatie die de
Commissie in het kader van haar onderzoek ontvangt, wordt door haar
vertrouwelijk behandeld. 4) Indien de Commissie vaststelt dat
een aangemelde instantie niet of niet meer aan de aanmeldingseisen voldoet,
stelt zij een uitvoeringshandeling vast die de aanmeldende lidstaat verzoekt de
nodige corrigerende maatregelen te nemen, en zo nodig de aanmelding in te
trekken. De in de eerste alinea bedoelde
uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 36, lid 2,
bedoelde raadplegingsprocedure. Artikel 31 [artikel R27 van Besluit
nr. 768/2008/EG] Operationele
verplichtingen van aangemelde instanties 1) Aangemelde instanties voeren
conformiteitsbeoordelingen uit volgens de conformiteitsbeoordelingsprocedures
in bijlage III. 2) De conformiteitsbeoordelingen worden
op evenredige wijze uitgevoerd, waarbij onnodige belasting van de
marktdeelnemers wordt voorkomen. De conformiteitsbeoordelingsinstantie houdt bij de
uitoefening van haar activiteiten naar behoren rekening met de omvang van een
onderneming, de sector waarin zij actief is, haar structuur, de relatieve
technologische complexiteit van het toestel of toebehoren en het massa- of
seriële karakter van het productieproces. Hierbij eerbiedigt zij echter de striktheid en het
beschermingsniveau die nodig zijn opdat het toestel of toebehoren voldoet aan
de bepalingen van deze verordening. 3) Wanneer een aangemelde instantie vaststelt
dat een fabrikant niet heeft voldaan aan de essentiële eisen in bijlage I
of aan de overeenkomstige geharmoniseerde normen of andere technische
specificaties, verlangt zij van die fabrikant dat hij passende corrigerende
maatregelen neemt en verleent zij geen conformiteitscertificaat. 4) Wanneer een aangemelde instantie bij
het toezicht op de conformiteit na verlening van een certificaat vaststelt dat
een toestel of toebehoren niet meer conform is, verlangt zij van de fabrikant
dat hij passende corrigerende maatregelen neemt; zo nodig schort zij het
certificaat op of trekt dit in. 5) Wanneer geen corrigerende
maatregelen worden genomen of de genomen maatregelen niet het vereiste effect
hebben, worden de certificaten door de aangemelde instantie naargelang het
geval beperkt, geschorst of ingetrokken. Artikel 32 Beroep
tegen besluiten van aangemelde instanties De lidstaten voorzien in een beroepsprocedure
tegen besluiten van de aangemelde instanties. Artikel 33 [artikel R28 van Besluit
nr. 768/2008/EG] Informatieverplichting
van aangemelde instanties 1) Aangemelde instanties brengen de
aanmeldende autoriteit op de hoogte van: a) elke weigering, beperking, schorsing of
intrekking van certificaten; b) omstandigheden die van invloed zijn op de
werkingssfeer van of de voorwaarden voor aanmelding; c) informatieverzoeken over
conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die zij van markttoezichtautoriteiten
ontvangen; d) op verzoek, de binnen de werkingssfeer
van hun aanmelding verrichte conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en andere
activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding. 2) Aangemelde instanties verstrekken de
andere uit hoofde van deze richtlijn aangemelde instanties die soortgelijke
conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor dezelfde toestellen of toebehoren
verrichten, relevante informatie over negatieve
conformiteitsbeoordelingsresultaten, en op verzoek ook over positieve
conformiteitsbeoordelingsresultaten. Artikel 34 [artikel R29 van Besluit
nr. 768/2008/EG] Uitwisseling
van ervaringen De Commissie voorziet in de organisatie van de
uitwisseling van ervaringen tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten
die verantwoordelijk zijn voor het aanmeldingsbeleid. Artikel 35 [artikel R30 van Besluit
nr. 768/2008/EG] Coördinatie
van aangemelde instanties De Commissie zorgt voor passende coördinatie
en samenwerking tussen uit hoofde van deze verordening aangemelde instanties in
de vorm van een sectorale groep of groepen van aangemelde instanties. De lidstaten zorgen ervoor dat de door hen
aangemelde instanties rechtstreeks of via aangestelde vertegenwoordigers aan de
werkzaamheden van die groep(en) deelnemen. HOOFDSTUK V COMITÉPROCEDURE Artikel 36 Comitéprocedure 1) De Commissie wordt bijgestaan door
het Comité inzake gastoestellen. Dit comité is een comité in de zin van
Verordening (EU) nr. 182/2011. 2) Wanneer naar dit lid wordt verwezen,
is artikel 4 van Verordening (EU) nr.182/2011 van toepassing. Artikel 37 Wijziging
van de bijlagen De Commissie krijgt de bevoegdheid om
gedelegeerde handelingen aan te nemen in overeenstemming met artikel 38 inzake
wijzigingen in de inhoud en vorm van de mededelingen van de lidstaten inzake de
gasleveringsomstandigheden op hun grondgebied, beschreven in bijlage II, zodat
rekening kan worden gehouden met de technische ontwikkelingen op het gebied van
de gasleveringsomstandigheden. Artikel 38 Uitoefening
van de bevoegdheidsdelegatie 1) De bevoegdheid om gedelegeerde
handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit
artikel neergelegde voorwaarden. 2) De in artikel 37 bedoelde
bevoegdheidsdelegatie wordt voor onbepaalde tijd toegekend. 3) Het Europees Parlement of de Raad
kan de in artikel 37 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde
intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat
besluit gespecificeerde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van
de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op
een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van
kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4) Zodra de Commissie een gedelegeerde
handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het
Europees Parlement en de Raad. 5) Een overeenkomstig artikel 37
vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het
Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de
kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen
geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad
voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben
medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op
initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd. HOOFDSTUK VI OVERGANGS-
EN SLOTBEPALINGEN Artikel 39 Sancties De lidstaten stellen regels vast inzake de
sancties die van toepassing zijn bij inbreuken op deze verordening door de
marktdeelnemers en nemen alle maatregelen die noodzakelijk zijn om ervoor te
zorgen dat ze worden nageleefd. Deze regels kunnen strafrechtelijke sancties
voor ernstige overtredingen omvatten. De sancties waarin wordt voorzien, zijn
doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten delen die bepalingen uiterlijk op
[drie maanden vóór de datum van toepassing van deze verordening] aan de
Commissie mee en stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere
wijzigingen. Artikel 40 Overgangsbepalingen 1) De lidstaten belemmeren niet dat
toestellen die onder Richtlijn 2009/142/EG vallen en in overeenstemming
met die richtlijn zijn, op de markt worden aangeboden of in bedrijf worden
gesteld, wanneer die producten vóór [de in artikel 42, lid 2, bedoelde
datum] in de handel zijn gebracht. 2) De lidstaten belemmeren niet dat toebehoren
die onder Richtlijn 2009/142/EG vallen en in overeenstemming met die
richtlijn zijn, op de markt worden aangeboden of in bedrijf worden gesteld,
wanneer die vóór [de in artikel 42, lid 2, bedoelde datum] in de handel
zijn gebracht. Artikel 41 Intrekking Beschikking 2009/142/EG wordt met ingang van [de
in artikel 42, lid 2, bedoelde datum] ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn
worden beschouwd als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen
volgens de in bijlage VII opgenomen concordantietabel. Artikel 42 Inwerkingtreding
en toepassingsdatum 1) Deze verordening treedt in werking
op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie. 2) Zij is van toepassing met ingang van
[twee jaar na de inwerkingtreding]. 3) In afwijking van lid 2 treden de
artikelen 19 tot en met 35 in werking met ingang van [zes maanden na de
inwerkingtreding]. Deze
verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks
toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter [1] PB L 330 van 16.12.2009, blz. 10. [2] PB L 196 van 26.7.1990, blz. 15. [3] PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10. [4] PB L 167 van 22.6.1992, blz. 17. [5] PB L 239 van 6.9.2013, blz. 136. [6] PB L 239 van 6.9.2013, blz. 162. [7] PB L 278 van 12.10.2012, blz. 1. [8] PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16. [9] PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13. [10] PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1. [11] Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement
en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging
van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen
94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG,
2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot
intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG
van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012). [12] Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement
en de Raad betreffende het markttoezicht op producten en tot wijziging van de
Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad, de
Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 1999/5/EG, 2000/9/EG,
2000/14/EG, 2001/95/EG, 2004/108/EG, 2006/42/EG, 2006/95/EG, 2007/23/EG, 2008/57/EG,
