This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0184
Proposal for a COUNCIL REGULATION on denominations and technical specifications of euro coins intended for circulation (recast)
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken (Herschikking)
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken (Herschikking)
/* COM/2013/0184 final - 2013/0096 (NLE) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken (Herschikking) /* COM/2013/0184 final - 2013/0096 (NLE) */
TOELICHTING 1. Bij haar besluit
van 1 april 1987[1]
heeft de Commissie haar diensten opgedragen alle handelingen na maximaal
tien wijzigingen te codificeren, waarbij zij erop wijst dat dit een
minimumregel is en dat haar diensten ter wille van de duidelijkheid en het
juiste begrip van de bepalingen ernaar zouden moeten streven de teksten
waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met nog kortere tussenpozen te
codificeren. 2. De Commissie heeft een aanvang gemaakt
met de codificatie van Verordening (EG) nr. 975/98 van de Raad van 3 mei 1998
over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde
euromuntstukken[2],
en het desbetreffende voorstel bij de wetgever ingediend[3]. De nieuwe verordening moest
de verschillende handelingen die erin zijn verwerkt vervangen[4]. 3. In de loop van de
wetgevingsprocedure heeft de Europese Centrale Bank (ECB) in haar advies over
het codificatievoorstel[5]
aanbevolen een aantal wijzigingen aan te brengen met betrekking tot de
technische specificaties in de tabel in artikel 1 van Verordening (EG) nr.
975/98 en in bijlage I bij het codificatievoorstel. Daar de
voorgestelde herformulering van die bijlage een inhoudelijke wijziging zou
inhouden en daarmee verder zou gaan dan loutere codificatie, werd het
noodzakelijk geacht punt 8[6]
van het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor
een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten[7], toe te passen, gelet
op de gemeenschappelijke verklaring ten aanzien van dat punt[8]. 4. De wijzigingen die aan de tabel in
artikel 1 van Verordening (EG) nr. 975/98 moeten worden aangebracht, betreffen
de vervanging door nieuwe waarden van alle bestaande waarden die betrekking
hebben op de dikte van muntstukken. In die tabel wordt in de derde kolom de
dikte van de muntstukken vermeld, met een voetnoot die verwijst naar de
indicatieve waarde van de dikte. Zoals in bovengenoemd advies van de ECB wordt
vermeld, was die indicatieve waarde weliswaar de enige waarde die in 1998
kon worden bepaald toen de technische specificaties van voor circulatie
bestemde euromuntstukken voor het eerst werden vastgesteld, maar wordt het nu
passend geacht dat dergelijke indicatieve waarden worden vervangen door de
werkelijke waarden inzake de dikte van de euromuntstukken die genoegzaam bekend
zijn en door de munten worden gebruikt als referentiewaarden voor de
muntstukkenproductie. Als gevolg van deze wijziging dient overweging 13 van
Verordening (EG) nr. 975/98, die een verklaring bevat inzake de indicatieve aard
van de diktewaarden, te worden geschrapt. 5. De codificatie van Verordening (EG)
nr. 975/98 moet daarom worden omgezet in een herschikking, teneinde de
noodzakelijke wijzigingen te kunnen opnemen. ê 975/98
(aangepast) 2013/0096 (NLE) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD over de denominaties en technische
specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken (Herschikking) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel Ö 128, lid 2 Õ , Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Gezien het advies van het Europees Parlement[9], Gezien het advies van de Europese Centrale
Bank[10], Overwegende hetgeen volgt: ò nieuw (1) Verordening
(EG) nr. 975/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de denominaties en technische
specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken[11] is herhaaldelijk
en ingrijpend gewijzigd[12].
Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot
herschikking van die verordening te worden overgegaan. ê 975/98 overweging
2 (aangepast) (2) In artikel Ö 128, lid 2 Õ , van het Verdrag is
bepaald dat de lidstaten munten in euro kunnen uitgeven, onder voorbehoud van
goedkeuring van de Europese Centrale Bank (ECB) met betrekking tot de
omvang van de uitgifte. De Raad kan Ö , op voorstel
van de Commissie en Õ na raadpleging van Ö het Europees
Parlement en Õ de ECB, maatregelen
nemen om de nominale waarden en technische specificaties van alle voor
circulatie bestemde munten te harmoniseren, voor zover dit nodig is voor een
goede circulatie van munten binnen de Ö Unie Õ . ê 975/98
overweging 3 (aangepast) (3) De coupures van
eurobankbiljetten lopen uiteen van 5 tot 500 Ö euro Õ . De denominaties
van bankbiljetten en muntstukken moeten het mogelijk maken betalingen van
bedragen die in euro en in cent luiden, gemakkelijk te verrichten. ê 975/98
overweging 5 (aangepast) (4) Het muntstelsel Ö van de Unie Õ moet het vertrouwen
van het publiek winnen en technologische vernieuwingen met zich brengen, zodat
het als veilig, betrouwbaar en efficiënt wordt beschouwd. ê 975/98
overweging 6 (aangepast) (5) De acceptatie van het stelsel
door het publiek is een van de hoofddoelstellingen van het muntstelsel Ö van de Unie Õ . Het vertrouwen van
het publiek in het stelsel hangt af van de fysieke kenmerken van de
euromuntstukken, die gebruikersvriendelijk zouden moeten zijn. ê 975/98
overweging 7 (6) Met consumentenorganisaties,
de Europese blindenverenigingen en vertegenwoordigers van de
verkoopautomatenindustrie is overleg gevoerd om rekening te houden met de
specifieke eisen van belangrijke categorieën gebruikers van muntstukken. Voor
een soepele overgang op de euro en ter bevordering van de acceptatie van de
muntstukken door de gebruikers, moesten de muntstukken door hun visuele en
tactiele kenmerken gemakkelijk van elkaar te onderscheiden zijn. ê 975/98
overweging 8 (aangepast) (7) De herkenbaarheid van de
euromuntstukken wordt verbeterd en de gewenning daaraan wordt vergemakkelijkt Ö door de Õ samenhang tussen de
grootte van de diameter en de nominale waarde van de muntstukken. ê 975/98
overweging 9 (8) Vanwege de hoge nominale
waarde van de muntstukken van 1 en 2 euro zijn voor deze munten extra
beveiligingskenmerken nodig om fraude te bemoeilijken. Het gebruik van een
techniek waarbij de muntstukken in drie lagen worden vervaardigd en het
combineren van twee verschillende kleuren in het muntstuk worden geacht de meest
effectieve beveiliging te zijn die beschikbaar is. ê 975/98
overweging 11 (aangepast) (9) Ö Bij Õ Richtlijn 94/27/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1994 tot twaalfde
wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de
wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking
van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen
en preparaten[13],
wordt het gebruik van nikkel in bepaalde producten beperkt, aangezien was
geconstateerd dat nikkel onder bepaalde omstandigheden allergieën kan
veroorzaken. Muntstukken vallen niet onder die richtlijn. Ö Desalniettemin Õ lijkt het wenselijk
het nikkelgehalte van muntstukken te verminderen Ö om redenen
verband houdende met de volksgezondheid Õ. ê 975/98
overweging 13 Van alle voorgeschreven technische specificaties voor euromuntstukken
is alleen de waarde voor de dikte van indicatieve aard, aangezien de feitelijke
dikte van een muntstuk afhankelijk is van een voorgeschreven diameter en
gewicht, ê 975/98 overweging 10
(aangepast) en
566/2012 overweging 3 (aangepast) (10) Ö Doordat Õ de munten een Ö gemeenschappelijke Õ Europese en een Ö kenmerkende Õ nationale zijde Ö hebben, geven Õ zij de idee van een