2009/48/EG, 2009/105/EG, 2009/142/EG, 2011/65/EU van het Europees Parlement en
de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 305/2011, (EG) nr. 764/2008 en
(EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (COM(2013) 75 final). [13] PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4. [14] PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30. [15] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de
Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's,
COM(2011) 206 definitief. [16] Ex-post evaluation of Directive 2009/142/EC on
appliances burning gaseous fuels (GAD), Final Report, Risk & Policy
Analysts Limited, maart 2011,
http://ec.europa.eu/enterprise/dg/files/evaluation/03_2011_finalreport_gas_en.pdf. [17] Nieuw wetgevingskader (NWK) – stroomlijningspakket
(uitvoering goederenpakket), werkdocument van de diensten van de Commissie – Impact
Assessment accompanying document to the 10 Proposals to Align Product
Harmonisation Directives to Decision No 768/2008/EC, SEC(2011) 1376
definitief. [18] http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2004:296:0002:0007:NL:PDF [19] Gas kan bijvoorbeeld uit biomassa worden geproduceerd,
waarbij onder "biomassa" het volgende wordt verstaan: de biologisch
afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische
oorsprong uit de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen),
de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de visserij en de
aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en
huishoudelijk afval. [20] Mandaat M400 - Fase I: standaardisatie op het gebied van
gaskwaliteit, eindverslag, CEN/BT/WG 197 (2012) beoordeling van het effect van
H-varianten gaskwaliteit op het gedrag van volgens GAD geproduceerde
toestellen. Mandaat M475:
aan CEN verstrekt mandaat voor normen voor biomethaan, voor gebruik in
transport en invoeding op aardgaspijplijnen. [21] PB C […] van […], blz. […]. [22] Richtlijn 2009/142/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 30 november 2009 betreffende gastoestellen (PB L 330 van 16.12.2009,
blz. 10). [23] PB C 136 van 4.6.1985, blz. 1. [24] Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees
Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese
normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de
Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG,
2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en
de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit
nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van
14.11.2012, blz. 12). [25] Besluit 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen
van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (PB L 218
van 13.8.2008, blz. 82). [26] Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement
en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en
markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van
Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30). [27] PB L […] van […], blz. […]. [28] Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het
vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende
producten (PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10). [29] Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare
bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en
Richtlijn 2003/30/EG (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16). [30] Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L 153 van
18.6.2010, blz. 13). [31] Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van de
Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen
2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1). [32] Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt
voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van
14.8.2009, blz. 94). [33] Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees
Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese
normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de
Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG,
2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en
de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit
nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van
14.11.2012, blz. 12). [34] Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees
Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene
voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de
lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13). BIJLAGE I ESSENTIËLE
EISEN OPMERKINGEN VOORAF 1. De in deze verordening vervatte
essentiële eisen zijn dwingend. 2. De essentiële eisen moeten zodanig worden
geïnterpreteerd en toegepast dat rekening wordt gehouden met de stand van de
techniek en de praktijk op het tijdstip van ontwerp en vervaardiging alsmede
met de technische en economische factoren die verenigbaar zijn met een hoog
niveau van energie-efficiëntie, gezondheidsbescherming en veiligheid. 1. ALGEMENE
EISEN 1.1. Een toestel moet zodanig zijn ontworpen
en geconstrueerd dat de werking veilig is en het bij normaal gebruik op het
gewenste prestatieniveau geen gevaar oplevert voor personen, huisdieren of
eigendommen. Toebehoren moeten zodanig zijn ontworpen en
geconstrueerd dat zij op de juiste wijze overeenkomstig het gebruiksdoel werken
wanneer zij zijn ingebouwd in een toestel of tot een dergelijk toestel zijn
geassembleerd. 1.2. De fabrikant heeft de plicht een
risicoanalyse te maken om na te gaan welke risico's bij zijn toestellen of
toebehoren bestaan. Bij het ontwerp en de bouw ervan moet hij vervolgens
rekening houden met zijn analyse. 1.3. Bij het kiezen van de meest passende
oplossingen houdt de fabrikant van een toestel of toebehoren zich
achtereenvolgens aan de onderstaande beginselen: a) risico's zoveel mogelijk uitgesloten of
beperken (intrinsiek veilig ontwerp en intrinsiek veilige constructie); b) de noodzakelijke beschermingsmaatregelen
treffen voor risico's die niet kunnen worden uitgesloten; c) de gebruikers informeren over de risico's
die nog aanwezig zijn als gevolg van eventuele lacunes in de getroffen
beschermingsmaatregelen, aangeven of er bijzondere voorzorgsmaatregelen zijn
vereist. 1.4. De fabrikant houdt bij ontwerp en bouw
van het toestel en bij het opstellen van de aanwijzingen niet alleen rekening
met het bedoelde gebruik maar ook met het redelijkerwijs te verwachten gebruik. 1.5. Wanneer het toestel in de handel wordt
gebracht, moeten: a) technische aanwijzingen voor de
installateur worden meegeleverd; b) gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen voor
de gebruiker worden meegeleverd; c) de nodige waarschuwingen op het toestel,
alsmede op de verpakking worden vermeld. De aanwijzingen en waarschuwingen moeten
gesteld zijn in een door de betrokken lidstaat bepaalde taal die de consumenten
en andere eindgebruikers kunnen begrijpen. 1.6.1. In de
technische aanwijzingen voor de installateur moeten alle instructies voor
installatie, afstelling en onderhoud worden vermeld, zodat deze taken op de
juiste wijze kunnen worden uitgevoerd en het toestel veilig kan worden
gebruikt. De aanwijzingen
voor installatie bevatten informatie over de technische specificaties van de
verbinding tussen het toestel en de installatie-omgeving, zodat het correct kan
worden aangesloten op het gasnetwerk, de toevoer voor hulpenergie, de
verbrandingsluchttoevoer en het rookgasevacuatiesysteem. 1.6.2. In de gebruiks- en
onderhoudsaanwijzingen voor de gebruiker moeten alle nodige inlichtingen voor
een veilig gebruik worden gegeven en moet de aandacht van de gebruiker met name
worden gevestigd op eventuele gebruiksbeperkingen. De fabrikant van het toestel moet in de
aanwijzingen bij het toestel alle nodige informatie opnemen voor afstelling,
bediening en onderhoud van het toebehoren als deel van het bedrijfsklare toestel,
waar van toepassing. 1.6.3. Bij de waarschuwingen op het toestel en
op de verpakking moeten de gebruikte gassoort, de gasdruk, de toestelcategorie
en de eventuele gebruiksbeperkingen duidelijk worden vermeld, met name de
beperking dat het toestel alleen in voldoende verluchte ruimten mag worden
geïnstalleerd, ter minimalisatie van de risico's. 1.7. De aanwijzingen voor installatie,
afstelling, bediening en onderhoud worden met het toebehoren meegeleverd als
deel van het conformiteitscertificaat voor toebehoren. 2. MATERIALEN 2.1. De materialen voor toestellen en toebehoren
moeten geschikt zijn voor het voorziene gebruik en bestand zijn tegen de
mechanische, chemische en thermische omstandigheden waaraan zij naar
verwachting zullen worden blootgesteld. 2.2. De fabrikant of de leverancier van het
materiaal moet garant staan voor materiaaleigenschappen die van belang zijn
voor de veiligheid. 3. ONTWERP
EN CONSTRUCTIE De verplichtingen voor toestellen die
voortvloeien uit de in dit onderdeel vermelde essentiële eisen zijn voor zover
relevant ook van toepassing op toebehoren. 3.1. Algemeen 3.1.1. Een toestel moet zodanig zijn ontworpen
en geconstrueerd dat zich bij normaal gebruik geen onstabiliteit, vervorming,
breuk of slijtage voordoet die de veiligheid in gevaar kan brengen. 3.1.2. Condensvorming bij het opwarmen en/of
tijdens bedrijf mag niet van invloed zijn op de veiligheid van het toestel. 3.1.3. Een toestel moet zodanig zijn ontworpen
en geconstrueerd dat bij aanwezigheid van vuur buiten het toestel het
ontploffingsgevaar minimaal is. 3.1.4. Een toestel moet zodanig zijn ontworpen
en geconstrueerd dat ongewenst binnendringen van water en lucht in de
gasleiding onmogelijk is. 3.1.5. Bij een normale variatie van de
hulpenergie moet het toestel veilig blijven functioneren. 3.1.6. Abnormale variatie of het uitvallen van
de hulpenergie of terugkomst ervan mogen niet tot een onveilige situatie
leiden. 3.1.7. Een toestel moet zodanig zijn ontworpen
en geconstrueerd dat ieder gasgerelateerd gevaar vanwege risico's van
elektrische aard wordt uitgesloten. Voor zover relevant moet er rekening worden
gehouden met de resultaten van de conformiteitsbeoordeling met betrekking tot
de veiligheidsvoorschriften van Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement
en de Raad[1]
betreffende radioapparatuur, of de veiligheidsdoelstellingen van Richtlijn
2006/95/EG van het Europees Parlement en de Raad[2]
inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde
spanningsgrenzen. 3.1.8. Een toestel moet zodanig zijn ontworpen
en geconstrueerd dat gasgerelateerde gevaren vanwege risico's van
elektromagnetische aard uitgesloten worden. Voor zover relevant moet er
rekening worden gehouden met de resultaten van de conformiteitsbeoordeling met
betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteitseisen van Richtlijn
1999/5/EG of Richtlijn 2004/108/EG[3]
van het Europees Parlement en de Raad inzake elektromagnetische
compatibiliteit. 3.1.9. Onder druk staande delen van een
toestel moeten bestand zijn tegen de mechanische en thermische belasting
waaraan ze blootstaan zonder dat er vervormingen optreden die de veiligheid in
gevaar brengen. 3.1.10 Een toestel moet zodanig zijn ontworpen
en geconstrueerd dat een defect aan een beveiligings-, controle- of
afstellingsinrichting niet tot een onveilige situatie leidt. 3.1.11. Indien een toestel is uitgerust met
beveiligings- en afstellingsinrichtingen, mag de werking van de
beveiligingsinrichtingen niet worden beïnvloed door die van de
afstellingsinrichtingen. 3.1.12. Alle toebehoren van een toestel die
bij de fabricage zijn aangebracht of afgesteld en die door de gebruiker en de
installateur ongemoeid moeten worden gelaten, moeten afdoende worden beschermd. 3.1.13. De bedienings- en afstellingshendels
of -elementen dienen duidelijk te zijn aangegeven en te zijn voorzien van
passende aanwijzingen om een foutieve bediening te voorkomen. Zij dienen
zodanig te zijn ontworpen dat bij toeval hanteren uitgesloten is. 3.2. Het vrijkomen van onverbrand gas 3.2.1. Een toestel moet zodanig zijn ontworpen
en geconstrueerd dat het gaslek uit een toestel geen gevaar kan opleveren. 3.2.2. Een toestel moet zodanig zijn ontworpen
en geconstrueerd dat de hoeveelheid gas die in enig werkingsstadium vrijkomt,
voldoende beperkt is om een gevaarlijke opeenhoping van onverbrand gas in het
toestel te voorkomen. 3.2.3. Toestellen die bestemd zijn om te
worden gebruikt in gesloten ruimten, moeten zodanig zijn ontworpen en
geconstrueerd dat er onder geen enkele omstandigheid niet-verbrand gas kan
vrijkomen dat een gevaarlijke opeenhoping van niet-verbrand gas in die ruimten
zou kunnen veroorzaken. 3.2.4. Toestellen die ontworpen en
geconstrueerd zijn om gas met toxische bestanddelen te verbranden mogen geen
gevaar vormen voor de gezondheid van personen of huisdieren die aan het toestel
worden blootgesteld. 3.3. Ontsteking Een
toestel moet zodanig zijn ontworpen en geconstrueerd dat bij normaal gebruik
ontsteking en herontsteking soepel verloopt en dat overlopen gewaarborgd is. 3.4. Verbranding 3.4.1. Een toestel moet zodanig zijn ontworpen
en geconstrueerd dat bij normaal gebruik een stabiel verbrandingsproces
gewaarborgd is, en dat de verbrandingsproducten geen onaanvaardbare
concentraties bevatten van stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid. 3.4.2. Een toestel moet zodanig zijn ontworpen
en geconstrueerd dat er bij normaal gebruik geen onvoorziene
verbrandingsproducten vrijkomen. 3.4.3. Een toestel dat is aangesloten op een
afvoerleiding voor verbrandingsproducten moet zodanig zijn ontworpen en
geconstrueerd dat er in geval van abnormale trek in het desbetreffende vertrek
of ruimte geen verbrandingsproducten in gevaarlijke hoeveelheden vrijkomen. 3.4.4. Een toestel moet zodanig zijn ontworpen
en geconstrueerd dat er bij normaal gebruik geen voor de gezondheid schadelijke
concentratie stoffen ontstaat, die waarschijnlijk de gezondheid van
blootgestelde personen en huisdieren zou bedreigen. 3.5. Rationeel energiegebruik Een toestel moet zodanig zijn ontworpen en
geconstrueerd dat een rationeel energiegebruik gewaarborgd is, overeenkomstig
de stand van de kennis en de techniek en met inachtneming van
veiligheidsaspecten. 3.6. Temperatuur 3.6.1. Delen van een toestel die bedoeld zijn
om te worden geïnstalleerd of geplaatst dicht bij oppervlakken, mogen geen
gevaarlijke temperaturen bereiken. 3.6.2. De oppervlaktetemperatuur van door de
gebruiker te hanteren toebehoren mag geen voor de gebruiker gevaarlijke waarden
bereiken. 3.6.3. Het oppervlak van uitwendige delen van
een toestel mag, met uitzondering van de oppervlakken of delen die een rol
spelen bij het doorgeven van de warmte, tijdens het gebruik geen temperaturen
bereiken die gevaar opleveren voor eraan blootgestelde personen, in het
bijzonder voor kinderen en ouderen, voor wie met een aangepaste reactietijd
rekening moet worden gehouden. 3.7. Contact met voor menselijk gebruik
bestemd voedsel en water Met inachtneming van Verordening (EG) nr.
1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad[4]
inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te
komen en Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad[5] inzake bouwproducten,
mogen voor de constructie van een toestel gebruikte materialen en toebehoren
die in contact kunnen komen met voor menselijke consumptie bestemd voedsel of
water, zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 98/83EG van de Raad
betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water[6], de kwaliteit van het
voedsel of water niet aantasten. BIJLAGE II MEDEDELING DOOR DE LIDSTATEN VAN
GASLEVERINGSOMSTANDIGHEDEN 1) De in artikel 4 bedoelde mededeling
van de lidstaten aan de Commissie en de andere lidstaten heeft de volgende
inhoud: a) i) bovenste verbrandingswaarde
(GCV) in MJ/m3 minimum/maximum; ii) Wobbe-getal
in MJ/m3 minimum/maximum; b) gassamenstelling per volume in % van de
totale inhoud: –
C1- tot en met C5-gehalte in % (som) minimum maximum; –
N2 + CO2 -gehalte in % minimum maximum; –
CO-gehalte in % minimum maximum; –
onverzadigde koolwaterstoffen minimum maximum; –
waterstofgehalte in % minimum maximum; c) informatie over toxische bestanddelen van
het gas. Deze mededeling bevat eveneens een van de volgende
elementen: a) toevoerdruk bij de ingang van toestellen
in mbar: nominaal/minimum/maximum; b) i) toevoerdruk bij het afleverpunt in
mbar: nominaal/minimum/maximum; ii) toelaatbaar drukverlies in gasinstallaties van
eindgebruikers, in mbar: nominaal/minimum/maximum. 2) De referentiewaarden van de
Wobbe-index en de bruto caloriewaarde zijn de volgende: a) referentietemperatuur verbranding: 15 °C; b) referentietemperatuur volumemeting: 15
°C; c) referentiedruk volumemeting:
1 013,25 mbar. BIJLAGE III CONFORMITEITSBEOORDELINGSPROCEDURES VOOR
TOESTELLEN EN TOEBEHOREN 1. MODULE B:
EU-TYPEONDERZOEK – PRODUCTIETYPE 1.1. Het EU-typeonderzoek is het gedeelte van
een conformiteitsbeoordelingsprocedure waarin de aangemelde instantie het
technisch ontwerp van een toestel of toebehoren onderzoekt om te controleren of
het aan de eisen van deze verordening voldoet, en een verklaring hierover
verstrekt. 1.2. Het EU-typeonderzoek wordt verricht als
een beoordeling van de geschiktheid van het technisch ontwerp van het toestel
of toebehoren door middel van de bestudering van de technische documentatie en
het bewijsmateriaal bedoeld in punt 1.3, alsmede een onderzoek van een voor de
betrokken productie representatief monster van het volledige product
(combinatie van productietype en ontwerptype). 1.3. De fabrikant dient een aanvraag voor het
EU-typeonderzoek in bij een aangemelde instantie van zijn keuze. 1.3.1. De aanvraag omvat: a) naam en adres van de fabrikant en, indien
de aanvraag wordt ingediend door zijn gemachtigde, ook diens naam en adres; b) een schriftelijke verklaring dat er geen
gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend; c) de technische documentatie. Aan de hand
van de technische documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het toestel of toebehoren
aan de toepasselijke eisen van deze verordening voldoet; zij omvat een adequate
risicoanalyse en ‑beoordeling. In de technische documentatie worden de
toepasselijke eisen vermeld; zij heeft, voor zover relevant voor de
beoordeling, betrekking op het ontwerp, de fabricage en de werking van het
toestel of toebehoren. De technische documentatie bevat, indien van toepassing,
ten minste de volgende elementen: 1) een algemene beschrijving van het toestel
of toebehoren; 2) ontwerp- en fabricagetekeningen, alsmede
schema’s van componenten, toebehoren, circuits enz.; 3) beschrijvingen en toelichtingen die nodig
zijn voor het begrijpen van die tekeningen en schema’s en van de werking van
het toestel of toebehoren; 4) een lijst van de geheel of gedeeltelijk
toegepaste geharmoniseerde normen en/of andere relevante technische
specificaties waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese
Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde normen niet zijn
toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de essentiële
veiligheidseisen van deze verordening is voldaan. Bij gedeeltelijk toegepaste
geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke
delen zijn toegepast; 5) berekeningsverantwoordingen, uitgevoerde
controles enz.; 6) testrapporten; 7) de monsters die representatief zijn voor
de voorgenomen productie. De aangemelde instantie kan meer monsters verlangen
als dit voor het testprogramma nodig is; 8) het bewijsmateriaal voor de geschiktheid
van het technisch ontwerp. Hierin worden de gevolgde documenten vermeld, in het
bijzonder wanneer de desbetreffende geharmoniseerde normen en/of technische
specificaties niet volledig zijn toegepast. Zo nodig worden ook de resultaten
vermeld van tests die door een geschikt laboratorium van de fabrikant of namens
hem en onder zijn verantwoordelijkheid door een ander laboratorium zijn
verricht; 9) aanwijzingen voor installatie en gebruik
van het toestel; 10) het conformiteitscertificaat voor toebehoren
met aanwijzingen over hoe het toebehoren in een toestel moet worden ingebouwd
of worden geassembleerd tot een toestel. 1.3.2. In voorkomend geval bevat de
ontwerpdocumentatie ook de volgende gegevens: a) het EU-typeonderzoekscertificaat en
het conformiteitscertificaat voor toebehoren in verband met het in het toestel
ingebouwde toebehoren; b) de verklaringen en certificaten
betreffende de methoden voor de fabricatie en/of de inspectie en/of de controle
van het toestel of toebehoren; c) alle andere documenten die kunnen
bijdragen tot een betere evaluatie door de aangemelde instantie. 1.4. De aangemelde instantie verricht de
volgende handelingen: Voor het toestel of toebehoren: 1.4.1. onderzoekt zij de technische
documentatie en het bewijsmateriaal om te beoordelen of het technisch ontwerp
van het toestel of toebehoren geschikt is. Voor het monster/de monsters: 1.4.2 controleert zij of zij overeenkomstig de
technische documentatie zijn vervaardigd en stelt zij vast welke elementen
overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de relevante geharmoniseerde
normen en/of technische specificaties zijn ontworpen, alsook welke elementen
zijn ontworpen zonder toepassing van de relevante bepalingen van die normen; 1.4.3 verricht zij de nodige onderzoeken en
tests, of laat zij die verrichten om, ingeval de fabrikant heeft gekozen voor
de oplossingen uit de relevante geharmoniseerde normen en/of technische
specificaties, te controleren of deze op de juiste wijze zijn toegepast; 1.4.4 verricht zij de nodige onderzoeken en
tests, of laat zij die verrichten om, ingeval de oplossingen uit de relevante
geharmoniseerde normen en/of technische specificaties niet zijn toegepast, te
controleren of de door de fabrikant gekozen oplossingen aan de desbetreffende
essentiële eisen van deze richtlijn voldoen; 1.4.5. stelt zij in overleg met de fabrikant
de plaats vast waar de onderzoeken en tests zullen worden uitgevoerd. 1.5. De aangemelde instantie stelt een evaluatieverslag
op over de overeenkomstig punt 1.4 verrichte activiteiten en de resultaten
daarvan. Onverminderd haar verplichtingen jegens de aanmeldende autoriteiten
maakt de aangemelde instantie de inhoud van het verslag uitsluitend met
instemming van de fabrikant geheel of gedeeltelijk openbaar. 1.6. Indien het toestel of toebehoren voldoet
aan de eisen van deze verordening, verstrekt de aangemelde instantie de
fabrikant een certificaat van EU-typeonderzoek. Het certificaat bevat naam en
adres van de fabrikant, de conclusies van het onderzoek, de eventuele
voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat, de noodzakelijke gegevens
voor de identificatie van het goedgekeurde type en indien relevant een
beschrijving van de werking. Het certificaat kan vergezeld gaan van een of meer
bijlagen. Het certificaat en de bijlagen bevatten alle
informatie die nodig is om de conformiteit van de vervaardigde toestellen of toebehoren
met het onderzochte type te kunnen toetsen en controles tijdens het gebruik te
kunnen verrichten. Het certificaat wordt voor maximaal tien jaar
verleend, vanaf de datum van afgifte. Wanneer het type niet aan de
toepasselijke eisen van deze verordening voldoet, weigert de aangemelde
instantie een certificaat van EU-typeonderzoek te verstrekken en brengt zij de
aanvrager hiervan op de hoogte met vermelding van de precieze redenen voor de
weigering. 1.7. De aangemelde instantie houdt zich op de
hoogte van elke verandering in de algemeen erkende stand van de techniek;
indien het goedgekeurde type vanwege deze ontwikkeling mogelijk niet meer aan
de toepasselijke eisen van deze verordening voldoet, beoordeelt zij of nader
onderzoek nodig is. Als dit het geval is, stelt de aangemelde instantie de
fabrikant daarvan in kennis. De fabrikant brengt de aangemelde instantie
die de technische documentatie betreffende het certificaat van EU-typeonderzoek
bewaart op de hoogte van alle wijzigingen van het goedgekeurde type die van
invloed kunnen zijn op de conformiteit van het toestel of toebehoren met de essentiële
eisen van deze verordening of de voorwaarden voor de geldigheid van het
certificaat. Dergelijke wijzigingen vereisen een aanvullende goedkeuring in de
vorm van een aanvulling op het oorspronkelijke certificaat van
EU-typeonderzoek. 1.8. Iedere aangemelde instantie informeert de
aanmeldende autoriteiten en de andere aangemelde instanties met betrekking tot
de afgegeven certificaten van EU-typeonderzoek en/of aanvullingen daarop. Een aangemelde instantie die een certificaat
van EU-typeonderzoek weigert te verstrekken dan wel intrekt, opschort of
anderszins beperkt, stelt de betrokken aanmeldende autoriteit en de overige
aangemelde instanties daarvan in kennis onder opgave van de redenen van het
besluit. De Commissie, de lidstaten en de andere
aangemelde instanties kunnen op verzoek een kopie van de certificaten van
EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop ontvangen. De Commissie en de lidstaten
kunnen op verzoek een kopie van de technische documentatie en de resultaten van
het door de aangemelde instantie verrichte onderzoek ontvangen. De aangemelde
instantie bewaart een kopie van het certificaat van EU-typeonderzoek, de
bijlagen en aanvullingen, alsook het technisch dossier, met inbegrip van de
door de fabrikant overgelegde documentatie, tot het einde van de
geldigheidsduur van het certificaat. 1.9. De fabrikant houdt tot tien jaar na het
in de handel brengen van het toestel of toebehoren een kopie van het
certificaat van EU-typeonderzoek, de bijlagen en aanvullingen, samen met de
technische documentatie, ter beschikking van de nationale autoriteiten. 1.10. De gemachtigde van de fabrikant kan de
in punt 1.3 bedoelde aanvraag indienen en de in de punten 1.7 en 1.9 vermelde
verplichtingen vervullen, op voorwaarde dat dit in het mandaat gespecificeerd
is. 2. MODULE C2:
CONFORMITEIT MET HET TYPE OP BASIS VAN INTERNE PRODUCTIECONTROLE PLUS CONTROLES
VAN HET TOESTEL OF TOEBEHOREN ONDER TOEZICHT MET WILLEKEURIGE TUSSENPOZEN 2.1. Conformiteit
met het type op basis van interne productiecontrole plus controles van het
toestel of toebehoren onder toezicht met willekeurige tussenpozen is het
gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure waarin de fabrikant de
verplichtingen in de punten 2.2 en 2.3 en punt 2.4 of 2.5 nakomt en op eigen
verantwoording garandeert en verklaart dat de betrokken toestellen of toebehoren
conform zijn met het type als beschreven in het certificaat van
EU-typeonderzoek en voldoen aan de toepasselijke eisen van deze verordening. 2.2. Fabricage De fabrikant neemt
alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricage- en
controleproces waarborgt dat de vervaardigde toestellen en toebehoren conform
zijn met het type als beschreven in het certificaat van EU -typeonderzoek
en met de toepasselijke eisen van deze verordening. 2.3. Controles van
toestellen of toebehoren Een door de fabrikant gekozen aangemelde
instantie voert met tussenpozen van hoogstens een jaar controles van toestellen
of toebehoren uit om de kwaliteit van de interne controles van het toestel te
verifiëren, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de technologische
complexiteit van de toestellen of toebehoren en de geproduceerde hoeveelheid.
Voordat de toestellen of toebehoren in de handel worden gebracht, neemt de
aangemelde instantie op de plaats van fabricage een adequate steekproef van de
afgeronde toestellen of toebehoren, die aan een onderzoek wordt onderworpen en
waarop passende tests als omschreven in de relevante delen van de
geharmoniseerde normen of technische specificaties, of gelijkwaardige tests
worden verricht om de conformiteit van het toestel of toebehoren met de
toepasselijke eisen van deze verordening te controleren. Indien een steekproef
een onacceptabel kwaliteitsniveau heeft, neemt de aangemelde instantie passende
maatregelen om te voorkomen dat de betrokken toestellen of toebehoren in de
handel worden gebracht. De steekproefprocedure is bedoeld om te
beoordelen of de prestaties van het fabricageproces van het betrokken toestel
of toebehoren binnen aanvaardbare marges vallen, teneinde de conformiteit van
het toestel of toebehoren te waarborgen. De fabrikant
brengt onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie tijdens het
fabricageproces het identificatienummer van deze instantie aan. 2.4.