Europese monetaire unie tussen de lidstaten duidelijk weer. Op de
gemeenschappelijke Europese zijde van euromunten is zowel de naam van de
eenheidsmunt als de denominatie van de munt weergegeven. Op de nationale zijde
zou noch de naam van de eenheidsmunt, noch de denominatie van het muntstuk
mogen worden herhaald. ê 566/2012
overweging 4 (11) Op de nationale zijde van de
munt moet de lidstaat van uitgifte duidelijk worden vermeld, zodat
geïnteresseerde muntgebruikers gemakkelijk kunnen zien welke de lidstaat van
uitgifte is. ê 566/2012
overweging 5 (aangepast) (12) Het randschrift van euromunten
moet worden beschouwd als deel van de nationale zijde en Ö dient Õ derhalve de
aanduiding van de denominatie niet Ö te Õ herhalen, behalve op
het muntstuk van 2 euro, en mits alleen het cijfer „2” of de term „euro” in het
betrokken alfabet, of beide worden gebruikt. ê 566/2012
overweging 6 (aangepast) (13) Elke lidstaat die de euro als
munt heeft, neemt een besluit over het ontwerp op de nationale zijde van
euromunten en Ö moet Õ daarbij rekening Ö houden Õ met het feit dat de
euromunten niet alleen in de lidstaat van uitgifte, maar in het gehele eurogebied
circuleren. Om ervoor te zorgen dat munten, ook aan hun nationale zijde,
onmiddellijk als euromunten herkenbaar zijn, moet het ontwerp volledig omringd
zijn door de twaalf sterren van de Unievlag. ê 566/2012
overweging 7 (aangepast) (14) Om de herkenning van de
circulatiemunten te vergemakkelijken en passende continuïteit bij het munten te
verzekeren, Ö dienen Õ de lidstaten de
ontwerpen die voor de nationale zijde van gewone eurocirculatiemunten worden
gebruikt, slechts eens in de vijftien jaar Ö te kunnen Õ veranderen, tenzij
het op het muntstuk afgebeelde staatshoofd verandert. Veranderingen die nodig
zijn om vervalsing van de munt te voorkomen, moeten wel worden toegestaan. De
Raad moet besluiten over veranderingen in het ontwerp van de gemeenschappelijke
Europese zijde van circulatiemunten en stemrechten moeten worden beperkt tot de
lidstaten die de euro als munt hebben. ê 566/2012
overweging 8 (15) Individuele lidstaten moeten
herdenkingsmunten kunnen uitgeven om gebeurtenissen van groot nationaal of
Europees belang te vieren, terwijl de gezamenlijke uitgifte van
herdenkingsmunten door alle lidstaten die de euro hebben, moet worden
gereserveerd voor gebeurtenissen van het hoogste Europese belang. Het muntstuk
van 2 euro is voor dit doel het meest geschikt, vooral wegens de grote diameter
en de technische kenmerken, die een adequate bescherming tegen vervalsing
bieden. ê 566/2012
overweging 9 (aangepast) (16) Aangezien euromunten in het
gehele eurogebied circuleren, dienen lidstaten die nieuwe munten willen
uitgeven elkaar en de Commissie, ter voorkoming van het gebruik van ongeschikte
ontwerpen, voor de geplande uitgiftedatum te informeren over voorontwerpen voor
de nationale zijde van euromunten. De Commissie Ö dient te
verifiëren Õ of de ontwerpen in
overeenstemming zijn met de technische voorschriften van deze verordening. De
voorontwerpen moeten zo ruim voor de geplande uitgiftedatum worden voorgelegd
dat de lidstaten van uitgifte het ontwerp zo nodig kunnen wijzigen. ê 566/2012
overweging 10 (17) Daarenboven moeten eenvormige
voorwaarden voor de goedkeuring van de ontwerpen van de nationale zijden van de
euromunten worden bepaald om te voorkomen dat ontwerpen worden gekozen die in
sommige lidstaten als ongeschikt worden beschouwd. Aangezien de lidstaten van
uitgifte bevoegd zijn voor een zo gevoelige aangelegenheid als het ontwerp van
de nationale zijde van euromunten, moeten aan de Raad uitvoerende bevoegdheden
worden toegekend. Elk door de Raad op basis daarvan genomen uitvoeringsbesluit