CE-markering en EU-conformiteitsverklaring 2.4.1. De fabrikant brengt de CE-markering en de in bijlage IV bepaalde
opschriften aan op elk afzonderlijk toestel dat conform is met het type als
beschreven in het certificaat van EU‑typeonderzoek en voldoet aan de
toepasselijke eisen van deze verordening. 2.4.2. De
fabrikant stelt voor een toestelmodel een EU-conformiteitsverklaring op en
houdt deze verklaring tot tien jaar na het in de handel brengen van het toestel
ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de EU-conformiteitsverklaring
wordt het toestelmodel beschreven. Een kopie van de
EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten
verstrekt. 2.5.
Conformiteitscertificaat voor toebehoren 2.5.1. De
fabrikant brengt de in punt 3 van bijlage IV bepaalde opschriften aan op elk
afzonderlijk toebehoren dat conform is met het type als beschreven in het
certificaat van EU‑typeonderzoek en voldoet aan de toepasselijke eisen
van deze verordening. 2.5.2. De
fabrikant stelt voor een toebehorenmodel een schriftelijke
conformiteitsverklaring voor toebehoren op en houdt deze verklaring tot tien
jaar na het in de handel brengen van het toebehoren ter beschikking van de
nationale autoriteiten. In de conformiteitsverklaring voor toebehoren wordt het
toebehorenmodel beschreven waarvoor het is opgesteld; deze verklaring wordt bij
het toebehoren gevoegd. 2.6. Gemachtigde De in de punten
2.4 en 2.5 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder
zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde
dat dit in het mandaat gespecificeerd is. 3. MODULE D:
CONFORMITEIT MET HET TYPE OP BASIS VAN KWALITEITSBORGING VAN HET
PRODUCTIEPROCES 3.1. Conformiteit
met het type op basis van kwaliteitsborging van het productieproces is het
gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure waarin de fabrikant de
verplichtingen in de punten 3.2 en 3.5 of 3.6 nakomt en op eigen verantwoording
garandeert en verklaart dat de betrokken toestellen of toebehoren
overeenstemmen met het type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek
en voldoen aan de op hen toepasselijke eisen van deze verordening. 3.2. Vervaardiging De fabrikant past
op de productie, de eindproductcontrole en de beproeving van de betrokken
toestellen of toebehoren een goedgekeurd kwaliteitssysteem als bedoeld in
punt 3.3 toe, waarop overeenkomstig punt 3.4 toezicht wordt
uitgeoefend. 3.3.
Kwaliteitssysteem 3.3.1. De
fabrikant dient voor de betrokken toestellen of toebehoren bij een aangemelde
instantie van zijn keuze een aanvraag tot beoordeling van zijn kwaliteitssysteem
in. De aanvraag omvat: a) naam en adres van de fabrikant en,
indien de aanvraag wordt ingediend door zijn gemachtigde, ook diens naam en
adres; b) een schriftelijke verklaring dat er
geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend; c) alle relevante informatie voor het
toestel of toebehoren dat op grond van module B is goedgekeurd; d) de documentatie over het
kwaliteitssysteem; e) de technische documentatie
betreffende het goedgekeurde type en een kopie van het certificaat van
EU-typeonderzoek. 3.3.2. Het kwaliteitssysteem waarborgt dat de
toestellen of toebehoren in overeenstemming zijn met het type als beschreven in
het certificaat van EU-typeonderzoek en met de toepasselijke eisen van deze
verordening. Alle door de fabrikant vastgestelde gegevens,
eisen en bepalingen dienen systematisch en geordend bijeen te worden gebracht
in een document met schriftelijk vastgelegde beleidsmaatregelen, procedures en
aanwijzingen. Aan de hand van de documentatie van het kwaliteitssysteem moeten
de kwaliteitsprogramma’s, plannen, handboeken en dossiers eenduidig kunnen
worden geïnterpreteerd. Zij dient met name een behoorlijke
beschrijving te bevatten van: a) de kwaliteitsdoelstellingen, het
organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de
bedrijfsleiding met betrekking tot de kwaliteit van de toestellen; b) de daarbij gebruikte fabricage-,
kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgingstechnieken en -procedés, alsmede de
in dat verband systematisch toe te passen maatregelen; c) de onderzoeken en tests die voor,
tijdens en na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal
gebeuren; d) de kwaliteitsdossiers, zoals
controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie
van het betrokken personeel enz.; en e) de middelen om controle uit te
oefenen op het bereiken van de vereiste productkwaliteit en de doeltreffende
werking van het kwaliteitssysteem. 3.3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het
kwaliteitssysteem om te controleren of het aan de in punt 3.2 bedoelde
eisen voldoet. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt
voldaan voor elementen van het kwaliteitssysteem die voldoen aan de
desbetreffende specificaties van de nationale norm ter uitvoering van de
relevante geharmoniseerde norm en/of technische specificaties. Het auditteam moet ervaring hebben met
kwaliteitsmanagementsystemen; bovendien moet ten minste één lid van het team
ervaring hebben met beoordelingen van het betrokken toestel of toebehoren en de
technologie van het betrokken toestel of toebehoren, en op de hoogte zijn van
de toepasselijke eisen van deze verordening. De audit omvat een inspectiebezoek
aan de fabrikant. Het auditteam evalueert de in punt 3.3.1, onder e),
bedoelde technische documentatie om te controleren of de fabrikant zich bewust
is van de toepasselijke eisen van deze verordening en het vereiste onderzoek
kan verrichten om te waarborgen dat het toestel of toebehoren aan deze eisen
voldoet. De fabrikant wordt van de beslissing in kennis
gesteld. In deze kennisgeving zijn de conclusies van de audit opgenomen,
evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing. 3.3.4. De
fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het
goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en
doeltreffend blijft. 3.3.5. De fabrikant brengt de aangemelde
instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd op de hoogte van elke
voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem. De aangemelde
instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde
kwaliteitssysteem blijft voldoen aan de in punt 3.3.2 bedoelde eisen dan
wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is. Zij stelt de
fabrikant van haar beslissing in kennis. In deze kennisgeving zijn de
conclusies van het onderzoek opgenomen, evenals de met redenen omklede
beoordelingsbeslissing. 3.4. Toezicht
onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 3.4.1. Het
toezicht heeft tot doel te controleren of de fabrikant naar behoren voldoet aan
de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 3.4.2. De
fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot
de fabricage-, controle-, test- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige
informatie, met name: a) de documentatie over het
kwaliteitssysteem, en b) de kwaliteitsdossiers, zoals
controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie
van het betrokken personeel enz. 3.4.3. De aangemelde instantie verricht ten
minste iedere twee jaar periodieke audits om te controleren of de fabrikant het
kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en verstrekt de fabrikant een
auditverslag. 3.4.4. De aangemelde instantie kan bovendien
onaangekondigde bezoeken aan de fabrikant brengen. Bij die bezoeken kan de
aangemelde instantie zo nodig tests verrichten of laten verrichten van de
toestellen of toebehoren, om te controleren of het kwaliteitssysteem goed
functioneert. De aangemelde instantie verstrekt de fabrikant een verslag van
het bezoek en, indien tests zijn verricht, een testverslag. 3.5. CE-markering en
EU-conformiteitsverklaring 3.5.1. De fabrikant
brengt de CE-markering en de in bijlage IV bedoelde opschriften en, onder
verantwoordelijkheid van de in punt 3.3.1 bedoelde aangemelde instantie,
het identificatienummer van die instantie aan op elk afzonderlijk toestel dat
conform is met het type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek
en met de toepasselijke eisen van deze verordening. 3.5.2. De fabrikant stelt voor ieder toestel
een EU-conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring tot tien jaar na het
in de handel brengen van het toestel ter beschikking van de nationale
autoriteiten. In de EU-conformiteitsverklaring wordt het toestelmodel
beschreven. Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring
wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten verstrekt. 3.6. Conformiteitscertificaat voor toebehoren 3.6.1. De
fabrikant brengt de in bijlage IV, punt 3, bedoelde opschriften en, onder
verantwoordelijkheid van de in punt 3.3.1 bedoelde aangemelde instantie,
het identificatienummer van die instantie aan op elk afzonderlijk toebehoren
dat conform is met het type als beschreven in het certificaat van
EU-typeonderzoek en met de toepasselijke eisen van deze verordening. 3.6.2. De
fabrikant stelt voor toebehoren een schriftelijke conformiteitsverklaring voor toebehoren
op en houdt deze verklaring tot tien jaar na het in de handel brengen van het toebehoren
ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de conformiteitsverklaring
voor toebehoren wordt het toebehorenmodel beschreven waarvoor het is opgesteld;
deze verklaring wordt bij het toebehoren gevoegd. 3.7. De fabrikant
houdt gedurende een periode van ten minste tien jaar nadat het toestel of toebehoren
in de handel is gebracht de volgende gegevens ter beschikking van de nationale
autoriteiten: a) de in punt 3.3.1 bedoelde
documentatie; b) de in punt 3.3.5 bedoelde
wijzigingen zoals deze zijn goedgekeurd; c) de in de punten 3.3.5, 3.4.3 en
3.4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 3.8. Elke aangemelde instantie brengt de
autoriteiten die haar hebben aangemeld op de hoogte van de ingetrokken
goedkeuringen voor kwaliteitssystemen en verstrekt deze autoriteiten op gezette
tijden of op verzoek informatie over beoordelingen van kwaliteitssystemen. Elke aangemelde instantie brengt de andere
aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, geschorste,
ingetrokken of anderszins beperkte goedkeuringen voor kwaliteitssystemen, met
de redenen voor het besluit. 3.9. Gemachtigde De in de punten 3.3.1 en 3.3.5, in punt 3.5 of
3.6 en in punt 3.7 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem
en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op
voorwaarde dat dit in het mandaat gespecificeerd is. 4. MODULE E:
CONFORMITEIT MET HET TYPE OP BASIS VAN KWALITEITSBORGING VAN HET TOESTEL OF TOEBEHOREN 4.1. Conformiteit
met het type op basis van kwaliteitsborging van het toestel of toebehoren is
het gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure waarin de fabrikant de
verplichtingen in de punten 4.2 en 4.5 of 4.6 nakomt en op eigen verantwoording
garandeert en verklaart dat de betrokken toestellen of toebehoren
overeenstemmen met het type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek
en voldoen aan de op hen toepasselijke eisen van deze verordening. 4.2. Fabricage De fabrikant past
op de eindproductcontrole en de beproeving van de betrokken toestellen of toebehoren
een goedgekeurd kwaliteitssysteem als bedoeld in punt 4.3 toe, waarop
overeenkomstig punt 4.4 toezicht wordt uitgeoefend. 4.3.
Kwaliteitssysteem 4.3.1. De
fabrikant dient voor de betrokken toestellen of toebehoren bij een aangemelde
instantie van zijn keuze een aanvraag tot beoordeling van zijn
kwaliteitssysteem in. De aanvraag omvat: a) naam en adres van de fabrikant en,
indien de aanvraag wordt ingediend door zijn gemachtigde, ook diens naam en
adres; b) een schriftelijke verklaring dat er
geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend; c) alle relevante informatie voor de
bedoelde categorie producten; d) de documentatie over het
kwaliteitssysteem; en e) de technische documentatie
betreffende het goedgekeurde type en een kopie van het certificaat van
EU-typeonderzoek. 4.3.2. Het kwaliteitssysteem waarborgt dat de
toestellen of de toebehoren conform zijn met het type als beschreven in het
certificaat van EU-typeonderzoek en met de toepasselijke eisen van deze
verordening. Alle door de fabrikant vastgestelde gegevens,
eisen en bepalingen dienen systematisch en geordend bijeen te worden gebracht
in een document met schriftelijk vastgelegde beleidsmaatregelen, procedures en
aanwijzingen. Aan de hand van de documentatie van het kwaliteitssysteem moeten
de kwaliteitsprogramma’s, plannen, handboeken en dossiers eenduidig kunnen
worden geïnterpreteerd. Zij dient met name een behoorlijke
beschrijving te bevatten van: a) de kwaliteitsdoelstellingen, het
organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de
bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit; b) de onderzoeken en tests die na de
fabricage worden uitgevoerd; c) de kwaliteitsdossiers, zoals
controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie
van het betrokken personeel enz.; d) de middelen om toezicht uit te
oefenen op de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 4.3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het
kwaliteitssysteem om te controleren of het aan de in punt 4.3.2 bedoelde
eisen voldoet. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan
voor elementen van het kwaliteitssysteem die voldoen aan de desbetreffende
specificaties van de nationale norm ter uitvoering van de relevante
geharmoniseerde norm en/of technische specificatie. Het auditteam moet ervaring hebben met
kwaliteitsmanagementsystemen; bovendien moet ten minste één lid van het team
ervaring hebben met beoordelingen van het betrokken toestel of toebehoren en de
technologie van het betrokken toestel of toebehoren, en op de hoogte zijn van
de toepasselijke eisen van deze verordening. De audit omvat een inspectiebezoek
aan de fabrikant. Het auditteam evalueert de in punt 4.3.1, onder e),
bedoelde technische documentatie om te controleren of de fabrikant zich bewust
is van de toepasselijke eisen van deze verordening en het vereiste onderzoek
kan verrichten om te waarborgen dat het toestel of toebehoren aan deze eisen
voldoet. De fabrikant wordt van de beslissing in kennis
gesteld. In deze kennisgeving zijn de conclusies van de audit opgenomen,
evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing. 4.3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de
verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te
komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft. 4.3.5. De fabrikant brengt de aangemelde
instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd op de hoogte van elke
voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem. De aangemelde instantie beoordeelt de
voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem blijft
voldoen aan de in punt 4.3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe
beoordeling noodzakelijk is. Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in
kennis. In deze kennisgeving zijn de conclusies van het onderzoek opgenomen,
evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing. 4.4. Toezicht onder
verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 4.4.1. Het
toezicht heeft tot doel te controleren of de fabrikant naar behoren voldoet aan
de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 4.4.2. De
fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot
de fabricage-, controle-, test- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige
informatie, met name: a) de documentatie over het
kwaliteitssysteem; b) de kwaliteitsdossiers, zoals
controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie
van het betrokken personeel enz. 4.4.3. De aangemelde instantie verricht ten
minste iedere twee jaar periodieke audits om te controleren of de fabrikant het
kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en verstrekt de fabrikant een
auditverslag. 4.4.4. De
aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken aan de fabrikant
brengen. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig tests verrichten
of laten verrichten van de toestellen of toebehoren, om te controleren of het
kwaliteitssysteem goed functioneert. De aangemelde instantie verstrekt de
fabrikant een verslag van het bezoek en, indien tests zijn verricht, een
testverslag. 4.5.
CE-markering en EU-conformiteitsverklaring 4.5.1. De fabrikant brengt de CE-markering en de in bijlage IV bedoelde
opschriften en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 4.3.1 bedoelde
aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk
afzonderlijk toestel dat conform is met het type als beschreven in het
certificaat van EU-typeonderzoek en met de toepasselijke eisen van deze
verordening. 4.5.2. De
fabrikant stelt voor ieder toestelmodel een EU-conformiteitsverklaring op en
houdt deze verklaring tot tien jaar na het in de handel brengen van het toestel
ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de EU-conformiteitsverklaring
wordt het toestelmodel beschreven. Een kopie van de
EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten
verstrekt. 4.6.
Conformiteitscertificaat voor toebehoren 4.6.1. De
fabrikant brengt de in bijlage IV, punt 3, bedoelde opschriften en, onder
verantwoordelijkheid van de in punt 4.3.1 bedoelde aangemelde instantie,
het identificatienummer van die instantie aan op elk afzonderlijk toebehoren dat
conform is met het type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek
en met de toepasselijke eisen van deze verordening. 4.6.2. De
fabrikant stelt voor ieder toebehorenmodel een schriftelijke
conformiteitsverklaring voor toebehoren op en houdt deze verklaring tot tien
jaar na het in de handel brengen van het toebehoren ter beschikking van de
nationale autoriteiten. In de conformiteitsverklaring voor toebehoren wordt het
toebehorenmodel beschreven waarvoor het is opgesteld; deze verklaring wordt bij
het toebehoren gevoegd. 4.7 De fabrikant houdt gedurende een periode
van ten minste tien jaar nadat het toestel of toebehoren in de handel is
gebracht de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten: a) de in punt 4.3.1 bedoelde documentatie; b) de in punt 4.3.5 bedoelde
wijzigingen zoals deze zijn goedgekeurd; c) de in de punten 4.3.5, 4.4.3 en
4.4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 4.8. Elke aangemelde instantie brengt de
autoriteiten die haar hebben aangemeld op de hoogte van de verleende en
ingetrokken goedkeuringen voor kwaliteitssystemen en verstrekt deze
autoriteiten op gezette tijden of op verzoek een lijst van geweigerde,
geschorste of anderszins beperkte goedkeuringen voor kwaliteitssystemen. Elke aangemelde instantie brengt de andere
aangemelde instanties op de hoogte van de door haar verleende goedkeuringen
voor kwaliteitssystemen. Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde
instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, geschorste of ingetrokken
goedkeuringen voor kwaliteitssystemen, met de redenen voor het besluit. 4.9. Gemachtigde De in de punten 4.3.1 en 4.3.5, in punt 4.5 of
4.6 en in punt 4.7 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem
en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op
voorwaarde dat dit in het mandaat gespecificeerd is. 5. MODULE F:
CONFORMITEIT MET HET TYPE OP BASIS VAN KEURING VAN HET TOESTEL OF TOEBEHOREN 5.1. Conformiteit
met het type op basis van keuring van het toestel of toebehoren is het gedeelte
van een conformiteitsbeoordelingsprocedure waarin de fabrikant de
verplichtingen in de punten 5.2, 5.5.1 en 5.6 of 5.7 nakomt en op eigen
verantwoording garandeert en verklaart dat de betrokken toestellen of toebehoren
waarop de bepalingen van punt 5.3 zijn toegepast, conform zijn met het
type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en voldoen aan de
toepasselijke eisen van deze verordening. 5.2. Fabricage De fabrikant neemt
alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricage- en
controleproces waarborgt dat de vervaardigde toestellen of toebehoren conform
zijn met het goedgekeurde type als beschreven in het certificaat van
EU-typeonderzoek en met de toepasselijke eisen van deze verordening. 5.3. Verificatie Een door de
fabrikant gekozen aangemelde instantie verricht de nodige onderzoeken en tests,
of laat die verrichten, om te controleren of de toestellen of toebehoren
overeenstemmen met het goedgekeurde type als beschreven in het certificaat van
EU-typeonderzoek, en met de toepasselijke eisen van deze verordening. De onderzoeken en
tests om te controleren of de toestellen en toebehoren aan de passende eisen
voldoen, worden naar keuze van de fabrikant hetzij overeenkomstig punt 5.4
op elk toestel of toebehoren, hetzij overeenkomstig punt 5.5 op een
steekproef van toestellen of toebehoren verricht. 5.4.