zou nauw verband houden met de besluiten die de Raad vaststelt op grond van
artikel 128, lid 2, van het Verdrag. Derhalve dienen voor de vaststelling van
dergelijke besluiten de stemrechten van de leden van de Raad die lidstaten
vertegenwoordigen die de euro niet als munt hebben, overeenkomstig artikel 139,
lid 4, van het Verdrag te worden geschorst. De procedure moet de lidstaten van
uitgifte de mogelijkheid bieden het ontwerp zo nodig tijdig te wijzigen, ê 975/98 HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: ê 975/98
(aangepast) Artikel 1 De serie euromuntstukken bestaat uit acht
denominaties, die uiteenlopen van 1 cent tot 2 euro en die Ö aan de in
bijlage I weergegeven technische specificaties moeten voldoen. Õ ê 566/2012 art. 1
(aangepast) Artikel 2 Voor de toepassing van deze verordening wordt
verstaan onder: 1) „circulatiemunten”: voor circulatie
bestemde euromunten, waarvan de denominaties en technische specificaties zijn Ö genoemd Õ in artikel 1; 2) „gewone circulatiemunten”: voor
circulatie bestemde euromunten met uitzondering van herdenkingsmunten; 3) „herdenkingsmunten”:
circulatiemunten die bestemd zijn om een bepaalde gebeurtenis te herdenken als Ö nader bepaald Õ in artikel 9. Artikel 3 Circulatiemunten hebben een gemeenschappelijke
Europese zijde en een kenmerkende nationale zijde. Artikel 4 1. De denominatie op de nationale zijde van
circulatiemunten mag geheel noch gedeeltelijk worden herhaald. Op deze zijde
mag evenmin de naam van de eenheidsmunt of van de onderverdeling ervan worden
herhaald, tenzij een dergelijke vermelding het gevolg is van het gebruik van
een ander alfabet. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1, mag
het randschrift van het muntstuk van 2 euro melding maken van de denominatie,
mits alleen het cijfer „2” of de term „euro” in het betrokken alfabet, of beide
worden gebruikt. Artikel 5 Op de nationale zijde van alle denominaties
van circulatiemunten wordt aangegeven welke de lidstaat van uitgifte is; dit
geschiedt door middel van de vermelding van hetzij de naam van de betrokken
lidstaat, hetzij een afkorting daarvan. Artikel 6 1. Op de nationale zijde van de
circulatiemunten is een cirkel van twaalf sterren afgebeeld Ö die Õ het nationale
ontwerp met het jaartal en de naam van de lidstaat van uitgifte Ö volledig
omringt Õ . Onderdelen van het
ontwerp mogen tot in de sterrencirkel reiken mits alle sterren duidelijk en
volledig zichtbaar blijven. De twaalf sterren worden op dezelfde wijze
afgebeeld als op de Unievlag. 2. De ontwerpen voor de nationale zijde van
circulatiemunten worden gekozen rekening houdend met het feit dat euromunten
circuleren in alle lidstaten die de euro als munt hebben. Artikel 7 1. De ontwerpen die worden gebruikt voor de
nationale zijden van gewone munten mogen slechts één keer per vijftien jaar
worden gewijzigd, onverminderd wijzigingen die noodzakelijk zijn om vervalsing
van de munteenheid te voorkomen. 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1, kunnen
ontwerpen die worden gebruikt voor de nationale zijden van gewone munten worden
gewijzigd indien het op een munt afgebeelde staatshoofd verandert. Het feit dat
de functie van staatshoofd tijdelijk vacant is of voorlopig wordt waargenomen,
geeft echter geen bijkomend recht op een dergelijke wijziging. Artikel 8 De lidstaten van uitgifte actualiseren hun
nationale zijde van gewone munten uiterlijk op 20 juni 2062 om geheel
aan deze verordening te voldoen. Artikel 9 1. Herdenkingsmunten hebben een nationaal
ontwerp dat verschilt van dat van de gewone munten en mogen alleen
gebeurtenissen van groot nationaal of Europees belang herdenken. De
herdenkingsmunten die gezamenlijk worden uitgegeven door alle lidstaten die de