Productkeuring door elk toestel of toebehoren te onderzoeken en testen 5.4.1. Alle
toestellen of toebehoren worden afzonderlijk onderzocht en er worden passende
tests als omschreven in de relevante geharmoniseerde norm(en) en/of technische
specificaties of gelijkwaardige tests verricht om te controleren of zij met het
goedgekeurde type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en met
de toepasselijke eisen van deze verordening overeenstemmen. Indien er geen
geharmoniseerde normen zijn, beslist de aangemelde instantie over de te
verrichten passende tests. 5.4.2. De
aangemelde instantie geeft een conformiteitscertificaat af voor de verrichte
onderzoeken en tests, en brengt haar identificatienummer aan op elk goedgekeurd
toestel of toebehoren of laat dit onder haar verantwoordelijkheid aanbrengen. De fabrikant houdt
de conformiteitscertificaten voor inspectiedoeleinden tot tien jaar na het in
de handel brengen van het toestel of toebehoren ter beschikking van de
nationale autoriteiten. 5.5.
Steekproefsgewijze productkeuring 5.5.1. De
fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricage-
en controleproces de homogeniteit van elke geproduceerde partij waarborgt, en
biedt zijn toestellen of toebehoren in homogene partijen ter keuring aan. 5.5.2. Van elke
partij wordt overeenkomstig deze verordening een aselecte steekproef getrokken.
Alle toestellen of toebehoren in een steekproef worden afzonderlijk onderzocht
en er worden passende tests als omschreven in de relevante geharmoniseerde
norm(en) en/of technische specificaties of gelijkwaardige tests verricht om te
controleren of zij met de toepasselijke eisen van deze verordening
overeenstemmen en om te bepalen of de partij wordt goed- of afgekeurd. Indien
er geen geharmoniseerde normen zijn, beslist de aangemelde instantie over de te
verrichten passende tests. 5.5.3. Indien een
partij wordt goedgekeurd, worden alle toestellen of toebehoren van de partij
geacht te zijn goedgekeurd, behalve de in de steekproef betrokken toestellen of
toebehoren die de tests niet hebben doorstaan. De aangemelde
instantie geeft een conformiteitscertificaat af voor de verrichte onderzoeken
en tests, en brengt haar identificatienummer aan op elk goedgekeurd toestel of toebehoren
of laat dit onder haar verantwoordelijkheid aanbrengen. De fabrikant houdt
de conformiteitscertificaten tot tien jaar na het in de handel brengen van het
toestel of toebehoren ter beschikking van de nationale autoriteiten. 5.5.4. Indien een
partij wordt afgekeurd, neemt de aangemelde instantie of de bevoegde instantie
passende maatregelen om te voorkomen dat die partij in de handel wordt
gebracht. Ingeval het vaak voorkomt dat partijen worden afgekeurd, kan de
aangemelde instantie de steekproefkeuring schorsen en passende maatregelen
nemen. 5.6.
CE-markering en EU-conformiteitsverklaring 5.6.1. De fabrikant brengt de CE-markering en de in bijlage IV bedoelde
opschriften en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 5.3 bedoelde
aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk
afzonderlijk toestel dat conform is met het type als beschreven in het
certificaat van EU-typeonderzoek en met de toepasselijke eisen van deze
verordening. 5.6.2. De
fabrikant stelt voor ieder toestelmodel een EU-conformiteitsverklaring op en
houdt deze verklaring tot tien jaar na het in de handel brengen van het toestel
ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de EU-conformiteitsverklaring
wordt het toestelmodel beschreven. Een kopie van de
EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten
verstrekt. Mits de in punt
5.3 bedoelde aangemelde instantie daarmee akkoord gaat, brengt de fabrikant
onder verantwoordelijkheid van deze aangemelde instantie tevens het
identificatienummer van deze instantie op de toestellen aan. 5.7.
Conformiteitscertificaat voor toebehoren 5.7.1. De
fabrikant brengt de in bijlage IV, punt 3, bedoelde opschriften en, onder
verantwoordelijkheid van de in punt 5.3 bedoelde aangemelde instantie, het
identificatienummer van die instantie aan op elk afzonderlijk toebehoren dat
conform is met het goedgekeurde type als beschreven in het certificaat van
EU-typeonderzoek en met de toepasselijke eisen van deze verordening. 5.7.2. De
fabrikant stelt voor ieder toebehorenmodel een schriftelijke
conformiteitsverklaring voor toebehoren op en houdt deze verklaring tot tien
jaar na het in de handel brengen van het toebehoren ter beschikking van de
nationale autoriteiten. In de conformiteitsverklaring voor toebehoren wordt het
toebehorenmodel beschreven waarvoor het is opgesteld; deze verklaring wordt bij
het toebehoren gevoegd. Mits de in punt
5.3 bedoelde aangemelde instantie daarmee akkoord gaat, brengt de fabrikant
onder verantwoordelijkheid van deze aangemelde instantie tevens het
identificatienummer van deze instantie op de toebehoren aan. 5.8. Mits de
aangemelde instantie daarmee akkoord gaat, kan de fabrikant onder
verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie tijdens het fabricageproces
het identificatienummer van deze instantie op de toestellen of toebehoren
aanbrengen. 5.9. Gemachtigde De verplichtingen
van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden
vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat dit in het mandaat
gespecificeerd is. Een gemachtigde mag de in de punten 5.2 en 5.5.1 vervatte
verplichtingen van de fabrikant niet vervullen. 6. MODULE G:
CONFORMITEIT OP BASIS VAN EENHEIDSKEURING 6.1. Conformiteit op basis van eenheidskeuring
is de conformiteitsbeoordelingsprocedure waarbij de fabrikant de verplichtingen
in de punten 6.2, 6.3 en 6.5 nakomt en op eigen verantwoording garandeert en
verklaart dat de betrokken toestellen waarop de bepalingen van punt 6.4 zijn
toegepast aan de toepasselijke eisen van deze verordening voldoen. 6.2. Technische documentatie De fabrikant stelt de technische documentatie
samen en stelt deze ter beschikking van de in punt 6.4 bedoelde aangemelde
instantie. Aan de hand van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of
het toestel aan de relevante eisen voldoet; zij omvat een adequate
risicoanalyse en –beoordeling. In de technische documentatie worden de
toepasselijke eisen vermeld; zij heeft, voor zover relevant voor de beoordeling,
betrekking op het ontwerp, de fabricage en de werking van het toestel. 6.2.1. De technische documentatie bevat,
indien van toepassing, ten minste de volgende elementen: a) een algemene beschrijving van het
toestel; b) ontwerp- en fabricagetekeningen,
alsmede schema's van componenten, onderdelen, circuits, enz.; c) beschrijvingen en toelichtingen die
nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en schema's en van de werking
van het toestel; d) een lijst van de geheel of
gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen en/of andere relevante
technische specificaties waarvan de referenties in het Publicatieblad van de
Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde normen niet
zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de essentiële eisen
van deze verordening is voldaan. Bij gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde
normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke delen zijn
toegepast; e) berekeningsverantwoordingen,
uitgevoerde controles enz.; f) testrapporten; g) de handleidingen voor de installatie
en het gebruik. 6.2.2. In voorkomend geval bevat de
ontwerpdocumentatie ook de volgende gegevens: a) het conformiteitscertificaat voor toebehoren
in verband met het in het toestel ingebouwde toebehoren; b) verklaringen en certificaten
betreffende de methoden voor de fabricatie, de inspectie en de controle van het
toestel; c) alle andere documenten die kunnen
bijdragen tot een betere evaluatie door de aangemelde instantie. De fabrikant houdt tot tien jaar na het in de
handel brengen van het toestel de technische documentatie ter beschikking van
de relevante nationale autoriteiten. 6.3. Fabricage De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om
ervoor te zorgen dat het fabricage- en controleproces waarborgt dat de vervaardigde
toestellen aan de toepasselijke eisen van deze verordening voldoen. 6.4. Verificatie Een door de fabrikant gekozen aangemelde
instantie verricht de nodige onderzoeken en tests als omschreven in de
relevante geharmoniseerde normen en/of technische specificaties, of
gelijkwaardige tests of laat die verrichten, om te controleren of het toestel
met de toepasselijke eisen van deze verordening overeenstemt. Indien er geen
geharmoniseerde normen en/of technische specificaties zijn, beslist de
aangemelde instantie over de te verrichten passende tests. Indien de aangemelde instantie dit nodig acht,