euro als munt hebben, herdenken alleen gebeurtenissen van het hoogste Europese
belang en het ontwerp ervan laat de eventuele grondwettelijke eisen van die
lidstaten onverlet. 2. Het randschrift van herdenkingsmunten is
hetzelfde als dat van gewone munten. 3. Herdenkingsmunten kunnen uitsluitend een
nominale waarde van 2 euro hebben. Artikel 10 1. De lidstaten informeren elkaar over de
voorontwerpen van nieuwe nationale zijden van circulatiemunten, met inbegrip
van het randschrift, en, wat herdenkingsmunten betreft, over de geraamde omvang
van de uitgifte, voordat zij deze ontwerpen officieel goedkeuren. 2. Aan de Raad wordt de bevoegdheid toegekend
om met gekwalificeerde meerderheid ontwerpen voor nieuwe of gewijzigde
nationale zijden van circulatiemunten goed te keuren overeenkomstig de in de
leden 3 tot en met 7 beschreven procedure. Bij het nemen van de in dit artikel bedoelde
besluiten worden de stemrechten van de lidstaten die de euro niet als munt
hebben, geschorst. 3. In het kader van lid 1 worden voorontwerpen
van circulatiemunten door de lidstaat van uitgifte in beginsel ten minste drie
maanden voor de geplande uitgiftedatum voorgelegd aan de Raad, de Commissie en
de andere lidstaten die de euro als munt hebben. 4. Binnen zeven dagen na de in lid 3 genoemde
voorlegging kan een lidstaat die de euro als munt heeft, in een aan de Raad en
de Commissie gericht, met redenen omkleed advies bezwaar maken tegen het door
de lidstaat van uitgifte voorgestelde voorontwerp indien dat voorontwerp onder
zijn burgers waarschijnlijk negatieve reacties zal oproepen. 5. Indien de Commissie oordeelt dat het
voorontwerp niet voldoet aan de technische voorschriften van deze verordening,
legt zij binnen zeven dagen na de in lid 3 genoemde voorlegging een negatieve
beoordeling voor aan de Raad. 6. Indien aan de Raad niet binnen de
respectievelijk in de leden 4 en 5 genoemde termijnen een met redenen omkleed
advies of negatieve beoordeling is voorgelegd, wordt het besluit tot
goedkeuring van het ontwerp geacht door de Raad te zijn aangenomen op de dag
volgende op het verstrijken van de in lid 5 bedoelde termijn. 7. In alle andere gevallen neemt de Raad
onverwijld een besluit over de goedkeuring van het voorontwerp, tenzij de
lidstaat van uitgifte binnen zeven dagen na de voorlegging van een met redenen
omkleed advies of van een negatieve beoordeling zijn voorgestelde voorontwerp
intrekt en de Raad mededeelt voornemens te zijn een nieuw voorontwerp voor te
leggen. 8. Alle relevante informatie over nieuwe
ontwerpen voor de nationale zijde van circulatiemunten wordt door de Commissie
bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 11 De artikelen 4, 5 en 6 en artikel 9, lid 2: a) zijn niet van toepassing op
circulatiemunten die zijn uitgegeven of vervaardigd vóór 19 juni 2012, b) zijn, gedurende een overgangstermijn
die eindigt op 20 juni 2062, niet van toepassing op de ontwerpen van
circulatiemunten die op 19 juni 2012 reeds wettig in gebruik waren. Circulatiemunten die tijdens de
overgangsperiode zijn uitgegeven of vervaardigd, kunnen voor onbepaalde tijd
een wettig betaalmiddel blijven. ê Artikel 12 Verordening (EG) nr. 975/98 wordt ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening
gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen
volgens de concordantietabel in bijlage III. ê 975/98 (aangepast) Artikel 13 Deze verordening treedt in werking op Ö de twintigste
dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese
Unie Õ . Deze
verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk
in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter ê 975/98
(aangepast) è1 423/1999
Art. 1, punt 1, onder a) è2 423/1999
Art. 1, punt 1, onder b) è3 423/1999
Art. 1, punt 1, onder c) è4 423/1999