kunnen na installatie van het toestel de nodige onderzoeken en tests worden
verricht. De aangemelde instantie geeft een
conformiteitscertificaat af voor de verrichte onderzoeken en tests, en brengt
haar identificatienummer aan op elk goedgekeurd toestel of laat dit onder haar
verantwoordelijkheid aanbrengen. De fabrikant houdt de
conformiteitscertificaten tot tien jaar na het in de handel brengen van het
toestel ter beschikking van de nationale autoriteiten. 6.5. CE-markering en
EU-conformiteitsverklaring 6.5.1. De fabrikant
brengt de CE-markering en de in bijlage IV bedoelde opschriften en, onder
verantwoordelijkheid van de in punt 6.4 bedoelde aangemelde instantie, het
identificatienummer van die instantie aan op elk toestel dat conform is met de
toepasselijke eisen van deze verordening. 6.5.2. De fabrikant stelt een schriftelijke
EU-conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring tot tien jaar na het in
de handel brengen van het toestel ter beschikking van de nationale
autoriteiten. In de EU-conformiteitsverklaring wordt het toestel beschreven
waarvoor zij is opgesteld. Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring
wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten verstrekt. 6.6. Gemachtigde De in de punten 6.2 en 6.5 vervatte
verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn
verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat
dit in het mandaat gespecificeerd is. BIJLAGE IV CE-MARKERING EN OPSCHRIFTEN 1) Het toestel of de opschriftplaat
draagt de CE-markering conform bijlage II van Verordening (EG) nr. 765/2008,
gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie die betrokken
is bij de productiecontrolefase en de laatste twee cijfers van het jaar waarin
de CE-markering is aangebracht. 2) Het toestel of de opschriftplaat
bevat de volgende informatie: a) de handelsnaam, geregistreerde
handelsnaam, het geregistreerd handelsmerk of symbool van de fabrikant; b) het toesteltype, de -partij of het
-serienummer of een ander identificatiemiddel; c) de gebruikte elektrische voeding, indien
van toepassing; d) de markering van de toestelcategorie; e) de te gebruiken gasdruk; f) de nodige gegevens voor een juiste en
veilige installatie, afhankelijk van de aard van het toestel. 3) Het toebehoren of de opschriftplaat
bevat, voor zover relevant, de informatie in lid 2). BIJLAGE V EU-CONFORMITEITSVERKLARING De EU-conformiteitsverklaring bevat de
volgende elementen: a) toestel/toestelmodel (product,
partij, type of serienummer); b) naam en adres van de
fabrikant en, indien van toepassing, zijn gemachtigde; c) deze conformiteitsverklaring wordt
verstrekt onder volledige verantwoordelijkheid van de fabrikant; d) voorwerp van de verklaring
(beschrijving aan de hand waarvan het product kan worden getraceerd. Indien
nodig voor de identificatie van het toestel kan een afbeelding worden
gebruikt): 1) beschrijving van het toestel; 2) de
gevolgde conformiteitsbeoordelingsprocedure; 3) naam en adres van de aangemelde instantie
die de conformiteitsbeoordeling heeft uitgevoerd; 4) vermelding van het certificaat van
EU-typeonderzoek; e) het voorwerp van de hierboven
beschreven verklaring is in overeenstemming met de relevante
harmonisatiewetgeving van de Unie: ……………. (verwijzing naar de andere toegepaste
regelgeving van de Unie): ; f) vermelding van de toegepaste
relevante geharmoniseerde normen of van de specificaties waarop de
conformiteitsverklaring betrekking heeft: ; g) de aangemelde instantie(s) … (naam,
adres, nummer) heeft/hebben een … (werkzaamheden beschrijven) uitgevoerd en het
certificaat/de certificaten verstrekt: …; h) aanvullende informatie: Ondertekend voor en namens: …………………….; (plaats en datum van afgifte); (naam, functie) (handtekening). BIJLAGE VI CONFORMITEITSCERTIFICAAT
VOOR TOEBEHOREN Het
conformiteitscertificaat voor toebehoren omvat de volgende elementen: a) toebehoren/toebehorenmodel (product,
partij, type of serienummer); b) naam en adres van de
fabrikant en, indien van toepassing, zijn gemachtigde; c) deze conformiteitsverklaring voor toebehoren
wordt verstrekt onder volledige verantwoordelijkheid van de fabrikant; d) voorwerp van de verklaring
(beschrijving aan de hand waarvan het toebehoren kan worden getraceerd. Indien nodig
voor de identificatie van het toebehoren kan een afbeelding worden gebruikt): 1) beschrijving en kenmerken van het toebehoren; 2) de
gevolgde conformiteitsbeoordelingsprocedure; 3) naam en adres van de aangemelde instantie
die de conformiteitsbeoordeling heeft uitgevoerd; 4) vermelding van het certificaat van
EU-typeonderzoek; e) het hierboven beschreven voorwerp
van het conformiteitscertificaat voor toebehoren is in overeenstemming met
Verordening ……………. betreffende gastoestellen (verwijzing naar deze
verordening); f) verwijzingen naar de toegepaste
relevante geharmoniseerde normen of van de specificaties waarop de
conformiteitsverklaring betrekking heeft: ; g) de aangemelde instantie(s) … (naam,
adres, nummer) heeft/hebben een … (werkzaamheden beschrijven) uitgevoerd en het
certificaat/de certificaten verstrekt: …; h) aanwijzingen over het inbouwen van
het toebehoren in een toestel of de assemblage ervan tot een toestel, ter
ondersteuning van conformiteit met de essentiële eisen die op bedrijfsklare toestellen
van toepassing zijn; i) aanvullende informatie: Ondertekend voor en namens: …………; (plaats en datum van afgifte); (naam, functie) en handtekening. BIJLAGE VII CONCORDANTIETABEL Richtlijn 2009/142/EG || Deze verordening || Artikel 1, lid 1, eerste alinea || Artikel 1, lid 1 Artikel 1, lid 1, tweede alinea || Artikel 1, lid 3, onder a) Artikel 1, lid 2 || Artikel 2, leden 1, 2 en 5 Artikel 1, lid 3 || Artikel 1, lid 2 ___ || Artikel 2, lid 3, 4 en 6 t/m 31 Artikel 2, lid 1 || Artikel 3, lid 1 ___ || Artikel 3, lid 2 Artikel 2, lid 2 || Artikel 4, lid 1 ___ || Artikel 4, lid 2 Artikel 3 || Artikel 5 Artikel 4 || Artikel 6 ___ || Artikel 7 ___ || Artikel 8 ___ || Artikel 9 ___ || Artikel 10 ___ || Artikel 11 ___ || Artikel 12 ___ || Artikel 13 Artikel 5, lid 1, onder a) || ___ Artikel 5, lid 1, onder b) || ___ Artikel 5, lid 2 || ___ Artikel 6 || ___ Artikel 7 || ___ Artikel 8, lid 1 t/m 4 || Artikel 14, lid 1 t/m 5 Artikel 8, lid 5 || ___ ___ || Artikel 14, lid 6 Artikel 8, lid 6 || Artikel 14, lid 7 ___ || Artikel 15 ___ || Artikel 16 ___ || Artikel 17 Artikel 9 || ___ Artikel 10, lid 1 || Artikel 18, lid 1 Artikel 10, lid 2 || ___ Artikel 11 || ___ Artikel 12 || ___ ___ || Artikel 18, lid 2 t/m 5 ___ || Artikel 19 ___ || Artikel 20 ___ || Artikel 21 ___ || Artikel 22 ___ || Artikel 23 ___ || Artikel 24 ___ || Artikel 25 ___ || Artikel 26 ___ || Artikel 27 ___ || Artikel 28 ___ || Artikel 29 ___ || Artikel 30 ___ || Artikel 31 ___ || Artikel 32 ___ || Artikel 33 ___ || Artikel 34 ___ || Artikel 35 ___ || Artikel 36 ___ || Artikel 37 ___ || Artikel 38 ___ || Artikel 39 ___ || Artikel 40 Artikel 13 || __ Artikel 14 || __ Artikel 15 || __ Artikel 16 || __ ___ || Artikel 41 Bijlage I || Bijlage I ___ || Bijlage II Bijlage II || Bijlage III Bijlage III || Bijlage IV Bijlage IV || __ Bijlage V || __ Bijlage VI || __ ___ || Bijlage V ___ || Bijlage VI ___ || Bijlage VII [1] Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en
telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun
conformiteit (PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10) [2] Richtlijn 2006/95/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 12 december 2006 betreffende de onderlinge aanpassing van de
wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd
voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (gecodificeerde versie) (PB L 374
van 27.12.2006, blz. 10) [3] Richtlijn 2004/108/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 15 december 2004 betreffende de onderlinge aanpassing van de
wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit en tot
intrekking van Richtlijn 89/336/EEG (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 24). [4] Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees
Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen
bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de
Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4). [5] Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees
Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde
voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van
Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5). [6] Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998
betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB
L 330 van 5.12.1998, blz. 32).