Art. 1, punt 2 ð nieuw BIJLAGE I Ö De in
artikel 1 bedoelde technische specificaties Õ Nominale waarde (euro) || Diameter in mm || Dikte in mm(1) || Gewicht in g || Vorm || Kleur || Legering || Rand 2 || 25,75 || 1,95 ð 2,20 ï || 8,5 || rond || buitenste gedeelte: wit || koper-nikkel (Cu75Ni25) || Randschrift fijne kartel binnenste gedeelte: geel || drielaags nikkel-messing/ nikkel/nikkel-messing CuZn20Ni5/Ni12/ CuZn20Ni5 1 || 23,25 || 2,125 ð 2,33 ï || 7,5 || rond || buitenste gedeelte: geel || nikkel-messing (CuZn20Ni5) || Onderbroken kartel binnenste gedeelte: wit || drielaags Cu75Ni25/Ni7/ Cu75Ni25 0,50 || 24,25 || è1 1,88 ç ð 2,38 ï || è2 7,8 ç || rond || geel || „Nordic Gold„ Cu89Al5Zn5Sn1 || è3 getand ç 0,20 || 22,25 || 1,63 ð 2,14 ï || 5,7 || „Spanish flower„-vorm || geel || „Nordic Gold„ Cu89Al5Zn5Sn1 || vlak 0,10 || 19,75 || 1,51 ð 1,93 ï || 4,1 || rond || geel || „Nordic Gold„ Cu89Al5Zn5Sn1 || è4 getand ç 0,05 || 21,25 || 1,36 ð 1,67 ï || 3,9 || rond || Ö rood Õ || staal met laagje koper || glad 0,02 || 18,75 || 1,36 ð 1,67 ï || 3 || rond || Ö rood Õ || staal met laagje koper || glad met groef 0,01 || 16,25 || 1,36 ð 1,67 ï || 2,3 || rond || Ö rood Õ || staal met laagje koper || glad (1) De waarden voor de dikte zijn indicatief. _____________ é BIJLAGE II Ingetrokken verordening met overzicht
van de achtereenvolgende wijzigingen ervan Verordening (EG) nr. 975/98 van de Raad || (PB L 139 van 11.5.1998, blz. 6) || Verordening (EG) nr. 423/1999 van de Raad Verordening (EU) nr. 566/2012 van de Raad || (PB L 52 van 27.2.1999, blz. 2) (PB L 169 van 29.6.2012, blz. 8) _____________ BIJLAGE III Concordantietabel Verordening (EG) nr. 975/98 || De onderhavige verordening Artikel 1, aanhef || Artikel 1 Artikel 1 bis || Artikel 2 Artikel 1 ter || Artikel 3 Artikel 1 quater || Artikel 4 Artikel 1 quinquies || Artikel 5 Artikel 1 sexies || Artikel 6 Artikel 1 septies || Artikel 7 Artikel 1 octies || Artikel 8 Artikel 1 nonies || Artikel 9 Artikel 1 decies || Artikel 10 Artikel 1 undecies, aanhef, punt a) en de eerste zin van punt b) || Artikel 11, eerste alinea Artikel 1 undecies, tweede zin van punt b) || Artikel 11, tweede alinea - || Artikel 12 Artikel 2 || Artikel 13 Artikel 1, tabel || Bijlage I - || Bijlage II - || Bijlage III _____________ [1] COM(87) 868 PV. [2] Uitgevoerd overeenkomstig de mededeling van de Commissie
aan het Europees Parlement en de Raad: Codificatie van het Acquis
communautaire, COM(2001) 645 definitief. [3] COM(2010) 691 definitief. [4] Zie bijlage II bij dit voorstel. [5] Advies van de Europese
Centrale Bank van 4 maart 2011 inzake een voorstel voor een verordening van de
Raad over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie
bestemde euromuntstukken (codificatie) (PB C 114 van 12.4.2011, blz. 1). [6] „Ingeval het in de loop van de wetgevingsprocedure nodig
zou blijken, verder te gaan dan een loutere codificatie en inhoudelijke
wijzigingen aan te brengen, staat het aan de Commissie, in voorkomend geval het
(de) daartoe nodige voorstel(len) te doen.” [7] PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2. [8] „Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie nemen
er kennis van dat, ingeval het nodig mocht blijken verder te gaan dan een
loutere codificatie en inhoudelijke wijzigingen aan te brengen, de Commissie in
haar voorstellen per geval tussen de procedure van algehele herziening en het
doen van een apart wijzigingsvoorstel kan kiezen. Het codificatievoorstel
blijft dan hangende en de inhoudelijke wijziging wordt daarin later, na
vaststelling, verwerkt.” [9] PB C […] van […], blz. […]. [10] PB C […] van […], blz. […]. [11] PB L 139 van 11.5.1998, blz. 6. [12] Zie bijlage II. [13] PB L 188 van 22.7.1994, blz. 1.